EENENTWJNTIGSTE JAARGANG
VAKBLA
b V0
NOORDELIJAZ 1JF CHEEPSBØUIV
i..
OFFICIEEL O RGAANVAN DE SCHEEPSBOUWVERENIGING
..HOO6EZAND" EN VAN DE FRIESE SCHEEPSBOUWVERENIGING
ADMINISTRATIE: DIJKSTRAS DRUKKERIJ N.y. - GRONINGEN - HERM. COLLEN1USSTRAAT 18-20 - TEL. 21841 (3LIJNEN) - GIRO 157880
HeL' EXPERIMENTEEL
1. Inleiding.
Het is gebruikelijk orn de stabiliteit van een schip
te beoordelen met behuip van de z.g. kromme van
statische stabiliteit en de daaruit af te leiden kromme van dynamische stabiliteit.
Het bepalen van de statische stabiliteitskromme geschiedt thans vrijwel uitsluitend met bepaalde
rekenmethoden, waarbij men meestal gebruik maakt van mechanische hulpmiddelen, zoals planimeter en integrator.
Bij het beoordelen van de stabiliteit aan de hand
van de bovengenoemde krommen gaat men er van uit, dat het resultaat van de berekeningen betrouwbaar is.
De laatste jaren is over dit laatste punt op grond
van vergelijkende berekeningen enige twijfel gerezen, (1, 2, 3)., zodat riien in het geval van juist voldoende
stabiliteit (b.v. volgens de criteria van Rahola (4))
verkeerde conclusies zou kunnen trekken.
Nu kan het beoordelen van de stabiliteit aan de hand van de statische stabiliteitskromme met de
daaruit af te leiden grootheden een punt van
discus-sie uitmaken: immers het gedrag van een schip op
zee is een dynamische kwestie, waarbij ook krachten veroorzaakt door traagheid en demping een rol spelen.
Hoewel het onderzoek in het laatste tiental jaren
zich meer en meer met het algemene gedrag van een schip op zee bezig houdt (waarbij dus ook criteria voor de veiligheid van een schip het doel zijn) bezitten wij nog geen ander middel orn de stabiliteit te beoordelen
dan de statische stabiliteitskromme. In dit artikel zullen we enkele oorzaken bespreken, die bij het bepalen van de kromme tot onnauwkeurigheden
aanleiding kunnen geven. Daarnaast wordt de
experi-mentele bepaling van de stabiliteit met behuip van
een model besproken.
JANUARI 1957 - No. i
TEVENS ORGAAN VAN HET NOORDELIJK SCHEEPVAART.MUSEUM TE GRONINGEN
I Medewerkers:
K. BIJ-L I J. Niestern, G. J. y. d. Werff, F. van Dljk, J. Viaker,
I T. Barkmeijer, C H. Donkeraloot, Neder1and Wagneraingel lOb I Scheópabouwkundlg Proefatatlon, Wageningen en
Groningen I N. de Rooy. Hoofdredacteur:
van d
Statische Staliilitoitskroninio
door Ir J. GERRITSMA
2. De nauwkeurighefd van stabUiteitsberekenin gen.
Alvorens over te gaan tot het bespreken van
mogelijke foutenbronnen zullen we eerst het uitzetten
van het resultaat van berekening of experiment
bekijken.
Een schip, dat door uitwendige invloeden een
hellingshoek q' - heel t - aangènomèn, zal een koppel P.GQ P.NG sin q' ondervinden (ile fig, la).
De groothild NG sin q', de arm van statische stabi-liteit, zet men gewoonlijk uit op basis q' (zie fig. lb);
Uit figuur la blijkt, dat wij -de arm ook als volgt
kunnen schrijven:
-NG sin q' = (MG + NM) sin q'
-De bijdrage MG sin noemt men de MG stabiliteit, terwijl NM sin q' de toegevoegde stabiliteit (Engels: residuary stability, Duits: Formzusatz-Stabilität)
levert. - -
-Prohaska (1) gebruikte deze splitsing om een-nieuwe manier van uitzetten te introduceren, waarbij de in-vloed van MG en NM stabiliteit naar voren- kôrnt (zie fig. Ic). De vertikale afstand - tussen de beide krom-men geef t de grootte van dearm. Men bedenkedaarbij, dat NM alléén doôr de vorm van het schip bepaald wordt bij een bepaald deplacement; MG kan daarbij
nog variëren afhankelijk van de wijze waarop. het
schip beladen wordt (zwaré lading onder of boyen
in het schip). - -
-Door in één grafiek enkele MG krommen te tekenen, behoef t de scheepsofficier alleen MG te berekenen; de stabiliteitskromme voor de beschouwde beladings-toestand ugt dan vast. Een verderè uitbreiding van het diagram bestaat daarin, dat men de NM krommen voor eñkele deplacementen (diepgangen) aan fig. ic
toevoegt. - - -
-Het stabilitèitsdiagram is dan vrijwel universeel
.5
Verachijnteenmaal per maand
Abonnementaprija 12.50 per jaar. voor hot buiten. land f 3.80 per jaar
6 P - GEWICHT % SCAlP N = VALS METACENTER M N WARE METACINTEE = ERAEEINGSPUNT RU WELLING
Flguur la. De grootte van het sk2blllteltskoppel. Flguur lb. De kromme van statische stabliltelt.
Flguur Ic. De kromme van statische stabilitelt volgens Prohaska.
(alleen de in\rloed van de trim is niet in rekening
gebracht) en vergt de minimale hoeveelheid reken-werk aan boord.
Er bestaari vele methoden orn de arm NGsin te berekenen. Niettegenstaande het feit, dat planimeter
en integrator het benodigde rekenwerk aanzienlijk
reduceren, blijft de stabiliteitsberekening een lang-dung kaÉwei. Een belangrijker nadeel van de bereke-ning is echter de reeds vermelde mogelijkheid van
onnauwkeurigheden, indien men niet met uiterste zorgvuldigheid te werk gaat. Een indruk van deze
onnauwkeurigheid verkrijgt men door van eenzelfde
schip dezelide berekening tweemaal uit te voeren. Fig. 2 geeft een dergelijke vrgelijking voor een coaster, waarbij de invloed van bak, kampanje en
laadhoofden meegerekend is.
Gebruikt is de integratormethode van Fellows,
waarbij is uitgegaan van 10 verdeeispanten op gelijke afstanden; bovendien zijn aan de emden de spanten
en 9/ toegevoegd.
De integrator had. een armlengte van 40 cm, zodat een betrekkelijk groot spantenplan (omgeschreven rechthoek 41,5 X 365 cm) mogelijk was.
Ondanks het feit, dat de integrator van zeer goede kwaliteit was en dat zonder overhaasting bij het. af-rijden van de spanten tewerk gegaan is, blij ken de uitkomsten aanzienlijk te verschillen.
Dergelijke verschillen .zijn geenszins een unicum:
de reeds eerder genoemde onderzoeker Prohaska
heeft niet rniñder dan 27 stabiliteitsberekeningen van één schip laten uitvoeren, waarbij de onderlinge ver-schillen een eender beeld vertonen(i).
De nauwkeurigheid van de berekening wordt in
hoge mate bepaald door het gebruik van de mechàni-sehe hulpmiddelen. De volgende foutenbronnen zijn hierbij mogelijk:
De. persoonlijke fout van het afrijden; door een-zelfde Spant enkele malen na te meten, knijgt men snel een inzicht in de spreiding die hierdoor mögelijk is. Daarbij komt nog de mogeiijkheid van fout aflezen van de eindwaarde.
De aard van het papieropperviak schijnt ook afwijkingen in de meting van opperviak en statisch moment te kunnen veroorzaken. Het heeft daarom zin orn steeds vóór een berekening het te gebruiken in-strument te ijken.
e) Meestal worden momenten gerneten t.o.v. het
punt K (zie fig. la), zodat men de arm vindt uit de
formule:
NG sin
= NKsinqGKsinq7
Men meet dus een waarde die groot is t.o.v. het gewenste eindresultaat (nl. NK sin t.o.v. NG sin q,). Het verdient daarom aanbeveìing orn de momenten.
te meten t.o.v.. een punt G', dat in de buurt van de verwachte plaats van G ugt. De arm voigt dan uit:
NGsinq,= NG'sinq,± GG'sinq,
(het + teken geldt als G' boyen G ugt, het min. teken als G' onder G ligt).
Door het punt G' te kiezen, bereiken we tevens,
dat bij een bepaalde integrator de schaal van het span-tenpian groter gekozen kan worden, hetgeen de nauw-keurigheid ten goede komt.
In de tweede plaats dient men een voldoend aantal waterlijnen en spanten te gebruiken orn de scheeps-vorm met het oog op de stabiliteitsberekening vast te leggen. Het aantal dät gekozen wordt, hangt
uiter-aard af van de gewenste informatie (bijv. tussen welke grenzen van het depiacen-ient de stabiliteit
be-kend moetzijn). In het algeineen meet het aantal
spanten minstens 10 bedragen.
Het in rekening brengen van de bovenbouwen dient bij de gangbare methoden (beh alve bij de methode van Clausel-Biondi) apart te gebeuren.
Daar de lengte van bijv. bak en kampanje meestal
niet groot is t.o.v. de lengte van het schip, moeten
extra verdeeispanten ter plaatse aangebracht worden, orndat de vorm van de bovenbouw anders niet vol-doende vastligt.
Voor elke bovenbouw rnaakt. men dus a.h.w. een aparte stabiliteitsberekening, hetgeen de benodigde hoeveelheid rekenwerk sterk doet toenemen.
3. Het experimenteel bepalen van de statische stabiliteit.
Figuur 2.
Resultaat van twee stabttíteitsberekeningen van hetzeifde schip. men gezocht heeft naar een methode orn het reken-werk zoveel mogelijk. te omzeilen
Reeds in 1885 publiceerde John Heck(5) een experi-mentele methode orn met behuip van een model de statische stabiliteit te meten.
Heck gebruikte een negatief model, dat hij met een hoeveelheid water vulde overeenkomend met het te beschouwen deplacement (zie fig. 3).
Door nu het model een bekende helling te geven, kan men de verplaatsing van het zwaartepunt t.o.v. de ophanging van het model met een balans eenvoudig
meten.
Ligt het zwaartepunt g van het lege model in de scharnieras, dan kan men dus op déze wijze p. ng
sin q, meten (de kleine letters zullen wij gebruiken voor het model).
In 1886 stelde Heck een verbetering voor, door in plaats van een negatief een positief model, dat in een bak water dreef, te gebruiken.
Het model was daarbij in lengte verkort, hetgeen
in principe de arm ng. sin q niet beinvloedt.
In 1913 publiceerde Kempf(6) de beschrijving van een z.g. momentenindikator, welke hij gebruikte bij het onderwijs in de theoretische scheepsbouwkunde. Dit apparaat is de voorganger van de z.g. momenten-indikatór in zijn huidige vorm(7).
Flguur 3.
Experimentele méthode volgens Heck.
Het Laboratorium voor Scheepsbouwkunde te Deift bezit thans een geperfectioneerde uitvoering van de momenten-indikator waarmee een koppel van 675 kg. cm. gemeten kan worden (fig. 4).
De gebruikte scheepsmodellen zijn doorgaans ± 3 m. lang. 7 50 40 ARM IN 30 20 Io RERERENING II REREKENING t MG = 76
-PIO. KROMMEN VAN ARMEN VAN STATISCHE STARILITEIT RLPR0EVINGST0ESTANO MET LAADHOOFOEN.
-I-tELLING H0EK
8
Figuur 4.
De mon nenindlkatoi oan het Laboratorium vonr
Scheepsbouwkunde te Deift.
Het principe van het toestel zullen wij aan de hand van fig. 5 duidelijk trachten te maken.
Aan het scheepsmodel is een z.g. meetkop
be-vestigd, die aan het model een zekere helling q' kan geven.
Het zwaartepunt van de meetkop ugt in de as A,
zodat verdraaiing van het bovenste dee! geen invloed
heeft op de plaats van het systeemzwaartepunt (g)
van model + rneetkop. Het model ondervindt nu zijn stabiliteitskoppel p.ng. sin q'. Dit koppel wordt via de meetkop op een stangenstelsel overgebracht.
Dit stangenstelsel is op zichzeif uitgebalanceerd
t.o.v. de as B d.m.v. gewichten aan de stangen, ter-wiji het stelsel CCD afzonderlijk uitgebalanceerd is t.o.v. de scharnieren E.
Het stabiiiteitskoppel p.ng sin q' wordt nu door het stangenstelsel overgebracht op de as B, waaraan een hefboom F vast verbonden is.
De hefboom F is aan zijn uiteinde voorzien van een gewichtenschaal, zodat door het plaatsen van een ge-wicht Q op de as B een tegenkoppel Q. 1 uitgeoefend
kan worden.
-In principe kan men hiermee dus het
stabiliteits-I
koppel precies opheffen. Dit rnaakt echter langdurig uitwegen met kleine gewichtjes noodzakelijk, zodat een inrichting aanwezig is orn een klein koppel q.u. d.rn.v. een verschuifbaar gewicht uit te oefenen (J). We krijgen dus:
p.ng sin q'
= Q 1 ± q.u.
Met behuip van twee kontaktpunten kan men kon-stateren of het evenwicht bereikt is (K): bij de even-wichtstoestand branden de lampjes L geen van beide òf (door kleine verstoringen van het wateropperviak) afwisselend.
Uit het schema blijkt, dat het model tijdens het
hellen vrij is orn de juiste trimligging aan te nemen (zie de scharnierende bevestiging S). De optredende
trimhoek kan men met behuip van een waterpasje
op de rnodelkop eenvoudig aflezen.
De besproken splitsing van ng in mg en nm staat
ons nu ten dienste orn uit de metingen tevens de
metacenterhoogte van het model te bepalen.
Daartoe deelt men de gerneten grootheid p.ng sin rp door p sin q'.
Het resultaat wordt nu uitgezet op basis q' (zie fig.
6). Bij q' = O vallen m en n samen, zodat de tot q'
O doorgestrookte ng kromme de waarde mg levert. Tezamen met de gerneten waarden ng sin q' kunnén we dan berekenen:
nm sin q = ng sin q) - mg sin q
Vóor het schip moeten we nu slechts de
schaal-factor invoeren orn NM sin q) te vinden.
Stellen we de schaal voor lineaire afmetingen a dan wordt de arm van statische stabiliteit:
NG sin q) = ( a .nm + MG) sin q)
waarbij dus MG afhankelijk is van de
beladings-toestand.
Uit het bovenstaande moge blij ken, dat de plaats
van het modeizwaartepunt niet overeen behoeft te
kornen met die van het werkelijke schip: het resultaat van de meting geeft na uitwerken nm sin q) en deze waarde is onafhankelijk van de zwaartepuntsligging. 0m de momentenindikator te ijken, is een proef uit-gevoerd met een rechthoekige bak, waarvan de arm
van statische stabiliteit eenvoudig en exact te
be-rekenen is. De verschillen tussen berekening en experiment bleken verwaarloosbaar klein (± 1%),
zodat men kan aannernen, dat het experimenteel
be-palen van de statische stabiliteit van een normale scheepsvorm veel nauwkeuriger is
dan een
be-rekening.Resumerend kunnen we de volgende voordelen
noemen van het experimenteel bepalen van de sta-tische stabiliteit:
grote nauwkeurigheid,
de invloed van bovenbouwen kan eenvoudig be-paald worden,
m1qu
n
FIG. S
Figuur 5. Principe schets vail de momentenind4kator.
FIG. ê
Figuur 6. Bepallng van de metacenterhoogte van hei model.
Het model neemt tijdens de proef bij het hellen de
juiste trimhoek aan, welke tevens gemeten kan
worden.
De delen vóór de voorloodlijn en achter de achter-loodlijn worden niet verwaarloosd, zoals bij vele
berekeningsmethoden het geval is.
Bij een eenmaal aanwezig model, kan men vele
beladingstoestanden (ook die waarbij een grote
kop- of stuurlast aanwezig is) beschouwen.
Het doormeten van één toestand vergt niét meer
danlà2uren.
Als nadeel kan men aanmerken, dat de momenten-indikator een model nodig maakt, zodat de toepassing van de experimentele methode praktisch alleen mo-gelijk is in een laboratorium.
Satnenvattng.
In dit artikel wordt gewezen op de mogelijkheid
van onnauwkeurigheden bij stabiliteitsberekeningen.
Daarna is een experimentele methode besproken,
welke nauwkeurig is. Deze laatste methode za! daar-door van voordeel zijn in gevallen waarbij men ver-wacht, dat de stabiliteit volgens de bekende stabili-teitskriteria een grensgeval zal zijn.
L1TERAT(JEJ1:
C. W. PROHASKA, Residuary Stability. T.I.N.A. 1947. C. W PROHASKA Influence of Shipform on Transverse
Sta-bility. T:I.N.A. 1951.
Prof. ir. J. W. BONEBAKKER, Model experiments as a means of checking the accu racy of calculated stability curves. Congres international des Ingénieurs. Navals, Ostende 1951.
RAHOLA, The judging of the stability of ships. HelsInki 1939. J. HECK, Mechanical method of measuring o vessél's stability. An improved mechanical method for finding the stability of a vessel. T.I.N.A. 1886.
G. KEMPF, Ein Stabilltätsindikator. Schiffbau 1913. U. WERCKMEISTER, Stabilii ät.suntersuchungen mit dem
Modell eines Küsten-Motorfrachtschlf-f es. Schiff und Werf t
1944.
TECHNISCHE HOGESCHOOL.
Laboratorium voor
Scheepsbouwkunde.
DELFT.
HEP EXPERIMENTE
BEPALN VAN DE STATISCHE STABILITEITSKROMML
ir J, GERRITSMA
1, INLEIDIN.
Hot is gebxuikelijk orn de stabiliteit van eon schip te
be-oordelen met behuip van de z,g, kronune van statische
stabi-liteit en de daaruit af te leiden kroinnie van dynamische
stabiliteit.
Hot bepalen van de statische stabiliteitskronune geachiedt
thans vrjwel
uita].uitend. met bepaalde rekeninethoden, waax'bijmen moestal gebruik maakt van mechanische hulpmiddelen,
zoals planimeter
enintegrator.
BIJ bet beoordelen van
de stabiliteit aan de hand. van de
bovengonoende kromnien gaat men er van uit, dat hot resultaat
van de berekeninen betrouwbaar is.
De laatate jaren is over dit laatste punt op grond van
ver-ge].ljkende berekeningen en 1go twjrei gorezen, (1, 2, 3), zodat
men in hot geval van juist voldoend.e
tabiliteit (b.v,
vol-gene de criteria van Rahola (4)) verkee±de conclusies zou
kunnen trekken.
Nu kan
het beoorde].en van de stabi].iteit ann de band van destatische atabiltteitskromme met do d.aaruit af te leiden
groothed.en oem punt van
d.iacussie uitmaken: linmers hetge-drag van een schip op zee is eon dynamische kwestio, waarbij
oak krachten veroorzaakt door traagheid.
en doinping een rolapelen,
Hoewel hot onderzoek in hot laatate tiental jaren zich meer
en meer met hot
algemenegedrag van eon
achip op zoo bezighoudt (waarblj du
cok criteria voor de veiligheid van eon
schip hot d.oel zum) bezitten wij nog goon ander middel orn de
etabilitoit
te beoordelendan de statische stabiliteitskromme,
In dit artikel zullen we enkele oorzaken bespreken, die bu
hot bepalen van de kromme tot
onnauwkeurigheden aanle1din
t
TECKNISCRE HOGBCHOOL.Laboratorium voor
Stheepeb.uwkunde.
DEL F T.
-2
de stabiliteit met behuip van eon model besproken.
2.
DE NAUWuEIGHEID VAN STBLITSBEKENINGEII.
Alvorens over te guan tot het besprelcen van mogeljke f outen-.
bronnen zullen we eeret hot uitzetten van hot resultaat van
berekening of experiment belcijicen.
Een aship, dat door uitwendigo invloeden eon hellitgshoek
beeft aangenomen, zal eon koppel P.GQ = P.N
in
Poridervind.n (zie fig, la).
De grootheid NG ein jo, de aim van statische etabiliteit,
zet men gewoonljjk uit op basis
P(zio fig. lt).
litt f iguur la blijkt, dat wlj de arm 00k als voigt kunnen
schrijven:
N
in
= (MG + NM)siny'
De btjdrage Mei o noent men de MG stabiliteit, terwiji
Íi. o de toegevoagde stabiliteit (Engels: reeiduazy
stability, Dutte :Fornzusatz-Btabilitt) levert
Prohaska (1) gebruikte daze splitsing cm een nisuwe manier
van uitz.tten te introduceren, waarbij de invloed van MG en
NM stabiliteit naar voren Icomt (zie fig. 1.). De vertikale
afstand. tussen de beide kroinmen geeft de grootte van de
arm. Men bed.snke daarb3j, dat NM all6n door de vorm van hot
sehip bepasid wordt bIJ eon bepaa].d deplacenient; MG kan
daar-bj nog variaren afkzankelljk van de wijze waarop bet aehip
be-laden wordt (sware lading ondar of boyen in bet schip).
Door in
n grat tek enkele MG krommen te bekenen, behoeft
d.. acheepoofficier alisan MG te berekanen; de
etabiliteits-kromme voor de beasbouwde beisdingatceetand ugt dan vast.
Een vordere uitbreiding van hot diagram bestaat daarin,
dat men de NM krommen veor enkele deplacemonten (diepgangen)
san fig. lo teeveegt,
Ret atabiliteitadiagrain is dan vrijw.i universeel (alleen
TECHNISCHE HOGESCHOOL.
Laboratorium veor
Scheepsboukunde.
D E L F T,-3-vergt de minimale hoeveelheid. rekenwerk aan boord.
Er beataan vele methoden orn de arm NGsin
o te berekenen.
Niettegenstaande hot felt, dat planimetei' en integrator bet
bodide rekenwerk aanzienlijk reduceren, blljft de
stabili-teitaberekenl.ng eon langdurig karwet. Ex belangrijker nadeel
van de berekening is echter de reeds verilde mogalijkheid
van onnauwkeurigheden, indien men ni
met uiterate
zorg-vu].digheid te perk gaat
Eon indruk van doze
onnauwkir1g-held verkrijgt men door van eenzel:fde schip dezslfde
bei'eke-ning tweemaal uit te vosren.
Fig. 2 geeft eon d.argelijke vergelijking voor eon coaster,
waarbj invloed van bak, kampanje en ).aadhoofdon meegerekend.
is.
Gebruikt is de integratormethode van Fellows, waarbij is
uit-gegaan van 10 verdesispanten op geljIce afatanden;
bovendien
zljn aan de emden de spanten j en 9j toegevoegd.
De integrator had eon armlengte van LiO cm, zod.at een
betrek-kellJk groot apantenpian (omgeschreven rechthoek ¿11,5
X36,5
cm) mogeltjk was.
Ondanks hot felt, dat de integrator van zeer goode kliteit
was en dat zon der overbaasting bij hot afrijd.en van de spanten
t.*gegaan 18, blijken de uitkomsten aanzien].&jIc te
verschil-len.
Dergelijke vorschulen zi.jn geenezins eon unicum: de reeds
.erd.r genoemde ondsrzo.ker Prohaska heeft niet minder dan
27 stabiliteitabereken Ing van
n sehip laton uitvoeren,
waarbij de onderlinge vorschulen eon oender boeld vertrnnen
(1)
De nauceurlgheid van de b.rsk.ning wordt in hoge mate
be-paald door het gebrulk van de m.chanlsche hulprniddelen.
De volgende foutsnbronnen zlJn hierblj mogelijk:
a)
De persoonlljke fout van list afrijden; door eon zelfde
TECHNISCHE RO GESCHO CL.
Laboratorium veor
Scheepsbeuwkunde.
D EL FT.
-4
inzicht in de spreiding die hierdoor mogelijk is.
Daarblj ]comt nog de znogelljkheid van fout aflezen van
deeindwaard.e,
b) De aard van hot papieropperriak schijnt ook afwijkingen
in de meting van opperviak en statiseh moment te
kunnenveroorzakon,
Hot heeft daarom zin orn steeds vóâr
eonbe-rokening hot te
gebruikeninstrunnt te &jkeu.
o) Meestal word.n momenten gemeten to.v. bet punt K (zio
fig, la), zodat
mendo
arm vindt uitde formule:
ROE
tn o = NI in y - Ql a In y'
Men meet dus eon waarda die groot is toy, hot gewenste
eindresuitaat (n.l. NI am
o t.o.v. NO
in y')
Hot verdient daarom
aanbeveling on de momenten temeten
t.o.v. aen punt G', dat in de buurt van de verwachte
plaats van G ugt. De arm voigt clan uit:
NG ainy'= NG'sin y'j
GG'siny'
(het + teken geld.t als G' boyen G ugt,
het min tokenals G' onder G ugt)
Door
het puntG' te kiezen, bereiken wo tevens, dat
bijeon bopaalde integrator de schaal van hot spantenpian
groter
gekozenkan worden hetgeen
denauwkeurighoid ten
goode komt.
In de tweede
piaata dient men eon voldoenci aantal
water-lijnen en epanten te
gebruiken orn de scheepavorin met hatoog op de stabiliteitaberekening vast te loggen.
Hot aantui1
at gekozen worcit, hangt uiteraard. af van de
gewen ate infox,natie (buy. tuseen wolke 'enzen van bet
deplacement de stabiliteit bekand moot ztjn),
In hot algemeen moot bet
aanta]. epantenmistens 10
TEC ENIS CH HOG1CHOOL.
Lab.rator1t1m voor
Sebeepabouwkuflde.
DELF.
-5
Ret in rekening brengen
van de bovenbouWefl
dient bij de
gangbare methoden
(behalve bj de methode van
Claußel-Biondi) apart te gebeuren.
Daar de 1engte van
bijv. bak en kainpanie
meestal niet groot
is to.v. de 1ente van
hat achip, moeton
extra
verdeel-spanten ter plaatse
aangebracht worden,
omdat de vorm
van de bovenbouw
anders niet voldoend.a
vastligt.
Voor elke bovenbouW
maakt men dus a.h.w. een
aparte
stabi-liteitaberekefling, hetgeen
de benod.igde
hoevaelheid.
reken-work stork d.oeb toenemen.
3.
RET PERIM-hNTEKI BEPALEN VAN DE STATISCHESTABIL]!IEIP.
Hat is na hot bovenetaand.e
wellicht duidelljk,
dat men
ge-zocht heeft riaar eon
methode orn hot rekenwerk
zoveel
mcgo-lik te omzeilon.
Reeds in 1885 publiceerde
John Heck
(5)
eon
experintele
methode orn met behulp van eon
model de statische
stabili-toit te meten.
Reek g.bruikte oen
negatief model, dat hj
met e
hoeveel-heid. water vulde
overeenkomend mat het te
boachouwen
clepla-cement (zia fig.
3)
Door nu hot model eon
bekende helling te geVen,
kan men
de verplaatsing van bet zwaartepuTit to.v. de
ophanßiflß
van bet model met sen
belans eenvoudig uten.
Ligt hat iwaartepunt g van
bet lege model in de
acharnier'
as, dan kan men dus op
doze wljze p, ng
in y' meten (de
kleine letters zullan wj
gebruiken voox' hat
model).
In 1886 stelde Hack eon
verbetering voor,door i.p.v. sen
negatief eon positief model, dat in aenbak water
dreef,
te gabruiken.
PEO HNISCHI HOG.ESC HOOL
Laboraterjum voox,
S che epsbouwkunde
DLPT.
7
preoies opheíferi. Dit inaakt echter langdurig nitwegen met
kleine gewichtjes noodzakelljk, zod.at
ean inrichting
aan-wezig is orn een klein kor,pel q.u. d.rn.v. aen verachuifbaar
gewicht uit te oaf enen (J).
We krijgen dus:
p.ng sin
=QL
± q.u.
Met behuip van twee kontaktpunten kan men konstateren of
hat evenwicht berejkt is (:K)
bu de everrwiehtsteestand
branden de lampjes
L
geen van beide òf (door kleine
verstoringen van hat wateropperviak) afwisselend.
Uit hot schema b]1jk1, dat het model tljdens hot hellen vrij
is orn de juiste trimligging aan te namen (zio de
scharnie-rende beveatiging S). De optredende trimhoek kan
xu met
ehu1p van een waterpaaje op de modelkop aenvoudig aflezen.
De besproken aplitsing van ng in mg en mn staat ons nu ten
dienste ein uit de metingen bevens de metacenterhoogte van
hat model te bepalen.
Daartee deelt men de gemeten grootheid
p.ng sin 7' door
pÓin?.
He$ resultaat ng wordt nu uitgezet op basis o
(zie f ig.G)
Bu p
= O vallen
inen n samen, zod.at de tot
= O
de orge st rookt e ng krQ mme de waarde
mg le vere
Te zaino n niet
de gmeten waar.den
tna ]onnen we dan berekenen:
ni siñ" = ng
ag ¡in?
Veer het schip inoeten we nu siechte de
schaalfacter
invoe-ran orn NWÒÍA? te vinden.
Stellen we de schaal veor lineaire afflietingen oC
dan
wordt de arm van statische stabiliteit
NG sin
=( o( nm + MG)siny
waarbij dus MG afhankeiijk is van de beladingstoestand.
TECHNISCHE HOOEESCHOOL
Laboratorium voer
Schoepsbouwkunde
DEL PT.
modeizwaartepubt niet overeen behoeft te komen met die van
bet werkelljke schi:p: hot resultaat van de meting goeft na
uitwerken nm sin ip
en deá waarde is onafhankelijk van de
zwaartepuntsliging,
Orn de momentenindikator te ljken, la eon proof uitgevoerd
niet eon rechthoekige bak, waarvan de ax
van statische
atabiliteit aenvoudig on exaot te berekenen is. De
ver-achullen tuBBen berekening en ezperlment bleken
verwaarloos-baar klein (± 1%), zodat men kan aannemen, dat bet
expon-mantee]. bapalen van de statische stabilit ait van eon
nor-male scheepavorm veo]. nauwkeuriger Is dan eon berekening.
Resumerend kunnen we de volgendo voordelen noernen vari bet
expenimenteel bepalen van de statische stabuliteit;
grate nauwkounighold.
de invloed van bovenbouwen kan eenvoud.ig bepaald
rd.n.
Het model neenit tljdens de proof bu bet hellen de julate
tnimhoek aan
wolke tevens gemoten kan worden.
De delen v6ór de voorloodlljn en achter de
achtenlood-lun worden niet verwaanlooad, zoals blj vele benekenings.
methoden het geval is.
B1J een eenmaal aanwosig model, kan mon vele
belad.ings-toestanden (ook die waarb&j aen grote køp- of stuunlast
aanwezj.
is) b000houwen,
Hot doormeten van
toestand vergt niet mear dan
i à.2uren.
Als nadael kan men aanmerken, dat de moment enindikator
eon
mGdel nodig maakt, zod.at de toepassing
van de expenimentole
TECHNISC11E }IOGESCHOOL