• Nie Znaleziono Wyników

Woonwaardering en woonbehoefte in Tilburg

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Woonwaardering en woonbehoefte in Tilburg"

Copied!
176
0
0

Pełen tekst

(1)

WOONWAARDERING EN WOONBEHOEFTE IN

TILBURG

~SOo

24

5

t'. I

J5

Bibliotheek TU Delft

" 11111" U

(2)

WERKDOCUMENT

Sectie Voorraadbeheer en Woningmarktonderzoek Onderzoeksinstituut OTB

Technische Universiteit Delft

Thijsseweg 11, 2629 JA Delft, Tel. 015-783005

(3)

WOONWAARDERING EN WOONBEHOEFTE IN

TILBURG

Inge Drontmann Bas van Rosmalen

(4)

De werkdocumenten van het OTB worden uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft tel. (015) 783254 In opdracht van: OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft tel. (015) 783005

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Drontmann, Inge

Woonwaardering en woonbehoefte in Tilburg / Inge Drontmann, Bas van Rosmalen. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - lIl. - (Werkdocument / OTB, ISSN 0923-9871 ; 92-08)

Met lit. opg. ISBN 90-6275-797-9 NUGI 655

Trefw.: woningmarkt; Tilburg / woningbeheer ; Tilburg Copyright 1992 by I.M. Drontmann

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Delft University Pre ss, Delft, The Netherlands.

(5)

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... 1

2 WOONSATISFACTIE . . . . . . . . ... 7

2.1 Woonsatisfactie en woningkenmerken ... 7

2.2 Woonsatisfactie en huishoudenskenmerken ... 15

2.3 Woonsatisfactie en voorzieningen in de woning ... 16

2.4 Gewenste maatregelen om de woning te verbeteren ... 26

3 BUURTSATISFACTIE . . . 31

3.1 Gemiddelde buurtwaardering ... 31

3.2 Buurtwaardering per huishoudenscategorie ... . 33

3.3 Buurtwaardering en voorzieningen per buurt ... 35

3.4 Overlast in de buurten ... .. ... ... 36

3.5 Gewenste maatregelen om de woonomgeving te verbeteren ... 40

3.6 Conclusies ... ... 41

4 VERHUISPLANNEN . . . 45

4.1 Verhuisplannen ... 45

4.2 Urgente en potentiële vraag ... 47

4.3 Urgente en potentiële vraag naar huishoudenskenmerk ... 48

4.4 Urgente en potentiële vraag naar woningkenmerken ... 50

4.5 Verhuisredenen . . . 54

4.6 Verhuisgeneigdheid uitgesplitst naar woningcorporatie ... 58

5 VERHUISPLANNEN BINNEN OF BUITEN TILBURG . . . 61

5.1 Gewenste verhuisrichting ... 61

5.2 Potentiële vertrekkers uit Tilburg ... 62

5.3 Potentiële verhuizers binnen Tilburg ... 65

(6)

6 WONINGVRAAG ... .. . . 69 6.1 Woninggrootte ... 69 6.2 Huren of kopen ... 74 6.3 Woningtype ... ... 79 7 BUURT- EN WOONBEELDEN . . . 85 7.1 Inleiding. . . 85 7.2 Buurtbeelden . . . 86 7.3 Woonbeelden . . . 89

8

S~ENVATTING

...

...

...

.. 99

8.1 Woonsatisfactie ... 99 8.2 Buurtsatisfactie ... 103 8.3 Verhuisgeneigdheid ... 105 8.4 Woningvraag . . . 108 BULAGE 1 WONINGlYPERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 113 BULAGE2 RESPONS-ANALYSE. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 115 BULAGE3 VOORZIENINGEN EN OVERLAST PER BUURT . . . . . . . . . . . . . . 121

BQLAGE4 EXTRAPOLATIE ENQUETE-GEGEVENS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 BULAGE 5 WOONBEELDEN . . . ... ... . . ... 135 BQLAGE 6 BUURTBEELDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157

(7)

1

INLEIDING

In opdracht van de Unie van Woningcorporaties in Tilburg en Omstreken heeft het OTB een woningmarktonderzoek in Tilburg uitgevoerd. In de Unie zijn de volgende woningcorporaties vertegenwoordigd:

SVW Stichting Verenigde Woningcorporaties VVT Vereniging Volkshuisvesting Tilburg WST Bouwvereniging de Woonstad TBV Tilburgsche Bouwvereeniging

De algemene probleemstelling van het onderzoek bestaat uit de volgende vragen:

1. Wat is de marktpositie van het corporatiebezit in Tilburg op de lokale en regionale woningmarkt op dit moment en in de toekomst?

2. Welke toevoegingen, onttrekkingen en aanpassingen zijn gewenst, gelet op de positie van het corporatiebezit?

3. Welk huur- en kwaliteitsbeleid moeten worden gevoerd met betrekking tot het woningbezit van de Tilburgse corporaties?

Om de probleemstelling te beantwoorden, is een groot aantal deelvragen beantwoord. Het onderzoek is opgedeeld in zes onderzoekscomponenten:

verkenning woningmarkt en kwantitatieve analyse van vraag en aanbod in Tilburg;

woonbehoefte- en woonbeelden-enquête; buurt- en woningtypebeelden, migratie-enquêtes· en steekproef trekking;

exploitatiegegevens Tilburgse sociale huurwoningvoorraad; verhuizingen naar en uit corporatiebezit in Tilburg in 1990; ingeschreven woningzoekenden in Tilburg;

waardering voor het wonen in Tilburg en de woonbehoefte van huishoudens in Tilburg.

Deze componenten zijn uiteindelijk in vier OTB-rapporten beschreven; drie werkdocumenten en één eindrapport.

(8)

Elk rapport heeft inhoudelijk een eigen karakter gekregen, maar toch zijn er nauwe relaties te leggen. De koppelingen kunnen worden gemaakt op basis van: - huishoudenskenmerken;

- woningkenmerken; - buurtkenmerken.

Hoewel in het eindrapport veel onderzoeksresultaten worden samengevat, is het geen volledige samenvatting van de drie voorafgaande rapporten. De drie werkdocumenten en het eindrapport vormen een geheel.

Het centrale element in het woonbehoefte-onderzoek in de gemeente Tilburg is de analyse van de woonbehoefte- en woonbeelden-enquête. In het onderhavige OTB-werkdocument (92-08) 'Woonwaardering en Woonbehoefte in Tilburg' staat de volgende probleemstelling centraal:

"Welke kwalitatieve woonbehoeften hebben de huishoudens in Tilburg in de komende jaren?"

Deze probleemstelling is nader opgesplitst in de volgende onderzoeksvragen:

1. wat is de huidige woonsatisfactie van de Tilburgse huishoudens, onderschei-den naar woningtype, soort huishouonderschei-den en eigendomsverhouding?

2. wat is de huidige buurtsatisfactie van de Tilburgse huishoudens, onderschei-den naar soort huishouonderschei-den?

3. in hoeverre zijn de verschillende soorten huishoudens verhuisgeneigd?

4. wat zijn de verhuisredenen, onderscheiden naar huishouden, woningtype en buurt?

5. op welke wijze willen de huishoudens hun woonwensen realiseren (wat is het gewenste woningtype, buurt of woonplaats)?

6. welke buurten scoren hoog in de hiërarchie op basis van buurtbeelden? 7. welke woningtypen scoren hoog in de hiërarchie op basis van woonbeelden? Onderzoeksopzet

In dit onderzoeksdeel wordt nagaan hoe bewoners de woningtypen en buurten rangschikken volgens een bepaalde waarderingshiërachie. De waardering van de woningtypen en buurten is gekoppeld aan de aan- of afwezigheid van bepaalde voorzieningen in de woning en buurt. De enquête levert bruikbare informatie op over de vraag welke voorzieningen kunnen worden aangebracht om de woning-en buurtwaardering te verhogwoning-en.

De gebruikte woningtypologie sluit aan bij de typologie die in de andere onderzoeksdelen wordt gehanteerd. Er zijn echter twee typeringen gecorrigeerd. Hierdoor is woningtype 7 vervallen en woningtype 9b toegevoegdl. De volgende woningtypen zijn onderscheiden:

(9)

1. eengezinskoop vooroorlogs < 110.000 gulden

2. eengezinskoop 1945 - 1970 < 137.000 gulden 3. eengezinskoop vooroorlogs > 110.000 gulden 4. eengezinskoop 1970 - heden > 137.000 gulden 5. eengezinshuur vooroorlogs

6. eengezinshuur 1945 - 1960 < 350 gulden

8. eengezinshuur 1950 - 1970 350 -450 gulden

9a. eengezinshuur 1960 -1980 > 450 gulden

9b. eengezinshuur 1960 - 1980 < 350 gulden

10. eengezinshuur 1980 - heden > 600 gulden

11. portiekhuur 1950 - 1970 < 350 gulden

12. portiekhuur 1970 - heden 350 - 500 gulden

13. galerijhuur 1960 -1970 < 350 gulden 14. galerijhuur 1960 - heden 350 - 450 gulden

15. galerijhuur 1960 - heden 350 - 450 gulden (renovatie) 16. galerijhuur 1960 - heden > 450 gulden

17. studentenjHAT 1970 - heden 200 - 300 gulden 18. seniorenhuur 1980 - heden 550 gulden 19. eengezinshuur nieuwbouw > 600 gulden 20. eengezinshuur stadsvernieuwing > 600 gulden

Vanuit de STRW-wijkindeling in Tilburg zijn 24 wijken geclusterd tot 12 buurtbeelden: 1. CentrumjTivoli 2. GasthuisstraatjGoirkejHasselt 3. LovenjBesterdjHoefstraat 4. OerlejKorvel 5. JeruzalemjBroekhovenjFatimajTrouwlaan

6. Oud en Nieuw Groenewoud 7. Stokhasselt 8. HeikantjQuirijnstok 9. Reeshof 10. 't ZandjWandelbos 11. de Reit 12. BlaakjZorgvlied

Mede op basis van de woning- en buurtwaardering kunnen de vraagprofielen van de verschillende soorten huishoudens worden vastgesteld. De inwoners van Tilburg is gevraagd of zij verhuisgeneigd zijn. Als er verhuisplannen zijn, is het van belang om na te gaan naar welke buurt en welk woningtype de voorkeur uitgaat. Hierbij wordt de behoefte aan woningelementen (bouwtype, huur-jkoopprijs, aantal kamers, voorzieningen) en buurtelementen (locatie, voorzie-ningen) geïnventariseerd. De aldus opgebouwde vraagprofielen worden nader onderscheiden naar huishoudensoort. De huishoudens zijn ingedeeld naar:

(10)

- leeftijdscohorten, wals PRIMOS die hanteert (15-24, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65-74, 75 + );

- grootte-categorieën, zoals PRIMOS die hanteert (alleenstaanden, tweeper-soonshuishoudens, driepertweeper-soonshuishoudens, vier- of meerpersoonshuishou-dens);

- starters/doorstromers;

- verhuisgeneigdheid (wel of niet verhuisgeneigd).

De woonbeelden-enquête vormt een principieel andere waarnemingsmethode dan de beschrijving van een (gewenste) woning per kenmerk; er is sprake van een meer integrale presentatie van kenmerken van prijs en kwaliteit van het woonbeeld. Aan de respondenten zijn, naast de woonbeelden, ook buurtbeelden voorgelegd. Uit deze enquête komt naar voren, hoe de hiërarchie van woon- en buurtbeelden voor de verschillende huishoudensgroepen is opgebouwd; duidelijk wordt naar welke gepresenteerde beelden veel of weinig vraag is. Mogelijk komen er, door middel van de enquêtevragen over de woning- en buurtbehoef-ten, interessante gelijkenissen en/of verschillen naar voren.

Op deze wijze wordt bekeken in hoeverre er een realistische vraag uit de woonbehoefte-enquête is voortgekomen.

De woonwensen uit de woonbehoefte-enquête worden beschouwd als de voor-keuren van de huishoudens. Verwacht wordt dat zij hierbij minder uitgegaan van allerlei beperkingen op de woningmarkt, dan in de praktijk aan de orde is. Beperkingen kunnen zijn: de wachttijden, de gemeentelijke toewijzingscriteria en de toewijzingscriteria van de (sociale) verhuurders, de mate waarin bepaalde woningen vrijkomen, etc. Om de invloed van die beperkingen te traceren, wordt een vergelijking getrokken met de analyse van de verhuisstromen. Ook het aanbod, dat is gepresenteerd in de woonbeelden-enquête, kan als inperking van de woonwensen gelden.

De vraagprofielen van de verschillende soorten huishoudens vormen de kwalita-tieve vraag. In combinatie met de verschillende (PRIMOS-)huishoudensprogno-ses kan de omvang van de verschillende vraagprofielen berekend worden. Wanneer deze wordt gerelateerd aan de kwantitatieve en kwalitatieve omvang van de woningvoorraad, wordt duidelijk waar kwantitatieve en kwalitatieve tekorten en overschotten zullen optreden.

Representativiteit

In bijlage 2 is de respons getoetst op de representativiteit. De respons van de huishoudens is getoetst op de volgende, voor het woonbehoefte-onderzoek relevante, variabelen:

- leeftijdsklasse van het hoofd van het huishouden; - grootte van het huishouden;

- eigendomscategorie; - verhuurders;

(11)

- aantal kamers; - soort woning; - buurttype.

Opbouw van het rapport

Dit rapport is als volgt opgebouwd. In de hoofdstukken twee en drie komen respectievelijk de woon- en buurtsatisfactie aan de orde. De gemiddelde waarde-ringen voor de woning en de buurt worden afgezet tegen het aantal huishoudens, woning- en buurtkenmerken. Verder wordt aandacht besteed aan de maatregelen die de Tilburgers wensen om de woningen en buurten in Tilburg kwalitatief te verbeteren.

In hoofdstuk vier worden de urgente en potentiële vraag van de verhuisgeneigde doorstromers en starters besproken.

Hoofdstuk vijf geeft aan waar de doorstromers en starters een woning zoeken; in Tilburg of elders. Hierbij is aandacht besteed aan de verschillen in leeftijd, omvang van de huishoudens en inkomen. Verder is aangegeven naar welke buurt in Tilburg de voorkeur uitgaat.

In hoofdstuk zes is de woningvraag in Tilburg nader gedifferentieerd. Aan de hand van een aantal woningkenmerken wordt de woningvraag in Tilburg beschreven.

In hoofdstuk zeven wordt, op basis van de foto's die de respondenten voorgelegd zijn, de woning- en buurthiërarchie bepaald. Hierbij is per leeftijds-, huishou-densgrootte- en inkomensklasse een woning- en buurthiërarchie opgesteld. In hoofdstuk acht zijn alle hoofdstukken samengevat.

De resterende onderzoekscomponenten worden beschreven in de volgende OTB-publicaties:

- Kersloot, l.M. en F. van der Zon, m.m.v. I.M. Drontmann, De Tilburgse woningmarkt in beeld. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992.

- Drontmann, I.M., en F. van der Zon, Verhuizingen en Woningzoekenden in Tilburg 1991. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992.

- Drontmann, I.M., A.L.M. Hoenderdos, H. Priemus en F. van der Zon, Woningmarkt in Tilburg. Bouwstenen voor strategische nieuwbouw en voorraadbeleid van woningcorporaties. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992.

(12)
(13)

2

WOONSATISFACfIE

In dit hoofdstuk wordt de woonsatisfactie van de zelfstandig wonende huishou-dens in Tilburg geanalyseerd. Aan de hand van een rapportcijfer dat betrekking heeft op de woning wordt een beeld geschetst van het woongenot van de Tilburgse huishoudens.

In paragraaf 2.1 wordt de waardering voor de verschillende woningtypen van de Tilburgse woningvoorraad besproken. Aan de hand van diverse kenmerken van de woningen wordt duidelijk welke woningen meer en welke woningen minder worden gewaardeerd. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 bekeken hoe de verschillende typen huishoudens hun eigen woning beoordelen. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de vraag welke invloed de aan- of afwezigheid van bepaalde voorzieningen in de woning op de woningwaardering uitoefent. En de slotpara-graaf 2.4, behandelt de door de bewoners gewenste maatregelen, die genomen zouden moeten worden om de kwaliteit van de woning te verbeteren.

Het woongenot wordt uiteraard niet alleen bepaald door de kwaliteit van de woning. Ook de buurt, oftewel de woonomgeving, is hierop van invloed. Dit thema komt in het hoofdstuk drie aan de orde.

2.1 Woonsatisfactie en woningkenmerken

De Tilburgse zelfstandige huishoudens waarderen hun woning gemiddeld met een 7,3. Een overwegend positief oordeel dus, maar hierbij moet worden aangetekend dat ruim 8% van de huishoudens een onvoldoende (rapportcijfer 1

tlm 5) gaf voor de huidige woning. Een 'voldoende' (rapportcijfer 6 of 7) geeft 47% van de huishoudens en 46% geeft een 'goed' (rapportcijfer 8 of hoger) aan de huidige woning.

Met betrekking tot de waardering van de woningen zijn echter wel enkele nuanceringen aan te brengen. Eerst zal een onderscheid gemaakt worden tussen de waarderingen voor de drie eigendomscategorieën en de vier woningcorpora-ties. Vervolgens komen de overige beoordelingen aan bod. Deze zullen alle uitgesplitst worden naar eigendomscategorie en woningcorporatie.

(14)

Tabel 2.1 Woningwaardering naar eigendomscategorie (gewogen) eigendomscategorie sociale huur particuliere huur koop Tilburg

Bron: DTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabel 2.2 Woningwaardering naar woningcorporatie woningcorporatie vvr Woonstad TBV SVW Tilburgse corporaties

Bron: DTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

waardering 6,9 7,1 7,9 7;3 waardering 6,6 7,0 7,0 6,9 6:J

Tabel 2.1 geeft de verschillen in woningwaardering weer naar eigendomscate-gorie. Omdat in de enquête de sociale huursector ten opzichte van de andere sectoren is oververtegenwoordigd, is er bij het vaststellen van het Tilburgse gemiddelde gebruik gemaakt van een wegingsfactor (zie bijlage 2). Met behulp van deze factor is de onevenwichtige verhouding van de respons tussen de drie sectoren rechtgetrokken.

Het blijkt dat de huishoudens in de koopsector een hogere waardering hebben voor de woning (7,9) dan de huishoudens in de huursector. Binnen de huursector scoort de sociale sector iets lager (6,9) dan de particuliere sector (7,1).

De VVT (tabel 2.2) scoort met betrekking tot de woningwaardering het laagst (6,6). De overige woningcorporaties ontlopen elkaar niet veel.

In het hierna volgende wordt, aan de hand van diverse variabelen, de woning-waardering op een rijtje gezet. Daarvoor is gebruik gemaakt van tabellen die de waardering van de woningen uitsplitsen naar woningcorporatie en eigendomsca-tegorie. De tabellen zijn als volgt opgebouwd:

kolom 1: kenmerk van de woning;

kolom 2: waardering voor woningen van corporatie 'VVf'; kolom 3: waardering voor woningen van corporatie Woonstad; kolom 4: waardering voor woningen van corporatie TBV; kolom 5: waardering voor woningen van corporatie SVW; kolom 6: waardering voor de totale sociale huursector;

(15)

kolom 7: waardering voor de particuliere huursector; kolom 8: waardering voor de koopsector;

kolom 9: waardering voor alle Tilburgse woningen.

De verschillen tussen de waardering voor woningen van woningcorporaties worden duidelijk door kolom 2 tJm 5 met elkaar te vergelijken. Deze waarderin-gen kunnen worden afgezet tewaarderin-gen het gemiddelde van de sociale huursector, oftewel kolom 6.

De verschillen tussen de waardering van de sectoren worden duidelijk door kolom 6 tJm 8 met elkaar te vergelijken. Deze kunnen op hun beurt weer afgezet worden tegen het Tilburgse gemiddelde, oftewel kolom 9.

In de tabellen komt het voor dat bepaalde woningwaarderingen zijn berekend op een zeer beperkt aantal cases. Vooral bij de particuliere huursector en bij de uitsplitsing naar de diverse woningcorporaties kan dit het geval zijn. Wanneer de waardering betrekking heeft op 5 cases of minder wordt het waarderingscijfer gemarkeerd door een asterix (*). Verder moet worden opgemerkt dat bij optel-ling van het aantal cases van de vier afzonderlijke woningcorporaties niet het totaal wordt verkregen van de totale sociale huursector (kolom 6). Dit komt doordat in deze kolom ook sociale huurwoningen zijn meegerekend, waarvan de respondent niet wist aan te geven wie de eigenaar was, en die dus niet zijn onder te brengen bij een specifieke woningcorporatie. Het gaat om elf cases.

De laatste kolom, het Tilburgse gemiddelde, is altijd berekend met de weegfac-tor die nodig was om de verhouding tussen de aantallen woningen in de diverse sectoren weer recht te trekken. De overige kolommen zijn ongewogen.

Woningwaardering naar bouwjaar

In Tilburg worden de vooroorlogse woningen en de woningen die na 1970 zijn gebouwd, het hoogst gewaardeerd (zie tabel 2.3). Dat de vooroorlogse woningen zo hoog gewaardeerd worden, kan worden verklaard door het feit dat in deze categorie voornamelijk koopwoningen vertegenwoordigd zijn. Hiervoor bleek al dat de koopwoningen gemiddeld een hogere waardering hebben dan de huurwo-ningen. Dat de woningen na 1970 beter worden gewaardeerd, is niet uitsluitend aan de koopsector toe te schrijven. In tabel 2.3 is te zien dat de huurwoningen uit de jaren vijftig en zestig lager worden gewaardeerd dan die uit de jaren zeventig en tachtig. Dit geldt zowel voor de sociale als de particuliere huursec-tor. In de sociale huursector worden vooral de woningen uit de jaren zeventig hoger dan het gemiddelde beoordeeld.

De VVT scoort zeer laag in de vooroorlogse woningvoorraad en de woningen uit de jaren zestig. Bij Woonstad valt het op dat de woningen die gebouwd zijn na 1970 lager scoren dan de overige woningen. Een zeer gelijkmatige verdeling van de waarderingen treffen we aan bij de TBV. Alleen de extreem lage score bij de woningen uit de periode 1945 tot 1949 valt op, maar deze is gebaseerd op een zeer laag aantal cases (5). SVW scoort laag op de woningen uit de jaren zestig, de periode waarin de meeste van haar woningen zijn gebouwd.

(16)

...

Tabel 2.3 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar bouwjaar en eigenaar(scategorie) 0

bouwperiode

vvr

Woonstad TBV SVW tot. soc. huur tot. part. huur tot. koop Tilburg

vooroorlogs 6,4 7,0- 7,0- 7,1 6,6 7,1 7,9 7,5 1945-1949 8,0- 7;3- 5,4- 6,8 7,5- 7,0 1950-1959 6,9 7,1 7). 6,8 6,9 6,2 7,8 7,0 1960-1969 6;3 7). 7,1 6,6 6,8 6,7 8,0 7,0 1970-1979 7,8- 6,8 7,1 7). 7,1 7,7- 7,9 7,5 1980-heden 6;3 6,8 6,9 7). 6,9 8,0 7,9 7,5 gemiddeld 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7;3 n 140 ll6 107 202 576 53 223 856

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabe12.4 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar soort woning en eigenaar (scategorie)

soort woning

vvr

Woonstad TBV SVW tot. soc. huur tot. part. huur tot. koop Tilburg

eengezinshuur 6,7 7,1 6,9 7,0 6,9 7,1 6,9 eengezinskoop 7,9 7,9 portiekhuur 6,2 7,5 6,8 6,6 6,7 6,5 6,7 galerijhuur 7,0 6,2 7,1 6,8 6,8 7;3 6,9 senioren 6,6- 8,7- 7;3 7,4 8;3- 7,5 studenten/HA T 6,5- 6,7 7,0- 4,5- 6,4 7,5- 6,5 overig 7;3- 7;3 6,9 6;3 6,9 7,5- 8,1 7,3 gemiddeld 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,2 n 140 ll9 107 205 582 53 222 860

- waarderingscijfers gebaseerd op 5 cases of minder Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

(17)

Woningwaardering naar soort woning

Uit tabel 2.4 is op te maken dat de eengezinskoopwoningen (n

=

308)1 de hoogste waardering hebben (7,9), gevolgd door de seniorenwoningen (7,5). De portiekwoningen hebben de laagste score, namelijk 6,7. De galerijwoningen (6,9) en de eengezinshuurhuizen (6,9) krijgen dezelfde waardering van de bewoners. Als de waarderingscijfers van de woningcorporaties worden vergeleken, valt het op dat de VVT relatief hoog scoort in de galerijwoningen en laag in de eenge-zins- en portiekwoningen. Vooral de laatste score (6,2) is erg laag.

'Woonstad' daarentegen scoort juist hoog in de portiekwoningen (7,5), maar laat het afweten in de galerijwoningen. De gemiddelde score bedraagt daar 6,2. Ook de seniorenwoningen worden laag beoordeeld (6,6), maar hier is het aantal cases slechts 5, zodat hier weinig waarde aan kan worden gehecht.

TBV en SVW wijken maar weinig af van het gemiddelde van de vier corporaties. TBV kent een relatief hoge waardering voor de galerijwoningen (7,1); SVW een relatief lage waardering voor de portiekwoningen (6,6), vooral als dit vergeleken wordt met de score van Woonstad. De galerijwoningen van SVW (bijna 40% van het corporatie-bezit) scoren gemiddeld een 6,8.

Woningwaardering naar aantal verdiepingen van het woongebouw

In de sociale huursector is nagegaan of er een verband is tussen het aantal verdiepingen van het woongebouw (alleen meergezins) en de woningwaardering (tabel 2.5). In de overige sectoren zijn er te weinig cases om hier uitspraken over te doen. Voor de sociale sector als geheel geldt dat de woongebouwen van drie of vier verdiepingen de laagste woningwaardering hebben (6,6). Dit kan ver-klaard worden uit het feit dat de oudere portiekflats voornamelijk in deze categorie vallen. De woongebouwen van 11 of meer verdiepingen scoren iets hoger dan de woongebouwen van vijf tot en met tien verdiepingen. De lage meergezinshuizen (boven-, beneden- en portiekwoningen) scoren even hoog als de woongebouwen van meer dan 10 verdiepingen.

Van de vier corporaties kent TBV de hoogste woningwaardering (7,1) voor de woningen in meergezinshuizen. Dit is voornamelijk te danken aan de hoge waardering voor de woongebouwen van drie tot en met tien woonlagen (gem. 7,2). De andere corporaties hebben hier scores die variëren van 6,2 tot 6,7. Woningwaardering naar aantal kamers

Als eenvoudige regel kan in Tilburg gelden: 'hoe meer kamers, des te hoger de woningwaardering'. Dit blijkt uit tabel 2.6 waar de woningwaardering is afgezet tegen het kameraantal. In de sociale huursector geldt dit ook in grote lijnen, alhoewel er weinig verschil is te zien tussen de drie-, vier- en vijfkamerwoningen. Het valt op dat de sociale huursector een laag gemiddelde scoort met betrekking

Het aantal cases (n) betreft hier de gewogen versie met de wegingsfactor die de oneven-wichtige verhouding tussen de drie eigendomscategorieën opheft.

(18)

...

Tabel 25 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar aantal verdiepingen meergezinshuizen (ad begane grond) N

en eigenaar(scategorie)

aantal vvr Woonstad TBV SVW soc. huur

verdiepingen 1-2 6,6· 7,1 6,9 7;3 7,2 3-4 6,2 6,5 7,1 6,4 6,6 5 -10 6,7 6,4 7;3 6,7 6,8 ~11 7;3· 7,0 7;3 7;2 gemiddeld 6,5 6,8 7,1 6,8 6,8 n 32 49 58 110 254

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabe12.6 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar aantal kamers en eigenaar(scategorie)

aantal kamers vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

1-2 6,2 7;3 6,4 6,2 6,6 7;2· 8,5· 6,9 3 6,5 6,5 7,4 7;3 6,9 7,2 7,7 7,2 4 6,8 7,0 6,8 6,8 6,8 6,9 7,7 7,2 5 6;3 7,4 7,0 6,9 6,9 7,2 8,0 7,5 6 7,0· 7,0 8,0· 7;3· 7,1 7,0· 8;2 7,8 ~7 8,5· 9,5· 8,8· 7,0· 8,1 8,1 gemiddeld 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7;3 n 140 119 107 205 582 53 223 861

(19)

tot de woningen met drie of minder kamers. De particuliere huursector scoort hier beter.

Met betrekking tot de kleine woningen (één of twee kamers) krijgt de bouwver-eniging Woonstad een erg hoge waardering (7,3). De overige corporaties, die qua waardering van deze woningen niet ver uiteen lopen, scoren gemiddeld slechts een 6,3. Wat de driekamerwoningen betreft, scoren de TBV en de SVW erg hoog (respectievelijk 7,4 en 7,3), terwijl Woonstad en de VVT niet hoger komen dan 6,5. De vierkamerwoningen worden door de bewoners ongeveer hetzelfde beoordeeld (6,8) en de vijfkamerwoningen laten een relatief hoge waardering voor Woonstad zien (7,4) en een lage waardering voor VVT (6,3). Woningwaardering naar woningtype

In tabel 2.7 is de woningwaardering uitgesplitst naar woningtype. Voor nadere uitleg van de kenmerken van elk woningtype wordt verwezen naar hoofdstuk 1. Doordat de verschillende woningtypes zijn verdeeld naar sector of woningcorpo-ratie, worden vele cellen in de tabel gevuld door cijfers die op een beperkt aantal cases zijn gebaseerd. Voorzichtigheid bij de interpretatie van die gegevens is daarom geboden.

Met betrekking tot de koopsector valt op te maken dat de vooroorlogse eenge-zinshuizen met een koopwaarde van boven de 110.000 gulden, het hoogst worden gewaardeerd (8,2), daarna de naoorlogse koopwoningen (ongeacht de prijs een gemiddelde waardering van 7,9) en als laatste de vooroorlogse koopwoningen met een koopprijs van minder dan 110.000 gulden (7,7).

In de sociale huursector is er ook een differentiatie aangebracht in de portiek-sector. Hieruit blijkt dat de portiekwoningen die gebouwd zijn vóór 1970, laag gewaardeerd worden (6,4) en de portiekwoningen die later gebouwd werden, juist zeer hoog scoren (7,2). Daarmee wordt deze laatste groep één van de hoogst gewaardeerde groepen met huurwoningen.

De portiekwoningen van de periode voor 1970 worden vooral door de bewoners van SVW en VVT laag gewaardeerd. De hoge waardering voor de portiekwonin-gen, gebouwd na 1970, wordt niet gedeeld door de bewoners van TBV. Zij gaven deze woningen gemiddeld maar een 6,5.

Binnen de categorie galerijwoningen kennen de goedkopere woningen die na 1960 zijn gebouwd, de hoogste scores (gemiddeld 7,2). Aan de galerijwoningen met een huur van meer dan 450 gulden per maand worden lagere waarde-ringscijfers toegekend (6,8).

De eengezinshuizen in de sociale sector worden in twee gevallen slechts met een 6,6 beoordeeld. Dit is het geval bij de (dure) woningen die zijn gebouwd na 1980 (huurprijs> 600 gulden) en de vooroorlogse woningen. Vooral de woningen van de VVT scoren in deze twee categorieën slecht. Aan de woningen, gebouwd in de periode 1960-1980 met een maandelijkse huur van meer dan 450 gulden, worden hoge cijfers gegeven (gemiddeld 7,2).

(20)

~

Tabel27 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar type en eigenaar(scategorie)

~

woningtype vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

1. eengezinskoop 7,7 7,7 2. eengezinskoop 7,9 7,9 3. eengezinskoop 8,2 8,2 4. eengezinskoop 7,9 7,9 5. eengezinshuur 6,4 7,0* 7,0* 7,1 6,6 7,0 6,8 6. eengezinshuur 7,1 7,6 6,3 6,8 6,9 6,0* 6,9 8. eengezinshuur 6,7 7,5 7,7* 6,6 7,0 7,0* 7,0 9a. eengezinshuur 6,3* 7,2 7,4 7,1 7,2 7,4* 7,2 9b. eengezinshuur 6,2 6,7* 6,0* 7,4 6,9 6,9 10. eengezinshuur 6,5* 6,8 6,4 6,7 6,6 7,8* 7,0 11. portiekhuur 6,2 7,0* 6,9 6,0 6,4 6,1 6,3 12. portiekhuur 5,0* 7,6 6,5 7,5 7,2 8,0* 7,4 13. galerij huur 7,3* 7,0* 6,3 6,7 7,0* 6,7 14. galerijhuur 7,3 7,3 7,3 7,3 15. galerijhuur 8,0* 8,0* 6,8 7,1 7,1 16. galerijhuur 6,7* 6,1 7,0 7,0 6,8 7,4* 7,0 17. student/HAT 6,5* 6,7 7,0* 4,5* 6,4 7,5* 6,5 18. seniorenhuur 6,6 ·8,7 7,3 7,4 *8,3 7,8 overig 7.7 6,8 6,9 6,4 6,8 6,8* 8,1 7,2 gem. 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3 n 140 119 107 205 582 53 223 861 • waarderingscijfers gebaseerd op 5 cases of minder.

Bron: DTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991 renvooi woningtype: zie pag. 3.

(21)

2.2 Woonsatisfactie en huishoudenskenmerkèn

In deze paragraaf zal aan de hand van de variabelen 'leeftijd van het hoofd van het huishouden' en 'grootte van het huishouden' de woonsatisfactie worden gepresenteerd.

Woningwaardering naar leeftijd van het hoofd van het huishouden

In tabel 2.8 is te zien hoe de woning wordt gewaardeerd. Hierbij is een uitsplit-sing gemaakt naar de leeftijd van de respondenten. Globaal gezien neemt in Tilburg de waardering voor de woning toe, naarmate de bewoner ouder is. Vooral de 75-plussers geven een zeer hoog rapportcijfer (7,8). De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit dat ouderen een bescheiden aspiratiebeeld hebben en voorts dat, naarmate men ouder wordt, men meer de gelegenheid heeft gehad om de woonsituatie te verbeteren. Door de jaren heen verhuist men meestal steeds naar een betere woning. Dit wordt ook wel de wooncarrière genoemd. De 75-plussers hebben in de meeste gevallen weinig animo om te verhuizen en hebben tevens een lager aspiratiebeeld dan de jongeren.

Dit wordt ook gestaafd door het feit dat vooral de huishoudens van 25 tot 44 jaar, die (nog) in de sociale huursector wonen, de laagste waarderingscijfers geven. Gemiddeld geven zij niet hoger dan een 6,6 als rapportcijfer voor hun woning. In de categorie 25 tot 34 jaar geven vooral de bewoners van huizen van VVT en SVW lage waarderingen. In de categorie 35 tot 44 jaar geldt dit vooral voor de bewoners die huren van VVT en Woonstad.

Woningwaardering naar leeftijd van het hoofd van het huishouden en de huishoudensgrootte

Nadat de woonsatisfactie naar leeftijd is onderscheiden. wordt nu nog de variabele 'grootte van het huishouden' er aan vastgekoppeld. Hierbij is onder-scheid gemaakt tussen één-, twee- en drie- of meerpersoonshuishoudens. Voor Tilburg als geheel geldt dat de éénpersoonshuishoudens een lagere waardering voor de woningen geven dan de andere twee groepen (tabel 2.9). Vooral de alleenstaande huishoudens in de leeftijd van 35 tot 54 jaar kennen een relatief lage woonsatisfactie (6,7).

VVT krijgt veel lage waarderingen voor haar woningen van huishoudens van drie personen of meer; vooral het rapportcijfer van de 15 tot 34 jarigen is bijzonder laag (5,5). Woonstad scoort relatief laag bij de éénpersoonshuishoudens van 35 jaar en ouder. Hoog scoort deze corporatie bij de jonge meerpersoonshuishou-dens en tweepersoonshuishoumeerpersoonshuishou-dens tussen de 35 en 54 jaar.

Vooral de meerpersoonshuishoudens van 55 jaar en ouder die een woning huren van TBV, hebben een hoge woningwaardering. Bij SVW is dit juist omgekeerd: deze huishoudens waarderen hun woning juist relatief laag. SVW krijgt hoge waarderingen van de drie- of meerpersoonshuishoudens tot 34 jaar en de éénpersoonshuishoudens tussen de 35 en 54 jaar.

(22)

2.3 Woonsatisfactie en voorzieningen in de woning

Woningwaardering naar onderhoudsstaat van de woningen

In tabel 2.10 is weergegeven hoe de respondenten denken over de onderhouds-staat van hun woning. Bijna 60% van de Tilburgse respondenten is van mening dat de woning in goede staat verkeert, 27% vindt dat de woning in een redelijke tot redelijk goede staat is en 12% is van mening dat de woning in een slechte of redelijk slechte staat is. De eigenaar-bewoners vinden hun woningen in bijna 85% van de gevallen in een goede staat verkeren. In de sociale huursector ligt dit percentage op 44%, in de particuliere huursector op 47%. Bij uitsplitsing naar sociale verhuurder, blijkt dat de bewoners van VVT-woningen de onder-houdsstaat van hun woning het meest als slecht of slecht tot redelijk benoemen. Slechts 36% is van mening dat de woning in goede staat verkeert.

TBV en de SVW ontlopen elkaar niet veel: ongeveer 17% van de bewoners is van mening dat de onderhoudsstaat slecht of slecht tot redelijk is en ongeveer 46% houdt het op een goede onderhoudsstaat.

Woonstad krijgt de gunstigste beoordeling: bijna 50% van de huurders vindt dat de woning in goede staat verkeert en 16% is van mening dat de onderhoudsstaat slecht of slecht tot redelijk is.

Een derde deel van de vooroorlogse eengezinshuizen met een huur van 350 gulden of minder krijgt van de bewoners het predicaat 'slechte' of 'slechte tot redelijke' onderhoudsstaat. Andere woningtypen die slecht scoren, zijn de galerijwoningen met een huur van 350 gulden of minder (27%), galerijwoningen met een huur van 450 gulden of meer (25%), eengezinshuurhuizen uit de periode 1945-1960 met een huur van minder dan 350 gulden per maand (22%) en, verrassend, de eengezinshuurhuizen gebouwd na 1980 (20%). De overige woningtypen scoren veel beter.

Tabel 2.11 geeft de relatie weer tussen de onderhoudsstaat en de woningwaarde-ring. Het blijkt dat in het algemeen geldt dat naarmate de onderhoudsstaat als beter omschreven wordt, de waarderingscijfers ook hoger zijn. Vooral in de sociale huursector is dit duidelijk zichtbaar.

Woningwaardering naar 'groot onderhoud' van de woningen

Bijna 45% van de Tilburgse respondenten geeft aan dat de woning in de afgelopen 10 jaar een keer 'groot onderhoud' heeft ondergaan, of is verbeterd. In de koopsector ligt dit percentage het hoogst (50%), in de particuliere huursec-tor het laagst (34%). In deze laatste sector weten overigens veel respondenten niet of er in de afgelopen 10 jaar zo'n verbetering heeft plaatsgevonden (zie tabel 2.12).

Vooral de woningvoorraad van de VVT heeft de afgelopen tien jaar veel groot onderhoud gehad (61%). Deze corporatie heeft dan ook een relatief oude woningvoorraad. Bij de overige corporaties, met een relatief jongere woningvoor-raad, variëren de scores tussen de 35% en 40%.

(23)

Tabel 2.8 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar leeftijdsklasse van het hoofd van het huishouden en eige-naar(scategorie)

leeftijd (jaar) VVT Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

15-24 6,6 7,1 5,5· 7,2 6,8 6,9 8,0· 7,0 25·34 6,2 6,9 6,7 6,4 6,6 7,0 7,8 6,9 35·44 6,3 6,3 7,0 6,6 6,5 7,0 7,8 7,0 45 - 54 6,6 7,3 6,5 6,9 6,9 6,8· 7,6 7,1 55 - 64 6,8 7,0 7,4 6,8 6,9 6,9 8,2 7,2 65 - 74 7,5 6,9 7,0 7,1 7,2 8,7· 8,3 7,4 75+ 7,7* 8,0 8,1 7,6 7,8 7,8· 7,9 7,9 gemiddeld 6,6 6,9 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3 n 140 118 107 204 579 53 223 883

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabel 2.9 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar leeftijdsklasse van het hoofd van het huishouden en grootte van het huishouden, en eigenaar(scategorie)

leeftijd (jaar) + VVT Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

huishoudensgr. 15 -34 1 pers. 6,8 6,9 7,2 6,4 6,9 6,8 7,6· 6,9 15 - 34 2 pers. 6,7 7,2 6,5 6,7 6,7 7,1 7,7 7,2 15 - 34 ~ 3 pers. 5,5 6,8 5,4 6,7 6,3 7,3· 8,0 7,1 35 - 54 1 pers. 6,0 6,0 6,1 7,3 6,5 6,0· 7,4 6,7 35 - 54 2 pers. 6,5 7,7 6,2· 6,4 6,6 7,0· 8,1 7,2 35 - 54 ~ 3 pers. 6,5 6,7 7,1 6,9 6,8 7,1 7,7 7,3 55+ 1 pers. 7,4 6,7 7,3 7,4 7,2 7,6· 8,4 7,6 55+ 2 pers. 7,1 7,4 7,4 6,9 7,1 7,4 8,0 7,5 55+ ~ 3 pers. 6,8 7,0 7,2· 6,6 6,8 7,3· 8,2 7,5 gemiddeld 6.6 6,9 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3 n 140 118 106 203 578 53 223 859

• waarderingscijfers gebaseerd op 5 cases of minder. Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

(24)

....

Tabe1210 Onderhoudsstaat naar eigenaar(scategorie) (in %) 00

onderhoudsstaat VVT Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

% % % % % % % % slecht 16,4 6,7 10,3 11,7 11,5 9,8 2,2 7,7 slecht-redelijk 7,1 9,2 6,5 5,9 6,9 9,8 0,4 4,9 redelijk 32,1 26,9 29,9 31,2 30,2 29,4 8,7 21,8 redelijk-goed 7,9 7,6 5,6 5,9 6,7 3,9 4,0 5,2 goed 36,4 49,6 46,7 45,4 44,5 47,1 84,3 59,9· totaal (abs.) 140 119 107 205 582 51 223 861

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabe12.11 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar onderhoudsstaat en eigenaar(scategorie)

onderhoudsstaat

vvr

Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

slecht 5,7 6,3 5,3 5,9 5,8 6,0 7,8· 6,1 slecht -redelijk 5,5 5,7 6,1 6,0 5,8 5,8 6,0· 5,8 redelijk 6,6 6,7 6,7 6,6 6,7 6,7 7,4 6,8 redelijk-goed 6,9 7,6 7,7 6,9 7,2 7,0 7,8 7,4 goed 7,3 7,4 7,6 7,4 7,4 7,7 8,0 7,7 gemiddeld 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3 n 140 119 107 205 582 51 223 861

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991 • waarderingscijfer gebaseerd op 5 cases of minder

(25)

Uit tabel 2.13 blijkt dat de verbeterde woningen een hogere woningwaardering hebben dan de niet-verbeterde woningen. Vooral het verschil tussen de scores van de wel of niet verbeterde woningen van de VVT en 'Woonstad' is groot. Woningwaardering naar soort ingrijpende verbetering

In de enquête is gevraagd welke verbeteringen er in de laatste 10 jaar zijn aangebracht in de woningen. Tabel 2.14 geeft een overzicht van de verbeterin-gen.

Voor Tilburg als geheel zijn de meest frequent voorkomende verbeteringen: - verbetering buitenkant van de woning;

- verbetering keuken; - warmte-isolatie; - verbetering sanitair.

In de koopsector wordt het meest genoemd: - verbetering van de wanden en plafonds; - verbetering buitenkant van de woning; - verbetering keuken;

- verbetering sanitair.

In de sociale huursector wordt het meest genoemd: - verbetering buitenkant van de woningen;

- warmte-isolatie; - verbetering keuken; - verbetering sanitair.

Vooral de VVT heeft (volgens de bewoners) haar oudere woningvoorraad verbeterd door middel van warmte- en geluids-isolatie, verbetering van de keuken, sanitair, wanden en plafonds.

In hoeverre de verbeteringen invloed hebben op de woningwaardering is weergegeven in tabel 2.15. Voor wat betreft de koopsector lijken de verbeterin-gen nauwelijks een hogere woonsatisfactie te geven. De verbeterinverbeterin-gen lijken wel effect te hebben in de particuliere en de sociale huursector.

Met betrekking tot de huursector is het grootste verschil tussen de waarderings-cijfers te merken na verbeteringen op het gebied van:

- de keuken;

- het doorbreken van muren; - warmte-isolatie;

- geluidsisolatie.

Vooral het effect van het doorbreken van muren is groot, alhoewel dit in de sociale huursector nog maar in beperkte mate wordt toegepast.

Het zal geen verwondering wekken dat de (oude) woningvoorraad van de VVT met een ingrijpende verbetering duidelijk hoger gewaardeerd wordt. Bij de overige corporaties zijn de verschillen vaak minder groot.

(26)

N Tabel 2.12 Ingrijpende verbetering, uitgevoerd na 1980, in % van de voorraad naar eigenaar(scategorie) 0

verbetering vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

ja 60,7 35,3 37,4 40,5 44,3 33,9 48,9 44,4

nee 30,7 57,1 43,9 44,9 43,4 52,9 48,9 47,2

weet niet 8,6 7,6 15,9 14,6 12,2 13,2 2,2 8,6

totaal 140 119 107 205 582 53 223 861

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabel 2.13 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar wel of geen ingrijpende verbetering uitgevoerd na 1980, naar eigenaarscategorie

verbetering vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

ja 6,8 7,5 7,2 6,9 7,0 7,1 7,9 7,4

nee 6,3 6,7 7,0 6,7 6,7 7,3 7,8 7,3

weet niet 6,8 6,8 6,2 7,5 7,0 6,4 7,8 6,9

gem. 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3

n 140 119 107 205 582 53 223 861

(27)

Tabe12.14a Soort ingrijpende verbetering in % van de voorraad, naar eigenaar(scategorie) verbetering tot. soc. huur n part. huur n koop

buitenkant 28,9 171 18,9 10 30,9 sanitair 17,9 106 11,3 6 30,5 keuken 23,4 139 13,2 7 30,5 wanden/plafonds 13,3 79 13,2 7 32,7 muren doorgebro· 5,9 35 9,4 5 16,6 ken warmte· isolatie 24,3 144 9,4 5 24,2 geluidsisolatie 10,1 60 5,7 3 11,7 overig 10,5 62 13,2 7 18,4

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabe12.14b Soort ingrijpende verbetering in % van de voorraad, naar woningcorporatie

verbetering VVT n Woonstad n TBV n SVW buitenkant 34,9 51 27,2 33 27,1 29 27,1 sanitair 28,8 42 6,6 8 15,7 19 16,4 keuken 32,3 47 19,8 24 23,4 25 19,8 wanden/plafonds 26,7 39 3,3 4 12,1 13 10,6 muren doorgebroken 9,6 14 3,3 4 5,6 6 4,8 warmte-isolatie 33,6 49 16,5 20 15,9 17 27,1 geluidsisolatie 17,1 25 6,6 8 8,4 9 8,7 overig 14,4 21 2,5 3 11,2 12 11,6

Bron: OTB woningmarkt onderzoek Tilburg, 1991

n Tilburg n 69 28,2 243 68 21,7 187 68 24,6 212 73 20,8 179 37 10,7 92 54 22,1 190 26 10,1 87 41 12,9 111

n tot. soc. huur n 56 28,9 171 34 17,9 106 41 23,4 139 22 13,3 79 10 5,9 35 56 24,3 144 18 10,1 60 24 10,5 62

(28)

Woningwaardering naar gehorigheid

Bijna 28% van de Tilburgse huishoudens zegt in een zeer gehorige woning te wonen. Als we onderscheid maken naar de eigendomscategorie, dan blijkt dat de koopwoningen het minst gehorig zijn (in 19% van de gevallen), gevolgd door de particuliere huursector (23%) en de sociale huursector (38%). Ook hier is weer onderscheid gemaakt naar woningcorporatie. Precies de helft van de bewoners van de woningen van VVT woont in een, naar eigen opgave, zeer gehorige woning. Bij Woonstad bedraagt het percentage huishoudens dat in een zeer gehorige woning zegt te wonen bijna 40%, bij SVW 36% en bij TBV 36%. In tabel 2.16 is dit allemaal weergegeven.

Iets meer dan de helft van de bewoners van de portiekwoningen die gebouwd zijn voor 1970, is van mening dat de woning zeer gehorig is. Andere woningtypen die qua gehorigheid negatief beoordeeld worden, zijn de galerijwoningen met een huur van minder dan 450 gulden per maand (51%), de goedkope vooroor-logse eengezins-huurwoningen (40%) en de studentenjHAT-woningen (53%). Tabel 2.17 laat zien welke invloed de gehorigheid van de woning heeft op de waarderingscijfers. Ongeacht de sector of woningcorporatie zijn de waarderingen voor gehorige woningen veel lager dan de waarderingen voor de niet-gehorige woningen. Het verschil bedraagt gemiddeld meer dan een vol punt.

Woningwaardering naar aanwezigheid voorzieningen

Tabel 2.18 geeft een opsomming van de gemiddelde rapportcijfers voor wonin-gen met of zonder bepaalde voorzieninwonin-gen. Voor de sociale huursector geldt dat woningen met een bepaalde voorziening beter gewaardeerd worden dan de woningen waar een dergelijke voorziening ontbreekt. De verschillen zijn echter niet groot.

(29)

Tabel 2.15a Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar soort ingrijpende verbetering en eigenaar(scategorie)

verbetering soc. huur part. huur koop Tilburg wel niet wel niet wel niet wel niet buitenkant 7,0 7,0 6,9 7,4 8,1 7,7 7,4 7,4 sanitair 7,1 7,0 7,2 7,0 8,0 7,8 7,5 7,3 keuken 7,2 6,8 7,3 6,9 7,9 8,0 7,5 7,3 wanden/plafonds 7,1 7,0 7,4 6,8 7,9 8,1 7,6 7,3 muren doorbreken 7,2 7,0 7,6" 6,8 7,8 8,0 7,6 7,3 warmte-isolatie 7,1 6,9 7,8" 6,8 8,0 7,9 7,5 7,3 geluidsisolatie 7,2 6,9 7,6" 6,9 8,0 7,9 7,6 7,3 overig 7,2 6,9 7,9 6,5 8,0 7,9 7,7 7,3 " waarderingscijfers gebaseerd op 5 cases of minder

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

TabeI2.15b Woningwaardering naar soort ingrijpende verbetering en woningcorporatie

verbetering VVT Woonstad TBV SVW Soc. huur wel niet wel niet wel niet wel niet wel niet buitenkant 6,9 6,5 7,4 8,0 7,2 7,1 6,8 7,1 7,0 7,0 sanitair 6,8 6,8 7,4 7,5 7,4 7,0 7,1 6,7 7,1 7,0 keuken 6,9 6,6 7,7 7,2 7,4 6,9 7,0 6,8 7,2 6,8 wanden/plafonds 6,8 6,7 7,3" 7,5 7,4 7,1 7,2 6,8 7,1 7,0 muren doorbreken 7,2 6,7 7,5 7,5 7,2 7,2 7,0 6,9 7,2 7,0 warmte-isolatie 7,0 6,2 7,6 7,4 7,1 7,2 6,9 6,9 7,1 6,9 geluidsisolatie 7,0 6,6 7,6 7,4 7,1 7,1 7,3 6,8 7,2 6,9 overig 7,3 6,4 7,3" 7,5 7,2 7,2 7,0 6,8 7,2 6,9 " waarderingscijfers gebaseerd op 5 cases of minder

(30)

~ Tabe12.16 Gehorigheid woning naar eigenaar(scategorie) (in)

gehorigheid vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

niet 23,6 18,5 32,7 29,8 27,1 39,6 42,0 34,9

enigszins 26,4 42,0 41,1 34,1 35,1 37,7 39,4 37,1

zeer 50,0 39,5 26,2 36,1 37,8 22,6 18,6 27,9

totaal (abs.) 140 119 107 205 582 53 221 859

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabe12.17 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar gehorigheid en eigenaar(scategorie)

gehorigheid vvr Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop Tilburg

niet 7,1 7,5 7,2 7,2 7,3 7,8 8,2 7,8 enigszins 7,0 7,1 7,1 7,1 7,1 6,9 7,8 ,4 zeer 6,2 6,6 6,5 6,3 6,4 6,3 7,4 6,6 gemiddeld 6,6 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9 7,3 n 140 119 107 205 582 53 221 859

(31)

Tabe12.18 Woningwaardering (gemiddeld rapportcijfer) naar aanwezigheid voorzieningen en eigenaar(scategorie)

VVT Woonstad TBV SVW soc. huur part. huur koop

lift aanwezig 6,7 6,8 7,2 6,8 6,9 7,7 9,0

geen lift 6,2 6,7 6,8 6,5 6,6 6,2 7,5

glas-isolatie elders aanwezig 6,7 7,1 7,0 7,1 7,0 7,8 7,9

glas-isolatie elders niet aanw. 6,6 6,8 6,9 6,7 6,7 6,7 7,9

glas-isolatie woonk. aanwezig 6,6 7,0 7,0 7,0 6,9 7,8 7,9

glas-isolatie woonk. niet aanw. 6,6 6,7 6,8 6,5 6,6 6,6 8,0

spouw(muur)isolatie aanwezig 7,0 7,3 7,1 7,0 7,1 7,6 8,0

spouw(muur)isolatie niet aanw. 6,4 6,2 7,4 6,6 6,7 6,6 7,7

dakisolatie aanwezig 6,9 7,1 6,7 7,0 7,0 7,6 7,9

dakisolatie niet aanwezig 6,5 7,0 7,3 6,7 6,8 6,5 7,7

vloer-isolatie aanwezig 6,9 6,9 7,5 7,2 7,1 7,8 8,0

vloer-isolatie niet aanwezig 6,7 7,0 7,0 6,8 6,9 6,9 7,8

CV aanwezig 6,7 7,0 7,0 6,9 6,9 7,1 7,9

CV niet aanwezig 6,4 7,5 7,2 6,6 6,6 6,9 8,0

tuin aanwezig 6,7 7,1 6,8 7,0 6,9 7,2 7,9

tuin niet aanwezig 6,4 6,8 7,1 6,7 6,8 7,0 8,5

Bron: DTB woningmarkt onderzoek Tilburg, 1991

Tilburg 7,1 6,5 7,5 7,1 7,4 7,2 7,5 7,1 7,6 7,0 7,8 7,2 7,3 7,1 7,4 6,9

(32)

2.4 Gewenste maatregelen om de woning te verbeteren

De helft van de bewoners van de Tilburgse woningen is van mening dat de woning verbeterd zou moeten worden (tabel 2.19).

Als de cijfers van de drie sectoren vergeleken worden, blijkt dat in de sociale huursector de meeste woningen een opknapbeurt zouden moeten hebben: 63%. Met betrekking tot de particuliere sector bedraagt dit percentage 57%. Van de bewoners van koopwoningen is 34% van mening dat de woning verbeterd zou moeten worden.

De logische vraag die hierop volgt, is welke verbeteringen aangebracht zouden moeten worden. Dit is te zien in tabel 2.20.

Tabel 2.19 Wel ot niet verbeteren van de kwaliteit van de huidige woning naar eigendomscategorie (in %)

verbeteren soc. huur part. huur koop Tilburg

ja 62,8 56,6 34,1 50,9

nee 36,8 41,5 64,1 47,9

Weet niet 0,4 1,8 1,8 1,2

totaal (abs.) 592 53 223 868

Bron: DTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabel 2.20 Gewenste maatregelen om de kwaliteit van de woning te verbeteren naar eigendomscategorie (in % van mensen die maatregelen wensen)

maatregel soc. huur part. huur koop Tilburg

sanitair 26,7 26,4 11,7 21,0 keuken 19,4 24,5 9,0 16,4 kamers samenvoegen 3,7 3,8 1,8 3,0 geluids-isolatie 23,3 22,6 12,6 19,1 warmte-isolatie 15,2 30,2 13,0 16,8 kozijnen/deuren 22,6 13,2 12,6 17,3 wanden/plafonds 13,9 13,2 6,7 11,1 liften 1,9 3,8 2,9 entree afsluiten 5,1 3,8 2,9 inbraakbeveiliging 16,6 7,5 9,0 12,2

berging beter afsluiten 9,1 1,9 1,8 5,2

intercom 1,2 0,6

overig 18,1 11,3 9,0 13,5

totaal (abs.) 372 30 76 442

Bron: DTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

(33)

Tabel 2.20 laat zien dat in 27% van de sociale huurwoningen het sanitair verbeterd zou moeten worden. Andere veel gevraagde verbeteringen zijn: het aanbrengen van geluids-isolatie (23%), het vernieuwen van kozijnen en/of deuren (23%), het verbeteren van de keuken (19%) en het aanbrengen van inbraakbeveiliging (17%).

In de particuliere huursector zijn de meest gevraagde verbeteringen: warmte-isolatie (30%), verbetering van het sanitair (26%), verbetering van de keuken (25%) en geluids-isolatie (23%).

Bewoner-eigenaren stellen het meest verbeteringen op het gebied van de warmte-isolatie (13%), geluids-isolatie (13%), kozijnen/deuren (13%) en sanitair (12%) op prijs.

Duidelijk is dat in de sociale huursector relatief veel aandacht wordt gevraagd voor inbraakbeveiliging en het verbeteren van kozijnen en/of deuren. Een andere veel gevraagde verbetering die kenmerkend is voor de sociale huursector, is het beter afsluiten van de berging.

In tabel 2.21 is weergegeven welke woningtypen naar het oordeel van de bewoners wel of juist niet moeten worden verbeterd.

Met betrekking tot de koopsector is duidelijk dat het accent komt te liggen op de vooroorlogse woningen: 40% van de bewoners van vooroorlogse woningen (ongeacht de prijsklasse) is van mening dat de woning verbeterd zou moeten worden. Voor de naoorlogse koophuizen geldt een percentage van 30%.

In de huursector bestaat volgens de bewoners de grootste verbeter-behoefte bij de woningtypen:

- studenten/HA T-woningen

- galerijwoningen, 1960-heden, huur 350 tot 450 gulden - eengezinshuizen, na 1980, huur 600 gulden of meer - galerijwoningen, 1960-1970, huur 350 gulden of minder - galerijwoningen, 1960-heden, huur 350 tot 450 gulden (renov.) Relatief weinig verbeterbehoefte is er volgens de bewoners bij de: - seniorenwoningen

- galerijwoningen, 1960-heden, huur >450 gulden - portiekwoningen, 1970-heden, huur 350 - 450 gulden - eengezinshuizen, vooroorlogs (76%) (76%) (74%) (69%) (68%) (36%) (49%) (54%) (54%) In tabel 2.22 zijn de verbeteringen, die volgens de bewoners aangebracht moeten worden, uitgesplitst naar woningtype. Op dezelfde manier als in tabel 2.20 is het percentage van de woningen die verbeterd moeten worden aangegeven.

Bij de eengezinshuizen in de huursector valt op dat vooral het sanitair, deuren en kozijnen, wanden en plafonds en inbraakbeveiliging relatief vaak genoemd worden. Het aanbrengen van warmte- of geluidsisolatie is volgens de bewoners relatief weinig nodig. Vooral bij de vooroorlogse eengezinshuizen en de overige woningen met een huur van minder dan 450 gulden per maand, zou het accent bij de woningverbetering moeten liggen op de aanpak van het sanitair en de

(34)

Tabel 2.21 Wel of niet verbeteren van de kwaliteit van de huidige woning naar woningtype (horizontaal gepercenteerd)

woningtype ja nee weet niet n

1 eengezinskoop 40,4 56,1 3,5 57 2 eengezinskoop 29,8 68,1 2,1 47 3 eengezinskoop 40,5 56,8 2,7 37 4 eengezinskoop 29,9 70,1 67 5 eengezinshuur 53,5 45,1 1,4 71 6 eengezinshuur 59,6 40,4 89 8 eengezinshuur 64,9 35,1 37 9a eengezinshuur 60,8 38,0 1,2 79 9b eengezinshuur 62,5 37,5 32 10 eengezinshuur 74,0 26,0 50 11 portiekhuur 64,0 36,0 50 12 portiekhuur 53,8 42,3 3,9 26 13 galerijbuur 69,2 30,8 26 14 galerijbuur 76,0 24,0 25 15 galerijbuur 68,4 31,6 19 16 galerijbuur 49,1 49,1 1,8 55 17 studentenfHAT 76,4 23,6 17 18 seniorenhuur 35,5 64,5 31 overig 54,1 44,7 1,2 85

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991 Renvooi woningtype: zie pag. 3

Tabel 2.22 Gewenste maatregelen ter verbetering van de woning, uitgesplitst naar soort woning (in % per woningtype)

eengez. eengez. portiek- galerij- senioren- student./ overige buur koop buur buur won. HAT. woning sanitair 28,9 12,5 18,7 33,1 5,6 29,4 7;3 keuken 19,4 9,1 18,7 27,5 5,6 23,5 7;3 kmrs samenvoegen 5,3 1,9 2,1 5,9 2,4 geluidsisolatie 21,6 12,5 22,7 30,0 5,6 47,1 22,0 warmte-isolatie 14,9 13,5 17;3 23,9 5,6 17,6 9,8 kozijnen/deuren 26,4 13,0 12,0 23,9 14,6 wanden/plafonds 16;3 6;3 16,0 10,6 17,1 liften 0;3 10,7 2,1 5,6 entree afsluiten 0,6 4,0 17,0 16,7 5,9 inbraakbeveiliging 18,0 9,6 6,7 20,4 16,7 2,4 berging beter afsl. 8,1 1,9 4,0 13,4 11,1 11,8

intercom 0;3 1;3 2,1 5,6 5,9

overig 18;3 9,6 16,0 12,7 38,9 35;3 14,6 Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

(35)

deuren en Kozijnen (en eventueel de wanden en plafonds). Inbraakbeveiliging komt vooral naar voren bij de goedkopere woningen uit de periode 1950 tot 1970. Verbetering van de geluidsisolatie wordt relatief veel gevraagd in de huurwoningen met een huur van 450 gulden of meer, met name in de woningen die na 1980 gebouwd zijn.

De bewoners van portiekwoningen blijken minder behoefte te hebben aan verbetering van hun woningen. Dit bleek al uit tabel 2.21. De meest genoemde maatregelen in deze categorie zijn het aanbrengen van geluids-isolatie en het vernieuwen van het sanitair en de keuken. Zowel bij de portiekwoningen van voor 1970 als bij die van na 1970 scoort het aanbrengen van geluidsisolatie en het vernieuwen van de keuken hoog. In de oude portiekwoningen wordt ook veel gevraagd om vernieuwing van het sanitair, het aanbrengen van warmte-isolatie en het verbeteren van wanden en plafonds. Maar de behoefte hieraan is minder groot dan bijvoorbeeld bij de galerijwoningen. Opvallend weinig wordt er gevraagd naar vernieuwing van de kozijnen en deuren en het aanbrengen van inbraakbeveiliging. Het aanbrengen van liften wordt in 10% van de woningen wenselijk geacht, met name in de oudere portiekwoningen.

De galerijflats, zo werd uit tabel 2.21 al duidelijk, kennen een hoge verbete-ringsbehoefte. Naast kwaliteitsmaatregelen die betrekking hebben op de isolatie en het interieur, komen hier nadrukkelijk maatregelen om de hoek kijken met betrekking tot de beveiliging van de woongebouwen. Uit tabel 2.22 blijkt dat eigenlijk alle maatregelen veel gewenst worden, met uitzondering van het verbeteren van wanden en plafonds en het samenvoegen van kamers.

Eerder bleek al dat de geringste verbeterbehoefte bestaat bij de bewoners van de galerijwoningen met een huur van 450 gulden of meer per maand. De kwaliteitsmaatregelen die de bewoners graag zouden zien, zijn grotendeels dezelfde als bij de goedkopere galerijwoningen. Relatief is er iets minder vraag naar het aanbrengen van warmte- en geluids-isolatie en iets meer naar beveili-gingsmaatregelen.

In de goedkopere galerijwoningen is een onderscheid te maken naar gerenoveer-de en nog niet gerenoveergerenoveer-de woningen. De bewoners van gerenoveer-de gerenoveergerenoveer-de woningen kennen een iets lagere verbeteringsbehoefte dan die van de (nog) niet gerenoveerde woningen. Wel wordt duidelijk dat, in tegenstelling tot de niet-gerenoveerde woningen waar bijna alle kwaliteitsmaatregelen veel gevraagd zijn, bij de gerenoveerde woningen vooral maatregelen gericht op het verbeteren van het sanitair en de wanden/plafonds, gewenst zijn. Daarnaast wordt er geregeld gevraagd om beveiligingsmaatregelen.

Bij de gewenste maatregelen met betrekking tot de studentenjHAT-woningen is het duidelijk dat de geluids-isolatie er uit springt, op afstand gevolgd door verbeteringen aan het sanitair en de keuken.

De kwaliteitsmaatregelen die de bewoners van seniorenwoningen wensen, richten zich op de beveiliging van de woning.

(36)

Tabel 2.23 Hoogte van extra te betalen huur wanneer gewenste maatregelen uitgevoerd worden naar huursector (in %)

extra huur (fl/mnd) sociale huur part. huur

niets 54,9 53,3 <25 15,9 13,3 25 tot 50 9,9 16,7 50 tot 75 8,1 10,0 75 tot 100 5,1 6,7 >100 3,2 weet niet 3,0 totaal (abs.) 372 30

Bron: OTB woniDgmarktonderzoek Tilburg. 1991

Tot slot is nog gevraagd of de bewoners bereid zijn voor de verbeteringen te betalen. Dit is uitgedrukt in 'extra guldens huur per maand'.

Van de bewoners van sociale huurwoningen die verbeteringen wensen, is 55% niet bereid om extra huur te betalen en ongeveer 42% wel. Van degenen die tot de laatste groep behoren, is 38% bereid om maximaal 25 gulden per maand extra te betalen, 24% 25 tot 50 gulden, 19% 50 tot 75 gulden en 20% is bereid om 75 gulden of meer per maand te betalen.

(37)

3

BUURTSATISFACfIE

In dit hoofdstuk is de buurtsatisfactie in Tilburg aan de orde. In eerste instantie is aan de zelfstandig wonende respondenten gevraagd een rapportcijfer voor de buurt te geven, waardoor de waardering voor de buurt tot uiting komt. De resultaten worden beschreven in paragraaf 3.1. In paragraaf 3.2 wordt vervolgens de buurtwaardering per huishouden geanalyseerd. In paragraaf 3.3 wordt gekeken in hoeverre de bewoners van de buurten tevreden zijn met de aanwezi-ge voorzieninaanwezi-gen. De volaanwezi-gende paragraaf besteedt aandacht aan zaken die in de buurt voor overlast zorgen. En in paragraaf 3.5 wordt kort aandacht besteed aan de gewenste maatregelen die de woonomgeving zouden kunnen verbeteren.

3.1 Gemiddelde buurtwaardering

De respondenten geven gemiddeld een 7,0 als rapportcijfer voor de buurten in Tilburg; een ruime voldoende dus (zie tabel 3.1). BlaakjZorgvlied krijgt van de bewoners de hoogste waardering, namelijk een 7,8. Een viertal gebieden scoort niet hoger dan een 6,7: GasthuisstraatjGoirkejHasselt, OerlejKorvel, Oud en Nieuw Groeneveld en Stokhasselt. De overige buurten liggen rond het gemiddel-de.

Het rapportcijfer is verdeeld in drie klassen, te weten: 'slecht' (score 1 tjm 5),

'voldoende' (score 6 of 7) en 'goed' (score 8 of hoger). Met behulp van deze indeling kan worden nagegaan of een buurt veel rond het gemiddelde scoort of dat er juist sprake is van een grote spreiding van hoge en lage rapportcijfers. Uit tabel 3.1 blijkt dat 14% van de Tilburgse respondenten een rapportcijfer van 5 of minder geeft voor de buurt waarin zij wonen. Uiteraard scoren de genoem-de buurten met een gemidgenoem-deld rapportcijfer van 6,7 of mingenoem-der relatief veel onvoldoendes. Maar ook de buurten JeruzalemjBroekhovenjTrouwlaan (18%), Reit (18%) en Reeshof (17%) krijgen meer slechte beoordelingen dan het gemiddelde.

Bijna 43% van de Tilburgse bevolking beoordeelt de woonwijk met 'goed'. Naast BlaakjZorgvlied (67%) scoren ook de buurten HeikantjQuirijnstok (56%), 't ZandjWandelbos (50%) en Reit (45%) hoger dan het gemiddelde (tabeI3.1a).

(38)

Tabel3.1a Gemiddelde buurtwaardering per buurt (abs. cijfer) en waarde-ringskIassen per buurt (in %)

buurt rapportcijfer slecht voldoende goed n

CentrumjTivoli 7,1 6,3 52,6 41,1 95 Gasth.str.jGoirkejHasselt 6,7 22,1 43,0 34,9 86 LovenjBesterdjHoefstr. 7,1 12,0 44,6 43,4 83 OerlejKorvel 6,7 21,5 49,2 29,2 65 Jeru.jBroekh.jTrouwlaan 6,9 17,5 45,0 37,5 80 OudjNieuw Groenewoud 6,7 18,0 54,0 28,0 50 Stokhasselt 6,6 20,7 48,3 31,0 58 HeikantjQuirijnstok 7,2 9,0 35,1 55,9 111 Reeshof 7,0 16,7 43,8 39,6 48 't ZandjWandelbos 7,2 12,7 37,3 50,0 142 de Reit 7,0 17,5 37,5 45,0 40 B1aakjZorgvlied 7,8 4,4 28,9 66,7 45 Tilburg 7,0 14,3 43,0 42,7 903

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

Tabel3.1b Percentage huurders woningcorporaties dat een (on)voldoende aan de eigen buurt geeft

woningcorporatie onvoldoende voldoende n

vvr

15,6 84,4 141

Woonstad 22,4 77,6 116

TBV 18,1 81,9 105

SVW 15,5 84,5 207

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

In tabel 3.1b zijn de beoordelingen over de eigen buurt van de huurders per woningcorporatie weergegeven. De huurders van de corporatie Woonstad geven de meeste onvoldoendes aan hun buurt (22%). De huurders van SVW zijn het meest tevreden over hun buurt; 16% geeft een onvoldoende en 85% een voldoende.

De gepresenteerde cijfers in tabel 3.1a zijn een momentopname. In tabel 3.2 wordt een beoordeling gegeven die betrekking heeft op de ontwikkeling van de afgelopen jaren van de buurt. Gevraagd werd of de buurt er in de afgelopen jaren op vooruit is gegaan, of juist achteruit.

Drie op de tien Tilburgers zijn van mening dat hun woonbuurt er in de laatste paar jaar op achteruit is gegaan. Slechts 11% vindt dat er sprake is van vooruit-gang. In geen enkele buurt komt het voor dat mensen die vinden dat de buurt er op vooruitgegaan is, in de meerderheid zijn ten opzichte van de mensen die

(39)

Tabel 3.2 Verandering van de buurt in de laatste paar jaar (in %)

buurt achteruit gelijk vooruit woont pas hier weet niet n

CentrumfTivoli 18,4 41,8 14,3 23,5 2,0 98 Gasth.str.jGoirkejHasselt 113,7 47,1 13,8 9,2 1,1 87 LovenjBesterdjHoefstr. '2Jj,7 44,2 14,0 9,3 5,8 86 OerlejKorvel 44,1 35,3 7,4 8,8 4,4 68 J eru./Broekh.fTrouwl. '2Jj,8 41,5 19,5 11,0 1,2 82 Oud/Nieuw Groenewoud 29,4 41,2 15,7 11,8 2,0 51 Stokhasselt 44,8 27,6 13,8 13,8 58 Heikant/Quirijnstok 32,1 48,2 4,5 13,4 1,8 112 Reeshof 18,4 32,7 14,3 32,7 2,0 49 't ZandfWandelbos 34,0 42,9 8,2 11,6 3,4 147 de Reit 30,2 39,5 9,3 18,6 2,3 43 BlaakjZorgvlied 17,8 68,9 6,7 6,7 45 Tilburg 29,7 42,8 11,4 13,7 2;4 9'215

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg, 1991

vinden dat er sprake is van een achteruitgang. De twee buurten die op dit punt het slechtst scoren, zijn Stokhasselt en OerlejKorvel. Van de bewoners van deze buurten is ruim 44% van mening dat er sprake is van een achteruitgang van de buurt. Ook slechter dan het gemiddelde scoren HeikantjQuirijnstok (32%) en 't ZandjWandelbos (34%).

Buurten waarvan relatief veel bewoners vinden dat er sprake is van vooruitgang zijn: JeruzalemjBroekhovenjTrouwlaan, Oud en Nieuw Groenewoud, Reeshof en CentrumjTivoli.

Er is geen eenduidig verband te leggen tussen de voot- of achteruitgang van een buurt en het gemiddeld rapportcijfer van die buurt. OerlejKorvel en Stokhasselt bijvoorbeeld kennen een lage buurtwaardering en een achteruitgang van de buurt, terwijl Oud en Nieuw Groenewoud een lage buurtwaardering gekoppeld zien aan een relatief hoog percentage bewoners die vinden dat de buurt er op vooruit is gegaan.

Alhoewel het in de buurtwaardering (nog) niet is te merken, is het duidelijk geworden dat veel Tilburgers vinden dat hun buurt aan het afglijden is naar een lager niveau. Vooral de beoordeling van de buurten Stokbasselt en OerlejKorvel baart toch wel enige zorgen.

3.2 Buurtwaardering per huishoudenscategorie

In deze paragraaf wordt de buurtwaardering verder gedifferentieerd naar leeftijd en grootte van het huishouden.

(40)

Naar leeftijdsklasse uitgesplitst blijkt dat de jongere huishoudens het minst tevreden zijn over hun buurt. In tabel 3.3 wordt dit weergegeven. De 75-plussers geven de hoogste waardering voor de woonbuurt. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de jongere huishoudens nog niet ver gevorderd zijn in hun wooncar-rière en dat zij nog niet in hun gewenste woning of buurt zijn gekomen. Voor de ouderen geldt bovendien dat het aspiratie-beeld lager ligt dan bij de jongeren, met als gevolg de relatief hoge waardering.

Naarmate men ouder wordt, lijkt de waardering voor de buurt toe te nemen.

Een verdere uitsplitsing naar leeftijd en huishoudensgrootte is te zien in tabel 3.4. Ook hier geldt dat de waardering van de buurt bij de jongere huishoudens het laagst is. De overige scores liggen niet ver uit elkaar.

Tabel 3.3 Gemiddelde buurtwaardering naar leeftijdsklasse van het hoofd van het huishouden

leeftijdsklasse Gaar) rapportcijfer n

15-24 6,7 62 25-34 6,8 189 35-44 7,1 169 45-54 7,0 147 55-64 7,2 142 65-74 7,0 131 75+ 7,7 58 Tilburg 7,0 898

Bron: OTB woningmarktonderzoek Tilburg. 1991

Tabel 3.4 Gemiddelde buurtwaardering naar een combinatie van leeftijds-klasse en huishoudensgrootte

leeftijd + h.h.grootte rapportcijfer n

15-34 jaar alleenstaand 6,8 89 15-34 jaar 2 pers. h.h. 6,6 87 15-34 jaar 2:. 3 pers. h.b. 7,0 75 35-54 jaar alleenstaand 6,8 47 35-54 jaar 2 pers. h.h. 7,0 61 35-54 jaar 2:. 3 pers. h.h. 7,1 W7 55 + jaar alleenstaand 7,3 113 55 + jaar 2 pers. h.h. 7,2 160 55 + jaar 2:. 3 pers. h.h. 7,0 58 Tilburg 7,0 897

Cytaty

Powiązane dokumenty

Patrystycznego &#34;Chrześcijaństwo II-V wieku wobec antycznych tradycji. ezoterycznych&#34;, Warszawa

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

Jesienne spotkanie Komisji miało miejsce w Łodzi 2 grudnia 2017 r. (sobota), 

P odczas zwiedzania izby regionalnej, mieszczącej się w Przedszkolu Miejskim w Radzyniu Podlaskim przy ulicy Armii Krajowej, zauważyłem kamienny topo­ rek.. Został przekazany

Intended Level of Platform Developmnent Platform Development Process Actual Platform Development Perceived Development for Each Stakeholder Noise Amplitude Platform Proposals

Ale skoro Autor chce „odnowić“ myśl Tomasza, także przez odsunięcie się od „tendencyjnych“ opcji tomistów egzystencjalnych, to dla mnie jest to raczej powrót do

 Big enough to create small garments; socks, scarfs, hats.  Self-sustained when in use, no external power needed at the production location.  Allow for a made to

Flexibility – for Smart Infrastructure Planning and Development Under Uncertainty Cases of Port Expansions and Carbon Capture and Storage Projects.. Y.G.Melese@tudelft.nl