*BÏBBÏÏÏ5aBBBBBÏBÏBBi. ••••BBs k Il ll ll ia ai ll ll I . 1I II IH II NM II II II II I II IM Ii n •• •• •• •• •• •• ! - 4M —• •• •• •• «• •• •• — 1 P
kb
ov
taludbekleding van gezette steen onder golfaanval
invloed van de doorlatend heid van de fundering
verslag modelonderzoek
M 1410 deel 11
INHOUD blz. 1. Inleiding . 1 1.1 Opdracht 1 1.2 Probleemstelling 1 1.3 Samenvatting en konklusies. . 3 2. Het model 5 2.1 Modelopstelling 5 2.2 De meet- en verwerkingsprocedure 5 3. Het onderzoek 7 3. 1 Meetprogramma 7 3.2 Resultaten 8 3.2.1 Golfhoogte waarbij schade wordt bereikt 8 3.2.2 Plaats van schade 9 4. Diskussie 11
FIGUREN
1 Modelopstelling
2 Onderzochte varianten van de taludopbouw 3 Zeefkromme van het funderingsgrind
4 Voorbeeld gemeten golfhoogteoverschrijdingslijnen en energiedichtheidsspektra 5 Plaats van schade als funktie van de golfsteilheid, talud 1 : 3
6 Plaats van schade als funktie van de golfsteilheid, talud 1 : 6 7 Plaats van schade als funktie van de parameter £
FOTO'S
1 Modelopstelling
2 Taludopbouw bij ondoorlatende fundering 3 Taludopbouw bij doorlatende fundering 4 Detail brekende golf
SYMBOLENLIJST
H = signifikante golfhoogte s
T = topperiode van het spektrum
a = vertikale maat tussen stilwater-lijn en plaats van schade
b = horizontale afstand tussen plaats van schade en het snijpunt van het talud met de stilwater-lijn
g = versnelling van de zwaartekracht a = taludhelling
TALUDBEKLEDING VAN GEZETTE STEEN ONDER GOLFAANVAL Invloed van de doorlatendheid van de fundering
1. Inleiding 1.1 Opdracht
In het kader van het onderzoek naar de golfbelasting op een taludbekleding van gezette steen werd tijdens de 96 vergadering van werkgroep 1 van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen, d.d. 30 november 1978, besloten het Waterloopkundig Laboratorium opdracht te verlenen modelonderzoek uit te voeren betreffende de invloed van de doorlatendheid van de fundering op de stabiliteit van de taludbekleding. Het onderzoek werd in de maanden januari en februari
1979 uitgevoerd in de 1 m brede. Scheldegoot van het Laboratorium de Voorst. Het onderzoek stond onder leiding van ir. J.K. Kostense, die tevens dit verslag samenstelde.
1.2 Probleemstelling
Bij het eerder uitgevoerde modelonderzoek M 1410, deel I QJ werd bij ver-schillende lengteschalen van het model de golfhoogte bepaald, die tot bescha-diging van de taludbekleding leidt. De blokken lagen hierbij op een ondoor-latende fundering. Uit dat modelonderzoek kon worden gekonkludeerd dat althans voor de onderzochte omstandigheden noch bij regelmatige, noch bij onregelmatige golven duidelijke schaaleffekten optraden in de golfhoogte, waarbij schade werd bereikt. De onderzochte lengteschalen varieerden tussen 1 : 3,6 en 1 : 10,0. In het schade-gebied werden de blokken om en om vast aan het talud bevestigd - de zogenaamde dambordkonstruktie -, zodat de door bovenliggende blokken uitge-oefende belasting teniet werd gedaan. Besloten werd deze methode ook bij voort-gezet onderzoek toe te passen. Hierbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat ook in de natuur één of meerdere blokken los kunnen liggen en dat bezwijken van de gehele konstruktie wordt ingeleid wanneer zulk een blok uit de glooiing wordt gelicht.
-2-Op grond van de resultaten van het modelonderzoek M 1410, deel I kan bij eenbepaalde lengteschaal een systematisch onderzoek uitgevoerd worden dat zal moeten leiden tot richtlijnen voor de dimensionering van een taludbekleding van gezette steen. Bij dit onderzoek dient bij onregelmatige golven de invloed van de taludhelling, de golfperiode, de waterdiepte, alsmede de invloed van de afmetingen en de dichtheid van de blokken op de stabiliteit van de be-kleding te worden bepaald.
In het voorgaande is bij de opsomming van de te onderzoeken parameters de doorlatendheid van de fundering ongenoemd gebleven. Deze invloed is eerder onderzocht bij het met regelmatige golven uitgevoerde modelonderzoek M 1057
Qf] . Naast een ondoorlatende fundering werd bij dit onderzoek ook een door-latende fundering toegepast, waarbij de blokken op een 0,025 m dikke laag grind (D-^ = 6 a 7 mm) werden geplaatst. De waterdiepte werd niet gevarieerd en bedroeg 0,80 m. De resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel.
blokafmetingen
4
4
4
4
6 6 6 6 in X X X X X X X X cm3 4 x 4 x 4 x4 x
6 x 6 x 6 x 6 x 2 2 2 2 2 2 2 2 taludhelling 1:3 1:3 1:6 1:6 1:3 1:3 1:6 1:6 golfperiode in s 1,4 2,0 1,4 2,0 1,4 2,0 1,4 2,0 s chade-go1fhoogte doorl. fund. 0,07 0,07 a 0,08 0,06 a 0,08 0,05 a 0,06 0,06 0,08 0,06 a 0,08 0,05 a 0,06in
ondoorl. 0,09 0,07 0,10 0,07 0,16 0,11 0,16 0,09 a a a a a a a a m fund. 0,10 0,08 0,11 0,08 0,18 0,13 0.17 0,10 Tabel 1 Invloed doorlatendheid van de fundering bij regelmatige golven,onder-zoek M 1057
Zoals blijkt werd eerder schade bereikt bij de doorlatende fundering. Bij dit onderzoek werd geen dambordkonstruktie toegepast; dat wil zeggen alle blokken waren los op het talud geplaatst.
Aangezien de invloed van de doorlatendheid van de fundering noch bij een dam-bordkonstruktie noch bij onregelmatige golven bekend was, werd besloten het
-3-bovengenoemde systematisch onderzoek vooraf te laten gaan door een onderzoek naar de invloed van de doorlatendheid van de fundering om zodoende eventueel de omvang van het systematisch onderzoek te kunnen beperken.
1.3 Samenvatting en konklusies
1 Het onderzoek is uitgevoerd voor blokken met afmetingen 0 , 0 4 x 0 , 0 4 x 0 , 0 2 m3
en een dichtheid van 2200 kg/m3. De in het model gereproduceerde
omstandig-heden zijn: - talud 1 : 3
waterdiepte: 0,80 m
topperiode van het spektrum: 1,4 s
r talud 1 : 3
waterdiepte: 0,80 m
topperiode van het spektrum: 2,0 s - talud 1:6
waterdiepte: 0,80 m
topperiode van het spektrum: 1,4 s
Bij iedere omstandigheid is de opbouw van het talud op drie verschillende manieren gerealiseerd:
- blokken op een ondoorlatende plaat
- idem, waarbij aan de onderzijde van de blokken staafjes gelijmd zijn, resulterend in een spleet van 0,5 mm tussen de blokken en de ondoorla-tende plaat
- blokken op een 0,025 m dikke laag grind met D _ = 0,006 m, waaronder een ondoorlatende plaat.
2 De golf hoogte, waarbij schade wordt bereikt bedraagt voor een steenzetting op een doorlatende fundering onder de onderzochte omstandigheden slechts 45 a 65% van de schade-golfhoogte bij een ondoorlatende fundering. Wanneer bij een ondoorlatende fundering een spleet van 0,5 mm tussen de blokken en de on-doorlatende plaat wordt gecreëerd, neemt de schade-golfhoogte af.
3 De plaats van schade is onafhankelijk van de doorlatendheid van de fundering. Op grond van de beschikbare gegevens (zie de figuren 5, 6 en 7) zijn wat betreft de plaats van schade voorlopig de volgende grenzen vastgesteld:
4
-0 , 5 < a/H < 1,1 voor 2TT H / g T2 > 0,025 en
S S K
0,035 < 2TT b / g T2 < 0,075 voor 2TT H / g T2 < 0,1 t g2 a
5
-2 . Het model
2.1 Modelopstelling
De 1 m brede golfgoot, waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden, is uitgerust met een hydraulisch aangedreven golfschot. Het schot is bevestigd aan een zo-genaamde wiegkonstruktie, waardoor de bewegingen kunnen variëren tussen zuivere rotatie en zuivere translatie. Op deze wijze kunnen de bewegingen van het schot optimaal worden aangepast aan het verloop van de horizontale orbitaalsnelheden van de op te wekken golven.
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een talud met een breedte gelijk aan die van de goot. Het talud bestond uit een stalen frame afgedekt met een betonnen plaat. Het frame was scharnierend aan de gootbodem bevestigd, zodat een verande-ring van de taludhelling eenvoudig kon worden verwezenljkt (zie foto 1 ) . De modeldpstelling is gegeven op figuur 1. Het onderzoek is uitgevoerd voor blokken
met afmetingen 0,04 x 0,04 x 0,02 m3 en een dichtheid van 2200 kg/m3.
Figuur 2 geeft de taludopbouw bij de verschillende onderzochte varianten. In tegenstelling tot het onderzoek M 1410, deel 1, waarbij de blokken o m e n om vast aan het talud werden bevestigd, hebben bij het huidige onderzoek de "vaste" blokken een vertikale bewegingsvrijheid. Deze bewegingsvrijheid werd gerealiseerd door de voorgeboorde blokken nauwsluitend over de vertikale staafjes te plaatsen
(zie de foto's 2 en 3 ) . Zodoende kon een verandering van de doorlatendheid van de fundering snel worden gerealiseerd. Ondanks de vertikale bewegingsvrijheid werden deze blokken tijdens het onderzoek niet uit de bekleding gelicht. De af-meting van de spleten tussen de "losse" en de "vaste" blokken bedroeg 1,0 mm.
Bij variant b zijn evenals bij het onderzoek M 1410, deel I, staafjes met een dia-meter van 0,5 mm tegen de onderzijde van de blokken gelijmd.
De zeefkromme van het bij variant c toegepaste funderingsgrind is weergegeven op figuur 3.
2.2 De méét- en verwerkingsprocedure
Voor de opwekking van de onregelmatige golven is gebruik gemaakt van ponsband-sturing. Dit heeft het voordeel dat de opeenvolging van de opgewekte golven bij
-6-iedere proef identiek is. De gebruikte ponsband was gelijk aan die welke tijdens het onderzoek M 1410, deel I, werd toegepast.
De bij het onderzoek gebruikte golfhoogteopnemers zijn van het weerstandstype. Omdat met name bij talud 1 : 3 hoge reflektiekoëfficiënten optreden is ter be-paling van de hoogte van de inkomende golven gebruik gemaakt van een door Thornton en Calhoun [3j beschreven methode. Deze methode is gebaseerd op de bepaling van het kruisspektrum van twee gelijktijdig opgenomen signalen. De golfhoogte-opnemers werden ongeveer halverwege de gootlengte geplaatst. Voor de bepaling van de optimale afstand tussen de opnemers is gebruik gemaakt van het werk van Goda en Suzuki [4].
Figuur 4 toont een voorbeeld van de gemeten energiedichtheidsspektra en het hieruit berekende spektrum van de inkomende golven.
De duur van de proeven bedroeg 1000 golven. Wanneer schade werd bereikt, werd de proef voortijdig beëindigd. Om de bij deze proeven behorende golfhoogte te bepalen werden zij herhaald met een afgedekt talud.
-7-3. Het onderzoek 3.1 Meetprogramma
Het uitgevoerde onderzoek omvat 12 meetseries. Voor drie verschillende omstan-digheden werd de invloed van de taludopbouw onderzocht.
De in het model gereproduceerde omstandigheden zijn: - talud 1:3, topperiode van het spektrum 1,4 s, - talud 1:3, topperiode van het spektrum 2,0 s, - talud 1:6, topperiode van het spektrum 1,4 s. De waterdiepte in de golfgoot bedroeg steeds 0,80 m.
De taludopbouw werd op vier verschillende manieren gerealiseerd, namelijk: a blokken direkt op een ondoorlatende plaat (zie foto 2 ) ,
b idem, waarbij aan de onderzijde van de blokken staafjes zijn gelijmd, resul-terend in een spleet van 0,5 mm tussen de blokken en de doorlatende plaat,
c blokken op een 0,025 m dikke laag grind met D,o = 0,0062 m, waaronder een
ondoorlatende plaat (zie foto 3 ) ,
d blokken - zonder aangelijmde staafjes - direkt op een geperforeerde plaat met een openingspercentage van 3,3 /oo.
Dwarsdoorsneden over het talud zijn gegeven op figuur 2.
De onder d genoemde variant met een geperforeerde plaat was niet voorzien in het oorspronkelijk vastgestelde meetprogramma, maar was een gevolg van de ge-kozen konstruktiemethode. Voor het beproeven van de ondoorlatende fundering werd in plaats van grind een plaat over de in paragraaf 2.1 genoemde vertikale staafjes geplaatst. Omdat ter plaatse van de in de plaat geboorde gaten oor-spronkelijk geen afdoende afdichting werd toegepast ontstond de geperforeerde plaat van variant d. Niettemin worden de proeven met deze abusievelijk onder-zochte variant in dit verslag besproken, omdat de resultaten ervan nogal af-wijken van de resultaten met de overige varianten.
-8-3.2 Resultaten
3.2.1 Golfhoogte waarbij schade wordt bereikt
De resultaten van de uitgevoerde metingen zijn verzameld in de achter de tekst opgenomen tabel 2.
In onderstaande tabel is voor de verschillende onderzochte omstandigheden aan-gegeven bij welke golfhoogte begin van schade wordt bereikt.
talud-helling 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:6 1:6 1:6 1:6 taludopbouw (ziefig. 2) a b c d a b c d a b c d topperiode (s)
1,4
1,4
1,4
1,4 2,0 2,0 2,0 2,01,4
1,41,4
1,4 hoogste H s zonder schade (m) 0,0755 0,0595 0,0440 0,0890 0,0540 0,0495 0,0350 0,0750 0,0875 0,0605 0,0400 0,1245 laagste H met schade (m) 0,0725 0,0575 0,0460 0,0865 0,0555 0,0520 0,0365 0,0690 0,0900 0,0560 0,0425 0,1220Tabel 3 Begin van schade
Uit de tabel blijkt dat bij alle onderzochte omstandigheden begin van schade eerder optreedt bij de doorlatende fundering (variant c) dan bij de ondoor-latende fundering (variant a ) . Bij de doorondoor-latende fundering bedraagt de schade-golfhoogte slechts 45 a 65% van de schade-schade-golfhoogte bij de ondoorlatende
fundering; Voorts blijkt dat bij de ondoorlatende fundering een spleet van 0,5 mm tussen steenzetting en fundering de stabiliteit doet afnemen. Met name bij flauwe taludhellingen en kleine golfperioden is deze invloed opvallend.
-9-De oorzaak hiervan moet waarschijnlijk gezocht worden in het feit dat wanneer staafjes aan de blokken zijn gelijmd de blokken zich niet aan de plaat kun-nen vastzuigen.
Wanneer de blokken op een geperforeerde plaat liggen (variant d) komt dit de stabiliteit van de steenzetting zeer ten goede. De schade-golfhoogte neemt dan met 20 a 40% toe ten opzichte van de schade-golfhoogte bij de ondoorlaten-de funondoorlaten-dering (variant a ) . Het grote verschil tussen variant c en variant d kan slechts gedeeltelijk verklaard worden uit het feit dat bij variant d de blokken weer aan de plaat kunnen vastzuigen.
3.2.2 Plaats van schade
In tabel 2 is voor die proeven waarbij de steenzetting is beschadigd, de plaats van schade a aangegeven, waarbij a de vertikale maat representeert tussen stil-waterlijn en plaats van schade. In vrijwel alle gevallen werden de blokken uit het talud gelicht juist beneden het punt waar de golftong van de brekende golf op het talud slaat. De figuren 5 en 6 geven het verband tussen a/H en
s
2TT H /g T2 voor respektievelijk de taluds 1:3 en 1:6. Op deze figuren zijn tevens
s p
de bij het onderzoek M 1410, deel I, met onregelmatige golven verkregen resultaten verzameld. Het verloop van a/H met de golfsteilheid op diep water komt
kwali-s
tatief overeen met de resultaten voor regelmatige golven, zoals gepresenteerd in het verslag van modelonderzoek M 1057.
In tweede instantie is gezocht naar een voor de taluds 1:3 en 1:6 gemeenschappe-lijk verband tussen plaats van schade en een nader te bepalen golfparameter. De meest voor de hand liggende golfparameter is de door Battjes Q>] beschreven
parameter £ = tg al V 2ir H /g T2. Battjes toont aan - dat althans voor
regelma-s P
tige golven - E, een parameter is, waardoor vele karakteristieke eigenschappen van brekende golven worden beheerst. Zo kunnen het brekingskriterium, de
breker-type-klassifikatie, de golfoploop en de golfreflektie als funktie van £ beschre-ven worden.
Figuur 7 toont de plaats van schade als funktie van £. Langs de vertikale as is
de parameter 2TT b/g T2 uitgezet. De maat b representeert de horizontale afstand
tussen plaats van schade en het snijpunt van het talud met de stilwaterlijn.
Hoewel a/H ook redelijk blijkt te voldoen geeft 2TT b/g T2 een betere
korre-s p latie met £.
-10-Ofschoon aanvullende gegevens nodig zijn om het verband tussen 2ir b/g T2 en E,
te bevestigen blijkt wel uit figuur 7 dat noch de taludopbouw noch de water-diepte een belangrijke invloed op de plaats kan
hebben-Op grond van de op de figuren 5 t/m 7 getoonde resultaten zijn voorlopig de volgende grenzen voor de plaats van schade vastgesteld:
0,5 < a/H < 1,1 voor 2TT H /g T2 > 0,025 en
s s p
0,035 < 2 irb/g T2 < 0,075 voor 2ir H /g T2 < 0,1 tg2 a
-11-4. Diskussie
Bij het met regelmatige golven uitgevoerde onderzoek M 1057 werd visueel be-paald bij welke golfhoogten en op welke plaats beschadiging van de taludbekle-ding optrad. Hierbij werd gekonstateerd dat afhankelijk van de omstandigheden de blokken op verschillende manieren uit het talud gelicht werden. Voor een aantal situaties werd met behulp van drukdozen de belasting gemeten zowel tegen de boven- als de onderzijde van die blokken, die bij schade aan de bekleding het eerst uit het talud worden gedrukt. Uit bestudering van de meetresultaten bleek dat de optredende schade-mechanismen gekoppeld konden worden aan een drietal karakteristieke drukverschillen, welke ieder afzonderlijk voor kortere of langere tijd resulteren in een opwaarts gerichte belasting. Gebruikmakend van de in het verslag M 1057 gehanteerde terminologie kunnen de mechanismen als volgt worden beschreven:
a beschadiging als gevolg van de "dynamische verschildrukken" treedt op bij "plunging breakers". Visueel manifesteert dit mechanisme zich doordat na het breken van de golf een blok uit het talud is gelicht, juist beneden het punt waar de golftong op het talud slaat. Als oorzaak wordt aangegeven dat de onder de golftong van een plunging breakër ingesloten lucht wordt gekom-primeerd en vervolgens via een ontsnapping expandeert, hetgeen resulteert in een snelle afname van de belasting tegen de bovenzijde van de bekleding tot negatieve (opwaartse) drukken.
b beschadiging als gevolg van de "verschildrukken door faseverschuiving" is visueel te onderkennen doordat direkt na het breken van de golf een blok plotseling uit het talud wordt gelicht, juist boven het punt waar de
breker-tong neerslaat. Als verklaring wordt gegeven dat de drukstoot ten gevolge van de neerslaande golftong zich onder de bekleding kan voortplanten. Voor een punt dat buiten de invloedssfeer van de brekende golf ligt, kan dit re-sulteren in een snel oplopen van de druk onder de bekleding, terwijl de druk-verhoging aan het oppervlak nog niet is opgetreden.
c beschadiging als gevolg van de "quasi-statische verschildrukken" treedt op bij een relatief ondoorlatende bekleding en een relatief doorlatende funde-ring. Tijdens het breken, oplopen en zich terugtrekken van de golven neemt de druk zowel op als onder de bekleding achtereenvolgens snel toe en ver-volgens langzaam af. Als gevolg van de ondoorlatende bekleding stroomt het water onder de blokken echter minder snel af, hetgeen resulteert in opwaartse
-12-een blok, gelegen juist boven het punt tot waar het golfdal zakt, bij het terugtrekken van de golf langzaam uit de bekleding omhoog komt.
Een van dekonklusies van het onderzoek M 1057 is dat bij een doorlatende fundering en een relatief ondoorlatende taludbekleding het optreden van schade in de
eerste plaats wordt bepaald door de waarde van de quasi-statische verschildrukken. Ook bij het hier besproken onderzoek treedt eerder schade op bij de doorlatende fundering. Het is echter onbekend of dit feit toegeschreven kan worden aan de quasi-statische verschildrukken. Wel kan worden gesteld dat geen der verkregen resultaten, inclusief die met de slechts in geringe mate geperforeerde funde-ringsplaat, de verklaring van het onderzoek M 1057 tegenspreken.
De belangrijkste konklusie van dit onderzoek is dat bij een ondoorlatende fundering de bekleding aanzienlijk stabieler is dan bij een doorlatende fun-dering. Hieruit mag niet zonder meer de gevolgtrekking worden gemaakt dat het de voorkeur verdient de blokken direkt op klei te plaatsen. Vanwege gevaar voor uitspoelen en verwekingsverschijnselen van de klei zal een poreus filter onder de blokken waarschijnlijk noodzakelijk, zijn. Deze aspekten hebben geen deel uitgemaakt van het hier besproken onderzoek.
LITERATUUR
1 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM, KOSTENSE, J.K.
Taludbekleding van gezette steen onder golfaanval, stabiliteit van de bekleding bij verschillende modelschalen
Verslag modelonderzoek M 1410, deel I, april 1980 2 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM, WEVERS, A.
Stabiliteit taludbekleding van gezette steen onder golfaanval Verslag modelonderzoek M 1057, december 1970
3 THORNTON, E.B. en CALHOUN, R.J.
Spectral resolution of breakwater reflected waves
Proc. ASCE, Journal of the Waterways, Harbours and Coastal Engineering Division, WW 4, November 1972, pp. 443-460
4 GODA, Y. en SUZUKI, Y.
Estimation of Incident and Reflected Waves in Random Wave Experiments
Port and Harbour Research Institute, Ministry of Transport, Najase, Yokosuka, Japan, July 1976
5 BATTJES, J.A.
Computation of set-up, longshore currents, run-up and overtopping due to wind-generated waves
proef
nr.
Tl
T2
T3
TA
T5
T6
T7
T8
T9 T10 Til T12 T13 T14 T15 T16 T17 T18 T19 T20 T21 T22 T23T24
T25 T26 T27 T28 T29 T30 T31T32
T33
T34
T35
T36
T37
T38
T39
T40
T41
T42
T43
T44
talud-helling 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 :3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 :3 :3 1:3 1:3 1:3 :3 1:3 1:3 talud x opbouw a a a a a a a a a a a a b b b b b b b b b b b b b b b b c c c c c c c d d d d d d d d d topperiode in s,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
1,4
1,4
1,4,4
1,4 1,41,4
,4
1,41,4
1,4
1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,41,4
1,4
1,4
1,4
1,4
,4
1,4 1,4 1,41,4
1,4
1,4
1,4
1,4
1,4 sign. golfh. in m 0,0610 0,0680 0,0700 • 0,0715 0,0725 0,0735 0,0745 0,0755 0,0760 0,0770 0,0790 0,0865 0,0380 0,0500 0,0515 0,0525 0,0555 0,0565 0,0575 0,0590 0,0595 0,0605 0,0625 0,0635 0,0645 0,0655 0,0670 0,0695 0,0295 0,0385 0,0405 0,0440 0,0460 0,0490 0,0585 0,0550 0,0645 0,0730 0,0815 0,0835 0,0865 0,0870 0,0890 0,0920plaats van schade
a
**; £
n m_
-0,058 (lx), 0,084 (lx) -0,084 0,084 0,071 0,071 — -0,071 -0,071 0,071 0,071 0,071 0,071 0,071 0,071 -0,032 (lx), 0,058 (lx) 0,032 (2x), 0,071 (lx) 0,071 (3x) — -0,071 -0,097voor de lettercodering wordt verwezen naar figuur 2 **) zie schets op figuur 5.
proef nr. T45 T46 T47 T48 T49 T50 T51 T52 T53 T54 T55 T56 T57 T58 T59 T60 T61 T62 T63 T64 T65 T66 T67 T68 T69 T70 T71 T72 T73 T74 T75 T76 T77 T78 T79 T80 T81 T82 T83
T84
talud-helling 1:3 1:3 1:3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 :3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:3 1:6 talud . opbouw d d d a a a a a a a a b b b b b b b c c c c c c c d d d d d d d d d d d d d d a topperiodein
s
1,4
1,4
1,4
2,0 2,0 2 , 0 • 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 1,4 sign. golfh. in m 0,0950 0,0975 0,1050 0,0360 0,0480 0,0525 0,0540 0,0555 0,0575 0,0600 0,0690 0,0360 0,0440 0,0460 0,0495 0,0520 0,0540 0,0600 0,0320 0,0330 0,0350 0,0365 0,0390 0,0460 0,0650 0,0595 0,0645 0,0650 0,0670 0,0680 0,0690 0,0700 0,0710 0,0730 0,0740 0,0750 : 0,0770 0,0800 0,0860 0,0800plaats van schade a**> in m 0,058 0,084 (2x) 0,071 (lx), 0,084 (2x) 0,136 0,136 0,097 0,123 0,123 0,136 0,123 0,097 (lx), 0,110 (2x) 0,084 0,123 (2x) 0,084 (2x), 0,097 (lx) 0,110 (3x), 0,123 (lx) 0,110 0,149 0,084 0,084 0,084 0,175 0,110 (lx), 0,149 (2x)
-voor de lettercode wordt verwezen naar figuur 2 **' zie schets op figuur 5
proef nr. T85 T86 T87 T88 T89 T90 T91 T92 T93 T94 T95 T96 T97 T98 T99 T100 T101 T102 T103 T104 T105 T106 T107 T108 T109 Tl 10 Tl 1 1 Tl 12 Tl 13 Tl 14 Tl 15 Tl 16 Tl 1 7 Tl 18 Tl 19 T120 talud-helling 1:6. 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 1:6 talud ,. opbouw a a a a a a b b b b b b b b b c c c c c c c d d d d d d d d d d d d d d topperiode in s
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
,4
sign. golfh. in m 0,0845 0,0850 0,0875 0,0900 0,0925 0,1000 0,0455 0,0510 0,0535 0,0560 0,0585 0,0605 0,0630 0,0655 0,0700 0,0305 0,0375 0,0400 0,0425 0,0450 0,0500 0,0600 0,0765 0,0875 0,0990 0,1080 0,1175 0,1195 0,1205 0,1220 0,1235 0,1245 0,1265 0,1280 0,1315 0,1405plaats van schade a**) in m _ -0,057 0,098 0,091 _ -0,057 0,057 -0,057 0,057 0,057 — -0,044 0,050 0,044 0,050 (4x), 0,057 (5x) — -0,064 -0,138 0,138 0,125 0,084
> voor de lettercode wordt verwezen naar figuur 2 zie schets op figuur 5
W I y N I z < < N I <n (_ t) *-» iteme KJ 0 o » ; < J e» o T J zrri > \ c "E. u o E ~ö U I \ 1 L c i T J 3 ^ T J C O . E e» T J ö E o H — h : c : \ \ N c : 3 -II, 1' / f'.•'•'•-•'-•'-• •ym'--'--'-'. E o ^ > <\ i rg E o 0 0 / o
0i
%
Wk
v-A
vn'
n
V.->'; \ o\ A
\ \
V-^'
A
*\
A
\ \
v
- ^
o 0 0 o 3 L . 1/ 1 dkon \ < &\ \v-''i'\\ <-\ A
\ \\^'
:4
°
\ ^ \ \\ : V ! A -o\ A\VP
:4
e*
\ W\V«
A
/
<
M
f\Wk\
I V Ö 1 \ \ * \ \ \ \V
'-_ J 1 s \ Y V-C..^ A 1 W \ V^V A / ^^^• \ \ \ \ V-V-\
\ \
\ \
W''*-A
\ \ \ \ V^ t *' A \ v\ \ V» : "ï' A\ ^Vl^
^
\ \
\ \
W
A
\
^\
\
\
\
\
u\
\
\
\\
\
\ ^
\ \
I
1
'
MODELOPSTELLIN
G
;!'• : o . '• <s :•• ( O -. • " :: Q^
3
l *
\ ï 3 t_ l/ l O T J O v n /'§*V\V^A^4 J \ r v ^ \ \'*'''''"'"^ ^ / i \ y \ \V' '•" ; • T \ \ % \ \A-—
7
\ 1'WATERLOOPKUNDI
G
LABORATORIU
M
M
1410-E
É o c O O D <M \ Ny
•/.•s'j k \ ''• c ':•. of
|\
-E l «E x. 3FIG
. 1
A. BLOKKEN DIREKT OP EEN ONDOORLATENDE PLAAT.
4.0
blokken
B. BLOKKEN MET AANGELIJMDE STAAFJES DIREKT OP EEN ONDOORLATENDE PLAAT. onderplaat waarin pennen bevestigd siliconenslang <5mm om perspex-plaat af te dichten +0.05 | 2.0 C. BLOKKEN OP EEN 25 mm DIKKE LAAG GRIND.
D. BLOKKEN DIREKT OP EEN GEPERFOREERDE PLAAT.
maten in cm.
ONDERZOCHTE VARIANTEN VAN DE
TALUDOPBOUW
e
ou
1 H-CH
W H
l
u u 0 1 * 02HniaoivaoQvi oiaNrudOOiaaiv
M
aNiaosoNiasaN
13H
N
V A
3WWOd>l-d3
016 8Tl
£+
--1 _ ifm
1ƒ
ƒ
j
1
7ƒ
ƒ
T
tffl
1
1
• -Z 9I
l
: :::
: ::
; f c 21 v\
/
I i j--rr--d
:::::=
iB
:::::
3
/ i 1
1 ƒ- ! —
! / jijiEEEigiiiüEJ
ƒ w\ l/ L . . -i ., . . ..4. .4 • J --L -^+:i:::3 _ _. .4.. .. l 1 I l f bo bo -8 66 -66 -8 6 -S6 06 T f 08 f t •oi £ 09 " •os c -0 . ^ •oc g 02 f f -O, ^ r •s (£ •2 : -20 10 SOOnd
3Z
j 1 3 3 + ) ) 1 1 • *• 3 3 1 ) ^ 5 > r + ï J ) 3E + O) o o ö O) 0,20 0,16 0,12 0,08 0,04 0 Rayleigh — — c verdeling ipnemer 1 >pnemer 2 *
f
J 100 9590 80 70 60 50 40 30 20 15 10 5 < . ovcrschrijdingspercentagc 1 05 0,020 in E c TJ ' ö liedicht l ener g 0,016 0,012 0,008 0,004 1 ' gemeten, opnemer 1 gemeten, opnemer 2 berekend, inkomende golvenJ
i\h
I \
I
o
Q2 0,4 0,6 Q8 1,0 golftrckwentie in Hz VOORBEELD GEMETENGOLFHOOGTE-OVERSCHRUDI NGSL'JNEN EN ENERGIE DICHTHEIDSSPEKTRA
T3 I Tp= 1,4 s TALUD 1:3
8
•D Ot
O O O E E E <D O Oo o
o
o
o
O Ó " O 1/ 1 o o . c o?
•!-> Ë bolen1
o
hadebl in T3 •o£
O ) H — + J es•
"O o in sch5
l!
C u O «» " > osi
*
o o 4 2 . «I S
S
«
«
i
c8
o O ) 0 ) O ) o ar
o
o"
r
o
ó"
O O " (M n O O " 0 0 Q O O8-I
O Ö 0 0 O o o o o ö O . m erPLAAT
S
VA
N
SCHAD
E
AL
S
FUNKTI
E
VA
N
D
E
GOLFSTEILHEI
D
CD C/ lTALU
D
1:
3
WATERLOOPKUNDI
G
LABORATORIU
M
M
1410-3
1
|FIG
. 5
I
m
O
O
-o
Tv Cz
g
5
s
c
o
Ét
P
O)o
m
Q Om
m
o
c
o
o
io
m
•nc
m
3,5 3,0 2,5 1,5 1,0 Q5 0, S.W.L. 7 A O + • topperiode 2,0 s 1,5 s 1,5 s 1.4S waterdiepte 0,80 m 0,8 Om 0,36 m 0,80 m onderzoek M 1410-T M 1410-1 M 1410-1 M 1410-H open symbolen betreffen plaats van eerste schadeblokdichte symbolen betreffen gemiddelde plaats van schade gemiddelde golfhoogte en gemiddelde plaats van schade van de meetserie, bestaande
uit het aangegeven aantal proeven
&EEEEEE E •oOOtOiDOO O i-OOcDn n CDOOO O C D O " O (O 0 0