• Nie Znaleziono Wyników

Hoptille: Een idealistisch woonconcept op tilt: analyse van het verval van een woningcomplex in de Amsterdamse Bijlmermeer en de effectiviteit van de getroffen maatregelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoptille: Een idealistisch woonconcept op tilt: analyse van het verval van een woningcomplex in de Amsterdamse Bijlmermeer en de effectiviteit van de getroffen maatregelen"

Copied!
140
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)
(3)

Oh~

---HOPTILLE:

EEN IDEALISTISCH WOONCONCEPT OP TILT

ANALYSE VAN HET VERVAL VAN EEN WONINGCOMPLEX

IN DE AMSTERDAMSE BULMERMEER

EN DE EFFECTIVITEIT VAN DE GETROFFEN MAATREGELEN

Bibliotheek TU Delft

Ilillllllll 111111111/11/11

(4)

. , . lW_ l U

VANDALISME, éRIMINALITEIT

EN VOLKSHUISVESTING

Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde Thijsseweg 11

2629 JA Delft

(5)

HOPTILLE:

EEN IDEALISTISCH WOONCONCEPT OP TILT

ANALYSE VAN HET VERVAL VAN EEN WONINGCOMPLEX IN DE AMSTERDAMSE BULMERMEER

EN DE EFFECTIVITEIT VAN DE GETROFFEN MAATREGELEN

Frank Wassenberg

(6)

De serie 'Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting' wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft

telefoon: (015) 783254

CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Wassenberg, Frank

Hoptille: een idealistisch woonconcept op tilt

Analyse van het verval van een woningcomplex in de Amsterdamse Bijlmermeer en de effectiviteit van de maatregelen die getroffen werden / Frank Wassenberg. -Delft : -Delftse Universitaire Pers. - TIL - (Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting; deel 2).

Uitgave van het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde, Technische Universiteit Delft, in opdracht van de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit (SBPC). - Met lito opg.

ISBN 90-6275-507-0

SISO 719.22 UDC [343.3/.7:911.375] (492*1000) NUGI 655

Trefw.: criminaliteit en woonmilieu; Bijlmermeer (Amsterdam) ; onderzoek.

Copyright © 1989 by Delft University Press, Delft

No part of this book may be reproduced in any form by print,photo-print, microfilm or any other means, without written permission

(7)

INHOUD Voorwoord 1. INLEIDING 1.1. Hoptille .. ~ , 1.2. Probleemstelling

1.3. Enkele beperkingen bij het onderzoek 1.4. Opzet van het rapport

2. GESCIllEDENIS EN ALGEMENE PROBLEEMSCHETS 2.1. De voorgeschiedenis: De periode 1973-1980

2.2. De bouwgeschiedenis

2.3. Hoptille na de oplevering: algemene probleemschets 2.4. Chronologische lijst van gebeurtenissen

3. FYSIEKE EN SOCIALE WOONOMGEVING 3.1. Fysieke woonomgeving

3.1.1. ligging

3.1.2. Complexkenmerken 3.1.3. De kosten van het wonen 3.2. Sociale woonomgeving

3.2.1. De eerste bewoners 3.2.2. Sociaal beheer 3.2.3. Bewoningsproblemen

4. CRIMINALITEIT EN VERWEDERING EN KOSTEN VAN DE PROBLEMEN

4.1. Aspecten van criminaliteit en verloedering in Hoptille

4.2. Kosten van de problemen

4.2.1. Kosten van de problemen voor de betrokkenen 4.2.2. Kosten van de problemen voor de verhuurder

1 1 1 3 4 5

5

7 9 13 15 15 15

16

17 18 18 21 24 29 29 36 36 38

(8)

-5. EEN NADERE ANALYSE VAN DE PROBlEMEN 5.1. Inleiding

5.2. Fysieke problemen als oorzaak 5.3. Sociale problemen als oorzaak 5.4. Externe factoren als oorzaak

5.4. Problemen als oorzaak van (nog meer) problemen 5.5. Samenvattend: deoorzalcen van de problemen 6. MAATREGELEN TOT VERBOUW

6.1. Aanzet tot de maatregelen 6.2. De aard van de maatregelen 6.3. De kosten van de maatregelen

6.4. De verhuurcampagne na de verbouwing 7. EVAWA11E VAN DE MAATREGELEN

7.1. Inleiding

7.2. Hoptille na de verbouwing

73. De effecten van de maatregelen op de bewoningsproblemen

7.4. De effecten van de maatregelen op de verloedering en de kleine criminaliteit

7.5. Effecten van de maatregelen op de kosten voor de verhuurder

7.6. Externe ontwikkelingen

8. SAMENV ATI1NG EN CONCLUSIES 8.1. Samenvatting

8.2. Conclusies

Bijlage 1. Onderzoekstechnische evaluatie literatuurlijst

117

(9)

---~~

VOORWOORD

In 1986 was het aantal misdrijven dat ter kennis kwam van de politie met 55 procent gestegen ten opzichte van 1980. Dit is slechts één van de vele cijfers die wijzen op een stijging van de criminaliteit gedurende de laatste jaren, een stijging die alom verontrustend genoemd werd.

In 1985 bracht de regering het beleidsplan Samenleving en Criminaliteit uit. Een van de hoofdlijnen in dit plan was dat men meer de nadruk wilde leggen op de bestuurlijke preventie van criminaliteit. Hiervoor werd in 1985 door de Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken gezamenlijk de 'Stuurgroep Bestuurlijke Pre-ventie van Criminaliteit' ingesteld. Deze stuurgroep heeft in verschillende gemeenten onderzoeken en experimenten gestimuleerd op het preventieve vlak. Uit verschillende publikaties die de laatste jaren zijn verschenen, werd duidelijk dat er een verband bestaat tussen criminaliteit en de gebouwde omgeving. Meer in het bijzonder geldt dit voor de naoorlogse etagebouw, waar criminaliteit in versterkte mate voorkomt. De Stuurgroep onderkent dit en steunt een aantal projecten die betrekking hebben op de relatie tussen naoorlogse etagebouw en (preventie van) criminaliteit.

Enkele van deze projecten worden geëvalueerd door het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) van de TU-Delft.

Het voorliggende rapport heeft betrekking op het complex Hoptille in Amsterdam. De andere onderzoeken, die het OTB momenteel uitvoert, betreffen: De Tjalk in Lelystad, de Falgabuurt in Den Helder, de Gilliswijk in Delft en een aantal hoogbouwcomplexen in Capelle aan den IJssel. Rapportages over deze complexen zullen verschijnen in de OTB-reeks 'Vandalisme, criminaliteit en volkshuisvesting'. Daarin is reeds uitgekomen een deel over verkenning en opzet van het onderzoek 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw'. Een literatuurstudie maakt deel uit van dit vooronderzoek.

Het gehele onderzoeksproject is geaffilieerd met het onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken, een samenwerkingsverband van drie universitaire onderzoeksinstituten: het Instituut voor Ruimtelijk Onderzoek (IRO) van de Rijksuniversiteit Utrecht, het Centrum voor Grootstedelijk Onderzoek (CGO) van de Universiteit van Amsterdam en het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB), verbonden aan de Technische Universiteit Delft.

(10)

~---..

De gegevens voor dit boek over Hoptille werden verzameld door het doorspitten van tal van jaarboeken, verslagen, notulen, archieven en kranten. De meest waardevolle bron vormden toch gesprekken met mensen die de perikelen rondom Hoptille van zeer nabij meegemaakt hebben: de medewerkers van de Woningbedrijven Zuidoost en -Amstel, de architect, de opzichter, de projectleider van de Dienst Volkshuisvesting, de politie, de Vereniging Hulp voor Onbehuisden en last but not least een aantal bewoners, die de voorbereiding, de ellende en de renovatie aan den lijve ondervonden hebben. Hoptille bleek bij menigeen de nodige gevoelens los te maken, hetgeen tot uiting kwam in droefstemmende, opbeurende of anderszins smeuïge verhalen. Ik dank iedereen voor hun bereidwillige mede-werking.

In de begeleidingscommissie van het onderzoek hadden zitting: mevr. J. Junger-Tas (WODC), mevr. A Vroege (NCIV), M. van Oostrom (MVROM), R. de Vries (SBPC), R. van Putten (NWR), M. Kromwijk (VNG) en H. Spickenheuer (WODC). Ik dank hen en mijn collega's van het OTB voor het kritisch doorlezen van de teksten en hun stimulerend commentaar.

Frank Wassenberg Delft, november 1988

(11)

1

INlEIDING

1.1. Hoptille

Eén van de projecten in Nederland, waar het in zeer korte tijd mis ging, is Hoptille in de Amsterdamse Bijlmerrneer. Hoptille werd na een langdurige aanloopperiode in 1981 opgeleverd. Het complex bestaat in tegenstelling tot het merendeel van de omringende hoogbouw uit vier of vijf bouwlagen en daarnaast een honderdtal eengezinshuizen. Het meest in het oog springend is het middelhoogbouwblok, dat een lengte kent van circa driehonderd meter; in de wandeling werd het al gauw "De Muur" genoemd.

Hoptille was in verschillende opzichten een vernieuwend project: in het midden van de jaren zeventig betekende Hoptille het produkt van verregaande inspraak en participatie, zoals dat besloten lag in de geest van de tijd. Daarnaast was Hop-tille een doorbraak op het gebied van jongerenhuisvesting; het was een van de eerste complexen in Nederland waar HAT-eenheden in de nieuwbouw ontworpen werden. Deze RAT-eenheden werden groepsgewijs gepland, met per vier of vijf bewoners gemeenschappelijke voorzieningen. Een derde vernieuwend element was de menging van verschillende woningtypen in één gebouw. Jongeren, bejaarden, gezinnen, allerlei samenlevingsvormen kwamen naast elkaar voor, net zoals dat in een willekeurige Amsterdamse straat het geval kon zijn.

Het ging echter niet goed met Hoptille. Door een reeks van elkaar versterkende oorzaken ontstonden binnen de kortste keren grote problemen enerzijds met onvei-ligheid en vervuiling, anderzijds met verhuur en leegstand. Anderhalf jaar na de eerste oplevering werd er reeds gesproken over een complete renovatie, welke een jaar later plaatsvond. Dit kan welhaast een record in Nederland genoemd worden. Een triest record ...

1.2. Probleemstelling

De probleemstelling voor het gehele OTB-onderzoeksproject tezamen is als volgt geformuleerd (Bentvelsen en van der Zon, 1987):

Welke factoren zijn vanuit het beheer van de woning en woonomgeving in met name de volkshuisvestingssector manipuleerbaar, wdat de kleine criminaliteit afneemt c.q. voorkomen wordt?

(12)

·

...

. . . . d'_ el

-Deze centrale probleemstelling is weer te geven in een werkmodel, waarin een aantal fasen te onderscheiden zijn (zie figuur 1.1).

FilWur 1.1. Werkmodel

fase I

I I

I1 I I I I

1 Isociale en fysieke~>1 kleine I 1

1 I _eving I<---lcrhoinaliteit I 1 I' f 1 f t-I I I I <potentiële> I I _ r s I W I I I I <potentieel> object,l I slachtoffer I fa .. II I I maatregelen I -sociopreventief 1 -technoprevent i ef 1 1 -conl>inatie 1 f .,..

relaties die in dit onderzoek centraal staan

fase 111

I i

I. I . I I

1 Isociale en fysieke~1 kleine I 1 1 I cmgeving I~criminaliteitl 1 I' f 1 f .,.. I I i l<potentiële>1 I daders I

'"

f

'"

f f I I<potentieel> object,l I slachtoffer I

"

- - -> relaties die niet het onderwerp van studie zijn, maar als gegeven worden beschouwd

De eerste fase heeft betrekking op de beschrijving van de situatie v66rdat maatregelen getroffen worden, zoals kenmerken en eigenschappen van de woningen en de omgeving en de voorkomende criminaliteit. Fase twee betreft de maatregelen.--. en fase drie de effecten van de maatregelen.

Deze werkwijze en het gegeven werkmodel zijn op alle deelonderzoekingen van het OTB-project van toepassing en dus ook op het voorliggende rapport over het wel en wee van Hoptille.

De hierboven geformuleerde algemene probleemstelling laten we voor dit rapport over Hoptille in een drietal deelvragen uiteenvallen. Deze luiden:

1 Welke factoren zijn er de oorzaak van dat Hoptille in een zó korte tijd in zulke grote problemen terechtkwam?

2 Welke maatregelen zijn getroffen om de gerezen problemen te lijf te gaan? 3 Wat zijn de effecten van deze maatregelen?

Een korte toelichting is op zijn plaats.

Deelvraag 1 heeft betrekking op fase 1 van het werkmodel. Vragen komen naar voren als: waaruit bestaat de fysieke en sociale woonomgeving, hoeveel criminaliteit komt voor en waar, wat zijn de bewoningsproblemen, kortom hoe groot zijn, beter waren, de problemen. Deze beschrijving kan niet los gezien worden van een verklaring van deze problemen. Fase 1 geeft een antwoord op deelvraag 1.

(13)

Deelvraag 2 heeft betrekking op fase 2. Gekeken wordt naar de getroffen maatregelen, de aard van de maatregelen en de betrokken participanten.

Deelvraag 3 komt terug in fase 3 van het onderzoek. Hierin gaat het om de bedoelde en onbedoelde effecten van de genomen maatregelen. Hierin wordt tevens de situatie in ogenschouw genomen zoals die na de renovatie is en beoordeeld op dezelfde kenmerken als vóór de verbouwing. Deelvraag 3 is een evaluatie van de maatregelen.

Het onderzoek naar het wel en het wee van Hoptille heeft tevens een

terreinverkennend karakter voor het vervolg van het onderzoek 'kleine criminaliteit

en naoorlogse etagebouw'. Aan deze meer onderzoekstechnische kant is bijlage 1 gewijd.

1.3 Enkele beperkingen bij het onderzoek

In dit rapport wordt de ontwikkeling van de problemen beschreven voor één

naoorlogs flatcomplex in de Bijlmermeer. Een onderzoek op micro-niveau derhalve.

Wel wordt de ontwikkeling in een bredere context geplaatst binnen de Amsterdamse situatie en binnen de tijd.

In dit onderzoek wordt verder niet stilgestaan bij de achterliggende oorzaken van criminaliteit. Er zijn in Hoptille ingrijpende maatregelen getroffen waardoor er bouwkundig gezien sprake was van een complete renovatie, maar zijn daarmee de diepere oorzaken van de problemen ook aangepakt? Of liggen die meer in de trant van werkloosheid, een ontbrekend toekomstperspectief, normvervaging en niet aansluitend onderwijs? Als dit de 'echte' problemen zijn, moeten 'echte' oplossingen dan niet hierop betrekking hebben? (Zie hierover ook de beschouwingen van De Decker, die vraagtekens zet bij ruimtelijke oorzaken van criminaliteit; hij spreekt zelfs van fysisch determinisme (1987).

De maatregelen in Hoptille hebben betrekking op het complex zelf. Bouwkundige verbeteringen, huuraanpassing en verhoogde sociale controle lossen in feite de oorzaken van de criminaliteit niet op. Niet in het algemeen althans. Voor één complex vermindert (hopelijk) de criminaliteit, voor een deel wordt het probleem wellicht verplaatst en wordt er elders gekliederd, beroofd en ingebroken. Voor bewoners en woningeigenaar betekent deze verschuiving echter wèl een verlichting van het probleem.

In dit onderzoek zijn we ons bewust van de beperkt reikwijdte van de getroffen en door ons geëvalueerde maatregelen. We zijn ons eveneens bewust van de beperkingen van ruimtelijke maatregelen in het algemeen. Daar zijn ook grenzen aan. Dit valt te illustreren met een tekst uit een rapport dat de getroffen

maatregelen in de Bijlmerhoogbouw evalueert: "De conclusie is dan ook dat vanuit

de sfeer van de volkshuisvesting nog slechts marginale verbeteringen kunnen worden aangebracht. Voor het overige gaat het om directe criminaliteitsbestrijding

3

(14)

en het voeren van een ander drugsbeleid." (GDV, 1987) Of zelfs een ander werkgelegenheids- en scholingsbeleid. Dit valt evenwel buiten ons bestek.

1.4 Opzet van het rapport

Hoofdstuk 2 vangt aan met een beschrijving van de geschiedenis van Hoptille. Wat eraan voorafging, de oorspronkelijke plannen, de invloed van inspraak en mede-zeggenschap op het ontwerp, de betrokkenen en waarom het allemaal zo lang duurde. Vervolgens worden de ontwikkelingen ná de oplevering op een rijtje gezet, de ontwikkelingen van de problemen. Dit hoofdstuk beschrijft dus wat er allemaal gebeurd is. Een algemeen overzicht.

In hoofdstuk 3 komen de fysieke en de sociale woonomgeving vóór de verbouwing aan bod. De woningen, de woonomgeving, de eerste bewoners, het toewijzingsbeleid en de bewoningsproblemen. Een hoofdstuk voor hen, die de situatie niet kenden. Hoofdstuk 4 gaat over criminaliteit en verloedering in en bij Hoptille: de probleemschets toegespitst op de kleine criminaliteit. In dit hoofdstuk worden tevens de kosten van de problemen beschreven: vandalisme-onderhoud, huurderving, ontbrekend woongenot etcetera.

De problemen in Hoptille stapelden zich in snel tempo op. Een verklaring voor deze escalatie wordt gegeven in hoofdstuk 5. Daarmee geeft dit hoofdstuk een antwoord op deelvraag 1 van de probleemstelling. Als oorzaken worden fysieke en sociale problemen onderscheiden, alsmede externe oorzaken die van invloed waren op de problemen criminaliteit en leegstand. Een hoofdstuk over de achtergronden. Hoofdstuk 6 behandelt de drastische maatregelen die eind 1984 nodig bleken. Wat voor soort maatregelen waren dat en door wie werden ze genomen? Ook de kosten komen ter sprake.

Hoofdstuk 7 gaat in op de effecten van de maatregelen. Wat zijn de effecten op de bewoningsproblemen en op de ontwikkeling van de kleine criminaliteit en de verloedering? Zijn deze inderdaad verminderd? En is dit aan de maatregelen te danken of spelen daarnaast externe ontwikkelingen een rol? Hoofdstuk 7 vormt door de vergelijking met de hoofdstukken 3 en 4 een antwoord op deelvraag 3 van de probleemstelling.

(15)

2

GESCIllEDENIS EN ALGEMENE PROBLEEMSCHETS

2.1. De voorgeschiedenis: De periode 1973-1980

Volgens de oorspronkelijke plannen zou Hoptille net zo worden gebouwd als de oudere Bijlmerflats: elf lagen hoog. Dat stond namelijk in het bestemmingsplan voor de Bijlmermeer. In de jaren zeventig echter stuitten deze plannen op hevige kritiek van progressieve zijde. De Dienst Stadsontwikkeling, die de planvorming tot dan toe in de Bijlmer beheerste, werd verweten doof te zijn voor de wensen en belangen van de bevolking. De jonge ambtenaren van de Dienst Volkshuis-vesting kwamen met nieuwe ideeën. In tegenstelling tot de sterke scheiding in de rest van de Bijlmer werd hier gekozen voor integratie en grote verscheidenheid aan bevolkingscategorieën. Hoptille zou een mengvorm van normale en bijzondere huisvesting worden.

De Vereniging Hulp voor Onbehuisden (HVO) werd al vroeg bij de planvorming betrokken. Omdat HVO echter geen toegelaten instelling is, werd samenwerking gezocht met een woningbouwvereniging. Voor de realisering van het "geïntegreerde woonprojekt Bijlmer-Amsterdam-West", dat later Hoptille is gaan heten, werd gekozen voor de Coöperatieve Woningbouwvereniging "Ons Belang". In november 1973 werd het terrein door het gemeentelijk Grondbedrijf ten behoeve van woningbouw aan Ons Belang in erfpacht uitgegeven. Een deel van het te stichten woongebouw werd bestemd voor de huisvesting van jongeren, zoals door HVO aangevraagd was. In de eerste plannen zou Hoptille zelfs uitsluitend voor jongerenhuisvesting bestemd worden (met name voor niet-studerenden).

Omdat er op dat moment onzekerheid over de beheerstructuur bestond, trok Ons Belang zich terug en het Gemeentelijk Woningbedrijf nam haar rol over. Er werd getracht een programma van eisen op te stellen, maar omdat over vele zaken nog weinig duidelijkheid bestond, zoals de woningdifferentiatie en de bijzondere huisvesting, kwam er een globaal programma van eisen tot stand. Voorop stond het idee van een combinatieproject, waar gezinnen en alleenstaanden, al dan niet in groepsverband, door elkaar heen woonden. Dit idee werd in het programma van eisen als volgt verwoord (GDV, 1985):

"De doelstelling van het wooncomplex Hoptille in de Bijlmermeer kan worden omschreven als een poging tot integratie van verschillende te huisvesten bewonerscategorieën. ( ... ) Een éénzijdige bewoners samenstelling en het ontbreken van frequente confrontatiemogelijkheden met mensen die naar gezins-verband of -fase, leeftijd, maatschappelijke positie, e.d. verschillen, moet daarom

(16)

als ongewenst van de hand worden gewezen. Deze bewustwording ligt aan de bovenomschreven doelstelling ten grondslag."

Dit experimentele karakter zou Hoptille uniek in Nederland maken, naast het feit dat het een van de eerste nieuwbouwprojecten was, waarin HAT-woningen gerea-liseerd zouden worden.

De Dienst Volkshuisvesting kwam in 1975 met een notitie over bewonerspar-ticipatie. Hierin werd de wens geuit om deze gedachte verder uit te werken en te concretiseren. Men dacht aan experimenten met bewonersparticipatie binnen het Gemeentelijk Woningbedrijf. Hoptille werd geschikt bevonden om als experiment-projekt te dienen voor participatie van mogelijk toekomstige bewoners. Door een wervingsactie werden mensen, die voornamelijk uit de Bijlmermeer kwamen, gevonden die wilden deelnemen. Dit resulteerde in de 'inspraakgroep'.

De besprekingen over Hoptille begonnen in november 1975. Deelnemers van het ontwerpteam waren de architekt, vertegenwoordigers van de opdrachtgever (het Woningbedrijt), RVO en de gemeentelijke diensten Volkshuisvesting en Stads-ontwikkeling. Het ontwerpteam had regelmatig contact met de toekomstige bewoners. Als onderdeel van dit overleg riep men in april 1976 de Werkgroep

Beheer in het leven. Hier was al in het programma van eisen voor gepleit. Deze

werkgroep hield zich bezig met voorbereidend werk met betrekking tot het

toekomstig beheer van Hoptille. Dat was noodzakelijk om de vele vragen uit de

(17)

van een wooncomplex was een uitgewerkte lijst van beheertaken opgesteld, waaronder verstaan werden:

1. (ver)huur en woningtoewijzing;

2. exploitatie en administratief beheer: bewoners zouden hierover inzage en uitleg krijgen;

3. technisch beheer; dit omvat het klein en groot onderhoud evenals de klachten-melding en klachtenverwerking;

4. sociaal beheer: in Hoptille streefde men naar integratie tussen verschillende bevolkingsgroepen, rodat wellicht begeleiding in een of andere vorm nodig zou zijn.

Wat betreft het eerste punt, in augustus 1976 werden met de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting afspraken gemaakt. De vaste deelnemers aan de inspraak zouden in ieder geval voor een woning in Hoptille in aanmerking komen. De overige woningen rouden volgens de dan gangbare spelregels toegewezen worden. De bijzondere woningen (o.a. voor jongerenhuisvesting) zouden in overleg met daartoe geëigende instellingen (zoals HVO) en eventueel Herhuisvesting door het Woning-bedrijf toegewezen worden. Voorts werd de intentie uitgesproken dat de bewoners van Hoptille medezeggenschap kregen in de kriteria en de procedures volgens welke de toewijzing diende te gebeuren.

Een tweede belangrijk discussiepunt in de werkgroep beheer betrof het huurcontract. Op basis van deze discussie zou een concept huurcontract "Hoptille" opgesteld worden, waarin de grotere zeggenschap van de bewoners ook schriftelijk zou worden vastgelegd.

2.2. De bouwgeschiedenis

Ondertussen verstuurt de gemeente Amsterdam in het najaar van 1975 een uitnodiging aan architekt K Rijnboutt van de Architektengroep VOL om een ontwerp voor Hoptille te maken, in overleg met toekomstige bewoners. (Rijnboutt was tot kort daarvoor adjunct-directeur van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisves-ting). In 1976 krijgen de plannen vorm, eind 1977 zijn de definitieve bestek-tekeningen klaar.

Dan sputtert de Dienst Stadsontwikkeling tegen: laagbouw in de Bijlmer is voor hen niet aanvaardbaar en bovendien in strijd met het bestemmingsplan. Het hele plan dreigt niet door te gaan. De Dienst Volkshuisvesting wint echter en de laagbouw blijft in de plannen gehandhaafd.

Een kleine ramp vindt plaats als in de zomer van 1978 het bouwbedrijf Indeco Coignet failliet gaat. Dit bouwbedrijf was, aldus de architekt Rijnboutt, zo'n beetje de enige in Nederland die systeembouw voor het qua indeling zeer gecompliceerde gebouw kon toepassen. De opdracht gaat dan over naar Nevanco, onderdeel van

(18)

~\sourt

· Ib.N

\<E~S R\J\~

_._~-

.

..::...~

..

~~

,

HOPTIllE

KREEG VANl\llDDAG

EERSTE

:

BEWONERS

Verrassende

woonwijk

Bijlmer

in

deel

van

AMSTERDAM

- ElndeUjk heeft de BIjlmermeer

een woon· wijk gekregen. waar het spannend

Is om door te lopen en waar je nieuwsgierigafwaeht

wat er om de hoek

van

de straat weer voor. nieuws· opduikt. Hoptllle

heet deze aanwinst:. voor de stedebouw ln;Amste,~d~

.

• ~De wijk Ugt

~en de HoogOOrd.

. .

.

dreef en Kanpeldreef

en vanmld- .

door FRANS HEOD"

ag zijii de. eerste bewonen

hun

. .

.

0

. oDingen ingegaan.

·.' . .' ,

De wijk omvat 97 eeng

,

"1

\

Niet alleen wat uiterlijk

betreft Ja Dingen,

6 ateUerwonlngen,

. ~

'1~optUle een verrassing.

Opvallend Jaardenwoningen,

74 fiats, 1 ~

0· '1 ook,

dat er een grote plaats Is.

DIngen voor Jongeren en a

~

voor alleenstaanden.

ataanden, twee aangepaste w~

<i

. niet op de manier

van gen en twee woningen voor wc. ~",~PV,

...

t voor loslopende

per- groepen. Het Amsterdamse

are.

als een groot huls

waar tectenbureau

V.D.L. heeft voor h,'

gezinnen groepen en enke- ontwerp gezorgd.

~

Jen samen in gehuisvest worden.

Vanmiddag was het feest in Hop-

'V

'. Bau, directeur

van de dienst tllle, na de talloze trieste

gebeurte-- gebeurte-- .

vanmiddag· n1ss~n

die zich rondom cUt woonex- ~

,

tIoV,.,.,I"nmanrond

. perlment van de gemeente

hebben ~ Jaar geleden afgespeeld. .

.

gemaakt, zijn In 19'13

was het nog de bedoe~ng

vermfodeln.

De combinatie

van om op de plaats waar nu Hoptille

• fIII\

laagbouw, de andere

ma-Ugt een flatgebouw

van elf vercUe- ~

I

\

\

binnenkomen,

het zijn al. pingen te maken.

Toen kreeg men .. aldus Baas. bij de gemeente Amsterdam

het

w:t.

Is meer.

straten met gevoel dat het allemaal

maar eens -.••• -"-." .... hoek een verrassing

Zijn anders moest. In 19'15

besloot men

in de BIJlmermeer.

en de tot een experiment voor bejaarden,

.

0

woningen zUn een plezier voor het Jongeren

en gezinnen. oog '

Tientallen gegadigden

die er wel

L~els boven de stoepen,

speelse zin· In hadden hier te gaan

wonen half-ronde balkons

en een grote praatten

mee over het ontweJl). In variatie in

de gevels.

Laagbouwwo-januari .19'18

kwamen de klappen. ningen mettulntJes

en natgebou •. De Dienst ~tadsontw1kkel1ng

ging wen zUn zodanig bij elkaar gezet

dwars Uggen, de laagbOUW vond dat het nergens eentoning

wordt en men . onaanvaardbaar.

En bij de kleuren geel, rood

en blauw zor- Volkshuisvesting

kon men praten gen er voor dat Hoptllle er

gezellig wat men wilde,maar

de strijd leek en fris bij Urt.

verloren. De nederlaag was deflni· tll!f toen de kosten veel hoger bIe-kèn uit te vallen en de aannemer zich terugtrok.

Het ontwerp moest sterk worden vereenVOUdigd.

Maar de dienst Volkshuisvesting

hield

6690~

vol en in 1980 kon eindeUJk de

,,~~ 9,ef> ~~

eerste paal worden geslagen.

~ 8>e ef> ~~ ~o ~ of>e 'r>'J.'{J. -ea; -eoo

~e ~~~$\\ ~~ec~e~'J.\f>e:! 8>~f>

':.e'J.V- ~~e~ \1\

'r>e tf>e~ 'r>e'O'O

'0 s\\ef> "~o1\\e\\.ps 6e 1Iof>\f>l. o~ 'r>e ll O~'l.e01Ó.$· t 'r>'J.f>" \,~f>q; \g'l~ $~

~:~!~~ ~~e:!c~~f>~~~\:' ~~\

~~oe\e~

$\ "o~ll" e!to\\\~ 'r>~e\"

'J,\\ 'J,\~~\\\\\~ee\. ~tó.~tf> 'Oo'J.~

\\0 otf>s~. p.1\\~ y..e~\~

'r>e" \. ~s 'O\~ . ~ue~

ó.7>,,7>

(19)

---

--

---

---

- - ~

het OGEM-concern, dat inmiddels een aantal oud-medewerkers van Indeco in dienst genomen heeft. Nevanco vraagt evenwel 20 procent meer.

De plannen moeten daarop door de architekt ingrijpend gewijzigd worden, waardoor de twee woontorens van acht verdiepingen komen te vervallen. Het basisprincipe, de lange binnengang die als een verlengstuk van de openbare weg de integratie tussen de verschillende huishoudens moest bevorderen, blijft echter in de plannen gehandhaafd.

Om de kosten te drukken wordt de binnenstraat tot circa twee derde van de oorspronkelijke maat versmald. Tevens worden de lichtkoepels, waardoor buitenlicht rechtstreeks tot de binnengang kan toetreden, uit de plannen geschrapt. Het daglicht komt nu indirekt binnen en de vermindering van de hoeveelheid licht wordt opgevangen door de gangen en trappen in zo licht mogelijke kleuren te schil-deren.

Al met al leverde het failliet van Indeco Coignet, het zoeken naar een nieuwe aannemer en het vereenvoudigen van de bouwplannen een forse vertraging op van naar schatting meer dan twee jaar, aldus bewoner van het eerste uur W. Oudman. "Gevolg was wel dat de inspraakgroep op zijn gat lag."

De eerste paal ging tenslotte op 30 juni 1980 de grond in. De bouw van Hoptille was begonnen.

23. Hoptille na de oplevering: algemene probleemschets 1.

Hoptille wordt in verschillende fases opgeleverd. In november 1981 trekken de eerste bewoners in het middelhoogbouwblok. In april 1982 zijn de laatste woningen in de flat en in juni die in de laagbouwwoningen gereed. De verhuur gaat niet zo soepel als gepland: in de flat is na zes maanden 12 procent van de woningen en eenheden nog steeds niet verhuurd.

Medio 1982 reeds verschijnt een notitie over Hoptille, naar aanleiding van enige ervaring met verhuur en beheer van de middelhoogbouw in Hoptille (zie: notitie juni 1982). Medewerkers van de Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting (GDV) en van het Woningbedrijf Oost voelen er weinig voor verantwoordelijk te worden gesteld voor inplaatsingen in Hoptille voor wat betreft de onzelfstandige woningen. Dit soort woningbouw is een volledige misser en dient naar hun mening niet meer gepleegd te worden. Het koppelen van eenheden aan personen die nog nooit met elkaar te maken hebben gehad, is volgens hen gedoemd te mislukken. Met name

1. In deze paragraaf gaan we in op de problemen zoals die door verschillende instanties (Gemeentelijk Woningbedrijf ZuidOost, Dienst Volkshuisvesting etc) opgemerkt zijn. Als bronnen voor deze paragraaf zijn interne notities en briefwisselingen tussen de betrokken instanties gebruikt. Deze zijn achter de literatuurlijst opgenomen. Wij kunnen echter niet garant staan voor volledigheid, daar de dossiers van de verschillende afdelingen vaak niet volledig bleken te zijn. Ook hebben we gebruik gemaakt van kranteartikelen.

(20)

het gebruik van de gemeenschappelijke ruim-ten leidt tot problemen. Een duidelijk verloop in die eenheden is dan al te constateren. Verder deugt het idee van de lange binnen-gang, die door het hele gebouw heenloopt, niet. Deze is te lang en te smal en geeft de mensen een gevoel van gebrek aan vrijheid en een gevoel opgesloten te zijn. De binnengang vormt ondanks het integratieconcept van Hop-tille een scheidslijn tussen jongelui aan de ene kant en gezinnen aan de andere kant van de gang. Ook is de vuilafvoer niet geregeld, wat tot stank en rotzooi op de gang leidt, aldus de opstellers van de notitie.

De projektleiding van het Woningbedrijf Oost rapporteert aan de wethouder Volkshuisves-ting in november 1983 het volgende (notitie november 1983). "Vanwege de bijzondere structuur van het blok (met zijn 300 meter lange binnengang) worden hoge eisen gesteld aan het sociaal gedrag van de bewoners. Na oplevering in 1981 zijn vele woningen en

eenheden toegewezen door de Dienst Herhuisvesting, afdeling Sociale Indicatie. Ook zijn woningen en eenheden verhuurd via HVO en het Leger des Heils". Volgens afspraak worden 22 woningen door RVO toegewezen aan haar cliënten, waaronder een aantal ex-gedetineerden: een moeilijke doelgroep, waarvoor begeleiding nodig is om de integratie met de overige bewoners te vergemakkelijken. Niet voorzien is dat ook de Dienst Herhuisvesting haar probleemgevallen in Hoptille zal plaatsen.

Tezamen, vervolgt d~ notitie, "leverde dit een categorie bewoners op die niet in staat was zelfstandig te wonen. Drugs- en drankgebruik was aan de orde van de dag. De binnengang werd door deze groep als vuilopslag en als ontmoetingsplaats gebruikt. Dit had z'n uitstraling op de overige woningen, die hierdoor moeilijk verhuurbaar bleven. Dit leverde een supersnelle doorstroming op die al spoedig niet meer gecontroleerd kon worden door de Verhuurafdeling", aldus het Woningbedrijf Oost.

De bewoning wordt steeds slechter en dat is op de binnengang goed te merken. Nissen in de gang, de liftgang en ruimtes onder de trappen blijken in toenemende mate door de bewoners als opslag-en zelfs vuilstortplaats gebruikt te worden.

~mmige mensen beschouwen de binnenstraat als buitenruimte en laten er 1!!!.n.

(21)

het op. Dit leidt tot onhygiënische toestanden, waar zelfs ratten gesignaleerd worden. De situatie wordt nog verergerd door de slechte ventilatie in de binnen-gang, wat stankoverlast meebrengt.

Het Woningbedrijf ziet zich genoodzaakt om de schoonmaak zelf ter hand te

nemen met als gevolg extra schoonmaakkosten van gemiddeld

f

25,- per maand

per woning. Dit heeft echter weinig effect, behalve dan dat het de woonlasten nog verder omhoog jaagt.

De snel wisselende bewoners laten zich niet meer registreren. Illegale bewoning is aan de orde van de dag.

Het gevoel van onveiligheid neemt toe, inbraak is een geregeld verschijnsel. Zwervers en junks zoeken 's nachts de warmte op van de altijd vrij toegankelijke binnengang. De handel in drugs en gestolen goed tiert welig. Overal liggen

gebruikte spuiten en proppen watten. ~rwordt met fietsen en zelfs motoren ~de

~8. rondgered.:n. Le~g~~~~de wO~.!!8en worde~~1q~Len uitg~~~~md. ~~t

kleLl!e brandjes aoor hetin.brand-steken.van huisvui1zakken._QP.de~n~\y~!en er

in '1983 vijf gro~Q!.~!1È~!1~!1,.~~_t. co.mplex. ----.

Behalve de zaken die voortvloeien uit de structuur van het gebouwen de bewoning zijn de kosten van het wonen een oorzaak van de beheerproblemen. Door de hoge huren, en alle eerder genoemde problemen neemt de leegstand snel toe. Om inbraak en vernieling in lege woningen te voorkomen, worden de toegangsdeuren van de woningen met een plaat multiplex versterkt. Al met al verslechtert de woonsituatie met de dag.

Een notitie van de Dienst Volkshuisvesting aan de wethouder eind juni 1984 maakt het beeld compleet. "De problemen, die in de pers breed uitgemeten zijn, hebben ertoe geleid dat de woningen in het complex feitelijk onverhuurbaar zijn geworden. De leegstand die op 1 januari 198435% was, is in de eerste zes maanden van 1984 opgelopen tot 71 %. In deze situatie is het aantrekken van nieuwe bewoners onmogelijk geworden. In de eerste plaats is er, met name binnen de Bijlmermeer, het slechte image van het complex, terwijl voor hen die het complex nog niet kennen een bezoek aan het complex zoveel weerstanden oproept dat ook zij van huur afzien. Een en ander wordt nog versterkt door het ruime aanbod van

woningen in Amsterdam Zuidoost."

Het slechte imago wordt nog versterkt door een geruchtmakende schietpartij met dodelijke afloop in november 1982 en een steekpartij waarbij een vrouw wordt gewond. De politie doet diverse keren invallen voor vuurwapens, handel in drugs en gestolen goed. Eén keer wordt daarbij het hele gebouw omsingeld. Opzichter

J. Oudeman benadrukt dat de binnengang de negatieve effecten versterkt: "Als er

aan de ene kant een vechtpartijtje is, merkt de hele gang dat. Door de lange open

(22)

binnengang kunnen alle bewoners meegenieten van de overlast die vele woningen verder veroorzaakt wordt. Als zoiets in een portiek plaatsvindt, weten ze twee por-tieken verderop niet meer wat er gebeurd is."

De huurderving van Hoptille is aanzienlijk. Het Woningbedrijf weer: "De leegstand vertaalt zich natuurlijk direct in de financiële resultaten van het complex. In oktober 1983 staan 90 van de 317 woningen leeg, bijna 30 procent. Aan ontvangsten komt nog slechts 58 procent van de optimale huuropbrengst van het hele complex binnen. Immers, naast de directe verliezen van de leegstand zijn er de verliezen ten gevolge van huuracties en huurachterstanden van de nog overgebleven bewoners, die uiteraard verband houden met het ontbreken van enig woongenot", aldus de notitie van het Woningbedrijf.

Door al de problemen krijgt Hoptille een steeds negatiever imago dat niet meer met een aantal lapmiddelen om te zetten is in een positief beeld. Het complex vertoont qua problematiek een bijna volledige overeenkomst met andere flats in de Bijlmermeer, waarbij door de diverse betrokkenen de naam Gliphoeve genoemd wordt. Alleen door een aantal d!~g~~~~_!!1gr_ep_e._l!_ka.Ade. n~worden o~~ezet in_~C~!Ln01'.IDM~~Q~ersituatie._Qeze drastische ingrepen houden ee!! complete renovatie in

Waarvoor

het gebouw ontruimd !!!~!.~.Qr9Jm....Y.QOfzQY~I9..a.t _

al niet spontaan gebeunJ .i~:

-"--~. --~...-.-... ~~ ... -._-,.~--,,"-~.--.. , .. ,."'

(23)

2.4. Chronologische lijst van gebeurtenissen

Hieronder zetten we voor de duidelijkheid nog eens de belangrijkste ontwikkelingen in en om Hoptille op een rij.

nov 1973 1974 mrt 1975 aug 1975 nov 1975 apr 1976 aug 1976 sep 1977 jan 1978 sep 1978 jun 1980 sep 1981 apr 1982 jun 1982 sep 1983 nov 1983/ jan 1984 nov 1983 jan 1984 jan 1984 mrt 1984 jun 1984/ sep 1984 sep 1984 okt 1984 apr 1985 jun 1985 okt 1985

Grondbedrijf geeft terrein uit aan woningcorporatie Ons Belang, die zou samenwerken met Vereniging HVO

Ons Belang trekt zich terug en GWB neemt haar rol over

GDV komt met een notitie over bewonersparticipatie en stelt een experiment voor in een nieuwbouwproject

Programma van eisen wordt door GDV opgesteld Besprekingen starten over Hoptille

Oprichting Werkgroep Beheer Hoptille

Vergadering over de woningtoewijzing. Alle insprekers wordt een huis

beloofd

Eerste bestektekeningen zijn klaar

Dienst Stadsontwikkeling tekent protest aan tegen de laagbouw Aannemer Indeco Coignet failliet: vertraging

Eerste paal de grond in; nieuwe aannemer: Nevanco Eerste deel van de hoogbouw wordt opgeleverd Laatste oplevering in de flat

Eerste interne nota van het Woningbedrijf signaleert moeilijkheden

met de verhuur

Renovatieplan komt voor het eerst ter sprake Uitgebreide probleemnotitie van het GWB

Architect werkt eerste voorstellen voor verbouw uit Leegstand komt boven de 30 procent

Bewoners van renovatie op de hoogte gesteld Officiële opdracht aan architect

(concept +) agendapunt vergadering B& W, tevens voorstel

aan Raad

Gebouw ontruimd Begin verbouwing

Eerste bewoners komen terug Laatste oplevering

90% van de woningen is weer verhuurd enkele afkortingen:

GWB

=

Gemeentelijk Woningbedrijf

GDV = Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting

HVO = Vereniging Hulp Voor Onbehuisden

13

(24)

i\~~~2'1'1'1

·7.2~1·1'1111111 'I I" I "~I, "I", "~I I , 'I \,

(25)

3

FYSIEKE EN SOCIALE WOONOMGEVING

3.1. Fysieke woonomgeving 3.1.1. ligging

Het complex Hoptille bestaat uit twee gedeelten. Het meest in het oog springend is het middelhoogbouwblok dat een lengte heeft van plusminus 300 meter. Hoptille vormt als het ware een reaktie op de grootschalige hoogbouw van de Bijlmer. Architekt Rijnboutt splitste de in het bestemmingsplan voorgeschreven bebouwingshoogte van tien bouwlagen op in twee maal vijf lagen met behoud van dezelfde dichtheid. Zo kent Hoptille eenzelfde bouwhoogte als in Amsterdam gebruikelijk is. De twee maal vijf bouwlagen zijn achter elkaar gelegd en vormen zo één lange 'muur', de naam die het gebouw al spoedig in de volksmond kreeg. Deze muur vormt tevens een afscheiding tussen aan de ene kant enkele oudere

Bijlmerflats van tien hoog en aan de andere kant de laagbouw van Hoptille. Aan

de andere zijde wordt de laagbouw afgeschermd door een twee verdiepingen

tellende parkeergarage aan de Foppingadreef (zie figuur 3.1).

15

(26)

I ; iJ il, 1/

Aan de noordzijde is het complex Haardstee gelegen, een qua bouwwijze enigzins vergelijkbaar complex, dat in dezelfde tijd als Hoptille opgeleverd is. Haardstee ligt tussen Hoptille en het inmiddels gerealiseerde hoofdwinkelcentrum Amsterdamse Poort in. Ten tijde van de oplevering van Hoptille is dit echter nog een kale zandvlakte. De bouw van de Amsterdamse Poort start in 1985, terwijl de feestelijke opening van dit hoofdcentrum, een paar honderd meter verwijderd van Hoptille, in oktober 1987 plaatsvindt.

Hoptille is goed bereikbaar met de auto. De oprit naar de snelweg is minder dan één kilometer verwijderd. Binnen vijfhonderd meter bevinden zich twee metro-stations, Bullewijk en Bijlmer. Op het laatste station stopt tevens de trein van Amsterdam naar Utrecht.

3.1.2. Complexkenmerken

De laagbouw van Hoptille telt 103 woningen. Deze woningen, een van de eerste laagbouwcomplexen in de Bijlmer, leverden geen bijzondere verhuur- en andere problemen op en zijt;l ook niet in de renovatie betrokken geweest.

Het middelhoogbouwblok telt bij de oplevering 106 woningen en 114 HAT-eenheden (met 256 bewoners). Deze zijn te verdelen in maar liefst 10 verschillende typen (zie tabel 3.1).

Het middelhoogbouwblok wordt op een bijzondere manier ontsloten. De begane grondwoningen hebben een ingang op het maaiveld. Het gaat hier om 28 woningen bedoeld voor bejaarden en twee projecten van het Centraal Wonen, waar samen ruim 20 mensen wonen. (Overigens is de term Centraal Wonen niet zo gelukkig gekozen, de bewoners hadden niets van doen met de ook landelijk opererende Stichting Centraal Wonen. Zelf spreken ze liever over 'woongroepen'.)

(27)

TabeI3,l, WQnin~oo>en middelhQQ~bQuw type 2 kamerwoni ngen* 4 kamerwoni ngen* 5 kamerwoni ngen subtotaal gezinswoningen

1 persoons-HAT met zelfstandige voorz.

2 p-HAT idem

2 p-HAT met gemeenschappelijke voorz. 4 p-HAT idem

5 p-HAT idem

subtotaal HAT-woningen diversen

woningen voor gehandicapten

woningen t.b.v. Centraal Wonen

totaal code 2K 4K SK Z1 Z2 G2 G4 GS

* Er bestonden 2 typen 2kamer- en 2 typen 4kamerwoningen bron: GW-Zuidoost en bouwontwerp archi tect

aantal woningen 48 40 14 102 28 44 22 4 16

m

2 2 220 aantal eenheden 28 88 44 16 ~ 256 256

De overige 190 woningen worden ontsloten via een 300 meter lange binnenstraat, die op de tweede verdieping door het hele gebouw loopt, Deze binnenstraat is via zes trappehuizen en een lift voor iedereen vrij toegankelijk.

Aan de binnengang bevinden zich de toegangen tot de maisonettes op de eerste en tweede verdieping en tot de HAT-eenheden die zich op de tweede verdieping bevinden of zich over de tweede, derde en vierde verdieping uitstrekken,Tevens komt er een aantal trappen uit op deze gang, die toegang verlenen tot korte, 20 meter lange gangetjes op de derde verdieping, Aan deze korte gangen liggen weer de toegangen van een aantal tweekamerwoningen en HAT-eenheden,

3.1.3. De kosten van het wonen

De huuropbouw van de woningen in het middelhoogbouwblok is weergegeven in tabel 3,2, Naast elkaar gezet zijn de kosten bij de eerste oplevering najaar 1981 en in het jaar van de renovatie (1984, voor 1 juli).

Gemiddeld zijn de bruto huren per juli 1983 zo'n f1oo,- hoger dan in de Bijlmer hoogbouwflats, Bij de vorming van de corporatie Nieuw Amsterdam op 1 januari 1984 werd een huurverlaging voor de overige Bijlmerflats doorgevoerd. Deze gold met terugwerkende kracht tot 1 juli 1983, waardoor het bruto huurverschil met Hoptille vergroot werd tot ± f185,-,

(28)

Tabel 3.2. De kosten van het wonen

1981 1981 1-7-1983 1-7-1983

type netto bruto· netto bruto·

2K 415,- 562,85 435,75 602,70 435,- 592,30 456,75 624,30 4K 515,- 707,95 540,75 751,25 5K 570, - 766,80 598,50 842,15 Z1 245,- 344,00 257,25 371,35 Z2 330,- 457,80 346,50 503,80 G2 p.p. 165,- 230,90 173,25 248,95 G4 p.p. 148,- 199,25 155,40 226,20 G5 p.p. 148,- 190,45 155,40 223,55

*Oe bruto huren zijn inclusief kosten voor water en centrale verwarming en in 1983 ook voor schoonmaakkosten.

De 10,- voor de collectieve ruimte is in de tabel niet meegerekend.

bron: bewonersbrochure Hoptille, GWB-Oost (1981) en agendastuk raadsvergadering 11 septenber 1984 en voorbereidende probleennotitie

De netto huren van Hoptille waren op dat moment

f140,-

hoger. Naast de hoge netto huren waren er hoge servicekosten o.a. door het blokverwarmingssysteem, de lift en de schoonmaakkosten.

3.2. Sociale woonomgeving

3.2.1. De eerste bewoners

Hoptille is gebouwd als experimenteel project, waarbij een frisse en vernieuwende bouwstijl, integratie van verschillende leefstijlen en inspraak van toekomstige bewoners hoog in het vaandel stonden. Voor de Dienst Volkshuisvesting was dit uitzonderlijke project in oktober 1982 aanleiding om een schriftelijke enquete onder de bewoners te verspreiden. Nagegaan werd wie de eerste bewoners waren en waarom ze in Hoptille zijn gaan wonen. Uiteindelijk heeft 57 procent van de bewoners aan dit onderzoek meegewerkt. We maken er hier dankbaar gebruik van (Vinken, 1983).

Bij de introductie van de plannen voor Hoptille in 1976 was de belangstelling groot. Aanvankelijk toonden (volgens de GDV) zo'n 100 mensen interesse als toekomstige bewoner. Bewoner W. Oudman, reeds in een vroeg stadium lid van de inspraakgroep en één van de weinigen die nu nog in Hoptille wonen, heeft het over 50 à 60 insprekers tijdens de eerste vergaderingen. Mede door de lange voorbereidingstijd (zie 2.2.) vielen de meeste aspirant bewoners af, die belangstel-ling hadden getoond voor het geïntegreerd wonen project (de flat van Hoptille),

(29)

zodat er bij de oplevering te weinig gegadigden waren voor deze woningen. Van de inspraakgroep zijn er uiteindelijk slechts acht huishoudens in Hoptille komen wonen, ondanks de afspraken die gemaakt waren dat de leden van de inspraakgroep recht hadden op een woning. Sommigen waren de lange procedure beu, anderen hadden elders al woonruimte gevonden. De jongeren in de inspraakgroep hadden geen tijd om jaren op een woning te wachten, die ze op dàt moment nodig hadden. Voor anderen werd er concurrerende huisvesting gebouwd in de overloopkernen rondom Amsterdam, zoals in Purmerend, Hoorn, Lelystad en Almere. Bovendien ging Amsterdam in het begin van de jaren tachtig ook zelf weer meer binnen de eigen grenzen bouwen (zie 5.4.). De insprekers die wèl kwamen, kozen vooral voor een woning in de laagbouw, naast de twee projecten voor Centraal Wonen. Van de bewoners in Hoptille beschikte een groot deel, 64 procent, over een urgentiebewijs. Stadsvernieuwingsurgenten hadden volgens de toewijzingsregeling voorrang. Toch was hun aandeel gering: 5 procent.

Aan de hand van de vraag of bewoners op hun vorig adres zelfstandig woonden of inwonend waren, kan bepaald worden of de woningen aan doorstromers of starters zijn verhuurd. In Hoptille was 58 procent van de eerste bewoners doorstromer en 42 procent starter.

Meer dan de helft, 61%, behoorde tot de categorie één- en tweepersoons huishoudens terwijl 37% van de huishoudens uit gezinnen bestond.

Van de hoofdbewoners was de helft jonger dan 30 jaar, 30 procent tussen de 30 en 50 jaar, en 16 procent was 50 jaar of ouder.

Wat betreft de grootte van het huishouden en de woninggrootte naar aantal kamers voldeed de feitelijke woningbezetting bijna volledig aan de daarvoor bestemde normen van de, voor dit projekt nog geldende, "Woonruimteverordening 1978". Van het totaal aantal woningen was volgens de genoemde normen 8% onderbezet en 5% overbezet. Van alle gezinnen woonde 88% in een grote woning (4 of meer kamers), terwijl 60 procent in de laagbouw woonde. Van de 1- en 2-persoons huishoudens woonde 94% in de middelhoogbouw.

Wat betreft de leeftijd van de bewoners en de woonvorm voldeed de feitelijke woningbezetting maar gedeeltelijk aan de daarvoor gestelde normen. De HAT-woningen werden, zoals de bedoeling was, voornamelijk bewoond door jongere bewoners. De bejaardenwoningen daarentegen werden maar voor een deel bewoond door oudere bewoners, slechts 55% van de hoofdbewoners van deze woningen was ouder dan 50 jaar.

Van de hoofdbewoners in Hoptille had 52% inkomen uit werk, 11% was gepensioneerd, 32% had een sociale uitkering en 5% had een andere vorm van inkomsten.

(30)

Het inkomensniveau in Hoptille was laag; 46% had een inkomen beneden het minimum (f1450,-) en slechts 19 % had een modaal inkomen (f1850,-) of hoger. Van de alleenstaanden verdiende 55% minder dan het minimum; twee-persoonshuishoudens hadden vaker een inkomen tussen minimum en modaal en gezinshuishoudens hadden vaker een modaal inkomen of hoger.

Van alle bewoners ontving 49 procent individuele huursubsidie (IHS), ongeveer evenveel als het percentage IHS-ontvangers in de Bijlmermeer als geheel. In heel Amsterdam kreeg in 1982/83 van alle huurders 16 procent IHS (GDV, 1983, blz 28 en 181). Van zowel de bewoners met een inkomen beneden het minimum als met een inkomen tussen minimum en modaal ontving 60% huursubsidie in Hoptille.

Tabel 3.3. Herkomst bewoners Hoptille

Oude stad, Oud-West, Oud-Zuid en Oud OOSt

Nieuw-West, Nieuw-Zuid en Nieuw-Oost Noord Westelijke Tuinsteden Zuidoost buiten ~terdaM orUkend Totaal abs. 73 28 12 10 41 8 12 184 bron: Hoptille en Haardstee: de eerste bewoners, li>V, 1983

rel. 40 15 7 5 22 4

J..

100x

In tabel 3.3 is weergegeven uit welke stadsdelen de bewoners van Hoptille afkomstig waren. De meeste bewoners kwamen uit de oude stadsdelen, gevolgd door Amsterdam-Zuidoost en de nieuwe stadsdelen. Daarnaast blijkt dat de bewoners niet alleen vaak uit de oude stadsdelen, maar ook uit Amsterdam-Noord kwamen. Slechts vier procent was van buiten Amsterdam afkomstig. Dit kan wellicht verklaard worden uit het feit dat in Amsterdamse kranten reclame gemaakt is voor Hoptille.

De nieuwe bewoners gaven verschillende redenen op waarom ze verhuisd waren. De doorstromers noemden vooral grootte en kwaliteit van de vorige woning. Deze werd vaak als te klein en te slecht beoordeeld. Starters gaven als belangrijkste reden op het zelfstandig willen wonen. Met betrekking tot de vorige woonomge-ving waren de meest genoemde verhuisredenen lawaai en overlast van buren, de achteruitgang van de buurt, het niet kunnen buiten spelen van kinderen, wens tot verandering van woonomgeving en onveiligheid en criminaliteit.

(31)

Naast deze motivatie werden ook positieve faktoren van Hoptille genoemd als het aantrekkelijke woningtype, een benedenwoning, een aangepaste woning en een aantrekkelijke buurt.

Bij het zoeken naar een andere woning had 61 procent naar alternatieven in Amsterdam gekeken. Doorstromers hadden vooral belangstelling voor andere projekten in Amsterdam-Zuidoost en, zij het in mindere mate, voor Diemen-Zuid. Starters zochten meer in oude stadsdelen, de Westelijke Tuinsteden, Buitenveldert en de Bijlmermeer.

De groeikernen werden betrekkelijk weinig als alternatief genoemd. De reden om niet daar naar toe te verhuizen hield verband met de sociale en/ of economische binding met Amsterdam.

3.2.2. Sociaal beheer

Een van de doelstellingen bij het ontwerpen van het project Hoptille was het betrekken van mogelijk toekomstige bewoners bij de bouwen het beheer van de woningen. Dit resulteerde al in een vroeg stadium in een inspraakgroep (zie 2.1.). De deelnemers aan de inspraak kregen het recht een woning in Hoptille uit te kiezen, mits de woninggrootte op de huishoudensgrootte afgestemd was.

Voor de overige woningen in Hoptille gebeurde de woningtoewijzing volgens de toen in Amsterdam geldende verdelingsregels. Deze hielden in dat bij de eerste verhuur de normale meerkamerwoningen voor 90% door de Dienst Herhuisvesting toegewezen zouden worden, terwijl de overige 10% door de exploitant (het Woning-bedrijf) mocht worden verdeeld. De bijzondere woningen (o.a. woningen voor jongerenhuisvesting) zouden in overleg met daartoe geëigende instellingen (zoals HVO) en eventueel Herhuisvesting door het Woningbedrijf toegewezen worden. Voorts werd de intentie uitgesproken dat de bewoners van Hoptille medezeggenschap zouden krijgen in de criteria en de procedures volgens welke de toewijzing diende te gebeuren.

Voor de tweede en volgende verhuur zouden de normale woningen voor 50% door Herhuisvesting en voor 50% door de exploitant worden toegewezen, op deze manier zou doorstroming binnen het wooncomplex mogelijk zijn. De woningen voor jongerenhuisvesting zouden op dezelfde wijze als bij de eerste verhuur toegewezen worden.

In de praktijk echter werd ruim 70 procent van de woningen toegewezen door de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting en bijna 30 procent door het Gemeentelijk Woningbedrijf. Dit laatste is dus meer dan aanvankelijk was afgesproken.

In 1983 werd Amsterdam-Zuidoost tot geliberaliseerd gebied verklaard. Dit betekende, dat de huiseigenaren hun woningen zelf aan gegadigden konden toewijzen zonder tussenkomst van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting.

(32)

In een eerste interne notitie over verhuur-baarheidsproblemen in Hoptille wordt deze verruiming van moge-lijkheden tot inplaatsing

als een verbetering

gezien (notitie juni

1982). Het zou echter niet leiden tot minder leegstand.

Met de Vereniging

HVO was afgesproken

dat deze aan 22

personen woonruimte in de bijzondere huisvesting mocht aanbieden. HVO zou zorg dragen voor de begeleiding van deze mensen, onder meer daklozen en ex-delinquenten, die elders veelal moeilijk plaatsbaar waren. Het idee hierachter was dat zij in dit open gebouw gemakkelijk zouden kunnen integreren in de 'normale' samenleving.

Tevens droeg HVO verantwoordelijkheid voor een begeleid kamer-wonen project voor jongeren die nog niet zelfstandig konden of mochten wonen. Vijf jongeren werden zo in een groepswoning (type G5) geplaatst.

De overige 110 wooneenheden, al dan niet met gemeenschappelijke voorzieningen, werden merendeels door de Dienst Herhuisvesting toegewezen. Op de groepswoningen (G4 en G5) kwamen geen groepjes jongeren af, iets waar wel op gerekend was. Daardoor moesten de groepswoningen noodgedwongen per kamer verhuurd worden, waarbij iedere huurder gemeenschappelijke voorzieningen als toilet, keuken en douche moest delen met anderen.

Nieuwe huurders tekenden hun huurcontract op het kantoor van het GWB-Oost, in de Willem Beukelsstraat in Amsterdam Oost. Ze kregen de sleutels en een brochure mee over Hoptille. Verder hield de bewonersbegeleiding van het Woningbedrijf op. Opzichter J. Oudeman: "Mensen, die vaak niet bekend waren in Amsterdam, kregen een bos sleutels uitgereikt en er werd ze verteld op welke metrohalte ze moesten uitstappen. Hun huis en hun berging moesten ze zelf maar zien te ontdekken. En dat, terwijl Hoptille zo ingewikkeld in elkaar zat."

Het toezicht van het Woningbedrijf op Hoptille was minimaal. Door de grote fysieke afstand was het voor medewerkers van het GWB een hele toer om Hoptille te bezoeken. Andersom gold dat ook voor bewoners.

(33)

Er bestond geen apart spreekuur voor Hoptille. Het aanstellen van een huismeester is in de bouwvergaderingen wel op tafel gekomen. Gesproken werd van een combinatie met het zuidelijk van Hoptille gelegen complex Heesterveld, dat in de loop van 1982 opgeleverd werd. Het is er niet van gekomen. Enerzijds vanwege de kosten die dat meebracht (genoemd werd

een bedrag van f20,-per woning per maand, terwijl de huren toch al aan de hoge kant dreigden te worden). Anderzijds was er in Hoptille niet sprake van één woon-gebouw met één centrale toegang, zoals elders in de Bijlmermeer (notitie 1976).

In de oorspronkelijke plannen was een grote rol weggelegd voor een aktieve bewonerscommissie. Dit paste in het streven van de Dienst Volkshuisvesting naar een duidelijke medezeggenschap van bewoners (zie bijv.: notitie 1975).

In een door de Werkgroep Beheer van Hoptille, waarin bewoners medevertegenwoordigd waren, geschreven notitie uit 1976, lezen we als taken van zo'n commissie bijvoorbeeld: " ... bij burenruzies wordt veelal een beroep gedaan op de beheerder. De vraag is echter of het nou wel zo'n goede zaak is dat een 'huisbaas' zich bemoeit met deze onderlinge problemen tussen bewoners. Het lijkt verstandig als de bewonerscommissie bepaalt in welke gevallen een beroep op de huurovereenkomst moet worden gedaan. Wellicht kan de bewonerscommissie ook een bemiddelende rol spelen." Een soort scheidsrechter. Tevens is "voor de bewonerscommissie een taak weggelegd om de verwerking van (technische) klachten te bewaken. Evenzo zal deze commissie de aard en de wijze van schoonmaken bepalen, uiteraard met inachtname van de financiële mogelijkheden" (zie notitie 1976).

Over de organisatievorm van de bewonerscommissie zou in een later stadium meer duidelijkheid geschapen moeten worden.

De Werkgroep Beheer kwam door de problemen met de voorbereiding (zie 2.2.) pas in oktober 1980 weer bij elkaar, drie jaar na de vorige vergadering. "De fut bij veel van de oude insprekers was toen wel weg. Bovendien was de inspraakgroep zelf flink uitgedund", aldus bewoner W. Oudman.

(34)

- - - ---~

-Over een beheercommissie werd toen niet meer gerept, te meer omdat vanaf het begin al Hoptille niet zo goed liep als verwacht. Zo bleek bijv. niemand zich geroepen te voelen de binnengang schoon te houden.

Wel werd, volgens bewoonster A Lambalk, "tot twee keer toe een bewonersvereniging opgericht. Later vielen initiatieven daarvoor te snel uit elkaar door het grote verloop. Voor echte initiatieven ging het proces te sne1." In februari 1984 trad de laatste voorzitter, S. Hubbard, af en met hem de rest van het bestuur. Hij beklaagt zich over de passiviteit van zijn medebewoners. Op dat moment echter staat 'de Muur' al voor een groot deel leeg (Hubbard, 1984).

323. Bewoningsproblemen

Om een aantal redenen, waarop we in hoofdstuk 5 nader zullen ingaan, ontstonden in Hoptille reeds in een vroeg stadium bewoningsproblemen als leegstand, hoge doorstroming, betalingsachterstanden, veel weigeringen en een slechte beeld-vorming. Al deze ontwikkelingen stippen we in deze paragraaf aan.

Al vanaf·de oplevering bleek het moeilijk bewoners te vinden voor de woningen, en zo is er al vanaf het begin sprake geweest van leegstand. Van alle woningen in Hoptille was 66% binnen drie maanden verhuurd. Vooral de etagebouw bleek moeilijker verhuurbaar. Hiervan had 29% vier tot vijf maanden leeggestaan (met name RAT-woningen) en 12% zes maanden of langer (met name normale woningen) alvorens deze woningen voor de eerste keer werden bewoond (Vinken,

1983).

De hoogbouw van de flat Hoptille telde 317 woningen, waarbij alle eenheden geteld zijn (zie tabel 3.1.). Van dit aantal stonden in oktober 1983 er 90 leeg, oftewel 28 procent 1. Het betreft hier alleen de contractuele leegstand, dat wil zeggen, woningen waarvoor op dat moment geen huurcontract was afgesloten.

De leegstand nam echter snel toe onder druk van de steeds groter wordende problemen. In januari 1984 was het leegstandspercentage inmiddels opgelopen tot bijna 35%. Het Woningbedrijf sprak over een uit de hand lopende situatie: "Gezien de reacties van de nog aanwezige bewoners en de ervaring in andere flats in de Bijlmer dat boven de 30% leegstand de grens van beheerbare leegstand is over-schreden, moet voor de komende periode een verdere leegstand verwacht worden." (notitie jan. 1984). Vanaf toen ging het snel: begin juli stond 71 % van de woningen in de 'muur' leeg, dat wil zeggen, had officieel geen bewoner meer (idem). Niet-officiële bewoners waren er ook. Leegstaande woningen werden gekraakt door mensen die er maar één of enkele nachten sliepen. Een bewoonster over die

1. Uit: Hoptille, interne probleemnotitie GWB-Oost, december 1983. Deze notitie bevat gegevens over

leegstand, mutatie en huurschuld, welke in paragraaf 3.2.3. gebruikt worden.

(35)

r

periode: "Leegstaande woningen veroorzaakten krakers en vervolgens junks. Het was een soort sneeuwbaleffect. De krakers en de junks verhoogden de inbraak-gevoeligheid." Als het eventueel tot een ontruiming kwam, werd de nacht erop gewoon de volgende woning gekraakt. Dat dit niet bijdroeg aan een prettig woonklimaat mag duidelijk zijn.

De doorstroming in Hoptille was groot (zie figuur 3.2). Het aantalleegmeldingen in de periode februari 1983 -februari 1984 bedroeg 186. Op de 317 woningen en wooneenheden betekent dit een gemiddeld maandelijks verloop van 4,6%, op jaarbasis gemeten 55%. Een situatie waarin een zittende bewoner elk jaar aan beide kanten nieuwe buren krijgt. Uit de figuur blijkt tevens dat het aantal vertrekkers schommelde per maand, met een piek tegen de zomer aan en een stijgend aantal op het einde. Cijfers over 1984 waren niet meer te bemachtigen.

Fi~r 3.2.

Aantal leegmeldingen per maand

(februari 1983 - januari 1984) 32 28 ",,'0 ,---:-24 20

i

~

<-

r - - ~ .... '0 ';; r - - r

-F

'0 -;:; 16 ,---Ol ol ~ ,--- ~ 12 ' -0$> -, '0 8 .; <'\

-r:v

.Je

.

"

4 0

\e'\~'O":> ~ <," ,,<J."

é

'

"-fÇo \,;}\. ",,;}'I,,, ",e<J. 0 1j." 0'"

Ço /:,e

C \",\~'Ot>.

tijd

bron: notitie beheerproblemen flat Hoptille, GWB, februari 1984

In totaal werden er in 1983 73 woningen verhuurd, de rest werd niet verhuurd en droeg bij aan een oplopende leegstand. In de loop van 1984, toen de verbouwplannen definitiever werden, werd er gaandeweg steeds minder moeite meer gedaan door het GWB om nieuwe bewoners te vinden. Deze zouden er immers toch weer uitmoeten bij de renovatie. De huurderving voor het Woningbe-drijf, die dat met zich bracht, wordt besproken in paragraaf 4.2.

(36)

In de eerste drie kwartalen werden zodoende slechts zes nieuwe huurcontracten afgesloten, waarvan twee voor de 28 benedenwoningen, die bij de renovatie niet ontruimd hoefden te worden. Tijdens de verbouwing wisselden alleen nog de tweekamer-benedenwoningen van huurder. Dit ging in een flink tempo: vijf in het laatste kwartaal van 1984 en zes in het eerste van 1985.

Het verloop verschilde per woningtype. In figuur 3.3 is de situatie eind december 1983 weergegeven. Door het aangeven van het opeenvolgende aantal huurders per woning, uitgezet op het totaal aantal woningen, is een inzicht mogelijk in het verloop per woningtype. De 'gewone' woningen, links in de figuur, hadden een relatief hoge bezetting, met 'slechts' 20% leegstand. De éénkamer-Hat-woningen (Z1) en de groepswoningen met gemeenschappelijke voorzieningen (G2 en G5) kenden een lage bezetting. Hier bedroeg de leegstand ongeveer 40%. Het grootste verloop trad op bij de Z1, Z2 en de G2, aldus een notitie van het Woningbedrijf (dec. 1983). In aanmerking nemend dat de woningen in december 1983 pas anderhalf jaar in gebruik waren, is het verloop in alle types groot te noemen.

Fi~ur 3.3.

Verloop Hoptille per woningtype. per 31-12-1983

leegstand Ie huurder

[ZZZJ

90

-Het totaal aan lal woningen per type is boven elke kolom vermeld

bron: notitie belfoningsproblemen Hoptille, GWB, februari 1984

2e huurder 3e huurder

(37)

I

Een ander kenmerk dat duidt op bewoningsproblemen is de aanwezigheid van huurachterstand. Huurachterstand, of huurschuld, treedt op als bewoners te laat hun huur betalen. Dit is in tabel 3.4 weergegeven.

Tabel

3.4.

betal ing normal. te laat* w. > 1 nn:I w. > 3 nncI w. > 12 nncI Huurachterstand in Hoptille (aantallen vorderingen) 1982 (&bs.) (rel.) 153 33X

totaal aantal debiteuren

304 (222) (~) (-) 457 67X (73X) (.) (- ) 100x * aan eind van de maand hwr nog niet betaald

1983 (&bs.) (rel.) 89 455 (367) (315) ---1190 ) 544 16X 84X (81X) (69X) (42X) 100%

bron: Hwrstandenoverzicht Woningbedrijf Oost, per 31·12-1982 en per 31-12-1983

Tabel 3.4 heeft betrekking op het aantal mensen waarvan het Woningbedrijf geld te vorderen had (dat zijn er meer dan het aantal huurders; ook vertrokken huurders met schuld die (nog) niet als oninbaar is afgeboekt, tellen mee).

Uit de tabel blijkt dat het merendeel van de huurders niet op tijd de huur overmaakte. In 1982 deed één derde dat nog, in 1983 betaalt minder dan één op de zes bewoners tijdig. Ter vergelijking cijfers van het gehele Woningbedrijf-Oost, waar Hoptille in die jaren onder viel. De huurachterstand bedraagt in 1982 daar 8%, een jaar later is deze gestegen tot 13%. (GWB-Oost, 1983, blz. 8).

Het grootste deel van de huurders valt niet onder de groep te scharen, die wat laks met betalen genoemd kan worden. Eind 1982 heeft drie kwart van de mensen met een huurschuld deze langer dan één maand uitstaan. Over 1983 is dit nog meer, uit de tabel blijkt dat bijna 70 procent van de mensen met schuld een rekening heeft van meer dan drie maanden. Van deze laatste groep heeft zelfs 60 procent, ofwel 42% van alle laatbetalers, een rekening lopen van meer dan een jaar. (Voor 1982 is dit cijfer uiteraard niet van toepassing, omdat Hoptille toen nog geen jaar bewoond was.)

De hoogte van de schulden varieert sterk: van enkele guldens (overigens niet onder huurschuld in de tabel meegeteld) tot een bedrag van bijna f20.ooo,-.

Alle problemen samen maakten dat Hoptille al spoedig een slecht imago kreeg, met name binnen de Bijlmermeer. Een slecht beeld bij het publiek is funest voor een

(38)

Hoptille een mislukking', en 'Hoptille werd verzamelplaats van problemen,2 en eerdere negatieve berichtgeving over schietpartijen en invallen door de politie deden de verhuurbaarheid van Hoptille vanzelfsprekend geen goed.

De slechte verhuurbaarheid kwam ook tot uiting in het aantal weigeringen. Reeds medio 1982, dus enkele maanden na de oplevering, verscheen een notitie van de afdeling Bewonerszaken van het GWB waarin de verhuring van bijna alle woningtypes in de flat ronduit slecht genoemd werd (notitie juni 1982). Veel woningen werden geweigerd, enkele weigeringsgronden waren:

1. De manier waarop de middelhoogbouw was gebouwd (zie 3.1.2.) 2. De woningen waren te duur (zie 3.1.3.)

3. Omgeving beviel niet (zie 3.1.1.)

4. De groepswoningen, HAT-eenheden met gemeenschappelijke voorzieningen, vergden te veel tolerantie van de bewoners onderling (zie hoofdstuk 5). Over het aantal keren dat een woning aangeboden moest worden, voordat deze geaccepteerd werd, zijn helaas geen cijfers meer voorhanden.

2. Enkele titels uit een rij. Deze stonden in: Weekmedia( een buurtkrant voor de hele Bijlmer)

Cytaty

Powiązane dokumenty

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and

Experiments in which nitrate depletion occurred showed that elemental sulfur could be used both as electron donor (oxidation to sulfate) and as electron acceptor (reduction

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

The following Table 2 presents histograms showing the distributions of particular elastic parameters including Pois- son’s ratio (ν), Young’s modulus (E), shear modulus (G) and

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

Method used: the linear regression analysis (the least squares method) of mean central values of the statistically grouped data. set: ( w/t ;

ZUBIK M ałgorzata: Zła passa trw a: zw olnienia w toruńskich zakładach.. W oj­ ciech Rom