• Nie Znaleziono Wyników

Het uitslaan van scheepsbeplating

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het uitslaan van scheepsbeplating"

Copied!
37
0
0

Pełen tekst

(1)

L

F

r

k

HET UITSLAAN VAN SCHEEPS.BEPLATING

door

E. BAAS

Sub. Afd. der Scheepsbouwkunde

Technische Hogeschool DeUt

(2)

HET UITSLAAN VAN SCHEEPSBEPLATING

LES

1

INLEIDING TOT HET UITSLAAN VAN HUIDPLATEN, ENZ.

Als we gaan praten over het uitslaan van scheepsvormen, moeten we eerst behoor-lijk thuis zijn op de spantenvloer. Hieronder te verstaan, dat we goed weten, waar het bedoelde te vinden is, dus spanten, landen, dekrondte, enz. Maar ook hoe deze zljn ontstaan, dus weten dat deze lijnen of de ware vorm of hun projektie zijn. Al deze punten zijn reeds in vorige lessen besproken, dus aangenomen dat deze ook ingestudeerd zijn en in de praktijk toegepast zijn.

De vraag die nu naar voren treedt is deze: wat voor zin heeft het uitslaan? Deze vraag kunnen we als volgt beantwoorden: de platen kunnen dan in vlakke toe-stand bewerkt worden, zoals afschrijven van de gaten voor spanten, landen, stui ken en de maatlijnen voor het schaven, knippen, branden, enz.. Verder kunnen ze dan in vlakke toestand deze bewerkingen ondergaan, daarna kunnen ze in de ware vorm gedrukt worden.

Ook het transport van de platen wordt -zeer bekort ten opzichte van vroegere me-thoden. Toen werden aan boord van het te bouwen schip mallen gemaakt waarvoor men een stelling moest maken. Deze mallen werden op de vlakke plaat gelegd en

af-geschreven, iets groter dan de mal; éenvoudige platen werden op maat afgeschreven. hems werden de platen in de vorm gedrukt en weer naar het schip gebracht en

aan-gebouwd met enkele gaten, die in de plaat waren geponst of geboord. Was de plaat goed tegen de spanten gedrukt, dan werden alle gaten overgenomen, de plaat ging weer naar de scheepsbouwloods en werd daar geboord, geponst, enz. Zoals uit

boven-staande blijkt, is deze methode nogal omslachtig en geeft veel werk met ala gevoig veel kosten. Men is toen overgegaan tot een veel goedkopere methode. Maar de eis die nu gesteid wordt is, dat men nu ook moet beschikken overmeer scheepsbouwers, die ook lnderdaad scheepsbouwer zijn

Mensen dus met een behooriijke opleiding op dit gebied, goed ruimte-inzicht daar men steeds met een projektiefiguur werkt en deze in zijn ware vorm gebracht moet worden. In de volgende lessen zullen we verschillende methoden bespreken voor het uitslaan van huidbeplating, kantplaten, dekbepl-ating, stringers, enz. inzetten van stekers, dekrondte-konstruktie, enz..

De meeste tijd gaf de leraar uit zijn elgen diktaat de lessen op, wat moeite gaf, omdat later niet eens kon worden nagegaan hoe het ook al weer was.

Deze lessen zijn dan ook hlervoor, dat zij ook bestudeerd worden gelijk met de leraar en thuis na de 1-es, wat dan ook tot de beste resultaten zal le-Iden.

De fabrieken hebben momenteel nog een groot tekort aan goede vaklieden., maar dan ook de klemtOon op goede

(3)

-1-LES

2

}EUIDBEPLATING (le methode)

De le methode die we bespreken wordt niet algemeen meer toegepast, maar soimnige werven doen het nog. Dus lijkt deze methode 0.1. wel waard haar te bespreken. En wel omdat men deze methode op verschillende werkstukken toch weer gebruikt, by. weinig tapse kegels; maar hierover later.

De eerste tekening geeft een gedeelte van de spantenvloer weer, waarop landen en spanten staan, en wel spant 69 tIm 81. Deze methode wordt ook wel steekmethode genoemd om reden er steeds een zekere iengte (steek) wordt genomen.

Voor het uitslaan van de plaat gaat men als volgt te werk. Men trekt de hulplij-nen Hi en H2 willekeurig, maar zodanig, dat zlj ongeveer evenwijdig lopen. Hierna siaat men met de slaglijn de verbindlngslijnen 1, 2, 3, enz. Dus van H2 spant 81 naar Hi spant 80, enz.. We nemen flu deze lengten met een latje op. This spannen we het latje langs de gebogen lijnen van bovenland, onderland en hulplijnen en zet-ten de punzet-ten op dit latje. Nu hebben we de geprojekteerde lengte van de ware vrm der landen. Om nu de ware 1eng±e van deze lijnen te krijgen, gaan we over tot de volgende figuur. Men konstruèert een rechte lijn, waarop loodlijnen op spantaf-standen van elkaar. Langs deze lljnen legt men het latje waarop de maten staan. Deze maten zet men op de betreffende spantnummers, zoals in de tekening is aange-geven, voor de maat en zo voor alle vier lijnen gedaan, dus landen en hulplijnen. Wanneer door deze punten een lat wordt gespannen moet dit een goed strokende iijn zijn. Zet men de snijpunten op de lat dan is dit de ware lengte van land of huip-lijn. Het bewijs, dat dit juist is, kunnen we als volgt beredeneren: spant 81 en spant 80 liggen in twee evenwijdige vlakken op één spantaf stand van elkaar. Nemen we flu het snijpunt van onderland spant 81 en het snijpunt van onderland spant 80, dan vormen die een driehoek en wel: een zijde is spantafstand, de andere recht-hoekszijde is de af stand van 81 tot 80 op de vloer en de hypothenusa is de ware 1engte van het stukje. Zo achter elkaar uitgezet geeft het de totale lengte van het onderland. Doen we dit voor alle lljnen, dan hebben we het gevraagde.

Precies hetzelfde geldt voor de stekers of kruisen, zoals in de volgende teke-ning is weergegeven. Hebben we dit klaar, dan moeten we nog de ware lengte van heI pant hebben. Dit geschiedt als volgt: we buigen een latje langs de vorm van heJ .sant (buitenkant spant, waarom?); daar komen we later nog op terug. Het latje moet de dikte van de af te schrijven plaat hebben. We zetten daar de snij-punten van onder- en bovenland op af en ook de huiplijnen. Nu zijn we er aan toe om onze mal in elkaar te spijkeren. De maten, die we nu op onze latten hebben staan, moeten absoluut zuiver zijn. We zetten een rechte lijn op de vloer, met daarop de punten van het eers±e spant, dus snijpunt onder-, boven- en hulplijnen. We leggen flu de latten er bij en slaan dan op het snijpunt van het eerste spant, b.v. in Hi, een spijker, een ook bij H2. Nu nemen we steek 1 en buigen de lat zo-danig, dat H2 en spant 70 een snijpunt vormen en zetten daar weer een spijkertje. Dit doen we ook voor de volgende stekers.

Als dit gebeurd is, is de vurm tussen de hulplijnen en stuiken bepaal'd. Nu nemen we by. bovenland en zetten een spijkertje blj het reeds bepaalde punt van het eerste spant. Nemen we nu het stukje van hulplijn tot bovenland, dn moet bij het snijpunt van spant 70 bovenland weer een spijkertje gezet worden, zo ook voor de anderen. Dit herhalen we voor het onderland. Hierna is de vorm van de plaat, be-paald. Van deze vorm kan een mal gemaakt worden, die dan op een viakke plaat ge-legd wordt en verder afgeschreven. Het geheel is een groot verhaal. Maartoch, voor degene die deze al eens gemaakt hebben, is het een reeks van handelingen, die het snel werken in de hand werken. Wel wordt grote zuiverheid bij herhaling geëist.

(4)

-2-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 2 (1)

B

CEL.EELT E SPANTENVLOER

-3-WARE LNC TEN

ON DER LAND H t.

Hi

a ovE N LA 69 D 71 72 73 74 75 76 77 7B 79

80

81

(5)

'I

TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 2 (2)

3

UITSLAG HWDPLAAT

WARE LENCTEN

KRUIZEN

7 B 9

I0

-4-2 -.fr 4

\

(6)

LES

3

HUIDBEPLATING (2e methode)

Evenals de vorige methode wordt ook dëze niet meer algemeen toegepast. Daar ech-ter de toekomstige afschrijver over een behoorlijk inzicht in verschillende metho. den moet beschikken en tevens over routine, moet hij ook niet gebonden zijn aan één bepaalde methode.

Deze methode wijkt sterk af van de voorgaande, wat we ook zullen zien bij de behandeling van de verschillende punten.

Zoals de tekening laat zien, is weer een.gedeelte van de spantenvloer weerge-geven. Tussen bovenland en onderland worden twee evenwijdige iijnen getrokken op een afstand a. Dit doen we als volgt: we trekken eerst H2 en konstrueren hierop aan beide einden een loodlijn met een lengte a. Door deze punten trekken we de lijn Hi. Het gereedschap dat we hiervoor gebruiken, is in onderstaande tekening weergegeven.

Dit gereedschap bestaat ult omgebogen vierkant, waaraan scherpe punten zijn ge-smeed en geslepen. Lengte r is + 40 cm en R is + 120 cm. Deze maten zijn zo geko-zen, dat zij bij een smaile plaat ook goed zijn. Nu konstrueren we met r een cir-kelboog op H2; uit de snijpunten van de circir-kelboog met R twee snhjpunten beschrij-yen, zoals ook op de tekening is te zien. Trekken we nu door het middelpunt van de cirkelboog en de snijpunten van de lengte R een lijn, dan is dit de gevraagde loodlijn,, wat te bewijzen is zoals we wel weten. Deze handeling voeren we nogmaals uit op het andere eind van H2.

Op deze ioodlijnen trekken we door de snijpunten R een lijn Hi, evenwijdig aan H2. De afstand tussen deze lijnen is dan

a = V(R2

-

r2). De ware lengte van onder-en bovonder-enland wordt op dezelfde wijze bepaald als in de vorige les is besprokonder-en. De ware iengten van Hi en H2 worden als volgt bepaald. Leggen we een lat langs Hi en zetten daarop de snijpunten van spanten met huiplijnen en tevens het punt P van iijn L. (Lijn L is de loodlijn en is willekeurig). Zo ook voor H2 maar houden

flu punt P1 van lijn L aan. De maten zetten we af op de spantafstanden, die we heb-ben gekonstrueerd op een rechte lijn, zie figuur, we houden hierbij punt p aan op de rechte lijn. Stroken we nu door deze punten een lijn, dan moet dit de goede strokende lijn zijn.

Maar voordat we de 1-atten voor deze maten opnemen moeten we nog andere maten bijzetten. We nemen nu de speermaat r en we zetten de punt op sp. 60, het snij-punt van ware lengte lijn en spant, zoals de tekening laat zien. Vervo-igens cir-kelen we met speermaat r ofli op Hi, dan weer van Hi naar H2, enz.. Nu zetten we een lat langs Hi en H2 en nemen de punten op, dus spanten en snijpunten van r met Hi en H2. Dan nemen we de spanten op, d.w.z. we maken een latje dat we langs het spant buigen (het latje heeft de dikte van de af te schrijven plaat). Op het latje zetten we dan de snljpunten van Hi en H2, bovenland en onderland; voor elk spant maken we zo'n latje. Nu gaan we de mal in elkaar spijkeren. We slaan een rechte lijn met de slaglijn en zetten daarop af de punten, die we op het latje van spant 60 hebben staan en zetten met een spi,kertje de lat van de ware iengte van Hi en H2 vast. - - -': - =

,want delijnen Hi en H2 11ggn np

R

(7)

-5-een afstand a van elkaar, dus H =

'V

(a2 + r2) in twee vlakken. De maat R cirkelen we zodanig om, dat het de lat in Ill snhjdt en we slaan dan é6n spijkertje daar de punten anders niet kunnen scharnieren. Dan ult dat punt naar H2 enz.. Staan deze lattén vast, dan moeten deze stroken. Nemen we nu latjes van delangte van onder- en boveniand, dan kunnen deze op de volgende manier vastgezet worden. De punten op sp. 60 kunnen we neerzetten van het spantlatje; ook hier zetten we én spijkertje. Bij de volgende spanten zetten we het spijkertje ook op die plaats waar de spanten van boven- en onderland elkaar snijden enz. (zie tekening). Het voordeel, dat deze inethode boven de eerste biedt is, dat de kruisen konstante lengte hebben. Men bestudere hierbij goed de tekening.

Deze mal wordt vast op de vloer getiinmerd en er op geschrapt met potlood en daarna wordt een stevige mal gemaakt van de opgeschrapte plaat. Hebben we deze,

dan kunnen we hem op de bestemde plaat leggen en de plaat verder afschrijven.

(8)

-6-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LBS 3 (1)

GEDEELTE SPANTENVLOER

/

ØNDE.RLAN D

-7-95 8

57

56

S5

54 5 3 5 2 51 0.

49

48

47

46 45

6 0

(9)

TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 3 (2)

UIISLAG HUIDPLAAT

(10)

LES

4

HUIDBEPLATING (3e methode)

Men zou kunnen zeggen: we kunnen flu toch wel vooruit met 2 methoden, maar men is steeds aan het zoeken geweest om betere en minder kostbare methoden te vinden en wij zijn er van overtuigd, dat de methode, die flu volgt, wel aan deze eisen tegemoet komt en de beste is die momenteel toegepast wordt.

De vorige methoden gaven steeds een benadering, doordat we uitglngen van een rechte lijn voor de kruisen, terwijl het een gebogen lijn is, wat we ook kunnen aantonen. Blj de hieronder te bespreken methode wordt deze onzuiverheld wegge-werkt.

De eerste tekening geeft een gedeelte weer van de spantenvloer, waar de spanten sterk gekromd zijn. Dit is speciaal gekozen omdat het niet geeft welke plaat we

nemen.

Er is één hulplijn getrokken (recht), ongeveer door het midden der plaat die we uit willen slaan. De kruisen zijn getrokken resp. van sp. 49 onder naar 50 midden en 51 boven, dan van sp. 49 boven naar 50 midden en 51 onder. Zo worden alle kruisen getrokken. We zien dus, dat het geheel ongeveer is opgetrokken uit paral-leilogranunen, waarvan de zijden direkt bekend zijn, n.l. de spanten. Zien we nu kans om van de andere zijden en diagonalen de ware lengten te bepalen, dan ligt de vorm en grootte van het parallellogram vast. In de tekening zijn de latten ge-tekend, zoals zij behoren te worden vastgemaakt. We moeten er vooral op letten, dat de latten voor sterk gekromde platen ook de dikte hebben van deze platen., daar we anders een verkeerde maat krijgen (waardoor?). Daar komen we In een andere les nog op terug.

Oni de ware lengte der landen en hulplijnen te krijgen gaat men als volgt te

werk.

We spljkeren by. een lat langs het bovenland (zie figuur) de lat tussen de spij-kers, de spijkers rëcht tegenover elkaar en zetten haaks op deze lat de snijpun-ten van land en spant. Hetzelfde latje gebruiken we voor de hulplijn en het onderland en zetten daar ook de punten op van hulpiIJn en spant en van onderland en spant. Hierna zetten we op een gedeelte van de afschrljfvioer of een grote plaat een recite lijn en daarop loodlijnenop spantafstand. Deze lijnen krassén we er in, daar we deze voor elke plaat die we uitslaan, nodig hebben, voorzover de spantaf stand niet veranderd. Nu nemen we de lat by. van het bovenland en leg-gen deze langs de loodlijnen (zie flguur) en zetten daar op af de maat van het betreffende spant. Stel, dat we sp. 58 als uitgangspunt houden, dan zetten we op sp. 57 de afstand 58-57 en op sp. 56 de af stand 58-56 enz. Zo doen we ook voor de volgende lijnen, zoals hulplIjn en onderland. Langs deze opgezette punten spannen we een lat en deze nioet een goed strokende lijn geven. Op deze lat zet-ten We de snljpunzet-ten van spant en lat. We hebben dan de ware lengte gekregen van het betreffende land of de hulplijn. Voor elke lijn inoeten we een afzonderlijke lat nemen, daar we deze in elkaar moeten spijkeren. Voor de krulsen gaan we als volgt te werk. We leggen een latje langs de kruislijn, laten we by. nemen die in de figuur is aangegeven van sp. 49 onder naar sp. 50 midden en naar sp. 51 boven. We zetten op dit latje af de snljpunten met de spanten, dus punt 49 onder, 50 mIdden en 51 boven. De lat moet weer de plaatdlkte hebben en aan de buitenkant der punten gespannen worden.

Zo ook voor de andere kruisen by. van sp. 49 boven naar 50 midden en 51 onder. Het is zaak, dat we deze iatjes zeer duidelijk en sekuur nummeren en aangeven wat boven, midden of onder is. Vooral voor beginners Is het zeer noodzakelljk hierop te wijzen, daar men anders heel moeilijk terüg kan vinden waar de lat thuishoort en men dus gemakkelijk fouten kan maken. Voor deze kruisen maken we ook voor elke kruis een afzonderlijk iatje.

Om de ware lengte van deze diagonaal te bepalen, gaan we als volgt te werk, zie figuur van ontwl'kkelde kruisen. We hadden reeds, zoals In het voorgaande bespro-ken, op een plaat of gedeelte afschrijfvloer een lijn en daarop loodlijnen gekrast;

(11)

hierop zetten we nu af op sp. 51 de lengte van sp. 49 onder totsp. 51, op sp. 50 zetten we af de rnaat van sp. 49 onder tot 50 midden. Nu nemen we een latje (vier-kant en dikte plaat) en stroken deze door sp. 51 boven, sp. 50 midden en sp. 49 onder. Op het latje zetten we af de snijpunten van latje en spant,. danhebben we de ware lengte van deze diagonaal gekregen. Ook het duidelijk bijschrijven is hier weer van groot belang.

Ilet bewijs, dat dit de ware lengte is, kan als volgt worden beredeneerd. Stel, dat sp. 51, sp. 50 en sp.. 49 in 3 evenwijdige vlakken liggen op een spantafstañd van elkaar. Brengen we nu door sp. 49 onder, sp. 50 midden en .sp. 51 boven een viak haaks op de 3 evenwijdlge vlakken, dan zal punt 51 boven zowel in hét even-wijdige viak als in het viak loodrecht hierop vallen. Zo ook de punten 50 midden en 49 onder. Stroken we door deze punten een lijn, dan is deze lijn de ware

lengte van de geprojekteerde lijn, die op de spantenvloer staat. We hebben bij de vorige lessen de ware lengte niet bewezen, daar we toen nog te weinig ervaring hadden.

Nu hebben we alleen nog de spantenlatten te máken. Dezelatten buigen we aan de buitenkant om de spantvorm en zetten daarop bovenland, midden en onderland. Bij herhaling zeggen we weer: duidelijk, zuiver van maat en spantnuminer bijschrijven. We hebben flu alle latten: le. ware lengte bovenland

2e. ware lengte onderland 3e. ware lengte hulplijn 4e. ware lengte kruisen

5e. spantlengte tussen onder- en bovenland.

Om de kruismal.inelkaar te timmeren, gaan we als volgt te werk. We leggen weer eerst de latten van bovenland, hulplijn en onderland op ongeveer de af stand als ze komen moeten, daarop de spantlatten. Nu timmeren we de latten aan elkaar met op elk punt é6n spijkertje, daar dit scharnierpunten zijn. Daar bovenop de kruis-latten en ook deze timmeren we met één spijkertje vast. Zo zien we de mal ont-staan. Op by. sp. 50 midden hebben we 4 snijpunten,, dus er is een vergissing in het spel; het is dan onmogelijk de mal in elkaar té krijgen. We kunnen flu de

konklusie trekken, dat bij onzuiver werken deze methode origeschikt zou zijn. Deze laatste methode wordt op.de meeste werven toegepast.

(12)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 4 (1)

GEDEELTE SPANTENVLOER

-MAATLATTE N.

/

/

/

/

o

C2)

-L1j AV"\

(tieL'

-u

Ly) A_

4J-eL.. OL

(13)

TEKENINGEN BERORENDE BIJ LES 4 (2) 57

57

56

55

54

53 52 5

ONTWIKKE.LDE KRUIZEN

UITSLAG HUIDPLAAT

12

(14)

-LES

5

HUIDBEPLATING (4e methode)

Deze methode wijkt geheel af van de voorgaande methoden. Deze berust op de stel-ling van Pythagoras.

We zullen eerst bespreken het bepalen van de opmeetlat of maatlat, zie figuur. In de praktijk neemt men een plaat aluminium en zet daarop een rechte lijn met daarop een loodlijn (niet op de tekening te zion). Vanaf het snhjpunt van

lood-lijn en lood-lijn waarop deze staat zetten we de spantaf stand uit en verder steeds een millimeter er bij, zie figuur. Nu nemen we een speermaat en cirkelen deze lijnen om zoals op de tekening voor 18 punten is gedaan. Dit moet wel voor + 150 gedaan worden. Richten we nu uit de spantafstand welke op de horizontale lijn is afgezet een loodlijn op, dan zal deze liJn alle cirkelbogen snijden. Hieruit volgt, dat de afstand tussen de horizontale lijn en het snijpunt van cirkel en

loodlijn de geproJekteerde lengte van de hypothenusa is en de lengte van de hypo-thenusa is spantaf stand plus 1 mm, voor het 2e snijpunt is het spantafstand plus 2 mm. enz.. Dus we kunnen andersom redeneren: meten we het geprojekteerde gedeelte, dus van horizontale lijn tot snijpunt cirkel/loodlijn, by. eerste stukje, dan is de hypothenusa van de rechthoekige driehoek met zijden van spantafatand en het op-gemeten s±ukje (s + 1) is spantafstand plus 1 mm.

We leggen flueen lat van by. 20 x 10 mm langs de loodlijn (lengte lat + 3 m) met het midden van de lat op de horizontale lijn en zetten op de lat de snijpun-ten van cirkel en loodlijn. De lat moet zeer zuiver gemaakt worden, de masnijpun-ten met O. I.-inkt getrokkeri en daarna gevernist daar de lat dan niet zo smoezelig wordt. Het gebruik van deze lat zullen we later in deze les bespreken.

Bovengenoemde opmeetlat is ook op de volgende manier te maken en al is deze manleranders, het resultaat is hetzelfde. We beginnen flu met de lat in millime-ters te verdelen vanuit het midden, waar we S bij zetten. Dus de verdeling loopt zowel naar links als naar rechts. Nu kunnen we, achter het bureau zittend, het verdere werk doen, n.l. alleen maar uitrekenen hoe lang de hypothenusa is bij de rechtshoekszijden van spantaf stand en 1 mm, dus stel spantafstand is a + 1 mm = b,

dan is volgens de stelling van Pythagoras de hypothenusa;

H=

'V(A2+b2)

Zo kunnen we doorgaan: bij 2 mm. is de hypothenusa:

Vc2

+ d2) enz.

Deze uitkomsten kunnen we bij de millimeters neerschrijven, we doen dit echter om de vijf, daar we anders het bos niet meer kunnen zien door de bomen. Het uitreke-nen gaat tot 0,1 mm. nauwkeurig. We zien, dat bij de laatste methode voor het maken van de opmeetlat geen speermaat en aluminium plaat aan te pas komt, dus de

zuiverheid alleen afhangt van de berekening, wat toch voordelen biedt ten opzichte van de eerste inanier.

Het gebruik van de lat is als volgt. Op de tekening staat een gedeelte van de spantenvloer getekend, met daarop drie verschillende manieren van plaatsen der lat, zoals langs het spant, bovenland en kruislijn. De opmeetmethode is als volgt. De man die dit werk moet doen, krijgt van alle uit te kruisen platen een schetsje of maakt er zelf een. Deze schetsen zljn een verkleind beeld van de plaat. Op dit

schetsje staan de kruisen, spanten en landen, enz.. De man legt flu de opmeetlat als by. in tekening is gebraçht voor een spant, hot nulpunt op do hulplijn en

leest flu af (hiervoor gebruikt hij de mm maat) de maat zowel naar boven als naar beneden en schriJft dit op zijn schetsje .bij het spant met hetzelfde nummer. Zo doet hij verder met alle spanten. Voor het bovenland.(zie figuur) nemen we de lat met de uitgerekende of opgenomen hypothenusa, leggen deze met S op het snijpunt spant/land en lezendan op hot snijpunt van het volgend spant de maat af. Deze maat is dan de ware lengte van dit stukje. Zo ook voor alle andere stukken. Dit-zclfdekunnen--weookduezt

your de

kraisen.

(15)

-Alle opgemeten maten tekenen we in ons schetsje op. Ditschetsje gaat naar de af-deling waar de kruismallen gemaakt worden aan de hand van de opgenomen maten. De maten worden op de latten gezet en de kruismal kan getiminerd worden zoals in de

vorige les is besproken.

Ret voordeel van werken met de opneeinlat is, dat men meer mensen kan inschake-len voor het klaarmaken van de huidbeplating

van uitgaan,, dat de scheepsvorm uit gebroken onzuiverheden, hetgeen bij de vorige methode

degelijk met deze ronding rekening gehouden. veel toepassing.

14 -Het nadeel hiervan is, dat we er rechten bestaat, dus maken we klei'ne niet het geval was; daar wordt wel Bij grote werven vindt deze methode

(16)

TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 5 (1)

S4

s5

S44 S

S 2.

Sii

L

I I I I

-II.

MA ATL.A I

im m

b .SPANTAFSTAND

15

(17)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 5 (2)

(18)

LES

6

UITSLAAN DER KANTPLATEN (le methode)

De kantplaten zijn platen, die behoren tot de dubbele bodem en zij bevinden zich aan de kant daarvan, de naain geeft dit reeds aan. Deze platen zIjn van boven voor-zien van een brede f lens waarin landgaten zijn geponst of geboord, ter verbinding aan de tanktopplaat of, zoals men tegenwoordig algemeen toepast. met een laskant. Deze platen worden tegenwoordig vaak geheel in een dubbele bodemsektie Ingebouwd en aan 66n zijde van strippen voorzien van gaten waaraan de kimknieën met de span-ten worden bevestigd.

Er zijn ook nog andere konstrukties van bevestiging. Bij het uitslaan hebben we niet zozeer met de konstruktie te maken. We zulien uitgaan van de konstruktie dat de kantplaat boven door een lasnaad aan de t.t.piaat bevestigd wordt en aan de onderkant door een lashoek aan de kimpiaat. De kimknien worden aan de kantplaat

gelast.

Dit lassen heeft ni. invloed op de lengte der plaat (krimp). Zoals in de figuur op de bladzijdehiernaast Is afgebeeld zien we een gedeelte van de spantenvloer, daarboven de verbinding van kimknie met kantplaat en vrang met kantplaat. Bovenaan

is de dubbele bodem in bovenaanzicht te zien. In het gedeelte van de spantenvloer zien we ook het ver-loop van de kantplaat weergegeven op de betreffende spanten. Het uitsiaan van deze plaat geschiedt als volgt. We konstrueren een loodlijn op de schuinte van dekantplaat en leggen daarlangs een latje zoals op de tekening

is aangegeven.

De plaats waar deze lijn staat, doet weinig terzake, alleen moet deze lijn zuiver loodrecht staan. Op het latje, dat we hierlangs gelegd hebben, zetten we alle spanten af welke op de plaat moeten komen. We nemen flu een ander latje en leggen di.t langs de schuine lijn en zetten daarop af de loodlijn, het snijpunt met het

spant en de kim en het snijpunt van de dubbele bodem en deze lijn. Het volgende spant doen we hetzelfde, maar houden flu het het bij het vorige spant gemerkte punt van de loodlIjn aan, ook het snijpunt.

This beginnen we bij sp. 53, welk spant wij doortrekken tot op de loodlijn, zo naar 54 enz. dan zullen zowel de punten van de snijpunten met het spant als de snijpunten met de dubbele bodem steeds lager komen te liggen. Om nu de ware lengte van de plaat te verkrijgen gaan we als volgt te werk. We trekken een lijn en konstrueren laarop loodlijnen op spantafstanden; het aantal hiervan wordt bepaald door het aantal spanten, die op de plaat valien. Op deze ioodlijnen zet-ten we de punte.n af, die op het maatlatje staan, die we opgenomen hebben langs de loodiijnen op de spantenvloer dat we reeds boven genoeind hebben. In de teke-ning hebben we dit weergegeven. Vanaf de punten zijn stippellijnen getrokken naar het betreffendespant dat op dé lat genoemd is. Trekken we een lijn door deze pun-ten, dan moet dit een rechte lijn zijn en wel om deze reden, dat de kantplaat ge-heel viak is. Deze iaatste getrokken lijn is de ware lengte van de loodlijn of werklijn, die op de spantenvloer staat.

We kunnen dit als voigt bewijzen. Nemen we het snijpunt van sp. 60 en stellen we ons voor, dat sp. 60 en sp. 59 In twee evenwijdige vlakken liggen op een afstand, die gelIjk is aan de spantaf.stand en laten we van het snijpunt van de loodlijn en spant 59 een loodlIjn neer op het viak waarin sp. 60 iigt, dan vorinen deze iIj-nen een rechthoekige driehoek, waarvan de ene lijn een rechthoekszijde is, de af-stand tussen de evenwijdige viakken, dus de spantafaf-stand, de andere rechthoeks-zijde en de afatand van de schuine lijn van de kantplaat op de spantenvloer-de derde zijde der driehoek. De ware afstand tussen de sni,jpunten is dan de hypothe-nusa van de rechthoekIge driehoek.

Zo kunnen we voor het gehele gedeelte doen. Hieruit vo-lgt, dat dit inderdaad de ware lengte is van de loodlijn, want de neergeslagen figuur laat deze bovenge-noemde driehoek zien.

Om de ware vorm van de kantplaat te verkrijgen slaan we op de plaat een rechte ltjii, zodanig, dat de uitgesl-agen vorm er op kan. Langs deze lijn leggen we de

(19)

-ware lengte van de loodlijn, die wlj zoden besproken hebben en zetten er de ge-vonden spantafstanden op af. Op deze spantafstanden rlchten we loodlijnen op zoals de tekening aangeeft. Op deze loodlijnen zetten we de maten van de spanten-vloer maar houden hier ook steeds de eerst getrokken lijn, W.L., aan. Trekken we door deze punten een lijn, dan zal de bovenste een rechte lljn zijn, dit is de kniklijn. De onderste, de huidlijn, zal een gebogen lijn zijn, afhankelijk van de vorm van het schip.

De spantlijnen van de kantplaat kunnen we over de flensbreedte niet recht door trekken, omdat de kantplaat schuin door het schip loopt. Om de richting van deze lijn te bepalen, (de zg. zwei) zetten we op enkele spantafgtanden de maten ult, by. van spant 60 tot 57 langs de T.T. gemeten. De hoek, die deze schuine lijn maakt met de spanten is de zwei die we nodig hebben voor de richting van het spant over de breedte der f lens (zie schets). Langs deze zwe1 zetten we de f lens-breedte uit en de plaat is klaar. Hierna kunnen zowel de gaten als de lasnaden afgetekend worden.

(20)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 6 (1)

BOVENAANZICHT DUB9ELE BODEM

DOOR SNIDE KANTPL.AAT

GEDEELTE SPANrE NVLOER

(21)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 6 (2)

SP. AF ST.

UTSLAG KAWTPLAAT

J.

4

-J

a-4

4

20

(22)

-LES

7

KANTPLAAT (2e methode)

We zullen nog een methode behandelen voor het uitslaan van de kantplaat. Op de tekening is weer een gedeelte van de spantenvloer te zien: bovenaanzicht dubbele bodem, uitslag kantplaat,

De reden waarom men nog gezocht heeft naar éen betere methode vindt zijn oor-zaak in:

le. bet niet meer gebrulken van de zwel, daar bij een geringe verandering van de hoek door stoten of lets dergelijks, een fout In de plaat komt, die vrlj moeilijk te herstellen is, daar men dat niet eerder merkt dan dat hij aan het

schip wordt aangebouwd en dus alle gaten of laskanten zljn aangebracht, met als gevolg, dat het een "asmal" is, zoals men dit In de praktijk uitdrukt.

2e. goedkoper, dus ook zeer belangrijk, daar men uiteindelijk moet kunnen konku-reren met andere firma's en het buitenland.

We moeten proberen een goed en goedkoop schip te leveren, dus moeten alien, die aan het schip werken, de goedkoopste manler toepassen, maar vooropgesteld tegen goede kwallteit van het werk. Keren we nu terug tot de te maken kantplaat

Zoals de tekening iaat zien: een gedeelte van de spantenvloer met daarop enkele spanten (60 54) en ook de schuine lijnen van de stand van de kantplaat. Om de plaat uit te slaan gaan we ais voigt te werk.

We leggen een latje evenwijdig aan de tanktop (de tanktop is het bovenste deel van de dubbele bodem) en zetten op het latje af de snijpunteii van de schuine lij-nen en de tanktop en een vertikaal, die we als maatlijn aanhouden. Nu nemen we

een volgende lat en houden die ook evenwljdig aan de tanktop en deze verschuiven we steeds evenwljdig aan de tanktop en zetten op deze lat af de afstand van

boven-genoemde vertikaal tot spant 60 en de af stand snhjpunt spant 59 met schulne lijn kantplaat tot vertikaal. Zo ook de andere afstanden zover als de plaat loopt. Vooral alles goed merken, dus voorzien van cijfers en letters, zodat men goed kan

aflezen waar deze punten genmen zijn. Nu maken we nog een latje waarop we afzet-ten de lengte van de schuine zijde ofwel de breedte van de piaat ter plaatse van het spant, dus van snijpunt tanktop tot snijpunt huid. Om flu tot het uitsiaan van de piaat te komen zetten we een rechte lljn waarop we een aantal loodlijnen

zet-ten, gelijk aan het aantal spanzet-ten, die de plaat beslaat.

Nemen we nu maatlatje 1 en houden de rechte lijn aan met het punt van de verti-kaal wat we op de lat hebben staan en zetten dan de punten uit die we op de lat hebben staan op de bijbehorende loodiijn, dan moet de lijn door deze punten een

rechte lijn zijn, want deze iijn is de kniklijn van de kantplaat in bovenaanzicht. Hetzelfde doen we met maatlat 2 en houden deze aan op de rechte iijn met het punt op de lat van de vertikaal. Ale we alle punten van deze lat uitgezet hebben op de bijbehorende spanten en stroken hier ëen lijn door, dan is deze lijn de onder-kant van de onder-kantplaat weergegeven in bovenaanzicht. Laten we nu de plaat om de kniklijn wentelen, zodat de gehele plaat in hetzelfde viak komt teliggen, dan

zal dit de ware vorm zijn. We doen dat als volgt: we trekken loodliJnen haaks op de kniklijn, deze moet gaan door het snijpunt van de snijlijn van de geprojekteer-de ongeprojekteer-derkant van geprojekteer-de kantpiaat. Zetten we nu geprojekteer-de lengte af, gemeten vanaf het snij-punt spaüt-kniklljn, deze lijn is de opgemeten maat van de kantplaatbreedte op de

spantenvloer, dan krijgen we een snijpunt met de ioodlijn. Stroken we door deze punten een lijn, dan hebben we de ware vorm van de kantplaat. Nu rest one nog de

flensbreedte uit te zetten. Dat doen we door de flensbreedte uit te zetten vanuit de kniklijn, dit moet weer een rechte lijn zijn. Nu is de plaat klaar wat het ult-zetten betreft en kunnen hem dus verder aftekenen zoals gaten, laskanten en de ma-ten voor het opiassen van knieën, enz.

We zien aan het voorafgaande, dat de 2e methode wel afwijkt van de voorgaande. Het grootste voordeel van deze methode is, dat er geen zweihaak bij gebruikt wordt. Het bezwaar is reeds besproken.

(23)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 7

BOYENAANZICHT DUBBELEBODEM

UIISLAC, KANTPLAAT

*0

GEDEELTE

SPANTENVLOEr

M AA I L AA I

MAAT LAT

cJ

22

(24)

-LES

8

DEKKROMME-KONSTRUKT I E

In deze les zullen we beginnen met het dek te behandelen, waarbij we de

dek-rondte in de eerste plaats aan een bespreking onderwerpen zullen.

De dekrondte, of dekkroinme, worden dikwijls door elkaarggehaald. Men zegt

dek-kroirnne als men dekrondte bedoeld en andersom. We moeten dus beginnen met te

onderscheiden ietgeen we bedoelen. Dekrondte is de hoeveelheid, dat het dek rond

staat, de dekkromme is de lijn die aangeeft hoe het dek moet lopen in

dwarsdoor-snede. De hoeveelheid dekrondte is afhankelijk van de breedte van het schip. In

het algemeen wordt 1/50 scheepsbreedte genomen. Voor het hoof ddek is dit

voor'-schrift. Het voordeel van dekrondte is:

le. het overkomende water loopt gemakkelijker van het dek.,

2e. het geeft een grotere sterkte, doordat het minder snel doorbuigt.

Verder gaan we op de stof niet in.

In de tekeningen hiernaast zijn de meest gebruikelijke dekkromme-konstrukties

gegeven. We zullen deze 6n voor één aan een bespreking onderwerpen.

le methode.

b.v. 7, zoals in de figuur en

2, 3 enz. en bij het midden

we al 1ebben gedaan), 2 met

Stroken we nu eenlijn, die

vraagde dekkromme.

2e methode.

die punten

2, 3 enz..

nummeren

vandaan 1,

2, 3 met 3, enz..

raakt aan de getrokken

van links of rechts ult met 1,

Nu verbinden we 1 met 1 (wat

lijnen, dan hebben we de

ge-Bij deze methode gaan we als volgt te werk. We zetten op hartschip de dekrondte

uit, dus weer 1/50 scheepsbreedte of de maat, die van het kantoor opgegevei is op

de tekening. Dus deze weer boven de horizontale lijn. We zetten flu een kwart

c1r-kel uit met een straal gelijk aan de gegéven dekrondte, het middelpunt

samenval-lend met bet snijpunt van horizontale lijn en hartschip. We delen deze kwart

cir-kel in 4 gelijke delen aan de omtrek en ook de halve middellijn delen we door 4.

Verbinden we nu deze punten van de mlddellijn (1, 2, 3 en 4 genoemd) naar de

bij-behorende punten van de cirkelomtrek.

We delen flu ook de halve scheepsbreedte in 4 gelijke delen. (We kunnen meer

de-len nemen, maar dan moet dat overeenkomen met het aantal dede-len van de kwartcirkel)

en richten daar lijnen op onder dezeifde hoek als deze staan in de cirkelsektor.

Zetten we nu ook dezelfde lengten op elke lijn uit, dan stroken we door deze

pun-ten de gevraagde kromme.

3e methode.

Deze is als volgt. Zetten we zowel op hartschip als op de zij van het schip de

dekrondte uit boven de horizontale liJn en verdelen we deze dekrondte op de zijde

in by. 4 gelijke stukken, zoals in de figuur. Dit kan natuurlijk elk willekeurig

getal zijn. Nu verbinden we de punten met het bovenste punt op hartschip. We

krl,j-gen dan een divergerende bundel stralen. Delen we nu de horizontale lijn

vanaf

hartschip tot de zijde in een aantal gelijke stukken (net zoveel als waarin de

dekroncite verdeeld is

in dit geval 4) en richten in deze punten Iöbd1iJnen op.

23

-De eerste figuur is de raaklijn-konstruktie. -Deze is als volgt. Op de

spanten-vloer zetten we een horizontale lijn (meestal op de hoogte van het laagste punt

van het hoofddek in de zijde). Hierop in het midden 2 x 1/50 scheepsbreedte, dus

2x dekrondte en slaan dan met de siaglijn of trekken langs een ref met potlood

de lijren ult dit laatst genoemde punt naar de zijde op het snijpunt van de

hori-zontale lijn en de vertikale lijn van de breedte van het schip, dan krijgen we

(25)

Stroken we nu door d3 snijpunten van loodlijn 1 en straal 1 loodlijn;2 en straal 2 enz. een lijn, dan ontstaat de gevraagde krom,ne.

4e methode.

Deze methode wordt wel de rekenmethode genoemd, omdat de kronune geheel door be-rekening wordt bepaald. De kromme is een deel van een cirkeiboog, We gaan ult van een analyse-f iguur, zoals de tekening hiernaast weergeeft. We zetten de dekrondte

(1/50 scheepsbreedte) uit boven de horizontale iijn, zowel op hartschip als op halve breedte en delen de halve breedte in een aantal geiijke delen,, in de figuur is dit 4.

De totale dekrondte noemen we p en de delen van de kromme tot de bovenhijn noemen we x, y en z. Om nu de straal R te bepalen gaan we als voigt te werk volgens de steiling van Pythagoras:

(R - P)2 + (B)2 = R2 Hieruit volgt: 2RP + P2 + lB2 = 2 RP = P2 + lB2

P2+1B2

1/8B

-P+

2P P

Aangezien R flu bekend is, kunnen we x berekenen:

(R )2 + (lB)2 = R2 - 2Rx 2 + 1/16 B2 = -

2Rx+x2

4-

1/16 B2=0

2 - 2Rx + 1/16 B2 = 0 -B

+Vb2

- 4ac)

2R+V(4R2

- 1B2) x1.2 = 2a 2

Men kan ook nog anders redeneren door te zeggen: stel (R - x) = p

Dan krijgen we: p2 + 1/16 B2 =

p2 =R2

- 1/16 B2

= - 1/16 B2)

Hieruit volgt: x = R - p

(26)

-Uit de formule blijkt, dat R verminderd met het uit te zetten stukje is

\\\J/

R2

- -

B2

16.

verminclerd met het aantal delen vanuit het midden in het kwadraat. Dus zou dit voor het voorbeeld van de hiernaast staande flguur zijn:

P = 1/50

scheepsbreedte Q

V(R2

-

9/16 B2)

=

VR2

-

4/16 B2)

Hieruit volgt:

Z=R-Q

y=R-V

x=R - S

Zo zien we, dat we het aantal delen net zoveel kunnen nemen als we willen.

=

V(R2

-

1/16 B2)

(27)

-Q.

H

TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 8

DE MEESTVOORKOMENDE DEKKROMMECONSTRUCTI($

(28)

-LES

9

UITSLAG DEKBEPLATING

In het algemeen wordt wel eens gezegd, dat het uitslaan van een dek nogal een-voudig is. Nu is het natuurlijk zo: men kan zeggen wat is eeneen-voudig en wat is moeilijk? Maar zegt men: het is eenvoudig ten opzichte van de andere uitsiagen, dan moet 1k zeggen. dat het tegendeel waar is. Wij hebben hier ni. te doen met zeeg en dekrondte, dus een viak, dat in twee richtingen gebogen is. Nu is het ook weer niet zo, dat men er van moet terugschrikken voor dit soort werk.

Wlj zuilen dé uitslag van het dek op 2 manleren bespreken.

le methode.

Deze kunnen we splitsen in 2 methoden, die uitelndelijk beiden gelijk zijn. We gaan als volgt te werk. We konstrueren tussen twee landen (die we eerst op de

spantenvloer zetten, als ze er niet reeds op staan) een loodlijn ongeveer in het midden van do plaat in dwarsdoorsnede en zetten van de gekonstrueerde dekkromme

(die algemeen op de spantenvloer staat, zo niet, dan konstrueren we hem) met de zeeglat de maten af, die nodig zijn voor de plaat, d.w.z. het aantal spanten, dat op do plaat valt, zie figuur. We konstrueren ook een loodlijn op de bovengenoemde

dekkromme met een snijpunt, samenvallend met de loodlijn die loodrecht staat op do horizontale lijn, de werklijn. Deze twee lijnen maken dus een hoek, by. A, met elkaar. Deze hoek is betrekkelijk klein. We gaan nu de ware lengte bepalen van de werklljn, hetgeen we weer precies eender doen als bij het uitkruisen van een huid-plaat en wel als volgt (om nog even in herinnering te brengen). We leggen een lat-je langs de werkiijn en nemen de maten, die we op de vertikaal gezet hebben met de lat op. Zo zouden we doen en we doen dan niets Lout, maar omdat we gezegd heb-ben dat hoek A klein is, mogen we ook de maten nemen, die we uitgezet hebheb-ben met de zeeglat op de vertikaal. Dit opnemen kunnen we flu laten vervallen en de zeeg-lat als maat nemen. Om de ware lengte hiervan te bepalen doen we als volgt.

We zetten een rechte lijn met daarop loodlijnen met een af stand gelljk aan de

spantafstand en zetten vanaf de rechte lijnen ult de stukjes die de zeeglat aan-geeft bij de bijbehorende spantnummers, zie tekening. Stroken we door de opgezette punten een lijn, dan zal dit de ware lengte zijn van de werklijn. We zetten flu eon .rechte lijn ult op de bestemde plaat, afstand a uit rechts en afstand b uit

links zowel voor als achter, maar vermeerderd (verminderd) met de afstand tussen de twee loodlijnen op de spantenvloer in tekening genoemd 1. Dus deze lijn zal

scheef over de piaat lopen.

Langs doze lijn leggen we de lat met de ware spantafstanden. Deze spantafstan-den zuilon dus lets groter zijn dan de gewone spantafstanspantafstan-den, wat logisch is en

zetten deze punten op deze lijn. In die punten richten we loodlijnen op, die de gehele breedte van de piaat beslaan. Nu zetten we de stukjes 1 tIm 8 (boven)

onder doze lijn uit. Nemen we flu de afstand a en de af stand b en zetten we doze maten uit de iaatste opgezette punten ult, dan hebben we do voile breedte van de plaat. Stroken we door deze punten eon lijn, dan zal doze iets gebogen zijn.

Zet-ten we nu nog de stuiken op,dan hebben we de uitsiag van het gevraagde..Het op-zetten van deze bovengenoemde maten op de plaat vereist wel enige routine. Daar we gauw de Lout maken, dat de uitslag niet op de bestemde plaat gaat en het geheel

dus weer over gemaakt moet worden.

2e methode.

We hebben in do eerste niothode over uitsiag dekbeplating gozegd, dat do lood-lijn loodrecht op de horizontale lood-lijn en de loodlood-lijn op de dekkromme een hoek A met elkaar maken. Als we nu een horizontale lijn trekken uit hot snijpunt van land en dekkromme en beschouwen de stukkon dekkrornme tussen de 2 landen, dan zul-len de horizontale lijn en de dekkromme ook de hoek A met elkaar maken.

(29)

-Zetten we flu op de horizontale lijn de zeeg uit, dan hebben we precies hetzelfde

als in de le methode, dus de afstanden tussen horizontaal en dekkromine is dan ookl, 2, 3, 4 enz..

De uitslag is verder dus hetzelfde als bij de voorgaande methode.

(30)

-S

TEKENINGEN BEHORENDE BIJLES 9

5? eo

0

d

GEDEELT

z

tz.

II1I

U'I T5 LA G

DE KPLAA iT

-

WtRKt5

__5 .

DZ

4"

SPANT EN V LO E P

7

L

71 4',

-

29

-WARE LENGTE W

ERKLY N

(31)

LES

10

UITSLAG DEKBEPLATING (3e methode)

Deze methode laat een geheel andere manier van werken zien als voorgaande. Deze manier is ook geenbenadering, maar een volkomen juiste methode en bizonder ge-schikt voor kleine schepen. Schrijver dezes heeft deze manier verschillende malen zien toepassen en op een ambachtsschool laten gebrulken voor een jacht met bizon-der goed resuitaat. Dus zowel voor werven die kleine schepen bouwen als voor wer-yen die over een grote. uitslagvloer beschikken is het do manier om zeer goed werk te leveren. Uit bovenstaande moet niet de konklusie worden getrokken dat dit do juiste manier is en geen van voorgaande deugt. Integendeel, die voorgaande hebben in de praktijk hun doelmaitgheid bewezen.

Met deze methode gaan we als volgt te werk.

De figuur hiernaast 1aat een gedeelte van de spantenvloer zien met daarop een gedeelte van het voorschip. In deze figuur een dekkromine gekonstrueerd op by. spant 100.

We zien daarin ook het land van de middengang, le gang en 2e gang. Dat kunnen er meerdere zijn, afhankelijk van de breedte van schip en plaatindeling. Laten we aannemen, dat de dekrondte voor het gehele schip dezelfde is, dan zal ook de dek-kromine dezelfde zijn, dus maar één dekkromme mal voor het gehele schip. Meestal is dit niet het geval, maar zal In het voorschip de dekkromme sterker en in het acliterschip minder sterk gebogen zijn dan in het mIddenschip. De oorzaak hiervan is, dat bij eenzelfde kronune het voorschip zal gaan druipen. Hiermede bedoelen we, dat do zeeg niet goed omhoog loopt, wat geen fraaie lIjn aan het schip geeft.

Tekenen we nu, hetzij op een plaat of op de uitslagvloer, het zij-aanzicht van de kant- en middenzeeg, dus we trekken een lijn met daarop loodlijnen op een af-stand gelijk aan de spantaf af-stand en zetten dan boven de lIjn de af af-stand boven een w.1. tot het spant, in de figuur Is het voor spant 120 gedaan, Is afstand d en z. S.troken we door deze punten een lljn, dan hebben we de kantzeeg. Zetten we boven deze punten de dekrondte uit, behorende bij het nummer van het spant en stroken we door deze punten een lijn, dan is de kromme van de middenzeeg. Nu moeten we de landen nog in zij-aanzicht hierin zetten, wat we als volgt doen. Trekken we ult het snljpunt van land en dekkromine een lijn evenwijdig aan de horizontale lijn, dan krijgen we de afstanden a en b (zie figuur). Zetten we deze maten onder de middenzeegkronune en stroken door deze punten een lijn, dan zullen dit de projektie-lljnen zijn van de landen in zij-aanzicht.

Konstrueren we nu door het snijpunt van spant en middenzeeg een li.jn loodrecht op de mlddenzeeg. Stel, dat we nu een bakdek af moeten schrijven en er is ruimte ge-noeg op de ultslagvloer, dan leggen we het gehele halfdek ult dus middengang, le gang, 2e gang, enz.. We zetten nu op de middengang de ware lengte ult van de mid-denzeeg p de lijn, die door het midden der plaat loopt en zetten de punten uit van de spanten en konstrueren hierin de punten loodlijnen. Zetten we nu op deze loodlijnen de halve scheepsbreedte uit, gemeten langs de dekkromme van het bijbe-horende spant. Nu moeten we nog de maten c, d en e terugze.tten op het bijbehorend spant en land (zie figuur). Stroken we nu door de opgezette punten een lijn, dan hebben we de plaats van de nekdekbalk. De halve breedtmaat moet nu teruggehaald worden op laatst genoemde lijn. Stroken we door doze punten een lijn, dan hebben we de ware vorm van het uitgeslagen dek. Deze methode werkt snel en zuiver, zoals we reeds in hot voorgaandehebben opgemerkt. Hebben we geen ruimte genoed, dan no-men we plaat voor plaat wat geen bezwaar oplevert. Het is wel zaak doze methode goed te bestuderen voor men aan het werk gaat.

Hot uitzetten van gaten en laslijnen wordt niet besproken, daar dit uiteinde-lijk afhangt van het doel waarvoor het schip bestemd is en toch op de tekening zijn aangegeven.

(32)

-LES

11

HET PLAATSEN VAN STEKERS

Het is gebruikelijk bij kleine en ook wel bij grote schepen waar het achter-schip een sterkere ronding maakt naar binnen, dat de afstand gemeten langs de huid in horizontale richting te groot wordt en dus de plaatsen waar hij onder-steund wordt te ver uit elkaar komen te liggen, waardoor de huid te zwak wordt. Dit gebrek wordt opgeheven als we een stekerskonstruktie toepassen.

Bovengenoemde konstruktie zien we in de afbeelding hiernaast. Hoe we deze ste-kers plaatsen, zullen we aan een andere bespreking onderwerpen. We gaan als volgt te werk.

In het bovenaanzicht zetten we een lijn op halve spantafstand evenwijdig aan hartschip. Dan zetten we een snijpunt op spantaf stand op het poopdek(hoofddek) en op spant 0 een af stand 2/3 spantaf stand. Door deze 2 punten trekken we een rechte lijn.

Nu zetten we op het achterste gedeelte, weer op loodrechte afstand, een snijpunt op een af stand s (spantaf stand = S) die het poopdek snijdt. Zo doen we steeds. Nu is het gebruikelijk om de stekers met een letter aan te duiden en wel te be-ginnen met A uit het midden, dan B, C, enz., zie figuur. Nu maken we een achter-aanzicht van deze stekers, wat we dan neerzetten in het spantenraam behorende

bi spant 0 op de juiste plaats. Dit doen we als volgt.

We nemen een lat en zetten daarop af hartschip en de maten van de stekers, die samenvallen met spant 0 (op de tekening staat dit aangegeven). Deze maten, die we op de lat hebben gezet, dus ook op hartschip, welk punt met M is aangegeven, zet-ten we in dwarsdoorsnede uit op de waterlijnen en slaan door deze punzet-ten de slag-lijn rechts vertikale slag-lijnen. Deze slag-lijnen zullen een snijpunt hebben met spant 0. Dit snijpunt is dan het punt waar de stekers op spant 0 aankomen. Nemen we nu de breedtematen op ter plaatse van de wateriijn en steker loodrecht op hartschip in het bovenaanzicht en zetten we deze maten ult in de dwarsdoorsnede op de bij-behorende waterlijn en dek, dan kunnen we door deze punten eon lijn stroken, die dan de kromme aangeeft in achteraanzicht. Deze projektie hebben we nodig om het land of de lasnaad te stroken en op de juiste plaats op de steker te krijgen.

Nu rest onsook nog de ware vorm te bepalen van de stekers, want de vorige pro-jekties geven niet de ware vorm aan. De ware vorm.hebben we nodig

le. voor het maken van de stekers,

2e. voor de ware vorm van de plaat die tegen de stekers aan komt.

De ware vorm der stekers vinden we als volgt. We nemen met een lat de maten op van de waterlijnen langs de betreffende stekers vanuit spant 0. Deze opgenomen ma-ten zetma-ten we op de betreffende waterlijn uit, loodrecht op hartschip. Het punt op dek kunnen we vinden door het punt van bovenaanzicht naar boven te projekteren in het zij-aanzicht. Hier vinden we dan de hoogte. De aftand vanuit hartschip heb-ben we op de lat staan. Zo vinden we dus het snijpunt. De aansnijdingen op hart-schip kunnen we vinden door de aansnijding van de stekers met spant 0 over te halen loodrecht op hartschip. Door deze punten kunnen we eon lijn stroken, welke lijn de ware vorm van de stekers is.

Het is wel zaak, dat we dit hoofdstuk eon enkele keer doornemen voor we aan de konstruktie beginnen. Voor allen, die dit voor het eerst doen geeft dit wel eens moeilijkheden.

(33)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 11

ACIIT ERAAIIZIC HT

V

WARE VORM STEKERS

r_____________

-

32

--Ii:

0

U-0

0

0

0

(34)

LES

12

ZWE IBEPALING

Zweibepalen van een of ander profiel is het bepalen van de hoek tussen de twee flenzen. Dit is uit de aard der zaak niets anders dan het standvlak tussen 2 viak-ken. Dug een vlak, loodrecht op de snijlijn van deze vlakken en daar de hoek van

(zie schets). In de scheepsbouw in het algemeen komt het veel voor, dat de hoek-prouielen niet de ware vorm kunnen behouden, dus de hoek van 900 moet kleiner of groter gemaakt worden. Dit kunnen we bereiken door het profiel warm te maken en dan te zetten naar de hoek die we wensen of onder een pers die een op en

neer-gaande beweging maakt en steeds een gedeelte vervormd. De spantprofielen doet men ook wel door een zweimachine, die het gehele profiel achter elkaar in de gewenste hook zweid. Deze machine wordt door een motor aangedreven en de wielen zijn

ver-stelbaar. (Zie Gereedschappen voor de scheepsbouw van de heér P. Klapwijk).

Uit het bovenstaande blijkt wel, dat men niet én, twee, drie klaar is, daar over het gehele spantprofiel de hoek niet hetzelfde is, doordat de inloop van het schip niet overal gelijk is.

De man, die het profiel smeed of onder de pers of bij de zweimachine, heeft dus de zwei over zekere afstanden nodig om deze te bepalen. De plaats van deze afstan-den wordt meestal genomen bij de lanafstan-den, die om die reafstan-den dan ook worafstan-den genuminerd van onder af, land 1, 2, 3, enz.. Is de af stand soms wat al to groot, dan neemt men een punt er tussen in en noemt dat dai 1, 2, 3, enz.. Deze maten komen op .de roe van het spant om te worden uitgezet op de spantenplaat.

Om flu de hook te bepalen gebruiken we een grote winkelhaak, die men in vorschil-lende grootte en type tegenkomt in de scheepsbouw. Zetten we nu op de staande poot de spantafstanden uit en zetten hem met de onderkant gelijk met het volgeride spantnummer, dam waarvan we de zwei willen opnemeñ, (zie schets). Neen we nu een latje of ijzeren strip, onder afgeschuind, waarvan we weten, dat én kant; recht is en zetten flu do punt in het spant en houden dit latje 'p het punt van do win-kelhaak met spant. Dc hook, die we wensen is dan de hook tussen spantenvloer en strip (zie schets). Hot bewijs is als volgt. We hebben het spant waar de winkol-hank op staat eon spantaf stand naar boven gehaald en laten uit dat punt eon lijn neer op het spant waar we de zwei van willen bepalen. We kunnen ons vi'orstellen, dat het spant waarvan we do zwei in het viak van do vloer ligt en het spant daar do zweihaak (zoals we de winkelhaak noemen waar we de zwei mee op nemen) op heb-ben staan in een viak evenwijdig aan do spantenvioer en ]aten uit dat punt eon lijn neer. De hoek tussen lijn en vloer is do hoek., die we weten willen (zie schets).

We kunnen hier tegen in brengen, dat de lijn die we neerlaten recht Is, terwiji do huidlijn gebogen is; we maken dus mm of meer een fout. Deze fout kan dermate groot worden bij sterk gebogen gedeelten van hot schip (voor en achter) dat dit niet meer te tolereren is en moeten we het anders doen en wel op de voigende ma-nier (zIe schets). De waterlijnen van voor- en achterschip zijn in het algemeen In de vloer gekrast, is dit niet zo dan doen we dit on gaan dan als volgt te werk. We nemen een zweItje dat we. allen kennen en nemen do hook op tussen spant en waterlijn, zoals in de tekening is weergegeven. Dit is dus het verloop van de waterlijn door het spant. Zetten we nu het zweitje loodrecht op de spanteñvloer bij het snIjpunt van die w.l. en het spant en zetten we daar een plankje tegen

(dus eon stukje huldbeplating) en nemen eon ander zweitje en plaatsen dit lood-recht tegen dit plankje, dan is dit do gevraagde zwel of hoek van het spant. Bekijk goed de bijbehorende schots, daar zweibepaling nogal eens moeite geeft om in zich op te nemen.

(35)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LLES 12

(36)

-LES

13

HET OPNEMEN VAN PLAATBREEDTE EN LENGTE.

Met het opnemen van plaatlengte en plaatbreedte wordt nogal eens een fout

ge-maakt, met alle gevoigen van dien. Wil men de juiste lengte van eenplaat opnemen of berekenen dan moet men de maat nemen van de neutrale lijn. Laten we eerst een cilinder nemen,

De neutrale lijn ligt in het midden van de piaatdikte, dit is de binnendiameter gegeven, dan komt er aan beide zijden een halve plaatdikte bij en wordt de bere-kening als volgt:

3,14 (= p1) x (D+ plaatdikte) (D = inwendigo diam.)

of 3,14 x (D - plaatdikte) (D = uitwendige diam.) Hebben we te doen met figuur 2, dus rechte hoek met gebogen hoeken, danmoeten we ook langs de neutrale lijn ineten en deze berekening is als volgt:

4a + 3,14 (2r + plaatdikte) (r = straal v.d. gc?bogen hoek inwendig)

Voor een rechte hoek, zie figuur 3, geidt precies hetzelfde. Ook deze maten moe-ten langs de neutrale lljn gememoe-ten worden. Door sommigen wordt beweerd, dat het niet nodig is daar men hier niet met een gebogen lijn of cirkelboog te maken heeft, maar men vergeet dan hierbij, dat de hoek wel een straal is, maar dan heel klein. Dus moeten we de maten hebben die op de figuren zijn aangegeven en wel b + c voor de breedte en c voor de lengte. Bovenstaande voorbeelden zijn werkstukken die in-direct met de scheepsbouw te maken hebben; het voigende werkstuk is een huidplaat, die dus dlrekt met de schcepsbouw in aanraking komt. Omdat het maar heel toevallig zou zijn dat er aan het schip eon zuivere cirkelboog is, kunnen we hier geen

ge-bruik maken van een eenvoudig rekensommetje om de breedte en de lengte der platen te epalen. Men gaat hier als volgt te werk.

Om de breedte van een plaat te bepalen gebruiken we een lat, van dezelfde dikte als de plaat en spannen deze lat om het spant heen dat op de vloer staat (rekening houdend of het een binnen- of buitengang is) en zetten de plaatbreedte dan op deze lat haa af. Nu hebben we de zuivere breedte, want de lat die we gebrulken zal ook om zijn neutralelljn buigen net zoals de plaat dit zal doen. Voor de lengte der plaat doen we precies hetzelfde bij de uitgezette punten (zie kruisen). Hebben we een buitengang dan kunnen we twee latten nemen en wel zo, dat de dikte dezer

latten gelijk is aan de bijbehorende platen. Tegenwoordig komt dit niet veel meer voor daar de plaatlanden en stuiken vrijwel alle gelast worden.

Uit bet bovenstaande zouden we kunnen konkluderen, dat we voor elke plaatdikte een lat nodig hebben willen we hot goed doenen vast houden aan de theorie. Maar daarvan kunnen we bij geringe bulging gerust afwijken en de latten mogen + 2 mm verschil].en met de plaatdlkte. Men houde er wel rekening mee, dat de zuiverheld hiermee achteruit gaat en dat wij dus bij grotere bulging geen verschil met lat en plaatdikte mogen toestaan.

(37)

-TEKENINGEN BEHORENDE BIJ LES 13

U,TSLAG PLAA T

IS

A.X

B B

GEMCTEW LANGSDE

NEUTRALS LYN

(W&S 3267)

36 platen.

4so_ +

R+PL DIKIC

& 4 B

GEMETtN OP DC

NEUTRAL( LYN

OMTREK:j(X D+1LAATIKTE

-

36

Cytaty

Powiązane dokumenty

Zwierzę jako takie nie  jest więc istotne, liczy się wyłącznie jako negatywny punkt odniesienia dla orzekania o ludzkich zdolnościach.. Jeśli decydujemy się,

Uznaje ona, że  to, co zwierzęce (czy szerzej, to, co poza-ludzkie, stworzone jako dobre przez Boga) może stać się podmiotem religijnego myślenia i działania

Following the earlier and later young beginners’ language development over three years I wished to paint as comprehensive a picture of age effects as possible by taking into

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

Z glosowanego wyroku NSA wynika, że ocena wpływu konkretnej in- westycji na sąsiedni obszar obejmuje szereg zagadnień związanych z od- działywaniem projektowanego obiektu na

In the STARS model (Computer Modeling Group (CMG), 2012), when foam is present, the gas relative permeability is multiplied by a factor FM, which is function of several factors that

Two issues are discussed in this section that need to be resolved before implementing the framework put forward in section 7: revisions and a lack of matching of

b. Het buisje kan bij deze opstelling twee soorten trillingen uitvoeren: elastische, waartoe men aan beide uiteinden gelijk gerichte verticale stootjes van gelijke grootte