• Nie Znaleziono Wyników

DelftTechnische Universiteit Delft

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DelftTechnische Universiteit Delft"

Copied!
23
0
0

Pełen tekst

(1)

C2 94.24 c

Rapport rampenteam

Eindconclusie inzake het nut van het opzetten van een rampenteam

Juni 1995 S. ten Hove

o I echnische

Ad

W

viescommissie voor de aterkeringen

(2)

RAPPORT RAMPENTEAM

EINDCONCLUSIE INZAKE HET NUT VAN HET OPZETTEN VAN EEN RAMPENTEAM

S. ten Hove

I echnische

/Adviescommissie voor de

Waterkeringen

Technische Universiteit Delft

Faculteit der Civiele Techniek

Vakgroep Waterbouwkunde

(3)

Rampenteam Voorwoord

VOORWOORD

De Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) is een adviescommissie van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De commissie laat onderzoek uitvoeren naar onder andere bresgroei C) en naar inundatie van gebieden en de gevolgen daarvan (TAW-E). Als aanvulling op de bestaande modellen en de uitgevoerde proeven acht de TAW het nuttig over zoveel mogelijk gegevens te beschikken van dijkdoorbraken die zich in de praktijk voordoen. In dat kader is in opdracht van de DWW door de TU Delft de beschikbare informatie verzameld ten aanzien van de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder, die 12 augustus 1992 heeft plaats gevonden.

Aan de hand van de verzamelde informatie moet blijken of het zinvol is om in de toekomst een zogeheten 'Rampenteam' op te zetten. Dit Rampenteam zal in het geval van een dijkdoorbraak snel ter plaatse moeten zijn. Het team zal metingen verrichten en zo veel mogelijk op film en foto vastleggen. De daarmee verkregen informatie kan als aanvulling dienen op het onderzoek naar bresgroei en de inundatie van gebieden.

Het onderzoek naar een dergelijk Rampenteam is in samenwerking met de TU Delft uitgevoerd en is in drie fasen verdeeld. In de eerste fase is informatie over de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder verzameld aan de hand van een aantal rapporten en gesprekken die met direct betrokkenen zijn gevoerd [TU Delft -TAW, 1994]. In de tweede fase is met behulp van een deel van de informatie een nadere analyse van de dijkdoorbraak uitgevoerd [TU Delft - TAW, 1 995]. In dit rapport is de derde fase beschreven. In deze derde fase is een eindconclusie geformuleerd over het nut van een Rampenteam. De resultaten van de totale studie zijn dus in 3 rapporten beschreven.

Gedurende dit onderzoek is als gevolg van hoog water in de grote rivieren in Limburg het stroomgebied rond de Maas overstroomd en zijn, vanwege mogelijk verzwakte dijken, een aantal polders in het rivierengebied uit voorzorg ontruimd. In de benedenloop van de Dommel is een dijk doorgebroken. Een deel van de A2 is daardoor onder water komen te staan. In het betreffende gebied is veel schade aangericht en ongemak veroorzaakt. De zwakke stukken dijk zullen nu in versneld tempo worden verbeterd en verzwaard. Dit verkleint de kans op dijkdoorbraken.

In deze studie zijn uitsluitend de gegevens van de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder gebruikt.

(4)

Rampenteam Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE

1 . INLEIDING 1 2. DE TUSSENKLAPPENPOLDER

2 . 1 . Inleiding 3 2.2. Bekende gegevens Tussenklappenpolder 3 2.3. Vergelijking met en zonder Rampenteam 4 2.4. Tekortkomingen van het Rampenteam 5 2.5. Conclusies 5

3. DIJKDOORBRAKEN IN HET ALGEMEEN

3 . 1 . Inleiding 6 3.2. 'Grote' en 'kleine' doorbraken 6 3.3. Nut van het Rampenteam 7 3.3.1. Inleiding 7 3.3.2. Vertraagde melding van de doorbraak 7 3.3.3. Directe melding van de doorbraak 8 3.4. Tekortkomingen van het Rampenteam 9 3.5. Overbrugging van de eerste uren 9 3.6. Conclusies 10

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 11 LITERATUUR 12 BIJLAGE A De opzet van het Rampenteam 13 BIJLAGE B Conceptbrief van de TAW aan de Waterschappen 16

(5)

Rampenteam Inleiding

hoofdstuk 1

INLEIDING

In het verleden hebben in Nederland vele dijkdoorbraken plaatsgevonden, waarvan sommigen met ernstige gevolgen. Dijken kunnen het begeven wanneer zij overbelast worden, zoals bij extreem hoog water, of ondermijnd worden, zoals bij werkzaamheden en verwaarlozing. Bij een doorbraak zal het achterliggende (polder) gebied onder waterlopen. De omvang van de gevolgen is onder andere afhankelijk van de waarde van het gebied, het inundatieverloop en de getroffen reddingsmaatregelen. Deze gevolgen kunnen verschillend van aard zijn. Er kan economische en materiële schade optreden en er kunnen gewonden of zelfs doden vallen.

Voor ieder bedreigd gebied, kan een toelaatbaar inundatierisico worden vastgesteld. Het toelaatbare inundatierisico kan bestaan uit een economisch risico en/of het risico voor individuen en groepen. Het vaststellen van een toelaatbaar risico heeft consequenties voor de vereiste hoogte en sterkte van de waterkeringen. Om deze risico's bij een dijkdoorbraak te kunnen bepalen, is het nodig om te weten hoeveel water door het bij een dijkdoorbraak ontstane gat het achterliggende gebied instroomt. Aan de hand van die hoeveelheid kan worden bepaald hoe snel het water zal gaan stijgen in het bedreigde gebied, tot welke hoogte het water uiteindelijk zal stijgen en welke schade door het water zal worden aangericht.

Om te kunnen bepalen hoeveel water de polder instroomt is het belangrijk te weten op welke wijze en met welke snelheid een bres in de breedte en de diepte groeit. Op het gebied van bresgroei wordt daarom veel onderzoek gedaan. Ook de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) laat onderzoek uitvoeren naar bresgroei (TAW-C) en naar de inundatie van gebieden en de gevolgen daarvan (TAW-E).

Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek worden modellen opgesteld, waarmee het mogelijk is om bresgroei en inundatie van gebieden te voorspellen. Daar dit echter een zeer complexe materie is, is het een probleem om de ontwikkelde modellen op een juiste manier af te regelen, om zo een precieze en realistische benadering te kunnen maken. Om de modellen te kunnen verbeteren worden aanvullende proeven (in laboratoria) uitgevoerd. Daarbij wordt geprobeerd de proeven zo veel mogelijk de realiteit te laten benaderen. In dat kader is eind 1994 in het Zwin (voor de tweede keer) een dijk op ware grote gebouwd die men heeft laten doorbreken. Daarbij zijn alle mogelijke gegevens verzameld. Dit soort onderzoek is echter zeer kostbaar.

Ook dijkdoorbraken die in werkelijkheid plaatsvinden kunnen veel nuttige informatie opleveren voor het bresgroeionderzoek. Wellicht zijn met eenvoudige middelen aan die doorbraken veel belangrijke gegevens te ontlenen. De modellen kunnen dan, met die gegevens uit de praktijk, worden geverifieerd en verder worden verbeterd. Bij dijkdoorbraken zijn tot nu toe nauwelijks metingen verricht of foto- en filmopnamen gemaakt met het specifieke doel meer gegevens ten aanzien van de bresgroei en de inundatie van gebieden te verkrijgen. Als gevolg hiervan is er slechts een zeer beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar ten aanzien van dijkdoorbraken die zich in de praktijk

(6)

Rampenteam Inleiding

voordoen. Het is dus van groot belang dat bij toekomstige onverhoopte dijkdoorbraken alles in het werk wordt gesteld om meer gegevens te verzamelen.

Naar aanleiding van de dijkdoorbraak die (augustus 1 992) in de Tussenklappenpolder heeft plaats gevonden is nagegaan welke voor het bresgroeionderzoek relevante gegevens ten aanzien van bresgroei voor dit geval bekend zijn. Wanneer ten aanzien van een dergelijke dijkdoorbraak voldoende relevante gegevens bekend zijn, hoeven (wellicht) geen speciale maatregelen worden genomen om in de toekomst nog meer gegevens over dijkdoorbraken vast te leggen.

Uit het onderzoek naar de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder is gebleken dat, net als bij de andere dijkdoorbraken die in het verleden plaats hebben gevonden, onder de aanwezigen een lichte vorm van paniek uitbreekt. Direkt na een dergelijke doorbraak moeten verschillende activiteiten worden opgestart. Dit kunnen zijn het redden van mensen en/of vee uit het onderlopende gebied en het treffen van maatregelen om het gat zo snel mogelijk te dichten. Resultaat van dit alles, is dat niemand meer aandacht heeft voor het gat zelf. Navraag bij waterkeringbeheerders leert dat in hun rampenscenario's die zijn opgesteld voor het geval een dijk doorbreekt, er geen plaats is ingeruimd voor het volgen van de ontwikkelingen die zich voordoen in en rond het gat. Het is hierdoor niet waarschijnlijk dat (enigszins gedetailleerde) gegevens ten aanzien van de groei van de bres in de eerste uren na het begin van de doorbraak worden verzameld. Wanneer geen speciale maatregelen worden getroffen zullen ook in de toekomst bij dijkdoorbraken te weinig voor het bresgroeionderzoek relevante gegevens worden verzameld.

Om in het vervolg meer gegevens over dijkdoorbraken die zich in de praktijk voordoen vast te leggen, is nagegaan of het zin heeft om een zogeheten 'Rampenteam' op te zetten. Dit Rampenteam zal in het geval van een dijkdoorbraak zo snel mogelijk ter plaatse zijn. Het team zal vanaf dat moment zelf metingen proberen te verrichten en zo veel mogelijk op film en foto vastleggen. De opzet van het Rampenteam is in Bijlage A gegeven. Wanneer in de tekst wordt gesproken over het Rampenteam, wordt daarmee het groepje mensen bedoeld dat naar de plaats van de doorbraak zal gaan (het 'vliegend' team).

In dit rapport wordt een overweging gegeven met betrekking tot het nut van het hierboven omschreven Rampenteam. Er wordt onder meer nagegaan welke en hoeveel gegevens de aanwezigheid van een Rampenteam extra oplevert, in vergelijking met de situatie dat er geen Rampenteam bestaat. Dit is eerst in hoofdstuk 2 nagegaan voor het geval van de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een vergelijkbare beschouwing voor dijkdoorbraken in het algemeen. In deze hoofdstukken worden ook de tekortkomingen van een Rampenteam behandeld en wordt een oplossing daarvoor gegeven. In hoofdstuk 4 volgen de algemene eindconclusies.

(7)

Rampenteam Tussenklappenpolder

hoofdstuk 2

DE TUSSENKLAPPENPOLDER

2 . 1 . INLEIDING

Naar aanleiding van de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder is nagegaan welke informatie na een dergelijke doorbraak, zonder dat hiervoor speciale maatregelen zijn genomen, bekend is. Daarna is bestudeerd of deze informatie voldoende voor het bresgroei-onderzoek relevante gegevens bevat. Omdat is gebleken dat voor het bresgroeibresgroei-onderzoek relevante gegevens ontbreken is nagegaan of met een Rampenteam in het geval van de Tussenklappenpolder meer gegevens hadden kunnen worden verzameld.

In paragraaf 2.2. is samengevat welke voor het bresgroeionderzoek relevante gegevens ten aanzien van de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder bekend zijn. In paragraaf 2.3. is beschreven of de aanwezigheid van een Rampenteam bij de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder nut zou hebben gehad voor het onderzoek. In paragraaf 2.4. zijn de conclusies gegeven.

2.2. BEKENDE GEGEVENS TUSSENKLAPPENPOLDER

Voor het bresgroeionderzoek zijn er zeven aandachtspunten. Hieronder is voor die zeven punten in een kort overzicht gegeven in hoeverre die gegevens voor de dijkdoorbraak in Tussenklappenpolder bekend zijn. Van de zeven aandachtspunten is de breedtegroei van het gat in de tijd het belangrijkste. Deze gegevens zijn verzameld aan de hand van rapporten en gesprekken met getuigen van (het begin van) de doorbraak en andere betrokkenen. Ten tijde van de doorbraak waren er geen afspraken gemaakt of voorzorgs-maatregelen getroffen met het doel meer gegevens van dergelijke doorbraken te verzamelen.

In het geval van de Tussenklappenpolder geldt voor de zeven aandachtspunten:

1. breedtegroei gat in de tijd: enkele grove schattingen van ooggetuigen. 2. evenwichtsbreedte van het gat: . . . . enkele schattingen en foto's van het gat. 3. stroomsnelheden in het gat: vermoedens/schatting.

4. waterstandsverloop buiten de polder: met automatische waterstandsmeters gemeten. 5. waterstandsverloop in de polder: . . . niets.

6. evenwichtswaterstand in de polder: . in beide polderdelen gemeten. 7. de diepte van het stroomgat: vermoedens/schatting

Aan de hand van bovengenoemd overzicht kan worden geconcludeerd dat er voor het bresgroeionderzoek nauwelijks of geen relevante gegevens bekend zijn.

De oorzaken van het 'missen' van de relevante gegevens is dat de aanwezigen zichzelf in veiligheid moesten brengen, dat het op het moment van de doorbraak donker was en het feit dat niemand van de aanwezigen aandacht had voor de ontwikkeling van het gat.

(8)

Rampenteam Tussenklappenpolder

Daarnaast is het gat in zo korte tijd, ongeveer 6 uur, tot (bijna) de evenwichtbreedte gegroeid dat de mensen die enkele uren later ter plaatse waren weinig meer van de breedtegroei van het gat hebben kunnen meemaken. Dat de breedtegroei van het gat zo snel is gestopt komt door de beperkte hoeveelheid water in de boezemkanalen (de waterstand is snel gedaald), en de kleine polder (die snel is volgelopen). Hierdoor is het verval snel kleiner geworden en de stroming door het gat in kracht afgenomen. Ondanks het feit dat het gat zo snel de evenwichtsbreedte heeft bereikt, blijft het voor het bresgroeionderzoek belangrijk om de precieze breedtegroei van het gat in de tijd te weten.

Bovenstaande oorzaken onderschrijven het vermoeden dat wanneer geen speciale maatregelen worden getroffen of afspraken worden gemaakt, ook in de toekomst te weinig gegevens zullen worden verzameld. Daarom zal een methode moeten worden gevonden waarmee bij een dijkdoorbraak, zoals zich in de Tussenklappenpolder heeft voorgedaan, meer gegevens kunnen worden verzameld.

2.3. VERGELIJKING MET EN ZONDER RAMPENTEAM

In deze paragraaf wordt voor twee verschillende situaties de verkregen informatie over de dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder vergeleken. Deze twee situaties zijn:

- de situatie zoals die in werkelijkheid is geweest en in paragraaf 2.2. is beschreven en, - de waarschijnlijke situatie indien er een Rampenteam, zoals beschreven in Bijlage A, had bestaan op het moment van de doorbraak. Er wordt daarbij van uitgegaan dat een dergelijk team 4 uur na het begin van de doorbraak ter plaatse is.

In de vergelijking is gekeken naar de zeven punten die in paragraaf 2.2. zijn genoemd. In tabel 2.1 is aangegeven welke informatie bekend is of bekend had kunnen zijn.

Meting

breedtegroei gat evenwichtsbreedte

stroomsnelheid in het gat waterstanden buiten polder waterstanden in polder eind waterstanden diepte in stroomgat Tussenklappenpolder zonder Rampenteam enkele schattingen ja nee ja (automatische meting) nee ja nee1 Tussenklappenpolder met Rampenteam alleen laatste uren

ja

alleen laatste uren ja

ja, behalve eerste uren ja

nee2

het gat is meteen gedicht, daarna zijn in het kanaal zelf enkele peilingen uitgevoerd.

2 het gat is meteen gedicht, een Rampenteam had wellicht aanvullende metingen kunnen doen.

tabel 2.1 Overzicht van de vergelijking van de situatie met en zonder Rampenteam in het geval van de Tussenklappenpolder

(9)

Rampenteam Tussenklappenpolder

In tabel 2.1 is te zien dat in het geval van de Tussenklappenpolder een Rampenteam slechts een zeer kleine hoeveelheid extra gegevens had kunnen verzamelen. Dit komt doordat het Rampenteam relatief laat ter plaatse kan zijn.

Ooggetuigen

In het geval van de Tussenklappenpolder zijn er nog enkele gegevens (schattingen) bekend doordat er ooggetuigen waren. Als bij het begin van de doorbraak geen mensen ter plaatse waren geweest, zou de doorbraak pas later zijn opgemerkt. De melding van de doorbraak komt dan enige tijd na het begin van de doorbraak. In dat geval zou het Rampenteam nog veel later ter plaatse zijn geweest en had de aanwezigheid van het team niets opgeleverd. Alleen de evenwichtsbreedte van het gat, de evenwichtswaterstanden in de polder zijn dan nog te meten. Deze informatie is echter ook zonder Rampenteam, hoewel minder gedetailleerd, bekend.

Het nut van het Rampenteam is, zoals bij de Tussenklappenpolder blijkt, afhankelijk van de tijd die ligt tussen het begin van de doorbraak en de melding van de doorbraak.

2.4. TEKORTKOMINGEN VAN HET RAMPENTEAM

In het geval van een snel voltooide dijkdoorbraak zoals in de Tussenklappenpolder heeft plaats gevonden is een Rampenteam, met een reistijd van 4 uur, te laat ter plaatse.

Daarbij is de effectiviteit van een Rampenteam bij dergelijke doorbraken erg gevoelig voor de snelheid waarmee de melding van de doorbraak wordt doorgegeven. Als zo'n melding er wat langer over doet om het Rampenteam te bereiken heeft de aanwezigheid van het team geen zin meer.

Om gegevens over de eerste uren van een dijkdoorbraak te krijgen, zal een andere oplossing, dan alleen een Rampenteam, moeten worden gevonden.

2.5. CONCLUSIES

De aanwezigheid van een Rampenteam had in het geval van de Tussenklappenpolder met betrekking tot het bresgroeionderzoek weinig zin gehad.

Wat betreft het belangrijkste onderzoekspunt; de breedtegroei van het gat, zou het Rampenteam alleen voor de laatste uren de (waarschijnlijk zeer geringe) ontwikkelingen kunnen meemaken. De exacte ontwikkelingen in de eerste uren blijven onbekend.

(10)

Rampenteam Dijkdoorbraken in het algemeen

hoofdstuk 3

DIJKDOORBRAKEN IN HET ALGEMEEN

3 . 1 . INLEIDING

In dit hoofdstuk wordt nagegaan in welke situaties de aanwezigheid van een Rampenteam, zoals in Bijlage A is beschreven, nut heeft voor het onderzoek op het gebied van bresgroei en de inundatie van gebieden. Hiervoor zijn de gegevens die over de bresgroei en de inundatie van gebieden bij een dijkdoorbraak bekend (kunnen) zijn vergeleken voor de situatie met en de situatie zonder een Rampenteam. Wanneer de aanwezigheid van een dergelijk team bij een dijkdoorbraak, in vergelijking met de situatie zonder een Rampenteam, extra informatie oplevert, kan dat voor het onderzoek van groot belang zijn.

Er is in dit hoofdstuk onderscheid gemaakt tussen 'kleine' en 'grote' dijkdoorbraken. Ook is onderscheid gemaakt tussen het wel of niet aanwezig zijn van ooggetuigen bij de doorbraak. In het geval dat er geen ooggetuigen zijn, komt de melding van de doorbraak pas enige tijd na het begin van de doorbraak. In het geval er wel ooggetuigen zijn, wordt de doorbraak direct bij het begin gemeld.

Eerst is in paragraaf 3.2. beschreven wat wordt bedoeld met een 'kleine' en een 'grote' doorbraak. Vervolgens zijn de twee gevallen, respectievelijk bij een vertraagde melding en bij een directe melding van de doorbraak, beschreven in paragraaf 3.3. Daarna is in paragraaf 3.4. aangegeven wat de tekortkomingen zijn van het Rampenteam. In paragraaf 3.5. is gekeken naar aanvullende maatregelen om nog meer gegevens te kunnen verzamelen. In paragraaf 3.6. zijn de conclusies gegeven.

3.2. 'GROTE' EN 'KLEINE' DOORBRAKEN

Het nut van een Rampenteam is afhankelijk van de tijd die ligt tussen het begin van de doorbraak en de melding van de doorbraak, de reistijd van het Rampenteam en van de tijdsduur waarin de maximale (evenwichts-) breedte van gat is bereikt.

Hoe langer het duurt voor de evenwichtsbreedte is bereikt, des te minder gevoelig is de effectiviteit van een Rampenteam voor de vertraging in de melding en de reistijd van het team. Daarom is in de vergelijking van de situatie met en zonder een Rampenteam apart nagegaan wat het nut van een Rampenteam is bij een kleine doorbraak en bij een grote doorbraak.

Er wordt van een 'grote' doorbraak gesproken als het gat in 8 uur of meer z'n maximale breedte (evenwichtsbreedte) heeft bereikt. Als een Rampenteam na 4 uur ter plaatse is kan het team bij een grote doorbraak de helft of meer van het breedtegroeiverloop waarnemen.

Bij een 'kleine' doorbraak (evenwichtsbreedte in minder dan 8 uur bereikt) zal het team minder dan de helft en daarmee te weinig van het breedtegroeiverloop kunnen waarnemen

(11)

Rampenteam Dijkdoorbraken in het algemeen

om nog bruikbare gegevens te verkrijgen. De in hoofdstuk 2 besproken dijkdoorbraak in de Tussenklappenpolder behoort tot de kleine doorbraken. Deevenwichtsbreedte van het gat was in 6 uur bereikt.

3.3. NUT VAN HET RAMPENTEAM

3 . 3 . 1 . Inleiding

In deze paragraaf is nagegaan onder welke omstandigheden de aanwezigheid van een Rampenteam extra gegevens oplevert. Hierbij wordt uitgegaan van een Rampenteam dat is opgezet volgens Bijlage A.

De verschillende omstandigheden worden bepaald door de eerder genoemde indeling van de dijkdoorbraken: - grote en kleine doorbraken.

- vertraagde en directe melding van de doorbraak.

In paragraaf 3.3.2. en paragraaf 3.3.3. wordt nagegaan wat het nut van een Rampenteam is voor respectievelijk een vertraagde melding en een directe melding. Binnen beide paragrafen worden de kleine en de grote dijkdoorbraken apart behandeld.

3.3.2. Vertraagde melding van de doorbraak

De melding van een dijkdoorbraak zal vertraging oplopen wanneer op het moment van het begin van de doorbraak niemand ter plekke is. Op het moment dat de dijkdoorbraak wordt gemeld (de bewoners worden met de gevolgen geconfronteerd) is de doorbraak al enige tijd bezig. Pas dan wordt ook het Rampenteam op de hoogte gebracht.

Kleine dijkdoorbraak

Het geval waarin niemand bij een dijkdoorbraak aanwezig is, zal zich over het algemeen alleen bij kleine (onverwachte) dijkdoorbraken voordoen.

Bij een vertraagde melding van de doorbraak zal, wanneer het een kleine doorbraak betreft, een Rampenteam te laat aanwezig zijn om de breedtegroei te kunnen meten. Het team zal dan slechts de evenwichtsbreedte, de evenwichtswaterstanden in de verschillende gebieden en eventueel de diepte van het stroomgat kunnen meten. Echter de aanwezigheid van een Rampenteam bij een kleine doorbraak en een vertraagde melding levert zodanig weinig extra gegevens op, dat een Rampenteam in zo'n geval geen nut heeft.

Grote dijkdoorbraak

Bij grote doorbraken zal er over het algemeen sprake zal zijn van bijvoorbeeld hoogwater in de rivieren of op zee. Deze verschijnselen kunnen in een vroeg stadium worden voorspeld. Is de situatie kritiek, dan wordt er zoveel aandacht (dijkbewaking en media) aan de dijken besteed, dat er zeer waarschijnlijk ooggetuigen zullen zijn van een eventuele doorbraak. Een eventuele dijkdoorbraak zal dan direct worden gemeld. Ook zijn over het algemeen de zwakke plekken in de dijken bekend. Deze plekken worden dan extra goed gecontroleerd. Een dergelijke situatie heeft zich voorgedaan tijdens het extreem hoge water in de rivieren in het najaar van 1993 en het voorjaar van 1995.

(12)

Rampenteam Dijkdoorbraken in het algemeen

De combinatie van een grote dijkdoorbraak met een vertraagde melding zal zich zeer waarschijnlijk niet voordoen en wordt daarom niet verder beschouwd in de eindconclusie.

3.3.3. Directe melding van de doorbraak

De situatie waarin wel mensen bij (of al voor) het begin van de doorbraak aanwezig zijn, zal zich voordoen bij extreem hoog water op de rivieren of op zee, of wanneer er mensen ter plaatse aan het werk zijn. In die situatie kan een Rampenteam meteen na of al voor een doorbraak worden gewaarschuwd. Het team is dan na hooguit 4 uur ter plaatse.

De mensen die vanaf het begin bij de doorbraak aanwezig zijn, kunnen veel zien van de gebeurtenissen. Deze ooggetuigen kunnen dan aanvullende informatie geven over de ontwikkelingen in de eerste uren van de doorbraak. Dit hangt echter sterk van de omstandigheden af (moeten er mensen worden gered of moet men voor de eigen veiligheid op afstand blijven ?).

Vanaf het moment dat het Rampenteam ter plaatse is kunnen dan meer gedetailleerde gegevens worden verzameld.

Kleine dijkdoorbraak

Bij een kleine doorbraak en een directe melding kan een Rampenteam alleen de laatste uren enkele metingen verrichten. Hierbij gaat het om de breedtegroei, de waterstanden in de gebieden en eventueel stroomsnelheden. Verder kan het team de evenwichtsbreedte en waterstanden meten. In dit geval kan de breedtegroei in de eerste uren niet worden gemeten. Wellicht kan aan de hand van ooggetuigeverslagen over het verloop van de breedtegroei in de eerste uren een schatting worden gemaakt. De hoeveelheid extra gegevens die de aanwezigheid van een Rampenteam oplevert is klein.

Is het team al voor het begin van de doorbraak aanwezig, dan kan de gehele breedtegroei worden gemeten. De aanwezigheid van een Rampenteam kan dan wel extra relevante gegevens opleveren.

Grote dijkdoorbraak

De aanwezigheid van een Rampenteam bij een grote doorbraak levert wel extra gegevens op. De tijd dat het team onderweg is, is slechts een klein gedeelte van de tijd die het duurt tot de evenwichtsbreedte van het gat is bereikt. Het is voor het Rampenteam dan mogelijk om een aanzienlijk deel van de breedtegroei van het gat te meten. Aan de hand van getuigenverklaringen kan voor de eerste uren een schatting worden gemaakt van de groei van het gat.

Bij grote dijkdoorbraken zullen meestal veel mensen van te voren aanwezig zijn, omdat de omstandigheden waarin een grote dijkdoorbraak plaatsvindt ver van te voren kunnen worden voorspeld. In dat geval is het overigens niet waarschijnlijk dat het Rampenteam al voor het begin van de doorbraak ter plaatse is. Vaak zullen dan immers op verschillende plaatsen tegelijk de dijken op springen staan. Het team is dan wel paraat en kan zeer snel op de plaats van de 'eerste' doorbraak aanwezig zijn. De aanwezigheid van een Rampenteam is dan zeer nuttig.

(13)

Rampenteam Dijkdoorbraken in het algemeen

3.4. TEKORTKOMINGEN VAN HET RAMPENTEAM

De belangrijkste tekortkoming van het Rampenteam is dat het bij kleine doorbraken, door de reistijd van 4 uur, te laat ter plaatse zal zijn. Het belangrijkste gegeven; de breedtegroei van het gat, wordt dan (zeker voor de eerste uren) gemist.

Voor de gegevens van die eerste uren moet dan worden teruggevallen op schattingen en verklaringen van ooggetuigen.

3.5. OVERBRUGGING VAN DE EERSTE UREN

Tot nu toe is er steeds van uitgegaan dat het Rampenteam is opgezet zoals in Bijlage A is beschreven. Een dergelijk Rampenteam heeft echter een belangrijke tekortkoming, waardoor in de eerste uren veel informatie wordt gemist (paragraaf 3.4.).

Om in die eerste uren niet de relevante gegevens te missen, moet hiervoor een oplossing worden gevonden. Deze oplossing bestaat uit het regelen van een tijdelijke overbrugging van die eerste uren.

Het overbruggen van de eerste uren is mogelijk door twee mensen die ter plaatse zijn of snel kunnen zijn, de opdracht te geven de ontwikkelingen in en rond het gat bij te houden. Dit kan alleen wanneer de omstandigheden dit toelaten. Aan beide zijden van het gat moet één persoon worden gestationeerd. Deze mensen kunnen bijvoorbeeld door het Waterschap worden aangewezen, en kunnen politieagenten, brandweermannen of geïnteresseerde toeschouwers zijn. Zij moeten zich op de ontwikkelingen in en rond het gat kunnen concentreren. De betreffende personen kunnen enkele grove meetpunten plaatsen en waarnemingen noteren. Het Rampenteam neemt het werk dan over zodra het ter plaatse is.

Op deze manier kunnen in de eerste uren al gegevens worden verzameld. Deze gegevens zullen minder gedetailleerd zijn, dan wanneer een Rampenteam zelf de metingen verricht en de waarnemingen noteert. Dit komt doordat degenen die de metingen verrichten en de waarnemingen noteren hierop niet zijn voorbereid. Vanaf het moment dat het Rampenteam het werk overneemt zullen de gegevens gedetailleerder zijn.

Voor het slagen van deze overbrugging is het van groot belang dat de Waterschappen weten waarom het bresgroeionderzoek belangrijk is en dat zij hun medewerking verlenen. Het is verstandig om eerst na te gaan of de Waterschappen hiertoe bereid zijn. Zijn zij hiertoe bereid dan moeten zij weten om welke gegevens het gaat en welke ontwikkelingen goed moeten worden bijgehouden. Hiervoor moeten zij over een kort en duidelijk overzicht van de belangrijke punten beschikken.

Het is van groot belang dat de Waterschappen weten dat zij direct na een melding van een dijkdoorbraak het Rampenteam moeten waarschuwen.

(14)

Rampenteam Dijkdoorbraken in het algemeen

Voor de aangewezen personen die de ontwikkelingen in en rond het gat zullen gaan volgen is het noodzakelijk dat:

- het duidelijk is waarom de gevraagde gegevens belangrijk zijn,

- er een kort overzicht wordt gegeven (dat ook in stress-situaties duidelijk is) van de belangrijkste punten waarop de aangewezen personen moeten letten,

- in dat overzicht suggesties worden gedaan voor verschillende eenvoudige meetmethoden,

- het duidelijk is hoe de procedure is opgebouwd.

In Bijlage B is een voorbeeld van een TAW-brief gegeven, die aan de Waterschappen kan worden gestuurd om hen in- en voor te lichten inzake het bresgroeionderzoek. In de bijbehorende Bijlage zijn ook enkele eerste instructies gegeven voor de mensen die de eerste uren de metingen zullen verrichten en de waarnemingen doen.

[Wanneer een dijkdoorbraak pas na enkele uren wordt geconstateerd, zal een waarnemend persoon alleen de laatste uren van de breedtegroei kunnen waarnemen. Echter deze waarnemingen kunnen altijd nog eerder starten dan de waarnemingen van het Rampenteam, omdat het een aantal uren duurt voor het team ter plaatse is]

3.6. CONCLUSIES

In het geval van een kleine dijkdoorbraak (klein verval of snel vollopen van het geïnundeerde gebied) levert de aanwezigheid van het Rampenteam te weinig extra gegevens op, ongeacht of er wel of niet mensen bij het begin van de doorbraak aanwezig zijn. Het team is dan te laat ter plaatse. In het geval van een grote dijkdoorbraak heeft een dergelijk team wel nut voor het bresgroeionderzoek.

Het heeft, vooral voor de kleine dijkdoorbraken, zin om voor de eerste uren van een dijkdoorbraak extra voorbereidingen te treffen, om meer gegevens te kunnen krijgen.

De overbrugging van de eerste uren in combinatie met het Rampenteam zal een extra hoeveelheid bruikbare gegevens opleveren. Dit kan alleen wanneer de Waterschappen bereid zijn om mee te werken en zij goed op de hoogte zijn van de te waarnemen ontwikkelingen bij een dijkdoorbraak.

De combinatie van het Rampenteam met een overbrugging van de eerste uren zal de meeste en de meest gedetailleerde gegevens opleveren.

(15)

Rampenteam Conclusies en aanbevelingen

hoofdstuk 4

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Het opzetten van alleen een Rampenteam heeft te weinig effect.

Om voldoende gegevens en waarnemingen te kunnen vastleggen, is het noodzakelijk om aanvullende maatregelen met dit doel te treffen.

De TAW kan hiervoor het beste uitgaan van de combinatie van een Rampenteam met aanvullende samenwerking met de Waterschappen. Deze aanvullende samenwerking zorgt voor het overbruggen van de eerste uren van de doorbraak, wanneer het team nog niet ter plaatse is, en levert de meest gedetailleerde en uitgebreide gegevens op.

Bij de gekozen oplossing is het erg belangrijk dat de Waterschappen goed voorgelicht zijn. Zij moeten weten hoe te handelen direct na de melding van een dijkdoorbraak om in de eerste uren gegevens te kunnen verzamelen en zij moeten het Rampenteam waarschuwen.

Er zal eerst met de Waterschappen overleg moeten worden gevoerd over de mogelijkheden en de organisatie van de samenwerking.

(16)

Rampenteam Literatuur

LITERATUUR

1. TU Delft-TAW, 1994, Rapport Tussenklappenpolder, overzicht van de resultaten van de eerste fase van het onderzoek naar bresgroei en inundatieschade in het geval van de Tussenklappenpolder.

2. TU Delft-TAW, 1995, Tweede Rapport Tussenklappenpolder, overzicht van de resultaten van enkele simulaties en de vergelijking van het inundatieschademodel met de werkelijkheid inzake de Tussenklappenpolder.

(17)

Rampenteam Bijlage A

BIJLAGE A

DE OPZET VAN HET RAMPENTEAM

In deze Bijlage worden enkele algemene aspecten behandeld met betrekking tot de opzet en de taak van een Rampenteam. Daarnaast is schematisch weergegeven hoe een melding het Rampenteam bereikt.

DE OPZET VAN HET RAMPENTEAM

Het Rampenteam bestaat uit een 'vliegend' gedeelte en een gedeelte dat op de basis blijft. * Het 'vliegende' team gaat naar de plaats van de dijkdoorbraak en bestaat uit 2 tot 3 personen, die kennis hebben op het gebied van doorbraken en inundatie van gebieden. Het team zal na ongeveer 4 uur ter plaatse kunnen zijn en vervolgens zelf metingen proberen te verrichten en hun waarnemingen noteren. Deze mensen (en eventuele reserves) moeten goed op de hoogte zijn van hun taak en zij moeten bereikbaar zijn. * Daarnaast zullen op de thuisbasis andere mensen bezig zijn met coördinerende en

organisatorische werkzaamheden. Hierbij kan worden gedacht aan het regelen van vliegtuigen van de luchtmacht die infraroodfoto's kunnen maken van het ontstane gat.

Het vliegende team moet direct kunnen beschikken over verschillende instrumenten (film-en f otocameras (film-en meetapparatuur; zoals peilstokk(film-en (film-en afstandsmeters). Wil dit team snel ter plekke zijn, dan zal het team per helikopter naar de plek des onheils moeten worden vervoerd. Deze helikopter moet beschikbaar zijn en vanaf een (van te voren) afgesproken plaats vertrekken. De helikopter kan ook van goede dienst zijn bij het op gezette tijden uit de lucht filmen en fotograferen van de bres.

Naast de technische en materiële benodigdheden moeten er afspraken worden gemaakt over het oproepen van het team en de logistiek.

Het moet voor alle Waterschappen in het hele land duidelijk zijn dat in het geval van een doorbraak één of meer leden van het team worden gewaarschuwd.

DE TAAK VAN EEN RAMPENTEAM

Wanneer een dijkdoorbraak plaatsvindt, zal het Rampenteam metingen gaan verrichten en gegevens verzamelen. Voor het onderzoek naar bresgroei en de inundatie van gebieden is een aantal gegevens van belang. Hieronder is een opsomming gegeven van die gegevens, met voor ieder gegeven één of meer eenvoudige meetmethodes:

1 . de breedte van het gat in de tijd:

Voorwerpen (paaltjes of stenen) op gezette afstanden op de kruin van de dijk in de grond slaan of neerleggen. Door bij te houden op welk tijdstip de voorwerpen worden weggespoeld kan de groei van het gat in de tijd worden bepaald.

(18)

Rampenteam Bijlage A

2. de uiteindelijke evenwichtsbreedte van het gat.

Deze evenwichtsbreedte kan worden opgemeten, maar kan ook aan de hand van gemaakte foto's achteraf worden bepaald.

3. de stroomsnelheden in en rond het gat:

Is te schatten door drijvende voorwerpen in het water te gooien en bij te houden hoe snel die zich voort bewegen. Wanneer men een filmcamera tot z'n beschikking heeft kan aan de hand van de gemaakte filmbeelden de stroomsnelheid worden geschat (ook met behulp van drijvende voorwerpen).

4. het verloop van de waterstanden buiten de polder:

Het verloop van de waterstand buiten de polder kan met behulp van reeds bestaande peilschalen worden bijgehouden of via het fotograferen/filmen van voorwerpen die in de omgeving van de doorbraak zijn gesitueerd en waarvan later de precieze hoogte wordt bepaald.

5. het verloop van de waterstanden binnen de polder:

Het verloop van de waterstand binnen de polder kan met behulp van peilschalen worden gemeten of via het fotograferen/filmen van voorwerpen die in de omgeving van de doorbraak zijn gesitueerd en waarvan later de precieze hoogte wordt bepaald (zoals huizen, lantaarnpalen of bomen).

6. de uiteindelijk bereikte waterstanden in de verschillende gebieden.

De 'eindwaterstand' is te bepalen door het niveau van het water bij peilschalen of andere vaste voorwerpen te meten (eventueel kan bij andere voorwerpen dan een peilschaal later alsnog de precieze hoogte worden bepaald).

7. de diepte van het stroomgat:

Mits het gat nog niet is gedicht is het wellicht mogelijk om bij het tot rust komen van de stroom in het gat vanaf een boot met eenvoudige middelen de diepte van het stroomgat te bepalen.

SCHEMA VAN DE DOORBRAAK TOT DE AANKOMST VAN HET RAMPENTEAM

Op de volgende pagina is schematisch weergegeven hoe de melding van een dijkdoorbraak het Rampenteam zal bereiken en welke acties daarbij door het betrokken Waterschap en het Rampenteam worden ondernomen.

(19)

Rampenteam Bijlage A

dijkdoorbraak

alarmnummer

waterschap

aanwijzen twee personen

die gegevens verzamelen

RAMPENTEAM

coördinerend team op basis 'vliegend' team naar doorbraak Rampenteam neemt \ taak over

(20)

Rampenteam Bijlage B

BIJLAGE B

CONCEPTBRIEF VAN DE TAW AAN DE WATERSCHAPPEN

In deze Bijlage is een conceptbrief gegeven die door de TAW aan alle waterkering-beheerders zou kunnen worden verzonden.

Geachte beheerders van waterkeringen,

Inleiding

De spannende tijd als gevolg van de recente hoogwaters in onze grote rivieren heeft het belang van 'veilige' waterkeringen nog eens nadrukkelijk aangetoond. Veilige waterkeringen blijken in ons land (nog) geen vanzelfsprekendheid te zijn.

Veilig is overigens een relatief begrip; als de ontwerpomstandigheden worden overschreden zal ook een veilige, goed ontworpen, goed uitgevoerde en goed onderhouden, waterkering 'mogen' (of zelfs: moeten) bezwijken.

Bij het ontwerp van waterkeringen rondom een dijkringgebied spelen thans de maatgevende omstandigheden (bijvoorbeeld: ontwerppeil en/of maatgevende afvoer) een centrale rol. In brede kring (ook bij de wetgever) leeft de gedachte dat met de vaststelling van alleen ontwerppeilen en maatgevende afvoeren onvoldoende recht wordt gedaan aan de verschillen die er tussen de diverse dijkringgebieden bestaan.

Een toelaatbaar inundatierisico zou op termijn een betere kenmerkende grootheid kunnen zijn dan ontwerppeil en maatgevende afvoer. Bij de vaststelling van het toelaatbaar inundatierisico in de toekomst, moeten de gevolgen van een eventueel falen van een waterkering heel nadrukkelijk in de beschouwingen worden betrokken.

Bresgroeionderzoek

Er is nog veel onderzoek nodig voordat er eventueel toe kan worden besloten het toelaatbaar inundatierisico als kenmerkende grootheid bij het ontwerp van waterkeringen als uitgangspunt te nemen. Onder meer is het nodig om precies te weten wat er gebeurt als een waterkering bezwijkt. Hoe snel stijgt het water in het dijkringgebied? Hoe hoog komt het water uiteindelijk op diverse plaatsen in het dijkringgebied te staan? Hoeveel water stroomt er uiteindelijk het dijkringgebied in? Genoemde vragen hangen direct samen met de vraag: hoe snel wordt een initieel gat in de waterkering groter? (Dit geldt zowel voor de groei in de diepte als in de breedte; het bresgroeiproces.)

De Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW) coördineert het onderzoek naar het bresgroeiproces. Rekenmodellen worden ontwikkeld waarmee de genoemde verschijnselen als functie van randvoorwaarden als buiten- en binnenwaterstand en de omvang van de dwarsdoorsnede van de (doorgebroken) waterkering kunnen worden voorspeld. Om die rekenmodellen te toetsen worden proeven onder laboratoriumcondities uitgevoerd en er worden proeven op grote schaal uitgevoerd (bijvoorbeeld de diverse Zwinproeven). Uiteindelijk moeten ook echte doorbraken nagerekend kunnen worden.

(21)

Rampenteam Bijlage B

Doorbraken van waterkeringen

Gelukkig komen echte doorbraken van 'waterkeringen in ons land niet veel voor. Als het onverhoopt toch voorkomt, kan dat, hoe wrang dat ook klinkt, zeer waardevolle informatie opleveren voor het bresgroeionderzoek. Dat geldt overigens slechts als er dan ook daadwerkelijk enige waarnemingen worden gedaan en vastgelegd.

Het is de TAW gebleken dat van 'oude' dijkdoorbraken slechts weinig concrete gegevens voorhanden zijn. Ook van een meer recente dijkdoorbraak als die van de Tussenklappenpolder in de provincie Groningen (augustus 1992, ingeleid als gevolg van boorwerkzaamheden) blijken er nauwelijks voor het bresgroeionderzoek relevante gegevens te zijn vastgelegd.

Overigens is dat volstrekt logisch. Nadat een doorbraak wordt geconstateerd, zijn er zeer veel zaken die door de waterkeringbeheerder 'opeens' geregeld moeten worden. Het volgen van het bresgroeiproces heeft daarbij volkomen terecht geen enkele prioriteit. In veel rampenplannen en uitgewerkte scenario's hoe te handelen na een dijkdoorbraak, is er daarvoor dan ook door de waterkeringbeheerder geen plaats ingeruimd.

TA W-Rampenteam

Gezien het belang voor het toekomstig onderzoek hecht de TAW er aan dat van eventuele doorbraken van waterkeringen zoveel ais mogelijk is, wordt vastgelegd. De TAW heeft daartoe een zogenaamd Rampenteam ingesteld dat direct na een gemelde doorbraak in actie komt om voor het toekomstig onderzoek relevante zaken van het bresgroeiproces vast te leggen. Het Rampenteam zal, eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, de verdere coördinatie van de gegevensverzameling voor zijn rekening nemen. Uiteraard gebeurt dat zodanig dat de overige operaties (eventuele evacuatie; pogingen om de bres te dichten) daar geen enkele hinder van zullen ondervinden.

Nadat het Rampenteam van een doorbraak op de hoogte is gesteld, duurt het enkele uren voordat het team ter plaatse kan zijn. Juist de eerste uren na de doorbraak zijn voor het bresgroeionderzoek van het meeste belang. De processen verlopen zeer snel; de veranderingen per tijdseenheid zijn vaak groot.

Verzoek

De TAW is er zich volledig van bewust dat er voor waterkeringbeheerders en voor het personeel van de instanties die met het beheer van de waterkering zijn belast, direct na een doorbraak hoe dan ook een uitermate hectische tijd aanbreekt. De TAW realiseert zich ook dat er grote verschillen in omstandigheden zullen zijn bij een eventuele doorbraak van een waterkering. Er zullen zich altijd gevallen voordoen waar er absoluut niets extra's geregeld kan worden direct na een doorbraak. In andere gevallen lijkt dat wel mogelijk.

De TAW doet een beroep op de waterkeringbeheerders om behulpzaam te zijn bij het zo goed mogelijk opvullen van de tijdsperiode tussen de melding aan het Rampenteam en de aankomst van dat team ter plaatse. In de Bijlage is een korte uitleg gegeven van de belangrijkste punten van aandacht tijdens die waarnemingsperiode.

De TAW begrijpt dat in de meeste gevallen het reguliere personeel van de beherende instanties niet ingezet kan worden voor de beoogde (tijdelijke) waarnemingen. Min of meer willekeurige buitenstaanders (agent van politie; geïnteresseerde omstander) kunnen echter

(22)

Rampenteam Bijlage B

zeer waardevolle gegevens worden verzameld. Bij doorbraken die enigszins zijn te voorzien, is er wellicht wat meer gelegenheid om één en ander locaal te organiseren dan bij doorbraken die geheel onverwachts optreden.

Het verzoek van de TAW is of Uw dienst in principe bereid is om aan de voorgestelde opzet medewerking te verlenen. Indien U daarin toestemt, ontvangt U zo spoedig mogelijk nadere informatie.

Reacties graag zenden aan: Rampenteam

p.a. Werkorgaan TAW enz.

Met de meeste hoogachting,

(23)

Rampenteam Bijlage B

Bijlage bij conceptbrief

VOORLOPIGE INSTRUCTIES ALGEMEEN

- Hartelijk dank voor Uw medewerking. Waarnemingen kort nadat een waterkering is doorgebroken, zijn voor toekomstig onderzoek zeer belangrijk. Uw veiligheid is echter veel belangrijker. Ben er zeker van dat U over de resterende waterkering nog een veilig heenkomen kunt vinden.

- Twee (tijdelijke) waarnemers zijn gewenst; aan beide zijden van de initiële bres één.

- Noteer (met tijdstippen) wat U ziet; maak zo mogelijk foto's en video-opnamen.

- Het Rampenteam van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen komt U zo spoedig mogelijk aflossen.

SPECIFIEK

- Het is belangrijk te weten hoe snel een bres groeit. Leg op de kruin van de resterende waterkering enkele voorwerpen op afgepaste afstanden neer (stenen/paaltjes). Schat en noteer de onderlinge afstanden en noteer op welke momenten de voorwerpen in de groeiende bres verdwijnen.

- Probeer te schatten hoe snel het water nabij de bres stroomt; let op drijvende voorwerpen; gooi desnoods zelf drijvende voorwerpen in het water. Maak, indien mogelijk, gedurende enige tijd video-opnamen.

- Probeer de hoogte van de waterstand buiten de polder te schatten en te volgen aan de hand van vaste punten. (Later zal zo mogelijk de preciese hoogte van die vaste punten worden bepaald.)

Cytaty

Powiązane dokumenty

De klontjes grond zullen sneller opbreken door de kracht van de waterstralen, de gronddeeitjes worden meegespoeld door het water en de.. • deeltjes die het

Учитывая, что начало интенсивного оснащения АТС современными систе- мами конструктивной безопасности пришлось на 1990-е годы

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

The following Table 2 presents histograms showing the distributions of particular elastic parameters including Pois- son’s ratio (ν), Young’s modulus (E), shear modulus (G) and

Nagroda może być przyznana za tłumaczenie książki, artykułu lub cyklu artykułów z języka obcego na język polski lub z języka polskiego na język obcy.. Liczymy

In the STARS model (Computer Modeling Group (CMG), 2012), when foam is present, the gas relative permeability is multiplied by a factor FM, which is function of several factors that

Badania doświadczalne zużycia główki endoprotezy stawu biodrowego ze stopu kobalt-chrom oraz z tlenku l;lluminium

4 Por.. W 1813 r., po zajęciu Warszawy przez Rosjan rozpoczęła działalność pierwsza wyższa tajna policja pod zarządem policmajstra Świeczyna i generała-majora