Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Rijkswaterstaat
Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIK Z
Het ruimtegebruik van d e
Noordzee in de toekoms t
verwachtingsbeelden vanuit d e
verschillende beleidsvelde n
april 200 4
B . Korf (RIKZ), P . Damsma (RIKZ) e n P . van Hemert (DG Ruimte min VROM ) RIKZ Rapport 2004 .009
Inhoudsopgave
. ... ... ... ... ... ... ... .. .. ... ... ... .. ... ... ... Voorwoord 5 1 . Inleiding 5 2 . Opzet en werkwijze 7 3 . Resultaten 9 3 .1 Resultaten, algemeen 9 3 .2 Ontwikkelingen en lokatiewensen 5 3 .3 Overleg en afstemming 1 7 3 .4 Lange termijn perspectief voor de Noordzee 1 73 .5 . Sturing 1 7
4 .
Samenvatting en conclusies 1 9
Bijlage 1 : Genoemde relevante organisaties en kaders 2 1
Bijlage 2 : Overzicht informanten 2 3
Voorwoord
. . . ... .. . .. .... ... . . . .. . . .. . . .. .. . ... .. . . .. . . .. . .. . .. . .. . ... .. . . .. . . . Dit rapport geeft de resultaten weer van een serie interviews me t zestien deskundigen over tien verschillende beleidsvelden .
De rapportage is gebaseerd op de professionele mening van d e geïnterviewden . Getracht is om door middel van een standaard vragenlijst zo veel mogelijk systematisch te werken, maar inherent aa n deze werkwijze is, dat de toevalsfactor een zekere rol speelt . Dit is zowe l
bij de selectie van de geïnterviewden het geval als bij de aard en he t verloop van de gesprekken .
Tijdens de gesprekken zijn ook aanbevelingen ter sprake gekomen . Deze zijn deels al meegenomen bij de ontwikkeling van de Nota Ruimte , en deels zullen zij nog een plaats moeten krijgen bij andere
ontwikkelingen, zoals het Integraal Beheerplan Noordzee en he t internationaal overleg over ruimtelijke aspecten van de zee i n OSPAR-kader.
1 . Inleidin g
Het gebruik van de ruimte op de Noordzee neemt toe : niet meer allee n scheepvaart en visserij, ook offshore, windmolenparken en misschie n zelfs vliegvelden gaan het beeld van de zee in de toekomst bepalen .
Daardoor zal er zelfs op die onmetelijke ruimte van de zee concurrenti e tussen verschillende gebruiksvormen gaan ontstaan . Het groeitemp o van verschillende sectoren mag dan wel verschillend zijn, maar dat er o p termijn concurrentie om de ruimte zal ontstaan, is evident . Daarom is i n opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het ministeri e voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu geïnventariseer d welke ruimtelijke ontwikkelingen op de Noordzee te verwachten zij n vanuit de verschillende beleidsvelden .
uit : Noordzeeatla s i,ehnuikstuneties op het NCP IEE Stortgebiede n Zandt.ngehiede n • Plattorrn s Leidinge n Soheepvdariroute - Kabel s grens NC P 1 Lan d rl-7 Militaire oefengebiode n
In de komende tijd spelen diverse beleidsprocessen, waarbij inzichten i n de ruimtelijke ontwikkelingen op de Noordzee van belang zijn :
het Integraal Beheerplan Noordzee 201 5 de Nota Ruimt e
- de OSPAR-workshop spatial planning (ter afhandeling van het verzoek in §§ 76-79 van de Noordzee Ministersconferentie 2002 ) de aanwijzing van Marine Protected Areas in OSPAR-kade r de toepassing van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in d e Exclusieve Economische Zon e
de ontwikkeling van een Marine Strategy door de Europese Uni e - de implementatie van de EU-aanbeveling Integrated Coastal
Zone Managemen t
Verder is - meer zijdelings - in dit verband nog van belang he t Stappenplan wettelijke bescherming EEZ ; dit is voorjaar 2003 vastgesteld .
Ook in andere landen neemt de aandacht voor het ruimtegebruik in d e Exclusieve Economische Zones van de Noordzee toe, met name i n Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk . In veel gevallen is dez e belangstelling vooral veroorzaakt door ontwikkelingen op het gebie d van de windenergie .
In opdracht van het ministerie van V&W en VROM heeft het RIK Z samen met DG Ruimte van VROM middels een interviewrond e onderzocht wat er in de diverse beleidsvelden voor ontwikkelingen o p korte en lange termijn worden verwacht, en wat deze voo r
consequenties hebben voor het ruimtegebruik op de Noordzee . Het doe l van deze inventarisatie is om zicht te krijgen op deze ruimtelijk e
ontwikkelingen op de Noordzee in de komende decennia, om daaro p zonodig beleidsmatig te kunnen anticiperen . In de vraagstelling is teven s opgenomen, in hoeverre er sprake is van een sectorale dan we l
2 Opzet en werkwijz e
.. . ... . .. . .. . .. . . .. . . .... .. .. . . .. . .. . .. . .. . .. . . .. . .. . .. . . . Allereerst zijn de sectoren benoemd die relevant zijn voor het huidige en / of he t toekomstige ruimtegebruik op de Noordzee . Vervolgens is per sector gekeke n welke departementen en welke directies verantwoordelijk zijn voor he t betreffende beleid . Binnen die departementen zijn specifieke deskundige n ("sleutelfiguren") gezocht, met wie interviews zijn gehouden aan de hand va n een standaard-vragenlijst . Aanvullend op de gesprekken me t
vertegenwoordigers binnen de overheid is gesproken met enkele private partije n (zie bijlage 2) . Voor het beleidsveld "kabels en leidingen" was geen geschikte specifiek deskundige te vinden, dit beleidsveld is daardoor verder buite n
beschouwing gebleven .
De vragenlijst (bijlage 3) begint met de ontwikkelingen in de bewuste sector, e n een vertaling van die ontwikkelingen naar het ruimtegebruik en de ruimtelijk e effecten . Vervolgens is gevraagd naar de interactie met andere sectoren, in d e ruimte en organisatorisch . Nadat dit besproken was kwam de workshop Spatia l Planning aan de orde . In de praktijk is uiteraard niet in alle gevallen strak aan dit schema vastgehouden . De gesprekken zijn vastgelegd in verslagen die met d e
gesprekspartners zijn teruggekoppeld en vervolgens verwerkt in deze rapportage .
In januari 2004 is een workshop Spatial planning georganiseerd door he t OSPAR-secretariaat, om de behandeling van het verzoek in § 76-79 van d e Noordzee Ministersconferentie 2002 te bespreken . Hierbij zullen de ach t Noordzeelanden de "state of the art" met betrekking tot de ruimtelijke plannin g op zee opstellen, en nagaan welk gemeenschappelijk doel zij hebben voor d e verdere onderlinge samenwerking bij de ruimtelijke planning op de Noordzee . In de interviewgesprekken is ook stilgestaan bij de wensen voor deze workshop . Aangezien de vragen over de toekomstige ruimtevraag en die t .b .v . de OSPAR -workshop in elkaars verlengde liggen, zijn beide onderwerpen in éé n
gespreksronde gecombineerd .
Publieke sectoren Transport/scheepvaart Luchtvaart (luchthaven in zee ) Visseri j
Natuu r
Energie (olie/gas/wind ) Duurzame energi e Delfstoffen (zand, grind, etc .) Defensi e
Overige en nieuwe gebruiksfunctie s Kabels en leidingen Private partije n Scheepvaart Recreatievaar t Visserij Natuur en milie u Zand- en grindwinning Organisati e
V&W - Directoraat Generaal Goederenvervoe r V&W - Directoraat Generaal Luchtvaart
LN V LN V EZ EZ EZ Defensi e Ruimtelijk Planbureau
Kon . Ver . Nederlandse Reders (telefonisch ) ANW B
Produktschap Vi s
Stichting Werkgroep Noordzee
3 Resultate n
... .. ... ... ... ... ... ... ... .. ... ... ... ... ...
3 .1 . Resultaten, algemee n
In het algemeen verliepen de gesprekken heel plezierig en was er vee l draagvlak voor het doel van de interviewgesprekken . Wel was he t toepassingsveld niet altijd meteen duidelijk . Ook werd in enkel e gesprekken nadrukkelijk aangedrongen op het gericht en concree t toepasbaar maken van de resultaten van dit onderzoek .
Mede doordat de geinterviewden vanuit verschillende betrokkenheid e n bekendheid met ruimtelijke planning reageerden, bleven de ruimtelijk e effecten van sectorale ontwikkelingen soms wat onderbelicht . Ook waren er (sectorgebonden) verschillen in de ligging van de tijdshorizon .
3 .2 . Ontwikkelingen en lokatiewense n
In deze paragraaf wordt een samengevat overzicht geboden van d e resultaten van de interviews die in de periode augustus-september 200 3 zijn gehouden met vertegenwoordigers van de ministeries die betrokke n zijn bij ruimtelijk gebruik van de Noordzee .
Transport/Scheepvaar t
De scheepvaart behoort tot de oudste gebruiksvormen van d e
Noordzee . Voor de Nederlandse scheepvaart en mainportfunctie is ee n liberale, mondiale zeevervoersmarkt van belang . In het Nederlands e scheepvaartbeleid zijn milieu en veiligheid belangrijke thema's . Een algemene trend die gesignaleerd wordt is een afname van d e omvang van de zeevloot, waarbij de schepen gemiddeld groter zulle n zijn . Slechts een beperkt aantal havens is geschikt voor zgn . mega-schepen . Ook buitengaats zijn aanpassingen nodig om deze mega-schepen t e faciliteren .
Een andere ontwikkeling is die van de zgn . Short Sea Shipping (SSS) . Met deze term wordt de kustvaart aangeduid waarbij goederenvervoe r over zee zijn oorsprong en bestemming vindt in of rond Europa . In d e transport/scheepvaart sector leeft de verwachting dat SSS de komend e tijd als modaliteit verder zal groeien . De situatie is hiertoe in Nederlan d relatief gunstig, onder meer door de mainport-functie van Rotterda m voor een groot deel van Europa . Met betrekking tot ruimtegebruik zij n er een aantal voordelen verbonden aan de modaliteit SSS . Zo draagt SS S op Europees schaalniveau bij aan bestrijding van de negatieve gevolge n van de groei van het wegvervoer, zoals files . De overheid stimuleert d e groei van SSS om tot een efficiëntere verdeling van het goederenvervoe r over de verschillende modaliteiten te komen, met als oogmerk ee n duurzamer goederenvervoer . SSS speelt zich volledig af binnen d e bestaande scheepvaartroutes, het zogenaamde clearway-systeem, e n derhalve zal verdere groei geen nieuw ruimtebeslag tot gevolg hebben . Binnen deze scheepvaartroutes is medegebruik mogelijk in de vorm va n visserij, recreatievaart, natuur en zandwinning . Elke vorm echter va n bouwwerken of ander permanent ruimtebeslag is wettelijk uitgesloten . Van kennis, inzicht of technologie die in dit verband nog ontwikkel d moet worden is niet echt sprake . Wel wordt de techniek voortduren d verbeterd . Zo wordt er zowel op nationaal niveau als in Europees e n mondiaal verband gewerkt aan verbetering van het Differential Globa l
radiosignalen van satellieten wordt hierbij ondersteund door ee n radiobakensysteem waarbij vanaf een landstation een correctiesignaa l wordt verzonden . Hiermee is de positie van schepen nauwkeuriger vas t te stellen . Ook zijn er plannen voor een Europees navigatiesystee m (GALLILEO) als alternatief voor het GPS systeem dat door de Verenigd e Staten van Amerika is ontwikkeld . Verdere optimalisering van het total e verkeersmanagementinstrumentarium zal de komende jare n
aandachtspunt blijven .
Visserij
Het visserijbeleid op de Noordzee is gericht op een goede balans tusse n visserij en natuur . De Nederlandse schippersvloot bestaat uit ongevee r 400 kotters, 16 diepvriestrawlers en bijna 80 mosselschepen .
Gezamenlijk streven overheid en bedrijfsleven naar verantwoorde visseri j op basis van duurzaam beheer van visbestanden . Jaarlijks worden i n Europees verband vangsthoeveelheden (TACs : Total Allowable Catches ) vastgesteld . De visserij wordt gekenmerkt door een sterke cultuur e n een gedegen politieke steun waarmee het bestaan van de secto r
gewaarborgd lijkt . Als algemene trend is aan te geven dat de visserij nie t zal groeien en waarschijnlijk zal afnemen .
Voor de korte termijn is het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB), i n welk kader jaarlijks de visquota en vlootcapaciteit worden vastgestel d voor EU en Noorwegen, bepalend . De ruimte op zee ten behoeve va n
de visserij neemt af als gevolg van de groei van de andere sectoren . Technologische ontwikkelingen zullen ook in de toekomst doorgaan o m
binnen de vastgestelde kaders zo efficiënt mogelijk te vissen .
Een voorbeeld hiervan is het "pulse-vissen", een methode waarmee d e (ecologisch schadelijke) wekkerkettingen in de boomkorvisserij worde n vervangen door elektrische pulsen . In 2004 zal dit systeem op ee n
bedrijfsvaartuig worden getest .
Als knelpunten voor de ontwikkeling van de visserij worden met nam e aangegeven : de afname van ruimte t .b .v . visserij als gevolg van de groe i van andere sectoren, nieuwe landaanwinning inclusief
natuurcompensatie (2 e Maasvlakte, Flyland) en het vaststellen va n beschermde natuurgebieden, de zgn . Marine Protected Areas . (MPA's ) Voor de visserij is de hele Noordzee van belang ; de belangrijkst e gebieden verschillen per soort . De Nederlandse schepen vissen vooral i n het zuidelijk deel van de Noordzee . De schelpdiervisserij is aan d e
kustzone gebonden .
Het is wenselijk de ruimtelijke kennis over het systeem te vergroten , bijvoorbeeld kennis m .b .t. de locaties van de paaigronden en d e kwaliteiten waaraan deze moeten voldoen, om zodoende beter op d e kansen en bedreigingen die de groei van andere sectoren met zic h meebrengt, te kunnen inspelen .
Defensie
De krijgsmacht houdt regelmatig militaire oefeningen op zee . De oefengebieden zijn in een aantal gevallen tijdens de oefeninge n verboden gebied voor alle scheepvaart of andere activiteiten . Defensie zal op korte termijn een tweetal schietgebieden langs d e Noord-Hollandse kust sluiten . Op dit moment is hier een cluster van vijf- deels overlappende- schietgebieden gesitueerd . De middelste twee (Falga en Botgat) zullen vervallen . Dit zal een vermindering van indirec t ruimtegebruik en lawaai inhouden . Naast deze schietgebieden voor d e kust zijn er op de Noordzee verder nog een oefengebied voo r
straaljagers, een laagvlieggebied, en een oefengebied voo r mijnenleggen . Deze gebieden zullen gehandhaafd blijven . Het oefenmijngebied is in principe goed te verplaatsen .
Tenslotte zijn er twee (niet meer gebruikte) munitiedumpplaatsen op d e Noordzee gesitueerd .
De langere termijn ontwikkelingen zijn moeilijker aan te geven . Er is bij defensie niet sprake van een trend . Als er in de toekomst voor ee n nieuw wapensysteem wordt gekozen zal dit mogelijk ruimtelijke consequenties hebben . Hierover is op dit moment echter niets te zeggen .
De oefenmogelijkheden op Nederlands grondgebied moeten in d e toekomst gehandhaafd blijven . Momenteel is de druk op militair e terreinen in de Noordzee nog niet groot . De wettelijke bescherming va n de natuurfunctie (aanwijzing Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, e n MPA's) kan een knelpunt gaan vormen .
Natuu r
Voor de Noordzee streeft de overheid naar een goede balans tusse n economie en ecologie . Op internationaal niveau worden i n
internationale fora (EU vogel en habitatrichtlijn, OSPAR) afspraken gemaakt op het gebied van natuurbescherming .
Het voornemen is om een vijftal beschermde natuurgebieden aan t e wijzen .
De Marine Expert Group (Europese Commissie) zal volgend jaar met ee n signaal komen hoe op nationaal niveau invulling gegeven kan worde n aan de Vogel- en Habitatrichtlijn, ook buiten de territoriale wateren .
Dit zal voor de lidstaten een sturende impact hebben . Op grond va n ecologische waarden zullen gebieden geselecteerd moeten worden, e n voor op Europees niveau te beschermen diersoorten zal, waar deze
soorten voorkomen op nationaal niveau een speciale beschermingszon e moeten worden aangewezen . Het kabinet heeft opdracht gegeven d e consequenties voor het bestaand gebruik bij implementatie van ee n beschermingsregime te onderzoeken . De verwachting is dat d e
toepassing van de Vogel- en Habitatrichtlijnen op de Noordzee niet tot verboden voor gebruiksfuncties zal leiden . Ingeval de functies
significante afbreuk doen aan de ecologische waarde zal echter wè l moeten worden opgetreden . Onderzoek naar de effecten van
gebruiksfuncties zal hiertoe bepalend zijn . Voor een goed inzicht zal he t effectenonderzoek verder ontwikkeld moeten worden . De wijze waaro p met andere functies wordt omgegaan kan vervolgens in ee n
beheersplan worden geregeld . Nieuwe gebruiksfuncties zulle n nadrukkelijk getoetst worden op grond van de . bestaande Vogel- e n
Habitatrichtlijnen .
Voorts zal vanuit het OSPAR-traject initiatief worden genomen voor d e aanwijzing van de zogeheten Marine Protected Areas .
Zowel OSPAR en EU produceren dus documenten met voorstellen o p grond waarvan gebiedsaanwijzingen kunnen plaatsvinden .
Naar verwachting zullen het EU- en OSPAR-traject in termijn gaan samenlopen .
Daarna speelt het beheer van de gebieden en doorwerking van d e nieuwe Natuurbeschermingswet . Op dit moment is d e
Natuurbeschermingswet nog niet formeel van kracht op de EEZ, maar e r is wel overeenstemming dat de werkingsfeer moet worden uitgebrei d tot de EEZ .
De aanwijzing van de vijf gebieden met bijzondere natuurwaarde n (respectievelijk de Kustzone, het Friese front, de Oestergronden, d e Doggersbank en de Klaverbank) die zijn opgenomen in de 5e Not a Ruimtelijke Ordening is tot stand gekomen vanuit een national e invalshoek, en deze gebieden zijn niet gepreciseerd . De begrenzinge n zijn globaal aangegeven, de kolommen bodem, water en lucht zijn nie t onderscheiden en het beschermingsregiem is niet aangegeven .
Energie (olie, gas )
Op de Noordzee en onshore wordt voor olie- en gaswinning het zgn . kleine veldenbeleid gevoerd . Door het ontwikkelen van kleine velde n wordt het volledige potentieel aan gasvoorraden in Nederland benut e n daardoor wordt het gas in het unieke Groningenveld zo duurzaam e n strategisch mogelijk ingezet .
De winning van fossiele brandstoffen op de EEZ bestaat voor ongevee r
95% uit gaswinning uit kleine velden . Het Groningenveld is het enige grote gasveld, de overige behoren tot de categorie 'kleine velden' . Dez e
kleine velden leveren een constante, niet flexibele hoeveelheid gas . O m aan fluctuaties in de gasvraag te kunnen voldoen speelt Groningen i n samenspel met de kleine velden een belangrijke rol als zgn . balansveld . Volgens het huidige winningbeleid zal het gas bij Groningen tusse n
2025 en2030opraken, waarmee het Groningenveld in de loop van d e tijd ook zijn balansfunctie voor winning op de Noordzee verliest .
Dat maakt de winning van kleine velden dan niet meer rendabel . De verwachting is dat de vraag naar energie zeker niet zal afnemen . Het kleine veldenbeleid is actief overheidsbeleid en opgenomen in he t Energierapport (2002) .
transitiemanagement naar een duurzame energiehuishouding . Het lange termijndoel hiervan is 50 % duurzame energie in 2050 .
Als knelpunten voor de sector worden gesignaleerd de aanwijzing va n gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn en de aanwijzing va n Marine Protected Areas . Als gevolg hiervan worde n
lange en moeizame inspraakprocedures verwacht . Ondanks het schon e profiel van de exploratie- en winningactiviteiten van olie en gas i n Nederland heeft de sector een slecht imago .Kritische vragen vanuit d e samenleving en intensieve inspraak kunnen een vertragende werkin g hebben op de ontwikkeling van velden .
Voor olie- en gaswinning is de ligging van de velden en de huidige infrastructuur (bestaande pijpleidingen en installaties) bepalend . Er i s voor de exacte locatie een speelruimte van enkele kilometers doo r gedevieerd boren .
Windenergi e
Windenergie is een nieuwe gebruiksfunctie op de Noordzee . I n Denemarken en Zweden zijn inmiddels windmolenparken in ze e
geplaatst . In Nederland wordt tot nu toe alleen op het land windenergi e gewonnen . Windmolens op zee hebben een relatief hoger e
energieopbrengst . Ook de vaak lastige landschappelijke inpasbaarhei d van molens op het land is een reden waarom plaatsing op ze e
aantrekkelijk is .
Op dit moment zijn er twee initiatieven voor de bouw va n
windmolenparken in voorbereiding : het demonstratieproject Near Shor e Windpark (NSW) (8 kilometer voor de kust bij Egmond, geinstalleer d vermogen 100 MW, oppervlak 16 km2 netto, 27km 2 incl .
veiligheidszone) en hetWP-Q7windpark (23 kilometer voor de kust va n IJmuiden, geinstalleerd vermogen 120 MW, oppervlak 13 km 2 netto ,
20km 2 incl . veiligheidszone) . In 2004zal naar verwachting de bou w starten van het NSW . Bouw van windparkWP-Q7zal mogelijk ook i n
2004starten .
Een interdepartementale werkgroep werkt aan een uitgiftestelsel voo r wind op zee . In het voorstel van de werkgroep zijn d e
voorkeursgebieden - zoals aanvankelijk aangegeven in de Vijfde Not a Ruimtelijke Ordening - niet meer aanwezig . Hiervoor in de plaats word t gewerkt met openstelling van de gehele EEZ met inachtneming va n uitsluitingscriteria . Gezien de gemiddelde doorlooptijd van start to t realisatie van een windpark van ongeveer 3,5 - 4jaar, zullen de eerst e
parken (naast NSW en WP-Q7) rond 2007/2008 gerealiseerd kunnen worden . Bij het ministerie van Economische Zaken wordt momentee l een visie ontwikkeld voor de netinfrastructuur op zee . De vraag is o p welke wijze ee n
dergelijk elektriciteitsnet zich zal ontwikkelen en in hoeverre hierbij ee n rol van de overheid noodzakelijk is . Naar verwachting zal dit project ein d 2003 worden afgerond . Ten behoeve van dit project is door Novem ee n aantal ontwikkelscenario's onderscheiden :
1) een gelijkmatige ontwikkeling tot 6000 MW in 202 0 2) een terughoudend scenari o
3) een scenario met snelle toenam e
In deze scenario's wordt gekeken naar (on)zekerheden m .b .t. factore n als : financiëel klimaat, houding van verzekeringsmaatschappijen e n banken, keuzen in de bedrijfsvoering, rendementseisen van bedrijven , techniek en politiek draagvlak .
Ontwikkelingen na 2020 hangen vooral af van de oplossingen di e gevonden gaan worden om de capaciteit die opgewekt wordt op he t electriciteitsnet te plaatsen . In de discussie rond de BRITNED kabel, ee n nieuw aan te leggen electriciteitsverbinding tussen Nederland en Groo t Brittanië, is nu echter gesteld dat hier geen windenergie op aangetakt zal worden .
Binnen het ministerie van Economische Zaken werkt de directie Strategi e en Verbruik ook aan langere termijn visies . Windenergie zou op termij n mogelijk ook opgeslagen en getransporteerd kunnen worden in de vor m van waterstof, wellicht kunnen lege aardgasvelden worden gebruikt al s opslagruimte .
In de nota Energie Onderzoek Strategie (EOS) van het ministerie va n Economische Zaken uit 2001 worden de hoofdlijnen van het beleid voo r het publiek gefinancierde onderzoek aangegeven . Bij d e
onderwerpkeuze staat de bijdrage van het energieonderzoek aan d e overgang naar een duurzame energiehuishouding centraal . Een van d e speerpunten hierin is de verdere ontwikkeling van offshore-windenergi e in de periode tot 2030 en verder . Grootschalige opwekking en opsla g alsmede de daarmee gepaard gaande infrastructurele probleme n worden hierin meegenomen .
Er worden twee belangrijke knelpunten aangemerkt voor d e ontwikkeling van windenergie . De implementatie van de Vogel- e n
Habitatrichtlijn zal de zoekruimte voor windparken mogelijk beperken . Daarnaast is het beperkte aantal aanlandingspunten sterk bepalend voo r nieuwe ontwikkelingen .
In een studie van het Energy research Centre of the Netherlands i s gekeken welke locaties niet in aanmerking komen voor windenergie . Naast uitsluitingsgebieden op grond van andere gebruiksfunctie s (scheepvaartroutes, defensie restrictiegebieden, reserveringen beton- e n metselzand) zijn kostentechnische overwegingen zoals waterdiepte , afstand tot aanlandingspunten, windsnelheid en golfslag bepalend . Vermoedelijk zal het merendeel van de potentiële locaties worde n
gevonden voor de kust van de tweede Maasvlakte en bij Beverwijk . De overheid zou meer sturingsmogelijkheden kunnen creëren door o p de Noordzee infrastructuur aan te bieden waarmee stroom aangelan d zou kunnen worden . Het beeld dat zou optreden bij de twee varianten :
1) een sturende overheid, dan wel 2) overlaten aan de vrije markt, lever t volgens EZ wel enkele maar geen grote verschillen op . Qu a
plaatsingsmogelijkheden vormt de 6000 MW geen bovengrens : latere uitbreiding tot 10 .000 MW zou mogelijk moeten zijn .
Wat betreft combinaties van ruimtegebruik met windenergie wijst he t NOVEM-rapport "Offshore windenergie en meervoudig ruimtegebrui k op de Noordzee" (2003) uit, dat de mogelijkheden voor gelijktijdig e combinatie van offshore windturbineparken en overige gebruiksfunctie s op de Noordzee relatief beperkt zijn . Alleen met de gebruiksfunctie s pijpleidingen, kabels, recreatie, cultuurhistorische en aardkundig e waarden, natuur en enkele gebruiksvormen uit de categorie overig e bouwwerken kunnen mogelijk gelijktijdige combinaties worde n gevormd .
Met betrekking tot onderhoud van de parken zal nog kennis ontwikkel d moeten worden . Mogelijk zullen er eilanden/platforms met een special e onderhoudsfunctie ontstaan . Ook op het gebied van maricultuur za l kennis nog verder ontwikkeld moeten worden . Bij combinaties met andere gebruiksvormen is veiligheid steeds een belangrij k
aandachtspunt .
Oppervlaktedelfstoffe n
Begin jaren tachtig werd zand voornamelijk op het land (IJsselmeer , randmeren en binnenwateren) gewonnen . De afgelopen 20 jaar is d e zandwinning op de Noordzee fors gegroeid . Op zee wordt de laatste twee jaar ongeveer 32 miljoen m 3 zand per jaar gewonnen . Hierva n wordt ongeveer 16 miljoen m 3 gebruiktvoor kustsuppleties, 15 miljoe n m3 voor ophogingen op het land en slechts 1 miljoen m 3 voor industriee l gebruik . Grofkorrelig zand, bruikbaar als beton- en metselzand, kom t inde Noordzee in tegenstelling tot de binnenwateren weinig voor . De behoefte aan bouwstoffen blijft de komende jaren groot . Om i n deze behoefte te voorzien zal ook in de grote wateren, waaronder d e Noordzee en IJsselmeer, zand worden gewonnen .
Uitgangspunt hierbij is een economisch rendabele winning o p winlocaties die maatschappelijk aanvaardbaar zijn . Dit is voor wat betreft beton- en metselzand op dit moment al een probleem . Import (uit Duitsland en België) is hiervoor een discutabel alternatief, aangezie n deze landen met dezelfde problemen geconfronteerd worden .
Ophoogzand kan rendabel in de Noordzee worden gewonnen . Daarnaast wordt in de Noordzee jaarlijks zand gewonnen voo r zandsuppleties voor kustverdediging (kustlijnhandhaving en he t compenseren van zandverlies op dieper water) .
De interessante locaties voor delfstofwinning worden bepaald doo r factoren die van invloed zijn op de economische realiseerbaarheid, zoal s afstand tot land, diepte en percentage beton- en metselzand . Winnin g
van oppervlaktedelfstoffen is een tijdelijk ruimtegebruik . Het is dan oo k van belang de mogelijkheid van zandwinning te overwege n
voorafgaand aan andere ontwikkelingen .
Technologie die nog verder ontwikkeld moet worden is het ontzilten va n het zand en het diep onderzuigen van zand, waarbij de toplaag intac t blijft. Deze laatste techniek is al in ontwikkeling voor de binnenwateren .
Recreatievaart
Op de Noordzee wordt ook gerecreëerd . In de kustzone is de recreatie het meest intensief . Hier wordt gezwommen en gesurft . Op volle ze e wordt gezeild en gevist .
De verwachting is dat, gekoppeld aan welvaart en economisch e
ontwikkeling, de recreatie op de Noordzee zal blijven groeien . Dit word t gestaafd door gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek . Nieuwe vormen van recreatie in de badzone zijn kite-surfen e n branding-kajakken, maar verder op open zee zijn geen nieuw e ontwikkelingen in beeld .
De ANWB heeft in haar Nota Noordzee een visie op de bestaand e plannen met de Noordzee gegeven .In de toekomst wil zij een eige n integrale kustvisie ontwikkelen . Belangrijke onderwerpen bij de recreati e zijn veiligheid en hinder, zowel zichthinder als geluidshinder.
Als knelpunt wordt gesignaleerd dat waterrecreatie in het beleid weini g aandacht en prioriteit krijgt . Het belangrijkste is een goede planvorming , waarbij belanghebbenden op tijd en in voldoende mate betrokke n worden .Als concreet knelpunt wordt een tekort aan aanloophavens voo r zeezeilers aangegeven .Voor recreatie is met name de kustzone va n belang. Vooral langs de kust vindt veel recreatievaart plaats . Voor land -recreanten is een vrije horizon belangrijk . Zeezeilroutes liggen niet vas t maar zijn wel logisch af te leiden . Ze beginnen en eindigen bij de haven s (bijvoorbeeld Vlissingen, Stellendam, IJmuiden, Lowestoft) .
De recreatievaart moet de grote scheepvaartroutes haaks oversteken .
Algemene lange termijn ontwikkelinge n
Ontwikkelingen op demografisch, economisch en technologisch gebied zullen van invloed zijn op het toekomstig ruimtegebruik op d e
Noordzee . In grote lijnen zullen de verwachtingen met betrekking to t deze drie gebieden geschetst worden .
Demografische ontwikkelingen zijn met relatief grote zekerheid aan t e geven . Voor heel Westeuropa geldt het perspectief van dalend e bevolkingsaantallen (migratie meegerekend) . In de perifere gebieden i s dit het sterkst. Voor de kustzone is de verwachte daling beperkt .
De economische ontwikkeling wordt gekenmerkt door een continuerin g
van verschuiving van productie naar dienstverlening . Met nam e zwaardere industrie neemt af . Gespecialiseerde hoge technologi e
(booreilanden) blijft bestaan . Ook als de olie- en gaswinning over 25 a 30 jaar terugloopt, zullen installaties op zee mogelijk gebruikt kunne n worden voor andere doeleinden . Er gebeurt op dit moment erg veel o p
het gebied van technologie . Er zijn bijvoorbeeld experimenten gaand e met stromingsenergie (Orkney), energiewinning uit golfslag e n waterstof als brandstof. Het is momenteel nog niet duidelijk welk e technologie grootschalig toegepast zal gaan worden .
Meer specifiek zijn er een aantal aandachtspunten aan te geven . Het voorkomen van ruimtelijke conflicten, met name te verwachte n langs de kust, is belangrijk . Voorkomen moet worden dat iedere secto r zijn eigen ruimte blijft claimen . Met multifunctionaliteit kunnen kanse n worden benut, zoals aquafarming als complementair product .
(luchthaven) en Plan Waterman of Haakse kust zullen worde n
gerealiseerd is klein zolang hiervoor potentiële alternatieven op het lan d bestaan die financieel veel gunstiger zijn . Mobiele eilandvormen zoal s booreilanden zullen zich waarschijnlijk ontwikkelen naar andere gebruiksvormen zoals service-eilanden of eilanden voo r
waterstofopwekking . Mogelijk worden in de verre toekomst mobiel e eilandvormen ingericht voor leisure-activiteiten .
3 .3 . Overleg en afstemmin g
Intersectoraal geintegreerd overleg en afstemming vindt voornamelij k op nationaal niveau plaats . Hierbij heeft het IDON (Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee) een prominente plaats . Ook bij d e voorbereiding van beleidsnota's (bijv . Nota Ruimte), regelgeving e n andere beleidsontwikkelingen met betrekking tot de Noordzee i s meestal sprake van interdepartementaal overleg, gericht op ee n geintegreerde benadering .
Op internationaal niveau kent elk beleidsveld wel eige n overlegplatforms ; deze fora zijn met name gericht op bepaald e gebruiksvormen (visserij, scheepvaart, offshore-ontwikkeling, energie , etc .) . Vaak beslaan zij een veel groter areaal dan alleen de Noordzee . Daarnaast functioneren ook enkele overlegkaders die meer gericht zij n op het systeem van de zee . Deze zijn bijvoorbeeld gericht op d e bescherming tegen milieuverontreiniging, of op een duurzaam behou d en/of ontwikkeling van het gebruik van de Noordzee, zoals in EU- e n OSPAR-verband . Intersectoraal ruimtelijk geintegreerd internationaa l overleg is pril en moet nog goed van de grond komen, bijvoorbeeld i n OSPAR-verband .
In de interviewgesprekken is ook gevraagd naar mogelijk e
transnationale samenwerking in het ruimtegebruik op de Noordzee ; dit bleek nog een erg prematuur onderwerp .
3 .4 . Lange termijn perspectief voor de Noordze e
Vrijwel zonder uitzondering hebben de geïnterviewden behoefte aa n een (langere termijn) perspectief voor het ruimtegebruik voor d e Noordzee . Een grote meerderheid geeft aan dat het de voorkeur heef t als een dergelijke visie in internationaal verband tot stand komt .
Hierbij moet worden aangetekend dat er geen eensluidend beeld bij d e geïnterviewden bestaat over de vorm hiervan . Meerdere persone n spraken zich uit voor een terughoudende variant, waarbij de visie dien t als ontwikkelingskader voor de Noordzee . Een aantal personen gaf zelfs aan een visie die de vorm zou aannemen van bestemmingsplan "voo r de Noordzee" beslist af te wijzen .
OSPAR-workshop Spatial plannin g
In maart 2002 is in Bergen (Noorwegen) de 5 e Noordzee Minister s Conferentie gehouden . De besluiten en afspraken van deze conferenti e zijn vervat in de zgn . Bergen Declaration ; in §§ 76 - 79 is een aantal verzoeken op het gebied van de ruimtelijke planning geadresseerd aa n het Biodiversity Committee van OSPAR (OSPAR-BDC) . Deze verzoeke n betreffen de inventarisatie van het huidige ruimtegebruik, he t
uitwisselen van informatie en ervaringen, de verdere international e samenwerking en het verbeteren van de milieu-invloed van menselijk e activiteiten . Voor de beantwoording is in januari 2004 een worksho p spatial planning gehouden . Deze workshop zou het prille begin kunne n gaan vormen van een (ambtelijk) internationaal platform voo r
samenwerking en afstemming op het gebied van het ruimtegebruik o p de Noordzee .
3 .5 . Sturin g
Tamelijk eensluidend gaven de geïnterviewden aan dat één of ander e vorm van sturing door de (rijks)overheid van de activiteiten op d e
Noordzee gewenst of nodig is . Belangrijk is echter op welke wijz e sturend opgetreden zou moeten worden door de overheid . In di t verband werden verschillende houdingen genoemd waarin de overhei d zich kan manifesteren : pro-actief, curatief en reactief, faciliterend , coordinerend . Deze verschillende houdingen sluiten elkaar niet uit, maa r zouden door de overheid juist effectief naast elkaar ingezet kunne n worden, afhankelijk van de situatie . Naast de bestaande sectoral e afwegingskaders werd ook de meerwaarde van een integraa l afwegingskader genoemd, mogelijk los van wet- en regelgeving .
4 Samenvatting en conclusies
. . . .. . . .. . ... . . .. . .. . .. . . .. . . ... .. . . .. ... . . .. . .. . ... .. In najaar 2003 is geinventariseerd welke ontwikkelingen in he t
ruimtegebruik op de Noordzee te verwachten zijn in de komend e decennia . Hiervoor zijn interviewgesprekken gehouden met zestie n deskundigen (voornamelijk uit de rijksoverheid, maar enkelen va n daarbuiten) over tien verschillende beleidsvelden . De conclusies zijn :
1. Een toenemend gebruik van de ruimte op de Noordzee is te verwachten door natuurgebieden, windmolenparken, en i n
mindere mate ook door zandwinning, telecomkabels e n recreatievaart
2. Het ruimtegebruik door scheepvaartroutes en militair e oefengebieden zal in de beschouwde periode grosso mod o gelijkblijve n
3. Een afnemend ruimtegebruik is te verwachten van de visserij (doo r sluiting van gebieden) en op termijn van de olie- en gaswinnin g (door sluiting van de winningslokaties )
4. Vaak is meervoudig gebruik van de ruimte op zee goed mogelij k doordat verschillende gebruikers verschillende lagen (bodem , water, lucht) benutten, of doordat aktiviteiten niet tegelijkertij d plaats hoeven te vinde n
5. Concurrentie om de ruimte zal gaan plaatsvinden rond d e aanwijzing van natuurgebieden in zee, en rond de vestiging va n windmolenparken . In beide gevallen zal een aantal ander e gebruiksvormen worden beperkt of uitgeslote n
6. De concurrentie om de ruimte zal het eerst gaan spelen in he t zuidelijk deel van de nederlandse EE Z
7. Het merendeel van de geinterviewden vond desgevraagd ee n (ruimtelijke) toekomstvisie voor de Noordzee gewens t
8. Vrijwel alle geinterviewden vonden één of andere vorm va n sturing door de overheid van het ruimtegebruik op de Noordze e gewenst of noodzakelij k
9. De geinterviewden verschilden van mening over de vraag of dez e sturing plaats zou moeten vinden door middel van ruimtelijke wetgeving of, zoals op het ogenblik, door een samenstel van d e Wet Beheer Rij kswaterstaatswerken, de Mijnwet en d e
Bijlage 1 Genoemde relevante organisatie s
en kaders
. . . .. . .. . .. . . .. .. . . .. . .. . .. . . .. . . .. Bestaande Beleidsnotities en beleidsnota's :
- Filevrij over zee ; ministerie van VenW, DG Scheepvaart e n maritieme zaken, 199 2
De Europese snelweg van de 21e eeuw, voortgangsnota Short Se a Shipping; ministerie van VenW DG Goederenvervoer, 199 9 Shortsea, MAUT en Baltic ; ministerie van VenW, DG Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en vervoe r
Vissen naar evenwicht, regeringsbeslissing Zee- en kustvisserij ; Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag . 1993
Tweede Structuurschema Militaire Terreinen, deel 1, ontwerp PKB ; Ministerie van Defensie
- Beheersvisie Noordzee 2010, bron van leven, rust en ruimte , motor van economische activiteiten, Stuurgroep beheersvisi e Noordzee 2010 (Ven W, LNV, VROM, EZ), Leiden, 1999 . Investeren in Energie, keuzes voor de toekomst Energierappor t 2002 ; ministerie van Economische zaken, Den Haag, 2002 . Beheerplan Rijkswateren 2001-2004, Ministerie van Verkeer e n Waterstaat, Den Haag, 200 1
Internationaal : - OSPA R EU habitatrichtlij n EU vogelrichtlij n EU kaderrichtlijn wate r EU Gemeenschappelijk Visserijbelei d - IMO particular sensitive areas
In ontwikkeling :
Nota Ruimte (Ministerie VROM )
- Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (Verkeer en Waterstaat , Rijkswaterstaat regiodirectie Noordzee )
- Uitgiftestelsel windoffshore (wetgeving ministerie EZ) EU Marine Strategy (EU-richtlijn )
Bijlage 2 Overzicht informante n
... ... .. ... .. ... ... .. .... .. ... ... .. ... ... ... ...
Met de volgende personen zijn face-to-face of telefonische interview s gehouden, dan wel van hen is op andere wijze aanvullende informati e ontvangen :
H . Demkes (prod .sch .Vis), Ir. H . Gordijn (RPB), drs . H . van den Heuve l (pd . sch . Vis)drs . J .P . Hondebrin k
(min EZ), G .J . Huissing (Kon .Ver .Ned .Reders), drs . A .P .A .M . de Jon g (min EZ), drs . Y .B . ten Kate (min EZ), drs . T .H .M .J . de Laat (min V&W, DGL), mr . C .J . Nagelhout (min Defensie), ir H . Offringa (St. D e
Noordzee), A . Ouwehand (ANWB), drs . R .R . Pijpers (min V&W, DGG) , ing . G .J . Post (min LNV), drs . B .M . Schoute (min LNV), dhr . Sigmon d (Fed .Opp .Delfst .lnd .), mr. J .J . Sybrandi (min Defensie), drs . P . va n Weelden (min EZ) .
Bijlage 3 Vragenlijs t
. . . .. . .. . . .. . . . .. . .. . .. . . .. . . .. . . .. . . . .. . . . Vragenlijst Interviewronde ruimtelijke wensen Noordze e
A . Ontwikkelingen in de komende decenni a
1. Welke ontwikkelingen zijn er in uw sector te verwachten in de komende 5 jaar, tussen 5 en 1 0 jaar, en op een termijn van 20a 30 jaar ? Hoe (on)zeker zijn die, en waarvan zijn di e
ontwikkelingen afhankelijk (technologisch, economisch, demografisch, politiek), en wat zijn d e ruimtelijke implicaties ?
2. Wat zijn de daarvoor meest relevante beleidsnotities of andere nota's in uw sector ? Zijn dez e sectoraal, of afgestemd met andere sectoren ?
3. Wat zijn voor uw sector de belangrijkste issues in dit verband ?
4. Welke knelpunten voorziet u voor (het ruimtegebruik van) de onwikkelingen in uw sector ? B . Locatiewense n
1. Waar liggen de voor deze ontwikkelingen in uw sector belangrijkste benodigde gebieden van d e Noordzee, en op grond van welke criteria komt u tot die keuze ? Welke orde van grootte hebbe n deze ? Kunt u deze indicatief op kaart aangeven? (kaartmateriaal wordt verzorgd )
2. Welke andere gebruiksvormen zijn daar dan nog welkom, en welke zijn dan uitgesloten ? 3. Welke kennis, inzicht, of technologie moet in dat verband nog ontwikkeld worden ? C . Overleg en afstemmin g
1. Vindt er (op nationaal niveau) overleg en afstemming met andere sectoren en partijen plaats, i n welke fora, ad hoc of planmatig ?
2. Vindt er internationaal overleg en afstemming plaats, in welke fora, sectoraal of integraal ? 3. Is internationale uitwisseling van claims m .b .t . het ruimtegebruik in uw sector wenselijk ,
denkbaar, bespreekbaar ?
4. Wat verstaat men in uw sector onder geintegreerd, welke andere sectoren / departementen vind t met dat erbij moeten worden betrokken ?
D . Sturin g
1. Is - vanuit uw sector gezien - sturing door de overheid nodig of wenselijk, pro-actief of reactief ? 2. Welk instrumentarium is daarvoor beschikbaar of in voorbereiding ? Welke international e
afspraken zijn daarvoor leidend ?
3. Is een geintegreerde, ruimtelijke visie gewenst of noodzakelijk, en dan : op nationaal of internationaal niveau ?
E . Inzet op OSPAR workshop Spatial plannin g
Er komt een internationale workshop over Spatial planning op de Noordzee, georganiseerd door OSPAR-BDC i n januari2004,ter beantwoording van §§ 76-79 van de Bergen Declaration van de Noordzee Ministers Conferentie , maart2002(Issues : Alignment of objectives, Establishing current state of uses, Arrangements for exchange o f information, Further cooperation in spatial planning, Improving environmental assessment )
1. Welke resultaten zou deze workshop moeten opleveren ?
2. Wat moet de inbreng van de nederlandse delegatie op deze workshop naar uw mening zijn ? F . Overige opmerkinge n
1. Heeft u nog onderwerpen m .b .t . toekomstig ruimtegebruik op de Noordzee gemist, of heeft u nog andere vragen of wensen in dat verband ?
2. Er worden in dit projekt in eerste instantie interviews gehouden me t
(overheids)vertegenwoordigers van de sectoren transport, visserij, natuur, energiewinning , delfstoffen, telecom, luchtvaart, recreatie en defensie, t .z .t. echter ook met andere betrokkenen .
Welke stakeholders, die naar uw verwachting een zinvolle bijdrage en/of nieuwe gezichtspunten kunne n leveren, zou u daarvoor willen aanbevelen ?