WATERLOOPKLTNDIG LABOPLATORI1Th
Buwvaart in kanalen
Deel III
Schaaleffecten in scheepvaartniodellen
Versiag modelonderzoek
In sariaenwerking met
Nederlands icheepsbouwkundig Proefstation - Wageningen
Scheepsbouwkundig Laboratorium
T. H.- Deift
Î4
I1THOUD Inleidin biz. 1,1 Opdracht en uitvoering
. .,... ,.
i 1.2. Samenvatting ..,. ... .. . . 11.3.
Konklusies , ...,. ... ,,.. ,. ,,,.,. . e,,, ,,., 2 Theorie 2.1. Probleemstelling...
4 2.2, De evenwichtsroerhoek en evenwichtsdrifthoek . . ,..,....,, 53, Uitvoering van de proeven
3.1. Model 7
3.2. Neetprogramma ..., ., , ,,, , ,.. ., ,, . .,, , ,,,,, ,,. 8
3.3.
Meet- en uitwerkmethode ,..
,.,,,,,,,,,,,..,,,,,,,,,,,,. 84.
Meetresultaten en interpretatie4.1. Invloed van de stuurvaardigheid .,....
...
1C4,2.
Vergelijking tussen ware grootte en schaal 25 . ...,.,.,,... 11F IGUPJfN
Invloed aangrijpingspunt oeverkraoht op drifthoek Kansaiprofielen
Invloed van de ins-telling van de stuurautomaat op de standaard-afwijicingen van de roer- en drifthoek
Invloed van de instelling van de stuurautomaat op de gemiddelde roer- en drifthoek
Invloed van de instelling van de stuurautomaat op het toerental van de schroeven
Gemiddelde roerhoek en neettijd van enige prototypernetingen
7,
Gemiddelde drifthoek en meettijd van enige prototypemetingenToerental van de schroeven en de meettijd van enige prototype-metingen
Vergelijking van de evenwichtsroerhoeken (T0sR)
Vergelijking van de evenwichtsdrifthoeken (TOSR)
Vergelijking van de evenwichtsroerhoeken (TOS1J_OA)
12, Vergelijking van de evenwich-tsdrifthoeken (ToSW-0A) Evenwichtsineting (TOsH; telegraafstand halve kracht) Evenwichtsrneting (TOSR; telegraafstand volle kracht) Evenwichtsmeting (ToM-OA; telegraafstand volle kracht) Evenwichtsmeting (TOSW-OA; telegraafstand halve kracht)
DU1VAART IN KANÄLEN
1. Inleiding
1.1. Opdraoht en uitvoering
In verband met het onderzock Duwvaart in kanalen" heeft de Direc-tie \Iaterhuishouding en \Taterbeweging van Rijkswaterstaat in brief nr 1489 d.d. 25 mei 1962 opdracht gegeven aan het Waterloopkundig Labora-toriurn9 ois in samenwerking met het Nederiands Ocheepsbouwkundig Proef-station te Wageningen en de subafdeiing der Scheepsbouwkunde van de Technische Rogeschool te Deift, een systematisch onderzoek uit te voeren naar de schaaleffecten die kunnen optreden in het sturen van een duweenheid in sen kanaal. Een inzicht in de grootte van de schaal-effecten is gewenst ten behoove van de interpretatie van de resultaten
van het modelonderzoek Duwvaart in karialen',
Het onderzoek van het Iaterloopkundig Laboratorium werd uitgovoerd in de periode van aprii tot september 1965 in het Laboratorium 'De Voorst" en stond onder leiding van ir. J.K. In 't Veld,
Ret versiag is geschreven door ir. J. Koster,
1 .2. Samenvatting
Ret onderzoek hoeft zich beperkt tot de schaaieffecten die kannen optreden in de evenwichtsroerhoek en evenwichtsdrifthoek van een duw-eenhcid, die everiwijdig aan de oever in aen kanaal vaart,
De mecate resultaten van het onderzoek zijn reeds gepubliceerd in de volgende versiagen
1. NSP ianoeuvreerrapport 27, \iageningen 1963
De proeven zijn uitgevoerd op de schalen 40, 25 en 10,5 en op ware grootte. Net onderzoek op ware grootte en eon gedeelte van het
model-2. NSP iIanoeuvreerrapport 33, Wageningen 1964
3. TH Opdracht O-0262/0-03639 Deift 1963
4. iJL Duwvaart in kanalen M 782-Is Dc-i±'t 1966
-2-onderzoek op schaal 25 werden uitgevoerd door het
iaterloopkundig
Laboratorium.
Dit vorsiag behandelt hot niodelondorzoek. De resultaten lcunnen worden
vergeleken met de resultaten van de metingen op ware
grootte 4 en op
schaal 40
1.3. Konklusies
1.
chaaleffekt tussen ware grootte en schaal 25.
Den schaaleffekt in de evenwichtsdri±'thoek kon niet
worden
aan-geto and.
Daar de schroeven. sterk verschilden kan er over eon
schaale±fekt
in de toerentallen van de schroeven niets met zekerheid
gezegd
worden.
De evenwichtsroerhoek in het model was kleiner (
2 'a30)
dan in
ware grootte.
Gezien do grate verschillen tussen de schroeven en de grate
spreiding in de ineeti'osultaten kan hioruit niets over ben
even-tueol schaalaffekt worden gekonkludeerd.
2. Schaalcffekt tussen de schalen 25 en 40.
De grato verschillen in de resultaten zijn zeer
waarschijnlijk
ver-oorzaakt door de geringe nauwkeurigheid van de modellen en de to
hoge vaarsnclheid van de duweenheid.
In verband hiermee kan er geen konklusie getrokken worden
omtrent
het optreden van sohaalo±fekten.
3. Uit hot verrichte onderzoek blijkt, dat in de meeste
gevallon de
verschillen in do nieetresultaten bij de verschillende schalen9 die
behalve aan eventuele schaaleffekten oak kunnen worden
toegoschre-ven aan kleine onnauwkeurigheden, niet grater
zijn dan d
spreiding
in de meetresultaten bu
e'n van de schalen.
Op grand van doze overweging kan gostold worden, dat
bij de
eisen van nauwkeurigheid worden gesteld9 geen rekening behoeft te worden gehouden met de eventuelo schaaleffekten bij hot sturen van
2. Theorie
2.1. Proh1eemstel1in
In eon model worden de physische grootheden op eon dusdanige wijze
woorgegeven dat bepaalde kengetallen voor prototype en model geiijk zijn.
Voor het onderhavige ondorzoek zijn dit
i het getal van I?roude = voor eon juiste weergave van
traagheids--effekten,
ii het getal van Reynolds = voor een juiste weergave van de in
vioed van de viscositeit,
2i
iii het getal van Weber = voor eon juiste weergave van de invlood
van de oppervlaktespazLning.
Aangezien g9 y en voor model en prototype gelijk zijn volgen hier de
volgendo schaalwetten uit
i = nl n = n V 1/2 -1/2 ii = n V
Ook indien aangenomen wordt dat in verband met de geringe invloed van de opperviaktespanning iii kan worden verwaarloosd, blijft er een grote
dìscrepantie tussen de wetten voigens i en ii bestaan.
Als n volgens de gelijkheid van het kengetal van Froude wordt inge-.
voerd voigt hieruit met ii voor
3/2
n =n
yDo viscositeit v het water in het model is dus naar verhouding te
groot. Hierdoor ontstaan vorschulen tussen het model en de werkelijk-heid. Hot soup zal o.a. een te grote wrijvingsweerstand ondervinden. Deze verschillen worden aangeduid met het begrip schaaleffekt.
ii
-5
Hot inodelonderzoek tduwvaart in kanalen heeft als belangrijkste taak het dwarspro±iel te bepalen van kanalen, die besteaid zijn voor de duw-vaart, De dwarsprofielen worden op twee wijzen onderzocht
en duweenheid vaart alleen door het kaneal,
1en duweenheid en andere schepen passeren elkaar,
In het eerte onderzoek worden de dwarsprofielen met elkaar vergeleken met behuip van een parameter, die is afgeleid van de roerhoek of de
drífthook die optreden als de duweenheid achtereenvolgens door de
kanalen met de verschillende dwarsprofielen vaart.
Een soortgelijke methode van onderzoek is ook toegepast bij het
ontwer-pen van het Noordzeekanaal (\fL rapport H 726), het Noord-Oost zeekanaal (Hansa nr, 36/38,
2-9-t52)
en het Panamakanaal (Lea C.A. and Bowers, C.E., Panama Canal, Shipperformance in restricted channels, Proc. ASCE 1948),Voor de interpretatie van do resultaten van een dergelijk onderzoek is hot noodzakelijk een indruk te hebben van de orde van grootte van de schaaleffekten in de stuureigenschappen van het schip, d,w,z, de schaal-effekten in roerhoek en dri±'thoek. In tegenstelling tot conventionele schopen is voor duweenheden nog nooit een dergelijk onderzoek gedaan.
2,2. De everiwichtsroorhoek en evenwichtsdrifthoek
Op eon duweenheid, die zonder drifthoek en met hot roer in de mid-denstand evenwijdig aan een oever vaart, zullen zijdelingse krachten werken,
De waterstanden zullen aan weerszijden van de duweenheid niet gelijk zijn. Dit geeft een verschil in hydro-statische drak.
Het water onder de kiel zal niet uitsluitend in de lengterichting stromen, De wrijvingsweerstand krijgt hierdcor een dwarsscheeps ge-richte komponent (zie M 782-I figuur 2).
De resultante van deze zijdelingsc krachten, die in het vervoig de oeverkracht zal worden genoemd, staat loodrecht op de scheepsas of op het verlengde daarvan,
-6
Er zijn twee reactiekrachten nodig orn evenwicht te maken met de
oever-invloed. En reactiekracht (de driftkracht) ontstaat doordat de
duween-iieid een drifthoek maakt met zijn vaarrichting. De andere reactiekracht
(de roerkracht) wordt veroorzaakt door het roer een uitsla
te geven.
LCet systeem is eenduidig bepaald, zodat er en waarde voor de roerhoek
en tegelijkertijd ¿n voor de drìfthoek bestaat waarbij
de krachten op
de duweenheid in evenwicht zijn. ïjit zijn de evenwichtsroerhoek en
even-wie ht s drift ho e k.
Dit het versiag II 782-II is bekend dat het roer in de evenwichtsstand
altijd naar de oever gericht is, terwiji de evenwichtsdrifthoek,
afhan-kelijk van een aantal i'actoren zoals boegvorm, waterdiepte en afstand
tot de oever, zowel positief als negatief kan zijn.
Uit de krachteridiagrammen van figuur i blijkt dat dit wordt veroorzaakt
door het versehuiven van het aangrijpingspunt van de
oeverkracht1. De
evenwichtsroerhoek en evenwichtsdrifthoek zijn dus sterk afhankelijk
van de krachten, die door het omringende water op de duweenheid worden
uitgeoefend.
Daar bijna alle krachten veroorzaakt worden door verschijnselen
waar
bij de viscouiteit een rol speelt, zullen zowel de roerwerking als de
invloed van de drifthoek op het krachtenspel, aan schaalef±'ekten
onder-hevig zijn. In verband hiermee
nnen er verschillen optreden tussen
de grootten van de evenwichtsroerhoeken en evenwichtsdriftlioeken in
model en prototype.
Soanniige verschijnselen zullen elkaar tegenwerken, zodat niet kan worden
voorspeld of de roerhoek en drifthoek in het model groter dan wel
klei-ner zullen zijn dan in ware grootte.
De parameter, zoals bedoeld in het vorige hoofdstuk, wordt in de eerste
opzet van het onderzoek afgeleid van de evenwichtsroerhoeken en
even-wichtsdrifthoeken. Daarom heeft het schaaleffektenonderzoek zieh
3. Uibvoering van de proeven
3..
ModelTABEL I. Afmetingen
-7-De proeven zijn uitevoerd in het laboratorium de Voorst" in een
recht kanaalmodel met een vrijvarende duweenheid.
1e lenteschaai van het model is 25. De schalen voor sneiheid en tijd zijn 5. De roerhoek en drifthoek worden op ware grootte weergegeven2 afgezien van mogelijke schaaleffekten,
Alle in dit versiag vermelde afmetingen en resultaten zijn omgerekend naar h'm ware grootte met behuip van de schaairegeis.
De duweenheid bestaat uit 4 duwbakken in de 2x2 formatie en cen duwboot,
die een model is van de Vulcaan L De belangrijkste afmetingen zijn ge-geven in tabel I.
waterver-
laad-plaatsing vermogen
m5
mxlO3
De duweenheid wordt bestuud door een automatìsche roergangor, die een kabel voigt die op de bodem van het kanaal evenwi,jdig aan de oever is
uitgelegd. Dit kabeivolsysteem biedt de mogolijkheid het schip
zo-danig te besturen, dat roergangers met sterk ulteeniopende bekwaamheden kunnen worden nagebootst.
De stuurautomaat kan de duweenheid met minimale roerbewegingen eon rech-te koers larech-ten varen. Door de 'stuurvaardigheid' van de automaat rech-te ver-kleinen zijn er grote roeruitslagen nodig om koers te houden.
duw1Doot - 38200 10900 1 80 468
'lichter j
7OOO
9,50
3,00resp
1850 1 600
2285 1750 1500
Schip lengte breodte diepgang
-8--3.2.
Meetpramma
In het model zijn hot
emiddelde en de standaardafwijking van de
roerhoek en drifthoek bepaald in relatie met de ingestelde
stuurvaardig-heid van de automaat. Tevens io het toerental van de
schroevon 1epaald,
De randvoorwaarden van doze raetingen zijn
elijk aan die van de
proto-typemeting (zie vorsiag M 782-I), met deze reatrictie dat de
duweenlieid
in ware grootte, de
tJacob van Heemskerck?, mQt sohroeven is uiterust9
waarvan. de spoed ongeveer
25% grater is dan in het modeL
Den andere serie metingen heeft dezelfde randvoorwaarden
als in hot
on-derzoek, dat door de Tecimische Hogescìaool op schaal 40 is
uitovoerd.
De resultaten van doze proeven kunnen onderling vergeloken worden op
schaalefí'oktcn.
Overzicht van de proeven
x) zie figuur
2,
3.3.
Ieet-. en uitwerkxnethode
ledere toostand in het model is vier keor gevaren. De duur van een
vaart wordt uiteraard boperkt door de lengte van hot model en kamt
over--een met over--een meettijd van 20 minuten omgerekend naar ware
grootte. De
vaarsnelheid werd ingesteld door de achroeven het benodigde toerental
te gayen. Dit toerental werd bepaald uit sneiheidametingen die van te
voren gedaan werden.
Lje1astanbot1canaa'asvaarsnome1dIdie pgang
vergel ij king met
x)
mkm/u
TOB 20
TOSR
11 en 14
11
TOS W-OAI
6 en 11 van Oost
6 en 11 van îest
6 en 11 van Oost
11 van Iest
7,24
9,00 km/u
10,00
km/U3,00 km/u
idem
6,00 km/u
idem
2,86
3,00
idem
idem
idem
idem
idem
prototype
TR schaal 40
idem
idem
idem
idem
idem
De a±'stand van de duweonheid tot de oever is verondersteld gemiddeld'
ge-lijk te zijn aan de afstand van de kabel tot oever. Tijdelijke afwijkin
gen naar beide kanten zijn hoogstens een meter (prototype). De roerhoek is gemeteri met oen potentiometer. De drifthoek is met hetzelf'de systeem gemeten als waarmee de stuurautomaat zijn koers bepaald. De roerhoek en
drifthoek zijn gedurende de gehele vaart kontinu erogistreerd. De
resul-taten zijn vastgelegd op een magneetband met twee kanalen.
I"Iet behuip van een integrator is rechtstreeks van de magneetband de ge-middelde roerhoek en drifthoek bepaald,
De standaardafwijking kan ook electronisch worden berekend. Ilet
gemid-delde wordt afgetrokken van de kontinue registraties. Waarna het
ver-schil wcrdt gekwadrateerd en geintegreerd. De standaardafwijking is gedefinieerd alsO
il T
Ii
'
\/
/
(y -
dtHierin ìs T de duur van de proef, t de tijd die verstreken is vanaf hot
begin van de proef, Y de hook die kontinu wordt geregistreerd en de
lo
-4 Meetresultaten eri interpretatie
Invloed van de stuurvaardigheid
0m te bepalen of de instellìng van de stuurautomaat invlood heeft
op de gemiddelde waarde van de roer- en drifthoek zijn de proeven met
äezelfde randvoorwaarde als de prototypemeting (zie 11 782-I) een aantal
keren herhaald met een telkens anders afgestelde stuurautomaat.
De gemeten standaardafwijkingen zijn uitgezet in figuur 3 Het valt op
dat zowel de standaardafwijking van de roerhoek als van de ärifthoek
lineair afnemen met de verdeling van de regeiknop van de stuurautornaat
en dat de verhouding tussen de standaardafwijkingen van de roer-- en
drifthoek konstant is.
Mede uit de prototypemetingen is nu bekend (zie M 782-I tabel II) dat
orn een gemiddelde stuurman na te bootsen de regeiknop op stand 1,1
nioet worden gezet. Deze instelling van de stuurautomaat is bij de
overige proeven aangehouden.
De gemiddelde rOer- en drifthoek zijn nagenoeg onafhankelijk van de
in-s-telling van de stuurautomaat (zie figuur
4).
Gezien de mogelijke fout in de mee-tresulta-ten (zie hoofdstuk4.3)
wordt aangenomen dat de sprei-ding een toevallige oorzaak heeft.Het toerental van de schroeven dat bij deze metingen moest worden
in-gesteld orn de vereiste sneiheid te bereiken, is uitgezet in figuur 5.
Ook hier kan worden gekonkludeerd dot de invloed van het (langzaam)
slingerende varen op het toerental van de schroeven verwaarloosbaar klein is.
In de labora-toria van de T.H, 13] en hot N.G.P. [11 zijn de
evenwichts-roer- en-drifthoek bepaald met behulp van niet vrijvarende schepen. In
het ML zijn van eon vrijvarende duweenheid de gemiddelde roer-- en drift-hoek gemeten.
Hoewel de "stuurvaardigheid van de automaat sterk varieerde (zie ±'iguur
3)
bleek dit seen invloed op de gemiddelde waarde van roer- en drifthoekte hebben. Op rond hiervan wordt gesteld dat de gemiddelde roer- en
dril'thoek van een vrijvarend model gelijk zijn aan de evenwichtsroer-en-drifthoek van een niet vrijvarend modeL
Ondanks de geheel verschillende uitvoering van de proeven kunnen de resultaten van de verschillende laboratoria toch vergeleken worden,
zoals in hoofdstuk
4.3
is aangegeven,._Vergelikin tussen ware rootte en schaal 25.
In september 1963 werden door het \JL metingen verricht aan een duw-eenheid op ware grootte, Hiervan wordt versiag gegeven in rapport M 782-L Hen aantal beiangrijke resultaten zin verzameld in tabel II van dat
rapport (iVi
782-1,
blz, 16).De prototypemeting 3 van 6.30" tot 1O!.00T komt voor een vergelijking
met de modeiresultaten niet in aanmerking orn redenen die in het
proto-type versiag vermeld ziju, Hetzelfde eldt voor meting 4 in zijn geheel,
omdat tijdens deze meting de sneiheid te laag was.
Er resteren dan 9 metingen met een meetduur die varicert van 2 tot 12,5
Liinuut,
0m aan iedere meting hat juiste gewicht te kunnen toe kennen zijn in
figuur 6 en 7 de gemiddelde roer- en drifthoek uitgezet tegen de duur
van dc meting. Het valt op dat de prototyperesultaten een grote sprei-ding hebben. Dit moet worden geweten aan de wijze waarop de prototype proef is uitgevoerd en aan de relatief kleine meetnauwkeuxigheid.
Uit een vergelijking van de figuren 4 en 7 blijkt, dat de gemiddelde
waarden van de drifthoeken in hat model en prototype goed
overeenstem-men. De gemiddelde waarden van de roerhoeken (zio de figuren 4 en 6)
verschillen 2,50. DÎt verschil kan can toevallige oorzaak hebben (de
spreiding in de prototypemetingen is 5e). Ook het gebruik van schroeven met can versohillende speed kan enige invloed gehad hebben.
12
-Orn in model en prototype overeenkomstige vaarsnelheden te bereiken moest
in het model een toerental ingesteld worden dat relatief
50%hoger lag
dan in prototype (zie de figuren
5en o). De gemiddelde spoed van de
schroeven van de duwboot op ware grootte (de tJacob van
Heemskerck) was
echter
25%groter dan bij de modelboot,
'Vuicaan I. Dit zijn weliswaar
zusterschepen maar zij verschillen belangrijk in motorvermogen en
schroef-vorm.
Er blijft vermoedelijk nog ruimte over voor een schaaleffekt. Zekerheid
hierover bestaat echter niet. Over de grootte van het eventuele
schaal-effekt kan dus niets gezegd worden.
4.3.
Verge1iking tussen de schalen
25en 40
De resultaten van de metingen in de profielen TOSR en TOS W-OA,
za-als getekend in figuur 2, zijn weergegeven in de figuren
9,10, 11
en
12.In deze figuren staan tevens de resultaten van de proeven op schaal 40
van de TH. Er is za weinig overeenkornst tussen de resultaten van
de
bei-de laboratoria, dat vergelijken niet goed mogelijk is, Uit bei-de metingen
blijkt dat de gemiddelde roer- en drifthoek op schaal
25zowel grater
als kleiner kan zijn dan de waarden van schaal
40De verschillen moeten gedeeltelijk aan onnauwkeurigheden geweten worden.
In het T.H. rapport
[3
is met name aangetoond dat kleine variaties in
de waterstand al ceri belangrijke invloed hebben op de meetresultaten.
Van de fouten in het model op schaal
25kan eeri indruk worden verkregen
door de evenwichtsroer.- en-drifthoek te meten in het inidden van hot
ka-naal. Hieruit blijkt dat de totale fout ongeveer
0,5° respektievelijk
0,05° is.
Ook de vorm van de kurven in de figuren
9,10, 11 en
12geeft een groat
verechil te zien tussen de schalen
25en
40.
Op grand van het
modelan-derzoek
Statische evenwichtsmetingen' (zie versiag N
782-II)lijken de
resultaten van schaal 40 minder waarschijnlijk dan de resultaten van
schaal
25.Dit wordt nag gelilustreerd door een aantal proeven van de
duweenheid met een diepgang van
3,20
m in de kanaa.lprofielen TOSR en
TOS W-OA (zie figuren 13, 14, 15 en 16).
13
-Een andere oorzaak van de grate vorschulen tussen beide modellen kan
liggen in het felt dat de vaarsnelheid van de duweenheid naar
verhou-ding erg hoog was (maximaal
0,97
nìaal de grenssnelheid berekend volgensSchijf). In he-b T.H. versiag wordt hier oak de aandacht op gevestigd. He-b blijkt dat de sneiheden juist zo zijn ekozen dat ze jets lager liggen dan een experinenteel bepaalde grenssnelheid, waarbij in ver-band met het niet stabiel zijn van de stroming tussen de wal en he-b schip geen behoorlijke metingen verricht konden worden.
Cevreesd kan worden dat oak de uiteindelìjke gekozen sneiheden nog te hoog zijn geweest
Ui-b het bovenstaande blijkt dat de verechillen tussen schaal 25 en 40
aan andere oorzaken kunnen worden geweten dan aan een eventueel
schaal-effekt. In verband hiermee kan geen konklusie worden getrokken over het bestaan van schaaleffekten,
vaarricht ing 's 's 's s' s' s' s' s' s. ¼ s' s' s' 's s' s' s' s' 's s' s' s' s' s' s' 's s' s' vaa r ri cht ing
INVLOED AANGR'JPINGSPUNT OEVERKRACHT
OP DE DRIFTHOEK
va a r r i ch t i ngW werstandskracht
V = voortstuwingskracht N = o«vrkracht D = drift kracht R = roerkracht WATERLOOPKUNDÌG LABORATORIUMM. 782
s' s' s' 's 's 's 's s' 's s' s' 's 's s' s' 's s' s' 's s' s' 's s' s' s' s' s' s' s' s' s' 's' s' s' s' s' FIG.I
o N
o
TOB
25129 o C'I_______
100,00rrr.m,,,,,,,,
TOSR
TOS W_OA
KA N AA L P RO FIE LEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM7l90
71.90 25,29 2,69 -1 Maten in m prototypeo
N0
SCHAAL 1:200
M.782I
FIG. 2
11,50 .4 12,00C o o' z L,
z
5 u-4 o 4 4 oz
4 1,0 0,5 Li.. 4 û 'X 4 4 O z 4 I.-IO oo
o o10
INSTELLING VAN DE STUURAUTOMAAT
4,0
INSTELLtNG VAN DE STUURAUTOMAAT
INVLOED VAN DE INSTELLING VAN DE
STUURAUTOMAAT OP DE STANDAARDAFW'J_
KINGEN VAN DE ROER- EN DRIFTHOEK
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
2,0
.
2,0
randvoorwaardn ais in prototype
SCHAAL 25
TOB
f
0,5
_1,0
.
10
20
INSTELLING VAN DE STUURAUTOMAAT
- INSTELLING VAN DE STUURAUTOMAAT
o 1.0
o
C
o
z
INVLOED VAN DE INSTELLING VAN DE
STUURAUTOMAAT OP DE GEMIDDELDE
ROER-EN DRIFTHOEK
WATERLOOPKUNDIG LABORATORiUM 2,0 rordvoorwaordn cts fl prototype SCHAAL 25M.782
iti:
TO
FIG.4
lo
C -v oz
LU oI
LU o w Ö -J uJ O O w o oE E o z
250
200 450 400.
0 1,020
INSTELLING VAN DE STUURAUTOMAAT
randvoorwaarde als in prototypQ
INVLOED VAN DE INSTELLING VAN DE
STUURAUTOMAAT OP HET TOERENTAL VAN
DE SCHROEVEN
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM SCHAAL 25TOB
It
50M.782
FIG. 5
I
15
gewoqn gemiddelde
lO 20
DUUR VAN DE }VIETINGEN IN min
GEMIDDELDE ROERHOEK EN MEETT'JD VAN
ENIGE PROTOTYPEMETINGEN
(zIE VERSLAG M.782_I TABEL fl)
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M.782
TOB
o,
- o,
-GEMIDDELDE DRIFTHOEK EN MEETT'JD VAN
ENIGE PROTOTYPEMETINGEN
(ZIE VERSLAG M.782_I TABEL ir)
WATERLOOPKUNDG LABORATORIUM
DUUR VAN DE METINGEN IN min
10 20
gewoqn 9rntddelde
C
200
z
100
TOERENTAL VAN DE SCHROEVEN EN DE
MEETT'JD VAN ENIGE PROTOTYPEMETINGEN
(zIE VERSLAG M.782_I TABEL lE)
gewon gemiddcldQ_
10 20
DIJUR VAN DE METINGEN IN min
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 782
TOB
Io-C
o
z
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
VERGEL'JKING VAN DE EVENWICHTSROERHOEKEN
u
AFSTAND TOT KANAALAS IN m
o V 9 km/uur school 25
o
vio km/uur
school 25s 10 15
TOSR
M.782
HG. 9
v 9 kmfuu,. schaal 40
C 'o o o' z Ui o
I
I- U-o J, I-I
uz
Ui > Wi
1,0 -- 0,5 WÄTERLOOPKUNDLG LABORATORIUMAFSTAND TOT KANAALAS IN m
TOSR
VERGEL'JKING VAN DE EVENWICHTSDRIFTHOEKEN
M. 782m
FIG. 10
O v km/uur school 25
o vio km/uu,.
schaal 25V= 9 km/uur schoal 40
In EVENWICHTSROERHOEK IN gradQ.n o o WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM E
oz
'o 4 -J 4 4z
4I
o J-o z 4 J-4VERGEL'JKING VAN DE EVENWCHTSROERHOEKEN
in o o u In L- L- L-- -E E E E - - .x z o o , II H il
> > >
>oo a
In oTOS W..OA
-M.782
FIG. 11o o o EVENWICHTSDRIFTHOEK IN graden I-w E
oz
\
u, WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUMVERGEL'JKING VAN DE EVENWICHTSDRIFTHOEKEN
141 D D -c u u'
- - - -
E E E E z . -.o II II II II> > >
>oo u
ITOS W.OA
M.782J
FIG. 12
o
drift hoek
- - - rorhoek
dipgong l,80m, 3,20 m
tIegraofstond haIv
krachtI
E VEN WIC HTSM ET ING
TOSR
SCHAAL 25
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M.782J
FIG. 43
42 1,2 11 1,1 o 10 1,0 I-9 0,9 o 8 0,8
o
I
I
o cX 7 I__0,7LL O 'J) 6 '1' 0,6 I.-I-I
I
L) Oz
5 05 z 4 0,4 3 0,3 2 0 0,1 25 10 45 20AFSTAND MIDDENBOEG TOT
LU O
I
Ui oI
oz
w > Ui 12 1,2r
IO 1,0 o -00,9
w oI
0,7 o 0,6p-I
o z 0,4¶
0,3 o 0,1 o drift hoek- - -
roQrhoek diepgang 1,80m, 3,20 mtelegraafstand volle, kracht
EV EN WICH IS M ET IN G
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM SCHAAL 25TO
M.782J
FIG. 44
I-
/
.0
,-.-/
x__-I
/
/
'f
/
'-V
5 IO IS 20 25AFSTAND MIDDENBOEG TOT
o
EVENWfCHTSROERHOEX N graden
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM
M. 782
in:
TOS W.O
E V ENW IC HTSM ET ING
SCHAAL 25 I f-r u . 4 O U N-'
O"
o o o o o o o o o o o o o o o o EVENWICHTSDRIFTHOEK IN graden + Lfl* ( c o
d
o oo
,-dc
c EVENWICHTSDRIFTHOEK IN graden I I 0 N '0 u, m (1-
Q - I, v 'o N EVENWICHTSROERHOEK IN graden 1' '0 N o d c ciE VE N WICH 15M ET ING
WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUMJTOS WOA
SCHAAL 25M.782J
FIG. 16
/'
-I
*
I-J, oo
'n V, u,o_J
I-w I_>-WoO
z
WE o-0<
zz
4<
J,<4
I-o-.x
.-O .-O ri E -'JOc
x2
4co
AS KANAAL-o
\
\
\\
I-U, W N 'o u, o o o o o:Du1)vRT IN KMI ALEN
Deel IV
Schaaleffecten in scheepvaartmodellen
Samenvattin modelonderzoeken
Nederlands Scheepsbouwkundig Proefstation - Wageningen Laboratorium voor Sclaeepsbouwlcunde TH - Deif t
Waterloopkundig Laboratorium - Deift
LL
INkIUD
biz,
1. Opdracht . . .. . i
2. Sanienvatting i
. Overzicht van het oriderzoek 2
DThÍV.AÀRT IN KNALEN
1._9pdraciat
In de opdracht van de
irectie [aterhuishouding en \Iaterbeweging van
Rijkswaterstaat wordt in het Yaterloopkundig Laboratorium 'de Voorst
een modelonderzoek verricht orn het dwarsprofielen te
bepalen van
ka-nalen, waarin naast conventionele scheepvaart ook duwvaart mogelijk
moet zijn.
In verband hiermee werd medio 1962 opdracht gegeven aan het Ieer1ands
Scheepsbouwkundig Proefstation te /ageningen (NsP)
het Laboratorium
voor Scheepsbouwkunde van de Technische Hogesehool te Deift
(THs) en
het :Iaterloopkundig Laboratorium orn in onderlinge samenwerking een
systematisch onderzoek uit te voeren naar de schaaleffecten, die
kunnen optreden in het rnanoeuvreren van een duweenheid in een kanaal,
Ben inzicht in de grootte van de schaaleffecten is gewenst voor de
interpretatie van de resultaten van het bovengenoemde modelonderzoek.
Het onderzoek werd uitgevoerd door ir. A.J.W. Lap van het NSP, ir.
J.J. van den Bosch van de TH en ir. J.K. In 't Veld van IL.
Het eindrapport is opgesteld door ir, J. Koster van WL in
sarnenwer-king met ir. C.B. van de Voorde van het NSP en ir. J.J. van den
Bosch van de TH.
2. Samenvattin
Het onderzoek heeft zich beperkt tot de schaaleffecten die kunnen
op-treden in de evenwichtsroerhoek en evenwìchtsdrifthoek van een
duween-heid, die evenwijdig aan de oever in een kanaal vaart.
De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in de volgende
ver-slagen
NSP
Manoeuvreerrapport 27, hageningen 1963.
THSOpdracht Opdracht 0-.-0262/0-0363
Deift 1963.
NSPNanoeuvreerrapport 32, Wageningen 1964.
4, WLV
Duwvaart in kanalen M 782-I, Deift 1966.
NSP Manoeuvreerraport 67-088-BI, IJageningen 1967.
WLVDuwvaart in kanalen U 782-III, Deift 1967.
Voor de opzet van het onderzoek de besohrijving van de proeven en de meetresultaten wordt verwezen naar bovenstaande rapporten.
Het onderhavige versiag bevat de belangrijkste konklusies van de ver-schillende deelonderzoeken en een eindoordeel over het hole onderzoek.
Overzicht van hot onderzoek
Door het NSP werden proeven uitgevoerä op schalen 10.5, 25 en 40 met eon duweenheid die met een snelheid van 10 km/u op een afstand
van 25 m langs een oever vaart [i
Uit de resultaten blijkt, dat verschillen in evenwichtsroer-- en drifthoek hoogstens even groot zijn als de spreiding in de meet-. resultaten,
Bij deze proeven is de breedte van het kanaal niet aan de schaal eangepast. Omgerekend naar de ware grootte is de breedte, bij de
schalen 10,5, 25 en
40,
respectievelijk 165,394
en 630 m.Qevreesd moet worden dat de invloed van de varirende kanaalbreed-te niet verwaarloosd kan worden, zodat op grond van deze proeven oea uitspraak over de grootte van hot schaaleffect enigszins
on-zeker wordt.
Door het NSF werden eveneens proeven uitgevoerd om het verband vast te leggen tussen de roerhoek en de hierdoor opgewekte zijde-lingse kracht op schalen 10,5, 25 en 40 [I
De verschillen in grootte en aangrijpingspunt van de krachten gemeten op de versohillende schalen hebben dezelfde orde van
grootte als de spreidìng in de meetresultaten bij n van de
schalen
Daar echter het toerental van de schroeven afhankelijk is van de breedte van hot kanaal, die omgerekend naar de ware grootte ook bij doze proeven weer met de schaal veranderde, kan uit deze proeven niet met zekerheid worden besloten dat het schaal-effect kleiner is dan de spreiding in de meetresultaten.
-3
Door de TIIS werden de proeven uitgevoerd in de kanaalprofielen TOSPL en TOS OA-W op schaal 40 [2] . Deze proeven Icunnen worden vergeleken met hot door JL verrichte onderzoek op schaal 25 [6] De randvoorwaarden voor deze proeven waren gelijk. De wijzen
waar-op de proeven zijn uitgevoord verschillen echter sterk.
In kÏLV werd eon vrijva.rende duweenheid gebruikt (dynamische methode).
In de THS en NSP werd de duweenheid, tijdens het varen in
zijdoling-se richting vastgehouden (statische methode). op grond van de resul-taten van een aantal gerichte proeven mag verondersteld worden dat
de beide meetmethoden vergelijkbare resultaten opleveren [6].
De verschjllen tussen de resultaten van beide onderzoeken hunnen gedeeltelijk worden verklaard door de grote invloed, die kleine variaties in de waterdiepte hebben op de krachten, die op de
duw-eenheid werken r2J , en gedeeltelijk door hot felt dat de vaarsnel-held van de duweenheid naar verhouding erg groot was (maximaal
0,97
meal de grenssnelheid berekend volgens Schijf). Bij dergelijkgrote sneiheden is de waterbeeging rondom het schip minder stabiel. De spreiding in de meetresultaten is dientengevolge erg groot.
In verband met het bovenstaande is het onmogelijk een inzicht te krijgen in de grootte van de eventuele sohaaleffecten.
Door hot WL werden zowel prototypemetingen als metingen op schaal 25 uitgevoerd. De overeenkomst tussen de evenwichtsroer- en drift-hoeken is bevredigend. De spreiding in de prototyperesultaten, veroorzaakt door de onregeirnatige vorm van het kanaalprofiel, windinvloed enz., is relatief vrij groot. In absolute zin is de spreiding echter klein zodat een eventueel schaaleffect, waarvan de grootte binnen de spreiding moet liggen, aan de kleine kant
zal zijn. Naar eerst veel later is gebloken was do duwboot op ware grootte met andere schroeveri uitgerust dan die welke bij de modeiproeven werden gebruikt zodat over hot schaaleffect in het toerental niets gezegd kan worden.
Conclusie
Uit het verrichte onderzoek blijkt dat in de nieeste gevallen de ver-schulen in de meetresultaten voor de verschillende schalen, die be-halve aen eventuale schaaleffecten ook kunnen worden toegeschreven aan kleine onnauwkeurigheden e.d., niet grater zijn dan de spreiding in de meetresultaten bij een van de schalen. Op grond van deze over-P
wegin kan gesteld worden dat bij de interpretatie van de resultaten
van een modelonderzoek waaraan dezelfde eisen van nauwkeurigheid wor-den gesteld> geen rekening behoeft te worwor-den gehouwor-den met de eventuale schaaleffeeten bij het sturen van eon duweenheid in een kanaal.
Tijdens do uitvoering van de proeven op schaal 40 heeft men in NSP on THS ondervonden, dat deze schaal orn modeltecirnische redenen te groot iras. Het model van de duweenheid, met naine de schroeven, en de grootheden, die moeten worden gemeten zijn dermate klein, dat hot niet praktisch is deze schaal te gebruiken voor een modelonder-zoek met binnenvaartschepen.
DDVAART IN KANALEN deel V pas seermanoeuvres versiag modelenderzoek
i7
82 december 1967INHOIJD
1. Algemeen biz.
1.1, Opdracht en uitvoerin,
00000
... ...
0000
i1.20 Aanbeveling4 00S0000
000000000000 00* 0000 J 000000 00
1Opzet van het onderzoek
2.1. Probleemstelling.. 0000 0000
00000,00 .00000000000000
2 2.2. Maatgevende verkeerssituatie.2.3.
Onderzoek en rapportering..000000000000
000 4 Model3.1.
Schalen...., 3.2e Kanaal.000000000000000000000000000000000000000000000000000
3.30
Schepen...00000000000000000000...00000000...3.4,
Besturing en voortstuwing van de schepen.. 000 000000 71Iodelonderzoek
4,1. Beschrijving van de proeven.00, 000000 000 0000O000 0000,0
4.2.
Meetmethode,,,.000000 000, ...0,00,0,
9403.
Meetprogramma.000.000000000000
00000
9Vergeli,jking van het model met het prototype
5.1. Invloed schaaleffecten en schematisering,,.,
0000,0000,0000
125.2. amenvatting..
00000000000000000000000000 00000000000000 000
166. Bespreking van de meetresultaten
6,10 Verschijnselen tijdens het oplopen.... 17
6.2, Invloed van de randvoorwaarden,,. 20
6.3. Invloed van de kanaalprofielen,000,
000000000
237, Beoordeling kanaalprofielen
7,1, Kriterium voor de veiligheid...
00000000000
, 000,000000000.
7,2.
Verkeersstroken voor de duweenheid en de tegenliggei's. 0000 267.3. Ruimte naast de vaarstrook van het sleepschip.,...,,,,0. 28
INHOUD - vervoig
-8 Konklusies. 0000040000000 JO 4004 00000kO 00000000000000C 0000000
Bi.jlagen
Verkeersmeting op het Amsterdam-R±jnkanaa10000000000004000. 34
Ongevallenonderzoek000 000000000040,0.00000000k0000 37
1110 lilaarnemingen op bet Anisterdam-Rijnkanaal00.0000004000000 000 41
IV,
Waarnemingen van praktijkmensen in bet model000000000000000 42biz.
31Lijst van figuren
Scheepstypen met hun hoo.fdafrnetingen.
Kanaalpro fielen0
Overzicht van de positie's der schepen (fotografisch vastgelegd).
Resultaten afgeleid van de positie' s van het achterste sleepschip in fig.
3.
±elatieve cumulatieve frekwentie-verdeling van de minimale afetand tussen het sleepchip en de oever tijdens het oplopen van een duw-eenheid langs de 'bakboordoever.
6, elatieve cumulatieve ±rekwentieverdeling van de minimale
af-stand tussen de vaarstroken van sleepschip en duweenheid tijdens het oplopen van een duweenheid langs de bakboordoever,
7 Relatieve cumulatieve £rekwentieverdeling van de
vaarstrook-breedte van het sleepsohip tijdens het oplopen van een duweenheid langs de bakboordoever.
Verlengde zijroeren van het sleepschip "Donald",
Invloed kanaalprofiel op gemiddelde vaarstrookbreedte sleepschip tijdens oplopen van duwoenheid,
Invloed kanaalprofiel op ruimte naast gemiddelde vaarstrook van sleepschip.
Invloed kanaalprofiel op ruimte naast vaarstrook van sleepschip met onderschrijdingsfrekwentìe 0,2.
Invloed van breedte en diepte kanaal op ruimte naast vaarstrook van sleep; onderschrijdingsfrekwenties 0,2,
Relatieve frekwentieverdeling van het laadvermogen van de geladen schepen.
14, Relatieve frekwentieverdeling van de vaarsnelheid van geladen schepen.
Relatieve cumulatieve frekwentieverdeling van de vaarsnelheid van geladen schepen onderscheiden naar laadvermogen en voortstuwing. Invloed vaarsnelheid op heI inhalen,
chadevaring L 18, Schadevaring 2, bchadevarin,
3,
Lijst van foto's,
1,2
De inaatgevende verkeerssituatie
in TE.
De passeermanoeuvres werden
gefilmd vanaf de meetwagen, die
achter de sleep aan reed.
5,4
Het sturen van een duweenkieid in het model vergeleken met het
prototype.
De modelstuurman is te groat orn in de duwboot plaats te nemen,
5,6
Het sturen van een sleepschip in
het model vergeleken met het
prototype.
In plaats van een sleepboot
wordt in het niodel een RHK schip
gebruikt, die door de voorste persoon
wordt bestuurd. De
achterste bestuurt het sleepschip.
7
Neetwagen met ±'ototoestellen aan een ra, waarmee
de positie der
schepen wordt vastgelegd.
8
Een van de vele meetfoto's waarmee de bewegingen van het
sleep-schip werden vastgelegd,
9,10
Een duweenheid van i bak en een motorschip ontmoeten elkaar
op een "normale1' afstand,
11,12
hen motorschip loopt een duweenheid van
ibak op met een normale
tuss enruirnte,
i3,14
Een duweenheid van 1
bak wordt opgelopen door een ongeladen
snelioper terwiji er al twee elkaar inhalende schepen
tegemoet-komen,
15,16
De ruimte aan weerszijde van de snelloper
kan geen norm zijn
voor het antwerpen van kanalen,
Lijst van fotos vcrvoig
-17,18
Een s1eepschij wordt opgelopen door eon tanker die daarnain-voegt onida-t twee elkaar inhalende motorschepen tegemoetkomen.
20 Door de p1otse1ine snelheidsafname raakt de tanker uit zijn
koers
De sleepboot raakt tussen wal en schip.
21,22 In deze verkeerssituatie wordt de grens van het toelaatbare ver overschreden,
2,24
Een passeermanoeuvre in T6. De duweonheid en het sleepschipworden bestuurd door schippers uit de praktijk die de onder-linge afstanden intutief bepaalden,
1, Algemeen
l.1 Opdracht en uitvoerin
Het doel van het onderzoek en de opdracht daartoe worden beschreven
in versiag ff782-I. Een dccl van het onderzoek heeft betrekking op de
afmetingen van het dwarsprofiel van scheepvaartkanalen, waarin de
duweenheden en andere binnenvaartschepen elkaar veilig kunnen oplopen
en ontmoeten, Er is vooral aandacht besteed. aan de vereiste afmetingen
van een kanaal waarin een schip met siechte stuureigenschappen wordt
opgelopen door een duweenheid terwiji er een schip tegemoetkomt. Een
dergelijk kanaal zal worden aangeduid als driestrooksvaarweg.
Ret nderhavige versiag geeft hiervan de resultaten.
Ret onderzoek is verricht in het laboratorium "De Voorst" van septembr
1966
tot juni1967.
Ret onderzoek werd geleid en het versiag werd geschreven door ir, J. Roster.1.2e Aanbeveiing
De afmetingen van een driestrooksvaarweg worden bepaald door de
voigende regel:
1,1 B + 71)
175.
waarin B = de kanaalbreedte gemeten in het kielviak der schepen en
D de waterdiepte.
beide worden uitgedrukt in m.
De motivering van deze ontwerpregel en de voorwaarden, waaraan moet
worden voldaan om deze regel toe te passen worden in het versiag uiteengezet.
2
Opzet van het onderzoek
2.1. Probleemstelling
Een scheepvaartkanaal wordt vaak gedimensioneerd op een
maat-gevende verkeerssituatie. In het eenvoudigste geval is
dit het
grootste toegelaten schip, dat alleen in het kanaal
vaart, zoals in
het Suezkanaal, of eon ontmoeting van het grootste toegelaten
schip
met een ander groot schip, zoals in het Noordzeekanaal.
In drukkere kanalen zal het mogelijk rnoeten zija dat
twee schepen van
de grootste toegelaten afmetingen elkaar kunnen inhalen
(in dit
versiag tweestrooksvaarwegen genoemd) of zullen er zeifs meer dan twee
verkeersstroken beschiicbaar moeten zijn, indien bet, in verband niet
de verkeersintensiteit, gewenst is dat er bij eon oploopmanoeuvre
voldoende ruiinte blijft voor tegonliggers, Welke verkeerssituatie
voor eon bepaald kanaal als maatgevend znoet worden
beschouwd zal
afhangen van de gewenste capaciteit van hot kanaaL
Zo is door de opdrachtgever voor het onderhavige onderzoek
vast-gesteld dat in de te onderzoeken profielen twee of drie
verkeers-stroken beschikbaor moeten zijn voor de grootste schepen. Echter
met de beperkingen, dat
twee duweenheden elkaar niet behoeven te kunnen oplopen, omdat
door eon grote mate van standarisatie de duweenheden alle ongeveer
even snel zullen varen en
De drie verkeersstroken niet tegelijk door twee duweenheden en
een sleeptrein zullen worden bezet, omdat de kans op bet optreden
van doze verkeerssituatie za klein is, dat het toelaatbaar wordt
geacht deze verkeerssituatie niet toe te staan
onder opiopen wordt in dit versiag verstaan: Een schip voorbijvaren,
dat met een kleinere sneiheid in dezelfde richting vaart,
3
2.2. Maatgevende verkeerssituatie
Er zijn globaal drie typen grote binnenvaartschepen, die als
voigt kunnen worden gekarakteriseerd (zie IDijiage i).
Sleepsohepen, met sneiheden van 7 tot 14 km/u en als regel met
siechte of matige stuureigenschappen. Het laadvermogefl is maximaal
ongeveer 2500 tone
Motorsohepen, met sneiheden van 8 tot 16 km/u en meestal met goede
of zeer goede stuureigenschappen. Het laadvermogen is maximaal
ongeveer 1500 ton.
Duweenheden, met sneiheden van naar schatting 12 km/u en nieestal
met zeer goede stuureigenschappen. Het iaadvermogen is maximaal
ongeveer 9000 ton, Het ondergedompeid grootspantoppervlak en de
lengte zijn elk tweemaai za groat als b±j de bovenstaande schepen.
Voorts varen er talloze kleinere schepen met doorgaans iets lagere sneiheden en zeer uiteenlopende stuureigenschappen.
Tijdens het vooronderzoek bleek, dat die verkeerssituatie maat-gevend zal zijn, waarin een groot schip met siechte
stuureigenschap-pen wordt opgelostuureigenschap-pen door een ander groat schip. Dit zal dus het
geval zijn als een sieep wordt opgelopen door een duweenheid. In een dr±estrooksvaarweg wordt tijdens de oploopmanoeuvre de derde verkeersstrook bezet door een reeks achter elkaar varende
motor-schepen, die de duweenheid en de sleep tegemoetkomen.
In overeenstemming met het goede zeemansschap en de v6orschriften in het Vaarreglement zullen de sleep en de duweenheid voor het ap-lepen vaart verminderen.
Er kan niet worden verwacht dat deze snelheidsvermindering erg groat is, omdat dergelijke grate geladen schepen slechts langzaam vaart verminderen en een snelheidsvermindering door de betrokkenen meestal grater wordt geschat dan overeenkomt met de werkeiijkheid.
In everleg met de opdrachtgever en met inachtneming van het ge-steide in bijlage I is aangenomen dat de sneiheden van de duweenheid
en de sleep op het moment, dat de oploopmanoeuvre begint,
respectieve-lijk 10 en 7 km/u zullen zijn.
De sneiheid van de tegenliggers is 15 km/ut.
Eveneens in overeenstemming met het goede zeemansschap en de voorschriften van het Vaarreglement houdt de sleep zoveel mogelijk zijn stuurboordswal, terwiji de duweenheid voor het oplopen naar
bakboord uitwijkt. In een kanaal met twee verkeersstroken zal de
duw-eenheid tot de bakboordsoever kunnen uitwijken. In een kanaal met drie verkeersstroken is de mogelijkheid orn naar bakboord uit te
wijken echter beperkt. Tussen de bakboordszijde van de duweenheid en
zijn bakboordsoever moet een bevaarbare breedte over overblijven van voldoende afmetingen orn de tegeriioetkomers veilig te kunnen laten passeren
Het onderzoek is in hoofdzaak gericht geweest op het bepalen
van de ruimte, die nodig is voor de tegemoetkomer, de duweenheid en de sleep, tijdens het passeren,
2.3e
Onderzoek en rapporteringHet onderzoek is verricht door proeven uit te voeren in een
model en door literatuurstudie. Voor een juiste opzet en inter-pretatie van het onderzoek was het tevens noodzakelijk nauw kontakt
te onderhouden met de praktijk van de binnenvaart.
In het model zijn de proeven uitgevoerd met vrijvarende
schepen Tijdens een passeermanoeuvre zijn de opeenvolgende posities van de schepen fotografisch geregistreerd, Hieruit wordt een para-meter age1eid, die een maat is voor de veiligheid van de maat-gevende verkeerssituatie en die kemnerkend is voor het desbetref-fende kanaalprofiel. Er moet dan nog worden vastgesteld welke
waarden de parameter moet hebben, opdat het kanaal voldoende
veilig is.
Daarnaast kunnen de verkeerssituaties in het model ook vjsueel beoordeeld worden op hun veiligheid.
5
Een terzake kundige ooggetuige krijgt tijdens het waarnemen van
de scheepsbewegingen hiervan een goede indruk omdat naarmate de
schepen elkaar dichter naderen de veiligheid afneemt.
Daarom is van he verloop van de passeermanoeuvres in de
belang.-rijkste kanaalprofielen een film gemaakt (zie de foto's i en 2)
De veiligheid in verschillende kanaalprofielen kan dan worden
vergeleken zonder een al te groat beroep te doen op het geheugen
van de waarnemer. Tevens kunnen cok degenen, die niet in de
gelegenheid waren orn van dag tot dag de uitvoering van de proeven te volgen, met deze film een indruk krijgen van het verloop van de manoeuvres en de verschillen in de afmetingen van de
-6-3.
Model3.1 Schalen
De proeven zijn uitgevoerd. in een model op schaal 25. De
sneiheids- en tijdschaal volgens Fraude zijn 5
Alle maten en meetresultaten in dit versiag zijn volgens de
schaal-regels omgerekend naar hun waarde op ware grootte.
Bij de schaalkeuze werd overwogen dat het voor een stuurman mogeiijk
moet zijn orn plaats te nemen in de modellen van de duweenheid en
het sleepschip (zie hoofdstuk
3.4
en 5.1) Bovendien is later bijhet schaaleffectenonderzoek nog gebleken, dat de modellen op schaal
40 za klein zijn dat dit praktische bezwaren oplevert tijdens de
uitvoering van de proeven. Deze bezwaren bleken niet aanwezig bij
de schalen 25 en 10,5 (zie N782 Iv). 0m technische en economische
redenen is daarom de schaal 25 gekczen.
3.2. Kanaal
Het kanaal is uitgevoerd in beton. leder profiel werd
afzonder-lijk ingebouwd. In verband met de grote afstanden, die tijdens het
op- en voorbijlopen worden afgelegd, is in het model een
kanaal-lengte van 4 km weergegeven,
5 3. Schepen
De duwboten zijn modellen van Vulcaan I van de rederij
Vulcaan'. De duweenheid bestaat voorts uit vier bakken in een
formatie van 2 x 2, De sleeptrein bestaat uit een rnotorschip van
het Rìjn-Hernekanaaltype met in aanhang een of twee lichters, die
voorzien zi,jn van Hizler_roeren. De motorschepen zijn modellen
van een kustvaarder en een Rijn-Hernekanaaischip. De
3.4.
Besturing en voortstuwing van de schepenAlle schepen zijn vrijvarend en voorzien van een eigen voort-stuwing en besturing, die voor zover nodig overeenkomt met de werkelijkheid. De benodigde energie wordt geleverd door een aantal accu' s. leder schip heeft een eigen modelstuurman die zich9 indien
mogelijk, in het schip bevindt met het oog op de plaats van het
stuurhuis. Dit is noodzakelijk als men het mnoeuvreren, zoals
dat in de praktijk geschieät, zo goed mogelijk wil benaderen
(zie de foto's
3 en
4 en cok hoofdstuk 5,1.f).De R.H.K.-schepen zijn op schaal 25 te klein orn er in plaats te
nernen. De schipper beweegt zich op korte afstand achter het schip,
hetzij te voet langs de kanaaloever, hetzij zittend op een langs
het kanaal meerijäende meetwagen of in het geval, dat een
R.H.K.-schip een sleepR.H.K.-schip in aanhang heeft, liggend in het sleepschip
(zie de foto's 5 en 6).
In de duweenheid en de R.H.K.-schepen worden de roer- en de voortstuwingmachine elektrisch bediend, 1-let model van de
kust-vaarder wordt draadloos bestuurd vanaf een vaste plaats langs
het kanaal. De roeren van het sleepschip worden door de stuurman
mechanisch bediend. De hoeksnelheid van de roeren wordt door de stuurman zeif bepaald.
-8-4.
Nodelonderzoek4,1v Beschri,jving van de jproeven
De proeven beginnen met het bepalen van het toerental van de
schroeven dat nodig is orn de vaartuigen, alleen varend in het
kanaal, de vereiste sneiheid te geven. In jeder kanaalprofiel
zijn deze snelheidsmetingen opnieuw verricht,
Een inhaalproef verloopt in het model als volgt:
De sleep vaart enige scheepsiengten voor de duweenheid uit0 Beide
varen met een konstante sneiheid, die overeenkomt met de snelheid
waarmee de schepen na het snelheidsverminderen in de
werkelijk-heid worden geacht te varen, in het model respectievelijk 7 en 10
km/u.
De sleep heeft dan reeds een positie ingenomen alsof hij naar
stuurboord zou zijn uitgeweken, Hij vaart niet te dicht langs de
oever, omdat de duweenheid hem tijdens het voorbijlopen naar stuurboord zal verzetten0 Na enige keren oefenen kiest de model-sleepschipper intutief de afstand tot de stuurboordsoever,
waar-bij de kans op aanvaringen met het talud of met de duweenheid. het
kleinst is, Afhankelijk van het dwarsprofiel van het kanaal is \
deze afstand een a twee scheepsbreedten. De sleepschipper krijgt
de pdracht orn deze afstand tot de oever zo konstant mogelik te
houden gedurende het oplopen van de duweenheid. Tijdens het roer-geven mag de hoeksnelheid van roer niet groter zijn dan 2 graden
per sekonde0 Dit
is een waarde die in de praktijk niet vaakover-schreden wordt. De stuurman, die het slepende motorschip bedient,
inoet het toerental van de schroef in de eerste fase van het op-lopen konstant houden, De sleep vaart immers al met verminderde
sneiheid. In een latere fase moet hij het toerental naar eigen
inzicht variren, en wel vanaf het moment dat de sleeptros
dreigt te gaan slap hangen. Hiermee wordt evenals in de
werkelijk-heid de kracht in de tras geregeld, zodat enerzijds wordt
voor-kamen dat de troc breekt, terwiji anderzijds het motorschip
-9
De duweenheid krijgt opdracht orn op een gegeven afstand tot de
oever voorbij de sleep te varen met een konstant toerental van de
schro even.
De eventuele tegemoetkomer houdt een konstante sneiheid aan en vaart op een naar eigen inzicht bepaalde afstand dicht langs de
oever.
4.2. Neetmethode
De posities van de schepen in het kanaal worden fotografisch vastgelegd met twee vertikaal boyen het model opgestelde kamera's
(zie de foto's 7 en e). De foto's worden met een tussenpoos
ge-nomen van 15 sekonden (omgerekend naar prototypewaarde). De
op-namen van de twee kamera's worden bij het uitwerken samen
ge-projecteerd tot een beeld op schaal 250. Daarna worden de afstanden van de schepen tot elkaar en tot de oever opgemeten. De totale meetfout tengevolge van afwijkingen in de optiek, het projecteren
en het opmeten wordt eschat op i min9 wat overeenkomt met 25 cm
op ware grootte.
4.3.
MeetprogrammaDe onderzochte dwarsprofielen zijn weergegeven in figuur 2. De randvoorwaarden van de proeven worden uitvoerig beschreven in de paragrafen 2.2 en 4.1. Kort samengevat luiden zij als voigt:
Een sleep wordt opgelopen door een duweenheid terwiji er tegelijke.r-tijd een motorschip tegemoet kamt, De sleep bestaat uit een moto-schip met in aanhang een sleepmoto-schip met een laadvermogen van 2000
ton. De snelheid is 7 km/u. Het sleepschip heeft tamelijke siechte
stuureigenschappen. De duweenheid bestaat uit een duwboot met 4 abrede" hakken. Het laadvermogen is bijna 9000 ton en de snelbeid 10 km/u. De stuurman van de duweenheid kreeg opdraoht orn tijdens het oplopen konstant op een bepaalde afstand tot de oever te varen. De tegenliger is een R.H,K,-schip met een vaarsnelheid van 15 km/u.
In ver1and met de grote spreiding in de meetresultaten zijn de proeven steeds enige malen herhaald
Dit alles wordt weergegeven in tabel IL
Tabel II. Neetprogramma
pro fi elnummer
10
-afstand midden duweenheid tot tot stuurboordsoever in m ge-meten langs het wateropperviake
) deze proeven zijn 5 maal gevaren; alle overige proeven
10 maaL T3 T6 T22 T54 T24 T 43 T52 T 26 T2 5 T47 T53 T57 T56 T55 55 50 50 65 65 65 80
70
65 65 65 7075
80
60)
5555)
72,5)
8075)
80 85 9060)
60)
8085)
100 65Een groat aantal randvoorwaarden is gevarieerd. Hieruit kan een
goede indruk worden verkregen welke invloed deze randvoorwaarden
hebben op de eindresultaten van het onderzoek.
Gevarieerde randvoorwaarden:
i) smalle duweenhid i.p,v. de 1rede
inotorschip
10p0v.
de brede duweenheidvaarsnelheden 5
en 8 km/u .pv. 7 en 10 km/u twee sleepschepen i.pv, eengeen tegenhiggers ip.v. een motorschip dat tegemoetkoùit
verlengde zijroeren aan sleepsohip
i.pv
Hizler roerenduweenheid met variabel toerental i.p.v konstant toerental,
De invloed van de eerste viji' randvoorwaarden zijn onderocht
12
-5, vergeliikin van het model met het Drototype
Invloed schaaleffekten en schernatiserin
Het onderzoek richt zich in hoofdzaak op de scheepsbeweginen
tijdens bet passeren. Met bet oo op de 'oetrouwbaarheid van de
proeven dienen de belangrijkste faktoren, waarvan de
scheeps-beweingen afhankelijk zijn op schaaleffekten beoordeeld te worden,
Deze faktoren zijn
a, retourstroom en waterspiegeldalin b. weerstand en voortstuwing
c, de roerwerking
de kracht in de sleeptros
bet polair traagheidsmornent van de schepen het gedrag van de stuurman
Retourstroom en waterspieeldaling
Uit voorgaande onderzoeken is bekend dat de retourstroom en waterspiegeldaling slechts in geringe siate aan schaaleflekten
onderhevi zijn (zie rapporten van het Waterloopkundig Laboratorium M726 de delen I en IV en M782 de delen I en II).
Weerstand en voortstuwing
De modelsohepen ondervinden eon relatief grotere weerstand dan in bet prototype. Voor dit onderzoek wordt de extra weerstand
gekompenseerd door de schroeven cen relatief te hoog toerental te geven9 waardoor de voortstuwingskracht juist zoveel groter wordt dat de schepen toch de gewenste sneiheid krijgen. Uit een speciaal hiervoor verricht schaaleffektenonderzoek, dat betrekking heeft
op de vaareigenschappen van een duweenheid in can kanaal, is niet ge'oleken dat hierdoor schaaleffekten van enige betekenis worden geintroduceerd (zie I782-IV).
13
-e. Roerwerking
Op de roerwerking van vrijvarende motorschepen met het roer
achter de schroef hebben schaaleffecten slechts een zeer geringe
invloed (zie R. Brard, "Ivianoeuvring of ships in deep water, shallow
water and in canals", b,N,A.M..
1951,
vol. 59 en ook M782-IV).Voorzover ens bekend, is de roerwerking van een sleepschip nog
nooit op schaaleffeoten onderzocht, zodat hierover niets bekond
is. Er wordt echter niet verwacht dat het schaaleffect in de roer-werking groot zal zijn. Bovendien hebben de huidige sleepschepen
zo'n verscheidenheid van roertypen en stuureigenschappen, dat een
eventueci schaaleffect binnen deze spreiding zal vallen.
Kracht in de sleeptros
Daar er meestal op moet worden gerekend dat de
scheeps-weerstand in het model relatief te groat is, zal ook de kracht in
de sleeptros relatief te groot zijn. Het slepende motorsohip kan
behulpzaam zijn bij het sturen van het sleepschip door de hock
tussen de sleeptros en de scheepsas van het sleepschip te variren.
De dwarsscheepse kracht die hiermee op het sleepsohip wordt
uit-geoefend zal dan cok relatief' te groot zijn. Verwacht mag worden dat dit schaaleffect slechts van zeer ondergeschikte betekenis is,
P.lair traagheidsmoment van de schepen
De lading van de modelschepen wordt in de duweenheid en het sleepsohip voor een belangrijke dccl gevormd door de modelroer-ganger. De gewichtsverdeling is niet za gelijkmatig als in het prototype, maar is meer geconcentreerd in. hot voor- en achterschip (zie b.v. fot 8). Het polaire traagheidsmoment zal daarom in het model relatief te groat zijn, waardoor de schepen in het
14
-f. Gedrag van de stuurman
De versohillen in bet gedrag tussen een modelstuurman en een praktijkstuurman zijn vrij groot en vereisen sen wat uitvoeriger beschouwing.
Globaal kan de functie van een stuurman worden gesplitst in
drie delen, te weten; het waarnemen van de scheepsbewegingen, bet vergelijken met de gewenste scheepsbeweging en het eventuele korrigeren van de scheepsbeweging. Het sturen in het model wordt voortdurend bemoeilijkt, omdat volgens de in bet model geldende
tijdschaal het waarnemen, beoordelen en eventuele bij. sturen jf
maal za snel moet verlopen als in het prototype. Bij het waarnemen
van de scheepsbewegingen het schatten van afstanderi, hoeken en
snelheden is de modelstuurman sterk in bet voordeel, omdat de afstand tussen de beide ogen, die hierbij van groot belang is, relatief te groot is. Tevens is hierbij van belang dat het oog van de stuurman zieh op relatief dezelfde hoogte bevindt en min of meer op relatief dezelfde afstand van de boeg van bet schip.
Het vergeiijken van de waargenomen met de gewenste scheepsbewegingen en het besluiten hoeveel most worden gekorrigeerd zal in het model en bet prototype ongeveer evenveel tijd kosten. Dus relatief gezien duurt dit in bet model te lang. Deze reactietijd is echter zo kort
dat dit weinig invioed zal hebben. Het korrigerend optreden, d.w.z,
het roergeven of het veranderen van het tocrental van de schroeven, stemt op bijna alle schepen goed overeen met de prakijk, Alleen op bet sieepschip is de bediening van de roeren zodanig dat de model-stuurman in korte tijd het roer van bet sleepschip een grete uit-slag kan geven, terwiji in werkeiijkheid bet geven van een roeruit-slag zeer veel in spanning vereist. De hoeksnelheid van bet roer is dan i 'a 2 graden per sekonde. Hiernaar is in bet model ook
gestreefd, Maar in sommige gevallen is deze wairde hager geweest. De sneiheid waarmee bet roer weer in bet middenstand wordt ge-bracht is in het prototype veci groter en van dezeifde orde van