September 1987
,~
i
-
T
U
Delft
Technische Universiteit Delft
Wind weren:
Stedebouwkundige
maatregelen
Monografieën milieuplanning/SOM
Prof.dr.ir. Taeke M. de Jong i.s.m. MT - TNO
Windtunnelproef "Hoogbouw aan de rand"
Faculteit der Bouwkunde
Vakgroep Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Sectie Milieuplanning
\nND ~.,rEREN
aUGustus 1937
WIN D W ERE N S T EDE TI 0 U W KUN nlG E M A A T REG E L E ~
Prof.dr.ir. Taeke ~. de Jong
Ls .m. ~·rr-TNO: Ir. P. Vermeulen G.Th. Visser Bibliotheek TU Delft C 0003828082
0756
758
8
Uitgegeven door:
Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1
2628 CN Delft
Telefoon: (015) 783254
In opdracht van:
Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Fakulteit der Bouwkunde
Technische Universiteit Delft Berlageweg 1
2628 CR Delft
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK,DEN HAAG ISBN 90-6275-384-1
Copyright
©
1987 by Taeke M. de JongAll right reseved. No part of this book may be reproced in any
I
form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission fr om the publisherj Delft University Press.
r:::!mF)
1 I:Jf,EIl)I:!G
:2 tL\TI0;~:\lT LOCATIEKJ.:UZ2
3 ~r:GI0:!:\U~ LO,':::\TI:-:!~:=lF"~
!f UX::.~JJ'~ LOCA'lT~:C:U:~E I~N Dl: INRICrITElC V:\:1 l!?'j' DUITE!:GE3T!:D
5 JS VO?~ I VA;1 !Y: AGGw:rS2XTIE
6 GLOJALE AAR:) 'IMf !)!~ S'fADSR:\'{)
7 ; iAA'[EEGf:U::! 0P DS L\G;:::~:~ SC!IA:\UHVSAUS
3 VA~L\:rrr;::r n
n::
TOT.\L": \!I,];(OPZ2T9 D'~ V:::m~AV;::LUG VMl l30\i\rG~OSpm! 10 STf:iYS:30LJI.!:(l?mICE IY2TAILS
11 COi-!CLlJSIES
1:2 cnL')Fm:
Bijla~en in afzonderlijk deel
1 1 "
1 Ii':L~IDI:~G
De plaatselijke windsnelheid beinvloedt:
,~ het energieverbruik van Je bouwen ;
',' de potentie Ie energie-opbrengst van I,:indturbines;
*
het comfort van de o~cnbarc ruirnte;::~ de versprC!iding van luchtverontrc-inigiIlGe
De plaats81ijke Hindsnelhcid kan op alle schélalniveaus door pbnolo::;ische ell
stedebouw~undi3c maDtrc~elen worden heinvloed.
Over de r.mutregelen die op de hogere schaal niveaus tot het niveau van (!e
stedebouwkundiJe detnils kunnen worden getroffen en hun effect op bovenstaande
gebieden handelt dit rapport.
Voorop staat daarbij de besparing op het energieverbruik van gebouwen, maer aangezien daarbij veel materiaal ter tafel komt dat bruikbaar is voor de ra~ill3
van de andere effecten, en omdat een (milieu-)plnnologische ell stedebouwkundige
afweging al deze effecten tegelijkertijd in beschouwing moet neuen, zullen ook
de andere effecten aan de orde komen.
De maatregelen die hier worden besproken zlJn niet allemaal even toepasbaar. Zij
dra3en soms een theoretisch of experimenteel karakter met een gerin3e ophren~st
en hebben rlan een meer didactische waarde die van pas I:omt bij de beschoU\':in3
van de volgende maatre~elen.
De maatregelen en hun effecten 1'lOrden namelijk bespro!<en in een "ir.lplicatieve"
vol20rde: elke maatrezel moet worden bezien binnen de randvoorwaarden vun de
voorafgaande maatreJclcn.
~en kan dan ook geen hoofdstuk overslaan: maatregelen op het locale niveau
kunnen slechts begrepen I-Iorden vanuit de randvoorwaarden van het regionale
niveau, ell deze 0' hun beurt vanuit die van het nationale niveau.
ilier vervaagt soms de 3rens tussen "maatregel" en "gegeven oJlstandigheden": is
de huidige Nederlandse kustvorm het gevolg van menselijke maatregelen or moet
l!Ien spreken van "gegeven omstandigheden". Deze discussie is slechts van
theoretische waarde. In dit rapport wordt terwille van de duidelijkheid en
leesbaarheid alles als "maatreGel" beschoUl-ld l'lBt af\vtjkt var. een uitgan~s- of
referentie-situatie. Daardoor bestaat het rapport uit vergelijkingen tussen
telkens tv/ee toestanden: de referentie en de toepassing van de betref fenrle
mU3tregel daarin. De effecten van deze maatreGel worden vervolgens
gerapporteerd.
Van belang bij deze methode van "experimentele effectrapportnge" is uiteraard 'Ie
keuze van de referentie. Kiest men als referentie "de gemiddelde Nederlandse buitemIijk, gevuld met referentie-laugboul\'\-Ioningen", dan komt een vrij pra~(tisch
beeld van de maatregelen naar voren, waarbij echte i andere 3cvallen
(binnensteden, hoogbouII) uit de boot vallen. \-!ij hechten eraan OO~( eniJ
theorctisc~ inzicht bij de leken op het gebied van de aeroiYllamica te wekken, en
zullen dus nog wel eens van referentie wisselen om effecten ~ic bij de
standaard referentie niet kunnen Ivorcten gerapporteerd duidelij'( te laten I/orden.
Je referentie zal dus \/el eens een theoretisch karakter dragen, zoals "een stuc!
in zee" of "een zee in de stad", om de effecten van bepaalde situaties in hun
extremen duidelijk te maken. In de pra!(tijk ligt de maatregel immers altijd
binnen deze extremen. Men bespreekt daardoor niet slechts een enkele maatrcBel,
maar een reeks van maatregelen met gradueel verlopende effecten.
De maatregelen die in dit rapport worden besproken kunnen worden genomen in de
sfeer van de:
*
nationale locatiekeuze*
regionale locatiekeuze* locale locatiekeuze
*
inrichting van het buitengebied*
vorm van de agglomeratie• globale aard van de stadsrand
*
de totale wijkopzet*
de verkaveling vnn bomvgroepen*
stedebouwkundige detailsDe implicatiestructuur spreekt voor zichzelf. Op elk niveau moet worden
uitge3uan van een referentie op elk ander niveau om de varianten van het eigen
niveau te kunnen overzien. Dat schept moeilijkheden hij de ver~elijking van de
maatregelen op verschillende schaalniveaus, omdat de referenties moeten
wisselen, wil men een wat hreder inzicht in de effecten hereiken. Oe integratie
van maatregelen op verschillende schaalniveûus is echter niet in oe opdracht: van
deze fase he~repen, zodat \vij ons daarover niet te veel zorgen zullen mu!:cn. Een ander probleem is, dat voor elk effect (energiebesparing, energie-opwekking, comfort en luchtverontreiniging) andere kenmerken van de wind van belang zijn. Voor de energiebesparing is immers bijvoorbeeld de windkarakteristiek in het
winterseizoen van belang, voor de andere effecten die van het hele jaar,
eventueel gespecificeerd naar seizoen.
Wij gaan uit van de windkarakteristiek van het hele jaar, tenzij anders vermeld.
2 NATIONALE LOCATIEKEUZE
Welk verschil maakt het uit wanneer wij bijvoorbeeld een nieuwbouwlocatie bij Ams'terdam of bij Eindhoven kiezen ten aanzien van het energieverbruik, de mogelijkheid energie uit wind op te wekken, het comfort van de buitenruimte en de verspreiding van luchtverontreiniging?
Om milieu- en energie planologisch in deze opzichten een goede afweging te maken van verschillende bouwlocaties op dit nationale niveau moet men op eenvoudige wijze de windkarakteristiek per locatie kunnen berekenen.
Van deze berekening geven wij hier een korte beschrijving.
In Nederland wordt op meer dan 50 plaatsen regelmatig de windsnelheid gemeten (zien onderstaande figuur links).
\HNDSTATIONS IN HET TIJDVAK 1945-1980 (selectie. gebruikt in Wieringa en Rijkoort. 1983. p. 28)
JAARGEMIDDELDE POTENTIELE iHNDSNELHEID (Wieringa en Rijkoort, 1983, p. 84) mirt 0 7.0-7,4 f:li'-I,J lID iQ-U 8 U-iQ . 4,0-U . 1 ' - 4.0 "
De wind stations registreren nog windvlagen die slechts 5 seconden duren. Alle metingen worden over het uur gemiddeld tot de "uurgemiddelde windsnelheid". Uit deze uurgemiddelden kan een jaargemiddelde worden berekend: de
"jaargemiddelde windsnelheid".
De obstakels rondom het windstation introduceren een afwijking waardoor deze gegevens niet zonder meer toepasbaar zijn in naburige locaties.
De correctie naar een "standaard-terreinruwheid 3" (grasland). en een
standaardhoogte van 10 meter levert de "Jaargemiddelde potentiele windsnelheid" die in de rechter figuur is weergegeven.
Via locale terreingegevens kan hieruit weer voor naburige locaties en hoogten de gemiddelde windsnelheid worden teruggerekend.
In het jaargemiddelde van de windsnelheid z1Jn echter een aantal gegevens
verloren gegaan die van belang zijn voor het energieverbruik, de potentiele energie-opbrengst, het comfort van de open ruimten en de luchtverontreiniging. In de eerste plaats mist de specificatie naar windrichting en de statistische opbouw naar verschillende windsnelheden. Daartoe moeten wij toch terug naar de bronnen: de "distributieve frekwentieverdeling van de uurgemiddelde windsnelheid per windrichting, herleid naar 10 m hoogte boven open terrein" per windstation. In onderstaande tabel is deze frekwentieverdeling voor het windstation Schiphol
in de jaren 1951 tlm 1976 gegeven, in aantallen per 10 000 waarnemingen.
nuWUTIKVUIII!I.l1C \/l1lll6llllJll1lI SClUPIIIlI.
lili:i.ii. lIOIlIDM 006T ZIII8 VIST STIL Ol lOf"'-lUS$&" 11 Il Ol Ga lIJ 0. ~ 0. 07 Ol 09 10 'UUIIL
al. v 0.' I l 14 10 I 11 10 11 16 14 16 U 9 34& 49' I.'
..
"
19 41 IQ 'I"
72 Sl 66"
] I 71 697 2.' 79102 st 11 91 10 97 132 111 119..
61 IS IU7 ' 1.' M 107..
lil III M lil IS' 160 In 106..
2 1314 4.S 17 17..
132 116..
U4 150 170 lil 110 71 13" S.' 76 71 11 110 101"
tI6 121 In lil 112 74 IU7..
,
7 • 66 74 112 11 66 71100141 11' 109 71 1070 7.' 62 42 66..
'2 '12 47 7l lil 113 91 SI 112..
,
31 11 ] I st 19 I 17 SI 91 90 7J 61 SI],.,
19 U 11..
17,
17 )1 61..
"
40 431 10.' 17 7 13 19 14 3 10 11 sz 70 U 50 l i l11.'
10 4 I 14 6 I 4 I l 32 Sl )1 19 IM I1.S 7 ] 4 ' I ] 1 I U U 11 14 14' 13.' 4 2 I 1 1 I 4 IS lil 17 1..
14.' 1 I•
10 9 4 IQ U.S I•
12 6 1 lil16.'
1• •
1 1911.'
a•
•
2 1111.'
a ! 1 I 12 lt.! I. 2 1 1 !all.'
2 1 J 21.S I 1 na I lOf"'-641 602 '70 _ 736 661 674 950 1124 111l ' " 6Sl 641 1011IIII.
all ... KMl .11.-. .... ai . . . u... .... 1 •• 00 w i _ U ... _ S.' 1 _ . . . . _ '.0 0'. S.9 al •• - ti ... t . . . Wllllllll'idlc1 . . 1a . . . k1oII.- ... UJ 12 ... ... r...a.c .c . . ...,.. ...' ... 1 .... 1411.' . . . U ,.u1 .c lO ... 1& Me ... c.al .r ... de Me ...,....
_ UJ ••
_U ...
üaUJU ... i q , . . . . wi ... kIo01 ...OM ~.r Ie .l-..ka Me û ... Ol • ..,. acMC . . . all. ... 1cA& . . . . ___ 10 . . 40' dC .... _ _ •
Bron: Vermeulen/Hoogeveen/Leene (1983)
Bijlage 4.27
De gemiddelde windsnelheid laat zich uit een dergelijke tabel gemakkelijk berekenen als:
L
(WGU Cl
I of voor bezitters van een zakrekenmachine die in Basic programmeerbaar is:
10 RLn U ·IoIlnd.,..U •• 14.kl •••• 2IiI REn"" • ".",tal w •• 'n •• i",.",
x U)
W
3~ Rt." SP • 50. ,1'.a6lkt.n "".1'1 a.ntaL "" •• 1'n •• lnt.n '1'1 .n.Lh •• a •• ' ...
10 Rt.M $&.I • 50 • • • "t.l "".nn ••• nt."
~ tolLM GU· G..ldd.LcI. wlncl.n.lh.1eI bil fOR 1-9 10 1'2
Sla PRu .. r "G,.f h.t . . nt.l "'."1'1,.11'1,,1'1 biJ Uin4'''.lh.i4.kl . . . . "iU; !ói ItlPUI ~
leli! SI'.SI'.~~
110 ~U·SW .. '"
120 N[~I
1'Je GU.sp ... ~
110 Pf(UH "0. t •• idd.ldt wlncl.n.lhtld i6 ";GUj
1~ ~rtH" biJ •• 1'1 totaal aanl.1 ""a.rn'.int.n ... 1'1 ";5601
Voor het gemiddelde over alle windrichtingen zoals eerder op het kaartje van de potentiele jaargemiddel-de windsnelhejaargemiddel-den is afgebeeld neemt men de waarnemingen uit de meest rechtse kolom. Voor het gemiddelde per
windrichting neemt men de kolom en het totaal van de betreffende windrichting. Bovenstaande tabellen z1Jn in principe beschikbaar voor elk windstation, niet alleen gesommeerd over het gehele jaar (zoals bovenstaande tabel), maar ook
alleen over het zomerhalfjaar (mei tlm oktober) of het winterhalfjaar (november
tlm april), of zelfs per maand van het jaar.
Op deze W1Jze Z1Jn de gemiddelde wind gegevens van het meest nabijgelegen windstation gespecificeerd naar windrichting.
Voor de raming van de effecten van maatregelen is het enkele getal voor het gemiddelde van vele windsnelheden nog te grof. Zo kunnen de windsnelheden lager dan het gemiddelde windsnelheid over het algemeen een gunstige invloed op het comfort van de openbare ruimte hebben, terwijl de hogere snelheden juist een ongunstige invloed hebben. Iets dergelijks geldt voor het energieverlies uit woningen en het opwekken van windenergie.
Een nader inzicht in de distributieve verdeling van snelheden is dus gewenst. In onderstaande figuur links zijn voor vier windrichtingen uit bovenstaande tabel grafieken gemaakt. Het totale aantal waarnemingen voor alle windrichtingen is hier gesteld op 10 000.
\~INDSNELHEID PER RICHTING SCHIPHOL
C <IJ 1:'><0 Ol uw c:
\\
-t
\.
\\\\-_.-
---_._--
-
-
---I.., . \ \ \ \, \ \ " \ I, \ . "'" \\
\
--
-
_.
~\-
~I
.
.
_
_
__
_
_
_
cu ~D\\ \\
, GU 005 \ ' \. ... cu lUIO\"~ • ilJl"' ... oosr '. cu 101['; NOOIiO \... ... _ .. ~ _ _ ~...L.-_-'-_ _ _ _ _ _ .:::::...I---J 1oI[5r Cl> Windsnelheid Cm/sJ \~EILBULL-BENADERING---=Il
-
+--
--
-\
I
.1'--____
._-'-~_
>--
= _ . . L - - - J u[5r co Windsnelhe id Cm/ sJ&r.cGt-.: Bijl . . . ".2} DiJ nr-THO/C..,E U9831 .. EtI ... 'i .... bUfluten "".tI HkON: I(O~(K/,..l&«U.l''') ... (''-ll).t:)CP(-([U .... ,..l ... t<ll w •• rif' 1<-1 en "'.GU/IiI.~
FlLl' Gl<F • ILO:' UlIlL ....
In de rechterfiguur is een wiskundige benadering van deze verdeling gegeven, de Weil bull-verdeling (zie bijlage 1 voor een nadere toelichting op het gebruik van deze afleiding).
Hier is op de y-as de kansdichtheid van de snelheden per windrichting
aangegeven. De kans op wind uit die richting op zichzelf is daarin niet meer verdisconteerd. De onderlinge verhouding van de optredende windrichtingen is daardoor in de rechter figuur niet meer waarneembaar zoals in de linker figuur. In de linker figuur was de oppervlakte nog gerelateerd aan het totale aantal waarnemingen van alle windrichtingen (10 000).
Het aantal waarnemingen is evenredig met het aantal uren dat de wind van een gegeven snelheid en/of uit een bepaalde richting waait. De verhouding tussen het totaal aantal uren in een jaar en het totale aantal waarnemingen (hier
8766/10000, elders 8766/100000) geeft het aantal uren waarvoor een waarneming staat.
Met dit gegeven kan bijvoorbeeld de jaarlijkse energieopbrengst van een windturbine met een bepaalde vermogenskarakteristiek worden voorspeld volgens het volgende schema:
WINDFREK\~ENTIE
VERHOGENSKARAKTERISTIEK
ENERGIEOPBRENGSTuIen/jaar
kWh/jaar
t
windsnelheid _ windsnelheid V--...
Bron: Westra en Tossijn (1980), blz. 37
Aangezien dit schema in principe ook gebruikt kan worden voor de schatting van het effect van de nationale locatiekeuze op het verschil in energieverbruik van woningen, het comfort van de buitenruimte en de verspreiding van
luchtverontreiniging, zullen wij deze berekening allereerst in zijn eenvoudigste vorm voor het verschil in opbrengst van windturbines in de buurt van Schiphol en Eindhoven uitvoeren.
In onderstaande figuur links zijn de snelheidsfrekwenties per w1ndrichting in de tabel van blz. 4 en figuren zoals op blz. 5 nog eens samengevat tot een totale frekwentieverdeling waarin het aandeel van elke windrichting (cululatief) nog herkenbaar is gebleven. liet aantal waarnemingen is hier omgerekend naar uren per jaar.
Het uitgangspunt blijft de standaardhoogte van 10 meter (Z=10) en een terreinruwheid vergelijkbaar met open grasland (ZO=0.03).
WINDFREKV1ENTIE. VERHOGENSKARAKTERISTIEK EN OPBRENGST REFERENTIETURI3INE SCHIPHOL Z=10 ZO=0.03 . . . ..-w ... 21
...
..
'": - f-i1lJl&-'it>,--+---I---; ~--~-~~---+---~•
/
/~ :l u..
Cl ~ - t-t:rn~l+---+---I.= -
~_;'tf--+':+--+_--~..
..
Cl. c:..
..
;:Jo ! • •Wlndan.lh.ld Cm/s) z-Ia za-a.a3
/
1
l
I • Wlndan.lh.ld In m/s•
...
..
~ c:..
..
.&J Cl. Co ! • Wlndsntlhtld Cm/s)_ . " ' " - , • ...,.. ... _ ... , . . . " , ... , . . . . "I ... ' _ , """_, . . . . Ol . . . ,a..-II 'I,JI . . . . -'1
_
...
.
-la... ... v nul '-'C
'UI""
In het midden is het vermogen weergegeven dat de referentie-windturbine bij elke windsnelheid afgeeft. In de rechter figuur is per windsnelheidsklasse het
produkt van dit vermogen en het aantal uren van de linker figuur weergegeven. Men kan dit narekenen door uit de tabel van blz. 4 een willekeurig getal (x 8766/10000) te vermenigvuldigen met het vermogen in de betreffende
windsnelheidsklasse van de middelste figuur.
Ook in de rechter figuur is het aandeel van elke windrichting zichtbaar
gebleven. Het is niet verwonderlijk dat de bijdrage van het zuidwesten (210° en 240 ° of 7 "uur" en 8 "uur") het grootst is. Aan deze zijde moet men de turbine dus niet afschermen. Toch is het de vraag of de windturbine wel aan de
zuidwestzijde van een stad moet worden geplaatst. Daarmee schermt men immers de
nog aanzienlijke bijdrage van het noordoosten (300 en 60° ofwel luur en 2 uur)
af. Men kan beter de geringe bijdrage van 4 uur (120°) afschermen door de turbine iets boven het westen van de stad te plaatsen (300° ofwel 10 uur).
7
.J:;
3
Tot zover een locatie in de buurt van Schiphol. In onderstaande figuur links
zijn de bijdragen van elke windrichting in Schiphol en Eindhoven met elkaar
vergeleken. De totale opbrengst van de referentie-windturbine over alle
windrichtingen, op 10 m hoogte, aan alle kanten omgeven door open grasland, is in Schiphol ca. 85000 kwh per jaar en in Eindhoven ca. 55000 kwh. Dit klopt ongeveer met de vuistregel:
E = 2
*
GU' (klvh/m2) Voor Schiphol: 2*5' =250kWh/m22*5.5'=333 kWh/m2 x 340 m2 = 85 000 kWh x 340 m2 =113 000 kWh waarin Voor Eindhoven: 2*4' =128 klvh/m2 2*4.53 =180 kWh/m2
E
=
totale jaarlijkse energie produktie in kl.JH/M2 jaar44 000 kWh
61 000 k\vh
GU
=
het jaargemiddelde van de uurgemiddelde windsnelheid(hiervoor zijn de waarden van het kaartje op blz. 3 ingevuld) Deze vuistregel differentieert uiteraard niet naar soort molen, windrichting, frekwentieverdeling en dergelijke.
BIJDRAGEN PER WINDRICHTING WINDSNELHEIDSFACTOR VOOR DE HOOGTE
fJ):lOI ~ ')1 .,.. .. ~ ,- ! - - - i - - f f - - - t -t-7 -Co Windr ichting BRC!'!, MEiO FILE J J~" SCliIPtiOl 8 (IJ E 40 c. (jJ '0 ...-en o o I.a
..
Factorex
u
op Hl m. J 8RO~' v.u:JOtl/ .2'3J/UlG( U) ..... 1iI3Jnu:, VER
In de linker figuur en alle voorafgaande berekeningen is uitgegaan van 10 m
hoogte en de ruwheidskarakteristiek van open grasland (Z=O ZO=0.03), de
internationale standaard voor het verzamelen van locale windgegevens. Dit voldoet voor een vergelijking van landsdelen, maar is niet realistisch ten aanzien van de opbrengst van windturbines, omdat deze meestal hoger staan opgesteld, en dus ook hogere windsnelheden vangen. In de rechter figuur is aangegeven hoe de snelheid ten opzichte van de internationale standaard op open grasland met de hoogte verloopt.
Aangezien de opbrengst van windturbines (zie de vuistregel hierboven) evenredig is met de derde macht van de windsnelheid, kan men de linker figuur voor hogere turbines hiermee aanpassen. Zo is de windsnelheid op 20 meter een factor 1.13 hoger (zie de aangegeven punt) dan op 10 meter. Tot de derde macht gebracht
wordt deze factor 1.44. Hiermee kan men de opbrengst op 10 meter
vermenigvuldigen om de opbrengst op 20 meter te verkrijgen (voor Schiphol cn
Eindhoven respektievelijk 122 000 kWh en 79 000 kWh per jaar). De absolute verschillen tussen beide locaties worden hierdoior groter, evenals de
verschillen in de bijdragen van verschillende windrichtingen. Het zuidlvesten wordt daardoor relatief belangrijker, maar de invloed van de afscherming door stedelijke bebouwing wordt bij groeiende hoogte daartegenover minder belangrijk. Een betere, maar in dit stadium meer gecompliceerde manier om ook andere hoogten dan 10 meter in de beschouwing te betrekken is, om reeds in het begin, bij de
interpretatie van de tabel op blz. 4 de windsnelheidskIassen met genoemde facl~r
te vermenigvuldigen. Men moet dan echter bij de vermenigvuldiging met de vermogenskarakteristiek daarin ook andere intervallen kiezen. Terwille van de eenvoud is daarvan in deze paragraaf afgezien. Het gaat hier immers slechts om globale locatieverschillen op nationaal niveau en een eerste indruk van de berekeningswijze.
In de volgende paragraaf wordt niet meer gebruik gemaakt van de
windfreklVentietabellen, maar van de \veilbul-benadering, en deze maakt het
mogelijk de hoogte en de plaatselijke ruwheid reeds vanaf het ,begin op
eenvoudige wijze te integreren in de berekening.
De hier besproken berekeningswijze kan in principe ook worden toegepast op het energieverlies van woningen, het comfort van de buitenruimte of de verspreiding van luchtverontreiniging, wanneer men voor deze aspecten de eigenschappen van een stadsrand op dezelfde wijze zou kunnen vastleggen als de
vermogenskarakteristiek van een windturbine.
Voor het ventilatieverlies uit woningen moeten wij ons dan vooral beperken tot windgegevens van het stookseizoen. Deze verschillen niet belangrijk van de beter toegankelijke gegevens van het winterhalfjaar.
Uit de figuren op de volgende bladzijde blijkt, dat de potentiele windsnelheid in het winterhalfjaar voor elke windrichting ca. 10% hoger is dan over het hele jaar genomen, maar dat de kans op wind uit een bepaalde richting (het aantal
uren) niet verschilt.
POTENT IELE I.JINDSNELHEID SCHIPHOL POTENTIELE IVINDSNELIIEID EINDHOVEN
3
~, i r, j r i eh tin 9 i n " UT t' n" U i t n o 0 r d IN i n d r i c h t i [, '3 i f" " U r '" r: '. U I t r'::~, r I Hlir.r-,: V"'II:~" •• "'Hoo!".o,, ... ;,,,/L • .JrHi. e . .JlOS .... 4.}6 ~ ])
:....:A.. Jo :~_i:.. EiW
KANS OP lHNO PER RICHTING IN SCHIPHOL IDEM IN EINDHOVEN
.1 .1
.1 .1
. .i.
t..Jlndrichting In -nuren" uit noord ~J i f" j r i eh t i f" 9 in " urE: n" W I 1 r, ü ) r J
i,o ... ''' ... 1 • ., ·Ma,s._"'.1"1 ~l.,u'\. (1.::tSlJ1: 8.; 'a'l! 4.26 ... 2:1 BRrrr;: vI!Tm • ..:,.n/Hoo~.J •• "/"'''ot''''' (.9$J1: a,J.),'. 4,Jtj"'4.J7
~ ILE . E IROû$ r-IL::.: ~C~.;("s
C. 3
:lil
In onderstaande figuur links is de "ventilatiekarakteristiek" van een gemi.ddelde
eengezinswoning en een gemiddelde flatwoning weergegeven. In deze grafieken is
rekening gehouden met het bewonersgedrag om bij lagere windsnelheden dan ca. 5
mis ramen open te zetten. In het vervolg zal blijken, dat dit gedrag het
effect van windwerende maatregelen in de woonomgeving, zodra deze ertoe leiden
dat de gemiddelde windsnelheid beneden de 5 mis daalt, gedeeltelijk teniet doet.
VENTILATIEKARAKTERISTIEK ---.. _---, ._---I I ! ..
_-
.
---_._----I
GEM. EENGEllHSUOtllNG GEn. F'lt"TIJONING..
Win d s nel hei d (20m) in m/ sTOTALE VERLIEZEN PER HONING aUTO "ESO 8ö.rlJ .... 0:j
z
iENGEUN:iiUON1~G ::Ir-oC. ,:l\;E~
FUHUONrNG SCt1IPHOL
... FltHIJONlf'OG [ lNOttCl..f,.,.
Wlndsne lhe Id (20m) in rr./s
BRO"'~ rtlG e8/·uit] C,,'f"elluel'l lS88 FIl..f a UAI.II
BRON1 eeT_lunl", BIJt . . .
F lU" t rOVER
Volgens een analoge benadering als bij de berekening van de opbrengst van
windturbines, zij het dit keer alleen voor het winterhalfjaar (met ca. 10%
hogere windsnelheden) zou in Schiphol bij een gemiddelde eengezinswoning in het
vrije veld 6861 kWh ventilatieverlies worden geleden en in Eindhoven 5557 kWh.
Bij een gemiddelde flatwoning zou dat echter respectievelijk 2516 en 2626 k\vh
zijn. Bij Schiphol leidt men dus 110 kWh ~IINDER warmteverlies doordat de
bewoners aldaar hun raam niet zo snel zullen openzetten.
1000
c:.
Aan welke kant kan men nu de woning het best afdekken: aan de koudste oost~ant
of aan de kant vanwaar de meeste wind komt. de zuidwestkant?
Antwoord op deze vraag vergt de invoer van temperatuurgegevens. In bijlage 5 is
een benadering gegeven met wind- en temperatuurgegevens op het windstation Eelde
(met een windregime tussen dat van Schiphol en Eindhoven in) tussen begin
december en eind februari op basis van TNO H 86/406 (De Gids. 1986). Deze benadering geeft een "weegfactor" waarbij het totale ,.armteverlies door ventilatie wordt verdeeld over de windrichtingen.
Vermenigvuldigd met genoemde totale verliescijfers voor twee woningen in
Schiphol en Eindhoven geeft dit als volgt de bijdragen per windrichting.
BIJDRAGEN PER vlINDRICHTING
SCHIPHOL
,~
~
)\
ml
"
/
_
_
!
! I!
/
I -- i -I'--x--'----'
I I HNGE1IHS~IHG FLjIIIT\':oNINO OlWindr icht ing i n " ure n"
BIJDRAGEN PER \VINDRICHTING EINDHOVEN BUf 0 MESO ~t)1' 111'1J.:5 1000 --- - - -_._--- _.
-
-'r
-
-
-
-_
..
-.
_.
-
.
..
.
.
-.c 3 .Y. c:. U)~ Cl!...
Cl! :> o'..
' E...
JÓ 30I .
//
\
I
/.'\
-/'
I
!
~,j
\
1"
\
/Ai>~
j
y
.
I Ol Wlndsr Icht ing in " ure n" aRC,.., j3IJt.,. , FILE 1 6IJ~l.t1 SftON. BIJt.,. , FILE'BIJEIHieruit blijkt dat afscherming naar het oosten (3 "uur" of 90°) bijna evenveel
effect heeft als afschermen naar het zuidwesten (8 "uur" of'2400). hoewel uit de
laatste richting de meeste wind waait. De lokale verschillen in windstatistiek
naar richting zoals op blz. 10 weergegeven zijn hierin nog niet verdisconteerd.
Daardoor zijn alle grafieken gelijkvormig, hoewel bijvoorbeeld in Eindhoven de wind vaker uit het zuidoosten waait. Dergelijke verschillen zijn hier echter verwaarloosd.
,,".
c
Indien men dezel Ede beschoU\vingswijze wil volr,en ten élHnz ien vai1 het com[urt V~li1
de buitenruimten in stedelijke uitbreidingswijken, don zou men een
"comfortkarakteristi'2k" moeten samenstellen, Hnnrbij voor elke l ... inisnelheirJ
wordt aangegeven hoe deze wordt geHaardeerd. In ondersta~lllie figuur 1 inks is
daartoe een niet nader onderbouwde poging gedaan, die slechts kan dienen om Ilc
lvijze van benadering te illustreren. Daarbij is ervan uitgegaan, dat wjnd:;tilLe,
zwakke en matige wind positief Horden gewaardeerd, terwijl windsnelheden hoger
dan 5 mis in toenemende mate negatief worden gewaardeerd.
TENTATIEVE CONFORTKARAKTERISTIEK
L
'
lC~f'CtHJGE UIN ""'RDE Lol _ - - - - ' _ _ 610 ~UJNCl..
Wir.dsne lhe idiVAARDERING PER
HHDRICIITING
or-' >-15i10 () 1000 E o o
I
IV
I IL
.
_
_
__
~
_
_
_
__
_
_
_
.
'" Windr icht. ing / c".;n,..: r.n1.b1.11i1' .... ".:".'1.1/'1, ;: ru:: Gnf'J-' ep.u~) C1E~O ,,~r.E' JRCOIn de rechter figuur is de waardering van elke windsnelheid weer vermenigvuldigd met het aantal uren van voorkomen, gespecificeerd naar windrichting.
Bij deze comfortkarakteristiek zou Schiphol voor alle windrichtingen tesarnen ca.
11 000 punten, en Eindhoven 16 000 punten krijgen, al scoort Eindhoven niet op
alle windrichtingen beter.
De vraag is weer, naar welke kant men het best afgeschermd kan zijn. Dit blijkt
nu voor Schiphol en Eindhoven verschillend. In Schiphol kan men zich het best
afschermen naar het noordoosten en het zuidwesten, maar in Eindhoven wegen de
zwakke en matige ",inden zwaarder in positieve zin. In Eindhoven kan men zich bij deze uitgangspunten beter naar het oosten, westen en noorden afschermen, zo afscherming al wenselijk is.
SI C ~ w .... 0 ( l-?
.
'"
C-.... <lJ "D ~ 'Ó oó 3-aDe verspreiding vnn luchtverontreiniging is toenemend gehaat blj ho~ere
lvindsnelheden, maar er is Ivaarschijnl ijk sprake van een verminderende
meeropbrengst met de windsnelheid.
De grafieken zouden er - opnieuw zonder onderbouwing - nIs volgt llit kunnen
zien.
TENT. LUCIITVERSPREIDINGSKARAKTERISTIEK HAARDERING PER \.JINDRICHTING
---.---~-.---. 3000 I
I
I-f
-
--I
'D 213C0 0', e.1_
II
I co - \-~
s
C
~lr~C
l
~ (!",,~
C"
•• ' I ___ Jalo:.LIl'u r.r" et I.~ ,,,1'\.4! I(loft
FILt 1 Ut~tll
B~('M' r.l~U
f rtl S .,I(i:lO
Door de altijd positieve relatie met de windsnelheid, vertoont de waardering
waarschijnlijk grote overeenstemming met de windrozen op blz 10.
De totale waardering voor alle windrichtingen is in deze vrijblijvende benadering voor Schiphol ca. 16 000 cn voor Eindhoven ca. 12 500.
Als we de locaties Schiphol en Eindhoven samenvattend vergelijken uit het
oogpunt van de vier criteria die met wind te maken hebben, dan kan - met de
nodige reserves ten aanzien van de grondslag van de twee laatste criteria - voor elke windrichting globaal gesteld worden dat de locaties als volgt "op winst" staan:
CRITERIUM \oJINDRICHTING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 TOT
1 Maximaliseren windenergie S S S S S S S S S S S S
2 Minimaliseren ventilatieverlies E E E E E E E E E E E E
3 Maximaliseren comfort buitenruimte E E S E E E E E E E E S
4 l1aximaliseren luchtverspreiding S S S S S S X E S S S S
S:Schiphol beter E:Eindhoven beter X:Even goed
De zwaarte van de locatievoorkeur kan in de grafieken worden afgelezen, de prioriteit voor een bepaald criterium is een kwestie van beleid.
Ten aanzien van het tweede criterium kan worden opgemerkt dat het verschil in ventilatieverliezen voor flatwoningen gering is (110 kWh/jr) en paradoxaal genoeg in het voordeel van Schiphol uitkomt, maar voor eengezinswoningen aanzienlijk (1300 kWh/jr).
Een meer precieze analyse naar temperatuurgevoeligheid zou naar bepaalde windrichtingen tot andere conclusies kunnen leiden, maar deze analyse is achterwege gebleven.
S E
E
S
In de volgende hoofdstukken van dit rapport zullen wij ons beperken tot de eerste twee criteria, met het accent op het tweede criterium. Daarbij beperken wij ons tevens tot telkens een windrichting, zodat de afweging tussen de
windrichtingen onderling verder achterwege blijft. Dat betekent, dat de
berekening van de temperatuurinvloed met de relatieve "weegfactoren" van bijlage 5 eveneens achterwege moet blijven. Aan de inbreng van de temperatuurinvloed bij elke windrichting afzonderlijk zouden immers absolute waarden ten grondslag moeten liggen, en deze zijn in Bijlage 5 niet beschikbaar.
Tot hier zijn de locaties middels een eenvoudige benadering vergeleken. De gevonden waarden mogen dan ook niet te absoluut worden geinterpreteerd.
De belangrijkste vereenvoudiging gold het uitgangspunt van een gelijke ruwheid in de omgeving van de locatie.
Dit uitgangspunt kan bij de regionale locatiekeuze niet meer gehandhaafd blijven.
3
REGIONAL~LOCATIEKEUZE
Op het regionale niveau wordt onder meer de afschermende werking door bossen en bebouwde oppervlakken manifest. De regionale locatiekeuze legt de nieuI.e
bebouwing al of niet in de luwte van bestaande bebouwing of beplanting of - en dat mogen wij niet vergeten - legt 9ude bebouwing in de luwte van de (veelal beter tochtdicht gemaakte) nieuwe bebouwing. Het is dus maar de vraag of de nieuwe bebouwing altijd in de luwte gelegd moet worden. In de vorige paragraaf zijn behalve dit argument, nog andere argumenten aan de orde geweest die in bepaalde regio's bijvoorbeeld pleiten voor een zuidwestligging ten opzichte van de stad (comfort, verspreiding van luchtverontreiniging, mogelijkheden om wind te vangen).
Wij zullen ons in dit hoofdstuk beperken tot de regio's die een
windkarakteristiek hebben, vergelijkbaar met het windstation Schiphol. Hier kan men in elk geval uit het oogpunt van comfort nog niet pleiten voor een ligging ten zuidwesten of noordwesten van een afschermende bebouwing of beplanting (zie de rechter figuur op blz 13).
Dank zij de Weilbull-benadering (zie bijlage 1) hebben wij niet meer de hele tabel van blz. 4 nodig. Wij kunnen volstaan met de kans (het aantal uren per jaar) dat wind uit een bepaalde richting optreedt en de gemiddelde windsnelheid uit die richting, zoals in grafiekvorm weergegeven op blz. 10.
Deze gegevens zijn hieronder nog eens in tabelvorm weergegeven. De windsnelheid is - ook in de komende berkeningen - niet gecorrigeerd naar de terreinruwneden rondom het meetstation. Dat is in dit vergelijkend onderzoek ook nog niet nodig. De (relatieve) conclusies blijven immers gelijk en de absolute waarden mogen toch ook uit andere overwegingen niet te letterlijk worden opgevat.
POTENT IELE WINDSNELHEDEN SCHIPHOL
---Windrichting: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 TOT*
in graden: 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 0
OOST ZUID \fEST
NOORD
HEEL JAAR
mis gemiddeld 5.30 5.68 4.89 4.19 4.71 5.08 6.14 6.97 6.51 6.14 5.44 4.67 5.43
uren/jaar 500 747 643 404 591 832 1074 1072 850 574 563 528 8766
*
inclusief perioden van windstilte of variabele richtingIn dit hoofdstuk worden de windsnelheden voor het winterseizoen (van belang voor de berekening van ventilatieverliezen) op 10% boven het jaargemiddelde gesteld. Het aantal uren wind uit een bepaalde richting wordt voor zomer- en
winterhalfjaar gelijk gesteld aan de helft van bovenstaande waarden.
Uit de vorige paragraaf kunnen we globaal opmaken aan welke kanten afscherminR
vanuit bepaalde gezichtspunten de moeite loont bij con windkarakteristiel: zoals
bij het windstation Schiphol.
;··lEï~ST GEEIGE:'!DE AFSCHER~HNGSRICIITIi'!GE~! BIJ \!INDI~ARAKTERISTIEi~ SCHI PIlC.'L
Criterium
1 Maximaliseren opbrengst windenergie 2 dinimaliseren ventilatieverlies
Mogelijke afschermingsrichtin;cn (in volgorde van optimaal effect) (zie blz. 8 :) 4,5,3,0,1
(zie blz. 12:) 8,3,7,2,9
Wij zullen onze beschouwing in deze paragraaf en de volgende toespitsen op twee
voorbeelden: de locatie van een nieuw woongebied tussen Zoetermeer en Voorhurg
(LeiZo ) en de locatie van een bosgebied en een nieuw woongebied tussen
Zoetermeer en Delft (Randstad-Groenstructuur en de uitbreiding Rokkevecn).
DEN HAAG - ZOETERrffiER - DELFT scha'!l 1:100 000
In onderstaande figuur links is een uitsnede van 30° over 10 km vanuit
Zoetermeer in de windrichting "9 uur" gemaal~t. Daaronder zi.jn de stylerinr,en
gegeven van deze referentie en de gedachtenexperimenten die op de v8]1cndc
bladzijden nader worden uitgewerkt. De cijfers ~erwijzen naar de landsch~?strpcn
die in bijlage 2 in beeld zijn gebracht en wind technisch een bepaalde "rm/heid"
vertegenwoordigen. Onder de stylering van de referentie zijn enkele
uitgangspuntcn voor de berekening weersc3even. Zoetermeer is zone O.
VOORUURG-ZOETER:'lEER REFERENTIE PROFIEL VAN DE GEl'iIDDELDE \H\lDS;i'::Uit':ID
Ivind richting "<) uur" .,Ta M~SO 11-.'-10""
~~~
1000 m stylering referentie
1
7 4[
4
\7
I
oJOCIRSJRG/1Oi: TERf'lEER REFI::REN r rE if:ONC: t(i,.ASSr lCNt:GRDG RlJUHl roSLf~û n.
j( RHI<) :<1 (t(J 10(t() nT.
... 1..1'.
11300 4!.C0 8~"'!e J5:}0 10"""(1 .. ~t.r • 1.e(j"M0 ~. 1"0.)0 121. 10.;Ml:] e. l;}01'1u 1.11M~~11d OS$ 1,tK'ELttOOC. rl t110(] ... teTs 10 o I" 1oI;r-.;O":I!'"J'trrl'l;:;. Ij w~ " ~)t '10 ~rl3..I.,,\ u·t lut nt).Jt~"n).iJrr-o( '=;fM 10t-0· ';tct-IQh.,i
Zie ook bijlage 2.
met Leinoo 7
15
I
7
4\7
I
variant 7\5
I
47 \7
1
IQ ;:,r) 0' '. ' E 6 C ü . - 4 <li ~3 (IJ C.2 Cf)-g1
30 f - - - --- - ---·-·---··
-·
1
1
f----~~-.,.--- ---';,;·::~L·R:f:.;.lliiû.>I
" AistÎ;.ntl tot h~t !1Ut·""'i .. r;1 ::, iri t:liolOI~1 JI-Ia<\-I .• nic/1J ;'2~I~~F(L!:' 11:
11;300. El0011\ ~0"" }~e., 60U., ~00i11 'h);à.. 3~a .. ~"::Jr. llJ~.. J.. ....",· ... c ...
el.,;;, 4.sa 4 • .78 ... ti" ".~a 4 . .:5'J 4.4i 4.44 4.4! 4.3é1 of.)'5
Scaf". Cf"!tntua n~",. CPBRENGSr t.;rf'olOE ... ~~.jr~ b.~f"u.t I
1053'2 ~ge'? :5211'J 4~O.::i "IHS 44,"" 4':)O~ 41à3 ",;',7.-; 1:-30.1 oB:'; .:.1.: :':"r
Sen. Cf"ttu1ul'l n:l\. :":fNrrLf\rriIJiRLIiS Gt:M. ~L""rL.:oNi,...G b<i:h·H-.t·
241 744 245 ·H., '24} 2"" 24'i:s 241:1 ~ <oè 2"3 '2" j -;;~r: <:..,
Sc"u Cf"Hnlt.1fI Mln. IJErHIi....Arr,EUë;RLIi.:i ~~n. ë:iI'oCic.:::,....: ... c,..r,...~ t..oi.l"'U",t:
]:5, a!5B eI'J~ ~'2} ~21 et] Ijl") ~,,~ oj'Jo "i.)~ ó.H o:-'!; oI ... r Berekend volgens Vermeulen, Hoogeveen
en Leene (1983, Apeldoorn,Delft)" Energieopbrengsten van windturbines" (Methode E)
In de rechter figuur is het gedrag van de wind op 20 meter hoogte gegeven in de
referentiesituatie. Onder deze figuur zijn de scores weergegeven die in de bebouwing van Zoetermeer op verschillende afstanden van de stadsrand in deze situatie worden bereikt ten aanzien van de eerdergenoemde criteria. Daarmee moeten de uitkomsten van de verschillende experimenten op de volgende bladzijden worden vergeleken.
10 e C "D ._-" <lJ
::3
'"
c 2 (/)"I
CIn onderstaande figuur links is de nieuHe woningbouwlocatie van ca. 8500
woningen "LeiZo" (Leidschendam-zuid-oost) gebouwd. Deze stedelijke bebouwing
remt de wind op 20 m hoogte plaatselijk af tot minder dan 4 mis, maar dat heeft
weinig effect op de 3.5 km verderopgelegen bebouwing van Zoetermeer (nog afgezien van het daar aanHezige randgroen). De energieproduktie van een
denkbeeldige windturbine uit westenwind loopt aan de rand terug van 10530 tot
9670 kWh/jaar, het ventilatieverlies uit eengezinswoningen van 750 tot 730 kWh in de winter.
VOORBURG - ZOETERMEER MET LEINOO
---~---
----~_.---~---I
i
I
Afstö.na tot het nu [punt in rn
VOORBURG-ZOETERMEER VARIANT
IC c 0) ~I I 1-_ _ _ _ ---4-- --'-- -- --I
j ! J - -.---.--.... -! ! f -I ---- - - ' - - -- - --- . . . - - --r~
·
f·~·::
.
~~.-~-
~~
.
-
'-'
j
L -
-(
---
j---.-
.
-.
. -.
~
~
".
t ~J
I~
I - .-- - -- i-'---.-. . _ _ __ __ ...,.. .. __ i _.l.U~~
)
r -.•• i.c.[-
-.
-
-
I.
Î\
I
L
.. 11:.;.:. ,. ('H s t d n ; i t c t f' e t r, L l P <-I ; , t :;', ;Y' BiOI':: 11-04-19 .. 61'11 ;5":14 FILi:.1 n bRC:';: ll-IId';-1~8tl"'!L :I.H ;1:: FILE1 nI e~o_ dOOlfI ij!.)0.. }D0~ e00~ :;00. ,\Q0.. 3U0~ '200. 100~ 01n Gé:M rCOELll a:ue.. :m.J1n ts0(: .. , }";~III b0e.-; ~.:m,.. "CJ., 1~0.r. '.i:v,J" : ~"'II' .;~. j:..~,; .~i. t. •• ~
:5.!j,:) 4.al 4.02 ",':S2 4.4" "'.39 4.'35 ".'31 4.'28 ".26 4.2'3 4.C~ ''-03 L~2 '4.~1 ' ... r;0 3.~:;, "J. Hl 'J.;"I '3.'/ '3.':0: Pi. ,0: ~C""ot ,,.'tu I~II\ M.1x. OP8J\i::NG~r WCNJt::NERGII:: LedfH!it I ;",eOf. eflt.,. 'u," M~..(. Cr&;;;iNG~r ~r,..Cl"'i"Gii l:. ... J'P H'.tt:
~e09 3'1.73 of.7ofS HUil 4152 413Jot 'JbB'J '3.7;;e 3ee.7 'JtH7 '3::5 .. e 413'2.7 kL.... 3010 7SêlQ 2~:;S2 2!1'2'5 2~J. 20.~J;· 2o;~.: 20:' .. ~~." ·,;. .... L ':"/~.~ ~::e .. ... :"r
SCJT~ ~-:f 'tH 11.111'1 Mln. oJEHflL/lH rEUERLliS GEM. jo"LAfIJON1NG blldf~à9t I SC:,)To! (T·l .. ,.::.ur. M!n. :"r.t.~ILFlrri:.lJE~L!c.'; ::it.,":,
2<11 2~5 '2 .. e '24} '2<&a 24e 'Ha 'Ha '249 2.:;0 2.:50 2 .. e id.';" 2::52 2!:)2 257 2:;2 25'3 2:3:; ';..::3
S':JTC Crlt."'LJIII Mln. JëI'HILtHrf:V.ERL!ëS G(M. cE"'Gt::'i:IN$'-IONING b.oJTU",t I 5:0T .. Cr't .. T!ylr. I':n. v.t.r.r:~f'I~rC:Yi..2Lrt.~ Gc.I·I,
;;'32 63} 1323 6.,') 610 d0] 1304 e01 539 59] 5Se 820 kWh 5d4 .5t1J ~d7 ;jl::l.. )cd 50i ~cû ;:ta) j '.' .... :
In de rechter figuur is een denkbeeldige variant uitgewerkt, waarbij de nieuHe woningbouwlocatie aan Zoetermeer wordt vastgebouwd. In dat geval loopt de opbrengst van een denkbeeldige turbine aan de oude stadsrand van Zoetermeer
terug met 10530 - 3010 ~ 7520 k\vh/jr voor de westenwind en vergelijkbare
hoeveelheden voor de wind uit de "uur-richtingen" 7,8,10 en 11. Hetzelfde geldt
voor het ventilatieverlies van de eengezinswoning: 750 - 580 = 170 kWh/won voor
de "uur-richting" 9 en een bedrag in dezelfde orde voor de richtingen 7,8,10 en 11 (d.w.z. in het totaal ca. 850 kWh).
Deze effecten nemen echter snel af met de afstand tot de stadsrand.
"
In onderstaande figuur links zijn nog enkele gevallen gegeven voor de oostenwind
(uurrichting 3). Het betreft hier het effect op Voorburg. ZOETERHEER-VOORBURG REFERENTIE
windrichting "3 uur"
1000 m stylering referentie
7 4
alNi ,,::","<10, 3[" 1:·l'oIt. ... ...:I;.~ R:,oJtjL i;:~ ... t.N ... ft. :Jtb i~t.i..HOO~ • L
t(IO<.i ,(I(t(' .':.11;..:) '"'leKJ n' . "' . "'ftfTS ",.ter; IIIft.ra a J liJ.).} 1.'Jac~.:: 12 5 '2ecWl 0. 2~OO~~ ~ 4 4e~u 0. i~.)~~;t ~ ]~OO 0.1l"!JOt' 0 1 ()!c1:J0 1 • .3.1.!.~.) 10
t,;rNCR;:,:HfiN~; j :_~:R ( '; ."" "j~ !)T'Jri';fI .:t n .. \ no.}·d."
..:;:· .•. <f'I,rJr .. · ':. .. n .... "3.
met Leinoo
7 4 7
variant
7 4 7
PROFIEL VAN DE GEmDDELDE \HNDSNELlIEID
1··-i-
.
I Ir---.
-
-
---
j.- -. ! Ir
- -
--
-
---
t
--
·-
--.
.- '\ 3 0l.
I
.
A f s t Cl. n ei t ld r, \:: i i" I;' , .. bF:I;N: il·-04··1."làf/l.;':lj :0) rIL!:': 'nI
..
u:on", ~l;.J", cj.;.Jrr. .'0)\1 .. , ~0~"'. .:·.:.ill ... : ... 111. ~:";.;d. 4·;~.:;1 0';'""'L·I! "'!. ti4 '3. '13 ': • .oe :. q J,:/ ".:.. :!.12 'J.; '
.: r
.;.,
::iC,)T"é I:r ' l . r '!,Jlf, r1a~. OP6",c.t\G::.r '-'i"",Cc.I'c.;;;J:c. b ... r~~J" I
",0)4 i.:)'4:tJ ï33.9 :-:;;:')') .;00 1:..!4 ~~ ... ;J ~..!~: .. ,:'·l;;:
_':-~T''f ·.r l t . , 11.:'" 11!n. "':c."iilFH :t,vc: .... L:t..,J :::it.;':, ·LH;_;;r.:~.~ t·" j, ~l~": i.ie I 'J~ J!1'5 13' ,d;; i,jo ; ::e •. 'e
,lC,;)" • • :,.. It . , . IUIfl M.n. Uc.NrILAI r:.:..c:!ö'I.:c.~ .;"i~ .
.. fjt.! "2'4 4;!';j ,,1' O;!:) ot: 'J ",:: ·i: • .J. ,:,J
Hierbij valt onmiddellijk de lagere windsnelheid uit het oosten op ten opzichte van de westenwind in de voorafgaande voorbeelden. Voor zover de wind al wordt afgeremd. is deze afremming van minder betekenis. Een denkbeeldige windturbine heeft aan de stadsrand van Voorburg. voor zover aan de oostenwind te danken. een opbrengst van 3070 kWh/jr. De ventilatieverliezen per eengezinswoningwoning. voor zover aan de oostenwind te danken. zijn beperkt tot 460 kWh per
winterhalfjaar.
c.
---.;
'-'
-
.
ol
In onderstaande figuur links is weer de locatie LeiZo gebouwd. De opbrengst van de denkbeeldige windturbine bij Voorburg loopt terug met ca. 1000 kWh/jr voor wat betreft de verminderde wind uit het oosten, en soortgelijke bedragen voor de
uurrichtingen 4 en 5. Iets dergelijks geldt voor de ventilatieverliezen. Het verschil is hier slechts 23 kWh. In Voorburg staan echter oudere woningen, waarvan het ventilatieverlies hoger is dan dat van de gemiddelde
eengezinswoning, zodat het verlies als gevolg van (de bovendien koudere) oostenwind hoger kan uitkomen.
ZOETERMEER-VOORBURG MET LEINoo
ZOETER~ffiER-VOORBURGVARIANT
5:.r.J :-:iSL ij-\J-\-Jj.:c ---·--- --·.-- ---i, --- ---··- --r - .-.-.- ---- ... - --,
!
~ .. _.- -- - -- - - ---T'·--- ---_._-.--
-
.
.
.
_
..
...
.
··
i
···
.. ·
·
>J) ~_ ..__
... i . , '- lI
j ... _--\ ... --'~" ... -' t - \ -. ;: .. = .-;...~ i ""~.:...:.".._( __ ._~~ 'ZJ lil t-i.-... :H,;f:. =~·-r·--·...
,
L '2L
I
,
.
,
,,,,
,
._.:.I~~~~ i.::' :.; i'oG
t
-
I, '.
~
<-I
Af.-:;tàr1d t çt r.ei. :., I.J lP!.;!1 t i;1 ïl': iif:,t:~r;j tGt r " •
~.il: ... ~.;; ;. ',04-: "jod ... ;"t·: Q -t ~ ;: :;"i l .iê b~~Ûh: : .-.)'1'-. Joê/:'~ 'L') ,.:2 r" ~i_C:. !! ; ..!20/l: ~.!.:::"' iJam leB,. 00:,;0:1" ... .:i~; 3.2.., ~1.2e 1.:0 'J.;3
.;·\)e .... , 4o)oJ,t. 'Jonlfl 2i)u:t: : .:;î1'H
'l. h3 ~.JJ 3 . .J7 'J.Jo 3.v:J
',:.~, .. ..; .. S.:.lT. ':r !t .. T 1..1'" r:~;(. GPaR(:.Li~r ;..rNO~lit:~ü;t. b.drll!l.Jt: .,i.:.JT", .:r rt .. t 1,1"1 1'!I:.c. Crt:l.-:L:-'';.); ":;'; ... c."i~.,j_c. c" 11' l~ ,:
-;;:e~~ 3a~ ~/I ~:d ; /;j )~'J 733 ;'~d /rr.:.. 6.,3 tiS" ~.j2 ;..WI. .'C5 öe,;; fbC 6)) od~ 00::'; C_" 0,,) -: .. ; ';... o:~.:
~~,HolI ;::'1' ;t .. 1' :(;11 ;1:('0. iJ[t.r:i..,tirivë:Ri-!i:; GEn. "-î..ArUQN'"G bc:fnu"t ;
l .. f2 l~.::: 7,JO 1eo 221 1131 701 20: 73; 2ü: ~J7 2ûi ~C; ~'C2
';c.;-.~i;"A:ii:;c.,: .... :c.$ ~: .;,
';.:"~2 2~~ :J.. 2'::-;:
-' _.,; ~._ ... .' ,..i _" :. ~ ) ,~ . ';..J.e. :.'~
;'..:o)r. r,r ~ .. rHur, "',,\, ·.)k:NrrLfliiê:i"è:.i~LrL!:i GE!1. iE:"Gil!;-.·,:.JCJN!I,G b.·:r13'ft: ,.:,Jr f Cr'ter'lH!', :1'". \;i:.:.I;:....t;i~f:.:...L.;.!.::.s ~:.,-. :':"'~:.:.,
.• -:;) .. :J 407 4C~ 405 .. e.. "~,, 4üJ ~~}3 .,<)3 'IS/. 4lJ\:i !ci,;, .. a3 ".:1"3 '1J2 .... 2 ,.C2 .JL ;.;. ...;: .... : ,.;,
In de rechter figuur is weer aangegeven wat het effect zou Z1Jn bij direkt tegen Voorburg aanbouwen. Ten opzichte van de. referentie is de opbrengst van de
denkbeeldige windturbine met 3070 - 710
=
2360 kWh/jr afgenomen voor uurrichting 3, het ventilatieverlies 460 - 400=
60 kWh/won, eventueel vermenigvuldigd met een factor voor het verchil in luchtdichtheid bij oudere woningen en het grotere temperatuurverschil bij oostenwind. Ook hier gelden soortgelijke bedragen voor andere uurrichtingen. Omdat het hier om direkte aanbouw gaat, heeft deafscherming echter in meer richtingen effect, bijvoorbeeld 2,3,4,5,6 en 7, zodat
~. ,." ft. ,I . . . 1 alla C ?0a o 3 "-L :3 .::t
het totale effect over alle windrichtingen toch aanzienlijk zou kunnen zijn.
Samenvattend verhouden de ventilatieverliezen ten gevolge van westen- en
oostenwind in de referentie-situatie, bij de zelfstandige bouw van LeiZo en een
LeiZo aangebouwd tegen Voorburg of Zoetermeer zich als volgt.
INVLOED \.JESTEN\oJIND OP ZOETERt-'lEER INVLOED OOSTEN\oJIND OP VOORBURG 500 _._---~---,
i
I , ~ !..,
c ! 0 3 "-~.~ - - - - -- _ .. -r
. -.::t I I c-
-I\:
i
'"
! <V I .- I ~i
.... C\)l
.
~
---_
._-~
---~
--=---
-
'
-
.
-1
QEFiR."rlE • _ __ • _ _ _ ••• __ __ " _ _ _ _ •• _._ • __ ~<r _ _ _ MET lElNOO _ _ _ _ -I ~~N80uwARr .... r ::> ,a0 '" Ol ::lAfstand \,.'3.n stadsTand in rn. A f s t à n cl van sta d s r a n :1 i r. [TI.
8Rur" n-}-lSee BRON I 11-)-&,980
F ru:. 1JI,j1 fiLE' a~u
Voor de invloed van de oostenwind hebben de verschillende varianten minder effect dan die van westenwind, doordat de westenwind vaker en harder waait (zie
blz. 10). De lagere temperatuur van de oostenwind zou dit verschil kunnen
compenseren, doch dit kon om eerdergenoemde redenen niet in de berekening
betrokken worden. Behalve door het verschil in frekwentie en snelheid van
westen- en oostenwind is het aanbouwen van LeiZo tegen Voorburg ook minder
effectief doordat het landschap voor Voorburg in de referentiesituatie al ruwer
is dan dat voor Zoetermeer.
Tot zover is alleen het effect van de varianten op het ventilatieverlies in de
oost rand van Voorburg en de westrand van Zoetermeer aan de orde geweest. Voor LeiZo is aansluiting op Zoetermeer voor de westenwind een achteruitgang ten opzichte van een locatie in de luwte van Den Haag, maar ten opzichte van de oostenwind juist een vooruitgang.
Aansluiting op Den Haag zou voor LeiZo voor de westenwind enige vooruitgang betekenen en voor de oostenwind weinig achteruitgang.
Door het ontbreken van de temperatuurgegevens heeft een algemene verlies- en winstrekening voor alle betrokken stadsranden weinig zin.
Dit geldt temeer. omdat voor LeiZo ook effecten dwars op de windrichting een belangrijke rol spelen. Deze "laterale effecten" hangen samen met de totale vorm
van de agglomeratie en worden nader onderzocht in hoofdstuk 5. Men kan eventueel met het oog op de andere criteria. andere
ventilatiekarakteristieken en andere schaalniveaus uit het voorgaande ook concluderen. dat eventuele afschermende maatregelen zo dicht mogelijk bij de betrokken woningen genomen moeten worden. niet alleen omdat zij daardoor bij de woningen de laagste windsnelheid veroorzaken. maar ook omdat zij dan de grootste hoek (en daardoor meer windrichtingen) afschermen.
Het effect op de andere criteria wordt hier niet nader bekeken. De gegevens zijn echter aanwezig om voor elk punt in een gegeven wind profiel een
windfrekwentieverdeling te berekenen en te vermenigvuldigen met de
gevoeligheidskarakteristiek van het betreffende criterium (zie bijlage 4). Zo kan men bovendien nagaan of de regionale locatiekeuze wellicht bij een andere ventilatiekarakteristiek (door de ouderdom van de woning of het gedrag van zijn bewoners) enig gewicht in de schaal legt.
Bovenstaande berekeningen vormen voorts randvoorwaarden voor de berekening van maatregelen op de lagere niveaus.
4 LOCALE LOCATIEKEUZE EN DE INRIClITING VAN lIET BUITENGEDlr::D
In de vorige paragraaf is duidelijk gebleken dat de ruwheden die direkt nan het bebouwde ~ebied grenzen de belangrijkste invloed hebben. In deze para~ra~f
zullen wij de invloed van deze ruwheden meer in detail bekijken, me(ie in verband met de voorkomende soort begroeiing in het buitengebied. In onderstaande figuur links is weer een uitsnede van 30° gemaakt over 10 km, dit keer vanuit
Zoetermeer in de windrichting "8 uur" naar Delft met de' styleringcn van de referentie en de gedachtenexperimenten die nader worden uitgewerkt.
DELFT-ZOETER HEER REPERENTIE
windrichting "8 uur"stylering referentie
7 6 4
vereenvoudiging referentie
6 6 met Rokkeveen 6 met groenstruktuur 6 6
met z'~are boszone
6
invloed Delft
.I
424
PROFIEL VAN DE GENIDDELDE iHNDS~jELlIEID
i(''''1:. ":I.ASóE ICNlll~i:.~~:; RU;.JHt.!DSLt,:"Iûrë. Jti."flW:i:.1 f"t\'~~ ,.,t. "'L;"'oJ,.~.r .. t.":~~,v.
Rl(~J XJ(~J lO(tC) Hit" :l •• t.." ~.tQr • l'I.t&', 0 10013 1.001l00
,.
1 )'2(30 0.03111013 7 ;,Soa a.103eo J 8.~,Jod 0. ~':;;J.).3 ;J 10000 l.000tJ0 ~~~II'IOIHCHrrNG; Sj UUR ( 8;c:m 9" .. d.n u:t "'.t Mor"f"), ioIlt'4ûSfl'HON: 'Seh (pho I
,', '., I~. ,L , ... . : ' _:OU:.',.!", . .:~ ~ ~~ ::~.')
L
_
L
ij
~
~:: ti f ~ t .l:', J 1 ',' t f C· , ::::J r. ,', f ' I .... I • r. r.1,. ..r":,,,.~. r " i ;.L, ,; .. ,i ~ , ~. .,... s: ~I( j ;t; .. ~ .. '" .; _ . -- j II
,
' , : I " Ii
ilI
..
~~~,:.. • • ";"'~ ...,#~.';' .r-:· /~~.~. ;.;;, "., .. ' ~: .. ' " r' " h.::,,' . .r ' I ~ r .. ". r:. r. ',.1. r ::.'" :,,', e..'. ,,_ •• c.:"" . "-'.,. ,',:" .... :.' o.De ruwheden op grote afstand leggen, zoals eerder is aang~toond, minl!er gewicht
in de schaal dan de dichtbijgelegen ruwheden. Dit blijkt, wanneer we !)elft en de
Delftse Hout samentrekken tot een zone met een ruwheid 6 (zie onderstU!lnde
figuur links).
DELFT -ZOE1'ET~~!i~ER VEImENVOUDIGDE !{EF. DELFT-ZOETERt·1EER HET !WKKFVIDI
:'" •. :~t.~.. .: .;. -; .':'-Buro "Esa 11-04-1S8Ó - - - -- - - -' ---} •••• '<; . . . :;,', • J 1..' I. c 'D .-
.
<IJ=3
<IJ C 2 U) ~1 30!
=
-==
/~
--
-
---
-
~.\~
-
2 • • "Gcer. f - --- - -- - - - -- - - --rLi
iNORïêHr
rr:
a
)
_
~=:J
~
~~=
~~
=1
~--
rlL
_
'"
.
"
i
O'N
I
~
Af s t Oon cl tot het nut P te n t 'r :r :::l~.:. :. -,'. .,.,. .... bRON' ll-.a4-1.38Ö/l .. :~3;1'J fiLE: U ~. • \ .' • '. . ' '.:.~ .t!.·.·.·;r .·.·.·T . ,',:, _ol '''09. 913" . ees_ }oo. öaa. !),gliJ_ '1::10l1li ',uac". ?Oè'WI 10"'" :dl'! ~ilr.H.A·c. .. u ".:32 4.SI "./1 4.0:) 4.5.9 4.:54 1, jl ".1/5 .... 3 ".H ".ij
; ' " , '1 ' t ,
~ .. r.. .r"l" r' 'I . ':'. _.e. '", r." .. " SCOTe CT IteTlu ... na ... OPBRE~GSr lIINOENERGJ.e: tu d us;t:
.. ... '(:..' 1'20:5.7 ?'233 6503 61"2" 5855 5e!l8 j;3') :;1.').! 5'2"25 !V't !j~6? t'3"l~ kL.l",
• ~'::. ' . l ~ "'.'. ; ~., .' , ,~ : ; '" <I •
Sitar" CrltuluIII Mil\. U.E,.HJLATli\JERLrE~ GfM, FLJlllfuflNll'oG b.:Jru,jt:
30'" '309 310 '3U '311 '312 "H2 '312 '3.'3 '31') 111 .:i;. It;.. .. ,
ScoTe ,, , t u iU. MII'I. U(,..rlLAriC:U(RLTES r,EM. EENGtllr.~I.::lNI;-.u t .'h Uilt : 921 814 ?!V )S.9 )8'3 .na .??j ))2 )6J ;:17" 770 )J'4 .. L.lt",
In de linker figuur is te zien dat als de stedelijke bebouwing van Delft
dezelfde ruwheid zou hebben als de Delftse !Iout (6), dat dit bij de Stadsrnnd
van Zoetermeer nauwelijks invloed zou hebben op de windsnelheid (6.67 mis op de
vorige bladzijde tegen 6.74 mis in bovenstaande figuur links). Wij gnnn dus uit
van de vereenvoudigde referentie in bovenstaande figuur.'
In de rechter figuur is de toekomstige wijk Rokkeveen aangelegd. Hoewel dit een
groot effect heeft op het totale windprofiel, heeft dit voor de huidige
stadsrand van Zoetermeer minder invloed dan wij zouden verwachten, omdat de afremming boven Rokkeveen op verrassende wijze grotendeels teniet lVordt gedaan door de rijksweg A12 en de spoorlijnen tussen Rokkeveen en het bestaande Zoetermeer.
Hoewel de windsnelheid aan de thans bestaande stadsrand van Zoetermeer nu is
teruggelopen van 6.74 tot 5.92 mis, geeft dit voor deze windrichting slechts een
\ofÏnst van ca. 90 kh'h (1 m' aardgas) per een'gezins\voning per jaar op de
ventilatieverliezen in deze windrichting en iets minder in de aangrenzende
windrichtingen.
In onderstaande figuur links is, behalve de nieuwe wijk Rokkeveen, ook een
groenstruktuur tussen Delft en Zoetermeer aangelegd. De ruwheid van dit gebied
wordt geschat op 6 (zie bijlage 2).
DELFT-ZOETERMEER MET GROENSTRUKTUUR DELFT-ZOETERMEER MET BOSZONE
:1"" iJ !"tl:.;:iO 11-13,,-J 3iid BUfo nESO 11-0"-1.9116
3 -- 4 Cl'
='3
Cl' c.2 V) ~1 3 0!
i--
-
-(--
-
---
--- -I ~ -~ ~_ 20 • "OOOTEflistó.nu tot het nulpunt in m
àRCNI lJ-04-1~&eI'1!i!'2~d8 F'ILt: I 11 1" V) ,
"
E o c. v - 4 Q.I =~ Q.I C. 2 V) ~I 3 0 1 L __ _ - I ,, " --_. I , ~ --r---. - - - - ---- .. -""T--- - -I ~---!--- ----I ' ! ~r==
---+-~~r I I _ _ 1 ____ _I
I
20 111 M(;OCa...
Afstand tot het n~lp~nt in ~
tlfè:ONJ 11-04-13881'Ij'0ó1'3'"
FILE' n
looe. S0Q" iag. ,)00. eraa. $09", 1013111 '390", '20131f1 j1313", 0111 GEM [OOa;:LO I~ 300a seo.. 7"0", 6139", 533111 4213", "JCC!fI ·~.ile" lCiDlII .Dil! Gc,l"\!C(·iL ...
5.45 4.53 1.'J8 4.'JJ '\.215 4.22 ".19 ".115 '\.14 ".Je " . .1" ~.~ ... ~ 4.'31 ... ·21 4.20 4.16 4.13 ... .:, ".133 'I.; . . .. ;~
li,o,.. C., Uu i U 111 MUI, Opa~ENGSr UrNOIi:~ERGrE hdTU.t I Score Cr Ite" "'.1l1li "11,)(. CPBR.ENGSr I.OtNOt:::HEfiGli bttJf'u,,' ;
3.]'2:;, :iel'J .5838 4/..5'2 4:;e.:) .... 24 1'l11 1216 "In "Ise .. 2'2} SOUl kLIt! 9265 !iJ09 "na 4.:)015 .~ 4'208 410) 4Z72 "4\S ""la "c~2 ",;..;.~ I..U.
ScoTe CrHUI~1II rllt'l. IJE,HIUHIt:IJERLI&:6 GiM. FLl'llrYONIHG bedY"t1.: Soore Cr fhY I U lil Mlfa. 1J~,.HILl'llrt&IJ'RLr&::i CEf'I. nf'llrLoO,.,rtolC t:.IJ1'Hlit:
Jes '31'2: 'l1'3 "lJi '31.5 'l1~ '316 ~ue "lIJ 'l16 'Jle '3J.1.U\ 'l1itf5 'Jl'l '311 :llj 'JIO '31~ 'Jl'? '31) '31.:1 3;;' 1!) 1~.; "~t ~aof'e Crlhrlu. rUn. (J[ttfILtHI[lJERLl&:6 G[t! • .[(NCiLlINSUOtHNG bedrUIt : ~co1'e Cr Ihr I U lil nit'l. 1Jt.~rlL~rl~IJ(RLIE$ Gf!'1. ii"lutili .... SW(;Nli'-J t .·t1'Uitt;
tia3 )J) Je4 ).58 754 )~l ,748 J46 )4" 74~ .? .. e Je" kLotl 853 .?.?1 ..7~8 ..7..52 .He 1\45 }~") ]i1 } '4 iJ ,.4. .H2 ,.';sb lo.:.. ..
In de rechter figuur is behalve de groenstruktuur ook een boszone aangelegd.
Beide gevallen maken voor de thans bestaande stadsrand onderling weinig
verschil. Het effect wordt meer dan teniet gedaan door de rijksweg. De
windsnelheid is ten opzichte van de referentie teruggelopen van 6.74 naar resp.
5.45 en 5.35, maar het grootste deel werd reeds door de aanleg van Rokkeveen bereikt. Aan de stadsrand lijden de eengezinswoningen nu ten gevolge van wind
uit deze richting ca. 150 k~lh minder ventilatieverlies per jaar en voor de
aangrenzende windrichtingen weer iets vergelijkbaars, maar kleiner.
In onderstaande figuur links is ten opzicllte van het vori8~ experiment niet
uitgegaan van een bosrand met ruwheidsklasse 7, maar een met ruwheidsklasse S.
De windsnelheid aan de oude stadsrnnd loopt hierdoor nog eningszins terug (5.~5
mis), maar dit heeft weini~ betekenis.
OELFT-ZOETERHEER i'IET Z\vARE ilOSZONE DELFT -ZOETERtIEE;( INVLOED DEl.FT i~. O.
BLI'/" Mk,ÖC. 1.-e"-'9dt)
,.
ó c 'D-
-
.
Cl!=3
Cl! C2 Vl "0, C 30,
, Ii-
--
---
T
-
-I ; ! ~---t : I ; i I ' r--===-:::-=:::..-=-=:.:-.:.:-=-.~:.==.:.---i\--- I I
I
-i __ ,.-_-'--"'-1 20 111 t"lOOG fE
1-
-
--rI
C
=·
-Afst~nd tot het nu [punt in rn
~ .7 E. 6 C "0 --
.
Cl!=3
Cl! C l Vl "0, C 30 I I I~---
-
---~~~
-
~
--
--p
=
---=--~--- ---'-~------t=-=~
~-
--
L
_C
:
_
-j·,:
~
~
__
___
__
___
._
_
_
__
_
~L
__
r - - - ----.r;:-- - t - ---L
_
~~
I~~
~3~
)
Af $ t an d te t het n 1.: t 0 ~ r. t I . ;r bRCit-it 11-0 .. -1986 .... 1~1'3.5'j"2 F IL.E I 11 BF!(lr4: 11-(H-198C""1.::5:"l ;1"2 fILE: 1110.a~1fI ~td0111 Cl0ct.1 700 ... eoo,," .:l00. ~OOIll '100., '200", 100" kJ~ \;!:.nror:t:LO 1000.. se0 ... 'tS110111 ,JC011'1 '11..10", ':'~0/f1 "30,,, )e3~ '2l..~r 1.1.111". ~1fI G,,;~j.,L,,~ l.
:;.2j ".3;» '1.7 .. 4.1) 1.13 ".19 ".07 ".05 ".03 4.1iJ6 'I.C;" 5.7J ".)1 ... 5.) 1.SJ 1.415 ".'1I ".J8 ".J~ ".'n i.", .. 4.'1,
5:"l1'. Cf lt.." 'Uil Mo5)l:. OPeRENG~r LHNOENrRGI( b •• h •• ,'l' S~Of'e Cr l t u :u. n..,.:. OP8Rë:,..,G.5f LH/IIOt.!"iERGIE t..J"l),.1.:
8/}7 4;JSJ '\~~B ql~l <4033 '3389 '3:lII12 JEt?9 ])66 '38')9 '3eS'2 4!.'28 1c.L!h 1~360 1')50'3 ~ie2 j5'J5 ~n1 5J.5'::' j0'22 ~3Cj Q;,.,:·7 <1:-.0: ,DOj .;,,~, 1.. ...
~C'o". c:"ltnlultl n;/I. lJ{tHrL4rIEvt:~L:.E.5 .JEI"!. FLl'\jlJONING bedT4> I SC:OT. ~Tltoilrh.". r,I(I. u[NrlLfilrrElJERLri~ G:.;"'. ~U~~\.:(st'oir.G t . j""l"t;
1015 'JI ~ '3,,j '316 :J1) '317 117 '318 118 'JUl 'JIS 'J16 Ic.Wh 3~::5 '310 '311 '1.1'2 31'J 'Jn '31') 114 Ji~ ':l'4 "3~q 14' , 1.._,
Sc OT . Cf I t u i U'" 1111'1. UEIHtLf'rrk:IJt.'ö;l fES GEn. hNGE1!NSLKJtHNC b.dTUgt I ;i,!",,~ C,,' t U 'UIIII ('11('1. vENOLI'IO{v(Ji1LIES GEn, EC:NGElrNL.L!.;:>.~ l .. 1T~4"t: 131& Jes'J }::52 }CI} -'41 Jij n.'3 ,::.'],::. )'35 )'J} )3i '::'~'J kWh 13:)] 791 )iJ ,::.)e }-'1 ?t!J} Je.. JÖl ... o;~' ;..00. }i"; "L..'
In de rechter figuur is in deze situatie nog eens het effect nagegaan van de
verder afgelegen ruwheden. Delft en de Delftse Hout zijn weggedacht, voor de zware boszone is bouw- en weiland gedacht. Hierdoor stijgt de lvindsnelheid toch nog van 5.25 naar 5.71 aan de oude stadsrand.
Het is duidelijk, dat de invloed van de Rijksweg vrij groot is: eventueJ.e
winch"erende maatregelen moeten zo dicht mogelijk tegen het betrokken 1'lOongebicd
aan genomen worden. Wij verschuiven ons aandachtsgebied daarom nog eens naar Rokkeveen zelf. Dit woongebied zal niet door een brede weg of een breed water
worden afgesloten van het voorliggende landschap, zodat de windwerende ruwheden
direkt aan het woongebied zullen grenzen.