· VK 1109.301 ISSN:LVV-rapport 0920-0592
Indeling vervoersystemen in
stedelijke gebieden
Januari 1993 Ir.Th.J.H.Schoemaker/ ir. B. Egeter/ir.A.J. van Binsbergen
I
I
I
I
I
I
I
I
\
\
\
\
,
-,
"
...
>
---
'/ "
/
/
/
I
I
I
I
Dokument vakgroep Verkeer 1. Rapportnummer VK 1109.301 2. Titel rapport Indeling vervoersystemen in stedelijke gebieden 3. Schrijvers ir. Th.J.H. Schoemaker ir. B. Egeter
ir. A.J. van Binsbergen 4. Uitvoerend instituut
Technische Universiteit Delft Vakgroep VERKEER
5. Opdrachtgever NOVEM
11. Samenvatting
Technische Universiteit Delft 6. ISSN-nummer LVV-rapport 0920-0592 7. Thema Vervoer- en verkeers-planologie 8. Onderzoekprojekt Vervoersystemen 9. Kategorie rapport vakpublikatie 10. Datum publikatie januari 1993
De ontwikkeling van nieuwe vervoerconcepten voor stedelijke gebieden moet worden gerelateerd aan problemen op dit terrein. Daartoe is enerzijds een systematische inventarisatie gemaakt van de vers'chillende vervoerfunkties in stedelijke gebieden. Anderzijds is een inventarisatie gemaakt van alle mogelijke vervoersystemen voor stedelijke gebieden op basis van technolo
-gische aspekten en aanbodelementen. Door deze twee indelingen te combine-ren, is een analyse gemaakt van kansrijke en niet-kansrijke ontwikkelingen. De studie handelt zowel over openbaar personenvervoer, als over (niet-beperkt) beroepsgoederenvervoer.
'bliotheak F cuueu dorCivieleTechniek
(Bezoekadres Stevinweg 1) Postbus 5048 2600 GA DEL FT
»: •
'j.
~~.l
12. Begeleidingskommissie 14. Bijbehorende rapporten
13. Praktijkkontakten 15. Aantal blz.
46
16. Prijs
Indeling vervoersystemen
in stedelijke gebieden
Technische Universiteit Delft, Faculteit der Civiele Techniek, Vakgroep Verkeer
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Indeling van vervoersystemen 2.1 Vervoerkundige indeling 2.2 Verkeerskundige indeling 2.3 Technische indeling
3. Systemen voor openbaar personenvervoer in stedelijke gebieden 3.1 Systematische indeling
3.2 Stand van ontwikkeling 3.3 Kansrijke ontwikkelingen 3.4 Niet-kansrijke ontwikkelingen
4. Systemen voor beroepsgoederenvervoer in stedelijke gebieden
5 7 7 9 17 21 21 27 36 37 39 4.1 4.2 4.3 4.4 Systematische indeling Stand van ontwikkeling Wenselijke ontwikkelingen Niet-wenselijke ontwikkelingen 39 44 45 46
1.
Inleiding
Bij het praten over vervoersystemen is de spraakverwarring veelal groot. Vele indelingen en benamingen die in eerste instantie duidelijk lijken, zijn bij nadere beschouwing voor meerdere uitleg vatbaar. Zo heeft iedereen een vrij duidelijke voorstelling bij het begrip "trein" . Echter: de ene trein is de andere niet: Er bestaat saillante technische en funktionele verschillen. Voorbeelden van technische verschillen zijn spoorbreedte en energiebron. Zo is te noemen het onderscheid tussen personen- en goede-rentreinen. Ook zijn er duidelijke verschillen tussen de inzetbaarheid van de trein. Zo wordt op de lange afstand hoge topsnelheid, veel zitplaatsen en een restauratie op prijs gesteld; op de korte afstand gaat het meer om snel optrekken en afremmen, snel in- en uitstappen, hoge frekwenties.
Om hierin wat orde te brengen, wordt in het onderstaande getracht op een systematische wijze tot een indeling van vervoersystemen in stedelijke gebieden te komen. Hierbij wordt een drietal niveaus gehanteerd, te weten:
vervoerkundige indeling
Het gaat hier om:
de kenmerken van de vervoervraag
de gestelde eisen op het gebied van kwaliteit, kosten en milieu.
verkeerskundige indeling
Het gaat hierbij om de kenmerken van het vervoeraanbod:
Wie verzorgt het vervoeraanbod;
Wie kan er van het vervoeraanbod gebruik maken; Hoe is het vervoeraanbod opgebouwd.
technische indeling
Deze indeling betreft: de voertuigtechniek; de infrastruktuur; de verkeersbeheersing.
De drie indelingen hangen met elkaar samen: de "hoge r e " niveaus stellen eisen aan de "lagere" niveaus; omgekeerd leggen de lagere niveaus moge-lijkheden en beperkingen op aan de hogere niveaus.
vervoerkundige indeling I
I
~ eisen verkeerskundige indeling II
~ eisent
mogelijkhedenI
It
mogelijkhedenI
IBij de naamgeving van vervoersystemen moet onderscheid gemaakt worden tussen:
de systematische naamgeving, de "roepnaam" en
een voorbeeld op een zekere lokatie. Bijvoorbeeld:
lichte rail op stadgewestelijk niveau (systematische naamgeving) sneltram (roepnaam)
Nieuwegeinlijn (voorbeeld).
Hiermee is tevens het voordeel van de systematische naamgeving boven de "roepnaam" geïllustreerd: er bestaan namelijk ook lichte-railsystemen op agglomeratief niveau; deze worden met dezelfde term "sneltram" aangeduid. In het volgende hoofdstuk worden de drie indelingsniveaus (vervoerkundig, verkeerskundig, technisch) nader uitgewerkt, simultaan voor openbaar personenvervoer en beroepsgoederenvervoer.
In hoofdstuk 3 worden al deze indelingen gecombineerd tot systemen voor
openbaar personenvervoer in stedelijke gebieden. Hierbij is zowel aandacht
besteed aan bestaande als aan in ontwikkeling zijnde c.q. te ontwikkelen systemen. Het hoofdstuk eindigt met een opsomming van, zowel uit milieu-als uit economisch oogpunt, kansrijke en niet-kansrijke ontwikkelingen.
Datzelfde gebeurt in hoofdstuk 4 voor systemen voor beroepsgoederenvervoer
in stedelijke gebieden. Het hoofdstuk eindigt met een opsomming van uit
milieu-oogpunt wenslijke en niet-wenselijke ontwikkelingen. Merk op, dat bij goederenvervoer economische en maatschappelijke optimalisatie lang niet altijd gelijk op gaan.
2. Indeling van vervoersystemen
2.1. Vervoerkundige indeling
De vervoerkundige indeling van vervoersystemen is gebaseerd op: de kenmerken van de vervoervraagi
de aan het vervoeraanbod gestelde eisen op het gebied van kwaliteit, kosten en milieu.
Als kenmerken van de vervoervraag zijn te beschouwen:
1. Soort lading:
Er zijn in eerste instantie twee soorten lading:
personen, nader onder te verdelen naar persoonskenmerken goederen, nader onder te verdelen in goederensoorten
2. Soort herkomst- en bestemmingsgebied:
Het belangrijkste onderscheid is tussen: vervoer binnen een stedelijk gebied vervoer tussen stedelijke gebieden
Onder een stedelijk gebied wordt een gebied verstaan dat overwegend bebouwd is; dit is dus onafhankelijk van het formaat van het gebied.
Voorbeelden van stedelijke gebieden zijn:
stadsgewest agglomeratie stad
middelgrote kern kleine kern
Vervoer in stedelijke gebieden beperkt zich derhalve niet tot grote gebieden; zo is bijvoorbeeld ook de distributie van goederen in kleine kernen relevant.
Bij personenvervoer kan aan herkomst en bestemming ook de aldaar verrichte aktiviteit worden gekoppeld (het zgn. verplaatsingsmotief) . Bij het goederenvervoer speelt niet alleen de concentratie van personen
(eindafnemers) , maar ook de concentratie van bedrijvigheid een rol. In plaats van stedelijke gebieden kunnen bij het goederenvervoer ook concentraties van bedrijvigheid als herkomsten of bestemmingen gezien worden.
Bij goederenvervoer kan aan de herkomst- en de bestemmingskant van het beschouwde vervoersysteem de aldaar verrichte soort bewerking (produk-tie, assemblage, opslag, consumeren) gekoppeld worden.
3. Te overbruggen afstand tussen herkomst en bestemming:
Hier moet een zekere indeling in afstandskIassen gehanteerd worden.
Gebruikelijk is een indeling volgens een meetkundige reeks met rede - 3:
2,5 km - 8km-25 km -80 km -8km 25 km 80 km 250 km
Deze indeling kan naar beide zijden zover als noodzakelijk worden voortgezet.
4. De hoeveelheid vervoer per tijdseenheid:
Deze kan uitgedrukt worden in reizigers/uur, c.q. ton/uur of laadeenhe-den/uur. Wel moet goed gedefinieerd worden, waarop deze grootheden betrekking hebben:
relaties (aantallen verplaatsingen), trajekten (intensiteiten),
gebieden (aantallen riteinden, kilometrage).
Het is moeilijk om hieraan in eerste instantie een indelingskriterium te ontlenen.
De aan het vervoeraanbod gestelde eisen op het gebied van kwaliteit, kosten en milieu zijn niet bruikbaar als indelingskriterium vooraf. Veeleer zal worden getracht het totale vervoersysteem zo op te bouwen, dat een optimale kwaliteit-kosten-verhouding wordt verkregen. De kwaliteit kan hierbij
worden uitgedrukt in gegeneraliseerde verplaatsingstijd, zodat (bij reizigersvervoer) in rekening kan worden gebracht, dat in verschillende onderdelen van de verplaatsing de subjektieve beleving van de tijd ver-schilt. Bij de kostenberekening moet ernaar worden gestreefd zoveel mogelijk alle (toe te rekenen) maatschappelijke kosten in rekening te
brengen. Milieu-effekten kunnen ofwel als (maatschappelijke) kostenfaktor
worden beschouwd, ofwel (in de vorm van grens- of streefwaarden) als externe randvoorwaarden worden gehanteerd.
2.2.
Verkeerskundige indeling
Het gaat hierbij om de kenmerken van het vervoeraanbod:
Wie verzorgt het vervoeraanbod;
Wie kan er van het vervoeraanbod gebruik maken; Hoe is het vervoeraanbod opgebouwd.
Aanbieders c : q. gebruikers van het vervoeraanbod
i . Wie verzorgt het vervoeraanbod
Verzorgt de "vervoervrager", bij het goederenvervoer de "verlader", zijn eigen vervoer, of laat hij dit aan derden over? We kunnen derhalve
onderscheiden:
partikulier vervoer (ook genoemd: eigen vervoer) beroepsvervoer
2. Wie kan er van het vervoeraanbod gebruik maken
Is het vervoeraanbod voor iedereen toegankelijk, of moet de vervoervra-ger tot een bepaald vooraf gedefinieerde groep behoren? Dus onderscheid tussen:
besloten vervoer openbaar vervoer
3. Kunnen meerdere "vervoervragers" tegelijk vervoerd worden?
Onder "vervoervrager" wordt verstaan: Eén persoon of een groep personen die zelf besloten hebben gezamenlijk te reizen. Bij het goederenvervoer gaat het om goederen van één verlader of van verschillende verladers die onderling hebben afgesproken dat de goederen gezamenlijk zullen worden vervoerd.
Op basis hiervan kan onderscheid gemaakt worden tussen: individueel vervoer
kollektief vervoer
Merk op, dat deze indeling onafhankelijk is van de grootte van het
voertuig of van de bezettingsgraad. Hoewel bij vervoer van relatief veel personen tegelijk meestal sprake zal zijn van kollektief vervoer, is bij een reisgezelschap dat met een eigen bus op vakantie gaat sprake van individueel vervoer; omgekeerd is het denkbaar om in de stille uren het kollektief openbaar vervoer met personenauto's te verzorgen.
Bij nadere beschouwing van de bovenstaande drie indelingskriteria blijken een aantal afhankelijkheden te bestaan:
Partikulier vervoer is per definitie besloten vervoer: zodra een willekeurig iemand mag instappen, is er sprake van vervoer door "der-den", dus van beroepsvervoer.
Tabel 2.1 Indeling naar aanbieder en gebruiker van vervoer
Indel ing vervoeraanbod Voorbee lden
(ij;gj
:§
=
onmoge1ij k) personen-
goederen-vervoer vervoer
partikul ier besl oten individueeI auto
,
carpoolen e igen(vracht)auto
kol lektief jiiiijiljiiiiiiii:ii:iii:iliiiijiiijiiiiiiiiiiiiiljiiiiiiii:iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiij:iiiiii:iiiiil:ii!iiiiiii: :ijiiiiiii:i:ilii:iiiiiliiiiiiiiiiii:iiiiiiiiii!ii:::iii::iijijiiiiijjiiliii!ii!iiiiiiiiiiii!iiij openbaar iiiiiiiiiiiiiiiiiji:iiiiiiiijjii:iiiiiliii!iiiiiiiiiiiiiiii:ii:::!!:!!:i!i!:i:ii!!:ii!i::!iiiii:!iiii:::li:i!l:::!ii:iiiliiiiliiiij!!ijiii::::ii:i:i!I]:!::!i::iiij:ij:i::ii:!!i:!i!!lii:i:::i!jii!jiiiiiii:ii!:!:i!:!:!::i:li!iii!iiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiili!i!!!!!!ii!iiiiiiii:ijiiiiiiii
beroeps bes loten individueel auto m chauffeur
kol lektief groepsvervoer beperkt vervoer
openbaa r individueel t:a.xi vracbt:t:a.xi
kollektief met:ro, t:reint:a.xi wagenladingen
-t:rein
Merk op dat ook carpoolen als individueel vervoer moet worden aangemerkt. Het zou pas kollektief zijn als niet van te voren wordt afgesproken, wie er meerijdt; is dit inderdaad niet het geval, dan is echter per definitie sprake van vervoer door derden, dus beroepsvervoer.
Onderwerp van deze studie is openbaar vervoer in stedelijke gebieden, dus meer in het bijzonder:
openbaar personenvervoer en
niet-beperkt beroepsgoederenvervoer
in stedelijke gebieden, de vet gedrukte categorieën in bovenstaande tabel.
Indeling van personenvezvoerdienst:en in st:elsels
Bij beroepsvervoer is per definitie sprake van vervoerdiensten: Alle vervoerdiensten tezamen vormen het vervoeraanbod. Binnen het geheel van vervoerdiensten bestaat een groot onderscheid in funkties. Een verzameling vervoerdiensten die een vergelijkbare funktie vervullen en die onderling
samenhangen, wordt aangemerkt als st:elsel.
Hieronder wordt de hoofdindeling van het vervoeraanbod in stelsels weerge-geven die geldt voor personenvervoer.
~. Indeling naar beschikbaarheid
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen:
een basissysteem, d.i. vervoer dat (binnen zekere marges) "a l t i j d "
en "overal" beschikbaar is, en
aanvullende diensten, d.i. vervoer waarvan de beschikbaarheid (naar
2. Indeling naar vervoerfunktie
Een tweede zeer belangrijk onderscheid dat binnen personenvervoerdien-sten kan worden aangebracht is dat tussen:
verbindende stelsels c.q. diensten, waarbij een zekere verplaat-singsafstand binnen een zo kort mogelijke tijd overbrugd dient te worden;
ontsluitende stelsels c.q. diensten, waarbij een ontsluitingseis (een zekere maximale afstand tussen halte en herkomst- c.q. bestem-mingsadres, meestal 200 à 300 ml als randvoorwaarde wordt gehan-teerd.
3. Indeling van verbindende stelsels naar schaalniveau
Het bij verbindende stelsels gehanteerd uitgangspunt om een zekere ver-plaatsingsafstand binnen een zo kort mogelijke tijd te overbruggen, leidt voor elke klasse van verplaatsingsafstanden tot een zekere
optimale haltedichtheid (het aantal voedingspunten van het stelsel per oppervlakte-eenheid). Wordt de haltedichtheid kleiner dan optimaal, dan neemt de verplaatsingstijd toe omdat de voor- en natransporttijd langer wordt, terwijl dit niet voldoende wordt gecompenseerd door een kortere rijtijd. Ook bij een haltedichtheid groter dan optimaal neemt de
verplaatsingstijd toe omdat de rijtijd langer wordt, terwijl dit niet voldoende wordt gecompenseerd door een kortere voor- en natransporttijd. Bij ontsluitende stelsels is geen sprake van een indeling naar schaal-nivo: Hier wordt een haltedichtheid toegepast die een direkte afgeleide is van de gehanteerde ontsluitingseis. Het zal duidelijk zijn dat geen verbindende stelsels nodig zijn die een hogere haltedichtheid hebben dan deze "ontsluitende" haltedichtheid; ontsluitende stelsels kunnen dus worden beschouwd als de bodem binnen het totale vervoersysteem.
Indien bij de indeling naar schaalniveau gebruik wordt gemaakt van de eerder genoemde vervoerkundige indeling naar afstandsklassen en deze gecombineerd wordt met soort herkomst- en bestemmingsgebieden, dan
verkrijgen we voor personenvervoer de in tabel 2.2 weergegeven indeling. Weergegeven is alleen het basissysteem; voor aanvullende diensten is in principe een soortgelijke indeling denkbaar.
Tabel 2.2 Indeling van personenvervoerdiensten in stelsels
Vervoer
-
Afstands-
Naamgevingfunktie klas se
(
ij!jg,
:iiij
= onlogi s ch/onmogel i j k)Tus sen stedelij ke Binnen stede1i j k gebi eden gebied
Verbin
-
> 250 km internat ionaaliii
iiii:iiiiiii:iii!!!!:!ii:iiiiiiiiiliilili:iiii:!!!!!!:!:il!liiiiliiiiiii!I!!!I!ii~i:ii
:
:I::!:li~i:i:iii:!:!:!!!!!!!:!liiiii:i:i:i:i:il!!!!!I!!!:
dend~i:iiii:iiiiiiiiiii~iii:i
iiiiiiliiiijilii:i:iiliiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiijliii:iii:ijiiijiljil:iilijljjiiiii:i:iii::lijiiiiiiiiiiiii~i:ii::;i
8 0
-
250 km nationaal25
-
80 km interregionaali
i:ll!iilijliiiiiiiiiiiiiiifi,ijiiiiliiiiiiiiiiliiiiiii:i:ijiiiiiiijiliiiiiiililililiii::jiljiiiji:iiiiiiiiiii:ljti,iii~iiiijijiil:ii:liiiii
8
-
2 5 km regionaal stadsgewe ste1ij k2
,
5-
8 km1111111:i~III!
·
I.I:II·111111111111·1111111111111.11111111·
.
1111:lllllI.IIII
.
IIIIIIIIIIII
·
IIIIII.1111
agglomeratief/ stedel ij kOnts luitend regionaal ontsluitend lokaal ontsluitend
Voor deze studie is in eerste in s t ant i e alleen de kolom "binnen stedelijk gebied" relevant.
Indeling van goederenvervoe.rcüenst:en naar frmJct:ie
Ook bij goederenvervoer kunnen de verschillende vervoerdiensten worden gegroepeerd naar funktie, hoewel er een aantal belangrijke verschillen bestaan met de in het personenvervoer gehanteerde indeling.
1. Indeling naar beschikbaarheid
Deze in de l i n g is bij goederenvervoer minder relevant; feitelijk is de beschikbaarheid van meeste vervoerdiensten beperkt c.q. afgestemd op de wensen van de verlader.
2. Indeling naar vervoerfunktie
Omdat goederen zichzelf doorgaans niet kunnen verplaatsen z1Jn de voor- en natransportafstanden bij goederenvervoer per definitie nul. Het onderscheid tussen verbindende en ontsluitende stelsels in de zin als bij het personen-vervoer is hier dan ook niet relevant.
Wel kan in eerste instantie onderscheid gemaakt worden tussen drie soorten diensten:
direkte diensten, tussen herkomst- en bestemmingspunt
consolidatiediensten , tussen twee overslagpunten
distributiediensten, tussen herkomst- c.q. bestemmingspunt en
overslag-punt v.v.
Direkte diensten brengen de goederen zonder overslag van een zeker
her-koms t punt naar een bestemmingspunt.
Consolidatiediensten beogen een bundeling van het vervoer om grotere eenheden in te kunnen zetten; bij toepassing van consolidatie zijn ook altijd distributiediensten nodig, om de goederen op alle mogelijk adressen
op te kunnen halen resp. te kunnen bezorgen. Consolidatie en distributie
tesamen vormen ketenvervoer.
Het feit, dat distributiediensten altijd nodig Z1Jn, is een belangrijk verschil met het personenvervoersysteem: personen kunnen, als dat een betere verplaatsingskwaliteit oplevert, het ontsluitende stelsel
"over-slaan" en te voet naar een halte van een verbindend stelsel gaan. Hieruit
blijkt dat het onderscheid verbindend-ontsluitend wezenlijk verschilt van
het onderscheid consolidatie-distributie.
3. Indeling naar schaalniveau
Zowel bij direkte diensten als bij consolidatiediensten kan een indeling naar schaalniveau gehanteerd worden op basis van de verplaatsingsafstand. De gehanteerde indeling is echter veel grover dan bij personenvervoer, omdat tijdverlies bij goederenvervoer (doorgaans) veel minder zwaar telt dan bij personenvervoer en overslag equipment vereist. Daarom wordt het pas
bij veel grotere afstanden lonend een extra stelsel te superponeren.
De volgende indeling wordt gehanteerd:
internationaal vervoer (meer dan 250 km)
nationaal vervoer (tussen 25 en 250 km)
regionaal en stedelijk vervoer (minder dan 25 km)
Het verschil tussen regionaal en stedelijk vervoer is, dat stedelijk vervoer geheel binnen het stedelijk gebied plaatsvindt, en regionaal vervoer tussen c.q. buiten stedelijke gebieden.
Een aparte categorie is het vervoer binnen bedrijfsterreinen. Daar dit per definitie eigen vervoer is, wordt deze categorie verder niet meegenomen.
In onderstaande tabel zijn de indeling naar vervoerfunktie en die naar afstandsklasse gekombineerd. Vervoerdiensten die geheel of gedeeltelijk
binnen het stedelijk gebied worden afgewikkeld zijn cursief gedrukt. Merk
op, dat direkte vervoerdiensten, ook als zij van bovenstedelijk niveau zijn, altijd ook deels binnen het stedelijk gebied worden afgewikkeld; bovenstedelijke consolidatiediensten kunnen echter geheel buiten het stedelijk gebied worden afgewikkeld.
Tabel 2.3 Indeling van goederenvervoerdiensten naar funktie
Vervoerfunkt ie Afs tands
-
Naamgevingklas se ($1~M;qj~
=
onl ogi sch/onmoge1ij k)Tus sen s tede1i j ke Binnen stedel ij k
gebieden gebied
Di rekt vervoer > 2 50 km direkt inter
-IIIIIIIII.I;II·I';IIIIIIIIIIIIIIII·IIIIIIIIIIIIIIII;;~1;111111111111'11·11.111111111111111'111111111111
·111
na ti onaal vervoer
25
-
25 0 km direkt'1111.11
11;llllllrlll.III:IIIIII.IIII!I.IIIIIII.~II.11111111\11111111.1111111.1111.11.111111
na tionaal vervoer
< 25 km direkt regi onaal direkt s tedel ijk
vervoer vervoer
Keten
-
Coriso-
> 25 0 km internationaal1111;1I1~I;ill
.II'111111;111111111·llllllillll
.IIII
·111111111"1111111111111:11111111111111111
vervoer 1idatie consol idatievervoer 25
-
2 50 km nationaal11111111!1:IIIIII·.lllllllrl~III
·111111111111111111111lillill\li
consolidatievervoer
< 2 5 km regionaal stedel ijk
consol i dat ievervoer consol ida ti evervoer
Di stributie regionale s tedel ijke
Indeling van vervoerdiensten naar vastgelegde aanbodelementen
Bij zowel personen- als goederenvervoer zal de vervoervraag, en daarmee het vervoeraanbod, in het algemeen variëren in de tijd. Hierbij zijn "cycli" met verschillende lengte te onderscheiden:
Jaar (zome r - / wi n t e r di e n s t )
Week (werkdagen/zaterdag/zondag) Dag (spits/dal/avond/nacht) Continu
Bij een continu fluktuerend aanbod is het niet meer mogelijk om het aanbod van te voren vast te stellen en te publiceren.
Het aanbod is opgebouwd uit de volgende aanbodelementen:
Haltes Netwerk Lijnen
Dienstregeling
Bovendien kan nog gevarieerd worden met het aantal stelsels dat tegelijker-tijd wordt toegepast.
Onder een halte wordt verstaan: een van te voren gedefinieerd voedingspunt van het beschouwde vervoersysteem. Bij goederenvervoer zijn haltes per definitie overslagpunten.
Let op het verschil tussen een netwerk en een lijnennet:
Een netwerk is opgebouwd uit haltes en schakels en is onafhankelijk van de lijnvoering. Het lijnennet bepaalt welke routes de voertuigen van de
onderscheiden lijnen binnen het netwerk volgen. Iedere lijn bedient dus een deel van de haltes binnen het netwerk; een bijzonder geval is een shuttle-dienst, waarbij slechts een begin- en een eindhalte bediend wordt.
Er is sprake van een dienstregeling wanneer zowel vertrek- als aankomst-tijdstip van de voertuigen vastliggen.
Alle aanbodelementen kunnen al dan niet van te voren worden vastgesteld. Er zijn in theorie 24 = 16 combinaties van al of niet van te voren vastgestel-de aanbovastgestel-delementen te maken. Als alle aanbodelementen van te voren zijn vastgelegd, is sprake van een geregeld systeem. Alle overige mogelijkheden zijn samen te vatten onder de noemer vraagafhankelijke systemen.
De volgende combinaties zijn onmogelijk:
lijnen zonder netwerk
dienstregeling zonder lijnen dienstregeling zonder haltes
In tabel 2.3 zijn de mogelijke combinaties weergegeven, voor zowel perso-nen- als goederenvervoer.
Tabel 2.4 Indeling van kollektieve vervoerdiensten naar vastgelegde aanbodelementen
Vastgelegde aanbode lementen Soort vervoe rdiensten
(~%~:~:ij = onlogi s ch/onmogeI i j k) hal tes netwerk Ii j nen dienst
-reg
.
personen goederen wel wel weI wel vol ledig gere
-
geregeldege lde systemen Ii j ndienst niet Iij n rij dt bij ongerege lde
behoefte (nhori
-
Iij ndiens t zontale Ii ft11)niet wel
:illii
iiiiiiiiiiiiiiiiii!lllllllllllllli!iiiiiiilliiililliilii!liilffffilil:liiiiiliii~i~i~I~lfllf
:
iiif~lll!iiliiiliililillllliiiiiiiiiiililiilllllll!!iiiiillllllli!liliiillliillll!ll!iiiiiiiiiiiiiiliii
niet bv belbusI!i!lilillilillililiiiiillilliillililiiilililillllil:iiilfillililliilililiiiiifillliiliiiiiiiiiiii niet weI weI
fil~iii~iliiiiii~iiilll~lfrill:li:i11iiriilllliliiiiii~!illllill
:lllill:illlli~!i~11111
iillll111Illll:i!~~jl~11~i!llli:llil~i\\i:I:III~ililll111!!!lf!!liiiii!!!!!!!!I!!!!!!!!!i!!i!
niet1IIIiill'j:i:r.;i~11:~iilliilil:illi~11jlii:lr1il~i~~~\llil111111
:
!lll1ll~~~~ji~;t,~II~~:i!l;1Ii:lll~lliili:ili~iiilllllillli!i!i!li!1
niet weIf!liii!~liiili~l!fifr~~lllirI111Ii11!!1ifiiili\1iil!illillil
:
lifli\~1:f:jll!iil~1Ijl\~II!f!iil!!!1~ii!!111111jl!!I!:!!:fili
niet bv.
bustaxi:~lli!llrjiii!l:i:iili!:iij:iltlrll!il:i:il!\tlilii!ii:!1~1!lirrjl
niet wel wel wel:~ii;iil
:l:1l1i:lfut,\111il~rii~lil:lill:tl!\1l~1~~]1t,11I:lli
:lll"iiill!ii~itilt;rjrfll:i:!ii!llil!!:!:i!I!llj:I!11l!il!llllrl~I!1
niet 1ij ntaxi2:r:1f111'~'rili~ii'~lilll111Iil!1:Î:liii11Irl!liiii~!1!i!111
niet weI:lil!i!ill!lilli:iilili~1111!11i!llii~11111:ill,l::lli:i
:llll~1:lili::illi111
:ii~r~1i:li:i:::::i~iiilli~~1iiliiiilili:l111:iili:i:1i:1illlll:l
il1iiiililiill:iilill
nieti!lllirjli:lrl;i~ifllfl::ll:I~I!lil\1lil~I!~i~l~ii1i!i!;il!i!!f!:!:li!~jitl·
:1!1"iiill\t!lill!!llliiil"li!ff:!flill~i~~~~llll!l!fii:i!i~~i~iii~i~i~i~'!i
niet wel welif!;ii:i:li:lli!fll!il:l!l:i:\i:r~lii~~iilillil\fi
if~iiiiif1~!fl!:f~!!i!ill
:Il:!iliii!i!ll!!fl!l!:::iiili!!llil!fi!!:!!!ill!lll!lli!I:!!'i!!l1!!!!!ll!!!!fll!I!II!II!niet
1!:lllfllllll:l!~li~i~il~li~i:lllil!~lilflllllflfll~!~1i[111~ilj~i~i1Iiiill
.
:
1!lilfl!I!:il~liilrij~i~iiili:li:!~ili!~i~ill~i~i~iii~1!I!f!l:i:lliif:liii!I!!!li!l!ii!lii
niet weIili
l:i:!i!:ilii:i~iliillii~iii:I:II!I:I~l:l!ll!:ill!!i1111!1!!l!:!il!~ii!iii:iii~i:ltfi:ifil11:il:
:i::::li:i~i:iiil~li~ilrill~ll
ll!1!i!lllill~I~1111~111illl!11!!!iiii~iiiiiiiilill:l1ii!iiiiiii~i
niet bv
.
treintaxi3 ongerege ld vervoer2
wel vastgestelde vertrektijd op één centrale halte
ook variant mogel ijk met vastgestelde vertrektijd op beginpunt wel één centrale halte
De verschillende systemen kunnen benoemd worden op basis van vastgelegde aanbodelementen. De belbus is bijvoorbeeld gedefinieerd als [HN--) : alleen haltes en netwerk.
2.3. Technische indeling
Het betreft hier de volgende onderdelen:
Voertuigtechniek Infrastruktuur Verkeersbeheersing
Er zal hier uitsluitend worden ingegaan op de voertuigtechniek en de
infrastruktuur.
Er is uiteraard een sterke wisselwerking tussen voertuigtechniek en
infrastruktuur; het is echter geen 1-op-1-relatie:
verschillende soorten voertuigen maken soms gebruik van dezelfde infra-struktuur (bv. vrije tram/busbaan);
één voertuig maakt soms gebruik van verschillende typen infrastruktuur (metro/sneltram) .
1. Onderscheid naar samenhang voertuig-infrastruktuur:
discontinue systemen (onderscheid tussen infrastruktuur en voertui-gen)
continue systemen (geen onderscheid tussen infrastruktuur en voer
-tuigen)
2. Onderscheid naar vervoerdrager
Binnen de discontinue systemen kan onderscheid gemaakt worden tussen: vervoer door de lucht
vervoer over water vervoer over land
In principe kunnen voor alle voertuigen drie verschillende indelingen gemaakt worden, te weten op basis van:
soort en mate van geleiding mate van autonomie
voertuigtechnische kenmerken
3. Soort en mate van geleiding
Geleiding wordt gedefinieerd als een fysieke beperking in de bewegings-vrijheid van het voertuig. Bij luchtvervoer bestaan er de minste
beperkingen: in principe bestaat in drie dimensies volledige bewegings-vrijheid (hoewel door niet-fysieke geleidingssystemen deze bewegings-vrijheid weer kan worden ingeperkt). Bij de zeevaart is er een tweedimensionale
bewegingsvrijheid. Bij het overige vervoer (vervoer over land en binnenscheepvaart) bestaat er een binding aan lineaire infrastruktuur,
wegen genaamd.
Beperken wij ons tot vervoer over land, dan wordt onder het begrip "geleiding" met name verstaan: beperking van de bewegingsvrijheid in dwarsrichting. Te onderscheiden zijn:
Bij geleide voertuigen is de zijdelingse bewegingsvrijheid nul; zij kunnen alleen op speciale infrastruktuur rijden.
Binnen de geleide voertuigen zijn, naar aard van de geleiding, te onderscheiden:
conventionele railvoertuigen geleide wegvoertuigen
overige geleide voertuigen
Binnen de geleide wegvoertuigen kunnen nog onderscheiden worden: mechanische geleiding (bv. spoorbus)
elektronische geleiding (bv. door middel van elektromagnetische induktie)
Het verschil is louter technisch van aard. Bij geleide wegvoertuigen bestaat echter veelal de mogelijkheid om ook over gewone weginfrastruk-tuur te rijden.
4. Mate van autonomie
Er zijn twee principiële mogelijkheden:
Autonome systemen: Hieronder worden systemen verstaan waarvan de verkeersafwikkeling niet wordt beinvloed door overig verkeer. De kruisingen met andere verkeer zijn ongelijkvloers, of er bestaat een absolute voorrang (spoorwegovergangen). Er wordt in het algemeen geheel op signalering gereden; dit impliceert dat het mogelijk is het gehele proces van buitenaf te sturen (automatische systemen) . Niet-autonome systemen: Dit kan variëren van systemen op een eigen baan met verkeerslichten-beinvloeding op de kruisingen tot volledige menging met overig verkeer.
5. Voertuigtechnische kenmerken
De indeling op basis van voertuigtechnische kenmerken valt buiten het kader van deze studie.
Bovenstaande indelingen zijn te combineren. Hierbij zijn weer een aantal logische beperkingen:
Bij een continu systeem is per definitie sprake van autonome infra-struktuur; of er al dan niet van een geleiding sprake is is irrelevant, daar er geen voertuigen z1Jn.
Bij autonome systemen is per definitie sprake van geleiding; het is immers zinloos om de bewegingsvrijheid van een niet-geleid systeem teniet te doen door volledige autonomie.
Tabel 2.5 Hoofdindeling vervoertechnieken
cont inu geIe i d autonoom soort voorbeeIden
infra
-
($'#:fO:~ = onl ogi s ch/onmogeIi jk)struktuur
personen goede ren
j a j a j a Iopende band pi j ple iding
nee :111111111111!111!!!!!!!!!:!!iiiiiiiiiiiiliiiilllllill:iiiiiiiii:iillllllll:II:!I!!i!iiiiiiiiiiiiiiiliiiilili:iii:ii:iiiiii:ililllll!I!!!!!!iiiii!iiiiiiiiiiiilllll1111!iliililii:::ill:II:::::!:i::::!:!:iii: nee I!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!:!!!!!!!!!!!:!!:!!!!!l!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!:!· :!!!!!!!!!!!I!!!II!!!!!!!!I!!!!!!:!!!:::!!!:!!::::!::ii:!!!::!!:!:!::l!:i!:::i:!:iiii!!!!!!!!II!
nee j a j a raiI zware rai1 goederentre in
(tre inI metro)
weg metro op AGV
luchtbanden
andere monorai1I cabi
-
kabelbaannebaanI etc
.
nee raiI 1i chte rai1I havenspoorweg
(tramI snel tram)
weg spoorbus? p m
andere
nee weg personenautoI be stelautoI
autobus vrachtauto
2
Uitwisseling met zware rail mogelijk
3.
Systemen voor openbaar personenvervoer in stedelijke
gebieden
3.1.
Systematische indeling
De in het voorgaande gemaakte indelingen van vervoersystemen kunnen nu
worden gecombineerd om uiteindelijk inzicht te krijgen in de relevante
vervoertechnieken. In deze paragraaf zal dit worden gedaan voor openbaar personenvervoer.
Stap 1 - Combinatie van de tabellen 2.1, 2.4 en 2.5
Uit tabel 2.4' resulteren op basis van de analyse van de aanbodelementen (haltes, netwerk, lijnen, dienstregeling) 6 denkbare soorten kol1ektieve vervoerdiensten:
1. [HNLD): alle aanbodelementen vastgelegd
2. [HNL-): geen vaste dienstregeling ("horizontale lift") 3. [HN--): alleen haltes en netwerk (bv. belbus)
4. [H---] : alleen haltes (taxisysteem met vaste haltes; "bustaxi")
5. [-NL-] : geen haltes, geen dienstregeling (voertuig stopt naar wens: bv. "l i j n t axi " )
6. [----]: alle aanbodelementen vrijgelaten (bv. treintaxi)
De eerste mogelijkheid kan worden omschreven als geregelde exploitatie; de
overige exploitatieregimes vallen onder het verzamelbegrip "vraagafhan-kelij ke diensten".
Daarnaast bestaan als aparte categorie de individuele systemen (zie tabel
2 .1) .
Uit tabel 2.5 resulteren op basis van de indeling naar geleiding en
autonomie 4 relevante vervoertechnieken, waarbij de soort geleiding buiten beschouwing is gelaten:
1. continue systemen (bv. lopende band) 2 . autonome systemen
- rail: zware rail (trein, metro) - weg: metro op luchtbanden
- anders: monorail, magneetbaan, cabinebaan, etc. 3. niet - autonome geleide systemen
- rail: lichte rail (tram, sneltram) - weg: spoorbus
4. niet-geleide systemen (personenauto, autobus)
Deze twee indelingen Z1Jn te combineren; uit tabel 3.1 blijkt, welke combinaties relevant zijn. Van de relevante combinaties zijn voorbeelden gegeven.
Tabel 3.1 Combinatie soorten vervoerdiensten met vervoertechnieken (tabellen 2.1, 2.4 en 2.5), personenvervoer
(
$'Pf Q
:[
ij;
=
onlogisch/onmogelijk)Vaste Hoofdinde1ing vervoerte chnieken aanbod
-e l-em-ent-en cont inue autonome niet
-
niet-sys temen systemen autonome gel eide ge leide systemen systemen
geregeld [HNLD] ~
.
2.
3.
4.
lopende trein
,
metro,
tram,
bus band magneetbaan, sne1tram,monorai1
,
spoorbus etc.
vraag
-
[HNL-
] 5.
afhanke1i j k people mover
(hori z
.
1ift)....... [HN
--
].llllllllllllilll!illllll
illijrilllrillllllllll
cabinebaan 6.[H
---
] [-
NL-
] [----
] groeps -taxi individuee1 8.
I
.
taxiUit deze tabel resulteren 8 mogelijke combinaties voor hoofdgroepen van openbare personenvezvoersyst:emen, waarbij bij de vraagafhanke1ijke systemen steeds het exploitatieregime tussen [] is weergegeven:
1. Continue systemen
2. Geregelde autonome systemen
3. Geregelde niet-autonome geleide systemen 4. Geregelde niet-geleide systemen
5. Vraagafhankelijke autonome systemen
2 mogelijke exploitatieregimes: [HNL-], [HN--] 6. Vraagafhankelijke niet-geleide systemen
4 mogelijke exploitatieregimes: [HN--], [H---], [-NL-], [----] 7. Individuele autonome systemen
8. Individuele niet-geleide systemen
Stap 2 - Combinatie van tabel 3.1 met tabel 2.2
Deze 8 mogelijke hoofdgroepen kunnen worden vervolgens worden geconfron-teerd met de indeling in stelsels uit tabel 2.2. Binnen stedelijke gebieden zijn slechts drie stelsels relevant, te weten:
1. Stadsgewestelijke (verbindende) stelsels 2. Agglomeratieve/lokale (verbindende) stelsel 3. Ontsluitende stelsels.
De relevante combinaties van stelsels met hoofdgroepen van vervoersystemen zijn in tabel 3.2 weergegeven.
Tabel 3.2 Indeling van vervoersystemen voor openbaar personenvervoer binnen stedelijke gebieden (combinatie tabellen 2.2 en 3.1)
(gf;~H~
=
onlogisch/onmogelijk)Hoofdgroep indiv/ verb/ continu/
aanbod-vervoersystemen koll. ontsl autonoom/ elementen geleid I K V 0 C A G H N L D L
X
*
X
X
X
*
Continue systemen 2.X
X
X
X
X
X
X
X
Geregelde autonome systemen 3.X
X
X
X
X
X
X
X
Geregelde niet-auto -nome geleide systemen4.
X
X
X
X
X
X
X
Geregelde niet-geleide systemen 5. [HNL- ]X
X
X
X
X
X
X
Vraag-afhankelijke autonome [HN- -]X
X
X
X
X
X
systemen 6. [HN- -]X
X
X
X
Vraag-afhankelijke [H- - -]X
X
X
niet-geleide systemen [-NL- ]X
X
X
X
[----]X
X
7.X
*
X
X
*
Individuele autonome systemen 8.X
*
*
Individuele niet-geleide systemenIn tabel 3.3 zij n van deze vervoersystemen voorbeelden gegeven, waarbij in het geval van de verbindende stelsels onderscheid is gemaakt tussen het stadsgewesteli j ke en het agglomeratieve/ lokale niveau.
Tabel 3.3 Voorbeelden van vervoersystemen voor openbaar personenvervoer in stedel ijke gebieden
(
§#
;
W
ij
= onlogisch/onmogelijk)Hoofdgroep Verbindende stel se1s Ontslui tend
vervoersystemen stel se1
stads
-
agglomeratief/gewestel ij k lokaal
~
·
lopende bandCont inue systemen
2
·
rai1 S-
Bahn metroGerege lde
autonome weg metro op
systemen luchtbanden
overig magneetbaan
,
monorai1
,
.
3
·
rai1 stadsgew.
agglo-
stadstramGeregelde sneltram sneltram
niet
-
autonomegele ide weg spoorbus
systemen
overig
4
·
stadsgew.
agglosnelbus busGerege lde snelbus
niet
-
ge Ie ide systemen5
·
[HNL-
]-
-
people moverVraag
-
(hori z 1ift)afhanke1ij ke
-
-autonome [HN
--
] cabinebaansystemen
6. [HN
-
-
]:!~fil11:1~1i!l:r
~:1:~~i1iifjiii!I~!i~!Jtjll!~i!il:!rl
:!f
~~~iiii!~iii;I\!I~Jiiiiiil~\\1~f;ljii!~iiilli1iiiiiill;'~1111
belbus Vraag-11!i1:
11:ll~]ii!~r.jll
i
~r~l]iiii~~!!~ii~liI11111:1:11iiil;\11;1111 :
!~:li~r.~ilii~i:~J.J.~iil1Iii:ii~iii!111:i11:~I:~I:~IJ.i~l;t1!iIIJ
afhankeli j ke [H
---
] bustaxiniet
-
geleide [ NL ]- -
:1i11
11!ill!
fi~!!i::li:i\1::!i:i\1ilril~l!.11~r~!i!
!
ri11111i1~11!1!11
:!f~1~\I:!11!!r;11111
11!~:!!!!111!!!1!i!11!!!!
!!!!I:!1111111!iiil~
1ij ntaxi systemen:!
1!~i;lj!!!~!!~I!!llljrI1
!
1111~lliii.11!1I
r;
ll!!:tr.~!
!
!
!
l!!!!!! :!!\l
!!!!!11111!i1!!I!:!!I!!!1:1!!:!!!I!!!!!!!
!!!!!~!!!!~
:1:1
i
:::!I::!::!:!:!!!!!:!:
[
--
-
-
] groepstaxi 7·
cabinetaxi Individuele autonome systemen 8·
taxi IndividueleBehalve de verplaatsingsafstanden is een belangrijk vervoerkundig kriterium de hoeveelheid vervoer per tijdseenheid. Op basis van trajektintensiteiten kan onderscheid gemaakt worden tussen:
hoge vervoervraag (enkele duizenden reizigers/uur)
middelmatige vervoervraag (enkele honderden reizigers/uur) lage vervoervraag (enkele tientallen reizigers/uur)
Iedere hoofdgroep kan gekarakteriseerd worden door een kwaliteit-kosten-verhouding bij elk van deze categorieën voor de vervoervraag. Dit is weergegeven in tabel 3.4.
Tabel 3.4 Kwaliteit-kosten-verhouding van de hoofdgroepen van vervoersystemen
Hoofdgroep Kwaliteit-kosten-verhouding
vervoersystemen
vraagdichtheid
hoog middel laag
~.
+
+
0
Continue systemen
2.
+
-
-Geregelde autonome systemen
3.
0
+
-Geregelde niet-autonome geleide systemen
4.
-
+
0
Geregelde niet-geleide systemen
5.
-
-
+
Vraagafhankelijke autonome systemen
6.
-
-
+
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen
7.
-
-
+
Individuele autonome systemen
B.
-
-
+
Individuele niet-geleide systemen Verklaring:
+
hoge kwaliteit-kosten-verhoudingo
middelmatige kwaliteit-kosten-verhouding lage kwaliteit-kosten-verhoudingIn grote lijnen mag ervan uitgegaan worden, dat deze soorten aantasting van de leefomgeving minder zullen zijn naarmate het gebruik van de vervoermid-delen efficiënter is, dus wanneer de kwaliteit-kosten-verhouding gunstiger
is. Als voorbeeld kan genoemd worden, dat het milieutechnisch (emissies, ruimtebeslag) gunstiger is SO personen met één grote bus te vervoeren dan met 10 kleine. De inpasbaarheid van de meest efficiënte systemen is echter veelal het moeilijkst.
Beseft dient te worden, dat wat betreft chemische emissies, energiegebruik en geluidshinder veel meer te halen is door de juiste keuze van de aan
-drijftechniek. Met name scoren elektrische voertuigen veel beter dan
voertuigen met verbrandingsmotoren. Hoewel in de huidige praktijk elektri
-sche traktie voornamelijk wordt toegepast bij geleide systemen, staat de aandrijf techniek los van de indeling in hoofdgroepen.
3.2. Stand van ontwikkeling
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de stand van ontwikkeling van de hoofdgroep als geheel, en die van vervoersystemen binnen een
hoofdgroep.
Ont:wiJcJce~ingenvan de hoofdgroepen a~s gehee~
In onderstaande tabel is voor de hoofdgroepen als geheel globaal aangegeven wat de stand van de ontwikkeling is.
Tabel 3.5 Stand van ontwikkeling van de hoofdgroepen als geheel
Hoofdgroep Stand van ontwikkeling vervoersystemen
reeds lang betrekkelijk voornamelijk operationeel nieuw experimenteel
~.
X
Continue systemen 2.X
Geregelde autonome systemen 3.X
Geregelde niet-autonome geleide systemen 4.X
Geregelde niet-geleide systemen 5.X
Vraagafhankelijke autonome systemen 6.X
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen 7.X
Individuele autonome systemen 8.X
Individuele niet-geleide systemenOntwikkelingen tussen de hoofdgroepen
Bij een (te) hoge dichtheid van de vervoervraag (vraagdichtheid) , d.w.z bij capaciteitsproblemen, kan een ontwikkeling plaatsvinden van niet-geleid naar geleid, ofwel van niet-autonoom naar autonoom. Dit kan, door een
hogere snelheid en een verdergaande bundeling, tot een gunstiger kwaliteit-kosten-verhouding, en tot een uit mileu-oogpunt efficiëntere voertuiginzet leiden. Overigens bestaan, door steeds verdergaande mogelijkheden tot technische integratie van autonome systemen met niet-autonome geleide systemen (metro-sneltram) steeds meer mogelijkheden om met één voertuig beide soorten infrastruktuur te benutten.
Bij een (te) lage vraagdichtheid, d.W.Z. bij kwaliteitsproblemen, kan de beschikbaarheid worden verhoogd door een ontwikkeling van niet-geleid naar een autonoom (automatisch) systeem, waarmee een hogere frekwentie geboden kan worden, of door een ontwikkeling in de richting van een vraagafhanke-lijk systeem.
Tabel 3.6 Ontwikkelingen tussen hoofdgroepen
Soort probleem Vraag- ontwikkeling dichtheid
Van Naar
Capaciteits- hoog 4. 3.
probleem geregeld geregeld
niet-geleid niet-autonoom (bv, bus) geleid (bv. sneltram) 3. 2. geregeld geregeld niet-autonoom autonoom geleid (bv. metro) (bv. tram) Kwaliteits- laag 4. 2.
probleem geregeld geregeld
niet-geleid autonoom
(bv. agglomeratieve (automatisch sys-snelbus) teem, bv. VAL}
4. 6.
geregeld vraagafhankelijk niet-geleid niet-geleid
Ontwikkeling binnen de hoofdgroepen
Zoals reeds weergegeven in tabel 3.5, is de stand van ontwikkeling van de
hoofdgroepen als geheel zeer verschillend. In de tabellen 3.7 a tlm f zijn
binnen de hoofdgroepen de voornaamste bestaande en in ontwikkeling zijnde systemen weergegeven. Binnen sommige hoofdgroepen zijn zoveel systemen in ontwikkeling (geweest), dat volstaan is met het noemen van enige voorbeel-den.
De indeling van de tabellen 3.7 a tlm f is als volgt:
a: Continue systemen (indeling in stelsels niet relevant)
b: Geregelde systemen voor stadsgewestelijke stelsels
c: Geregelde systemen voor agglomeratieve stelsels
d: Geregelde systemen voor ontsluitende stelsels
e: Vraagafhankelijke systemen (per definitie voor ontsluitende stelsels)
f: Individuele systemen (indeling in stelsels niet relevant)
In tabel 3.8 wordt bij een aantal vervoertechnieken een toelichting
gegeven; deze vervoertechnieken zijn in de tabellen 3.7 a tlm f voorzien
Tabel 3.7a Continue systemen
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk
operationeel nieuw experimenteel
l . lopende TRAX [2]
Continue systemen band [1]
Tabel 3.7b Geregelde systemen voor stadsgewestelijke stelsels
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk
operationeel nieuw experimenteel
2. rail stadsgew.
Geregelde zware rail
autonome (S-Bahn, RER,
systemen Zoeterm.lijn) weg overig stadsgew. magneet-baan [6] 3. rail stadsgew.
Geregelde niet- lichte rail
autonome geleide (Ruhrgebiet,
systemen Karlsruhe)
weg stadsgew.
spoorbus [7] overig
4. stadsgew.
Geregelde niet-geleide snelbus systemen
Tabel 3.7c Geregelde systemen voor agglomeratieve stelsels
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk operationeel nieuw experimenteel
2. rail metro
Geregelde
autonome weg metro op
systemen
lucht-banden [3] , VAL [4]
overig Schwebe- monorail,
bahn [5] magneetbaan,
etc. [6]
3. rail sneltram
Geregelde
niet-spoorbus [8] autonome geleide weg
systemen overig
4. snelbus, dubbelgelede
Geregelde niet-geleide gelede bus [11]
systemen snelbus
Tabel 3.7d Geregelde systemen voor ontsluitende stelsels
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk operationeel nieuw experimenteel
2. rail automatische Geregelde ontsluitende autonome systemen [7] systemen weg overig automatische ontsluitende systemen [7] 3. rail stadstram Geregelde
niet-autonome geleide weg
systemen overig
4. bus,
trolley-Geregelde niet-geleide bus [9] ,
systemen gelede bus,
Tabel 3.7e Vraagafhankelijke systemen voor ontsluitende stelsels
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk operationeel nieuw experimenteel
5. [HNL- ] people
Vraagafhankelijke movers [12]
autonome
systemen UiN--] cabine
-baan[13] 6. UiN--] belbus, Vraagafhankelijke Rufbus[14] niet-geleide sys-[H- - -] bustaxi[15] temen [-NL- ] lijntaxi[16] [----] treintaxi groeps-taxi[17]
Tabel 3.7f Individuele systemen
Hoofdgroep reeds lang betrekkelijk voornamelijk operationeel nieuw experimenteel
7.
cabine-Individuele autonome taxi [18]
systemen
8. taxi
Individuele niet-geleide systemen
Tabel 3.8 Toelichting op vervoersystemen voor personenvervoer
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling:
Vervoerkundig:
Milieu:
[1] lopende band
Continue systemen (~.)
Reeds betrekkelijk lang operationeel
Geschikt voor het overbruggen van kleine af-standen, bijvoorbeeld binnen knooppunten
Vervangt alleen loopritten; echter door verbe-tering van overstapkwaliteit indirekt gunstig
[2] TRAX
Continue systemen (~.)
in experimentele fase
lopende band die zich versnelt, daardoor ge-schikt voor wat grotere afstand dan de lopende
band.
Zie lopende band
[3] metro op luchtbanden
Geregelde autonome systemen (2.)
betrekkelijk nieuw gelijk aan gewone metro
geluidshinder wellicht wat minder dan gewone metro; uit energetisch oogpunt niet gunstig
[4] VAL
Geregelde autonome systemen (2.) betrekkelijk nieuw
feitelijk een automatisch metrosysteem met kleine voertuigen; daardoor bij relatief kleine vervoerstromen toch hoge frekwentie mogelijk door elektrische aandrijving gunstig
[5] Schwebebahn (hangende monorail) Geregelde autonome systemen (2.) reeds lang operationeel (sinds 1900)
gelijk aan metro; echter door ingewikkelde wisselcontstructie moeilijk tot netwerk uit te bouwen
infrastruktuur moeilijk inpasbaar
[6] Monorail, magneetbaan, etc.
Geregelde autonome systemen (2.)
voornamelijk experimenteel, in enkele gevallen operationeel (bv. H-bahn)
gelijk aan metro of VAL (afhankelijk van voer-tuiggrootte) ; moeilijk tot netwerk uit te bou-wen
Tabel 3.8 Toelichting op vervoersystemen voor personenvervoer (vervolg)
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling:
Vervoerkundig:
Milieu Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
[7] Automatische ontsluitende systemen Geregelde autonome systemen (2.)
experimenteel, in enkele gevallen operationeel (bv. op tentoonstellingsterreinen, vliegvelden e.d.); geleiding kan zowel via conventionele railtechniek als met andere technieken
vergelijkbaar met people mover, maar dan volle-dig geregeld; interessant ter vergroting van het invloedsgebied van haltes van verbindende stelsels; netwerkvorming moet eenvoudig moge-lijk zijn.
door elektrische aandrijving gunstig [8] Spoorbus
Geregelde niet-autonome geleide systemen (3.)
betrekkelijk nieuw
gelijk aan bus op vrije baan; door geleiding is echter treinvorming en elektrische tractie mo-gelijk, dan echter niet meer ongeleid te ge-bruiken, dus vervoerkundig gelijk aan sneltram gelijk aan bus c.q. sneltram
[9] Trolleybus
Geregelde niet-geleide systemen (4.) reeds lang operationeel
.gelijk aan bus
door elektrische aandrijving gunstig [10] Minibus
Geregelde niet-geleide systemen (4.) reeds lang operationeel
Beter inpasbaar dan gewone bus, alleen geschikt voor kleine vervoerstromen; vervangen van gewo-ne bussen door meerdere minibussen kostbaar. Bij kleine vervoerstromen iets gunstiger dan gewone bus; bij grote vervoerstromen ongunstig.
[11] Dubbelgelede bus.
Geregelde niet-geleide systemen (4.) experimenteel
Grotere capaciteit dan gewone bus; bij derge
-lijke vervoerstromen komen echter ook geleide systemen in zicht
ongunstig tegenover elektrisch aangedreven geleide systemen
Tabel 3.8 Toelichting op vervoersystemen voor personenvervoer (vervolg)
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling:
Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
[12] Peop1e mover
Vraagafhankelijke autonome systemen (5.)
betrekkelijk nieuw, in enkele gevallen operati-oneel (bv. op tentoonstellingsterreinen, vlieg-velden e.d.); geleiding kan zowel via conventi-onele railtechniek als met andere technieken.
Te karakteriseren als "horizontale lift"; de vraagafhankelijke variant van de automatische ontsluitende systemen; interessant ter vergro-ting van het invloedsgebied van haltes van verbindende stelsels.
door elektrische aandrijving gunstig
[13] Cabinebaan
Vraagafhankelijke autonome systemen (5.) voornamelijk experimenteel
Vergelijkbaar met people mover; doordat elk voertuig overal op het netwerk moet kunnen komen, informatietechnisch zeer ingewikkeld. Door elektrische aandrijving gunstig; echter gevaar dat dit teniet gedaan wordt door een te vergaande schaalverkleining
[14] Belbus, Rufbus
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen (6.) nog betrekkelijk nieuw
Geschikt voor ontsluiting van een gebied dat in omvang te groot is voor één lijn, maar onvol-doende vervoervraag heeft voor meerdere lijnen; één centrale halte met vaste vertrektijd
gelijk aan gewone bus [IS] Bustaxi
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen (6.) nog betrekkelijk nieuw
Door te vergaande schaalverkleining vaak ongun-stige kwaliteit-kosten-verhouding
Door te vergaande schaalverkleining ongunstig
[16] Lijntaxi
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen (6.) reeds lang operationeel (bv. Dolmus, Turkije) Groepstaxi, die steeds een vaste route heen en terug aflegt. Door hoge frekwentie aantrekke-lijk, echter hoge personeelskosten
Meestal ongunstiger dan een geregeld systeem met grotere voertuigen.
Tabel 3.8 Toelichting op vervoersystemen voor personenvervoer (vervolg)
Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu: Systeem: Hoofdgroep:
Stand van ontwikkeling: Vervoerkundig:
Milieu:
[17] Groepstaxi
Vraagafhankelijke niet-geleide systemen (6.)
operationeel in specifieke gevallen
Alleen zinvol bij vaste begin- c.q. eindhaltes, zoals bij de treintaxi
ongunstig door te vergaande schaalverkleining
[18] Cabinetaxi
Individuele autonome systemen (7.) in experimentele fase
Individuele variant van de cabinebaan; informa-tietechnisch zeer ingewikkeld.
Door elektrische aandrijving gunstig; echter gevaar dat dit teniet gedaan wordt door een te vergaande schaalverkleining
3.3.
Kansrijke ontwikkelingenOp basis van de voorgaande tabellen kunnen nu een aantal ontwikkelingen worden aangegeven die uit vervoerkundig c.q. milieutechnisch oogpunt als
kansrijk zijn aan te merken. Hierbij moet overigens bedacht worden, dat de
vervoerkundige c.q. milieukundige waarde van een systeem nooit op zich is te bepalen, maar altijd in samenhang moet worden beschouwd met het totale openbaar-vervoersysteem.
1. (Verdere) ontwikkeling van stadsgewestelijke geleide ~stemen (S-Bahn,
stadsgewestelijke lichte rail)
Het gaat hierbij in de eerste plaats om het daadwerkelijk realiseren van netwerken, niet zozeer om technologische vernieuwing. Een technisch aspekt dat wel aandacht verdient is de verdergaande (technische) integratie van verschillende systemen (tram, metro, trein) , zodat meer mogelijkheden ontstaan voor het ontwikkelen van samenhangende netwerken.
2. Schaalverkleining van geregelde autonome systemen door automatisering
(VAL)
De VAL is feitelijk een automatisch metrosysteem met kleine voertuigen en infrastruktuur met klein profiel. Daardoor komt ook voor kleinere steden de voordelen van een hoogfrekwent, autonoom systeem binnen handbereik. Door de elektrische aandrijving is het vervangen van een groot voertuig door
meerdere kleine voertuigen niet ongunstiger.
3. Ontwikkeling van automatische ontsluitende ~stemen
Deze zijn vooral zinvol als voor- en natransport op verbindende stelsels; echter ook voor vervoer binnen woonwijken of bedrijventerreinen Z1Jn Z1J denkbaar. Door de automatisering is het mogelijk om bij lage vraagdichtheid toch een hoge haltedichtheid en een hoge frekwentie te realiseren. Voor-waarden zijn:
• Geheel eigen infrastruktuur (viadukten, tunnels of gelijkvloerse baan met overwegbeveiliging)
• Geleidingssysteem, waarin eenvoudig wissels zijn aan te brengen, zodat netwerkvorming eenvoudig is. Naast allerlei nieuwe geleidingssystemen blijft hier natuurlijk de conventionele rail "in the picture".
Deze systemen zijn vergelijkbaar met "people movers" echter wordt volgens een vaste dienstregeling gereden.
4. Verdere ontwikkeling van belbus-achtige systemen
Ter ontsluiting van gebieden met een lage vraagdichtheid kunnen vraagafhan-kelijke systemen als de belbus (vraagafhanvraagafhan-kelijke bus met vaste haltes en een vast netwerk, maar zonder vaste lijnvoering en dienstregeling) zowel uit vervoerkundig als uit milieutechnisch oogpunt een goede mogelijkheid zijn. De na te streven ontwikkelingen liggen niet zo zeer op het technische vlak (de bus en de telefoon zijn al uitgevonden), als wel op het vlak van het optimatliseren van netwerk- en exploitatiemodellen, alsmede het
duidelijk definiëren van het toepassingsgebied.
3.4. Niet-kansrijke ontwikkelingen
Evenzo zijn een aantal ontwikkelingen aan te geven die (behoudens wellicht zeer specifieke toepassingsgebieden) als niet-kansrijk zijn aan te merken.
1. Ontwikkeling van nieuwe geleidingstechnieken voor verbindende stelsels
Het gaat hierbij om monorails, magneetbanen en aanverwante systemen op stadsgewestelijk en agglomeratief niveau. Vervoerkundig zijn deze systemen niet anders dan conventionele railsystemen, met dien verstande dat netwerk-vorming door ingewikkelde wisselconstructies moeilijk is. De benodigde speciale infrastruktuur is vaak moeilijk inpasbaar.
2. Verdere ontwikkeling van geleide wegtechnieken (spoorbus)
Voordelen van de geleide bustechniek Z1Jn: enigszins smallere baan mogelijk,
koppeling van meerdere voertuigen mogelijk,
electrische aandrijving m.b.v. bovenleiding mogelijk.
De uitbouw van het spoorbus-systeem op deze wijze leidt uiteindelijk tot niets anders dan een sneltram op luchtbanden, of, als de baan volledig autonoom is, tot een metro op luchtbanden.
3. Steeds verdergaande schaalverkleining van geregelde niet-geleide systemen (ontwikkeling minibussen)
Bij een zeer kleine vraagdichtheid zou het vervoerkundig alleen voordelen bieden om kleinere voertuigen in te zetten als men daardoor de frekwentie zou kunnen verhogen. Dit is echter uit kosten- en milieuoverweging niet gunstig. Een slecht bezette bus vervangen door een minibus of personenauto
4. Steeds verdergaande schaalvergroting van geregelde niet-geleide systemen (ontwikkeling dubbelgelede bus)
Bij vervoerstromen die zo groot zijn dat exploitatie met dubbelgelede bussen noodzakelijk zou zijn, is het al gauw gunstiger om over te gaan op een geleid systeem. Dit is door treinvorming in staat om grote stromen te verwerken en bovendien elektrisch aan te drijven.
5. Verdere ontwikkeling van zeer kleinschalige vraagafhankelijke
niet-geleide systemen (bustaxi e.d.)
Behoudens specifieke gevallen, is te vergaande schaalverkleining door het loslaten van te veel aanbodelementen noch uit vervoerkundig oogpunt, noch uit milieutechnisch oogpunt gunstig, door het grote aantal benodigde
voertuigen. Een belangrijk probleem vanuit het gezichtspunt van de reiziger is de onzekerheid omtrent vertrek- en aankomsttijden.
6. Verdere ontwikkeling van zeer kleinschalige en complexe automatische
systemen, zoals cabinebaan (vraagafhankelijk) en cabine taxi (individu-eel).
Ook hier geldt dat een te vergaande schaalverkleining wordt nagestreefd die noch uit vervoerkundig oogpunt, noch uit milieutechnisch oogpunt gunstig is. De meest vergaande uitwerking van dit concept leidt feitelijk tot een geautomatiseerd autosysteem met een zeer daardoor omvangrijke benodigde infrastruktuur.
4. Systemen voor beroepsgoederenvervoer in stedelijke gebieden
4.1. Systematische indeling
Op dezelfde wijze als bij het personenvervoer kunnen de in hoofdstuk 2 gemaakte indelingen van vervoersystemen worden gecombineerd om inzicht te krijgen in de relevante vervoertechnieken voor goederenvervoer.
Stap 1 - Combinatie van de tabellen 2.1, 2.3 en 2.4
Uit tabel 2.3 resulteren op basis van de analyse van de aanbodelementen (haltes, netwerk, lijnen, dienstregeling) 3 denkbare soorten goederenver
-voerdiensten:
1. (HNLD]: alle aanbodelementen vastgelegd: geregelde lijndiensten 2. (HNL-]: geen vaste dienstregeling: ongeregelde lijndiensten 3. [----] : alle aanbodelementen vrijgelaten: ongeregeld vervoer In dit verband wordt onder "haltes" verstaan: laad- en losplaatsen.
De eerste mogelijkheid kan worden omschreven als geregelde exploitatie; de overige exploitatieregimes vallen onder het verzamelbegrip ongeregeld, of
"vraagafhankelijk".
Daarnaast bestaan als aparte categorie de individuele systemen (zie tabel
2 .1) .
Uit tabel 2.4 resulteren op basis van de indeling naar geleiding en
autonomie 4 relevante vervoertechnieken, waarbij de soort geleiding buiten beschouwing is gelaten:
1. continue systemen (bv. pijpleidingen) 2. autonome systemen
- rail: (bv. goederentrein) - weg: AGV
- anders: kabelbaan, slugleiding, etc.
3. niet-autonome geleide systemen - rail: (bv. havenspoorweg)
4. niet-geleide systemen (bestelwagen, vrachtwagen)
Deze twee indelingen z1Jn te combineren; uit tabel 4.1 blijkt, welke combinaties relevant zijn. Van de relevante combinaties zijn voorbeelden gegeven.
Tabel 4.1 Combinatie soorten vervoerdiensten met vervoertechnieken (tabellen 2.1, 2.3 en 2.4), goederenvervoer
(g#~q~ = onlogisch/onmogelijk)
Vaste Hoofdinde1ing vervoertechnieken aanbod
-elementen continue autonome niet
-
niet-systemen systemen autonome ge leide ge le ide systemen systemen
geregeld [HNLD] 1
.
2·
3.
4·
bv goederen
-
bv.
gerege lde pij p-
trein havenspoor 1ij ndienstleiding (vrachtauto)
vraag
-
[HNL-
] 5 6·
·
afhankel i jk P m ongerege lde
1i j ndiens t (vrachtauto, be stelauto) ...... [
--
--
] ongerege ld vervoer (be ste lauto)individueel 7
·
8·
bui zen
-
bodedienstpost
Evenals bij het personenvervoer, resulteren uit deze tabel resulteren 8 mogelijke combinaties voor boofdgroepen van beroepsgoederenvervoersystemen , waarbij bij de vraagafhankelijke systemen het exploitatieregime tussen []
is weergegeven:
1. Continue systemen
2. Geregelde autonome systemen
3. Geregelde niet-autonome geleide systemen 4. Geregelde niet-geleide systemen
s
.
Vraagafhankelijke autonome systemen 1 mogelijk exploitatieregime: [HNL-] 6. Vraagafhankelijke niet-geleide systemen2 moge lij ke exploitatieregimes: [HNL-] , [- - - -] 7. Individuele autonome systemen
8. Individuele niet-geleide systemen
Stap 2 - Combinatie van tabel 4.1 met tabel 2.3 en 4.1
De kenmerken van deze 8 hoofdgroepen zijn samengevat in tabel 4.2. Zoals reeds in § 2.2 aan de orde gekomen, is het onderscheid tussen
verbindende en ontsluitende stelsels bij goederenvervoer niet relevant. Wel kan onderscheid gemaakt worden tussen:
direkt vervoer
geconsolideerd vervoer distributievervoer
Tabel 4.2 Indeling van vervoersystemen voor beroepsgoederenvervoer binnen stedelijke gebieden (combinatie tabellen 2.3 en 4.1)
(~#Êq:~ = onlogisch/onmogelijk)
Hoofdgroep indiv/ direkt/ continu/
aanbod-vervoersystemen koll. gecons./ autonoom/ elementen distrib. geleid I K D C D C A G H N L D L
*
X
X
X
X
X
X
*
Continue systemen 2.X
X
X
X
X
X
X
X
Geregelde autonome systemen 3.X
X
X
X
X
X
X
Geregelde niet-autonome geleide systemen 4.X
X
X
X
X
X
X
X
Geregelde niet-geleide systemen 5. [HNL- ]X
X
X
X
X
X
X
Vraag-afhankelijke autonome systemen 6. [HNL-]X
X
X
X
X
X
X
Vraag-afhankelijke niet-geleide [--_olX
X
X
systemen 7.X
X
X
X
*
Individuele autonome systemen 8.X
X
X
*
Individuele niet-geleide systemen*
onderscheid niet relevantTabel 4.3 Voorbeelden van vervoersystemen voor beroepsgoederenvervoer in stedelijke gebieden
Hoofdgroep Direkt Ketenvervoer
vervoersystemen vervoer
Geconsolideerd Distributie
L pijpleiding pijpleiding pijpleiding
Continue systemen
2. rail goederentreinl
Geregelde
autonome sys- weg temen overig 3. rail havenspoorweg Geregelde niet-autonome weg geleide syste-men overig 4. direkte geregelde bv.
Geregelde geregelde lijndienst
vuilophaal-niet-geleide systemen lijndienst (tussen dienst (bv , vervoer distributie-halfprodukten) centra) 5. [HNL-) Vraagafhanke-lijke autonome sys-temen
6. [HNL- ) direkte ongeregelde ongeregelde
Vraagafhanke- ongeregelde lijndienst distributie
lijke niet-ge- lijndienst (tussen volgens
leide systemen (bv. vervoer distributie- vaste route halfprodukten) centra)
[----) ongeregeld ongeregelde
direkt vervoer distributie
7. bv. charter
Individuele cargo NS2,
autonome systemen buizenpost
8. bv. bv.
Individuele bodedienst, bodedienst,
niet-geleide systemen vracht taxi vrachttaxi
2
strikt genomen niet voor vervoer binnen stedelijke gebieden alleen voor enkele zeer grote verladers
Bij goederenvervoer is het verder nog van belang om onderscheid te maken tussen verschillende soorten lading. Hierbij wordt de volgende indeling gehanteerd:
verpakt, man-load: dozen, kratten, rolcontainers
verpakt, machine-load: pallets, drums, containers
onverpakt, bulk of massagoederen: stortgoederen, vloeistoffen, gassen
onverpakt, outsized cargo: zeer grote eenheden, bv. boomstammen Voor iedere hoofdgroep kan nagegaan worden, of hij geschikt is voor het vervoer van elk van deze lading-categorieën. Dit is weergegeven in tabel 4.4.
Tabel 4.4 Geschiktheid van de hoofdgroepen van goederenvervoersystemen voor soorten lading
Hoofdgroep Geschikt voor:
vervoersystemen
verpakte goederen onverpakte goederen man load machine bulk outsized
load cargo ~.