Lab.
v
Scheepsboiwkid
Technische Hoescho
Sixth International Conference of Ship Tank SupeM2. deits.
Inleidend Rapport) Zeegaande eigenschappeìi van Schepen Opmerkingen) Prof. G. Vedeler.
Snelheidsverlies op zee.
Mcke1 geef t, dat het snelheidsverlies van een schip op zee ongeveer. evenredig is met het kwadraat van de windkracht. Voor schepen, die varen tussen Duitsiand en ZuidAmerika bléek de snel-heidsreductie bij windkracht 4 (Beaufortschaal) van de volgende grootte te zijn: 10% bij een 10 kn.schip, 2,7% bij een 12 kn.schip en 1,5% hij een 19 lm.schip.
Op alle hendelsrouten nam het snelheidsverlies bij wind-kracht 4 sterk toe indien APK./A < 0,4. Waraaeer APK./ó 0,6, dan
bleek het snelheidsverlies ongeveer constant te zijn en onafhanke-lijk van APK.
Er worden een drietal diagrammen gegeven waarin kan worden afgelezen het sneiheidaverlies in %, afhankelijk van o, p,
en APK./a . (hier: p = prismatisehe cofficint).
Ook de frequentieverhouding .&= = - schijnt vari belang
te zijn. Van de verschillende perioden zijn de domp en stamp-perioden het belangrijkste,, want bij die bewegingen zijn de dempende krachten veel groter dan bij slingeren. Het snelheidsverlies ten-geo1ge van de ocillerende bewegingen zou namelijk voor. een groot deel worden veroorzaakt door energieverlies bij demping (??).
Kent vindt uit modeiproeven dat maxima bereikt, bij
be-paalde waarden vanÌ.
Kreitner brengt echter naar voren, dat in verband met het snelheidverlies de druk in de golf bela.ngrijkeris,' danhet energieverlies door demping. (De druk in de go1f wordt volgens Weinbium door eitner altijd overschat).
Stampen.
Tt.i
De gebruikelijke formule voor de periode iuidt: TIndien i bekend. zou zijn dan .moet de rtuele massa nog meegerekend. worden. dezein rekening te brengen wordt door Vedeler aanbevolen:
i
=\Io,
+ 0,36. - zodat i.i i . T kan veranderen bijyin. T
yym
yt Pvariatie in de voorwaartse sneiheid of doordathet golfprofiel de
grootte van M10. beinvloed.t. Algerneen wordt aangenomen, dat zowel
M1G als y evenredig zijn met de scheepslengte. Indien i niet in rekening wordt gebracht, dan zou gelden: T = c. . L/g.
c = cofficint afhankelijk van het type schip. Mckel.geeft.de formule TD O,O1.L + 6.
Voor een harmonische oscillatie met periode T, in golven
met lengte A , onder een invalshoek ( biij een voorwaartse snelheid V,
geldt de formule:
2T À
o - V. cosX =
-
v.cos = c - - -C -
T=
C1.cos
C -A.
(2> :Deze vergelijkirig is uitgezet in nomogram-vorm voor het geval dat1=
1. Het nomogram kan gebruikt worden voor slingeren, stampen en dompen indien de periode vari deze beweging-2-Volgens Weinbium (S.N.A.M.E. 1950) treden de maximum
ampli-.tuden voor dompen en stampen gewoonlijk niet op bij resonantie.
V-
A2)2 +.vergrotingsfactor.
heeftaltijd een eindige waarde, zeif's bij A = 1, omdat %4. groot
is bij dompen en stampen b.v. tc= 0,4.
Volgens de vereenvou.digde ondestelling van Weinbium geldt
1±j stampen
=
m
Vergelijking(2) kan in de dimensieloze vorm geschreven worden als:
2F.cdäX=\-
(5)
-.
= frequentieparaméter.
Nu jst een functie van A en T(y) is een functie van y. Dus is
een functie van A en y, tervrijl A en y zeif met elkaar in
ver-band staazi door vergelijking (5).
Fig. 5 geeft - als functie van A met F en y als parameters,voor
-rìì
een siag-kruiser. De resultaten zijn verkregen door Gawii uit
stamp-proeven met een model iran dit schip.
zijn twee maxima te onderscheiden, én bijA jets kleiner
dan 1,0 en
n bij Aiets kleiner dan 0,5. De krornirie vooÍ P = O
heéft alleen het tweede maximum.
In het inleidend rapport is vergelijking (2) uitgezet in
nomogramvorm en zo is gedaan met vergelijking (5) in fig. i van
de opmerkingen. Dit laatste nomograrn kan ook gebruikt worden
voor A1.
. .-Uit f 5g. 30 van de voordracht van Weinbium blijkt:
!e(y) =
(i + cos O,6y) voor liet geval dat
(
00 en
'=
1800 en eon
parabolische watarlijn -a =
Voor andere waarden van a kan
eschreven worden:
ir
2 .i
=
+ cos 0,6y - (.a -
).S1n 0,6yj
geldig voor y. ( 5.
Dezelfde uitdrukking geldt voor ledere hoek
indien '
-wordt
vermenig-vuldigd met cos
X2 m
i + cos(o,6y.cosX)
Indien a = - dan
=2 2
1(y, A)
2V(1
,
-3-& zijn dus 2
vergelijkingen met 3 variabelen, de onafhankelijk variabele is A .Wij willen nu bepalen
de waarde vanA
waarvoorm
mnaxiniaal is.
mn
Hiervoor bepalen wij:
¡f
df ¿f tf
i
. i o.dA
dAwaarin
dA=
-df.
en stellen =
0.
Uitwerking 1eertde
vergelijking(o,6y.cos).tg(o,3ycos).f(A ) =- 2A
(3)
22
22
waarin
f(t' )
(i -
A ).
+ c A
(
-i+.)
Fig. 2 geef t vergelijking
(3)
in nomogr vorm, waarint(=
0,4.
Hieriìit kan dus bepaald worden
waimeer -
maidmaal is. Inverge-m.
lijking (3)
komt F niet voor. De figuren 1 en 2 moeten samengebruikt
worden.Fig. 2 geeft slechts het maximam voor het resonantie-geval A= 1. (vergelijk hi.ervoor fig. 37 en fig. 38 uit Weinbium S.N.A.M.E. 1950).
Het nomogram kn dienen voor eerste benadering. Het komt niet oed overeen met de resultaten van Gawn's experimenten.2
Dit kan veroorzaakt zijn doordat het model van Gawn een a
heef.t en/of doordat k,I 0,4.
Indien de vergelijking voor het opwekkend. moment wordt
voorgsteld door:
!(y) = cos .0,6y - (a -
sin
O,6y]=
j-
cos 0,6y-c.sinQ,6
dan
kanvergelijking (3) -voor dit geval gewijzigd
worden.=
i-Li +
i
'.cos(O,6y
+ L)Hierin t
= °
2'cis klein,
dus (i
+ e 1dus
(y)
= +'cos(o,6y
Vergelijking (3) wordt nu:
(o,6y.cosX).tgj(o,6y.cos
+ E).f(A)
-Dit betekent dat
nomogramdat de pmten
vanmaximaal stampen
2 geeft, ook geldig is voor and'ere waterlijn-cofficinten dan a= - ,
indien de
= 0,6y.cos,
schaal veranderd wordt vaIl
.tg
in
Uit de resultaten
van
de proeven. van Gawn blijkt, dat er eenresonantie gebied van de le orde is bij tt= 1,0 en een van de tweede orde bij A = 0,5. Het resonantiegebied van de le orde kan ook langa theoretische weg gevonden worden, dat van de 2e orde echter niet. Dit laatste is echter het belangrijkste, omdat bij fl= 0,5 het
opwekkend moment het groottht ïs, groter dan bij
fl=
1..In de inleiding worden nog enige resultaten gegeven
vantheo-retisch onderzoek en van
proeven en wel
van Kent en Kreitner, wat betreft de invloed van V of Uspanten op stampamplituden.
van
Kent, betreffende de ligging
van Ff.van M6ckel, betreffende de
kromine T
op basis van en de invloed.op de.stanipamplitu.den.
van
Langmaack, betreffende de frecjuentieverd.eling van waargenomen
golfperioden en stampperioden.van Kempf betreffende de as waarom stampen plaats vindt.
Dompen.
Dezelfde beschouwingen als getrokken. voor stanipen, gelden
öok voor dompen. Fig.
9 geeft
de dompamplituden voör het model van Gawn. Voor hoge voorwaartse sneiheden wordt deamplitude
voor dompen zowél als die voor stampen groot als- A= L .(y= it).
Indien de voorwaartse sneiheid gelijk is aan nul bereikt de stamp-amplitudeeen gemiddelde waarde terwijl dé dompamplitude
klein is.Slamming.
H.ierôver geeft Kent zijn ening in T.N.E.C.I. 1948/49. Vedeler voelt meer voor de opmerkingen van Conn in de discusie
volgerid óp Kent's voordracht..
Vedeler onderzoekt in hoeverre slamming discontinuiteiten
geeft in de
dorap enstampbeweging.
Slingeren en Stabiliteit.
De kwestie vari hét miniunm stabiliteitsmomént is bekeken door Rahola ls statistische weg. Er worden aflige opmerkingen gemaakt over MG en de slingerperiode.
-De bewegingsvergelijking voor slingeren in
vlak
water luidt:2h'.
+2h"
(.)2
+ -2.(q + c3.p3) =0.
Hierin is Tr = , c3 is negatief bijeen schip met een kleine arm. Voor de eenvoud neemt Vedeler
de
opwekkend moment furictie voorslingeren in golven gelijk aan 1. De oplossing van de vergelijking
zou
danluiden(
e
Tc
+ 2 2 4212
2 2
-
5-W
2h'
8Hierin is A
= = + f2h9
Met behulp van deze oplossing wordt een figuur gegeven met
als
functie van A , bij een bepaald.e
e
Verderbij
= 0,4. e3 =-0,5
2h' = 2h" = 0,03.
Het kan bewezen. worden, dat de beweging stabielis in het
.dp
gebied'.1,0 indien
1>0 is. De beweging in dit gebied is
dponstabiel indien
¿ 0. Wanneer A aangroeit vaziaf A = 0, dan is
de beweging stabiel en de amplitude voigt de krouime AB. In B geldt
dp
Dan treedt er een sprong op naar punt C.
0f de oplossing van de vergelijking volgens Vedeler juist is,
heb ik niet kannen nagaan.
De vergelijking
+ 2h .
+2h"()2
+
+ C3.) =
= f1cosct + f2sin(A)
moet volgens Prof. de Bru'n als voigt opgelost worden.
De algernene integraal van de gereduceerde ve±gelijking is
ook hier een term die na enige tijd verd.wijnt. We interesseren
ons dtis alleen voor de particuliere integi'aal van de gehele
vergelijking.
d. 2 2 3
De terinen 2h"(-)
en p .c3.p
zijn correcties. Deze worden
naa.r het rechterlid. van de vergelijking gebracht.
d9
+ 2h'.
+= f1coswt + f2sint -
2h'()2
-
2.c3.p3
= p.
Denk nu het rechterlidontwikkeld in een Fourierreeks
W.i .n.t
P=
De particuliere integraal is ook..een Fourierreeks q
=Beiden invallen. Dit levert een verband van de vorm
( 2
-
n2.t)2).b = a. Dit wordt ingevuld in de particuliere
integraal, zodat
a
.-n
- Z
22 2
.e
.en hiermee moet worden verder
- n .w
gewerkt volgens. een iteratieproces.
Misschien geeft het volgende boek, dat Vedeler noemt, hierover
het een en ander.
Minorsky, N. Nonlineair Mechanics, ànn.Arbor. 1947.
Vedeler, T.I.N.A. 1925 heeft betoogd, dat de amplitude bij slingeren
groter wordt bij een groter verhouding
.Ben mathematische
aflei-ding hiervan staat in: .Vedeler, Royal Norwegian Societt of Science.
6
Dat een grate verhou.ding de slingerperiode vergroot is te zien. san vergelijking (117) in WeinblurnS.N.A.M.E.
1950.
Gieren en Sturen.
De dynamische koerastabiliteit is gedefinieerd en onder-zocht door Davidson en Schiff. S.N.A.M.E.
1946.
Volgens Kent zou .een roeroppervla1 van L6x T voldoende zijn voor koopvaardijschepen.
Longitudinale en Transversale oscillatie.
Theoretisch zijn de amplituden van de opwekkende kracht bij transversale oscillatie (schip // golven) en bij longitudinale
oscillatie (schip .1. golven) aan elkaar gelijk.
De virtuele massa's in beide richtingen zijn echter zeer verschillend, namelijk
0,1m en
in.Het lijd.t geen twif el dat de waterdeèltjes ook een
translatie bewegiilg uitvoeren in de voortplaaitingsrichting van de. golven, zodat er drift optreedt wanneer het schip ,// aan de
golven ugt en er geen wind is.
Een andere reden voor drift is de dru.k in de golf asti de
zijde vanwaar de golven kamen.
Samengestelde beweging.
Wanzieer een schip dompt, dati is er een herstellend.e kracht
in verticale richting F = - (z - r). Dit is de domp-kracht, bepaald met de vereenvoudigde golfvergelijking die geldt voor het grootspant: r = rrn.cosWet. Deze kracht werkt door Pf
tegengesteld asti de uitwijking.
wre9, RSc.jrE
VLAt(.
HLLE,Jc
Indien het schip nu tegelijkertijd slingert én G ugt op een afstarid i b ven de lastlijn, dan veroorzaakt F een moment orn
G. Zander hiermede rekening te houden, is het opriòhtend koppel
ge-lijk asti .MG.(p +
c3.p3).
(Vedeler schrijft de vereenvoudigde7
Dit oprichtend. koppel wordt nu verkleind door het koppel: F.a.rm.
De arm wordt nu als voigt bepaald: Denk het schip heilend,
z = O, r = O. Aangenomen wordt, dat de
afstand van
G tot delastlijn gelijk blijft aan i. Indien het schip zieh nu verpiaatst over een afstand z in de positieve Zrichting, dan is dit het-zelfde alsof de waterlijn zieh over een sTtand z naar beneden verplaatst.
Ten opzichte van deze nieuwe waterlijn wordt de golf-ordinaat geméten. Vëdeier neemt de positieve Zas naar beneden,
wij altijd. naar boyen, zoals ook hier.
Ret koppel tengevolge van is nu:
F.(l + z -
r).tg9
= -
Q.g.O 1.(z - r)(l + z. r).tgp.Ret resulterend. koppel is dus:
+ c3.p3) - Q.g.O 1.(z - r)(l z - r).tgp.
De tweede term in deze uitdrakking zou uitgwerkt moeten worden met de goifvergelijking r = rm.cos(k.x Wet), zoals
Weinbium dat doct.
Vedeler heeft dit niét ged.aan. Eij neemt ook d.c term (Mm)m.sintet
bij het oprichtend koppel. Deze term geeft echter weer I.et opwekkerid koppel.
Ret oprichtend moment bij stampeil is - Q.g.J . = Mi,.
Tengevolge van de herstellend.e kracht bij dopen komt hier bij het
koppei Mi,'
= -
q.g.O.(z - r).X0.Ret resulterend koppèl. isdus - Q.g.0.(z - r).X0.
De tweede term van deze uitdrukld.ng bevat de hoék niet,
kan d.aarom
beschouwd worden als een deel
van het opwekkend. moment en raar het rechterlid. van destampvergelijking gebracht worden.
X0 is niet constant, maar oscilleert orn sen gemiddelde waard.e.Dus zelfs als X0 = O,
dan is
er toch sen term voor de samengesteldebeweging die een trigonometrische functie bevat.
Bij de beweging ontstaan cok nog gyroscopiache momenten. Zo macten in de bewegingsvergelijking voor stampen nog de volgend.e
termen geselireven worden bij het opwekkend moment:
dz dx
(Ii
\d+fxn+mZ)_(m+mx)]..dt
()
zt
xt'dt
B Nu geldt bij benadering dat in + m = m(1,128 + 0,336. ) en
m + m = 1,1 m. Als = 2,6 dan (in + rn
) -
(in +m )O,9 m.
z x
d
Hoe groter de koersstabiliteit, hoe kleiner en en dus hoe kleiner de cerate term van
vergelijking (9).
Indien een schip en constante voorwaartse ànelheid heeft, dan varieert de waard.e van het tweede lid van uitdrukking (9) met
-8
In hevige zeegang bevat de voorwaartse sneiheid. ook een oscillerende
component. Eeid.e bewegingen (dompen en longitudinale oscillatie)
vinden meestal plaats met de ontmoetingsperiode en hebben een phase
verschil vazi
. Ret product van
de 2 sneiheden wordt zodoende een
term, met als frequentie 2x de frequentie van de ontmoetingsperiode.
Dit is te zien indien wij schrij.ven: x = xm.sinwet en
Z = Zm.00S
et.
dx
dz
2.
12.
= - XmZmwe 5mnet OS)t = -
.X.Z.La.)
s1fl2%3t.
Een dergelijke term kan resönantie (bij stanapen) opleveren. Ret
g val van slamming -van de "San Francisco" bij
X Oschijnt
hiervan een voorbeeld. te zijn.
Bij' hoge waarden van het getal van Froude F is door
Wein-blum geconstateerd, dat er een verachil bestaat tussen de berekende
en experimenteel gevonden kromrnen van stampamplituclen. De
waarge-nomen grote amplituden zouden ten dele door deze tweede term
ver-oorzaakt men zijn.
In de gebruikelijke vergelijking voor dompen moet nog
bijge-voegò. worden de term:
dx
d'\
.a..
x1
dt
dt
y1dt
dt
De aerste term verklaart misschien de grote amplitud.en bij toenemende
snelheid. Indien dit za is, dankunnenGawn's krommen voor het
slag-kruiserniodel niet gelden year alle schepen, onidat het phaseverschil
tussen d.ompen en stampen verschilt van schip tot schip. Zoals reeds
eerder opgémerkt komt ook de afatand PFf in het geding.
Davidson en Schiff (S.N.A.M.E. 1946) scbrijven de vergelijking voor
gieren als volgt 'zt
- M.
dt
Zeif s wanneer alleen de beweging in bet horizontale lak
beschouwd wordt en de weerstand verwaarloosd. wordt, dei' moet nog
een gekoppeld moment in deze vergelijking geschreven worden:
+ ni) - (m
+.ni)].
.Dit is aangetoond door gray in "Gyrostatics and Rotational Motion",
Lab.
y.Scheepsbouwkunde
Technische Hogeschool
Deift
OSLO 26. May 1952.
/
GEORG VEDELER
DR. TECHN. ADM. DTREKTØR IDET NORSKE VERITAS
B/AN
R;.DHUSGATEN 25
rLF.: 42 15 66
Professor Ir.J.W. Bonebakker,
Technische Rogeschool,
Sub-Afdeling der Scheepsbouwkunde,
Nieuwe Laan
76,
D e i f t
.Holland.
-S dm,
dIf(y
+ X
)dm = dt+
x2
- xz
)dm--
f
yz dm
-Ç(y2+z2
dt
-Çxzdm(I2
-I)
dlyz =f(+
zdt
- xy
xz
- z2 )df(x2+y2)dm
-Sixth International Conference of Ship Tank Superintendents
Subject
6:
Seagoing Qualities of Ships.
Introductory Report and Remarks.
Dear professor Bonebakker.,
In receipt of your letter of the 15th inst. I shall
try to explain how I arrived at the expressions which you mention.
As an example of any of the. angp.lar movements I take
pitching, which is oscillation about the y-axis.
The angular
momentum about the y-axis equals
H
Y
I.---I
2dt
Yx
dt_ yz dcwhere 12
=$x2z2dm,
I =$x dm,
= dm.The equation of motion is M
12- lyx
-
___
+
. - dI dI . dc(dt
dt
dt
dt
dt
dt
Using principal axes we have
= O.Considering
rotation about a fixed point we also have
= z-dt
'dt
dt
zL
-yff--x'
.Hence
dt
dt
dt
'dt
=2f
(x + z.Vdm
2S(yz
-- xy
)dm =2{ff
lyz
dm
-$
(yz - y2+
)dm+
$.x2+z2)dm
)dm(2
Çx2+z2)dln
--
dm
+fxz dm
(1312)
Therefore
M
12-1
Now adding the translational motions the angular momentum will get
the addition
M
dz+M
dx
- 3a:E_
,where
and Ç are côordinatés of the. centroid of the body.
The
right side of equation (i) must therefore have the addition
3 dt
dt
i dtdt
3 1dt
dtbecause
=1
andBy differentiating the addition
tò the angular momentum the terms
and haVe beenneg-lected because
= =O for the centroid and it has for the sake
of simplicity been assumed that M3 and M1 have the same centroid.
The expressions for the tranlational motions will be
different.
As an example take the vertical motion of heave in the
Z-direction.
The vertical momentum will be
M3+jx±_y)dm.
-M2
,