TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TRANSPORTINRICHTINGENMEKELWEG 2 - DELFT TELEFOON 33222. TOESTEL 6631
RAPPORT NR
289BETREFFENDE.
Onderzoek raar d rij-eigenschaen
van meetwagen bij het Ned.
cheeps-bouwkundig Proefstaticn. OPDRACHTGE VER DATUM SAMENGESTELD DOOR GEZIEN GOEDGEKEURD U.D.C.
Prof. ir. G. Prins
februari 1969
1..3.J.M. Heyieyer
623.032.'4:625.2.O12.325:31,.78:629.12
Dit rapport bestaat uit 120 bladzijden en meg slechts woordelljk en n zijn geheel worden overgenomen voor reklame alleen na schriftelijke toesternrning. Aanvragen orn advies worden alleen behandeld op voorwearde. dat de aan-vrager aftand doct van jeder recht op aansprakelijkstelling terzake van de inhoud van het te geven of gegeven advies.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TRANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 ' BLAD Nr. i
Same njyat t ing.
Een
onderzoek is
ingesteld naar de oorzaken van het onbevredigend rijden vaneen.
s].eepwagen blj hetNe-derlandsch Scheepsbouw.kundlg Proefstatlon.
Daartoe zljn aan
tweesleepwagens een aantal metin-.
gen verricht, welke uitvoerig worden besczeven In
de bijiage van dit
rapport.Alle
aandacht Is
besteed aan het optredenvan dwars-.
krachten bij niet
gestuurde wielen.I
hoofdstuk 4 worden de verschijnselen
besproken,die zieh voordoen In het contactvlak tussen wiel en
rail, terijl in hoofdetuk 5 wordt onderzocht of
hetniogelijk 18 een wielloopvlak van
een materlaalniet een
relatief lageelasticitelternodulus toe te
passen orn daarinee de optredende dwarskracht
te ve.r-.minderen.
Tot slot
worden enigebeschouvzirigen gewijd aan de
recoristructie van de aandrijving van
de hogesnel-.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 2
I NHOUDSOPGAVE
MEKELWEG 2 DELFI
Biz.
Saine nvat t Ing
i
Inhoudsopgav e
2Symbolen en afkortirigen
3Afsehrift van de opdracht
4Literatuuropgave en personenlijst
5Rapport:
I Inleiding 6
1.]..
Het Nederlandech Scheepsbouwkundig Proef
sta-tion
61.1.1. Sleeptanks
1.1.2. Sleepwagens 7
1.1.3. Metingen san scheeps.. en schroefrnodellen 1].
1.2. Het onderzoek
12
1.2.1. Aanleiding tot het onderzoek
121.2.2. Pactoren die de rijkwaiiteiten van de
sleepwagen. be!nvloeden
14
2.Metingen
162.1. Overzlcht van de uitgevoerde metingen
162.2. Bespreking van de
metingen
163.Het wie]. zonder dwarskracht
223.1. Inleiding
22
3.2. .Actief sturen
22
3.3. Pasjef 8turen
233.4. De dwarsbeweging van een wie].
zonder dwars..kracht
293.4.1. Het sectoreri wie].
30
3.4.2. Het wiel op elastische
blokken
31
3.4.3. Het wie]. met een elastisch loopvialç
31
4.Vervorwingen in het conta.ctv].ak tussen wie].
en rail
33
4.1. InleidIng
4.2. De slip van twee op elkaar rollende
wielenniet
de assen evenwij dig
35
4.3. Vervorrn.lngen veroorzaakt door alleen de nor..
maalkracht N
36
4.4. Vei-vormingen ontstaan door eeri tangentiale
-kracht T
36
4.5. Vervormlngen en dwarsbeweging veroorzaakt door
een dwarskracht D
40
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 2a
Blz.
5. die1loopvlak met een lage E-.modulus
455.1. Prob].eemstelling
455.2. Vulkollan
455.3. Silentex
475.4. Een urubber geveerd
wie].
48
6. Resultaten van het onderzoek
516.1. Meetresultaten
516.2. Resultaten van het onderzoek naar sen meer
elastisch wlel].00pvlak
556.3. Besehouwingen betreffende een nleuw te
bou-wen sleepwagen
567. Reconstructie van de aandrijving van de hogesnel...
heidswagen
597.1. Iri].eldlng
7.2. Ontwerp 1
617,3. Ontwerp II
617.4. Ontwerp 1.11
62Bij1aje:
1. Versñellingsmetirigen aan de binnenvaarttankiagen
641.1. Probleemstelling
641.2. Beschrijving van de bïnnenvaarttankwagen
641.3. Beschrijving van de versneliingsmeting.
641.4. Gebruikte apparatuur
641.5. Keuze van het filter
64i.e. Het ijken van de Stathaversnel1lngsopnenier
661.7. Het liken van de Sefram..scbrljver
661.8. Meetreeultaten
671.9. Beapreking van de meetresultaten
691.10 Conclus le
70
1.10.1 Nabeschouwlng
7].2. Schrankproef
723. Ligizer..rotatlenieting
744. Meting doorbuiglng van de rails
755. Leith1e1krachtinet1ng
775.1. Beschrljving hogesnelheidswagen..
775.2. Gebruikte apparatuur
775.t. De metIng
775.5. Coriclusje
.786. Dvarskrachtmeting
796.].. Plaats van de rekstrookjes
80
MEKELWEG 2 DELFT
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TRANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 2b
hiz.
6.3. Het ijken van de rekstrookjes op de
koker-ba].ken 83
6.4. Uitvoering van de meting 87
6.5. Conciusie van de dwarskrachtmeting 90
Onderzoek near de
oorzaak van het stoorsignaal
91Leidwielkrachtmeting' met diverse. veren en de
rail-kopbreedte-meting 92
8.1. Kopbreedtemeting
aan de leidral]. 93Metingen van
railafvïijkingen in y'-richting
97Meting van de wie1drukvariaties (s) 98
10.1. De meting
9810.2. Berekening van de rek t.g.v. s 99
10.3. Vaarnemingen loo 10.4. Conduele 103
Railhoogteiueting
104
11.1. De railhoogte-nieter 104 11.2. Vaarnemingen 106 11.3. Conclude 108Meting van de krachtpuntverplaatsing van de
statische wieldruk 109
12.1. De meting van .Mk 110
12.2. 7aarnemingen 110
12.3. l3espreking van de waarnemingen 111
12.4. Berekenlng van de maximale verpiastsing
van het drukpunt van de statische wieldruk 112
12.5. Conclusle
112
Waarnemingen
Ï13
Technische gegevens van Silentex
119
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TJANSPORTINRICHTINGEN RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 3 Symbolen en afkortingen. o" 0(4,' b /3 ¿Y C D cSo E E e e E; F,Pt ,P h I i K M N p q R S Sel gl S B T z-U u V V u) wo z graad II lt It t' cm graad II kgf/m gf obm I' volt kg f/cm2 volt cm kgf cm Amp kgf kgfm kgf mm kgí' o bin Il mm kgf kgf a kgf rn/sea rn/sec räd/sec rad/sec mm schrankhoek
schrankhoek tussen rail en loopvlakring constante schrankhoek
veranderende schrankhoek momentane schrankhoek
ro tat le-hoek
effect leve loopviakbreedte
kant elho ek dz lfthoek
st ijfheidsfactor
dwar skra cht
weerstandsverschil
weerstandsverschil in een dunimle
brug spann Ing
elastic iteitsinodulus spanning
ulterste vezelafetand
r ek
kracht
verplaat sing
horizontaal
traagheidsmoment stroomsterkte kracht moment normaalkracht/w jeidruk b enut t ingsgraadaf stand tussen lelô.wielhart en
ralihart-kracht
lun.
indrukking van de leidwielveer
weerstand si Ip elastische slip glij slip max. amplitude wleldrukváriat le tangentiale kracht tljdconstante
kracht In het contactvlak In wiliekeurl.. ge richting omtreks sneihe Id
wrijv ingscoef.
sneiheid verplaateing vertikaal hoeksnelheld e Igenfrequent le verp].aatsing afkort ingen: L leidwiel W : loopwielN.S.P. : Nederlandech Scheepsbouwkundig Proef station B.T...wagen blnnenvaarttankwagen
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRÌCHTINGEN.
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 4
OPDRACHT
Betr.: TrIllingen in m.eetwagens N.S.P.
Het Nederlandech Scheepsbouwkundig Proefetatlon te
Wagenin-gen heef t een aantal sleepwaWagenin-gens In bedrijf, waarvan de loop-eigenec1'appen onbevredigend zljn.
Ten gevolge hiervan ontstaan trillingen en le cok de
snel-heldsregellng niet altij,d goed te rea].lsren.
Deze opdracht zal een In hoofd.zaak praktisch georienteerd
onderzoek dienen te omvatten naar de oorzaak van de
optre-dende afwljkinen en za]. aanwijzln.gen moeten geveri tot ver.. beteringen.
Gevraagd wordt:
- ste]. een llteratuuronderzoek In naar de verschljnselen die
het onrustig lopen van Wagens kunnen veroorzaken; hiertoe
behoort cok het raadplegen van deskundigen, die met soort.. gelijke problemen hebben te maken;
geefeen diepgaande analyse van alle factoren, die de
loopeigenschappen van de meetwagens be!nvloeden;
- geef een kritische beechouwing van de door het N.S.F.,
ter correctie van de ].00pelgenschappen, toegepaste meet-..
methoden en geef, Indien hlertoe aanleidlng bestaat, voorstellen tot verbetering.
verricht a]. die metingen die nodig zljn orn de optredende
verschijnselen nader te onderzoeken; tracht daarblj zovee].
mogelljk de lnvloed van de afzonderlijke factoren te
be-palen;
geef de resultaten van de metingen duidelijk en overzic
telijk weer en trek daarult de conc].usies.
stel een staat van eisen op waaraan een s].eepwagen dient
te voldoen, zowel uit meettechnisch als uit conetructief
oogpunt gezien (dit laatste met betrekking tot de staal.. constructie, de. loopwielconstructle en -ondersteuning, de zeleidIng, de aandrijving, de bestu.ring en de rails met ondersteuning.
- geef voorstellen tot verbetering van de construct le en werk deze nader ui-t.
Het bovenstaande dient slechts als richtlijn, volgorde en indeling kunnen bij de ometandigheden worden aangepast, cok een meer theoretische aanpak van
een
of meer deelprobienien is niet ultgesioten, indien dit in de loop van het onder..zoek nuttig b].ijkt. Indien bu de metingen niet van
be-staande apparatuur gebruik kan worden gemaakt, dient een
ontwerp van de gewenste apparatuur te
worden gemaakt.
Steeds dienen de eigenschappen van de gebruikte apparatuur zowel als van de hiermede
verkregen
metingen nauwkeurlg te wordengeanalyseerd.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 4,a
Het versiag ai in belmopte vorm een heider en systematiech
overzicht dienen te geven van de toegepaste werkvijzen, van
de conciusie
en van de
voorstelien. De .iitwerking van deverschil].ende onderzoeklngen dient te
worden ondergebracht
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr5
Ljteratuur,
H.Hser: Laufstabj1jtt und Fahrtviderstnde eines
Lauf-krans bei verschiedenen Laufradarten,
Disser-tation TH Braunschweig 1954.J. Billich: Die Se1tenkrfte bei Laufkranfahierken, Fordern und Heben 14 (1964), S. 163/172.
W. Leven: Die Reibung zwischen Rad und
Schiene, Org. f.d. Fortschr. d. Eisenb.-wes. 96, (1941)11. 21, S. 333-346, H. 22, S. 349-359.
P.T.Barwefl: Einige Ergebnisse iber Reibung und
Ver-sch].eiss unter besonderer Bezugnahme auf die
Reibzahl zwischen Rad und Schiene, Glas. Ann.8]. (1957), S. 25-36.
M.Schef f 1er: Umfangskfte an den Laufrdern eines
Stat-nfahrwerks mit
Einzèlantrieben,
Hebezauge undFordermittel 4
(1964),s.
375/77.J.]. Kalker:Djssertatje4 On the rolling contact of two
elastic
bodies
inthe
presence of dry friction.F.G. van Zijp: De rustige loop van draaistellen voor
spoorweginaterisel V .M.F.-mededel
ingen
D.I. no. 10. 1959.
H.J.C.M. Dtsch: Het schranken MJ
ioopkranen. Rapportno. C 16 van de Afdellng Transporttechniek.
Ir. C.P. Eelzer:. Laboratoriwn voor Voertuigtechniek,
Mekeiweg 2,
De].ft.K.raayenbrink:
Kunststoffeninstituut T.N.O., Schoerunakers..straat 97, De].f t.
Knes: Ned. Kabelfabriek N.y. , Schleweg 9, De].ft.
Prof. dr. jr. A.J. Wi].dschut: Afdeling der
wegen
waterbou-wkunde, Oostplantsoen 25, Deift.
Schoeyunaker: Pjna Adam, Buitenviatersloot 317, De].Í't. : Machinefabiek Bierene, Ti].burg.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN ThAÑSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr.5a
Met onderstaande personen zijn gesprekken gevoerd i.v.m.
het onderzoek,
E. Baas: Laboratoriwn voor
Scheepsbouwkunde,
Mekelvzeg 2,LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 6
i.
Inieidlng.
1.1. Ret Nederiandsch'Scbeeixsbuw)u±4ig.. 'Proefztatian.
RetNeder1andoc
Scheepsbouwkundlg Proefetation ( N.S.P. )
te Vageningen, Internatlonaal bekend als N.S.M.]3.
( Nether..
lands Ship Model Basin ), is In 1929 ontstaan uit een sa-.
menwerking tussen de Staat der Nederlanden eñ een combi-.
natie van vier grote rederijèn.
Het proefetation heeft tot doel het ontwikkei.en van sehe..
pen, echroeven en roeren met optimale afmetingen, of
meer algemeen de ontwikkelthg van elk varend of drljvend
object niet hydrodynainisch verantwoorde eigenschappen.
Dit doel wordt, behaive door zuiver wetenschappelijk
onderzoek, voornamelijk bereikt door het ultvoeren van
proeven aan schaalniodellen en de analyse van de resulta..
ten daarvan.
0fchoon de theorie van de voortatuwing grote vooruitgang
heeft geboekt zedurende de laatete twee decennia, blljft
eon empirisch onderzoek aan 8chaalmodellen vereist voor
een snelle en concrete beantwoording van vragen vn de
industrie.
Voor het onderzoek aan de schaalmodellen
van schepen laat
men deze varen in een
kanaalvorinige tank;eon
sieeptank.Het echeepsznodel wordt daarbij begeleld door
een sleep-.
wagen, van waaraf de waarnemingen aan het model worden
gedaan. In vijf verschillende sleeptariks kan men diverse
proeven doen san allerlei scheepetypen, terwijl voor de
ontvzlkkeling
van scheepsacbroeven twee cavitat letunnels
gebruIkt worden. Speolaal
het verschijnsel van cavitatie
aan een scheepasebroef wordt hierin beetudeerd.
De scheepamodellen van paraffinewas of van hout en de
schroefmodellen worden in eigen modelmakerijen gemaakt.
Het
Proefetatlon, waar ca 300niensen Werken, bevat onder-.
meer nogtekeitkaTnera,een Instrwnentmakerij., afdelingen
voor service en ontwikkeling van apparatuur op het gebied
van de meet- en
regeltechniek,
electronica en sterkstroom,een rekericentruin en
een bibliotheek.1.1.1. Sleei,tanke.
Er zijn in de loop van de jaren, sinds de oprichting
van
het N.S.P. vijf eleeptanks gebouwd, elk met versehillende
mogelijkheden, te veten: een
diepwatertank, een hogesnel-.heldetank, een binnenvaarttank, een zeegangstank
en een
golf stromingetank.
D
naam van de tank geeft al enigszlne aan het soort proe..
ven welke in de tank gedaan kunnen worden.
L -
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGENRAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 7
Hoofdafrnetjngen van de tanks.
De diepwatertank heeft een ].engte van 252 in, een breedte
van 10,5m, een diepte van 5,5
inen is daarniee de tank
met de grootete. waterinhoud.
De hogeenelheidstank met een lengte van 212 in, een breedte
van
inen oen diepte van 4
inis voor het doen van
exeri-meriten met hoge sneiheden. In deze tank kunrien golven wor..
den opgewekt
d.rn.v. eengolfopwekker.
De bftjenvaarttank is speelaal gebouwd voor hat beproeven
van binnenvaartschepen en b.v. duwbakcozabinaties. Deze
tank is 212
inlang, 15,75
inbreed en 1,20
indiep.
De zeegangstank heeí't de volgende afmetingen: lengte 100 in,
breedte 24,5
inen een waterdiepte van 2,5 in.
Hetbassin
is in breedterichting in drie delen gedeeld nl. een gedeel..
te waarin de golven worden opgewekt, eenmeetgedeelte en
een gedeelte waarin
hetstrand voor het deinpen van de gol..
ven is aangebracht. De golven kan men varieren in richting,
hoogte en lengte. Hiermee kan een zeegang op zeer realiz-.
tische wijze worden nagebootst.
Als laatete
is gebouwd de golfetromingetank (1964).Deze
tank, die 60 m lang en 40
inbreed is, heeft een geringe
waterdiepte van rnaximaal 1,2 in. Men kan niet alleen gol-.
ven in
elke gewenste richting opekken, maar ook hat va..
ter laten stromen. Hierin worden kleinere schaalmodellen
beproefd, die men radiografiseb bestuurd kan laten rond
varen. Ret manoivreren van achepen In b.v. een haven onder
moeilijke omstandigheden, ala goifslag,
stroming en wind,kan in deze tank gesimuleerd worden.
1.1.2? S1eewágen8.
Boyen de vier eerstgenoemde tanks rijden aleepwagens. Daze
dienen orn waarnemingen aan het scheepamodel t.e
kunnen doen,tijdens de voortgang van het model door het water. Er zijn
proeven, waarbij het model geeleept wordt, maar het'komt
vakei'.
. voor,
dat het model zieh zeif voortstuwt en dan
zal de wagen het model alleen begeleiden (sturen). De
wa-gen rijdt over rails, die op de lange zijden van de tank
liggen. De afmetingen van de wagen worden dus hoofdzakelijk
bepaald door de breedte van de tank.
Hier voigt nu een kort.e besch.rijving van de wagens, waar-.
aan in verband met dit onderzóek metingen z.ijn verricht nl:
de binnenvaarttankwagen en de
hogesneiheidawagen.De bjyinenvaarttankiaen, (B.T..wagen)
Het friìne. De wagen bestaat uit een rechthoekig frame met.
uitvendlge afmetingen van 14,5
inx 17,25 in, en Is
L
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGENRAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 8
die de tank overspannen en twee langsllggers, breed 1,10 m, en hoog .1,60 m, die de emden van de hoofdliggers
ver-binden ( fig. i.).
De liggèrs hebben een vakwerkconstructie.De open ruimte, die ontstaat binnen de vier liggers, wordt
in 1engter1ching van de tank overspnnen
dooreen meet.brug
zowel rtikaal als zijwarts verstelbaar Is, en
beyes..
tigd. Is aan de hoofdliggers. Op de meetbrug staan opgestel4
de meetapparatuur voor de waarnemthgeh aan de modellen en de bedIenInsapparatuur van de wagen.
RAIL.
f R.LICI4rIIIG
I LEIDRAIL
+
o-b
*14
De wagen wordt ondersteund door vier wielen. De kussen
-blokken, waarin de wielassen draalen, zijn zonder enkele
vorm van vering of dexnping direct op de balken
van het
frame gemonteerd. De
wagen
word.t op de rails gehouden doorvier horizontale leidwielen, die lopen op de flanken
van
en rail, de
leId.raIl.Loopwielen: diem.
1400
iimi, breedte 65imn.Lei.dwlelen: dIem. 240 , breedte 30 .
Aandrii,viri.1k wiel wordt aangedreven door
een
electro-motor, met als vertraging
een wormwielkast.(
1=22). Tussen wormwielas en loopwielas: bevindt zich een cardnkoppeling.Gegevens.
electromotoren:Pabrlka:at: Smit Siikkerveer.
Type 6-24/12 no. 47102
110 volt 134 Amp.
17 Pic. 12,5 Kw.
Gelijkstroom
shuntachakeling,Bekrachtiging 220 volt
1,1 Amp.
Fig. i. Schema B.T.-wagen.O.= HOOFDLIcE&.
b: L.ANCZL!CCE&
C.I'lEErBAu&
MEKELWEG 2 DELFTle
+
a.
b CRemmen. Het remen kan geschieden elecbrisch met behuip
van de electroinotoren en mechanisch door middel van
pneumatisch bediende reias].off en op de loopwielen. Aan
het einde van de tank ligt een reinrai]., die de wagen moet kunnien
afreminen blj het nj den met de, hoogete sneiheden. De
rerail is een echuinoplopende binnenrail, waar de wagen
met remsioffen oploopt. Op deze wijze wordt een zeer korte
reeg verkregen, omdat de rolbeweging wordt veranderd In
een glljbeweglng met grote.wnijving. Deze methode
voor-kont besohadiging aan loopwiel en rail bIj enel afreniinen.
Gegevens.
Gewicht van de totale
Max. wieldruk
Max. sneiheid
Max. verenelling
Max. ventraging
Rails.Type: zwaarste spoorweg-prouiel met een kopbreedte
van 65 n
nabewerking. De loopvlakken van beide rails
en de flanken van de leidrail zljn viak geschaafd.
Lengte ralistuk
¡9500
.
Afstand. .railondersteunirig
:4'90 r.
Hoçzesnelheidswagen(H.S._wagen.)
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr.9
wagen.
52000 kgf.
15000 kgf.
4fl2/sec.
:0,5 rn/sec.
:l,25:m/sec
O: WDOFtlICEsQb:
¿.4w..sLICGEA. C.: MEEr6RL/Gd :
,IEErPLATFORMFig. 2. Schema R1S.-wagen.
oxoo
5o
#.J= LOOPWIE.L 1- =LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 10
Frame. De wagen bestaat uit. een rechthoekig frame met
uI1tvendige
afmetingen van 6,70 x 4,80 ra, waardoor een open
ruimte van 4,30 x 3,30 m omzloten wordt
( fig. 2.).
Het frame is opgebouwd uit twee hoofdliggere, die de tank
overspannen en twee langsliggers, die de emden van deze
hoofdliggers verbinden. De vakwerkcoristructie bestaat uit
kokerproflelen en heef t een hoogte van 2,50 ra.
De genoerade open ruimte wrdt in lengterichting van de
tank overspannen door een meetbrug, die verstelbaar is in
hoogte en bevestigd is aan de
hoofdllggers.De meetbrug la eenvoudig te.vervangen door een andere brug,
waarin een oscillator Is gebouwd. Aan weerszlj den van de
meetbrug bevindt zieh een meetbordes.
Wielen. Het wagenframe wordt ondersteund door 4 wielen, en
wordt op de rail izehouden door vier leidwielen, waarvan
er twee
( L2 en L3 )
star op het frame zljn bevestigd en
twee
(Li en L;-4 ) door middel van een
veer op de flank van
de leidráil wordgedrukt. De loopwielen hebben geharde
en geelepen loopvlakken en zljn vervaardigd uit gietstaal.
Loopwielen: diam.
1000 mmbreedte
70
.
Leidwielen: diam,
200
,bréedte
35
.
Aandrjj.yjr,, Elk loopwiel wordt afzonderlijk aangedreven
door een electromotor. Een rondsel op de motoras grljpt in
een tandkrans op het wiel, met een reductie van 1=8,3.
Gegevens electrornotoren:
Fabrikaat:
it Slikkerveer,
Type: G 27/16
no. l-5348..1A
140 volt
350 Amp.
56.5 Pk.
41,5 Kw.
2000 0mw/min.
Gelijkstroom ..shuntschakeling,
Vreemd bekrachtlgd
40 volt
11,5 Amp.
Reimnen, Luchtdrukreinmen zorgen voor een vertraging van
2 m/sec
met een totale remkracht van 3000 kgf verdeeld
over 4 reinachoenen, twee aan elke zijde van de wagen, die
de zljkanten van de railkop grijpen. Cok op de
electro-motoren kan worden afgerernd.
Gesiev ens.
Tanklengte: 214m,
Nuttige tanklen,gte:
Max, sneiheld
Max. versnelllng
:Max. vertraging
180 ra,
12,5 in/sec,
1,5
m/se,
2in/sed.
Gewicht van de wagen : 16000 kgf.
Max. wieldruk
:4800 kgf.
MEKEIWEG 2 DELFT
BIj max. verenelling
sneiheid en vertraging zljn:
aanloopweg :
52 ra8,35 sec.)
meetweg
: 81 ra(6,5
sec.)
L_ -
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGENRAPPORT Nr. 289
BLAD Nr. ii
Wlndweerstand
ca. 8Ö kgf.
Modeiweerstand
ca. 60 kgf.
Roiweerstand
ca. 40 kgí'.
Ralle.
Profiel IP 46; het zwaarste spoorwegprof
lei
xiet een
kopbreedte van 70
na bewerking. De loopvlakken van
beide rails en de flanken van de leidrall zijn viak
ge
schaafd.
Lengte van een rallztuk :
9785
.
Afetand railondersteunlng: 515
.
De ligging van de rail bepaa].t in belangrijke
mate de
rijelgenachappen van de wagen. Daarom la het noodzakelijk,
dat de rail goed ugt en indien nodig
00k
bijgesteld kan
worden. Piguur 3 toont een schema
van de railondersteuning
en de verstel.moge.lijkheden. Met behuip van de bouten kan
de rail In elke gewenste richting worden
gesteld.
+
m
UM
mii
-Ip-
nAIfrÄ
L11
DOOR$wf.DE.40'm'?vz
VE &S P&OÑ C.5 WPig. 3. Schema ra
ilonder8teuning.1.l.3.Metjngen aan acheeps-en
achroefmodellen.Metingen aan de acheepa.. eu
schroefuiodeiien ziju zeer
uiteen1operd van aard. Enicele van de meest
voorkomende
proeven worden hieronder in het kort beschreven.
De weerstandsproef. Hierbij wordt
e weeretand gemeten,
die hét vaartuig met aanhangseis
tljdens het varen blj
verschlilende sneiheden ondervindt.
Aanhangsels van
schepen zijn b.v. asbroeken, aedragers,
roeren, straal..
buizen, kimkielen
]. .2.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 12
en het moment aan de achroefas geineten met behuip van
een dynaxnometer bij verschillende :snelheden èn
d.iep.-gangen ( onbelast en belast ).
De "vrijvarende
proef. Dit is een proef orn de eigen
schappen van een schroef in een karakterlstiek vast te
leggen. 0m de invloed van ht schip te vermijden, wordt de
echroef aan een lange as v6or een standaard scheepaìnodel
gemonteerd.
De
nuvrproef. Het bepalen van de wendbaarheld van
een scMp.en het effect van een roer of andere aanhangsels.
Het bepalen van de tijd waarin een schip kan worden
afgereind.
De stabilisatie-proef. Hiez'bij worden gemeten de zes
be-wegingsmogelijkheden van eeri schip niet de daarbij optre..
deride krachten, sneiheden en versneilingen.
De scheepstermen voor de zes bewegingen van een schip sijn:
schrikken, verzetten en dmpen voár transiáties in resp.
1egterichting, dwareichting en loodrechte richting en
s].ingeren, stampen en gieren voor rotaties orn resp. de
lengte-as, de dwars..ae en de vertikale as door hét
zwarte-punt van het schip.
Voor het meten van de slingerbeweging en de stampbeweging
wordt gebruik gem.aakt vari een vértikale.gyroscoop.
Het onderzoek.
1.2.1. Aanlejdjng tot het onderzoe],.
De aanleidirig tot dit onderzoek is geweest het onbevre-.
digerid lopen van de hogesne'lheidswagen. De term
tonbe-vredigend
lopenu kan men vanuit twee verschillende
standpunten benaderen:
Het meten sari het scheepsmodel. Sneiheidevariaties en
trillingen van de wagen atoren of verstoren de inetingen,
Het bedienen van de wagen en het onderhouden van de
wagen en de rail. Trillingen en stoten van de wagen
ervaart het bedienend personeel als onaangenaam. Een
rustig lopende wagen geef t een gevoel van velligheid.
Het steeds opnieuw moeten instellen van de wielen, de
tandlngrijping en de rail kost veel moelte èn tïjd.
ad.a. Bij het meten san de scheepsmodellen bestaat het
onbevredigend lopen uit het trillen en stoten van de wagen
en de sneTheidsveranderingen tijdens het doorlopen van de
meetweg.
Bij de zogenaamde loavarende proeven zijn bovengenoemde
bezwaren niet zo nadelig als bij de mechanisch gekoppelde
proeven.
Een loavarende proef,
ia een proef waarbij het model
geen of bijna geen contact heeft met de wagen. Het model
MEKELWEG 2 DELFTLABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TRANSPORTINRICHIINOEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 13
heeft een eigen voortstuwing of wordt voortgetrokken door
een systeem, dat los van de wagen gedacht kan worden.
Het systeem is een soort balans, waarmee
snelheidsverschil-len tussen wagen en model kunnen worden gecompenseerd.
Blj mechanisch gekoppelde proeven is het scheepsmodel
aan de wagen gekoppeld met b.v. een meetarie. voor positie
bepaling. De meetarm is met rekstrookjes beplakt,om de
krachten, die hot model op de meetarm uitoefent te kunnen
bepalen. Trillingen van de wagen kunnen de meetarm in
beweging brengen en daardoor de meting storen. In welke
mate deze storing hinderlijk is bangt geheel af van de
ometandigheden zoals b.v. de elgenfrequentie van de
meet-arm, de sterkte van het te meten signaal, de mogelijkheid
orn het stoorsignaal weg te filteren, enz.
Tot nu toe worden de metingen zo goed mogelijk aan de be
staande toestand aangepast. Dit betekent een beperking van
de meetmogelljkheden en het zal duidelljk zijn, dat als de
wagen trillinsvrij loopt, er meer en beter gemeten kan
worden.
Snelheidsveranderingen zijn ook storend. Vrijwel alle
proeven möeten worden uit evoerd blj een constante snel-.
held. De sneiheid wordt als en constante in de bewerking
van de meetegevens openomen. Ben snelheids-afwijklng
van enkele procenten over de gehele meetweg is vanuit
dit gezlchtspunt acceptabel.
Snelle snelheidsveranderingen, aihoewel enkele procenten,
kunnen grote versnellingen zijn met als gevoig grote
ma s s akr achten.
Deze mas3akrachten zijn storend bij weerstândsmetingen,
voortstuwinsmet1ngen en positlemetingen. De grootte
van de massakracht is niet alleen afhankelljk van de
versnelling, maar ook van de massa van het scheepernodel. 0m de
orde van grootte aan te geven voigt hier een rekenvoorbeeld:
Massa van het scheepsniodel is 2000 kf.
Wrijving van het model in het water Is
: 10 kgf.
Stel, dat de versnellingskrachten kleiner
jrioeten zijn
dan .5 kgf=50 N.
K=m.a. De versnellingen raogen dan
niet groter worden dan
50/2000=0,025 rn/sec2.
ad. b. Hot onbevredigend lopen betreffende de ervaringen
van het bedienend personee]. bestaat uit het trillen en het
stoten van de wagen en het ree1m.tlg opnleuw moeten
ultrichten van wielen, tandingriJping en rail.
De zeer stijve constructie van de wagen rust ongeveerd op
de wielassen. Gehardegletijzeren wielen lopen over stalen
rails. Zeer kleine oneffenheden van 0,1
worden, als
de wielen erover rollen,ervaren als stoten. Degeheel
'
gelaste constructie heeft geen dempende werking everimin
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 14
De aandrijving van de vielen geschiedt door middel
van
rondsel en tandkrans.
De tand.krans la aan het wie],
be-vestigd; het rondsel Is op het ver].engde van de
electro-motoras gekronipen. Het uitlijnen van rondsel
en tandkransen
het instellen van de tandapeling is uiterst last 1g,
door-dat de motor
ondersteboven aan het wagenfraine is
gemon-teerd. Het loasen van de fund.atiebouten van de motor heeft
direct een verplaatsing van de rondselas tot gevoig.
Daarbij koint nog, dat de motoras onder belasting
aanien4ijk
vervormt., hetgeen uit eerder gedane metirigen Is gebleken.
Dientengevolge is de tandingrijping siecht.
wattijdens
het nj den, gebrom en tnillingen veroorzaakt.
De
wagen wordt met horizontale leidwielen op de rai].
ge-houden. De oorspronkelljke leidwielconstructies b].eken
te zwak te zljn en werden vervangen door sterkere..
Hier-uit kan men afleiden, dat tijdens het rljden grote
dwara-krachten ontstaan, of' met andere woordnCdAtde.wagen.een
sterke neldng heeft te ontsporen.
Doorhet uitlijnen
of richten van de wle].en hoopte men de dwarskrachten te
verminderen,
Na enite tijd b].eek dan, dat de wielen
weerontateld waren.
Men verklaart dit als voigt.
De wagenbestaat geheel uit
een gelaste conetructfe, zodat in-wendige épanningen In de
conatructie mogelijk zijn. Door de dynamische krachten
C
stoten) tijciens het nljden zouden de inwendle
spanningen
afnemen en zodoends de wagen vervonnien
en de wielen
ont-steilen.
Voor het ultlijnen van de wielen wordt een stalen draad
honizontaal en evenwijdig aan de wagen
op eon hoogte van
de wielasseri gespannen. Tussen de draad
en hot wie].vlak
wordt op twee plaatsen de afatand gemeten
en zonoditz wordt
de stand van het wie]. gecornigeerd. De al' stand vrordt
geineten met een meetstift. Het bezwaar
van een stalen
draad als referentielljri is het felt, dat deze onder
de
druk van de meetstift ultbuigt. 0m contact tussen meetstlft
en meetdraad te kunnen constateren, zonder druk op de
draad uit te oefenen zijn beide
opgenomen In een
elec-tnj.sch circuit, Zodra contact gemaakt wordt tussen
meet-draad en meetstlft gaat eenlampje branden. Deze
meet-.
methode voor het ultlijnen van de vielen kost veel
tijd
en vereist veel ervaring.
1.2.2. Factoren, dIe de rïjkwaliteiten van de
wagen be!nvloeden.
Factoren, die de nljkwaiiteiten van de
wagen benvloeden
worden In de volgende systemen ingedeeld.
4e rail en de railond.ersteuning,
het wie]. en de wielophanging,
de aandrljving,
de constructie van de wagen,
de gelelding.
L
LABORATORIUM VOOR I-1 EFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGENRAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 15
ad. 1. De rail en de railondersteunin.
- iiging van de rail,
- gelijkvormigheid. van de doorsnede, - materiaaleigenschappen,
- wljze van ondersteuning; continu of discontinu, - kwaliteit van de raillassén.
ad.2. Het wiel en de wielophanging.
- stand van het wie]. t.o.v. de rail; met of zonder schrank.-hoek, loodrecht of gekanteld,
- afmetingen van het wie].; diameter, 'oreedte, rondheid,
vorm van het
].00pv].ak,
gelijkvormlgheld van de wielenonderling,
- materiaal van het wie]. en het loopv].ak,
- elasticiteit van het wiel, het loopvlak en de
wielop-hanging.
ad. 3. De aandrijving
- aantal aangedreven wielen,
gelijkvormigheid in motorkarakteristieken,
- speling in het aandrijfrnechanisme; osci].].atìe in combi-natie met de regeling,
- verschil].en in onderlirige wieldruk, de e].ectronische regeling.
ad. 4. De constructie van de wagen.
- afmetirigen; verhouding van radstand en ralibreedte,
- stijfheid van de constructie; eigenfrequentie,
demping van de constructie, gewicht en gewichtsverdeling. ad. 5. Geleiding van de wagen. - santal leidwielen,
- afmetingen,
plaats van de leidwielen,
- speling of voorspanning tussen leidwie]. en rai].fiank,
- elasticiteit van de leidwielconstructie, - materlaal van het leidwiel.
Vele van deze factoren zijn gedurende het onderzaek aan
de orde gekomen. Het is niet mogelijk orn van elke factor aÍ'zonderlijk de lnv].oed op de rijeigenschappen te bepalen. Het is een samenwerkend geheel. Verandering van een
be.-paalde factor beinvloedt oak de eigenschappen of gedra.-
-gingen van de andere factoren.
Bij dit onderzoek is voora. aandacht besteed aan de
sy-stemen van wie]. en wielophanging, rail en
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 16
verricht aan het systeem van de aandrijvlrìg. Dit systeem
kan men eplitsen in een mechanisch ge.deeite( transmissie en koppelirigen), een electriech gedeelte (electromotoren,
besturing en voeding) en een electroniech gedeelte
(elec-tronische regeling).
Wat het mechanische gedeelte betreft. worden in hoofdstuk
7 veranderingen voorgesteld, die gebaseerd. zljn op de
resultaten van dit onderzoek. He.t electrlsche en
electro-nische gedeelte valt buiten dit onderzoek.
2. Metlngen.
2,1. Overzlcht van de uitevöerde metingen.
Het nuìer achter elke meting verwijst naar een bladzljde
van de bijiage, waar de meting uitvoex'lg wordt besproken.
Metingen aan de binnerivaarttankwagen (B.T.wagen).
Blz.
Versnelllngsmetlngen. 64
Schrankproef. 72
Llggerrotatle-.metlng 74
Meting doorbuiging van de rails 75
Metingen aan hogesnelheldstankwaen (H.S.-wagen).
5.Leldwie].krachtmetlng 77
arskrachtmeting aan een loopwiel 7
Leidwie1'achtmetlng met diverse veren in de
leidwielconstruct le 92
Ra.i1kopbreedtemetlng 93
Metingenvan rallafwljkingen in y-richtlng 97
Metingen van wleldrukvarlatles 98
Rallhoogtemeting 104
Meting van de krachtpuntverp].aatslng van de
statische wleldruk 109
2.2. Bespreklng van de metingen.
De metingen 1 t/m 12 zljn uitgevoerd lnde volgorde zoals ze In het overzicht aljn opgenomen. De voigorde
van de met ingeri Is niet' uitgevoerd volgens een tevoren
opgesteld plan. Een bepaald facet Tan een meting, b.v.
een stoorsignaai , gaf aanleldlng tot het doen van ¿en
of meer andere metingen.
De eerste vier metingen werden aan de B.T.-wagen verricht,
omdat de H.S..-wagen in die periode bulten bedrijf was.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEÑ EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 89 BLAD Nr. 17
Versnellinsmet1ngen aan B.T.wagen.
Deze meting heeí't tot doel de snelhe.idsvariaties in rij
richtinir te bepalen. Snelheidsvariatie in rijrichting is
ee.n van de hinderlijke factoren, die bij metiriren aan
scheepsmodellen optreden. De meting werd. uitgevoerd met
eeri veranellingsopnemer. Blj de meting is gebleken, dat
diverse stoorsigna].en groter waren, dan het gewenste
signaal van de snelheidsvariatie. Het is dan ook niet
gelukt de snelheldsvariaties in rijrichtin.g te bepalen.
0m de oorsprong van de stoorsignalen te kunnen vaststellen
werden trillinzsrnetlngen gedaan op vier punten van de
wazen in de drie coordinaatrichtingen, een schrankproef,
een liggerrotatie..meting en een meting orn de doorzakklng
van de rail te bepalen.
Schrankproef aan B.T.-waen.
Met deze schrankproef werd bepaald de stijfheid van de
wagen in een horizontaal viak, 0m de elgenfrequentle
van een oscillerende schrankbeweging te kunnen vaststellen.
De gevonden elgenfrequentie bleek niet overeen te stemmen
met de frequentie van het stoorsignaal en het stoor-.
signaal kon hierrnee dus niet worden verklaard.
L1errotatie-.metjng.
Bij deze meting werd bepaald. de rotatie van een
knoop-punt van een in trilling zijnde ligger. De versnellings-.
nietingen in vertikale zin wezen uit, dat de langsliggers
van de wagen tijdens het rijden sen vertikale trilling
uitvoeren.
en versnel1insopnemer, geplaatst in een
knooppunt van een ligger, zal t.g.v. de rotatie ter plaatse
een oscillerend signaal afgeven. Dit signaal zou het
stoorsignaal kunnen zijn. De rotatie van de I1ger in
een knooppunt, gemeten met behuip van een laserstraal,
bleek echter te klein orn als verkiaring voor het stoor
signaa]. in rljrichtlng te dienen.
Bij toeval werd de oorzaak van het stoorslgnaal gevonden.
Het bleek, dat een aantal verlichtingee].ementen
en hun
constructie door het rljden van dewagen in een heen en
weer gaande beweízing werden gebracht(3 Hz.). De beweging
van de verlichtingselernenten plant zich voort over de
izehele wagen en deze beweging werd dan ook gerneten.
Nadat de verlichtingselementen waren vastgesjord,
was het
stoorsignaal ongeveer
1/3 vanhet-oorspronkeljjke.Desondanks is het gebleken, datwil
men de
ne1héids...
'varlatjes in rljrichtingbepalen,
men tot sen andere
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRÌCHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 18
Meting doorbuiging van de rail va de D.T.
Deze meting werd uitgevoerd orn een verkiaring te vinden voor de hinderlljke vertikale trilling van de meetbrug
bij een rljsne].heid van 2,75 rn/sec. De verenelli gsmet Ing
geeft bij deze sneiheid een duidelijke resonantletrifling
te zien met een frequentle van 5,5 Hz eneen verplaat
singsamplitude van 0,5 mn.
Tijdens het passeren van een wiel was de doorbulging van
de rail midden tussen twee ondersteunInzspunten genilddeld
0,2 n. Een wie]. hee±'t dus blj het rijden over de rail
tevens een op en neer gaande beweging en door deze bewe-ging wordt de wagen aangestoten.
De aanstootfrequentie bij een rijsnelheid van 2,75 rn/sec
en een rallaondersteunjngsafstand van 0,49 ni is 5,6 Hz, welke frequentie overeenkomt met de elgenfrequentie van
de meetbrug.
De doorzakking van de rail is de oorzaak van de vertikale
resonantie...trllling van de meetbrug.
De volgende etingen erden alle aan de hogesneiheids...
wagen en -rail verricht.
Leidwjelkrachtrnetj!lg.
De mate waarin de wagen van de rail wil lopen, dus de
' mate van ontsporing kan worden afgeleld
uit de kracht, waarnise de wagen op de rails gehouden moet worden. Deze kracht treeop aan de leidwielen.
Blj een leidwielkrachtmeting aan ].eidwiel
i
C L1, uig.2)
tijdens het rjden van de wagen bleek de leldwielkracht
sterk te varieren. De emiddelde leidvrielkracht was
1200 kgf, het max. 2200 kgf. en het min. was 200 kgf.
Het ver].00p van de leidwjelkracht bleek bij elke meting
onafhankelijk van de rljsne].heid en goed reproduceerbaar
te zljn.
De
grootte van
de leidwie]Jcracht was onafhankelljk van: - de r.ijsnelheid van de wagen,de versnellingen en vertragingen van de
wagen,
maar
afhankeiijk van:
-
de rijrichting en- de plaats van de wagen op de rail.
Uit bovenstaande felten kan worden afgeleld, dat de stand
van de wie].en een oorzaa.k is van de leidwjelkracht en niet
zoals v6r de meting was ver.ondersteld een schrankbe-weging van de wagen tljdens het versnellen.
Als het wielviak niet samenvalt m de railrichtlng,
tér-wiji het wiel toch in raliricliting beweegt, dan most er
sen dwarskracht zljn, die de dwarsbewegln van het wie].
realiseert. Deze d.warskracht wordt ontleend aan de leid-wielen.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TRANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 19
De leldwlelkracht vr ordt hoofdzakelljk bepaald door
de dwarskrachten op de loopwielen voor ( w1 en w2 ig.2).
( is een arwljking van ca. 3,5 .% aan leidwieT 1, door
het felt, dat dit wIel 20 cm uit het hart van de loop-. wielen
zjt1
de inv].oed van de dwarskrachten achter op hetleidwiel voor lit in dezelfde grootorde) We kunnen dus
steilen, dat de leldwielkracht voor de algebra.sche son is
van de d.warskracht van wiel i en 2.
De leidwielkracht (K.) geeft geen aanwijzing voor de groot..
te van elke dwarskracht afzonderlijk. 0m de dwarskrachten
te elimineren is het noodzakelljk ze afzonderlijk te bepa-.
len. Dit heeft geleld. tot de dwarskrachtmet Ing.
6. Dwarskrachtmet Ing aan een loopwiel.
'De dwarskracht, die de dwarsbeweging van het wiel levert,
als het wielviak een hoek maakt met de ralirichting, heerst ook in het contactvlak tussen wiel en rail.
( fig.4)
RA IL.R ICNT sIJ G
REUL.TE RENDE. ßa.4Ia GI NG / / D',IAR5aEWEÇlN&. R.OL&1CI4T,N G.
ROI. aEWE GING.
\A/I E. L.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEÑ EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 20
geeft vervormingen aan de constructie en we). de grootete vervormingen op plaatsen waar de conetructie het :slapst
is. De vervormingen kan men bepalen met behuip van
reketrook-jes. Het is dus zaak de vervorrnlngen daar te meten, waar
4e krachtstroinen van reap. wie). i en 2 zieh gespflts.t
hebben en waar de vervormlngen het grootst zljn. Ulteraard meet men rekening houden met andere krachtstromen, die de meting kunnen verstoren.
De rekstrookjes werden geplakt op de horizontale kokerbalken
van de wielophanging. Blj het verand.eren van rijrlchting,
verandert de dwarskracht van richting en zo oak het
sig-nsa). van de rekstrookjes.
De grootte van de dwarskracht bleek afhankelljk te zijn van de stand van het wie)., met andere woorden van de
schrankhoek o(
Wanneer men het wiel zodanig verstelt ( draaien orn de z-as), dat men tussen het signaal van vooruit en achteruit rijden geen nlveau-verschil meer constateert, dan heeft het
wie). z'n gunetigete stand en de dwrskracht is nul. Het overgebleven stoorsignaal heeft andere oorzaken. De
volende
etlngen hebben allen tot doe). ghad eenverk].a-ring voor dit stoorsignaal in de dwarskrachtmeting te
vinden.
7. Leldwleikrachtxnet.ing met diverse veren in de 1eldwiel
constructie Rallkopbreedte...meting,
Metingen van railafwij.klngen In y-rlchtlng, Railhoogte-.meting.
Bovenenoemde metingen gayen kleine afwijkingen te zien in railafmeting en railllgzing, maar deze konden geen
verklang zijn voor het stoorslgnaal van de dwarskracht..
me t I ng.
.Metinen van de wieldrukvanjat les.
Een grote wleldrukvarlatie zou de dwarskracht kunnen doen
fluctueren, want
D=p.N.
D= dwarskracht,= wrijv ingscoef. N = wieldruk.
Daarnaast zou de dwarskrachtmetin kunnen worden verstoord,
door het felt dat het sinaa1
t9fz.v.
de wieldrukvarjatjeniet gehee]. geelimineerd wordt, omdat de wielophanig
niet precies syimnetriech le.
De wleldrukvarjat lea werden gemeten met twee rekstrookjes
van de dwarskrachtmetlng en twee dummies in een gewijzigde schakeling. Ze bieken echter klein te zljn en de storing
op de dwarskrachtmeting bleef onverklaard.
Deze meting heeft wel een voordeel opgeleverd. Ze bleek n)..
zeer geschlkt voor het opsporen van oneffenhederi aan wie1 en railloopvlak, daar steten op het wie.)., veroorzaakt door
de. oneffenheden tijdens het nijden, duidelljk werden
gere.-gistreerd. MEKELWEG 2 DELFT
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN T1ANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 21
12. Meting van de rachtpurtverplaatsing van de
statische wieldruk.
Bu vorige metingen is steeds aangenomen, dat de resui
tante van de statische wieldruk door het hart van het wiel gaat. Ligt het wiel op de rai]. niet over de gehe].e
breedte aan, dan zal de resultante niet door het hart van
het wiel gaan. r ontstaat een moment op de liggers van
de wielophanging. Dit moment is niet te onderecheiden van
het moment t.g.v. de dwarskracht.
Door verandering in railligging zal tijdens het nj den
het krachtpunt verpiaatsen en zodoende een. wie seiend moment op de we1ophanging ultoefenén. De grootte van het
momentane moment is afhankelijk van de railligging ter plaatse. Het venloop van het signaal t.g.v. het moment is heen en terugnijdend hetzelfde; echter in omgekeerde volgorde, terwiji het signaal t.g.v. de dwarskracht bij
omkeren van rijnlchting van teken wisselt.
Waarneming IX toont aan, dat blj de meest gunstige stand van het wiel, bij dwarskracht nui, het verloop van het
stoorsignaal over een groot gedeelte van de. rail bij
heen- als hij terugnijden hetzelfde is.
Het moment t.g.v. het verplaatsen van het krachtpunt is
op verschjllende unten van de rail bepaald. Hierbij werd
de dwarskracht geelimineerd door het wiel even van de
rail te lichten.( Het wiel dwarskrachtvrlj maken voor elk
meetpun.t) De spreiding in de waarden van het moment kent
overeen met de spreiding van het stoorsignaa]. voor het gemeten gedeelte van de rail.
De verplaatsing van het krkchtpunt van de statische
wie].-druk tijdens het rijden, zou een verklaning binnen zijn
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 22
Het wiel zonder dwarskracht.
3.1. In].eiding.
Het wie]. van
een sleepwaen moet in staat zijn deze wagent.e versnelien. De hiertoe benodigde verenellingakrachten
worden ontleend aan de wrijving, die hearst
tussen wiel
en rail. Dank zij deze wrIjvIng heef t er kracht-overdracht
p].aats tussen wiel en rail. De maxlniaal over te rengen
kracht (Urn ) j afhanke].ijk van de wrijvingscoeffjcj
De krachtTh kan een wil].ekeurige richting hebben.
De kracht waarmee de wagen versneld moet worden Is een
tangentiale omtrekskracht (T).
'erkt In het eontactvlak alleen de kracht T, dan is
T U en T = Um .
/erkt
er in het contactvlak ook nog een dwarskracht D, dan15 kleiner dan Um , want Li V'TI
+
BIj een toenernende dwarskracht zal, bij een bepaalde
de beschikbare tangentiale omtrekskracht T kleiner worden, of met ander woorden, de dwarskracht D consumeert de
wrijv Ing ten koste van de tangent laie kracht T.
Het Is belangrljk, de sleepwagen maxlmaal te kunnen
ver-sne].len. Hoe korter de versnellingsweg, des te langer de
meetweg. BIj een snelhe1d van 12,5 rn/sec is de meettijd
slechbs
6,5 sec. Vandaar de noodzaak de dwarskracht aan de wielen te vermljden.
Het rljden zonder dwarskracht is in principe op. twee
manie-ren te verwzenlljken door:
het wiel te sturen. Dit sturen kan op twee manieren
geschieden en wel met een actIez. en een passiefstuur mechanisms.
de dwarsbeweglng van het wiel te realiseren zonder er een dwarskracht op uit te oefenen. Hierbij gaan we er
vanuit, dat er steeds een hoeko( bestaat tussen
rail-richt Ing en rolrlchting, hoe klein deze ook moge zljn.
Er is dus steeds een dwarsbeweglng nodig orn het wiel in
railricht Ing te doen bewegen. 3.2. ActieZ sturen.
Sturen betekent het waarnemen van een afwljklng tussen
de bewegingarichting en de rIlrlchting en het veranderen van
de atand.van het wiel zodat:. de afwijking kleiner wordt.
Een actiefetuurmechanlsme bestaat uit : een.opnemer, die
de stand van het wiel meet en een automatische regelaar, die deze stand van het wiel vergelijkt met de gewenste stand
en dienovereenkomstig signalen doorgeef t aan een
serve-mechanlame, dat de stand van het wiel corrigeert.
Men zou alle vier wielen van de wagen moeten voorz len van
een 'dergelijk stuurmechanlsme. Het zou een principlele opio ssing zijn, maar niet. zonder. problemen. Daarbij. Is
deze oplossing gecompliceerd, kwetsbaar en duur.
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 23
3.3. PasSief sturen.
Passief sturen heeft ook de kenmerken van waarnemen,
constateren van een afwijking en cOrrigeren, maar deze taken
worden hier verricht door het mechanisme van wie]. en
wielophanging zeif.
Het proces werkt als voigt:
Het wiel rolt over de rail. Op het tijdetipclat het wiel
zich beweegt in een richting
die afwijkt van de raliricli..
ting ontstaan er krachten.( De leidwielen dwingen inunere
het wie]. orn op de rail te blijven). Deze krachten
vervor-men de wielophanging, waardoor het wie]. een andere stand
gaat innemen en de afwijking corrigeert.
Voor de wielen van de hogesnelheidswagen hebben we dit
principe van passief sturen wat verder uitgewerkt.
In f iguur 5 is een schema van een wie]. en wielophanging
gegeven. De as van het wie]. Is gemoriteerd. op twee balken,
die een hoek van
450maken met de horizontaal. Het
aan-rakingepunt tussen wie]. en rail, heeft een uitwijklng u
t.o.v. de hartlijn van de rail. We veronderstellen dat
het hart van het wie]. (M) loodrecht boyen het hart van
de rail wordt gehouden door middel van de kracht Da, die
geleverd wordt door de leidwielen.
In dit geva]. werkt er sen kracht D: aan de omtrek van het
wie]. (D=Da).
De kracht D zal sen moment ultoefenen op de balken.
Ten gevolge van dit moment werkt een kracht Fa op de
balk a In het punt A en een kracht
b op
de balk b In
het punt B. Beschouwen wein f Iguur Sb de
aangegeven-rijrichting dan moet het wiel voor correctie van de
afwijking u linksom draalen. Dit betekent, dat het punt
B in rijrïchtlng moet verplaatsen (
In fig. 5b naar
achteren) en het punt A zich tegen de rijrichtlng In
moet verplaatsen( In fig. Sb naar voren).
De vereiste verplaatsingen van de punten A en B wor-.
den verkregen door de krachten
en FB op de balken
aenb.
In fig. 5c is de balk a afzonderlijk getekend
. De in
punt A werkende kracht Is ontbonden in de krachten FA'
en EA" in resp. een richting loodrecht op de balk en
in lengterichting van de balk.
De vervorming van de balk t.g.v. de kracht
A' geeft
het punt A sen verp].aatslng ZA. We zullen de
verplaat-sing van het punt A t.g.v. Ff verwaarlozen t.o.v. de
verplaatsinz z.
zA is te ontbinden in een horizontale verplaatsing van
het punt A, hA en sen vertikale verplaatsing VA. De ho-.
rizontale verplaatsing van het punt A is de vereiste be...
L --
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN. TANSPORTINRICHTINGEN RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr.246a.
FaG. Sc RsRICHTINGFIG.
5d
MEKELWEG 2 DELFT -C Ri&ICHT1WG FALABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN ThANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 .BLAD Nr. 25
In fig. 5d is de balk b getekend met krachten en ver.
plaatsingen. De kracht Fi3 is nu riaar boyen gerïcht met
het gévoig dat de horizontale beweging ván het punt B,hB,
tegengesteld is aan hA.
Door de horizontale verplaatsingen van de punten A en B wordt de stand van het wiel bij de gegeven rijrichting
in de juiste richtin,g gecorrigeerd. Men kan hier spreken
van een tegenkoppeling.
Nu veranderen we de rijrichting In fig. 5 terwijl de
uit-wijking u hetze].fde blijft. Voor een juiete correctie van
de uitwijking moet hèt wiel nu rechtsom draalen, due te--gengesteld aan de hiervoor geechetete situatle. De krachten op en de vervormingen van de balken blijven echter gelijk gericht, want deze worden bepaald door het teken van u. Er vindt due meekoppellng plaats.
Voor correct sturen hebben vie drie gegevens nodig nl.:
het teken van de ultwijking, de grootte van de uitwljklng, de rijrlchting.
Bij het bovengeschetste systeem wordt het teken van de
uitwijking aangegeven door de rlchtinß van D; de grootte van de uitwijklng wordt aangegeven door de grootte van D; de rijrichtirigwordt echter niet waargenomen.
Het systeem is in principe alleengeschjkt voor een rij richting en dus ongeschikt voor de sleepwagen, daar deze
in beide rijrlchtingen moet kunnen rljden.
Daai'naast dqen zich nog andere moeilijkheden voor. Kunnen
de balken zo gedimensloneerd worden dat de vervorrningen
t.g.v. de beschlkbar.e dwarskracht voldoende zljn orn het
nodige stuureffect te kunnen leyeren? Uit metingen is
wel gebleken, dat de benodigde correctie zeer klein Is en voor de punten A en B in de grootorde van enkele 0,01 n
ugt. Hoe zijn de dynamische eigenschappen van het systeern
en we].ke invloed oefenen de wielen op elkaar uit?
Daarbij treedt er blj dit mechanisme toch een dwarskracht
op, die we in principe willen vermljd.en.
Al deze factoren deden one beslulten, dit mechanlsme niet verder te onderzoeken.
PassIefstuurmechanje van een draalstel.
Een ander voorbeeld van een passiefstuijrmechanjsrne vindt men In een draaistel van b.v. een spoorwegrijtuig. Een rij
tuigbak wordt meestal ondersteund door twee draaistel].en.
(Een draaiste]. is een soort wagentje en beat twee of meer
wlelstel].en.) Een draalstel is ze].fsturend, omdat voldaan is
aan de volgende voorwaarden
1. de twee wielen van een wielstel zijn vast op n as ge-mont eerd (meedrasiende as).
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TIANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 26
dè loopvlakken van de wielen hebberi de vorm van een afgeknotte kegel.
de vier vielen worden samengehouden door een frame. In
dit frame zijn vering en demping in een horlzontaa]. vlak zodanig gekozen, dat de zogenaamde t)slnusgangu
beperkt wordt. ( zie f iguur 7a blz.28)
Pig. 6. Wieletel.
In fig. 6 is een schema van een wieletél gegeven. .,,:
Het etuurnechanjsme berust op de eigenschap van het kegel-.
vorznige loopvlak. Als het loopvlak
zich t.o.v. de rail
in dwarsriohting beweegt, zal de actieve of werkende dia... meter veranderen.
Op een recht stuk rails zal zich sen statioriaire toestand
inste].].en, waarbij de werkende diameters van de wielen
gelljk zijn. De vielen hebben steeds een zelfde toerental
door het felt, dat ze op een as geinonteerd zijn.
Ren bocht
in de rail kan men
opvatten as een storing ophet bestaande evenwicht. Bij, het ingaan van de bocht zal
het wielstel in eerste instantie rechtdoor blijven rijden.
Het wie]. aan de buitenzijde van de bocht komt daardoor op
een grotere
werkende diameteren het andere viel komt
te-gelijkertljd op
een. kleinerediameter
te rijden. Het re-.sultaat Is, dat het wie]. In de
bultenbocht een
groteresneiheld krijgt dan het viel in de blnnenbocht en daardoor
gaat
het wielst.el de bocht door; er stelt zicheen
nleuwevenwicht In. 1lke andere storing, zoals b.v. een afwijklng
in de railligging wordt op
soortgelijke
wijze gecorrigeerd. Het kan zich voordoen dat door dynamische krachten bijgrotere sneiheden de
stationaire
toestand niet berelktwordt, naar dat het wielste].
een
schoìmneiende beweginguitvoert orn de evenwichtstoestand.
De baanvan het wie]...
stel Is dan elnuevormig; vandaar de naarnsinuagang.
Bij het doorlopen van een afwljking uit
deevenwicits-toestand
zullen de assen van een
draaistel eendraalende
LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEÑ EN TaANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr.289 BLAD Nr. 27
beweging inaken in een horizontaa]. vlak. Nu zijn stijfheid
en demping van het draaistel in ht horizontale. vlak zo.. dariig ge.kozen, dat de beweging an de assen t.o.v elkaar
wordt gedempt, waardoor de siriusgang tot een minimuuni
wordt teruggebracht. ( fig. 7.) 3en rustige loop van het
draaistel wordt hierdoor verkreen. (7).
In principe zou een draalstel kunnen rijden zonder flenzen aan de wielen. Ze dienen echter als veiligheid wanneer de stuurcapacitelt van het systeem niet toereikend is bij
een te grote storing.
B11j de bestaande sleepwagen is het niet moge].ijk een soort
gelijk passiefstuurmechanisme In te bouwen.
\T
1
r- > o-4rI
- V)XI
ox
0O
rnon
-4f' ç, -4 m mI-I
z 'o o' 'JAIAIAI' ---k WIEGVEER LWGHANGER AAGPOT -iiL1%I W
MEGHANGER ONDERWIEG LLEGVEER 4ÎIGSLIGGER WRIJVINGSDEMPER LANGSLIGG DRAAGPOT VEER KOPBALK SCHUIFSTUK DR4AIKOMLABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 29
3.4. De dWarsbewegjj van een vzlel zonder dwarskracht.
In het voorgaande Is ge8teld dat er geen dwarskraclit nodig
Is als het wielv].ak, dus de rolrichtlng, samen valt met de
railhartlljn. In felte is het echter zo, dat er geen dwars..
kracht optreedt wanneer de afstand tussen rolrichtlng en ield.railflank constant blijft of m.a.w. wanneer deze evén..
wljdlg aan elkaar zljn. Dit geidt zow1 vcr de ìoopvxielen
op de leidrail, ale voor de loopwielen op de andere rail.
uit de metingen is gebleken, dat efwijkingen van de leid-:
railflan.kert ten opzichte van diene hartlijn verwaarloosbaar klein zijn.
In het volgende betoog zullen we dan ook aannemen dat flan-... ken en hartlijri van de leidral]. evenwijdIg zijn.
Indien we een wie]. niet sturen neent het t.o.v. de wagen
een vaste stand in. Btj een ideale railligging, de rail ugt langs een rechte lijn, en een Ideale geleiding
van de
wagenIB de ligging van de rail t.o.v. de wagen langs de gehe].e
baari hetze].fde. In dit geval neent het wie]. t.o.v. de rail
een vaste stand In. Bestaat er een hoek o( tuseen bet
wie].-v].ak en de ideale railhartlijn, dan zal deze hoek langa de
gehele baan constant zijn. We zullen deze hoek aanduiden
met c , de constante sch.rankhoek.
In werkelijkheid zijn railligging en gelelding niet ldeaa]..
De rail ugt, wat overdreven uitgedrukt,in bochten. De stand
van de wagen t.o.v. de rail za]. daardoor tijdens het rljden vooz'tdurend veranderen, waardoor cok de stand van het wie].
t.o.v. de ralThartlijn voortdurend verandert. Deze verande..
rende hoek tuseen wielviak en railhartiijn zullen we aan..
dulden met
0(y,
de veranderende achran.khoek.De momentane schrankhoek is de soin van o
en o(.
= O(+
v.(Ale =-o.v, dan Is de momentane schrankhoek nul).
De constante schrankhoek word.t bepaald door de stand van
bet wie]. t.o.v. de wagen en de veranderende schrankhoek
wordt bepaald door de ligging van de rail en de kwaliteit
van de geleiding.
De nauwkeuriglield waarmee bet wie]. en de railligging kuranen
worden ultgericht, bepaalt dus de grootte van o.resp.
,
Die nauwkeurlgheld ugt binnen zekere grenzen.
Hlerniee is aangetoond, dat er a].tljd een hoek bestaat tus-.
sen wielviak en leidrallhartlijn, hoe klein deze ook moge
zijn.
C TJltgezonderd wanneer o-oj.Bestaat er een hoek tussen wielviak en leidrailhartlljn,
dan za]. bet wie]. een dwarsbeweging moeten maken, orn de rail
te kunnen volgen. Zoekendenaar een wie]., dat deze dwars-beweging kan uitvoeren zonder dat daarblj een dwarskracht
optreedt zljn we ultgegaan van een zuiver theoretisch
con-cept; bet sectoren wie].. Daarna zijn we,rekenlng houdend
gekomen tot een bruikbaar wie].; het wiel met eau elastisch ioopvlak.
3.4.1. Hebt seotore-wiel.
Dit wiel is verdeeld in sectoren, die axiaal t.o.v. el1ar
kurinen bewegen. (fig. 8. ). Zijn de sectòren axiaa]. onbe-.
last dan liggen ze in
het viak van het wie]..
Laten we een dergelijk wie]. over de rail rollen onder een hoek 0
,
dan ontstaat de volgende situatieDe dragende sector rolt z'n boog af in de rolrichting. Het
hart van
het wel wordt door de wagen boyen de hartlijuvan de rail
gebouden en beweegtzich dusvolgens de
hart-lijnrichting van de rail. De dragende sector heef t aan de
voet
een andérebêwagingsricht Ing dan
aan de top en zaldus uit het viak van
het wie]. buigen. Als de boog vande
dragende sector afgerold is, is de ultbuiging maximaal. De volgende ector die
met de rail in
aanracing komtbe-vindt zieh voor
het moment van aanraken
boyenhet hart van
de
rail en zal op zIjn beu.rt gaan rollen en ultbulgen,tot-dat de draagfunctle
weer
wordt overgenomen door een volgen..de sector. Het spoor, dat een
dergelijk
wiel achterlaat, Is in f iguur 9 sterk overdreven uitgebeeld.Een dergelijk wiel Is practiech niet toepasbaar. Een wagen met vier sectoren-wielen staat In feite op vier sectoren, die slap zijn
in axiale zin. De
wagen is daardoor Instable].en zal due instorten.
0m aan dit bewaar
tegemoet te
komen wijken we af van. bet"ideale" wie]. met betrekking tot
de dwarsbeweglng
en zoekende oplosslrtg bij een meer reee]. wie].; het wie]. op elseti-sehe blokken.
Fig. 8. Sectorenwiel. a: draende sector, b:"net nog niet"
dragende sector.
RIcI4r, NC.
gAiL4AR'rLN
ROLR.iCI4rJriIG-LABORATORIUM VOOR HEFWERKTUIGEN EN TANSPORTINRICHTINGEN
RAPPORT Nr. 289 BLAD Nr. 30
SEC rOR..ENw'LL.
Fig. 9. Spoor van het sectorenwiel.