• Nie Znaleziono Wyników

Golfoploop en -overslag bij duinen tijdens superstormvloed

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Golfoploop en -overslag bij duinen tijdens superstormvloed"

Copied!
41
0
0

Pełen tekst

(1)

C1 83,01

waterloopkundig laboratorium

delft hydraulics laboratory

(2)

p:" .:• I

. : : : ' I - • « ; . ; .

verslag modelonderzoek

M 1819 deel II

(3)

INHOUD

blz. 1 . Inleiding 1 1 .1 Achtergrond van het onderzoek 1 1 .2 Opdracht 2 2. Opzet van het onderzoek 3 3. Model en randvoorwaarden 5 3.1 Modelfaciliteit 5 3.2 Proevenprogramma 5 3.3 Schaalkeuze 6 3 • 4 Uitvoering 6 4. Resultaten 8 4.1 Golven 8 4.2 Golf oploop tegen het duinfront , 8 4.3 Golf overslag over het duin 10 4.4 Haling in de onderzoekgoot 11 5. Evaluatie en conclusies 12 5.1 Situatie tijdens superstormvloed 12 5.2 Situatie tijdens 1976-stormvloed 15

(4)

1 Resultaten golfhoogtemetingen

2 Golfoploop gebaseerd op aantal overschrijdingen

3 Golfoploop gebaseerd op tijdsduur van de overschrijdingen 4 Resultaten golfoverslagmetingen

(5)

FIGUREN

1 Prototype afslagprofiel superstormvloed 2 Prototype afslagprofiel 1976-stormvloed 3 Overzicht Scheldegoot

4 T01...T09 modelopstelling 5 Tl 0...Til modelopstelling 6 Verificatie golven

7 T01...T06 golfoploop gebaseerd op aantal overschrijdingen - superstormvloed 8 T07...T09 golfoploop gebaseerd op aantal overschrijdingen - superstormvloed 9 Tl 0...Til golfoploop gebaseerd op aantal overschrijdingen - 1976-stormvloed 10 T01...T06 golfoploop gebaseerd op tijdsduur van de overschrijdingen -

super-stormvloed

11 T07...T09 golfoploop gebaseerd op tijdsduur van de overschrijdingen - super-stormvloed

12 Tl 0...Til golfoploop gebaseerd op tijdsduur van de overschrijdingen - 1976-stormvloed

13 T01...T09 golfoverslag als functie van de duinhoogte - superstormvloed 14 Gecombineerd energiedichtheidsspectrum haling en golfbeweging.

(6)

1. Inleiding

1.1 Achtergrond van het onderzoek

De voorlopige "Richtlijn voor de berekening van duinafslag ten gevolge van een stormvloed" uit 1972 [1] geeft onder andere aan dat bij de beoordeling van de veiligheid van een duinenrij ter hoogte van het ontwerppeil in aansluiting op het afslagprofiel een extra marge in duinbreedte van 10 m dient te worden aan-gehouden; dit om een eventuele doorbraak van het restprofiel te voorkomen. Naar aanleiding van een verzoek van het Hoogheemraadschap Delfland aan de Werk-groep 5 "Duinen als waterkering" van de Technische Adviescommissie voor de Wa-terkeringen om, met het oog op golfoverslag, een uitspraak te doen omtrent de vereiste hoogte van voornoemde reservestrook, is door het Waterloopkundig Labo-ratorium een analyse gemaakt van de waterspanningsmetingen, die zijn uitgevoerd tijdens het modelonderzoek naar duinafslag in de Deltagoot. De resultaten van deze analyse zijn door middel van een nota op de vergadering van Werkgroep 5 d.d. 16 november 1981 gepresenteerd [2].

Het blijkt niet mogelijk een afdoende uitspraak te doen over de vereiste hoogte van het duin in de reservestrook, aangezien geen goed inzicht bestaat in het bezwijkmechanisme van een duin bij erosie door golfoverslag. Wel is in voor-noemde nota aangegeven hoe hoog de reservestrook zou moeten zijn om golfover-slag tot een acceptabel percentage te beperken.

Gezien de onbekendheid met het erosiemechanisme ten gevolge van golfoverslag werd het door het Waterloopkundig Laboratorium raadzaam geacht het duin zodanig

te dimensioneren dat niet meer dan ongeveer 2% van de golven over de reserve-strook heenslaat. Dit leidt tot een vereiste hoogte van de reservereserve-strook van 4,25 m boven stormvloedpeil.

De interpretatie van de waterspanningsmetingen in de Deltagoot was noodzake-lijkerwijze van beperkte nauwkeurigheid. Gezien de in de praktijk vergaande consequenties van een criterium als hierboven aangegeven, werd het door de Werk-groep 5 dan ook als wenselijk ervaren een afzonderlijk onderzoek op kleine schaal te verrichten, speciaal gericht op golfoploop en -overslag bij duinen tijdens superstormvloed.

(7)

-2-1.2 Opdracht

Per telex xtv 1300 d.d. 25 november 1981 is door het Waterloopkundig Laborato-rium aan het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen een onderzoeksvoorstel ge-daan voor 7 proeven met verschillende duinhoogten maar overigens gelijke rand-voorwaarden. Bij brief met kenmerk 2230 d.d. 2 december 1981 is door het Cen-trum voor Onderzoek Waterkeringen ten behoeve van de Werkgroep 5 van de Tech-nische Adviescommissie voor de Waterkeringen opdracht verleend tot het uit-voeren van het voorgestelde onderzoek.

Dit onderzoek is in december 1981, als uitbreiding van het in die tijd in uit-voering zijnde gevoeligheidsonderzoek duinafslag (M1819-I), in de Scheldegoot van het Laboratorium De Voorst uitgevoerd. De voorlopige onderzoekresultaten zijn op de vergadering van de Werkgroep 5 van 2 februari 1982 gepresenteerd. Alhoe-wel de resultaten goed aansloten bij de interpretatie van de Deltagoot-metingen, werden deze door ir. J. van de Graaff van de Werkgroep 5 in strijd geacht met

zijn waarnemingen van de golfoploop tegen het duin bij Delfland tijdens de storm-vloed van 3 januari 1976. De Werkgroep 5 achtte het dan ook gewenst deze waar-nemingen alsnog in het model te toetsen.

Dienovereenkomstig is door het Waterloopkundig Laboratorium per telex xtv 278 d.d. 1 maart 1982 aan het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen een aanvullend onderzoekvoorstel gedaan ter verificatie van de waargenomen golfoploop tijdens de 1976-stormvloed. Bij brief met kenmerk COW/10.180 d.d.19 maart 1982 is dit onderzoekvoorstel geaccepteerd. De aanvullende proeven naar golfoploop zijn in maart 1982 uitgevoerd, eveneens in de Scheldegoot van het Laboratorium De Voorst.

Het onderzoek stond onder leiding van ir. W.M.K. Tilmans, die tevens dit ver-slag heeft samengesteld.

(8)

2. Opzet van het onderzoek

In een definitieve richtlijn voor de berekening van duinafslag tengevolge van een stormvloed dient, met betrekking tot de beoordeling van de veiligheid van een duinenrij, een uitspraak gedaan te worden omtrent de minimum hoogte van het duin en de hoogte en breedte van een op het afslagprofiel aansluitende re-servestrook. Ten aanzien van de kruin van de reservestrook kan gesteld worden dat deze zo hoog dient te zijn dat de golfoverslag tot een acceptabele waarde wordt beperkt.

Situatie_tijdens_sup_er stormvloed

De door het Waterloopkundig Laboratorium gepresenteerde resultaten van de golf-oploopanalyse van de metingen tijdens superstormvloed in deDeltagoot [2] bemoeilijken de interpretatie voor toepassing in praktijksituaties door een aantal beperken-de omstandighebeperken-den van beperken-de mobeperken-deluitvoering [3]:

• in de Deltagoot zijn geen directe golfoploopmetingen verricht. De golfoploop ter plaatse van de duinvoet is afgeleid uit het signaal van een aantal water-spanningsmeters, welke ten behoeve van het duinafslagmechanisme in en vlak vóór het duin waren geplaatst. Dientengevolge was ook het aantal geschikte metingen beperkt.

• de gepresenteerde resultaten hebben betrekking op een prototype beginprofiel dat een factor S = 1,57 steiler is dan het gemiddelde profiel langs de

Nederlandse kust (zgn. referentieprofiel). De resultaten geven daarom een enigszins pessimistisch beeld van de te verwachten golfoploop en -overslag in de natuur.

• een verdere beperking in de interpretatie is het schaaleffect in het model, dat zich manifesteert in de hoogteligging van de duinvoet. De uitgevoerde schaalserie naar duinafslag [4,5] heeft aangetoond, dat de uiteindelijke duinvoethoogte toeneemt naarmate de schaal waarop de modelproef wordt uitge-voerd, toeneemt. De in de Deltagoot uitgevoerde proeven op schaal n, = 5 zijn dus, alhoewel in mindere mate, eveneens aan dit schaaleffect onderhevig. • in de analyse van de metingen is geen invloed van spatwater verdisconteerd. In de huidige modelopzet zijn bovenstaande beperkende omstandigheden zoveel m o -gelijk geëlimineerd. Het uitgangsprofiel is gebaseerd op het naar prototype her-leide afslagprofiel, gemeten tijdens de simulatieproef superstormvloed (M1263-III,

(9)

-4-proef T3, [3]) in de Deltagoot direct na het hoogtepunt van de storm (zie figuur 1 ) . Dit profiel is zonder samentrekking (S = 1) in de goot gebouwd en nabij de waterlijn in beton vastgelegd teneinde profielverandering tijdens de proefduur te verhinderen. De hoogte van de duinvoet is daarbij gekozen op N.A.P. + 5,0 m . Deze hoogteligging wordt ook verwacht tijdens superstormvloed met een maximum waterstand van N.A.P. + 5 , O m in de natuur. Ook zijn een aantal proeven uitgevoerd met een duinvoet op N.A.P. + 6,0 m.

Tijdens de proeven is de waterstand constant gehouden op de maximale stormvloed-stand van N.A.P. + 5,0 m. Als golfrandvoorwaarde zijn golven toegepast met een significante golfhoogte op diep water H = 7,6 m, een piekperiode van het

golf-.** OS

spectrum T = 12,0 s en een vorm van het spectrum volgens Pierson-Moskowitz. Situatie tijdens ^976-stormvloed

Ten behoeve van de verificatie van de golfoploop tijdens de stormvloed op 3 januari 1976 zijn de volgende randvoorwaarden aangehouden:

1) gemiddeld profiel van de gemeten kustprofielen in de TAW-raaien 107.730, 108.070 en 108.450 op 6 januari 1976 (waterpassing) en 29 januari 1976 (loding) (zie figuur 2 en [6]).

2) vaste waterstand op het maximale stormvloedpeil van N.A.P. + 3,0 m [7]. 3) golfrandvoorwaarde, zoals tijdens het hoogtepunt van de storm op het

licht-eiland Goeree gemeten [7]: significante golfhoogte H = 4,8 m en gemiddelde s

periode van het golfspectrum T = 7,8 s op een waterdiepte van. N.A.P. -21 m, overeenkomend met een significante golfhoogte op diep water H =

J-» OS

5,25 m en een piekperiode van het golfspectrum T = 9,35 s.

Het uitgangsprofiel is wederom zonder samentrekking (S = 1) in het model gebouwd en rondom de waterlijn in beton vastgelegd teneinde profielverandering tijdens de proefduur te voorkomen. De hoogte van de duinvoet is daarbij gekozen op N.A.P. + 3,75 m, zoals is geconstateerd uit de uitgevoerde waterpassing na de

stormvloed [7], De helling van het duinfront is gevarieerd, teneinde de invloed hiervan op de golfoploop te onderzoeken.

(10)

3. Model en randvoorwaarden

3.1 Modelfaciliteit

De proeven zijn uitgevoerd in de Scheldegoot van het Laboratorium De Voorst (zie figuur 3 ) . Vanaf de middenstand van het golfschot heeft deze goot een lengte van 50 m; de beschikbare lengte voor de inbouw van het kustprofiel is ca. 45 m. De breedte van de goot is 1 m; de hoogte is 1,20 m. De goot is

voor-zien van een golfmachine, waarmee onregelmatige golven kunnen worden opgewekt. Het golfschot is aan een wiegconstructie bevestigd, waardoor zowel een translerende

als een roterende beweging aan het golfschot kan worden opgelegd. Deze golf schotbewe-ging wordt bewerkstelligd door een hydraulische aandrijfcylinder, welke wordt gestuurd door een servo-systeem. Het stuursignaal wordt hierbij geleverd door een ponsband waarop een onregelmatig golfsignaal met vastgesteld energiedicht-heidsspectrum is vastgelegd.

De Scheldegoot heeft on-line computerfaciliteiten waarmee de meetsignalen direct bemonsterd en verwerkt kunnen worden.

3.2 Proevenprogramma

Zoals blijkt uit de opzet van het onderzoek naar golfoploop en -overslag bij duinen (hoofdstuk 2) zijn er twee typen proeven uitgevoerd, namelijk^

• proeven met superstormvloed • toetsingsproeven 1976-stormvloed

Het proevenprogramma is samengevat in onderstaande tabel.

proefnummer proevenserie T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 duinhoogte t.o.v. N.A.T. (m) superstormvloed + 20,0 + 12,5 + 10,0 + 9,0 + 8,0 + 7,0 + 20,0 + 10,0 + 8,0 duinvoethoogte t.o.v. N.A.P. (m) + 5,0 + 5,0 + 5,0 + 5,0 + 5,0 + 5,0 + 6,0 + 6,0 + 6,0 helling duinfront 1 :0,7 1:0,7 1 :0,7 1:0,7 1 :0,7 1 :0,7 1:0,7 1:0,7 1 :0,7 opmerkingen -waterstand N.A.P.+5,0m -golfhoogte HQ S=7,6 m -golfperiode T= 12,0s -uitgangsprofiel, zie figuur 1. toetsingsproeven 1976-stormvloed T10

TH

+ 10,0 + 10,0 + 3,75 + 3,75 1:1,5 verticaal -waterstandNA.P.+3,0 m -golfhoogte H QS= 5 , 2 5 m -golfperiode T=9,35 s -uitgangsprofiel, zie figuur 2.

(11)

-6-3.3 Schaalkeuze

Evenals dat bij eerdere onderzoeken naar duinafslag het geval is geweest

[3,4,5] is de minimaal weer te geven waterdiepte 21 m beneden superstormvloed-peil, dit is N.A.P. -16 m. De maximale duinhoogte in het proevenprogramma is N.A.P. +20 m. De totale hoogte van het weer te geven kustprofiel is dus 36 m. Aangezien de hoogte van de Scheldegoot 1,20 m bedraagt, is de vertikale schaal-faktor vastgesteld volgens:

nd = 36 : 1,20 = 3 0 (1)

De profielen zijn zonder samentrekking in het model gebouwd, dus:

nx = nd = 30 (2)

Voorts is de hydrodynamische tijdschaal van toepassing:

nt = nd 0'5 = 5,48 (3)

Voor de opzet van de huidige proeven is uitgegaan van bovenstaande schaal-relaties.

3.4 Uitvoering

De modelopstelling van de proevenseries is weergegeven in de figuren 4 en 5. In de proevenseries is voor iedere proef een proefduur van 1 uur aangehouden. Tijdens de proeven zijn de volgende grootheden gemeten:

• waterstand

Tijdens iedere proef is de waterstand regelmatig gecontroleerd met behulp van een waterstandvolger (wavo) in een peilput, welke in open verbinding met de goot stond.

• golven

Tijdens iedere proef zijn de golven op een drietal plaatsen in de goot gemeten met behulp van twee golfhoogtemeters van het weerstandtype. Uit de simultane registraties van beide golfhoogtemeters kan met behulp van kruiscorrelatie het

(12)

inkomend golfsignaal gescheiden worden van het gereflecteerde signaal. De

meet-locaties komen overeen met een waterdiepte d = 2 Ho s, d = 1,5 HOs en d = Ho s

(zie de figuren 4 en 5 ) . De metingen zijn alle verricht in de gehele proeffase van.0 tot 1,0 uur.

• golfoploop tegen het duinfront

Teneinde de golfoploop tegen het duinfront te kunnen bepalen is in het duinfront een waterstandsmeter van het weerstandtype opgenomen (zie onderstaande schets). Tijdens de proefduur is de wateropzet tegen het duinfront continue geregistreerd en op "schijf'opgeslagen, alsmede met behulp van een papierschrijver vastgelegd. Na afloop van de proeven zijn de gemeten signalen verder verwerkt ten behoeve van de golfoploop-analyse.

waterstandsmetor t.b.v golfoploopmeting

waterstandsmeter t.b.v. golf overslagmet ing

N.B. proefopstelling situatie met superstormvlood

• Golfoverslag over de duintop

Tijdens de proefduur is de hoeveelheid water, welke door golfoverslag over de duintop heenslaat, opgevangen met behulp van een bak achter het duin (zie boven-staande schets). Hierdoor is het mogelijk, naast de frequentie van golfoverslag welke volgt uit de golfoploop-analyse, tevens de mate van golfoverslag vast te

stellen. De hoeveelheid overslag is bepaald met behulp van een waterstandsmeter in de overslagbak met bekend nat oppervlak.

(13)

-8-4. Resultaten 4.1 Golven

Evenals bij eerdere onderzoeken in het kader van de Werkgroep 5 is bij het onderhavige onderzoek een golf veld toegepast, waarbij het Pierson-Moskowitz spectrum zo goed mogelijk is benaderd. Tijdens de gehele proefduur van 1 uur zijn op verschillende afstanden vanaf het golfschot golfwaarnemingen verricht. De resultaten van de golfanalyse zijn in tabel 1 samengevat- In figuur 6 is te-vens een verificatie gegeven van de gemeten golfhoogten en -perioden op diepte d = 2 H en de gewenste waarden, berekend volgens de lineaire golftheorie. De reproduktie in het model is goed te noemen.

4.2 Golfoploop tegen het duinfront

De registraties van de golfoploopmeter in het duinfront zijn op twee verschil-lende manieren uitgewerkt.

De gebruikelijke maat voor de golfoploop bij dijkprofielen is z„_, gedefinieerd als de oploophoogte boven het stilwaterniveau welke door 2% van het aantal op-lopende golftongen wordt overschreden. Bij duinen, waarbij het duinfront veel steiler is dan een dijktalud, is er niet zozeer sprake van oplopende golftongen maar veeleer van watermassa's tegen het duinfront. Nochtans kan eenzelfde wijze van verwerking van de meetresultaten worden toegepast, volgens de relatie:

n

p

z

=

_ £

. ioo%

(4)

waarin:

p = percentage van het aantal niveau-overschrijdingen bij een zekere oploop-hoogte z

n = aantal malen dat het oploopniveau z overschreden is

n = totaal aantal niveau-overschrijdingen boven het stormvloedpeil, welke door de golfoploopmeter wordt geregistreerd (zie onderstaande schets).

% c 2 5

§2

'i

o |

l

l 1

T i ,1 \ l m_ oploopniveau z

K

S.V.P

i aantal niveau-overschrijdingen oploophoogte z 0 •

1 «I totaal aantal niveau-overschrijdingen boven S.V.P

(14)

De resultaten van de proeven die op bovenstaande wijze zijn verwerkt, zijn op Rayleigh-papier uitgezet en weergegeven in de figuren 7 tot en met 9. De figu-ren 7 en 8 geven de resultaten voor de proevenserie met superstormvloed met een duinvoethoogte van respectievelijk N.A.P. + 5,0 m (proeven T01...T06) en N.A.P. + 6,0 m (proeven TO7...TO9). De oploopresultaten van proef T09 zijn door "witte ruis" beinvloed waardoor een uitwerking op basis van het aantal overschrijdingen minder zinvol is. Deze zijn dan ook niet opgenomen. Figuur 9 geeft de resultaten voor de proevenserie met de 1976-stormvloed (proeven T10...T11). De waarden van de oploopniveaus z _ „ , z , z„„ en z voor iedere proef zijn samengevat in

1 U/o . D/o z./o m a x

tabel 2. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het totaal aantal niveau-over-schrijdingen boven stormvloedpeil (100%) ter plaatse van het duinfront overeen-komt met ongeveer 335 inkomende golven per uur in het prototype op een water-diepte d = 2 H .

r os

In figuur 7 zijn tevens de resultaten van de golfoploopanalyse van het Delta-gootonderzoek weergegeven.

Bij dijkprofielen is de bovenbeschreven wijze van verwerking van de meetresul-taten éénduidig, omdat dan het aantal inkomende golven praktisch gelijk is aan het aantal oplopende golven of het aantal oplopende golftongen. Bij duinprofie-len zal het echter vaak voorkomen dat verschilduinprofie-lende golven gezamenlijk één op-lopend waterfront veroorzaken ("ruitereffect"). Hierdoor is het begrip "oplo-pende golf", en daardoor de definitie van de golfoploop, gebaseerd op het aan-tal overschrijdingen, niet meer éénduidig.

Om dit probleem te ondervangen is behalve bovenstaande verwerking van de meet-resultaten ook een methode van uitwerking toegepast die is gebaseerd op het percentage van de tijd dat een bepaald oploopniveau overschreden wordt, volgens:

Pz *

waarin:

p ^ = percentage van de tijd dat een zeker oploopniveau wordt overschreden z

t + = tijdsduur van niveau-overschrijding z*

t = proefduur

(15)

c </)

!i

a g o a

1 0

-K

IV-NA

1to ' t . \ oploopniveau z. ^ t . ï S.V.f? % tijd (uren) ' to = tijdsduur nivsau-overschrijd ing oploophoogta

to»t,= totale proefduur

De resultaten van de metingen die op deze wijze zijn verwerkt, zijn eveneens op Rayleigh-papier uitgezet en weergegeven in de figuren 10 tot en met 12. De figu-ren 10 en 11 geven de resultaten van de proeven met superstormvloed voor een duinvoethoogte op respectievelijk N.A.P. + 5,0 m (proeven T01...T06) en N.A.P. + 6,0 m (proeven T07...T09). Figuur 12 geeft de resultaten voor de proeven met de 1976-stormvloed (proeven T10...T11). Tevens zijn in tabel 3 de waarden van de

oploopniveau's z _ „ , z,.», zo„ en z voor iedere proef samengevat.

1 U/o D/O 2./Q m a x

4.3 Golfoverslag over het duin

In de gevallen waarbij tijdens de proefduur golfoverslag over het duin heeft plaatsgevonden, is deze bepaald met behulp van een overslagbak achter het duin. De resultaten voor de verschillende proeven zijn samengevat in tabel 4. In fi-guur 13 is tevens het overslagdebiet als functie van de duinhoogte weergegeven. Voor de beproefde duinvoethoogten van zowel N.A.P. + 5,0 m als N.A.P. + 6,0 m kan deze functie afdoende worden beschreven met:

q = 31010 e-0,83 h N.A.P. + 7 m $ h $ N.A.P. + 20 m (6)

waarin:

q = overslagdebiet in dm3/m'/s

h = duinhoogte t.o.v. N.A.P. in m (stormvloedpeil N.A.P. + 5,0 m ) .

Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit overslagdebiet is gemiddeld over de proefduur. Tijdens perioden van overslag zal het debiet aan overslag dus veel groter zijn.

(16)

4.4 Haling in de onderzoekgoot

Tijdens het onderzoek is gebleken dat de proefresultaten onderhevig zijn geweest aan waterstandsvariaties in de goot, welke worden opgewekt door golfgroepen en gereflecteerd bij het golfschot en het duin. De resulterende haling in de goot heeft een significant grotere periode dan de karakteristieke periode van de op-gewekte golfbeweging. Als zodanig manifesteert deze zich dan ook als een extra top in het energiedichtheidsspectrum van de golven (zie figuur 14).

Teneinde de resulterende waterstandsvariaties nabij het duinfront te bepalen, zijn de golfregistraties tijdens de proeven met de 1976-stormvloed (T10 en Til) nader geanalyseerd, waarbij de 'lange' component van de haling en de 'korte'

component van de golfbeweging met behulp van een filterprogramma numeriek zijn gescheiden. De resultaten zijn samengevat in onderstaande tabel.

proef T10 Til GHM 1* 2* 3* 4* 5** 6** 1* 2* 3*

4*

5*** 6*** afstand vanaf het golfschot (m) 8,00 8,70 24,85 25,55 40,00 40,70 8,00 8,70 24,85 25,55 40,00 40,70 volledige spectrum H s (m) 6,10 6,12 4,93 4,86 3,57 3,65 6,10 6,12 4,93 4,88 3,63 3,72 T P (s) 7,74 7,74 8,80 8,80 8,97 8,97 7,74 7,74 8,80 8,80 8,97 8,97 golfbewe-ging H s (m) 6,03 6,06 3,75 3,75 3,53 3,45 6,03 6,06 3,75 3,72 3,39 3,46 T P (s) 7,74 7,74 8,80 8,80 8,97 8,97 7,74 7,74 8,80 8,80 8,97 8,97 haling H s (m) 0,83 0,85 0,96 0,97 1 ,20 1,20 0,83 0,85 0,96 0,96 1,29 1,35 T P (s) 40,79 44,87 64,10 60,79 74,78 74,78 40,79 44,87 56,09 64,10 74,78 74,78

frequentiescheiding 0,06 H z ( * ) ; 0,04 H z ( * * ) ; 0,05 H z ( * * * ) ; zie figuur 14

Hieruit blijkt dat, herleid naar prototypewaarden, een maximale waterstandsva-riatie nabij het duinfront van 1,20 m a 1,35 m top-dal waarde kan zijn opgetre-den. Deze haling zal het analyseresultaat van de golfoploop en -overslag wel-licht hebben beïnvloed.

(17)

-12-5. Evaluatie en conclusies

5.1 Situatie tijdens superstormvloed

Uitgaande van een afslagprofiel direct na het hoogtepunt van de stormvloed, zoals afgeleid uit de proeven in de Deltagoot, is voor een aantal duinhoogten en een tweetal hoogten van de duinvoet de golfoploop tegen het duinfront en de golfoverslag over het duin bepaald.

De resultaten zijn weergegeven inde tabellen 2 en 3 en de figuren 7, 8, 10, 11 en 13. Hieruit kunnen de navolgende conclusies worden geformuleerd.

1 Gezien de onzekerheden in de definitie van een oploophoogte,gebaseerd op het aantal overschrijdingen, verdient een oploophoogte, gedefinieerd op basis van de tijdsduur van de overschrijdingen, de voorkeur. Op deze wijze wordt ook meer recht gedaan aan het fysische verband tussen golfoploop en golfoverslag.

2 Boven het 10%-niveau zijn de oploophoogten, gebaseerd op de tijdsduur waar-over een zekere oploop wordt waar-overschreden, voor de meeste proeven kleiner dan de oploophoogten gebaseerd op het aantal malen dat deze oploop wordt overschreden (zie onderstaande tabel) ; overigens resulteren beide definities in nagenoeg gelijke oploophoogten.

proef nummer T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 verhouding z ,/z .., 6 aantal tijd

2%

1,12 1 ,10 1,07 1,06* 1,07* 1,10* 1,12 1 ,05 5% 1,05 1,03 0,97 1,00 0,97 1 ,07* 1,02 0,92

10%

0,98 0,91 0,91 0,90 0,86 0,86* 0,93 0,77

* golfoploop resulteert in golf-overslag

(18)

3 Bij een bepaald overschrijdingspercentage (in aantal golven zowel als in

tijd) neemt de overeenkomstige oploophoogte af naarmate de duinhoogtevten

opzichte van de stilwaterstand afneemt. Dit effect hangt vermoedelijk samen met de opstuwende werking van het duinfront en de mate van golfoverslag. 4 Met betrekking tot de golfoploop bij de onderzochte duinvoethoogten kan

worden geconcludeerd dat een duinvoetligging boven stormvloedpeil nagenoeg géén extra stuwend effect op de golfoploop heeft (zie ook onderstaande tabel)

proefnummer

T07/T01 T08/T03 T09/T05

verhouding golfoploop bij op stormvloedpeil aantal 2% 1 ,01 1,09 5% 0,94 0,98 10% 0,93 0,88 duinvoet m boven en tijd 2% 1 ,01 1 ,10 1,01* 5% 0,97 1,03 0,98 10% 0,98 1,04 1 ,00 * golfoploop resulteert in golfoverslag

Indien als ontwerpnorm voor de duinhoogte wordt aangehouden dat tijdens het hoogtepunt van de storm niet meer dan 2% van de golven (ongeveer 7 golven per uur) over het duin mogen slaan, dan resulteert uit het huidige onder-zoek een vereiste duinhoogte van ongeveer 4,5 m boven stormvloedpeil (zie ook onderstaande tabel). Dit resultaat komt goed overeen met de analyse-resultaten van de Deltagootmetingen welke resulteerden in een 2%-overslag-niveau (gebaseerd op het aantal overschrijdingen) van 4,25 m boven het stormvloedpeil. hoogte duintop t.o.v. N.A.P. (m) 20,0 12,5 10,0 9,0 8,0 7,0 percentage van de dat resulteert in 0 % 0,1 % 1,5 % 2,3 % 4,1 % 8,5 % golven overslag

Het overeenkomstige overslagdebiet bedraagt ongeveer 12 dm3/m'/s gemiddeld

over de tijd. In de perioden van overslag betekent dit gemiddeld 6 m3/m' per

(19)

-14-Indien als ontwerpnorm voor de duinhoogte wordt aangehouden dat niet meer dan 2% van de tijd tijdens het hoogtepunt van de storm overslag mag plaats-vinden, dan volgt uit het huidige onderzoek een vereiste duinhoogte van on-geveer 4,0 m boven stormvloedpeil (zie ook onderstaande tabel).

hoogte duintop t.o.v. N.A.P. (m) 20,0 12,5 10,0 9,0 8,0 7,0 percentage van de dat golfoverslag 0 % 0,05 % 1,0 % 1,7 % 5,8 % 12,0 % tijd plaatsvindt

Het overeenkomstige overslagdebiet bedraagt ongeveer 18 dm3/m'/s gemiddeld

over de tijd. In de perioden van overslag is dus het overslagdebiet ongeveer

0,9 m3/ m 7 s .

Bovenstaande resultaten zijn vermoedelijk beinvloed door een haling in de goot met een maximale waterstandsvariatie nabij het duinfront van 1,20 m a

1 ,35 m (top-dal waarde). Aangezien het mechanisme van de haling en het ef-fekt op de golfoploop onvoldoende bekend zijn, wordt het. niet verantwoord geacht de golfoploopresultaten hiervoor te korrigeren. In ieder geval kan worden gesteld dat de onderzoekresultaten in orde van grootte de vereiste duinhoogte in relatie tot de golfoploop en golfoverslag aangeven.

Vooralsnog wordt aanbevolen een minimale hoogte van de reservestrook van 4,0 m boven het maximale stormvloedpeil aan te houden teneinde tijdens het hoogtepunt van de superstormvloed de overslag door golven te beperken tot ongeveer 2%, overeenkomend met overslag gedurende ruim 1 minuut per uur. Tijdens de perioden van overslag moet gerekend worden op een gemiddeld

over-slagdebiet van ongeveer 1 m3/m'/s.

Gelet op het te verwachten overslagdebiet tijdens het hoogtepunt van de stormvloed, is nadere studie gewenst naar het erosiemechanisme van de re-servestrook, veroorzaakt door golfoverslag. Vermoedelijk zal bij de voorge-stelde hoogte van de reservestrook een verbreding van het restprofiel dienen te worden aangebracht teneinde de stabiliteit van de reservestrook niet in gevaar te brengen.

(20)

5.2 Situatie tijdens 1976-stormvloed

Uitgaande van een gemiddeld afslagprofiel, zoals dat nabij Kijkduin direct na de stormvloed op 3 januari 1976 is opgemeten, zijn een tweetal proeven met ver-schillende duinfronthellingen uitgevoerd teneinde de waargenomen golfoploop tijdens het hoogtepunt van de storm in de natuur te toetsen aan de gemeten golfoploop in het model.

De resultaten zijn weergegeven in de tabellen 2 en 3 en de figuren 9 en 12. Hieruit kunnen de navolgende conclusies worden geformuleerd.

1 De bevindingen welke bij de proeven met superstormvloed onder conclusies 1 en 2 zijn geformuleerd, zijn ook bij de 1976-stormvloed van toepassing. Met betrekking tot de golfoploop bij de onderzochte hellingen van het duin-front kan worden geconcludeerd dat een helling van 1:1,5 een hogere golfop-loop veroorzaakt dan een verticale helling (zie ook onderstaande tabel). Deze laatste moet voor het afslagprofiel het meest reëel worden geacht.

oploopniveau

Z2 % Z5 %

'

z

io%

verhouding golfoploop bij een helling van het duinfront van 1:1,5 ten opzichte van een verticale helling

aantal 1,12 1,11 0,98 tijd 1,16 1,13 1 ,04

De waargenomen golfoploop tijdens het hoogtepunt van de storm op 3 januari 1976 bereikte soms een niveau van 1,5 m a 2,0 m boven de duinvoet(schatting ir. J. v.d. Graaff van Werkgroep 5 ) . Dit komt overeen met een hoogte van 2,25 m a 2,75 m boven het stormvloedpeil. Deze schatting kan wellicht v e r -geleken worden met het 2%- tot 5%-oploopniveau zoals dat tijdens het huidige onderzoek is bepaald (zie volgende tabel).

1976-stormvloed schatting incidenteel oploopniveau (m t.o.v. S.V.P.) 2,25 a 2,75 huidige 2%-niveau (m t.o.v. S.V.P. aantal 3,35 a 3,70 3, onderzoek ) tijd 05 a 3,50 (m 2, 5%-niveau t.o.v. S.V aantal 45 a 2,75 .P.) tijd 2,35 a 2,70

(21)

-16-Alhoewel de bovenstaande onderzoekresultaten misschien enigszins zijn beïnvloed door de eerdergenoemde haling in de goot, is de overeenkomst met de schatting uit de natuur in orde van grootte redelijk te noemen. Vooralsnog geven de resul-taten van de verificatieproeven dan ook geen aanleiding om de onderzoekresul-taten van golfoploop en -overslag tijdens superstorm te herzien.

(22)

1 Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen

Richtlijn voor de berekening van duinafslag ten gevolge van een stormvloed juli 1972

2 Waterloopkundig Laboratorium

Schaalserie duinafslag. Golfoverslag bij duinen tijdens superstormvloed Uitwerking van de meetresultaten van het onderzoek in de Deltagoot Interim verslag deel 2, M1263-III, november 1981

3 Waterloopkundig Laboratorium

Schaalserie duinafslag. Uitwerking van de meetresultaten van het onderzoek in de Deltagoot

Interim verslag deel 1, M1263-III, juni 1981 4 Waterloopkundig Laboratorium

Schaalserie duinafslag

Verslag modelonderzoek Ml 263-1, deel A en B, april 1976 5 Waterloopkundig Laboratorium

Schaalserie duinafslag

Verslag modelonderzoek Ml 263-11, deel A en B, april 1981 6 Rijkswaterstaat

Lodingen en waterpassingen kustgebied Zuid-Holland;

TAW-profielen, rijksstrandpalen 107.730, 108.070 en 108.450; tek.nr. 76-71192, 76-71193 en 76-71194.

Deltadienst, Waterloopkundig afdeling Hellevoetsluis 7 Waterloopkundig Laboratorium

Duinafslag ten gevolge van de stormvloed op 3 januari 1976. Toetsing van de Voorlopige Richtlijn

(23)

proefnummer T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 TIO Tl 1

plaats t.o.v. golfschot

d = 2 Ho s x = 9,30 m Hs(m) 7,52 7,53 7,53 7,52 7,51 7,57 7,53 7,57 7,50

f(s)

11 ,84 11 ,67 12,30 12,13 12,13 12,13 12,13 12,13 12,13 x = 8,70 m 6,04 6,04 7,74 7,74 d = 1,5 Ho s x = 24,00 m H (m) s 5,90 5,96 5,91 5,93 5,91 6,06 5,96 5,99 5,90 T(s) 13,24 13,20 13,20 13,20 13,20 13,20 13,20 13,20 13,20 d = 2 HO s x = 25,55 m 4,82 4,84 8,80 8,80 d = Ho s x = 39,40 m Hs(m) 4,83 4,79 4,77 4,78 4,77 4,65 . 4,61 4,62 4,64 T(s) -d = «os x = 40,70 m 3,48 3,54

(24)

superstormvloed T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 6,0 6,0 6,0 20,0 12,5 10,0 9,0 8,0 7,0 20,0 10,0 8,0 1:0,7 1 :0,7 1 :0,7 1:0,7 1:0,7 1:0,7 1 :0,7 1:0,7 1 :0,7 max 16,55 14,75* 12,90* 11 ,40* 11,20* 11,15* 17,50 14,35* -9,75 9,35 9,60 9,10* 8,90* 8,70* 9,80 10,00 -8,15 3,25 8,00 7,85 7,75 7,95* 7,95 7,95 -7,10 7,10 7,05 6,90 6,85 6,90 6,95 6,80 -1976 - stormvloed T10 Tl 1 3,75 3,75 10,0 10,0 1:1,5 verticaal 9,70 9,55 6,75 6,35 5,70 5,45 4,85 4,90 *) golfoploopniveau leidt tot golfoverslag

(25)

proefnummer hoogte duinvoet t.o.v. N.A.P.(m) hoogte duintop t.o.v. N.A.P.(m) helling duinfront oploopniveau t. z max Z2 % o.v. N.A Z5 % .P. (ra) z

io%

superstormvloed T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 6,0 6,0 6,0 20,0 12,5 10,0 9,0 8,0 7,0 20,0 10,0 8,0 1 :0,7 1:0,7 1 :0,7 1 :0,7 1 :0,7 1 :0,7 1 :0,7 1 :0,7 1 :0,7 16,55 14,75* 12,90* 11,40* 11,20* 11,15* 17,50 14,35* 11,50* 9,25 9,40 9,30 8,85 8,65* 8,35* 9,30 9,75 8,70* 8,00 8,15 8,10 7,85 7,85 7,75* 7,90 8,20 7,80 7,15 7,30 7,25 7,10 7,15 7,20* 7,10 7,35 7,15 1976 - stormvloed T10 Tl 1 3,75 3,75 10,0 10,0 1:1 ,5 verticaal 9,70 9,55 6,50 6,00 5,65 5,35 5,00 4,95 *) golfoploopniveau leidt tot golfoverslag

(26)

T01 T02 T03 T04 T05 T06 T07 T08 T09 0 0,0068 0,0355 0,1022 0,1914 0,7582 0 0,0456 0,1909 0 1,15 5,85 16,80 31 ,45 124,60 0 7,50 31,65

(27)

CL o o c 15 10 0 5 -1O l—

-n

i \

i

\

Dcltagoot **. test T3 [3]

af slag profiel na het hoogtepunt van de storm max. w.s.

^ .

• i i • i

-200 200 400 6 0 0 8OO 1OOO

> afstand vanaf initiële waterlijn ( m )

1200 1400 CL ai

8

-100 15 10 -5 • 0 -•ïl—

T \

i \ \

\ \ \

H

Deltagoot o test T3 [3] prototype beginprofiel

• afslagprofiel na het hoogtepunt

max. w. s. 1 van de storm = y !~ ~ " ~ ' M , . | j l i l i 1 ~~T 100 200 300

> afstand vanaf initiële waterlijn (m)

4 0 0

PROTOTYPE AFSLAGPROFIEL SUPERSTORMVLOED

(28)

o

o

m

o

o

o

o

O O C M O O O O

o

C O

o

o

o

o

(O

o

o

m

o

o

n

o

o

C M «±2 * 1.7, 6 1 1 1 1 _ o .

1

t-i_ o max. si O 1 (UU lijn ( atcr S c o c o ? o o

1

1

>

1

§

i

in U I

f

I

V I '1 /

1

f

Bi il tl

1

• 7

ffi Tl

4

<M Ir ,

f

i. i i i i i , _ 3 T 3 , o c c o T T I •a 3 M T 3 C » C » O l 3 > ^ O n ^^ ^^ O O c

-8

O O eb o o c |DD o . ö . •o c a L . "5 M ',— o (A 1

1

o tO cd o o c '. » X a c"5 •/ o : o «n ati E * u ^•ryOCDCD^jc\jo OJ ^' l O ï OOc > J^ ' hoogt e t.o.v . N.A. P (m )

E

AFSLAGPROFIE

L

1976-STORMVLOE

D

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 2

(29)

OVERZICH

T

SCHELDEGOO

T

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 3

(30)

gol f s c ho t • O

o

C M O O O T 3 C O +-> u i •* -O I

y

N

z

LU

8

f O ) o o

ö

o » m LU Q L ü Z

er

O

O

Q O)

O

z

hoogt e (m )

MODELOPSTELLIN

G

T01...T0

9

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 4

(31)

i

o

0, 5 m C M l o I O O en y O O

o

m o

>l

< °

-o

*~

8

o

m O

o

.5 m .

>

t (UU) .c u O O ) « (DUC > "O C O (0 o

o

LU

b

C D met 0 ) o 1 O o r* r i i o • • <-• ech \ m o C M O «— » hoogt e MuutLur a i CLLIIN O

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

golfscho i f (M

7

!» / •-• / •p y m c iv i r

o

c

(m ) < — t / o 1 * J

1

"

°

f

o

l

1

BI

J

UDZ •f

ƒ

C O

:. a

c

ó "

T10...T

1

M

181

9

o

>

1

o

c

C M E

1

S t J 3 0 c 3 1 het 3 5 > T 3 r o H ( O

o

I

FI

3 n

G

L ü Q L ü

z

-17 ) C C

O

o

O O

z

. 5

(32)

9, 0 8, 0 7, 0 6, 0 5, 0 4. 0 4, 0 c I CM n { / iT 10..T1 1 T01 . / \n O I C M il / 5, 0 6, 0 7, 0 8, 0 > H s , gewens t (m ) 9. 0 14. 0 12. 0 0 8, 0 6, 0 4. 0 / / \ • T 1 -Tr\^ TOQ J I \j\ ... 1 *J&~1 0...T1 1 / ' 4. 0 6, 0 8, 0 10. 0 12, 0 > f , gewens t (s ) 14. 0

VERIFICATI

E

GOLVE

N

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 6

(33)

Tï ï

E

E

E

E

E

E

o

. m

o

o

o

o

r-*

O N O fll O N ï l .A.F A.F A.F A.F A.F A.R ngc - • 2 ^ 7 ~Z ~Z ~7 ••-> .. . * " *• *• *• *• « • £ CS Q > Q » Q l G > 0 > £

S"

8

* 1

* ?

O

*

§*

'

O

... lilll

l |

""

c

c

c

c c

c

5

-.. . D3333 3 g . -T J T J T 3 T 3 T 3 " D Q

o

o

o o

o

o

3

V - K ( - K « - K O

:: >

i

i

i

i

::

:

1 1 ! 1 < -i 1 1 • 2

1

?

::

:

• 1

• il : .. .

t

_

..

.

::

- |

i

1 ;

•:

il

;i

!!

[L i

IT T 11111TTTT T 1 f ï ï ï T " ~T ~ -- i .}

1

ï

1;

; 't.

:

U'

s

::::::::::::::::::::;i

l :::::::::

:

;; ;;

B

s

-;;;•

;

• "

r

" 'ïttiff

l S

\XÉ i wt n

'if

i

I

w

fl

••"""

"

''öl

f tt

;Ü|! :

:"••;:;;

:

il

1

f

1

II S.V.F ? 1 duinvoe t

t

1%.

\-. i

V

i •

ë

1

T

i • -•-/ /

;;f

i

f

.:.

-o

o

en O J o G O m o o oo o OiDOino i O O i d 0 1 o o i ^ 1 0 i n <q - m c o C\ J c\ j overschrijdingspercentag e va n he t aanta l golve n (% ) < O O O O in * O O < Ö O. »

8

ao

O ) O

cn

O C O

o

o

(O

GOLFOPLOO

P

GEBASEER

D

O

P

AANTA

L

OVERSCHRIJDINGE

N

SUPERSTORMVLOE

D

TO1..

. T0

6

d

u

in

voe

t N.A.

P

5,

0

m

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 7

(34)

E

E

E

o

o

o

° 2

°

°

• • ^ Ï ^ j ^t 2 Z 2 M Q ) < S O ) D l Ui o o o C C C . D 3 D "O " O " O * o o o > O O O h - H

1

j .

>:

c

ii

111 1

'

"

1

r

i

l

m

6 IK

§

l

o

ff *7

III

yw

lij

m

n

ü

\JR

ff

(

'!T

|

I

1 <' 1 ' dunyoe t

1

s.v

.

k

1

)

R J f

l

in o o oo o oinoiooif ) overschrijdingspercentag e va n he t aanta l golve n (% ) < Ö O Ö Ö

o

in

o

rr f < z 'S )

8

Q . O O |

ö

D l Q o co

P

GEBASEER

D

O

P

AANTA

L

N

SUPERSTORMVLOE

D

T07...T0

9

duinvoc

t N.A.

R

+6,

0

WATERLOOPKUNDIG^kABORATORIU

M

M

181

9

FIG

. 8

(35)

"5 ica lf ) L . • r . % 4= h 5 5 n

"

2

P *~ * ~

1

1

i

1

,. i

1

f

• •

.. i

duintb p

g

'

J~^

V

r

1 I

' ..

. .ÏL.

|

,,y

(l

|

/' 1

' \_

t

| duinype

t

tt

-J

f

S.V . p / * ~4

t

t O •cr T 2,0 « - O : 0,0 > o 0 1 +-> U) o o a. o a o "5 o oo * O <o " o o oojQ O o o o o oinomoif » ^ ^ O ^ O » o ^ o o r ^ ^ O l O ^ c o r o c\ j c ^ ^ n

ö

o

ó

o

ovcrschrijdingspcrccntag e va n he t aanta l golve n (%, )

<-GOLFOPLOO

P

GEBASEER

D

O

P

AANTA

L

OVERSCHRIJDINGE

N

1976-STORMVLOE

D

T1O...T1

i

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

M

181

9

|

FIG

. 9

(36)

9l d H

wniaoivaoev

i 9iaNn>idoo~iy3±V

M

tu O'S * d V N NV A

- N39NianaHosa3A

O

d

O

ad33SVQ3

9

dOOldOd~IO

-> (•/«, ) p(\% » P UD A (Q o o •o

8

•o o o (Q p '< > O 6,0 O ' 8,0 o 10,0 -i O 12P -» 'o 14P 15P rti-0, T02

]

H

f

< J P P t } O Ui i

jat

il

- • £ 1 ) „. ^ _ ^ f\ j f\ j (j j (j j J ^ (_y i C7 ï ^ J Q D {Q {0 ^ O rv > O J .& . CT > O D O U i O WOUi O O O O O o U i O ^aoAuin p d'A '

:::::::

: i::::::::::::::::

: :

H H

!

H

8-,i|i!|

D

::.:::.

. m\

i mm lon t

\M\

1 ! fl 111 1

..ff

l i

J

1

l'wï

i

'1

1

...

. I

I

I

L 1

1

1 1

:..:::::

: 1;:::::::::::::::::::

:

1

1

I

I

s Tï

ï 1

1

,

, T

'

I ffl

'M

^'.'-'^

.

1

fflif

1 f

ii

t

:::

: :;:::

: ,:

t

• • ; •

n

: 1 1 1

1

:

: :

! l

I

!

...

. ii

i .

1 1

1

i

H H H -i H H O O O O O ' O O i U i ^ u ) i o -> C L C L C L C L C L C L a c c c c c ooooo o o o o o o o (Q ( Q ( Q ( Q ( Q ( Q •"• 1 r+r+c*r+'*J* ' R W W W W W z z z z z •j ' >>>>> > . 1 . r o .T 3 T J T J T J '" 0 J . . • • • + + -N ,0 D \p O w o

(37)

u

oid

| 6t8

t w

nnmoivao

t

|

601

--Z0 1

NV

A

annasar

n

• (°/o ) p\\\ » P UD A a O O O p _ » _ » i\ > rv > -^ rouitj i — » r o L O J > <7 > 0 0 O u i o U 1 O o o 00 > o O O < < ( ( 10.0 onlnnnhnn c f ( 4 11,0 Z1 13,0 14,0 O o r (

"7

f • ( T i

}

i- H 9 j i- f ^aoAum p f l | | ^ j ii' 1 '

ü

i*'i''

ü

1

'

H

i

l I

1

',

'

^

H

' 1

Ü

T

1

H

1

ü

1 /

1

l'

'

I

' j

J.j

,

i' O _ (X )

3V

1

9IQNnMdOOna3lV

M

3dn

s

N39NianaHosa3A

O

3

a

d

O

aa33SVQ3

9

dOOHdOd1O

9

jJLO-k U i O * x j 0 0 (DiD^ O O om o oo o o ouiO D o -\ -\ H . , jui jui luii

^

^

.2

.8

°

IJ^ J y j (f ^

z

z

z

> > > I .. . .: . * .0 0 r i W O "yd 3 3 3 "

llllllllUl

f "

"

(38)

-T T

m

r •

a o o .. . • • 5 .. . •«-• •«- •*-•

S

S

cc "O " O , . O ,-' - 1 - 1 - , .

1

1

[ 1

duinto p

1

M

ffl

W

'

::: :

::::;!:

:

1

.../--:

l 1

'

^

i'!'''

' ffl

'!'*

' ffl

;;;; I

:::::::

:

1

1

1

é f 4 | duinvoc t

ffl

1

11

s

-

v

-'

* 1 4 f 3,0 2,0 O ? : C L

-S

1 o o . a.

o

I

O CO "

o

(O

o

ir f C O J Q O . O OO O OiDOiDOi D O « 0 i O t n ft ) Q Q r^ » « o i ö ^nc i w w * " * ~ overschrijdingspercentag e va n d e tij d (% )

<-ö

ö

ó

o

P

GEBASEER

D

O

P

TIJDSDUU

R

VA

N

N

1976-STORMVLOE

D

T1

°

-T1

1

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

M

181

9

FIG

.

1

2

(39)

o 5,0 m 6,0 m t N A P * t N.A.P* even T 01 ...T 06 , duinvoe even T 07.. T 09 , duinvoe • pro x pro -0,83 h q= 31010 «

T

II

ƒ

/

ƒ

1

/

/

/

k

1

ƒ

/

/

/

/ > o o « o ^ C M o a • ••••• duinhoogt e h t.o.v . N.A. P (r r S.V.R 3 « O • • 0 0 8 100 2 ) o c C > O 0 0 < n C M * C M o • •

GOLFOVERSLA

G

AL

S

FUNCTI

E

VA

N

D

E

DUINHOOGT

E

SUPERSTORMVLOE

D

WATERLOOPKUNDI

G

LABORATORIU

M

i )

T01...T0

9

I

M

181

9

|

FIG

. 1

3

(40)

4 0 30 20 afstand vanaf het golfschot (m)

LANGSDOORSNEDE 10 1,0 0.5 .: •ii-'•• 1

-l

I

1 : T~ 1.:

:;

;

:

THT •"): • •

m

•;

ffe

! • . tTTTT ir: • • : • -• '-•

g~-Jl

f

nr

't

.f"

i

ff

f

Bfi

t

Hll *{

• lav

1 ^

1

--f-:-; i. i • :

"

J

-1i

1 - T T — F"

L

- V . . . . :.:•!• j : • .-• t .-•;.-•".-• T10 ^:i.' " : . _ : . . „ — 'j " . " 1 .

.. j._|

r:. H -•-GHM 1 GHM 2 GHM 3 GHM4 GHM5 GHM 6 0 .02 .04 .06 .08 Q10 0.12 0.14 0.16 0.18 0.20 Q22 Q24 Q26 Q28 Q30 032 golffrekwentie 1 0

I

•o 0) « 0.5 r T f ; j »

1

f

1

!

1

" 1 •

|

'il k

" il ;JR

••[:• .... / p. .:.• . : J ^

VI

j :

VI

\

r

'i#

il -.

:-::•

1

:

\i\-—

:• -:: -: -•\ ••• ::r -• =• =:: • • -T11 '-f • • • • • : . :. 1 -. : : -.: i •. .'•>v : : " : • • . m -~r: - • - . ~\:\:: . : • : j :•: !i : B GHM GHM GHM GHM GHM GHM 1 2 3 4 5 6 0 .02 .04 .06 .08 Q10 0.12 0.14 0.16 0.18 Q20 Q22 Q24 Q26 Q28 Q30 Q32 > golffrekwantis

GECOMBINEERD ENERGIEDICHTHEIDSSPECTRUM

HALING EN GOLFBEWEGING

T1Ö...T11

(41)

Cytaty

Powiązane dokumenty

Światło widzialne jest to promieniowanie elektromagnetyczne, czyli zaburzenie pola elektromagnetycznego rozchodzące się w przestrzeni, na które reaguje oko ludzkie.. Do

W tablicy 10 podano liczbę dokumentów normalizacyj- nych w programie KT 222/PK 2, liczbę wszystkich aktual- nych, w wersji polskiej i w wersji angielskiej, polskich doku-

Method used: the linear regression analysis (the least squares method) of mean central values of the statistically grouped data. set: ( w/t ;

In principle, the GMD of singlet particles produced via spark ablation (and any other similar gas-phase process) can be tuned from atomic clusters to any desired size by

Trzeba dodać, że sumienie, podnoszące naszą naturę na poziom mo­ ralny dobra i zła dzięki inteligencji i woli, a przez łaskę przemieniające ją w kierunku

The Dutch Urban Ground Lease: In a nutshell &amp; the Amsterdam case.. TENLAW Conference,

tion events that can be visually interpreted as such are weak and discontinuous. These might have even been further attenuated by the surface-wave attenuation or simply re- moved

W dziedzinie języka możemy jednak mówić o szczególnych zainteresowaniach: studenci bardzo interesują się językiem reklamy i biznesu, a czasem nawet językiem polityki, choć