• Nie Znaleziono Wyników

Bepaling overschrijdingskans van de breuksterkte van een asfaltbekleding tijdens een storm ten gevolge van een extreme golfklap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bepaling overschrijdingskans van de breuksterkte van een asfaltbekleding tijdens een storm ten gevolge van een extreme golfklap"

Copied!
92
0
0

Pełen tekst

(1)

Bepaling overschrijdingskans van de breuksterkte van een asfaltbekleding tijdens een storm ten gevolge van een extreme golfklap

(2)

Projectnummer : e0701828-4

Offertenummer en datum : o070663/au/adl d.d. 17 juli 2007

Titel rapport : overschrijdingskans breuksterke ten gevolge van een extreme golfklap

Status rapport : definitief

Naam opdrachtgever : STOWA-Deltares

Adres : Stieltjesweg 2

Plaats : Delft

Naam contactpersoon : ir. R. 't Hart

Datum opdracht : 23 juli 2007 en 29 april 2008 Kenmerk opdracht : 2007-0619-LRW-451163-BGH

2008-0432-LRW-451163-BNN

Contactpersoon KOAC•NPC : ing. A.K. de Looff Auteur(s) rapport : ing. A.K. de Looff

Rapportage Autorisatie

Naam: Ing. A.K. de Looff Naam: Ir. F. Tolman

Handtekening: Handtekening:

Datum: 17 oktober 2008 Datum: 17 oktober 2008

Zonder schriftelijke toestemming van KOAC•NPC mag het rapport (of certificaat) niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding... 5

1.1 Probleemstelling en doel... 5

1.2 Werkwijze ... 6

1.3 Opzet van het rapport ... 7

2 Model ... 8

2.1 Bezwijkfunctie ... 8

2.2 Bepaling van de optredende spanning ... 8

3 Verdelingen... 10

3.1 Stootfactor en golfbreedte... 10

3.2 Laagdikte, elasticiteitsmodulus en bedingsconstante ... 11

3.3 Breuksterkte van het asfalt... 11

3.3.1 Algemeen ... 11

3.3.2 Houtribdijk ... 11

3.3.3 Helderse zeewering ... 14

3.3.4 Veersedam ... 16

4 Opzet Monte Carlosimulaties... 19

4.1 Algemeen ... 19

4.2 Invoerparameters ter bepaling van de optredende spanning ... 19

4.2.1 Elasticiteitsmodulus van het asfalt ... 19

4.2.2 Laagdikte van het asfalt ... 20

4.2.3 Beddingsconstante van de ondergrond ... 21

4.2.4 Stootfactor ... 22

4.2.5 Golfbreedte... 23

4.3 Controle van de optredende spanningen... 24

5 Vergelijking optredende spanning met de breuksterkte... 26

5.1 Inleiding ... 26 5.2 Aanpak ... 26 5.3 Houtribdijk ... 27 5.3.1 Invoerparameters simulatie... 27 5.3.2 Resultaten simulatie ... 28 5.4 Helderse zeewering ... 30 5.4.1 Invoerparameters simulatie... 30 5.4.2 Resultaten simulatie ... 31 5.5 Veersedam ... 33 5.5.1 Invoerparameters simulatie... 33 5.5.2 Resultaten simulatie ... 34

(4)

6 Bepaling overschrijdingskans van de breuksterkte... 37

6.1 Aanpak ... 37

6.2 Bepaling golfbelasting op één vak ... 38

6.3 Relatie tussen Elasticiteitsmodulus en breuksterkte... 38

6.4 Bepaling zwakke plekken... 41

6.5 Resultaten berekeningen ... 42

7 Berekeningen met GOLFKLAP ... 44

7.1 Invoerparameters en resultaten ... 44 7.2 Vergelijking berekeningsresultaten ... 44 8 Conclusies en aanbevelingen... 47 8.1 Conclusies... 47 8.2 Aanbevelingen ... 48 Literatuurlijst... 49

Bijlage 1a: constructieparameters versus bezwijkfunctie - Veersedam ... 50

Bijlage 1b: constructieparameters versus bezwijkfunctie - Helderse zeewering... 52

Bijlage 1c: constructieparameters versus bezwijkfunctie - Houtribdijk... 54

Bijlage 2: kans op bezwijken en aantal bezweken vakken versus het aantal golven ... 55

Bijlage 2: kans op bezwijken en aantal bezweken vakken versus het aantal golven ... 56

Bijlage 3: Invoerparameters en resultaten GOLFKLAP 1.2.1.0 berekeningen ... 61

(5)

1

Inleiding

1.1 Probleemstelling en doel

Naarmate asfalt ouder wordt, wordt het brosser. Hierdoor wordt de sterkte van het asfalt beïnvloed. Het vermoeden bestaat dat ouder asfalt, naast dat het ten gevolge van vermoeiing kan bezwijken, ook door één extreme golfklap kan bezwijken doordat door deze extreme belasting direct de breuksterkte van het asfalt wordt overschreden. Daarnaast is bij verschillende in de afgelopen jaren uitgevoerde veiligheidsbeoordelingen gebleken dat het tot nu toe gehanteerde model de vermoeiingseigenschappen van oud asfalt met een variabele kwaliteit niet goed beschrijft. In deze gevallen resulteert lineaire regressie door de proefresultaten in een vermoeiingslijn met een zeer kleine richtingscoëfficiënt (vaak kleiner dan 2). Een voorbeeld hiervan is gegeven in figuur 1.1 (blauwe lijn is regressielijn).

Betrouwbaarheidsgrenzen levensduur waterbouwasfaltbeton dijk Nijs Hooglandpolder

-2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 -0,40 -0,20 0,00 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 10log σσσσ 10log Nf meetwaarden geschatte gemiddelde geschatte gemiddelde 5% betrouwbaarheidsgrens betrouwbaarheidsgrenzen karakteristieke waarden vermoeiingsparameters a = - 0,85 log(k) = 0,51

Figuur 1.1 Voorbeeld van een vermoeiingslijn van een oude bekleding met een variabele asfaltkwaliteit

Het probleem wordt mede veroorzaakt doordat de proefstukken geen constante slechte kwaliteit hebben, een deel van de proefstukken heeft een betere kwaliteit. Een betere beschrijving van het gedrag van de proefstukken met een slechte kwaliteit is gegeven door de rode lijn in figuur 1.1. Deze proefstukken vertonen in bezwijkproeven een gedrag dat vergelijkbaar is met beton; het materiaal kan door een vrijwel oneindig aantal lastherhalingen mits een kritische spanning niet wordt overschreden. Deze kritische spanning kan worden gekarakteriseerd door de breuksterkte bij 1 lastherhaling. Deze kan worden bepaald door een proefstuk bij een constante snelheid te belasten tot breuk.

(6)

Voor dit project zijn 2 doelstellingen geformuleerd:

• In dit rapport wordt nagegaan of het, onder extreme omstandigheden die langs de Nederlandse kust kunnen voorkomen, mogelijk is dat een dijkbekleding van waterbouwasfaltbeton kan bezwijken doordat de breuksterkte van het asfalt wordt overschreden door de optredende buigtrekspanning in de bekleding ten gevolge van een extreme golfklap. Indien blijkt dat dit mogelijk is zal bij benadering worden nagegaan hoe groot de kans op bezwijken van de asfaltbekleding is tijdens een storm ten gevolge van overschrijding van de breuksterkte bij een extreme golfklap.

• Een vergelijking van de resultaten van de hierboven beschreven analyse met een berekening met GOLFKLAP, waarmee wordt bepaald of een asfaltbekleding bezwijkt door vermoeiing ten gevolge van herhaalde golfbelasting, is gewenst. Daarom zullen er daarnaast berekeningen met GOLFKLAP voor hetzelfde materiaal worden uitgevoerd. Doel is om op basis van deze analyse na te gaan of een aanpassing van het computermodel GOLFKLAP noodzakelijk is.

1.2 Werkwijze

De analyse is uitgevoerd in twee stappen. Ten eerste is nagegaan of de breuksterkte kan worden overschreden door optredende spanningen in een asfaltbekleding ten gevolge van golfbelastingen. Vervolgens is bij benadering nagegaan hoe groot de kans is op overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning.

Om na te gaan of de breuksterkte kan worden overschreden door de optredende spanning zijn Monte Carlosimulaties uitgevoerd. Een overzicht van de aanpak is gegeven in figuur 1.2.

Fysische modellen (belastingen, sterkte) Probabilistisch model (Monte Carlo) Metingen (constructie-eigenschappen_ Literatuur (belastingen) verdelingen Probabilistische berekeningen

Theorie Data Probabilistiek

Figuur 1.2: aanpak van de uitgevoerde Monte Carlosimulaties

Het fysische model waarmee de optredende spanningen zijn berekend is gebaseerd op het computermodel GOLFKLAP. De belasting en de constructie zijn op dezelfde wijze gemodelleerd.

(7)

Informatie over de constructie-eigenschappen is afkomstig van gedetailleerde veiligheidsbeoordelingen die in het recente verleden zijn uitgevoerd. Op basis van bij deze beoordelingen gevonden meetwaarden zijn verdelingen voor de relevante parameters bepaald. Er is informatie gebruikt van de volgende 3 dijken:

− Helderse zeewering − Houtribdijk

− Veersedam

Informatie over de verdelingen van de variabelen die de grootte van de golfklap bepalen (stootfactor en breedte van de belasting) zijn afkomstig uit de literatuur en gelijk aan de in GOLFKLAP gebruikte verdelingen.

In de eerste plaats is op basis van de bovenstaande gegevens met behulp van Monte Carlosimulaties een verdeling voor de optredende spanningen bepaald. Deze is vergeleken met de tevens bekende verdeling van de breuksterkte. In hoofdstuk 5 is dit nader toegelicht. Vervolgens is met behulp van enkele aannamen bij benadering de overschrijdingskans van de breuksterkte tijdens een storm ten gevolge van een extreme golfklap bepaald. De aanpak hiervan is beschreven in hoofdstuk 6.

1.3 Opzet van het rapport

In hoofdstuk 2 zijn de achtergronden van het gehanteerde model beschreven.

In hoofdstuk 3 zijn de gebruikte verdelingen voor de verschillende parameters gegeven.

De opzet van de Monte Carlosimulaties is verder uitgewerkt in hoofdstuk 4. Hier is tevens de correcte werking nagegaan.

In hoofdstuk 5 zijn de verdelingen van de optredende spanning bepaald. Voor de 3 hierboven genoemde dijkvakken zijn berekeningen uitgevoerd met een significante golfhoogte van 3, 4 en 5m. Deze zijn vergeleken met de verdeling van de breuksterkte.

In hoofdstuk 6 is op basis van enkele aannamen de overschrijdingskans van de breuksterkte voor de 3 dijkvakken bepaald.

In hoofdstuk 7 zijn berekeningen met GOLFKLAP voor dezelfde dijkvakken gepresenteerd. Hierbij is een vergelijking gemaakt met de resultaten van de Monte Carlosimulaties.

In hoofdstuk 8 zijn de conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de hier uitgevoerde berekeningen opgenomen.

(8)

2 Model

2.1 Bezwijkfunctie

De gehanteerde bezwijkfunctie luidt als volgt:

o b

g

=

σ

σ

Hierin is:

g bezwijkfunctie

σο optredende trekspanning aan de onderzijde van de bekleding (MPa) σb breuktrekspanning (MPa)

De wijze waarop de optredende spanning wordt bepaald, is beschreven in paragraaf 2.2. Voor elk dijkvak zijn 2 typen Monte Carlosimulaties uitgevoerd:

1. voor de breuktrekspanning zijn ad random trekkingen uitgevoerd onder de voorwaarde dat deze parameter de in hoofdstuk 3 bepaalde verdeling heeft

2. de breuktrekspanning is bepaald op basis van een uit laboratoriumproeven afgeleide relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte.

In paragraaf 2.3 is een beschrijving gegeven van de relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte.

2.2 Bepaling van de optredende spanning

Voor de 3 eerder genoemde dijken de optredende spanningen (maximale buigtrekspanning midden onder de last) en de breuksterktes met elkaar vergeleken. Deze spanning is bepaald met de volgende formules:

met

Hierin is:

σο optredende trekspanning aan de onderzijde van de bekleding (MPa) pmax maximale drukstoot (MPa)

h laagdikte, bepaald met GPR-metingen (m) z halve breedte driehoeksbelasting (=0,5H)

c beddingsconstante van de ondergrond, berekend uit VGD-metingen (MPa/m) S stijfheidsmodulus van het asfalt, berekend uit VGD-metingen (MPa)

ν dwarscontractiecoëfficiënt van het asfalt (-)

4

h3

S

)

2

-(1

c

3

=

ν

β

h

6

]

z))

(

+

z)

(

(

e

-1

[

z

4

p

=

2 z) (-2 o

β

β

β

β

(9)

Gerekend is met een dwarscontractiecoëfficiënt van 0,35. De maximale drukstoot (Pmax) is bepaald met de onderstaande formule:

s w

g

q

H

p

max

=

ρ

hierin is: ρw dichtheid water (kg/m 3 )

g versnelling van de zwaartekracht = 9,81 m/s2 q stootfactor afhankelijk van de taludhelling (-) Hs significante golfhoogte (m)

(10)

3

Verdelingen

3.1 Stootfactor en golfbreedte

De verdelingen voor de golfbreedte en de stootfactor zijn afkomstig uit de literatuur. Bij de hier uitgevoerde simulaties zijn de verdelingen gebruikt zoals deze ook in GOLFKLAP zijn geïmplementeerd. De kansdichtheidsfunctie van deze verdelingen is opgenomen in de figuren 3.1 en 3.2. 0 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 2 2,4 2,8 3,2 3,6 4 4,4 4,8 5,2 5,6 6 q p (q )

Figuur 3.1 Kansdichtheidsfunctie stootfactor q

0 0,02 0,04 0,06 0,08 0,1 0,12 0,14 0,05 0,1 0,15 0,2 0,25 0,3 0,35 0,4 0,45 0,5 0,55 0,6 0,65 0,7 0,75 z/Hs p (z /H s )

(11)

3.2 Laagdikte, elasticiteitsmodulus en bedingsconstante

Doordat voor veel veiligheidsbeoordelingen veldmetingen (grondradarmetingen ter bepaling van de laagdikte en valgewicht-deflectiemetingen ter bepaling van de elasticiteitsmodulus van het asfalt en de beddingsconstante van de ondergrond) zijn uitgevoerd, zijn er voldoende grote datasets beschikbaar waarvan de verdeling kan worden vastgesteld. Het blijkt dat de genoemde parameters veelal normaal verdeeld kunnen worden verondersteld. Bij de simulaties zijn normale verdelingen voor de genoemde parameters gehanteerd.

3.3 Breuksterkte van het asfalt 3.3.1 Algemeen

In tegenstelling tot de andere parameters zijn van de breuksterkte slechts weinig datasets beschikbaar en zijn de beschikbare datasets van veel geringere omvang. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de optredende spanning in de bekleding en de breuksterkte van het asfalt zijn voor de breuksterkte verdelingen geproduceerd met eenzelfde omvang als de verdeling van de optredende spanningen (verdelingen met 30.000 waarnemingen). Hierbij is als volgt te werk gegaan:

Van een beschikbare dataset is met behulp van de Kolmogorov-Smirnovtest nagegaan of de betreffende set normaal verdeeld is. Als dit het geval is zijn van de dataset gemiddelde en standaardafwijking bepaald en zijn random 30.000 waarnemingen gegenereerd, zodanig dat de verdeling van de breuksterkte overeenkomt met de vooraf bepaalde vorm en dimensies van de verdeling.

Er zijn analyses uitgevoerd op basis van gegevens van 3 dijkvakken. De gehanteerde verdelingen van de breuksterktes zijn hieronder verder uitgewerkt.

3.3.2 Houtribdijk

Van de Houtribdijk is de grootste dataset beschikbaar. Voor toetsing van de Houtribdijk is in een SCB-opstelling 60 maal de breuksterkte bepaald bij 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,085 mm/s. Dit komt overeen met een belastingsnelheid van 0,35 mm/s op een balkje in de driepunts-buigopstelling omdat dit ongeveer dezelfde reksnelheid in de uiterste vezel van het proefstuk oplevert. De gegevens zijn afkomstig uit [KOAC-NPC, 2005-1]. Het histogram van de dataset is gegeven in figuur 3.3, de cumulatieve frequentieverdeling in figuur 3.4.

(12)

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 1 to 1,5 1,5 to 2 2 to 2,5 2,5 to 3 3 to 3,5 3,5 to 4 4 to 4,5 4,5 to 5 σm ax_gem F re q u e n c y Normal

Figuur 3.3 Histogram van de breuksterkte (Houtribdijk)

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 1 2 3 4 5 6 P e rc e n t (c u m u la ti v e ) σmax_gem Normal

Figuur 3.4 Cumulatieve frequentieverdeling van de breuksterkte (Houtribdijk)

In tabel 3.1 zijn de parameters van de Kolmogorov-Smirnovtest samengevat.

Tabel 3.1 Resultaten Kolmogorov-Smirnovtest

N D P

σmax_gem 60 0,060405224 0,980874951

In tabel 3.1 is N het aantal waarnemingen, D de grootste verticale afstand tussen de actuele cumulatieve frequentiecurve en de best-fit normale verdeling en P de kans dat de D-waarde

(13)

wordt onderschreden bij random trekking van een waarde uit een normaal verdeelde populatie. Bij een P>0,05 mag worden aangenomen dat de populatie normaal is verdeeld.

Op basis van de resultaten van de Kolmogorov-Smirnovtest uit tabel 3.1 wordt aangenomen dat de dataset normaal is verdeeld. Van de dataset zijn de gemiddelde waarde en de standaardafwijking bepaald. Hiermee is een dataset gegenereerd waarvan de cumulatieve frequentieverdeling is gegeven in figuur 3.5. Als ondergrens is een breuksterkte van 0 aangehouden. Een breuksterkte van 0 komt bij 3 uitgevoerde simulaties met ieder 30.000 trekkingen 32, 27 en 29 maal voor.

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 1 2 3 4 5 6 7 P e rc e n t (c u m u la ti v e )

sbreuk (Mpa) Normal

Figuur 3.5 Cumulatieve frequentieverdeling gegenereerde dataset

In tabel 3.2 zijn de karakteristieken van beide datasets samengevat.

Tabel 3.2 Karakteristieken datasets

laboratoriumresultaten beoogde dataset gerealiseerde dataset gemiddelde 2,71 2,71 2,71 standaardafwijking 0,90 0,90 0,90 min 1,23 0,00* 0,00 max 4,99 6,31* 6,20 aantal 60 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum is daarom de gemiddelde waarde + 4 x de standaardafwijking gepresenteerd. Als beoogd minimum is 0 aangehouden omdat een breuksterkte < 0 fysisch niet mogelijk is.

(14)

3.3.3 Helderse zeewering

Voor toetsing van de Helderse, Pettemer en Hondsbossche zeewering is in een driepunts-buigopstelling 24 maal de breuksterkte bepaald bij 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,35 mm/s. Voor deze analyse zijn de gegevens van de 3 dijkvakken samengevoegd. De gegevens zijn afkomstig uit [KOAC-NPC, 2005-2]. Het histogram van de dataset is gegeven in figuur 3.6, de cumulatieve frequentieverdeling in figuur 3.7.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 3 to 4 4 to 5 5 to 6 6 to 7 7 to 8 8 to 9 sb [MPa] F re q u e n c y Normal

Figuur 3.6 Histogram van de breuksterkte (Helderse zeewering)

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 2 4 6 8 10 P e rc e n t (c u m u la ti v e ) sb [MPa] Normal

(15)

In tabel 3.3 zijn de parameters van de Kolmogorov-Smirnovtest samengevat.

Tabel 3.3 Resultaten Kolmogorov-Smirnovtest

N D P

sb [MPa] 24 0,085596087 0,994635707

In tabel 3.3 is N het aantal waarnemingen, D de grootste verticale afstand tussen de actuele cumulatieve frequentiecurve en de best-fit normale verdeling en P de kans dat de D-waarde wordt onderschreden bij random trekking van een waarde uit een normaal verdeelde populatie. Bij een P>0,05 mag worden aangenomen dat de populatie normaal is verdeeld.

Op basis van de resultaten van de Kolmogorov-Smirnovtest uit tabel 3.3 wordt aangenomen dat de dataset normaal is verdeeld. Van de dataset zijn de gemiddelde waarde en de standaardafwijking bepaald. Hiermee is een dataset gegenereerd waarvan de cumulatieve frequentieverdeling is gegeven in figuur 3.8. Als ondergrens is een breuksterkte van 0 aangehouden. Een breuksterkte van 0 komt bij 3 uitgevoerde simulaties met ieder 30.000 trekkingen geen enkele keer voor.

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 2 4 6 8 10 12 14 P e rc e n t (c u m u la ti v e )

sbreuk (Mpa) Normal

Figuur 3.8 Cumulatieve frequentieverdeling gegenereerde dataset

(16)

Tabel 3.4 Karakteristieken datasets laboratoriumresultaten beoogde dataset gerealiseerde dataset gemiddelde 6,20 6,20 6,19 standaardafwijking 1,40 1,40 1,40 min 3,37 0,60* 0,22 max 8,91 11,80* 12,21 aantal 24 30.000 30.000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum en minimum is daarom de gemiddelde waarde ± 4 x de standaardafwijking gepresenteerd.

3.3.4 Veersedam

Voor een onderzoek naar de sterkte van asfalt onder grondbermen is in een SCB-opstelling 16 maal de breuksterkte bepaald bij 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,085 mm/s. De gegevens zijn afkomstig uit [KOAC-NPC, 2004]. Het histogram van de dataset is gegeven in figuur 3.9, de cumulatieve frequentieverdeling in figuur 3.10.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 to 2 2 to 3 3 to 4 4 to 5 5 to 6 6 to 7 σm ax (Mpa.) F re q u e n c y Normal

(17)

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 1 2 3 4 5 6 7 8 P e rc e n t (c u m u la ti v e )

σmax (Mpa.) Normal

Figuur 3.10 Cumulatieve frequentieverdeling van de breuksterkte (Veersedam)

In tabel 3.5 zijn de parameters van de Kolmogorov-Smirnovtest samengevat.

Tabel 3.5 Resultaten Kolmogorov-Smirnovtest

N D P

σmax (Mpa.) 16 0,168737649 0,752427669

In tabel 3.5 is N het aantal waarnemingen, D de grootste verticale afstand tussen de actuele cumulatieve frequentiecurve en de best-fit normale verdeling en P de kans dat de D-waarde wordt onderschreden bij random trekking van een waarde uit een normaal verdeelde populatie. Bij een P>0,05 mag worden aangenomen dat de populatie normaal is verdeeld.

Op basis van de resultaten van de Kolmogorov-Smirnovtest uit tabel 3.5 wordt aangenomen dat de dataset normaal is verdeeld. Van de dataset zijn de gemiddelde waarde en de standaardafwijking bepaald. Hiermee is een dataset gegenereerd waarvan de cumulatieve frequentieverdeling is gegeven in figuur 3.11. Als ondergrens is een breuksterkte van 0 aangehouden. Een breuksterkte van 0 komt bij 3 uitgevoerde simulaties met ieder 30.000 trekkingen 12, 6 en 8 maal voor.

(18)

0,00 20,00 40,00 60,00 80,00 100,00 120,00 0 2 4 6 8 10 12 P e rc e n t (c u m u la ti v e )

sbreuk (Mpa) Normal

Figuur 3.11 Cumulatieve frequentieverdeling gegenereerde dataset

In tabel 3.6 zijn de karakteristieken van beide datasets samengevat.

Tabel 3.6 Karakteristieken datasets

laboratoriumresultaten beoogde dataset gerealiseerde dataset gemiddelde 4,18 4,18 4,19 standaardafwijking 1,21 1,21 1,21 min 1,70 0,00* 0,00 max 6,80 9,02* 9,82 aantal 16 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum is daarom de gemiddelde waarde + 4 x de standaardafwijking gepresenteerd. Als beoogd minimum is 0 aangehouden omdat een breuksterkte < 0 fysisch niet mogelijk is.

(19)

4 Opzet Monte Carlosimulaties

4.1 Algemeen

Voordat met het rekenblad de verdelingen van optredende spanningen zijn bepaald is eerst nagegaan of het rekenblad functioneert zoals gewenst. Het volgende is gecontroleerd:

− Voor elke variabele is ad random een groot aantal malen een waarde getrokken, onder de voorwaarde dat de parameter de opgelegde verdeling heeft. Gecontroleerd is of de door trekking gerealiseerde dataset overeenkomt met de te voren beoogde dataset. Dit is in paragraaf 4.2 verder toegelicht.

− Voorwaarde voor de goede werking van het rekenblad is dat het voldoende stabiel is, dat wil zeggen dat de bepaalde optredende spanningen met een zeer geringe kans op voorkomen bij verschillende berekeningen met dezelfde uitgangswaarden voor de parameters leidt vergelijkbaar zijn. Gebleken is dat het rekenblad bij 30.000 trekkingen per variabele leidt tot acceptabele resultaten. In paragraaf 4.3 is dit verder nagegaan. 4.2 Invoerparameters ter bepaling van de optredende spanning

4.2.1 Elasticiteitsmodulus van het asfalt

Voor de opzet en controle van het rekenblad is 30.000 maal een waarde getrokken voor de elasticiteitsmodulus onder de voorwaarde dat de verdeling een gemiddelde waarde heeft van 9.000 MPa en een standaardafwijking van 1.500 MPa. Dit zijn representatieve waarden voor de stijfheid bij 5 graden Celsius en 10 Hz. van een asfaltbekleding met een gemiddelde tot goede kwaliteit. Het histogram en de cumulatieve frequentieverdeling van deze dataset, waarmee de verdeling is gecontroleerd, is gegeven in figuur 4.1.

Elasticiteitsmodulus 0 100 200 300 400 500 600 700 2 .9 7 5 3 .7 6 2 4 .5 4 9 5 .3 3 6 6 .1 2 3 6 .9 1 0 7 .6 9 7 8 .4 8 4 9 .2 7 1 1 0 .0 5 7 1 0 .8 4 4 1 1 .6 3 1 1 2 .4 1 8 1 3 .2 0 5 1 3 .9 9 2 1 4 .7 7 9 Verzamelbereik F re q u e n ti e 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% Frequentie Cumulatief %

(20)

De karakteristieken van deze dataset zijn samengevat in tabel 4.1

Tabel 4.1 karakteristieken verdeling elasticiteitsmodulus (MPa)

beoogd gerealiseerd gemiddelde 9000 8995 standaardafwijking 1500 1501 min 3000* 2975 max 15000* 15352 aantal 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum en minimum is daarom de gemiddelde waarde ± 4 x de standaardafwijking gepresenteerd.

4.2.2 Laagdikte van het asfalt

Voor de opzet en controle van het rekenblad is 30.000 maal een waarde getrokken voor de laagdikte onder de voorwaarde dat de verdeling een gemiddelde waarde heeft van 0,22 m en een standaardafwijking van 0,02m. Het histogram en de cumulatieve frequentieverdeling van deze dataset, waarmee de verdeling is gecontroleerd, is gegeven in figuur 4.2.

Laagdikte 0 100 200 300 400 500 600 700 0 ,1 3 7 0 ,1 4 6 0 ,1 5 6 0 ,1 6 6 0 ,1 7 5 0 ,1 8 5 0 ,1 9 4 0 ,2 0 4 0 ,2 1 3 0 ,2 2 3 0 ,2 3 2 0 ,2 4 2 0 ,2 5 1 0 ,2 6 1 0 ,2 7 0 0 ,2 8 0 0 ,2 9 0 0 ,2 9 9 Verzamelbereik F re q u e n ti e 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% Frequentie Cumulatief %

Figuur 4.2 histogram en cumulatieve frequentieverdeling laagdikte

(21)

Tabel 4.2 karakteristieken verdeling laagdikte (m) beoogd gerealiseerd gemiddelde 0,220 0,220 standaardafwijking 0,020 0,020 min 0,140* 0,137 max 0,300* 0,302 aantal 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum en minimum is daarom de gemiddelde waarde ± 4 x de standaardafwijking gepresenteerd.

4.2.3 Beddingsconstante van de ondergrond

Voor de opzet en controle van het rekenblad is 30.000 maal een waarde getrokken voor de beddingsconstante onder de voorwaarde dat de verdeling een gemiddelde waarde heeft van 90 MPa/m en een standaardafwijking van 12 MPa/m. Het histogram en de cumulatieve frequentieverdeling van deze dataset, waarmee de verdeling is gecontroleerd, is gegeven in figuur 4.3. Beddingsconstante 0 100 200 300 400 500 600 700 3 8 ,4 4 4 ,2 5 0 ,0 5 5 ,8 6 1 ,6 6 7 ,5 7 3 ,3 7 9 ,1 8 4 ,9 9 0 ,7 9 6 ,5 1 0 2 ,3 1 0 8 ,1 1 1 3 ,9 1 1 9 ,8 1 2 5 ,6 1 3 1 ,4 1 3 7 ,2 Verzamelbereik F re q u e n ti e 0% 20% 40% 60% 80% 100% 120% Frequentie Cumulatief %

Figuur 4.3 histogram en cumulatieve frequentieverdeling beddingsconstante

(22)

Tabel 4.3 karakteristieken verdeling beddingsconstante (MPa/m) beoogd gerealiseerd gemiddelde 90 90 standaardafwijking 12 12 min 42 38 max 138 139 aantal 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum en minimum is daarom de gemiddelde waarde ± 4 x de standaardafwijking gepresenteerd.

4.2.4 Stootfactor

Voor de stootfactor is een kansdichtheidsfunctie gehanteerd zoals bepaald door Führböter [Führböter, 1966]. Analoog aan GOLFKLAP is de kansdichtheidsfunctie verdeeld in 11 klassen waarbij per klasse de kans op voorkomen is bepaald. Voor de opzet en controle van het rekenblad is 30.000 maal een waarde getrokken voor de stootfactor onder de voorwaarde dat de verdeling overeenkomst met de kansdichtheidsfunctie zoals gegeven in paragraaf 3.1. In figuur 4.4 is het resultaat van de 30.000 trekkingen in een histogram gegeven. Hiermee is de verdeling gecontroleerd. Stootfactor 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 2,0 2,4 2,8 3,2 3,6 4,0 4,4 4,8 5,2 5,6 6 Verzamelbereik F re q u e n ti e Frequentie

(23)

In tabel 4.4 zijn de voor bepaling van de dataset gebruikte kansen per klasse vergeleken met de achteraf bepaalde kans per klasse.

Tabel 4.4 controle van de kansdichtheidsfunctie van de stootfactor

Verzamelbereik Frequentie p(q) p(q, origineel) verschil

2,0 1185 0,0395 0,039 -0,05% 2,4 3007 0,100233 0,1 -0,02% 2,8 5346 0,1782 0,18 0,18% 3,2 7128 0,2376 0,235 -0,26% 3,6 6131 0,204367 0,2 -0,44% 4,0 3881 0,129367 0,13 0,06% 4,4 2249 0,074967 0,08 0,50% 4,8 603 0,0201 0,02 -0,01% 5,2 286 0,009533 0,01 0,05% 5,6 155 0,005167 0,005 -0,02% Meer 29 0,000967 0,001 0,00% som 30000 1,0000 1,0000 4.2.5 Golfbreedte

Voor de golfbreedte is een kansdichtheidsfunctie gehanteerd zoals aangenomen door Meijers [Meijers, 1993]. Analoog aan GOLFKLAP is de kansdichtheidsfunctie verdeeld in 15 klassen waarbij per klasse de kans op voorkomen is bepaald. Voor de opzet en controle van het rekenblad is 30.000 maal een waarde getrokken voor de golfbreedte onder de voorwaarde dat de verdeling overeenkomst met de kansdichtheidsfunctie zoals gegeven in paragraaf 3.1. In figuur 4.5 is het resultaat van de 30.000 trekkingen in een histogram gegeven. Hiermee is de verdeling gecontroleerd. golfbreedte 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 0,05 0 0,15 1 0,25 2 0,35 3 0,45 1 0,55 2 0,65 3 Mee r Verzamelbereik F re q u e n ti e Frequentie

(24)

In tabel 4.5 zijn de voor bepaling van de dataset gebruikte kansen per klasse vergeleken met de achteraf bepaalde kans per klasse.

Tabel 4.5 controle van de kansdichtheidsfunctie van de golfbreedte

Verzamelbereik Frequentie p(z) p(z, origineel) verschil 0,050 1186 0,039533 0,0392 -0,03% 0,103 2247 0,0749 0,0738 -0,11% 0,151 3097 0,103233 0,1002 -0,30% 0,204 3445 0,114833 0,1162 0,14% 0,252 3648 0,1216 0,1213 -0,03% 0,301 3460 0,115333 0,1168 0,15% 0,353 3102 0,1034 0,1051 0,17% 0,402 2738 0,091267 0,089 -0,23% 0,451 2164 0,072133 0,0712 -0,09% 0,503 1548 0,0516 0,0541 0,25% 0,552 1146 0,0382 0,0391 0,09% 0,600 809 0,026967 0,0269 -0,01% 0,653 644 0,021467 0,0216 0,01% 0,701 446 0,014867 0,015 0,01% Meer 320 0,010667 0,0105 -0,02% 30000 1 1

4.3 Controle van de optredende spanningen

Om na te gaan of het rekenblad voldoende nauwkeurig is zijn 5 berekeningen uitgevoerd met dezelfde invoerwaarden. De resulterende verdelingen van de optredende spanningen zijn met elkaar vergeleken in tabel 4.6.

(25)

Tabel 4.6 beschrijvende statistiek van de 5 uitgevoerde berekeningen

berekening 1 berekening 2 berekening 3 berekening 4 berekening 5 gemiddelde Valid cases 30000 30000 30000 30000 30000 30000

Mean 0,922 0,916 0,921 0,920 0,920 0,920

Std. error of mean 2,44E-03 2,43E-03 2,43E-03 2,41E-03 2,44E-03 2,43E-03

Variance 0,178 0,177 0,176 0,174 0,179 0,177 Std. Deviation 0,422 0,421 0,420 0,417 0,423 0,421 Variation Coefficient 0,458 0,459 0,456 0,453 0,460 0,457 rel. V.coefficient(%) 0,264 0,265 0,263 0,262 0,265 0,264 Skew 0,494 0,520 0,492 0,498 0,530 0,507 Kurtosis 0,150 0,214 0,127 0,191 0,238 0,184 Minimum 0,078 0,091 0,082 0,078 0,093 0,084 Maximum 3,262 3,209 3,079 3,249 3,090 3,178 Range 3,184 3,118 2,997 3,171 2,998 3,094 Sum 27657 27489 27636 27605 27612 27600 1st percentile 0,163 0,162 0,164 0,165 0,162 0,163 5th percentile 0,285 0,285 0,284 0,292 0,282 0,286 10th percentile 0,393 0,394 0,397 0,399 0,395 0,395 25th percentile 0,612 0,606 0,613 0,616 0,610 0,611 Median 0,891 0,880 0,886 0,888 0,885 0,886 75th percentile 1,193 1,187 1,193 1,187 1,187 1,189 90th percentile 1,486 1,481 1,483 1,480 1,482 1,482 95th percentile 1,670 1,661 1,662 1,658 1,677 1,666 99th percentile 2,035 2,024 2,033 2,006 2,055 2,030 99,9th percentile 2,510 2,510 2,510 2,500 2,540 2,514 99,99th percentile 2,970 3,150 3,010 3,050 2,800 2,996 Geom. mean 0,814 0,809 0,814 0,815 0,812 0,813

Uit tabel 4.6 volgt dat de verdelingen vrijwel gelijk zijn tot het 99,9 percentielpunt (kans van 1/1.000) en dat er hierna verschillen gaan ontstaan. De afwijking van het gemiddelde blijft ook bij het 99,99 percentielpunt onder de 10%. Hiermee wordt de nauwkeurigheid van het rekenblad voldoende geacht.

(26)

5

Vergelijking optredende spanning met de breuksterkte

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de verdeling van de optredende buigtrekspanning in een asfaltbekleding ten gevolge van golfklappen tijdens een maatgevende storm met behulp van een Monte Carlosimulatie bepaald en vergeleken met de verdeling van de breuksterkte.

5.2 Aanpak

De optredende spanning in een asfaltbekleding ten gevolge van een golfklap is als volgt bepaald:

Voor de volgende parameters zijn verdelingen afgeleid op basis van zowel metingen (constructie-eigenschappen) als de literatuur (belastingen):

• Laagdikte van het asfalt

• Elasticiteitsmodulus van het asfalt • Breuksterkte van het asfalt

• Beddingsconstante van de ondergrond • Stootfactor van het golfveld

• Golfbreedte

In Excel zijn 30.000 simulaties uitgevoerd waarbij per simulatie voor elk van de hierboven genoemde variabelen een trekking is uitgevoerd onder de voorwaarde dat de parameter de opgelegde verdeling heeft. De volgende verdelingen zijn gehanteerd:

• Normale verdeling voor de laagdikte, elasticiteitsmodulus, breuksterkte en beddingsconstante.

• Lognormale verdeling voor de stootfactor zoals bepaald door Führböter [Führböter, 1966].

• Rayleigh-verdeling voor de golfbreedte zoals aangenomen door Meijers [Meijers, 1993]. De gebruikte verdeling van de stootfactor en de golfbreedte komen overeen met de in GOLFKLAP gebruikte verdelingen. Per simulatie is met de door trekking bepaalde parameters een optredende spanning bepaald. Dit resulteert in een verzameling van 30.000 optredende spanningen.

Op basis van de gegevens van 3 in Nederland gelegen dijkvakken verdelingen van breuksterktes en van optredende spanningen in de bekleding bepaald. Van de volgende dijkvakken zijn de relevante gegevens gebruikt:

• Houtribdijk langs het IJsselmeer • Helderse zeewering te Noord-Holland • Veersedam te Zeeland

Opmerking:

Vanwege de soms aanwezige grote spreiding in de elasticiteitsmodulus en beddingsconstante zouden bij het uitvoeren van de trekkingen voor deze parameters uit de opgelegde verdelingen

(27)

onrealistisch kleine of zelfs negatieve waarden mogelijk zijn. Daarom zijn de volgende ondergrenzen gehanteerd:

− Elasticiteitsmodulus asfalt: 500 MPa − Beddingsconstante ondergrond: 15 MPa

Bij elke hierboven genoemde simulaties is tevens een trekking uitgevoerd voor de breuksterkte onder de voorwaarde dat de parameter de opgelegde verdeling heeft. Dit resulteert in een verzameling van 30.000 breuksterktes. Beide verzamelingen zijn met elkaar vergeleken.

5.3 Houtribdijk

5.3.1 Invoerparameters simulatie

Voor bepaling van de verdeling van de optredende spanningen zijn de gemiddelde waarde en standaardafwijking van de laagdikte, elasticiteitsmodulus en beddingsconstante van vak 3 van de Houtribdijk gebruikt [KOAC-NPC, 2005-1]. De volgende waarden zijn gehanteerd:

Tabel 5.1 Gehanteerde waarden voor bepaling van de verdeling van de optredende spanning

Variabele gemiddelde st dev eenheid

Elasticiteitsmodulus 6661 1792 Mpa

Beddingsconstante 71 20 Mpa/m

Laagdikte 0,304 0,021 m

In tabel 5.2 zijn de karakteristieken van de beoogde (de verdeling zoals vastgesteld in paragraaf 3.3.2) en gerealiseerde verdelingen (het resultaat van de simulaties) van de breuksterkte gegeven.

Tabel 5.2: Beoogde en gerealiseerde verdeling van de breuksterkte van 1 van de simulaties

beoogde dataset gerealiseerde dataset

gemiddelde 2,71 2,71

standaardafwijking 0,90 0,90

min 0,00* 0,00

max 6,31* 6,14

aantal 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum is daarom de gemiddelde waarde + 4 x de standaardafwijking gepresenteerd. Als beoogd minimum is 0 aangehouden omdat een breuksterkte < 0 fysisch niet mogelijk is.

(28)

5.3.2 Resultaten simulatie

In de figuren 5.1 t/m 5.3 is de verdeling van de optredende spanning voor een significante golfhoogte van 3, 4 en 5 m en de verdeling van de breuksterkte zoals bepaald in hoofdstuk 3 gegeven. De figuren illustreren het niveau en de spreidingsbreedte van de beide verdelingen.

Houtribdijk - Hs = 3m 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 0 0 ,3 0,6 0,9 1,2 1,5 ,81 2,1 2,4 2,7 3 3,3 3,6 3,9 4,2 4,5 4,8 ,15 5,4 5,7 6 6,3 6,6 M e e r σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(29)

Houtribdijk - Hs =4m 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 0 0 ,3 0 ,6 0 ,9 1 ,2 1 ,5 1 ,8 2 ,1 2 ,4 2 ,7 3 3 ,3 3 ,6 3 ,9 4 ,2 4 ,5 4 ,8 5 ,1 5 ,4 5 ,7 6 6 ,3 6 ,6 M e e r σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

Figuur 5.2 Verdeling van de breuksterkte en optredende spanning bij Hs = 4 m

Houtribdijk - Hs =5m 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 0 0 ,3 0,6 0,9 1,2 1,5 ,81 2,1 2,4 2,7 3 3,3 3,6 3,9 4,2 4,5 4,8 ,15 5,4 5,7 6 6,3 6,6 M e e r σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(30)

De karakteristieken van de verdeling van de optredende spanningen zijn gegeven in tabel 5.3.

Tabel 5.3: beschrijvende statistiek voor de verdeling van optredende spanningen

Hs = 3 m Hs = 4 m Hs = 5 m

Gemiddelde 0,39 0,52 0,65

Standaardfout 1,12E-03 1,49E-03 1,85E-03

Mediaan 0,37 0,49 0,61 Modus #N/B #N/B #N/B Standaarddeviatie 0,19 0,26 0,32 Steekproefvariantie 0,04 0,07 0,10 Kurtosis 0,89 0,70 0,75 Scheefheid 0,75 0,72 0,72 Bereik 1,74 1,90 2,74 Minimum 0,04 0,05 0,06 Maximum 1,78 1,95 2,79 Som 11691,03 15622,74 19485,14 Aantal 30000 30000 30000

Betrouwbaarheidsniveau(95,0%) 2,19E-03 2,91E-03 3,63E-03

De verdeling van de breuksterkte en de verdeling van de optredende spanningen blijken elkaar deels te overlappen. Overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning ten gevolge van één golfklap is dus mogelijk. Een benadering voor de overschrijdingskans wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6.

5.4 Helderse zeewering

5.4.1 Invoerparameters simulatie

Voor bepaling van de verdeling van de optredende spanningen zijn de gemiddelde waarde en standaardafwijking van de laagdikte, elasticiteitsmodulus en beddingsconstante van vak 2 van de Helderse zeewering gebruikt [KOAC-NPC, 2005-2]. De volgende waarden zijn gehanteerd:

Tabel 5.4 Gehanteerde waarden voor bepaling van de verdeling van de optredende spanning

Variabele gemiddelde st dev eenheid

Elasticiteitsmodulus 8023 1714 Mpa

Beddingsconstante 106 24 Mpa/m

Laagdikte 0,339 0,025 m

In tabel 5.5 zijn de karakteristieken van de beoogde (de verdeling zoals vastgesteld in paragraaf 3.3.3) en gerealiseerde verdelingen (het resultaat van de simulaties) van de breuksterkte gegeven.

(31)

Tabel 5.5: Beoogde en gerealiseerde verdeling van de breuksterkte van 1 van de simulaties

beoogde dataset gerealiseerde dataset

gemiddelde 6,20 6,19

standaardafwijking 1,40 1,40

min 0,60* 0,57

max 11,80* 11,63

aantal 30.000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum en minimum is daarom de gemiddelde waarde ± 4 x de standaardafwijking gepresenteerd.

5.4.2 Resultaten simulatie

In de figuren 5.4 t/m 5.6 is de verdeling van de optredende spanning voor een significante golfhoogte van 3, 4 en 5 m en de verdeling van de breuksterkte zoals bepaald in hoofdstuk 3 gegeven. De figuren illustreren het niveau en de spreidingsbreedte van de beide verdelingen.

Helderse, Pettemer en Hondsbossche zeewering - Hs = 3m

0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 0 0 ,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 ,55 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 1 0 ,5 11 1 1 ,5 12 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(32)

Helderse, Pettemer en Hondsbossche zeewering - Hs = 4m 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 0 0 ,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 ,55 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 1 0 ,5 11 1 1 ,5 12 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

Figuur 5.5 Verdeling van de breuksterkte en optredende spanning bij Hs = 4 m

Helderse, Pettemer en Hondsbossche zeewering - Hs = 5m

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 0 0 ,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 ,55 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 1 0 ,5 11 1 1 ,5 12 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(33)

De karakteristieken van de verdeling van de optredende spanningen zijn gegeven in tabel 5.6.

Tabel 5.6: beschrijvende statistiek voor de verdeling van optredende spanningen

Hs = 3 m Hs = 4 m Hs = 5 m

Gemiddelde 0,32 0,43 0,54

Standaardfout 9,12E-04 1,22E-03 1,53E-03

Mediaan 0,31 0,41 0,51 Modus #N/B #N/B #N/B Standaarddeviatie 0,16 0,21 0,26 Steekproefvariantie 0,02 0,04 0,07 Kurtosis 0,57 0,71 0,45 Scheefheid 0,66 0,70 0,64 Bereik 1,38 1,80 1,89 Minimum 0,03 0,04 0,04 Maximum 1,40 1,84 1,93 Som 9735,09 12961,12 16169,22 Aantal 30000 30000 30000

Betrouwbaarheidsniveau(95,0%) 1,79E-03 2,39E-03 2,99E-03

De verdeling van de breuksterkte en de verdeling van de optredende spanningen blijken elkaar deels te overlappen. Overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning ten gevolge van één golfklap is dus mogelijk. Een benadering voor de overschrijdingskans wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6.

5.5 Veersedam

5.5.1 Invoerparameters simulatie

Voor bepaling van de verdeling van de optredende spanningen zijn de gemiddelde waarde en standaardafwijking van de laagdikte, elasticiteitsmodulus en beddingsconstante van vak Plaat van Onrust van de Veersedam gebruikt [KOAC-NPC, 2005-3]. De volgende waarden zijn gehanteerd:

Tabel 5.7 Gehanteerde waarden voor bepaling van de verdeling van de optredende spanning

Variabele gemiddelde st dev eenheid

Elasticiteitsmodulus 6694 4037 Mpa

Beddingsconstante 69,8 30 Mpa/m

Laagdikte 0,245 0,02 m

In tabel 5.8 zijn de karakteristieken van de beoogde (de verdeling zoals vastgesteld in paragraaf 3.3.4) en gerealiseerde verdelingen (het resultaat van de simulaties) van de breuksterkte gegeven.

(34)

Tabel 5.8: Beoogde en gerealiseerde verdeling van de breuksterkte van 1 van de simulaties

beoogde dataset gerealiseerde dataset

gemiddelde 4,18 4,19

standaardafwijking 1,21 1,21

min 0,00* 0,00

max 9,02* 9,37

aantal 30000 30000

* Een minimum of een maximum kan niet worden bepaald op basis van tabellen van de standaard normale verdeling, wel een kans op onderschrijding en overschrijding van een bepaalde waarde. De kans op onderschrijding / overschrijding van Xgem ± 4.σ = 0,00003 = 1/33.333. Als beoogd maximum is daarom de gemiddelde waarde + 4 x de standaardafwijking gepresenteerd. Als beoogd minimum is 0 aangehouden omdat een breuksterkte < 0 fysisch niet mogelijk is.

5.5.2 Resultaten simulatie

In de figuren 5.7 t/m 5.9 is de verdeling van de optredende spanning voor een significante golfhoogte van 3, 4 en 5 m vergeleken met de verdeling van de breuksterkte zoals bepaald in hoofdstuk 3. De figuren illustreren het niveau en de spreidingsbreedte van de beide verdelingen. Veersedam, Hs = 3m 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(35)

Veersedam, Hs = 4m 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

Figuur 5.8 Verdeling van de breuksterkte en optredende spanning bij Hs = 4 m

Veersedam, Hs = 5m 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 σ (Mpa) F re q u e n ti e breuksterkte optredende spanning

(36)

De karakteristieken van de verdeling van de optredende spanningen zijn gegeven in tabel 5.9.

Tabel 5.9: beschrijvende statistiek voor de verdeling van optredende spanningen

Hs = 3 m Hs = 4 m Hs = 5 m

Gemiddelde 0,49 0,65 0,81

Standaardfout 1,61E-03 2,13E-03 2,68E-03

Mediaan 0,44 0,59 0,73 Modus #N/B #N/B #N/B Standaarddeviatie 0,28 0,37 0,46 Steekproefvariantie 0,08 0,14 0,21 Kurtosis 2,01 2,24 2,69 Scheefheid 1,12 1,13 1,17 Bereik 2,48 3,74 5,68 Minimum 0,02 0,04 0,05 Maximum 2,50 3,79 5,73 Som 14584,99 19424,05 24316,16 Aantal 30000 30000 30000

Betrouwbaarheidsniveau(95,0%) 3,15E-03 4,18E-03 5,25E-03

De verdeling van de breuksterkte en de verdeling van de optredende spanningen blijken elkaar deels te overlappen. Overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning ten gevolge van één golfklap is dus mogelijk. Een benadering voor de overschrijdingskans wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 6.

(37)

6

Bepaling overschrijdingskans van de breuksterkte

6.1 Aanpak

Om de kans te kunnen bepalen dat een asfaltbekleding tijdens een storm ten gevolge van overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning bezwijkt is een aantal uitgangspunten gehanteerd:

− Verondersteld wordt dat een vakje asfalt met homogene eigenschappen een oppervlak heeft van 1 m². De eigenschappen van naast elkaar gelegen vakken zijn niet met elkaar gecorreleerd.

− De golfbelasting is geen puntbelasting maar een driehoekig verdeelde belasting die over een zeker gebied aangrijpt. Daarom wordt voor het bepalen van de optredende spanning ten gevolge van een golfklap gerekend met de gemiddelde waarde van 5 naast elkaar gelegen vakken van de volgende parameters: elasticiteitsmodulus, beddingsconstante en laagdikte.

− Discontinuïteiten in de constructie kunnen piekspanningen veroorzaken. Hier is in deze analyse geen rekening mee gehouden.

Uitgaande van de bovenstaande uitgangspunten is elke serie simulaties representatief voor een bekleding met een oppervlak van circa 30.000 m².

Vervolgens is de volgende werkwijze gehanteerd:

1. In Excel zijn 30.000 simulaties uitgevoerd waarbij per simulatie de elasticiteitsmodulus, de beddingsconstante, de laagdikte en de breuksterkte door trekking zijn bepaald. Voor de variabelen van de golfbelasting (significante golfhoogte, stootfactor en breedte van de golfbelasting) is een vaste waarde aangehouden, te weten; Hs = 5m, stootfactor = 6 en halve breedte belasting = 0,2 Hs.

2. Voor elk vak is het voortschrijdende gemiddelde bepaald van 5 waarden (4 naastgelegen vakken) van de elasticiteitsmodulus, de beddingsconstante en de laagdikte. Op basis van deze voorschrijdende gemiddelden is voor elk vak een optredende spanning bepaald.

3. De breuksterkte is zowel door middel van trekking als op basis van een vastgestelde relatie tussen de elasticiteitsmodulus bepaald. Zie hiervoor verder paragraaf 6.3. 4. De zwakke plek in een asfaltbekleding wordt zowel bepaald door de parameters die de

optredende spanning veroorzaken als door de breuksterkte. Daarom zijn de zwakke plekken in de bekleding geselecteerd op basis van de bezwijkfunctie: g = σbreuk - σopt. 5. Met de 1.000 zwakste vakken zijn simulaties uitgevoerd waarbij elk vak is belast door

200 golven. Voor elke golfbelasting is een trekking uitgevoerd onder de voorwaarde dat de parameter de opgelegde verdeling heeft voor de volgende variabelen: stootfactor en breedte van de golfbelasting.

(38)

6.2 Bepaling golfbelasting op één vak

Om een indruk te krijgen van de verdeling van het aantal golfklappen over het talud is dit voor een concrete situatie verder uitgewerkt. Hierbij zijn de volgende invoerwaarden gebruikt:

− Taludhelling 1:4 − Stormduur 35 uur − Toetspeil 5,8 m − Gemiddelde getijamplitude 1,0 m − Significante golfhoogte 3 m − Golfperiode 7,8 s

Met GOLFKLAP is eerst de verblijftijd van de stilwaterlijn op het talud bepaald. Vervolgens is met de ruimtelijke verdeling van de golfklappen op het talud bij een gegeven stilwaterlijn de verdeling van de golfklappen over de hoogte in stappen van 0,25 m (= een strook met een langs het talud gemeten lengte van circa 1 m) bepaald. Deze is gegeven in figuur 6.1.

-200 400 600 800 1.000 1.200 -1 ,8 7 5 -1 ,1 2 5 -0 ,3 7 5 0 ,3 7 5 1 ,1 2 5 1 ,8 7 5 2 ,6 2 5 3 ,3 7 5 4 ,1 2 5 4 ,8 7 5 5 ,6 2 5 6 ,3 7 5 7 ,1 2 5 7 ,8 7 5 aantal golfklappen (-) h o o g te ( m + N .A .P .)

Figuur 6.1: verdeling van de golfklappen over het talud

Een bekleding van waterbouwasfaltbeton wordt alleen boven de tijzone toegepast. De ondergrens van dit type bekleding ligt tussen de 1,5 en 2,5 m + N.A.P. Uit figuur 6.1 blijkt dat een strookje asfalt met een lengte van 1 m wordt belast door maximaal 1.100 golven. De meeste golfklappen slaan doorgaans in op de onder de asfaltbekleding gelegen bekleding.

6.3 Relatie tussen Elasticiteitsmodulus en breuksterkte

Tot nu toe worden de stijfheid en de sterkte bij veiligheidsbeoordelingen als onafhankelijke variabelen gezien. Dit is een conservatie aanname; asfalt met een lagere sterkte zal ook een lagere stijfheid hebben hetgeen de optredende spanningen in de bekleding onder belastingen reduceert. (Bij berekeningen met GOLFKLAP wordt zelfs gerekend met een karakteristieke ondergrens voor de vermoeiingseigenschappen en een karakteristieke bovengrens voor de stijfheid).

(39)

Om na te gaan wat de invloed is van de correlatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte zijn ook simulaties uitgevoerd waarbij rekening is gehouden met deze relatie. De volgende relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte is gebruikt:

b

E

a

dyn c

=

+

σ

Hierin is: σc breuktrekspanning (MPa)

Edyn stijfheidsmodulus van het asfalt bepaalt in het laboratorium (MPa) a, b coëfficiënten

Om een bruikbare relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte te verkrijgen zijn de resultaten van verschillende in het verleden uitgevoerde breuksterkteproeven gebruikt. Een overzicht van de projecten waarvan de proefresultaten zijn gebruikt is gegeven in tabel 6.1. Alle proeven zijn uitgevoerd in een driepuntsbuigopstelling bij een temperatuur van 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,35 mm/s. Van alle balkjes is vooraf de elasticiteitsmodulus bij 5 graden Celsius en 10 Hz. bepaald. Deze is uitgezet tegen de breuksterkte (bij 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,35 mm/s).

Tabel 6.1: overzicht projecten waarvan proefresultaten zijn gebruikt

Oorsprong proefstukken jaar van uitvoering proef projectnummer KOAC-NPC aantal proefstukken Noordzeedijken Noord-Holland 2004 048304 24 Flaauwe werk 2006 0601831 8

Westhoek – Zwarte Haan 2005 0500543 16

Koehool - Westhoek 2006 0603066 16

In figuur 6.2 is de Elasticiteitsmodulus (bij 5 graden Celsius en 10 Hz.) uitgezet tegen de breuksterkte (bij 5 graden Celsius en een belastingsnelheid van 0,35 mm/s).

(40)

-2 0 2 4 6 8 10 12 0 2000 4000 6000 8000 10000 12000 Edyn, 5 °C,10Hz [MPa] s b re u k [M P a ] Data Y = -0,15339 + 7,05932E-04*X

95% Confidence (Data) 95% Confidence (Line)

Figuur 6.2 Elasticiteitsmodulus versus de breuksterkte

N A B R R-Square

Y = A + B*X 63 -0,153398386 0,000705932 0,839607565 0,704940864

Van de dijkvakken Koehool-Westhoek en Westhoek – Zwarte Haan is circa 50% van de proefstukken afkomstig uit door vocht aangetast asfalt. De lage breuksterktes zijn uit deze dijkvakken afkomstig.

Op basis van laboratoriumproeven zijn voor de beschouwde dijkvakken de volgende gegevens over de breuksterkte bekend:

Tabel 6.2: karakteristieken breuksterkte op basis van laboratoriumproeven

gemiddelde standaardafwijking Variatiecoëfficiënt

Houttribdijk 2,71 0,9 0,33

Helderse zeewering 6,19 1,41 0,23

Veersedam 4,19 1,21 0,29

Gerekend is met de volgende coëfficiënten (tabel 6.3):

Tabel 6.3. gehanteerde coëfficiënten ter bepaling van de breuksterkte

a b

Houttribdijk 0,000502 -0,6354

Helderse zeewering 0,000807 -0,363

Veersedam 0,0006 0,1976

De coëfficiënten voor de Houtribdijk en de Helderse zeewering zijn als volgt bepaald ['t Hart, 2007].

(41)

a = σσb/σE b = µσb - a µE Hierin is:

σσb = standaardafwijking breuksterkte µσb = gemiddelde waarde breuksterkte µE = gemiddelde waarde elasticiteitsmodulus

N.B. dit is slechts een pragmatische aanpak die in dit kader van een globale verkenning geoorloofd is. Statistisch volledig correct is de aanpak niet, omdat de spreiding in de breuksterkte op deze wijze volledig wordt bepaald door die in de elasticiteitsmodulus.

Bij de Veersedam was bij eerdere berekeningen niet mogelijk om op basis van de elasticiteitsmodulus en een relatie tussen elasticteitsmodulus en breuksterkte een dataset te genereren met een verdeling die overeenkomt met de in het laboratorium bepaalde dataset. Dit probleem werd vooral veroorzaakt door de verdeling van de elasticiteitsmodulus; de standaardafwijking is hier veel groter dan normaal mag worden verwacht. Bij de hier uitgevoerde berekeningen is de standaardafwijking van de elasticiteitsmodulus gehalveerd (2019 in plaats van 4037) waarna de coëfficiënten op dezelfde wijze zijn bepaald.

De hierboven beschreven aanpak leidt tot de karakteristieken voor de breuksterkte zoals gegeven in tabel 6.4.

Tabel 6.4 berekende gemiddelde waarde en standaardafwijking breuksterkte

gemiddelde standaardafwijking

Houttribdijk 2,70 0,9

Helderse zeewering 6,19 1,38

Veersedam 4,21 1,21

Een mogelijke correlatie tussen de elasticiteitsmodulus van het asfalt en de beddingsconstante van de ondergrond is bij de hier uitgevoerde simulaties buiten beschouwing gelaten.

6.4 Bepaling zwakke plekken

Bij bepaling van de zwakke plekken zijn grafieken gemaakt waarbij alle constructieparameters zijn uitgezet tegen de bezwijkfunctie. Deze zijn opgenomen in bijlage 1. Deze grafieken geven inzicht in de invloed die de parameters hebben op de kans op bezwijken. Het volgende valt op:

− Bij alle berekeningen is de bezwijkfunctie vooral afhankelijk van de breuksterkte.

− Bij de berekeningen waarbij is gerekend met een relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte is een geringe afhankelijkheid waarneembaar tussen de optredende spanning en de elasticiteitsmodulus en de bezwijkfunctie.

− Het effect van het bepalen van de het gemiddelde van 5 vakken voor de elasticiteitsmodulus, beddingsconstante en de laagdikte is goed zichtbaar in de spreiding van deze parameters.

(42)

− De afwijkende vorm van enkele van de grafieken bij de Veersedam en de Houtribdijk wordt veroorzaakt door de gehanteerde ondergrenzen voor de beddingsconstante (15 MPa/m) en de elasticiteitsmodulus van het asfalt (500 MPa) zoals aangegeven in paragraaf 5.2.

6.5 Resultaten berekeningen

In deze paragraaf is de kans op bezwijken van een asfaltvakje met homogene eigenschappen bepaald bij het optreden van een maatgevende storm. Per dijkvak en per belastingsituatie (een golfveld met een gegeven significante golfhoogte) is een serie van 200 (golven) x 1.000 (vakken van 1 m²) uitgevoerd. In figuur 6.3 is een grafische weergave van één van de series van simulaties gegeven.

Houtribdijk Hs = 2m, met relatie E-sb

y = 0,0012Ln(x) + 0,0028

R

2

= 0,9922

0

20

40

60

80

100

120

0

50

100

150

200

250

300

350

aantal golven

a

a

n

ta

l

b

e

z

w

e

k

e

n

v

a

k

k

e

n

0

0,002

0,004

0,006

0,008

0,01

0,012

k

a

n

s

o

p

b

e

z

w

ij

k

e

n

aantal bezweken vakken kans op bezwijken

Logaritmisch (kans op bezwijken)

Figuur 6.3: kans op bezwijken en aantal bezweken vakken versus het aantal golven

De relatie tussen het aantal golven en de kans op bezwijken laat zich goed beschrijven door een logaritmische of een machtsfunctie. In bijlage 2 zijn de grafieken met de resultaten van alle uitgevoerde simulaties opgenomen. In de tabellen 6.4 en 6.5 is de kans op bezwijken na 200 en na 1.100 golven gepresenteerd. De kans op bezwijken na 1.100 golven is bepaald door extrapolatie van de in bijlage 2 gepresenteerde functies. De gebruikte functies zijn in de tabellen gegeven:

(43)

Tabel 6.4: Kans op bezwijken van een vak indien geen rekening wordt gehouden met een relatie tussen de breuksterkte en de elasticiteitsmodulus

Kans op bezwijken dijknaam Hs

(m) Na 200 golven Na 1.100 golven

Relatie aantal golven en kans op bezwijken Veersedam 3 6,8.10-2 9,8.10-2 P(f) = 0,0021x0,2202 Helderse zeewering 4 1,7.10-4 2,1.10-4 P(f) = 2.10-5 x0,3329 Helderse zeewering 5 3,7.10-4 4,8.10-4 P(f) = 7.10-5 Ln(x) -1.10-5 Houtribdijk 2 1,0.10-2 1,3.10-2 P(f) = 0,0013 Ln(x) + 0,0035 Houtribdijk 3 2,4.10-2 3,5.10-2 P(f) = 0,0067 x0,2379

Tabel 6.5: Kans op bezwijken van een vak indien wel rekening wordt gehouden met een relatie tussen de breuksterkte en de elasticiteitsmodulus

Kans op bezwijken dijknaam Hs

(m) Na 200 golven Na 1.100 golven

Relatie aantal golven en kans op bezwijken

Veersedam 3 5,1.10-3 7,0.10-3 P(f) = 0,0021 x0,171 Helderse zeewering 5 1,3.10-4 1,6.10-4 P(f) = 3.10-5 Ln(x) - 5.10-5 Houtribdijk 2 9,2.10-3 1,1.10-2 P(f) = 0,0012 Ln(x) + 0,0028 Houtribdijk 3 2,2.10-2 2,9.10-2 P(f) = 0,0036 Ln(x) + 0,0033

Het blijkt dat het verdisconteren van de relatie tussen breuksterkte en elasticiteitsmodulus leidt tot een kleinere kans op bezwijken. De invloed is echter zeer wisselend. Bij de Veersedam neemt de kans op bezwijken af met ruim een factor 13, bij de Helderse zeewering is de factor 2,8 en bij de Houtribdijk slechts 1,08. Al eerder is geconstateerd dat het bepalen van een relatie tussen de breuksterkte en de elasticiteitsmodulus voor de Veersedam niet goed mogelijk was vanwege wat afwijkende datasets. De afwijkende relatie tussen breuksterkte en de elasticiteitsmodulus voor de Veersedam is mogelijk de oorzaak van de grote invloed op de kans op bezwijken.

Bij de overige 2 dijkvakken is het verschil met het niet verdisconteren van deze relatie gering. Dit wordt verklaard doordat bij beide berekeningen gerekend is met een gewogen gemiddelde van de elasticiteitsmodulus van 5 vakken in plaats van met de elasticiteitsmodulus van het beschouwde vak alleen. Hierdoor ontbreken enerzijds (indien geen rekening wordt gehouden met een relatie) pieken in de elasticiteitsmodulus die leiden tot een hoge optredende spanning en die toevallig samenvallen met een lage breuksterkte en anderzijds (indien wel rekening wordt gehouden met een relatie) kan bij een lage breuksterkte toch een hogere elasticiteitsmodulus worden bepaald indien de elasticiteitsmoduli van de naastgelegen vakken hoger zijn.

(44)

7

Berekeningen met GOLFKLAP

7.1 Invoerparameters en resultaten

Er zijn 10 berekeningen met GOLFKLAP 1.2.1.0 uitgevoerd. De uitgebreide invoerparameters en resultaten zijn opgenomen in bijlage 3. In tabel 7.1 zijn alle relevante invoerparameters en de uitkomsten opgenomen.

Tabel 7.1: Relevante GOLFKLAP invoerparameters en uitkomsten

Veersedam Helderse zeewering Houtribdijk

Gem. Kar. Gem. Kar. Gem. Kar.

Log (k) 3,79 1,72 5,62 4,80 3,76 2,31 Beddingsconstante [MPa/m] 69,8 21,0 106,0 67,0 71,0 38,0 Laagdikte [m] 0,25 0,21 0,34 0,30 0,30 0,27 Elasticiteitsmodulus [MPa] 6694 10004 8023 10834 6661 9600 Hs [m +NAP] 3,0 4,0 5,0 4,0 5,0 2,0 3,0 2,0 3,0 a [-] 2,48 5,98 3,00

Onderkant WAB [m +NAP] 1,50 1,50 0,40

GWS [m +NAP] -0,15 0,00 -0,40

Toetspeil [m] 5,00 5,00 1,44

GGA [m] 1,85 1,40 n.v.t.

Minersom [-] 0,055 62,4 0,001 0,002 0,063 0,212 0,013 0,043 1,744 6,336 Gem.: Berekeningen uitgevoerd met gemiddelde waarden

Kar.: Berekeningen uitgevoerd met karakteristieken waarden Tg: Bedraagt bij alle berekeningen 7,8 s

Opmerking:

De opvallend hoge minersom bij de berekening van de Veersedam met karakteristieke waarden voor de materiaalparameters wordt deels veroorzaakt door de lage beddingsconstante. Uit de op de Veersedam uitgevoerde veldmetingen bleek destijds dat de beddingsconstante hier niet normaal was verdeeld en is de karakteristieke waarde bepaald op basis van de cumulatieve frequentiemethode (c = 48,5 MPa/m).

7.2 Vergelijking berekeningsresultaten

In tabel 7.2 is een vergelijking gemaakt tussen de kans op bezwijken van een asfaltvak na 200 golven ten gevolge van overschrijding van de breuksterkte enerzijds en de Minersom anderzijds.

(45)

Tabel 7.2: Kans op bezwijken en de Minersom

Kans op bezwijken [-] Dijknaam Hs [m]

Geen relatie σbreuk en E Wel relatie σbreuk en E

Minersom Gem. 0,055 Veersedam 3 0,0068 0,00513 Kar. 62,395 Gem. 0,001 4 0,000167 Kar. 0,063 Gem. 0,002 Helderse zeewering 5 0,00037 0,00013 Kar. 0,212 Gem. 0,013 2 0,0103 0,0092 Kar. 1,744 Gem. 0,043 Houtribdijk 3 0,0235 0,02247 Kar. 6,336

Een goede vergelijking tussen beide berekeningsresultaten is niet mogelijk omdat de beide berekeningsmethoden zowel in uitgangspunten als in resultaat van elkaar verschillen:

− vermoeiing wordt als sterktereductie ingevoerd in GOLFKLAP (opm. de keuze van x en y in de fitprocedure van de data moet ook nader bekeken worden, zie figuur 1.1) − in GOLFKLAP varieert de impactlocatie door SWL(t) en de driehoekige golfvorm i.p.v. 1

locatie in de Monte Carlosimulaties

− in GOLFKLAP wordt het bezwijken berekend als bezwijken van 1 punt = gehele bekleding; in de Monte Carlosimulaties bezwijkt 1 vakje met arbitraire afmeting en locatie, waarna onduidelijk is wanneer de gehele bekleding als bezweken wordt gezien. Beide benaderingen (vermoeiing met GOLFKLAP (breuksterkte met Monte Carlosimulaties) lijken elkaar bij de hier uitgevoerde berekeningen te bevestigen. Bij de Helderse zeewering wordt een zeer kleine kans op overschrijding van de breuksterkte (> 1/1.000) gevonden en een lage minersom (> 1). Bij de Veersedam en de Houtribdijk zijn er hoge overschrijdingskansen van de breuksterkte en hoge minersommen bepaald.

De verschillen tussen de berekeningsresultaten van de Veersedam en de Houtribdijk zijn opvallend. Bij de Veersedam zijn een zeer hoge minersom en een minder hoge overschrijdingskans bepaald. Bij de Houtribdijk is juist de overschrijdingskans van de breuksterkte zeer hoog. In dit kader wordt opgemerkt door de huidige wijze van het bepalen van de vermoeiingslijn de sterkte eenvoudig kan worden overschat of onderschat, afhankelijk van de optredende spanningen.

Ter illustratie is in figuur 7.1 de vermoeiingslijn van de Veersedam opgenomen. In de grafiek is tevens het histogram van de optredende spanningen bij een golfveld met een significante golfhoogte van 3 m gegeven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de verdeling van optredende spanningen zoals gegeven in figuur 5.7. De histogram is bepaald voor een totaal aantal van 1.100 omdat 1 asfaltvakje door circa 1.100 golven zal worden belast zoals bepaald in paragraaf 6.2.

(46)

Figuur 7.1 Vermoeiingslijn Veersedam en histogram optredende spanningen bij Hs = 3m

Uit de figuur blijkt dat de meeste optredende spanningen kleiner zijn dan de opgelegde spanningen tijdens de vermoeiingsproef. Ten gevolge van de grote spreiding in de resultaten van de vermoeiingsproef is de regressielijn vrij vlak; de richtingscoëfficiënt is met 2,48 laag. Door deze spreiding in de data wordt het materiaalgedrag niet goed weergegeven, bij (oud en bros) asfalt met een lage sterkte geeft een steile vermoeiingslijn het gedrag goed weer. In dit geval betekent het dat voor de golven die links van de meetwaarden liggen de sterkte van het asfalt waarschijnlijk wordt onderschat; de berekende minersom voor de Veersedam is dus te hoog.

(47)

8 Conclusies en aanbevelingen

8.1 Conclusies

Vergelijking verdeling breuksterkte en verdeling optredende spanningen

In hoofdstuk 5 is aangetoond dat de verdeling van de breuksterkte en de verdeling van de optredende spanningen elkaar deels overlappen. Overschrijding van de breuksterkte door de optredende spanning ten gevolge van één golfklap is dus mogelijk.

Invloed van de parameters op de toetsing

Uit een vergelijking van de relevante parameters met de bezwijkfunctie blijkt dat bij alle berekeningen de bezwijkfunctie vooral afhankelijk is van de breuksterkte. Bij de berekeningen waarbij is gerekend met een relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte is een geringe afhankelijkheid waarneembaar tussen de optredende spanning en de elasticiteitsmodulus en de bezwijkfunctie.

Invloed relatie elasticiteitsmodulus-breuksterkte

Het blijkt dat het verdisconteren van de relatie tussen breuksterkte en elasticiteitsmodulus leidt tot een kleinere kans op bezwijken. De invloed is echter zeer wisselend. Bij de Veersedam neemt de kans op bezwijken af met ruim een factor 13, bij de Helderse zeewering is de factor 2,8 en bij de Houtribdijk slechts 1,08. Al eerder is geconstateerd dat het bepalen van een relatie tussen de breuksterkte en de elasticiteitsmodulus voor de Veersedam niet goed mogelijk was vanwege wat afwijkende datasets. De afwijkende relatie tussen breuksterkte en de elasticiteitsmodulus voor de Veersedam is mogelijk de oorzaak van de grote invloed op de kans op bezwijken.

Het bepalen van de optredende spanning op basis van het voortschrijden gemiddelde van de constructieparameters van 5 vakken leidt ertoe dat het verschil tussen het wel en niet verdisconteren van een relatie tussen de elasticiteitsmodulus en de breuksterkte gering is. Verschillen tussen Monte Carlosimulaties en GOLFKLAP

1. vermoeiing wordt als sterktereductie ingevoerd in GOLFKLAP (opm. de keuze van x en y in de fitprocedure van de data moet ook nader bekeken worden, zie figuur 1.1)

2. in GOLFKLAP varieert de impactlocatie door SWL(t) en de driehoekige golfvorm i.p.v. 1 locatie in de Monte Carlosimulaties

3. in GOLFKLAP wordt het bezwijken berekend als bezwijken van 1 punt = gehele bekleding; in de Monte Carlosimulaties bezwijkt 1 vakje met arbitraire afmeting en locatie, waarna onduidelijk is wanneer de gehele bekleding als bezweken wordt gezien.

Een vergelijking tussen GOLFKLAP en de Monte Carlosimulaties zonder dit eerst te hebben opgelost is speculatie, omdat de modellen verschillen. Het ligt niet voor de hand dat beide modellen een constante factor verschillen en dus is er ook empirisch waarschijnlijk niet veel te vinden.

Relevantie mechanisme

Om te beslissen of een asfaltbekleding naast of in plaats van vermoeiing ook op breuksterkte moet worden getoetst moet vastgesteld dat het mechanisme is, er moeten asfaltbekledingen

Cytaty

Powiązane dokumenty

Kolejny referat obrazujący dzieje adwokatury Izby opolskiej wygło­ sił dziekan Rady adw.. Przekazał on z okazji Jubileuszu od Ministra Sprawiedliwości prof. dra

Because the model we used up to now, as well as Patterson and Shoucair’s, is inadequate to describe distortion for the active-triode case we will develop in the next

(INSTYTUT NAUK HISTORYCZNYCH UKSW, 18.XI. 2013) Pierwsza z cyklu konferencji „W kręgu cywilizacji śródziemnomorskiej” poświecona za- gadnieniu religii w świecie

Czy cena akcji jest związana z wewnętrzną wartością spółki akcyjnej i tym samym, czy istnieją podstawy do przyjęcia bądź odrzucenia hipotezy o półsilnej efektywności

In the present study, the echo-PIV (particle image velocimetry) and UDV (ultrasound Doppler velocimetry) method were used to investigate the velocity profiles in a conventional

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

the real and estimated fractions of online time of each Tribler user, where the latter is represented by the user interaction strengths between the evaluating and the evaluated

Kościół patrzy z miłością i ufnością na was, ludzi starszych, starając się przyczyniać do powstania takiego środowiska ludzkiego, społecznego i duchowego, w którym