Zoeken Query verzenden
Home»Producten»Kennisontwikkeling»Promotieonderzoek rioolinspectie 2.0
Promotieonderzoek rioolinspectie 2.0
Nikola Stanić doet (met Wouter van Riel) aan de TU Delft promotieonderzoek naar informatie over de toestand van het hoofdriool. Hoe krijg je de juiste informatie om beheer- en vervangingsmaatregelen optimaal in te plannen? Zijn hiervoor verbeteringen nodig in de veelgebruikte onderzoeksmethoden?
Waarom dit onderzoek?
Visuele inspectie is heel lang beschouwd als een ‘one size fits all'-inspectietechniek, die harde informatie oplevert over de toestand van de riolering. Recent onderzoek van Jojanneke Dirksen heeft laten zien dat visuele inspectie – net als alle meettechnieken overigens – niet perfect is. Bovendien blijkt het bij de interpretatie van de inspectieresultaten lastig om de informatie objectief te houden. Voor zettingsgevoelige gebieden heeft Jojanneke laten zien dat zettingsmetingen een zeer kosteneffectief alternatief zijn voor visuele inspectie. In gebieden waar zetting niet het maatgevende faalmechanisme is, bestaat nog wel behoefte aan betere informatie over de toestand van de riolering. De vraag in dit onderzoek is tegen welke inspanning welke kwaliteit van informatie te verkrijgen is.
Hoe is het onderzoek ingericht?
De eerste stap in het onderzoek was het identificeren van de belangrijkste faalmechanismen voor vrijvervalriolering. Hiervoor is de HAZOP-techniek gebruikt. HAZOP staat voor HAZard and OPerability analysis. Via interviews met experts wordt de vraag beantwoord: wat kan er mis gaan en hoe kun je daar achter komen? Deze techniek helpt om te bepalen welke informatie nodig is om de faalmechanismen te kunnen detecteren en kwantificeren. Een van de belangrijkste faalmechanismen in niet-zettingsgevoelig gebied is aantasting van het buismateriaal.
De tweede stap was het onderzoeken van de relatie tussen twee veelgebruikte inspectietechnieken voor het vaststellen van de mate van aantasting: visuele inspectie en boorkernonderzoek. Dit onderzoek bij een riool in Den Haag heeft aangetoond dat er geen duidelijke correlatie is tussen de resultaten van visuele inspectie en de resultaten van een boorkernanalyse. Daarnaast kwam naar voren dat boorkernonderzoek voor verbetering vatbaar is. De belangrijkste beperking zit in de geringe wanddikte van de buis, waardoor de hoogte-breedte verhouding van de boorkern in veel gevallen een betrouwbare bepaling van de splijtsterkte onmogelijk maakt. Een andere beperking zit in het doorvertalen van de puntmetingen naar de toestand van de gehele buis. Dit vraagt om een methode die de interne geometrie van het riool nauwkeurig kan meten. De techniek die daarvoor in beeld is gekomen, is laser scanning.
Samen met VanderValk+DeGroot en afstudeerder Walter van der Schoot is een analyse gemaakt van de meetnauwkeurigheid van een veelgebruikte laser profiler. Hierbij bleken de uitlijning en oriëntatie van de sensor in het riool het grootste probleem te zijn. Als de profiler maar een beetje scheef staat, is geen nauwkeurige meting (2 mm) van de interne diameter meer mogelijk. Om dit op te lossen, is een testopstelling gemaakt. Hierin worden de resultaten van de laser profiler gecorrigeerd voor de positie en richting van de laser profiler. Dit maakt een nauwkeurige meting van de interne diameter in de gehele buis mogelijk en daarmee is ook te bepalen waar hoeveel wanddikte verloren is gegaan. Figuur 1 laat een voorbeeld van de resultaten zien.
Figuur 1 Verschil tussen ongecorrigeerde resultaat geometrie oude buis (boven) en gecorrigeerde resultaat (onder)
Het laatste deel van het onderzoek bestaat uit het verder verbeteren van de betrouwbaarheid van de boorkernanalyse. Om dit te realiseren, moeten de materiaaleigenschappen (dikte, sterkte) te relateren zijn aan de sterkte van de gehele buis. Met behulp van door Breda en Den Haag aangeleverde oude aangetaste buizen (60 en 90 jaar oud) en een laboratoriumopstelling bij de TU Eindhoven (zie figuur 2) zijn drukproeven uitgevoerd om de (rest)sterkte van de oude buizen te bepalen. Deze bleek overigens nog verrassend hoog. Nikola vergelijkt nu de resultaten van het materiaalonderzoek van de
Figuur 2 Schema van goedgekeurd experiment (links) en werkelijke experimentele opstelling (rechts)
Wat hebt u eraan?
De eerste resultaten laten zien dat nu veelgebruikte informatiebronnen (visuele inspectie en de leeftijd van de buis) onvoldoende of zelfs onjuiste informatie geven over de reststerkte van de buis voor situaties waarin aantasting het maatgevende faalmechnanisme is. Dit zorgt er in de praktijk voor dat de vervanging van leidingen aan de veilige kant zit. Met behulp van deze onderzoeksresultaten is straks beter te bepalen welke reststerkte een buis heeft en hoeveel extra tijd de gemeente heeft om beheer- en vervangingsmaatregelen optimaal in te plannen. De definitieve resultaten en het proefschrift komen eind 2015 beschikbaar.
Vanuit wetenschappelijk oogpunt vormt dit onderzoek de opmaat naar modellen voor het bepalen van de reststerkte en op termijn de restlevensduur. Met deze modellen kunnen rioleringsbeheerders in de toekomst scherper sturen op de benodigde maatregelen.
Meer weten?
Meer informatie over het kennisprogramma Urban Drainage van de TU Delft en dit onderzoeksthema vindt u op www.gezondheidstechniek.tudelft.nl. Nikola Stanić is in 2007 afgestudeerd bij de afdeling Waterbouwkunde aan de Faculteit Civiele Techniek van de Universiteit van Belgrado. Een jaar later kwam hij naar Delft om een MSc in Drinkwater Engineering bij UNESCO-IHE Institute for Water Education te volgen. Na het behalen van het MSc-diploma heeft hij bij UNESCO-IHE als onderzoeker gewerkt. Sinds mei 2011 werkt hij als promovendus bij het kennisprogramma Urban Drainage binnen de sectie Gezondheidstechniek van de TU Delft.
Contact
Stichting RIONED Galvanistraat 1, 6716 AE Ede Postbus 133, 6710 BC Ede T 0318 631 111 F 0318 633 337 E info@rioned.orgAdministratieve gegevens
IBAN: NL85ABNA0553259288 BTW: NL 00.90.39.995.B.01 KVK: 41154304Volg ons
Service
Disclaimer | Privacy | Sitemap