• Nie Znaleziono Wyników

Proefafschuiving Auvergnepolder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Proefafschuiving Auvergnepolder"

Copied!
23
0
0

Pełen tekst

(1)

I

I

I

B5S.18

PROEFAFSCHUIVING

AUVERGNE-POLDER

84.8!

(2)

Wilhelminasingel 92 Postbus 3106, 6202 NC Maastricht Tel. (043) 1 41 85 telex 56615 i.g.f. Croeselaan 247 Postbus 5071, 3502 JB Utrecht Tel. (030) 94 58 41 telex 70125 i.g.f.

(3)

raadgevend ingenieursbureau lid ONRI terretnonderzoek laboratoriumonderzoek geodesie NOTITIE

Betreffende een proefafschuiving van een dijk in de Auvergnepolder nabij Tholen.

OPDRACHTGEVER VAN DEZE NOTITIE

Centrum voor Onderzoek Waterkeringen 's Gravenhage; werkgroep 3 van het TAW.

OPDRACHTGEVER VAN DE PROEFAFSCHUIVING

Rijkswaterstaat, Deltadienst te ,'s .Gravenhage,

UITVOERING VAN DE PROEFAFSCHUIVING

Laboratorium voor Grondmechanica te Delft.

BIJLAGEN;

nr. 1 Lokatie stabiliteitsproef. 2 Impressie stabiliteitsverlies. 3 Grondlagenschematisatie.

4 Glijvlakberekeningen volgens de lamellenmethode. 5 Ontworpen profiel proefdijk.

6 Voortgang cutterzuiger, opgetreden afkalvingen, afschuivende moot (alle bovenaanzichten).

7 Deformatiemeting van de proefdijk. 8 Opmeting na de afschuiving.

9 Voorbeeld van een stabiliteitsberekening ter bepaling van een kritieke veiligheidskoefficiënt.

(4)

1. INLEIDING.

In het kader van de aanleg van de Schelde-Rijnverbinding werden in 1971 nabij Tholen in de provincie Zeeland bagger-werkzaamheden in de Eendracht uitgevoerd ten behoeve van een bochtafsnijding door de Auvergnepolder.

Deze bochtafsnijding werd gerealiseerd door in de polder, langs het toekomstige kanaaltracé, nieuwe hoogwaterkeringen aan te leggen, waarna de bestaande bedijkingen terplaatse van de kanaalingangen kondenworden weggegravenDe lokatieschets bijlage nr. 1 geeft een beeld van de plaatselijke situatie.

Tijdens de bouw van de nieuwe hoogwaterkeringen in de polder trad een omvangrijke afschuiving op bij het zandspuiten. De toendertijd gehanteerde stabiliteitsvoorspellingen voor de bouw van dijken waren gebaseerd op de Methode Hoogenboom, de Methode verbeterde Hoogenboom en de Methode Bishop. De

schuifweerstandseigenschappen werden in die tijd bepaald in het celapparaat aan grondmonsters gestoken met de Begemannboring

<t> 65 mm. Voor het onderzoek van rivier- en zeedijken, en dus

ook in de Auvergnepolder, werd veelal de Normale Celproef toe-gepast. Voor het kadenonderzoek werd gebruik gemaakt van een Meerdere malen gekonsolideerde Celproef. Over een nadere be-schrijving van de methodieken later meer.

De verantwoordelijke ontwerpers vonden het van belang de be-trouwbaarheid van de gebruikelijke geotechnische aanpak te toetsen. De door te graven bedijking in de Auvergnepolder leek hiertoe een voor de hand liggende reeële mogelijkheid te bieden.

Op 24 november 1971 om 13.35 uur had de proefafschuiving bij laagwater plaats. De foto van bijlage nr. 2 geeft een impressie van het stabiliteitsverlies. Het rekenkundig ontworpen profiel, waarbij tijdens laagwater stabiliteitsverlies moest gaan optre-den, bleek inderdaad te bezwijken. De dijk verdween in enkele tientallen seconden onder het wateroppervlak van de Eendracht. Op initiatief van Rijkswaterstaat afdeling Deltadient, met medewerking van het Bouwbureau Schelde-Rijnverbinding, is deze

proef op ware schaal verwezenlijkt. Het grondonderzoek in het veld, alsmede de instrumentatie van de proef in het terrein, werd

door het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft verzorgd. Ook de glijvlakberekeningen zijn door dit Laboratorium met behulp van mankracht uit Rijkswaterstaat uitgevoerd.

datum typ. order nr blad

(5)

Het voor de proef noodzakelijke baggerwerk werd in opdracht van het Bouwbureau door van Oord-Utrecht verzorgd.

Een bijzonder woord van erkentelijkheid moet worden gericht aan een aantal studenten van de T.H.-Delft, afd. Civiele Techniek. Door hun enthousiasme en grote inzet kon de proef succesvol worden afgesloten. Vooral de Heren Bouwmeester, Roelofsen, Roosendaal, Smink en Terpstra moeten worden ge-noemd voor het doen van de waarnemingen op het dijkvak onder zeer slechte weersomstandigheden, zowel overdag als 's nachts. De opdracht voor het schrijven van deze notitie werd door het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen verstrekt aan Ir. H. Pachen van het Instituut voor Grondmechanica en Funderingstechniek

te Utrecht, ten tijde van de hier beschreven in situ proef projektingenieur bij het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft.

datum typ order nr blad

(6)

2. BODEMOPBOUW EN SCHUIFWEERSTANDSEIGENSCHAPPEN.

De grondlagenopbouw terplaatse van het gekozen proefvlak is op bijlage nr. 3 schematisch weergegeven.

De schematisatie w a s gebaseerd op het hiernavolgende grond-onderzoek :

- druksonderingen met plaatselijke wrijvingsmetingen.

- kontinue kousboringen 0 29 mm.

- kontinue Begemann-boringen 0 65 mm.

- vinproeven (vane-tests).

- klassifikatie- en schuifweerstandsproeven op representatieve grondmonsters in het laboratorium.

- registratie van de buitenwaterstanden.

- registratie van de poriënwaterdrukken in de dijk.

In de tabellen 1 t/m 4 zijn de grondeigenschappen verder in detail gepresenteerd.

Tabel 1. Grondlagenopbouw proefvak

Laag nr. I II III IV V VT Hoogteligging van de laag t.p.v. kruin dijk t.o.v. N.A.P. 5.8 m+- 4.9 m+ 4.9 m+- 2.5 m+ 2.5 m - 3.6 m 3.6 m -4.4 m 4.4 m~- 9.8 m~ 9.8 m~en dieper Grondsoort klei,zandhoudend zand

klei, met veelal dunne zandlaagjes

veen

klei, met veelal dunne zandlaagjes

zand, vast gepakt

% MPa 0.7 1.2-5.0 0.5-1.5 2.0 0.6-1.5 > 10 Yn "kN/m3 16.0 17.0 17.0-17.5 (18.5) 10.3 16.5-17.0 (18.0) 20 w • % -40-45 (29) 320 48 -f

% 'V

-33.4 (14.7) - 15.6-11.6 -1C ' n w i konusweerstand. nat volumegewicht.

watergehalte in gewichtsprocenten van de droge stof.

placticiteitsgrens. datum Mei 1985 typ HV order nr 8 4 . 8 5 6 blad 4

(7)

.Tabel 2. Schuifweerstandeigenschappen bepaald met de Normale Celproef. Laag nr. . I II III * IV V * VI

0

(graden) 25 31 25-28-27 28 21-24-35-21 — c (kPa) 4 2 6-3-4 18 9-4-0-5 —

Tabel 3. Schuifweerstandeigenschappen bepaald met de Meerdere malen gekonsolideerde en gemohrde Celproef.

Laag nr. I II III* IV V VI

0

*u (graden) 22 31 22-28-21 28 21-22-35-21 — c (kPa) 9 2 10-3-11 18 9.5-9-0-6 —

Tabel 4. Schuifweerstandeigenschappen bepaald met de CU Triaxiaal-proef, uitgevoerd mer de multiple stage procedure.

Laag I II III IV V VI nr.

0

*u (graden) 32 38 34-37-35 28 21-36-38-30 -c (kPa) 4 0 4-6-3. 18 950 -7 5 datum Mei 1985 typ. HV order nr blad 84.856 5

(8)

0 = Hoek van inwendige wrijving (uiterste waarde) bepaald met de spanningspunten waarvoor 01/03 maximaal is. c = Kohesie bepaald met de spanningspunten waarvoor 01/03

maximaal is. .

* = Eenvoudigheidshalve zijn deze zones van het dijkprofiel in deze notitie als één laag aangeduid. De berekeningen zijn echter uitgevoerd met de aangegeven verschillen in schuifweerstandseigenschappen. De gevonden verschillen zijn toe te schrijven aan een variatie van het zand-gehalte.

De schuifweerstandsproeven zijn volgens de normaal in de

ingenieurs praktijk gehanteerde normen uitgevoerd. Schematisch zijn de procedures in de figuren 1 t/m 3 nog nader verduidelijkt.

De afschuifsnelheid van de CU triaxiaalproeven bedroeg 3% van de hoogte van het monster per uur. Tijdens de proef is een konstante poriënwaterspanning aan de rand van het monster, de zogenaamde "backpressure", gehandhaafd van 100 kPa.

m1

f ,= grootste,respektievelijk ' kleinste,hoofdspanning •*•— = totaal: spanningspad •*--= effektief spanningspad

f ig.1 Spanningspad Normale Celproef .

datum Mei 1985 typ. HV order nr 8 4 . 8 5 6 blad 6

(9)

m1

2a, 3a

't ""t " t fig. 2 Spanningspad Meerdere malen

gekonsolideerde en gemohrde Celproef.

k, k' = konsolidatie fase cel-proef voor het totale, respektievelijk het effektieve, spannings-pad.

m, m' = mohrfase celproef voor het totale

,respektieve-lijk het effektieve spanningspad. o - terreinspanning e = vertikale deformatie fi g 3 Spanningspad CÜ Triaxiaalproef met "multiple stage" procedure.

De waterstand in de Eendracht varieerde in de proefperiode tussen globaal 2.0 m + N.A.P. tijdens hoogwater (H.W.) en 2.0 m ° - N.A.P. tijdens laagwater . (L.W.). De porienspanningen in de dijk volgden de buitenwaterstand vrij direkt met weinig faseverschuiving maar wel met een aanzienlijke demping.

- Voor het grondlagenpakket tot 7.8 m - N.A.P. varieerden de water-spanningen in de dijk tussen 0 . 3 m + e n 0 . 7 m + N.A.P.

- In het grondlagenpakket tussen 7.8 m - N.A.P. en 9.8 m - N.A.P. tussen 0.1 m + en 0.9 m + N.A.P.

In het diepe zand beneden 9.8 m N.A.P. tussen 1.0 m + en 1.0 m -N.A.P. datum Mei 1985 typ. HV order nr 8 4 . 8 5 6 blad 7

(10)

3. BESCHRIJVING VAN DE BEREKENINGSMETHODEN.

De gebruikten methoden van stabiliteitsberekening zijn alle gebaseerd op het bezwijken van een grondmassief volgens een cirkel-cylinder. De algemeen geldende evenwichtsvergelijkingen, voor vertikaal-horizontaal- en momentenevenwicht, worden meer of minder streng toegepast. Ze worden vaak glijvlakberekeningen genoemd.

In de berekeningsaanpak wordt de cirkel-cylinder veelal verdeeld in vertikale lamellen. Het voordeel van de lamellen-aanpak ten opzichte van de evenwichtsbepaling van de gehele afschuivende moot bestaat hierin dat ook profielen met een heterogene bodem-opbouw en een ingewikkelde geometrie gemakkelijk met behulp van een rekenmachine kunnen worden doorgerekend. Zie ook bijlage nr.4. Geen van deze berekeningen beschouwt de vervorming van de

af-schuivende grondmoot. Omdat het stabiliteitsprobleem in feite statisch onbepaald is, zouden de vervormingen . • in de oplossing moeten worden betrokken ter bepaling van het krachtenspel. Omdat dit niet gebeurt zijn alle glijvlakbereke-ningsmethoden slechts benaderingen van de werkelijkheid.

Ook bij de berekeningen waarbij aan alle evenwichtskondities wordt voldaan, is een aanname noodzakelijk. Veelal wordt deze

gevonden in een algehele verwaarlozing c.q. een gedeeltelijke verwaarlozing (b.v. de vertikale komponent) van de krachten werkend op de vertikale lamelscheidingen.

Bij de Methode Hoogenboom worden alle krachten op de vertikale -lamelschedingen verwaarloosd/ d.w.z.rx• . - X en E•• .-• - E

L 3 ,n+1 n • n+1 n

worden nul gesteld. De oplossing wordt vervolgens verkregen door IM= 0 en EV= 0 te stellen. Het horizontale evenwicht, ZH= 0, wordt niet in beschouwing genomen.

De Methode Verbeterde Hoogenboom verwaarloost eveneens de

resulterende inter-laminaire-krachten, maar voldoet vervolgens wel aan het momenten-,het vertikaal-,en het horizontaal evenwicht.

Bij de Methode Bishop wordt de resulterende vertikale komponent van de kracht tussen de lamellen gelijk nul gesteld, en wordt verder met de resterende krachtverdeling voldaan aan de 3 evenwichtsvergelijkingen.

Bij de uitgebreide Bishop Methode of de Methode Spencer, worden voor de krachten tussen de lamellen verdere aannamen gedaan.

Zo kan b.v. worden verondersteld dat de inter-laminaire krachten evenwijdig lopen, ofwel kan de ligging van een druklijn in de afschuivende moot worden aangenomen. De praktische winst blijft bij deze methoden echter beperkt tot een enkele procenten hogere yeiligheidskoëfficiënt. Voor de praktijk is dit niet meer van

belang, mede gezien de sterk toenemende bewerkelijkheid van de rekenprocedures en het feit dat ook deze zeer verfijnde oplos-singen toch benaderingen van de werkelijkheid blijven.

datum typ order nr blad

(11)

4. ONTWERP EN INRICHTING PROEFVAK.

Gekozen werd voor een proefvaklengte van 40m'. Om de randeffekten te reduceren werden aan weerszijden van het proefvak vertikale sleuven vanaf de kruin op 5.8 m + N.A.P. tot 2.5 m + N.A.P.

(0.5 m boven H.W.) gegraven.

Met behulp van oriënterende glijvlakberekeningen werd een

dwarsprofiel ontworpen dat bij hoog water nog voldoende stabiel moest zijn en bij vallend water, bij voorkeur bij L.W.,moest

bezijken. Het ontworpen profiel is op bijlage nr. 5 getekend. De noodzakelijke aanpassingen van de bestaande hoogwaterkering werden het eerst boven water gerealiseerd met een dragline, waarna met behulp van een cutterzuiger het voorland is weggebaggerd in een zodanig tempo en geometrie van baggersneden dat tijdens H.W. het ontworpen profiel werd bereikt.

Dê plaatsbepaling van de baggersneden in het proefvak is doormiddel van een pikettehmarkering verzorgd. Tevens werden

regelmatig peilingen met behulp van een peillood dwars op het proefvak uitgevoerd ter bepaling van de steilheid van het onderwatertalud.

De verplaatsing .: van de dijk kon met behulp van een aantal meet-draden worden gevolgd. De meetpunten op de kruin en talud zijn

op bijl. nr.7 aangegeven. De registratie van de verplaatsingen gebeurde aan de' achterzijde van:het proefvak in 3 raaien.;

De waterspanningen in de dijk zijn tijdens het in profiel brengen en de afschuiving gemeten met elektrische waterspanningsmeters van het type T.P.D. in de gebieden waar de poriënwaterspanning naar verwachting positief bleef na het ontgraven, en met

behulp van Bourdon manometers waar negatieve waterspanningen

werden verwacht. De lokatie van de meters is ook in bij lage nr.9, wat betreft de middenraai,aangegeven. De meters zijn in 3 raaien

-noord, midden en zuid - geplaatst doormiddel van sondeerappara-tuur, waarbij de sondeerbuizen na het op diepte brengen zijn

getrokken en de gaten werden opgevuld met bentoniet-cement. Deze meters zijn 4 en 5 dagen voor de afschuiving aangebracht. De registratie vond naast het proefvak plaats doormiddel van handaflezingen met een frequentie van 1 maal per 30 min. tot maximaal 1 maal per 5 min..

Voor de bepaling van de plaats en de vorm van het glijvlak werden vanaf de achterkant van de dijk dunne P.V.C, -buizen onder verschillende helling ingebracht. Door de afschuivende grondmoot zouden deze moeten knikken of afbreken.

datum typ order nr blad

(12)

Het proefvak werd verlicht met halogeen armaturen met een vermogen van 8000 Watt. Hierdoor konden de metingen ook 's nachts worden voortgezet en kon vanaf de nieuwe brug over de Eendracht elke kenmerkende fasen van de proef doormiddel van film en foto

worden vastgelegd.

Na de afschuiving werd de boveribegrenzing van het afgeschoven profiel ingemeten met behulp van een profiel-waterpassing en onderwater peilingen. Deze metingen zijn ook in 3 raaien uitge-voerd en wel 1 dag na de afschuiving.

datum - typ order nr blad

(13)

5. BESCHRIJVING VAN HET WAARGENOMEN STABILITEITSVERLIES.

Op bijlage nr. 6 is een bovenaanzicht van het proefvak getekend met hierin aangegeven de opeenvolgende baggersneden van woensdag-ochtend 24 november 1971. Tijdens hoogwater om 7.00 uur kwam

de laatste baggersnede in het proefvak gereed en was het ontworpen profiel gerealiseerd. Het profiel bleef verder bij een dalende buitenwaterstand visueel stabiel, totdat vanaf 12.15 uur afkal-vingen begonnen op te treden (zie figuur) en om 13.35 uur duide-lijk was waar te nemen dat de dijk afschoof.

De gemeten verplaastingen zijn in bijlage nr. 7 gepresenteerd. De eerste deformaties werden met dit meetsysteem om 12.15 uur waargenomen. De deformatiesnelheid bleef tot 13.00 uur vrij konstant, waarna een versnelling in de beweging gaat optreden. Als tijdstip van bezijken is in alle berekeningen 12.15 uur aangehouden. Hierbij is verondersteld dat de belastingstoestand behorend bij deze beginnende deformatie een volledige afschuiving gaat veroorz'aken. Het op dat tijdstip aanwezige dijkprofiel,

poriënwaterspanningen en buitenwaterstand werden in berekeningen ingevoerd ter bepaling van de kritieke veiligheidkoefficiënten.

De profilering met de zuiger begon op woensdag 24 november

2.30 uur. Vanaf dat tijdstip daalde de gemiddelde waterspanning in de dijk van 0.5 m + N.A.P., amplitudes 0.4 en 0.8 m, tot gemiddelde waarden van 1.0 m - N.A.P., amplitudes 0.75 m en eveneens in fase met het getij, ten tijde van het afschuiven. Tijdens de af schuiving- die van .d.2. 15vuur tot 13.35 uur duurde ...

liepen de waterspanningsmeters- in het grondlagenpakket tussen 6.0 m - en 10.0 m - N.A.P. weer langzaam en geleidelijk omhoog. De opmetingen van het afgeschoven profiel zijn op bijlage nr.8 weergegeven.

De vorm van het glijvlak kon enkel tot een niveau van 0.5 m + N.A.P. nauwkeurig worden gevolgd. Het voorziene meetsysteem van P.V.C.-buizen bleek niet te werken.

De afgeschoven moot grond had een zo geringe vastheid dat de buizen niet afbraken of wezenlijk vervormde.

datum typ. order nr blad

(14)

6. KONKLUSIES.

Uit de resultaten van de afschuifproef zijn voor een aantal verschillende glijvlakberekeningsmethoden de kritieke veilig-heidskoef f icienten bepaald,, en wel bij toepassing van respek-tievelijk Normale Celproeven, Meerder malen gekonsolideerde Celproeven en Triaxiaalproeven voor de vaststelling van de

schuifweerstand.

De resultaten zijn vermeld in onderstaande tabel nr. 5. Tabel nr. 5. Kritieke veiligheidskoefficienten voor de

stabiliteitsproef. Normale Celproef Meerdere malen gekonsolideerde Celproef. Triaxiaalproef CU, multiple stage

Methode Hoogenboom 0.81 0.85 0.87 Methode verbeterde Hoogenboom 0.83 0.36 1.03 Methode Bishop 0.34 0.39 1.03

Opm.: Wanneer de veiligheidskoeffieiënt voor een bepaalde

aanpak groter is dan de kritieke koëfficiënt dan is de dijk stabiel, wanneer de veiligheidskoefficiënt kleiner of

gelijk is, dan is de dijk instabiel.

Uit de berekeningen blijkt dat de beste resultaten worden bereikt door. de kombinatie Bishop of verbeterde Hoogenboom

en Triaxiaalproef. De Normale Celproef geeft een ca. 15% te lage waarde voor de veiligheidskoefficiënt. Toepassing van de methode Hoogenboom (niet verbeterd) is niet aan te bevelen.

Bij de bepaling van de kritieke veiligheidskoefficienten is rekening gehouden met de randeffekten. De invloed op de veiligheidskoefficiënt werd rekenenderwijs vastgesteld op 7%. Of de vorm van het glijvlak overeenstemde met de in de bereke-ningen aangenomen cirkel-cylinder kon jammergenoeg niet worden vastgesteld omdat het hiertoe, geïnstalleerde meetsysteem

faalde. datum Mei 1985 typ. HV order nr 8 4 . 8 5 6 blad 12

(15)

I

9l

1

L E G E N D A

I

I

I

I

V middclzware sondering ®continubormg 29mm f

I

I

I

(16)

•^«^v?^tóSfè-> '"^^^^^^r^^^^sMjM^^A

6?»-,

(17)

klei/zandlaogjes. klei/veenhoudend klei/dunne zandlaagje plaatselijk zand-klei/veenhoudend dunne zandlaaqies. 10 O 25 kg / c m2 Bijlage 3 GrondlagenschematisaCie 5 0 legenda zand veen klei 25 A = continu boring 29 mm B= «. .. 65 mm C = middelzware sondering W7v\ schelpen 25 5 0

(18)

n

(19)

WO*--200*-Jt

2 0 0 - *

A00--

(20)

E £ CM groen wi t b lauw rood geel c 0) •o BOVENAANZICHT PROEFVAK OPM.

MATEN LANGS TALUD GEMETEN

Uitvoering proefafschuiving : 24-11-1971

Bijlage 6 Voortgang cutterzuiger, opgetreden afkalvingen, afschuivende moot ( alle bovenaanzichten ) .

LEGENDA p i k e t t e n 2.30tijdwaarnenjii ng (uur)

o:

<

2:

weggegraven deel van het voorland ( opeenvolgende baggersneden ) .

afkalvingen van 7.00 uur -13.00 uur

(21)

E u O Z 4 10 $ 5 -42 BOVENAANZICHT 12.30 -TIJD IN UREN 24-11-71 13 13.30 O .6 0 5 © 4 © 3 © -2 0 1 EENDRACHT O = MEETPUNT

(22)

PROFIEL MIDDEN N . A .P.

o o

§ _ ^

^—.?— —t o in o " •" o o 1 - • o n \ \ / / / / ƒ 1 1 1 '—••=•—.••»•''-/ / ƒ / / / s

•„ 8 8

o o g H-^ * f\ m o S~ n q o »• o 9 ^

- profiel voor afschuiving profiel na afschuiving A S « *

-JLJ

-o , o / 16 5

(23)

VEILIGHEIDSCOEFFICIENTEN VOLGENS METHODE BISHOP O o o o 1 o lD 4> 1 Oin * GRONDEIGENSCHAPPEN - 2 0 5 0 -17 50 -1600 -1400 2150 r T215O rT2000 f 2006" r

Resultaten snelle celproef.

-10

Bijlage 9 Voorbeeld van een stabiliteitsberekening ter bepaling van een kritieke veiligheidscoëfficient

| gebied afschuitcirkel £2222 klei

veen

waterspanningsmeter k r i t i s c h e cirkel

Cytaty

Powiązane dokumenty

Odpowiednikami toruńskimi tych m ece­ natów były 3 główne lecznice: Publiczny Szpital Miejski - pozostają­ cy pod zarządem miasta, szpital Dobrego Pasterza -

Kwalifikując tekst do danej klasy trudności, Jasnopis wskazuje miejsca trudniejsze i wyraźnie trudniejsze od reszty tekstu (w aplikacji edytowane odpowiednio czcionką w

Ponadto funkcja domowej przestrzeni zmienia się w trakcie niektó- rych filmów, także w związku z polskim imigrantem: na przykład w kilku przypadkach „holenderski dom” staje

Ainsi, nous reconnaissons dans ce conte non seulement les idées reçues signalées par Flaubert dans son Dictionnaire : « Anglais : tous riches » ; « An- glaises

Temat ten nie był dotychczas podejmowany; jedy­ nie w ramach poszczególnych nauk poruszano niektóre związane z nim proble­ my 4 Potrzeba opracowania tematu jest

W nowszych badaniach, także właśnie w tych, k tóre prowadzili i prowadzą autorzy omawianej książeczki, przyjmuje się nieco inny punkt wyjścia i posługuje innymi źródłami,

Wszystkie te decyzje ---nie poprawiają trwale poziomu życia społeczeństwa miejskiego, jednak zdają się rozluźniać atmosferę w Bukareszcie, a ludzie wydają się mniej

Inny rozmówca stwierdził, że nie byli przywiązani do ziemi, którą otrzymali, ważne były dla nich inne wartości: wszyscy przesiedleńcy poszli do miasta, że byli mądrzejsi