• Nie Znaleziono Wyników

Onderzoek muskusratten: Inundatieschade en preventiemaatregelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek muskusratten: Inundatieschade en preventiemaatregelen"

Copied!
53
0
0

Pełen tekst

(1)

ONDERZOEK MUSKUSRATTEN

-INUNDATIESCKADE EN PREVENTIEVE MAATREGELEN

S-72.029 - III

Centrum voor Onderzoek Waterkeringen Werkgroep 11

juni 1984 • R1863

(2)

2. Kenmerkende dwarsprofielen boezemkade Zuidplaspolder 3. Maaiveldhoogtes Zuidplaspolder

4. Stabiliteit binnentalud boezerakade 5. Stabiliteit buitentalud boezemkade 6. Te treffen maatregelen na kadebreuk 7. Gewasschade in de akkerbouw

3. Schade aan grasland

(3)

1. INLEIDING

De veiligheid van de door waterkeringen beschermde gebieden in Neder-land wordt de laatste twintig jaar in toenemende mate bedreigd door de graverij van de muskusrat. Ondanks de uitgevoerde bestrijding blijft het aantal schadegevallen in waterkeringen groeien.

De behoefte tot relatering van de kosten van muskusrattenbestrijding aan het risico en de ermee verband houdende schadebedragen ten gevolge van de graverij door de muskusrat doet zich steeds sterker voelen. On-dermeer met deze opdracht is werkgroep 11 "Onderzoek muskusratten" van de Technische Advieskommissie voor de Waterkeringen (TAW) in het leven geroepen.

Het risico van een doorbraak bij graverij is niet voor alle typen wa-terkeringen even groot. Uit een door de werkgroep in 1981 uitgebracht rapport "Invloed van de graverij van muskusratten op waterkeringen" (1) blijkt dat de gevolgen van de graverij het grootst kunnen zijn bij waterkeringen die relatief klein van omvang zijn, in vergelijking met de hoeveelheid grond die door de muskusrat kan worden verzet. Omdat in het algemeen de boezemkade tot dit soort waterkeringen behoort, zal het risico van een doorbraak het grootst zijn voor gebieden die door deze kaden worden beschermd. In dit rapport wordt nagegaan welke de konsekwenties kunnen zijn van de graverij door de muskusrat, in de boe-zemkade van de Zuidplaspolder in het Ringvaartdistrict binnen het Hoog-heemraadschap van Schieland. Deze polder is voor een groot deel in bruik als agrarisch gebied. Een kadedoorbraak zal in een dergelijk ge-bied schade veroorzaken welke qua aard en omvang afhankelijk is van het seizoen. Mede om deze reden en omdat vrij veel gegevens omtrent de Zuidplaspolder voorhanden waren, is deze polder gekozen om de inundatie-schade ten gevolge van een doorbraak te onderzoeken. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan landbouw-, woningen- en inboedelschade. De overige gevolgschade, zoals bijvoorbeeld de herstelkosten van de boezemkade, is in dit rapport niet nader onderzocht.

(4)

2. DOELSTELLING EN PROBLEEMSTELLING

De inundatie van een polder als gevolg van een graafschade door de mus-kusrat aan een boezemkade toegebracht, kent verschillende aspekten. Allereerst werpt de vraag zich op of graverij van muskusratten een oor-zaak kan zijn van een doorbraak in een boezemkade. Als de kans hierop bestaat dan is het ook duidelijk dat deze kans aanzienlijk afneemt in-dien voldoende preventieve maatregelen worden genomen.

De economische afschatting hoe ver men in alle realiteit kan en mag gaan met het nemen van preventieve maatregelen kan echter pas plaats-vinden indien de meest waarschijnlijke financiële konsekwenties van een doorbraak bekend zijn. Dit laatste, het duidelijk maken van de meest waarschijnlijke financiële konsekwenties voor de Zuidplaspolder, is het doel van dit rapport.

De vraag of een doorbraak onder de geschetste omstandigheden mogelijk is, wordt in dit rapport theoretisch onderzocht. Er zal daarbij niet worden uitgegaan van toevalligheden als graverij in reeds (door andere oorzaken) verzwakte kadegedeelten, maar er zal worden gerekend met een stabiel kadeprofiel.

Ook wat betreft het verloop van de inundatie kunnen bepaalde maatrege-len de kans op een vrij plotselinge onafwendbare kadebreuk reduceren. In dit rapport wordt aangenomen dat het leeglopen van de boezem niet zal worden tegengegaan door kompartimenteringswerken en dat herstel van de boezemkade pas na het volledig leeglopen van de boezem mogelijk is.

Verder wordt aangenomen dat de snelheid van inundatie niet erg groot zal zijn. De boezem zal in 1 a 2 dagen zijn leeggestroomd. Het water zal zich daardoor rustig in de polder verspreiden; alleen ter plaatse van het stroomgat zullen grote stroomsnelheden kunnen optreden en zal watertransport over het maaiveld op grote schaal plaatsvinden. Een doorbraak kan, afhankelijk van het kadeprofiel en de grondopbouw, ook gevolgen hebben voor de stabiliteit van de nog intakt zijnde kadege-deelten. Een dergelijke situatie heeft zich in 1833 voorgedaan bij een doorbraak in de droogmakerij van Bleiswijk en Hillegersberg (4). Deze droogmakerij bevindt zich binnen het Hoogheemraadschap van Schieland.

(5)

De kade schoof destijds in de lege boezem. In dit rapport zal worden nagegaan of deze situatie ook nu weer zal kunnen optreden. Bij de bere-kening van schadebedragen wordt dit geval echter niet meegenomen. Zo'n kadeafschuiving zal namelijk een dusdanig technisch probleem opwerpen, dat herstel zeer tijdrovend zal zijn en de kosten nauwelijks zijn te schatten.

Vooruitlopend op een beschrijving van het inundatieverloop in de Zuid-plaspolder kan worden gesteld dat de inundatiediepte gering zal zijn, omdat de boezeminhoud in verhouding tot het polderoppervlak klein is. Dit leidt hoogstens plaatselijk tot een matige tot zware wateroverlast en niet tot een volledige inundatie van de polder.

Om de opgetreden schade bij plaatselijke inundatie te kunnen bepalen, moet derhalve bekend zijn waar wateroverlast kan optreden. Dit zal ech-ter afhankelijk zijn van de plaats van de kadedoorbraak. Daarnaast moet bekend zijn hoe het geïnundeerde poldergedeelte in gebruik is. Beide aspekten vergen een gedetailleerd onderzoek. Deze aanpak leidt tot zeer verschillende schadebedragen voor elk geïnundeerd polderge-deelte.

Een praktischer benadering is het bepalen van een maximum schadebedrag voor de gehele polder waarbij wordt verondersteld dat er overal zware wateroverlast optreedt. Dit leidt tot een bovengrens voor de schade en geeft ook een goed beeld van de mogelijke financiële konsekwenties.

De schade, die de muskusrat door de graverij aan de boezemkade toe-brengt, kan worden voorkomen dan wel worden beperkt door een doelmati-ge bestrijding. De kosten die hiermee doelmati-gemoeid zijn, worden in dit rap-port belicht. Het gaat daarbij om het gehele gebied van Schieland om-dat er bij de bestrijding namelijk sprake moet zijn van onderlinge re-laties tussen de verschillende gebieden. De Zuidplaspolder kan derhal-ve niet als een afzonderlijk bestrijdingsgebied beschouwd worden; wel kan men een deel .van de kosten aan dit deelgebied toerekenen.

(6)

In dit rapport zal de berekening van de schade in de Zuidplaspolder dus beperkt blijven tot de schade aan de landbouw (gewassen, opstallen en bedrijfsvoering), woningen en inboedels. Deze schade is een gevolg van aangenomen zware wateroverlast in de gehele polder. Ten aanzien van de overige gevolgschade kan gesteld worden, dat een raming hiervan vooraf nauwelijks mogelijk zal zijn.

Met name heeft deze uitsluiting betrekking op:

Schade aan in de polder gelegen wegen, spoorwegen, waterstaatkundi-ge- en nutsvoorzieningen;

Herstelkosten boezemkade;

- Schade c.q. invloed op flora en fauna;

Schade aan funderingen van bruggen, kademuren, steigers enz. die gelegen zijn aan de boezem;

Schade ten gevolge van het leegstromen van de hooggelegen polderge-bieden en de bebouwde kom van Moordrecht, gelegen tussen de boezem, de Hollandsche IJssel en de Gouwe;

Schade door het wegvallen van de wateraf- en aanvoerfunktie van de boezem;

Schade aan en in woonschepen en andere vaartuigen die scheef komen te liggen met risico van beschadiging en brand;

Schade ten gevolge van vertragingen in handels en maatschappelijk verkeer.

(7)

3. SAMENVATTING, DISKUSSIE EN KONKLUSIES

3.1. Algemeen

Ten einde mede te kunnen bepalen hoe in de toekomst het probleem rond de muskusrat moet worden aangepakt/ is het van belang een afweging te kunnen maken tussen enerzijds (de kosten van) bestrijding en schade-preventie en anderzijds (de financiële aspekten van) onderhoud en de mogelijkheid tot/gevolgen van een dijkdoorbraak. In dit rapport worden de aspekten "mogelijkheid tot doorbraak", "de financiële gevolgen van dijkdoorbraak" en "de kosten van bestrijding" uit de hierboven genoem-de afweging belicht. Dit gebeurt aan genoem-de hand van een rekenvoorbeeld voor de Zuidplaspolder (4.256 ha) in het Hoogheemraadschap van Schie-land (rond 21.000 h a ) .

De keuze van de Zuidplaspolder voor dit onderzoek is onder andere geba-seerd op de grotendeels agrarische benutting van deze polder, waardoor de schade afhankelijk is van de tijd van het jaar waarin de kadebreuk optreedt. Ook waren er van de Zuidplaspolder al vele gegevens voorhan-den. De aandacht gaat daarbij tevens naar de boezemkade uit, omdat dit een in Nederland ruim vertegenwoordigd type waterkering is met een meestal gering profiel.

3.2. De mogelijkheid tot kadebreuk

Extreme situaties zoals bijvoorbeeld een bijzonder zwak kadeprofiel e.d. vragen altijd om heroverweging en zijn daarom hier buiten beschouwing gebleven. In dit rapport is bekeken of de mogelijkheid be-staat dat een stabiel kadeprofiel bezwijkt als. gevolg van doorsnee-graverij die niet langer dan normaal onopgemerkt is gebleven. Uit glijvlakberekeningen blijkt dat de boezemkade van de Zuidplaspolder onder de geschetste omstandigheden zoveel aan stabiliteit inboet, dat een doorbraak als gevolg van graverij mogelijk wordt. Daarnaast is vastgesteld dat de boezemkade, na het leeglopen van de boezem, over grote lengte zijn stabiliteit verliest en in de boezem kan glijden.

(8)

Deze (in de praktijk in het verleden voorgekomen) situatie zou enorme civieltechnische werkzaamheden aan kade en boezem tot gevolg hebben, terwijl de duur en de mate van de overlast voor de polderbewoners niet te overzien zijn. De financiële gevolgen met betrekking tot deze as-pekten zijn echter moeilijk in te schatten. Om deze reden is bij het vaststellen van de schadebedragen deze mogelijkheid buiten beschouwing gelaten.

3.3. Schade als gevolg van doorbraak

Bij de berekening van de schadebedragen wordt ervan uitgegaan dat na de kadebreuk enkele decimeters water op het land komt te staan. Ter plaatse van het stroomgat moeten opstallen en inboedel als volledig verloren worden beschouwd. De zware wateroverlast zal enige weken aan-houden, terwijl de totale produktiestagnatie circa 2 maanden zal gaan duren.

Overeenkomstig eerdere rapportages van de Provinciale Griffie Gelder-land (2) en TNO (3) zijn voor de in de Zuidplaspolder optredende ge-ringe inundatiediepte per schadepost schadefaktoren berekend. Waar dit relevant is, zijn deze schadefaktoren afhankelijk gemaakt van de tijd van het jaar waarin de kadebreuk optreedt.

De volgende schadeposten zijn bekeken: 1. Landbouwgewasschade;

2. Kosten aan kultuurtechnische maatregelen;

3. Landbouwbedrijfsschade inclusief agrarische inventaris; 4. Schade aan woningen, boerderijen en bijbehorende inboedels.

De berekende posten bedragen respektievelijk 100-128, 17, 24-28 en 30 miljoen gulden.

De totale schade voor de genoemde posten bij een volledige inundatie van de Zuidplaspolder komt zo op 171 miljoen gulden (bij een doorbraak in april) tot 203 miljoen gulden (bij een doorbraak in juni). Deze ge-tallen zijn ook per post omgewerkt tot bedragen per ha of per opstal, zogenaamde kengetallen. Dit met het doel een schadebepaling bij een beperkte inundatie, die in dit geval op zal treden, te vergemakkelij-ken.

(9)

3.4. Beperking van de schade in het geval van de Zuidplaspolder

De verhouding tussen de boezerainhoud en het polderoppervlak is bij de Zuidplaspolder zodanig, dat de polder na een kadebreuk niet overal be-dekt zal worden onder enkele decimeters water.

Het is waarschijnlijk dat de grootste inundatiediepte zal optreden in het zuidelijk gelegen poldervak, groot 450 ha, met de laagste maaiveld-hoogte, in en langs enkele watergangen rondom dit gedeelte en ter plaat-se van de kadebreuk, tesamen een oppervlakte van ongeveer 500 ha.

Omslag van de schade naar rato van het oppervlak (dit resulteert in een schadebedrag van 20-24 miljoen) is niet reëel. Men slaat dan im-mers ook zaken om, die bij elke doorbraak volledig zullen optreden. Bovendien wordt dan geen rekening gehouden met het grondgebruik in het beschouwde poldervak.

Aan de hand van de topografische kaart (uitgave 1981) is globaal het grondgebruik voor dit poldervak geschat: 300 ha grasland, 85 ha woning-bouw, 35 ha glastuinbouw en 30 ha spoorweg en wegen.

De daarbij behorende schade is berekend op 30 a 35 miljoen gulden 1) ,

afhankelijk van het seizoen waarin de inundatie plaatsvindt.

3.5. Schades die niet in de berekening zijn betrokken

Het is van belang op te merken dat het hiervoor vastgestelde schadebe-drag van circa 35 miljoen gulden niet de schade omvat die als gevolg van de doorbraak ook in het niet direkt getroffen deel van de polder zal ontstaan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan verminderde land-bouwopbrengsten als gevolg van een tijdelijke verhoogde grondwater-stand in het niet geïnundeerde gebied.

Ter vergelijking: indien het poldervak van 450 ha alleen akkers, grasland, op-stallen e.d. zou hebben bevat, dan zou dit schadebedrag rond de 10-12 miljoen gulden hebben gelegen..

(10)

Daarnaast zullen er in èn buiten de polder vele soms omvangrijke scha-des optreden, welke in dit rapport geen invulling hebben gekregen:

- Schade aan wegen, spoorwegen, waterstaatkundige- en nutsvoorzienin-gen;

- Kosten van herstel van de boezemkade; Schade c.q. invloed op flora en fauna;

Schade aan funderingen van bruggen, kademuren, steigers e.d. aan de boezem;

Schade door het mogelijk leegstromen van hooggelegen poldergebieden langs de boezem en de bebouwde kom van Moordrecht;

Schade door het wegvallen van de wateraf- en aanvoerfunktie van de boezem;

Schade in en aan woonschepen en andere vaartuigen;

Schade door vertragingen van handels en maatschappelijk verkeer.

Deze totale schade zal waarschijnlijk hoger zijn dan de berekende schade in het geïnundeerde poldervak.

3.6. Bestrijdingskosten

Om een inzicht te krijgen in de kosten van bestrijding van de muskus-rat in de Zuidplaspolder, wordt uitgegaan van het gewenste potentieel aan muskusrattenbestrijding voor geheel Schieland. Er worden daarbij drie mogelijk optredende besmettingskategorieën onderscheiden: geen besmetting, lichte besmetting en matige tot zware besmetting. Hieruit zijn voor de Zuidplaspolder naar rato van oppervlak de kosten van be-strijding berekend. Deze kosten bedragen, afhankelijk van het aantal aanwezige muskusratten, ongeveer 14.000-156.000 gulden per jaar.

3.7. Konklusies

Graverij door de muskusrat maakt bij de Zuidplaspolder een doorbraak van de boezemkade als gevolg van stabiliteitsverlies mogelijk. Ook is het mogelijk dat de kade, nadat de boezem is leeggestroomd, over een grote lengte zijn stabiliteit verliest door het wegvallen van de tegen-druk van het water en in de boezem glijdt.

(11)

Alleen al de schade aan landbouw en opstallen die in een deel van de polder zal optreden bij een kadebreuk, bedraagt ongeveer 30-35 miljoen gulden, afhankelijk van de tijd van het jaar waarin de doorbraak plaatsvindt. De bovengrens van deze schade aan landbouw en opstallen voor de gehele polder ligt op 170-200 miljoen gulden. Deze bovengrens is van belang bij polders die qua grondgebruik overeenkomen met de Zuidplaspolder, maar die een ongunstiger verhouding tussen de boezem-inhoud en het polderoppervlak bezitten zodat een grotere inundatie-diepte zal ontstaan over een groter polderoppervlak.

De kosten van de bestrijding van de muskusrat in de Zuidplaspolder be-lopen 14.000-156.000 gulden per jaar, afhankelijk van het aantal aan-wezige dieren.

Indien nu, naast de in dit rapport berekende bedragen, tevens de kos-ten met betrekking tot het herstel van de gegraven gangenstelsels en preventieve maatregelen bekend zijn, kan een afweging plaatsvinden voor het bepalen van de optimale bestrijdingsdruk in de polder. Hier-over is momenteel nog onderzoek gaande.

(12)

4. GLOBALE OMSCHRIJVING VAN DE WATERSTAATKUNDIGE STRUCTUUR VAN SCHIELAND

Schieland is een waterschap in Zuid-Holland, begrensd door de Nieuwe Maas, de Hollandsche IJssel, de Gouwe tot Waddinxveen en over land door de lijn Waddinxveen - Zoetermeer - Berkel - Schiedam (bijlage 1 ) . Het heeft een oppervlakte van rond 21.000 ha en is te onderscheiden in een drietal districten:

1. Het Rottedistrict met de Rotte als boezem;

2. Het Ringvaartdistrict met de Ringvaart als boezem; 3. Het Stadsdistrict, ontpolderd.

Een deel van het Ringvaartdistrict, namelijk de Oostpolder en de Esse, Gans- en Blaardorppolder, wordt niet op de Ringvaart, maar op de Gouwe respektievelijk de Hollandsche IJssel bemalen. Een deel van het Stads-district wordt op de Rotte bemalen. Het gedeelte van het Ringvaartdis-trict, dat niet op de Ringvaart wordt bemalen, alsmede het Stadsdis-trict worden in deze notitie buiten beschouwing gelaten, omdat deze gebieden niet zijn uitgeveend en dientengevolge circa 4 m hoger zijn gelegen dan de droogmakerijen in het Rotte- en Ringvaartdistrict. Ver-volgens zal verder worden ingegaan op de waterstaatkundige structuur van het Ringvaartdistrict waarin de Zuidplaspolder is gelegen.

4.1. Het Ringvaartdistrict

Inclusief de reeds genoemde Oostpolder en de Esse, Gans- en Blaardorp-polder bestaat het Ringvaartdistrict uit vier Blaardorp-polders met een lijk oppervlak van 8.200 ha, waarvan circa 4.500 ha met een gezamen-lijke kapaciteit van rond 470 jn3 per minuut wordt bemalen op de Ring-vaart. De niet uitgeveende Oostpolder (300 ha) en Esse, Gans- en Blaar-dorppolder (600 ha) worden rechtstreeks op buitenwater bemalen; een groot gedeelte (2.500 ha) van een wel uitgeveende polder wordt even-eens rechtstreeks op buitenwater bemalen door middel van een tweetal in het boezemgemaal van het Ringvaartdistrict opgestelde pompen (geza-menlijke kapaciteit circa 400 m3 per minuut).

(13)

De droogmakerijen van het Ringvaartdistrict hebben een oppervlakte van 7.200 ha en een maaiveldhoogte van NAP -5 a -6 m. Het boezemgemaal heeft een kapaciteit van circa 450 m3 per minuut uitslaand op de Hol-landsche IJssel.

De boezem wordt gevormd door de hoofdzakelijk aan de randen van het district gelegen Ringvaart met een aftakking (Hennipsloot) naar de Rotteboezem. De Ringvaartboezem heeft een peil van NAP -2 m en vormt de scheepvaartverbinding (vrijwel uitsluitend recreatievaart) tussen de Hollandsche IJssel en de Rottemeren.

De Ringvaart heeft naast zijn funktie als afvoer van overtollig water een belangrijke funktie voor transport van water naar de diverse glas-tuinbouwgebieden.

De Ringvaart kan in tijden van droogte worden gevoed door het inlaten van water via de schutsluis tussen de Rottemeren en de Hennipsloot en voorts via de schutsluizen (Snelle Sluis) tussen de Hollandsche IJssel en de Ringvaart. Bij lage Rijnafvoeren, waarbij de invloed van zeezout merkbaar wordt in Rotterdam (inlaat Rotteboezem), wordt alleen van de inlaat via de Snelle Sluis gebruik gemaakt. Bij zeer lage Rijnafvoeren in kombinatie met langdurige perioden van droogte zoals in 1976 is op-getreden, dringt de invloed van de zee zover op, dat ook deze mogelijk-heid tot waterinlaat gevaar loopt.

De kaden, van de Ringvaart voldoen niet overal aan de keurhoogte van NAP -1,65 m. Een tweetal kenmerkende dwarsprofielen van de kade is weergegeven in bijlage 2. Aan de kaden is hier en daar aaneengesloten bebouwing aanwezig. Er is vrijwel geen boezemland.

De Ringvaart kan nabij het boezemgemaal in twee kompartimenten worden verdeeld door het neerlaten van een schuif. Tevens bestaat de moge-lijkheid om door middel van schotbalken in het aquadukt in Nieuwerkerk aan den IJssel een verdere kompartimentering van de Ringvaart tot stand te brengen.

(14)

4.2. De Zuidplaspolder

Deze polder beslaat een oppervlakte van 4.256 ha. Poldergemaal 6 (Zuid-plasgemaal) bemaalt hiervan 1.780 ha op de Ringvaart. De overige 2.476 ha wordt door poldergemaal 8 (gemaal A. Kroes) rechtstreeks op het bui-tenwater (Hollandsche IJssel) uitgeslagen. De spoorlijn Den Haag-Gouda verdeelt de polder in twee bemalingsgebieden. In bijlage 3 is de Zuid-plaspolder globaal verdeeld in drie gebieden, met elk een gemiddelde maaiveldhoogte. Het hoogste gedeelte van de Zuidplaspolder ligt op NAP -4,75 m, het laagste gedeelte op NAP -6,00 m en het tussengebied op NAP -5,50 m. De polder wordt voor ongeveer 49% (2.100 ha) gebruikt als akkerbouwgebied, voor 36% (1.520 ha) als grasland en voor 7% (305 ha) als tuinbouwgebied (glastuinbouw en boomkwekerijen)• Het akkerbouwge-deelte heeft globaal een hoeveelheid open-water van 2%; voor het gras-landgedeelte is dit 5%. De winterpeilen variëren van NAP -6,40 m tot NAP -7,10 m.

(15)

5. GEVOLGEN VAN EEN DOORBRAAK IN DE BOEZEMKADE

5.1. Algemeen

De gevolgen van een doorbraak in de boezemkade van de Zuidplaspolder worden in belangrijke mate bepaald door het moment waarop de kadebreuk wordt gekonstateerd. In een vroeg stadium zouden namelijk nog maatre-gelen getroffen kunnen worden om door kompartimentering van de boezem te voorkomen dat deze geheel leegstroomt.

Bovendien is in een vroeg stadium wellicht nog herstel van de kade mo-gelijk of kunnen pogingen worden gedaan om de kadebreuk te beperken.

Alvorens in te gaan op de gevolgen van een doorbraak, zal eerst worden nagegaan op welke wijze de graverij van de muskusrat de boezemkade kan verzwakken. Door de graverij dringt het water dieper in het kadeli-chaam, waardoor de stabiliteit van de kade afneemt. In bijlage 4 is dit nader uitgewerkt. Daaruit blijkt dat de stabiliteitsfaktor die de kade bezit tegen afschuiven richting polder met circa 10% achteruit gaat van 1,32 naar 1,18. Als minimum stabiliteitsfaktor, waarbij nog juist evenwicht is verzekerd, wordt algemeen een waarde van 1,30 ge-hanteerd. Op grond van het verrichte stabiliteitsonderzoek moet het beschouwde kadeprofiel door de graverij zodoende als onveilig worden aangemerkt. De lengte waarover de kade onveilig is, is echter afhanke-lijk van de uitgestrektheid van de graverij. Bij één gegraven gang zal het gebied, waarbinnen de verhoogde freatische lijn aanwezig is, zich over enkele meters evenwijdig aan het tracé van de kade uitstrekken. De kans op doorbraak is daarbij niet zo groot. Deze wordt groter in-dien meerdere gangen naast elkaar zijn gegraven en de verhoogde freati-sche lijn over een grotere lengte in de kade aanwezig is.

Bij een doorbraak zal vervolgens de totale inhoud van de Ringvaart, circa 0,45 miljoen m3 water, in de Zuidplaspolder stromen. De schade die hiervan het gevolg is, werd reeds in zijn totaliteit in de pro-bleemstelling beschreven. Daar bleek dat slechts een redelijke schat-ting kan worden gemaakt van de schade die in de polder ontstaat aan: - Landbouwgewassen;

Bodemherstel (kultuurtechnisch herstel, herstelbewerking landbouw-gronden ) ;

(16)

Landbouwbedrijfsvoering inclusief agrarische inventaris; Woningen, boerderijen en bijbehorende inboedels.

Een bijzondere situatie voor de boezemkade treedt op, nadat het water uit de Ringvaart in de polder is gestroomd. Door het wegvallen van de waterdruk tegen de kaden kunnen deze over grote lengten hun stabili-teit verliezen en in de bedding van de boezem schuiven, zo blijkt uit een stabiliteitsberekening. In bijlage 5 is dit nader uitgewerkt. Her-stel zal dan uiterst moeilijk zijn en zeer veel tijd in beslag nemen. Zoals reeds in hoofdstuk 2 is vermeld zal in het kader van dit rapport hier niet verder op worden ingegaan.

De grootte van de hiervoor genoemde schade aan gewassen en opstallen hangt in belangrijke mate af van de inundatiediepte. Uit de, in de vol-gende paragraaf gegeven, beschrijving van het inundatieverloop kan een indruk worden verkregen van de maximale waarden van deze inundatiediep-te.

5.2. Inundatiediepten Zuidplaspolder

De polder wordt door de spoorlijn Den Haag-Gouda globaal in twee bema-lingsgebieden verdeeld. Het noordelijk bemalingsgebied, groot 1.780 ha, wordt door poldergemaal 6 op de Ringvaart bemalen. Het zuidelijk bemalingsgebied, groot 2.476 ha, wordt door poldergemaal 8 recht-streeks op de Hollandsche IJssel bemalen. Tevens wordt hier het boezem-water op het buitenboezem-water uitgeslagen.

Bij een kadedoorbraak zal het boezemwater in eerste instantie over het maaiveld stromen om zich vervolgens via de sloten over een groter ge-bied te verspreiden. De berging in het open-water speelt dus een be-langrijke rol bij het bepalen van het inundatieverloop. In gebieden met akkerbouw is de hoeveelheid open-water circa 2% en is graslandge-bieden circa 5%. De ontwateringsdiepte in de sloten varieert van circa 0,40 m tot circa 2,00 m. Het is zodoende niet eenvoudig vooraf te bepa-len waar het inundatiewater zich in de polder zal verzamebepa-len.

(17)

Globaal kan echter worden gesteld dat de stromingsrichting in de pol-der wordt bepaald door zowel de verschillen in maaiveldhoogte als de verschillen in polderpeil. De laagste maaiveldhoogten bevinden zich aan de zuidkant van de polder.

Indien wordt aangenomen dat het water zich zal verzamelen in dit laag-ste gebied met een oppervlakte van 450 ha, een gemiddelde ontwaterings-diepte van 0,50 m en een hoeveelheid open-water van 2 a 5%, dan zal het water (de berging in het open-water meegerekend) 0,08 a 0,10 m bo-ven het maaiveld komen te staan. Deze waarden worden geringer indien rekening wordt gehouden met de onverzadigde zone boven het grondwater. De berekening geeft een indruk van de maximale inundatiedieptes. Hier-uit blijkt dat bij kadedoorbraak in dit geval niet de gehele polder onder water zal komen te staan, maar slechts een gedeelte. Omdat het echter ondoenlijk is alle mogelijk onder water staande gebieden te lo-kaliseren en te inventariseren op grondgebruik zal bij de schadebere-kening worden uitgegaan van een geheel ondergelopen polder met een inundatiediepte van hoogstens enkele decimeters. Het zo vastgestelde maximum schadebedrag kan uiteindelijk tot een reëel schadebedrag wor-den gereduceerd voor een werkelijk onderwater gelopen poldergedeelte.

(18)

6. SCHADEBEREKENING ZUIDPLASPOLDER

6•1• Algemeen

Methodieken ter bepaling van schade die ontstaat bij een dijkdoor-braak, gaan in het algemeen uit van de maximale schade die aan ver-schillende goederen kan worden toegebracht. Deze maximale schade ont-staat wanneer de goederen verloren gaan als gevolg van een overstro-ming met een inundatiediepte van circa 4 m of meer. Vervolgens worden ter bepaling van de te verwachten werkelijk schade korrekties (zoge-naamde schadefaktoren) op deze maximale schade aangebracht. De korrek-ties zijn voor een belangrijk deel gerelateerd aan de optredende inun-datiediepte.

In een studie van de Provinciale Griffie Gelderland (2) is met gebruik-making van deze methode aangegeven, hoe de schade bij inundatie in de provincie Gelderland zo goed mogelijk kan worden berekend. De toe te passen schadefaktoren zijn daarbij geschat.

Vrij recent is door TNO (3) in een verkennende studie aangegeven hoe de inundatieschade kan worden geraamd op grond van een aantal inunda-tieparameters. Hierbij is voornamelijk uitgegaan van hetgeen uit gege-vens over overstromingen in Nederland vanaf 1945 kon worden afgeleid. De zo bepaalde schadefaktoren zijn, evenals die uit (2), echter gere-lateerd aan inundatiediepten van 1 m en meer. Om deze schadefaktoren te kunnen toepassen in gebieden met geringere inundatiediepten zullen ze hieraan moeten worden aangepast. Daarbij speelt ook de totale pro-duktiestagnatie een rol. Deze wordt voornamelijk beïnvloed door de be-nodigde tijd om enerzijds bepaalde maatregelen en herstelwerkzaamheden uit te voeren en anderzijds de polder leeg te pompen. In bijlage 6 is dit voor de Zuidplaspolder globaal uitgewerkt. Daaruit kan gekonklu-deerd worden dat de totale periode van produktiestagnatie circa 2 maanden zal duren. Aan de hand van de vastgestelde inundatiediepte en de duur van de produktstagnatie kunnen aldus voor de aanwezige goede-ren, zoals in hoofdstuk 5.1. omschreven, de aangepaste schadefaktoren worden vastgesteld. Vervolgens kan de schade worden berekend door de vervangingswaarde van de goederen te vermenigvuldigen met een schade-faktor.

(19)

6.2. Inundatieschade

6.2.1. Schade aan de landbouw

De landbouwgebieden in de Zuidplaspolder worden voor 2.100 ha (49%) - gebruikt als akkerbouwgronden, voor 1520 ha (36%) als grasland en voor

305 ha (7%) als tuinbouwgronden (glastuinbouw en boomkwekerijen). Gegevens omtrent het gebruik van de landbouwgronden zijn verkregen bij het Consulentschap voor de Akkerbouw te Barendrecht, het Consulent-schap voor de Rundveehouderij te Gouda, het ConsulentConsulent-schap voor de Tuinbouw te Naaldwijk en het Consulentschap voor de Tuinbouw te Bos-koop. Door de Stichting tot Uitvoering van Landbouwmaatregelen (STULM) zijn de zogenoemde meitellingen van 1981 beschikbaar gesteld om een overzicht te krijgen van het aantal in de polder aanwezige landbouwbe-drijven, ingedeeld naar oppervlakte en grondgebruik.

De landbouwschade wordt onderscheiden in gewasschade, in kosten voor kultuurtechnisch herstel en herstelbewerking landbouwgronden en in be-drijfsschade.

De bij de gewasschade toe te passen schadefaktoren zijn door de Consu-lentschappen bepaald aan de hand van het tijdstip van inundatie, een inundatiediepte van maximaal enkele decimeters, een inundatieduur van circa twee weken en. een produktiestagnatie van circa 2 maanden. De be-drijfsschade is per bedrijfstak geschat aan de hand van gemiddelde ge-ïnvesteerde waarden per ha aan inventaris en bedrijfsmiddelen.

a. Gewasschade

Akkerbouw

De opbrengsten van dé akkerbouw in de vollegrond zijn gebaseerd op een gemiddelde produktie van het gewas (kg/ha) en een gemiddelde telersprijs (gld/kg). In de Zuidplaspolder worden voornamelijk de volgende gewassen verbouwd: poot- en konsumptieaardappelen, granen (wintertarwe en zomergerst), suikerbieten en spruitkool. De respek-tievelijke oppervlakken staan vermeld in bijlage 7.

(20)

Feitelijk is spruitkool een tuinbouwgewas in de volle grond. Aange-zien de overige tuinbouwgewassen onder glas geteeld worden (met aan-zienlijk hogere schadebedragen), is spruitkool ingedeeld bij de ak-kerbouwgewassen.

Ook de opbrengsten van de gewassen (gld/ha) zijn berekend in bijla-ge 7. Bovendien worden in deze bijlabijla-ge de bijla-gekozen schadefaktoren vermeld. Daarbij is per maand gekeken welk gedeelte van de op-brengst ten gevolge van de inundatie verloren zal gaan. Hieruit blijkt dat, met inachtneming van de toegepaste gewassen, in de Zuid-plaspolder de grootste schade in de akkerbouw optreedt bij inunda-tie in de maanden mei t/m september.

De schade aan in de polder gelegen boomkwekerijen zal onder d. Be-drijfsschade worden behandeld.

Grasland

De opbrengst van grasland is gebaseerd op een produktie van 10.000 kg droge stof per ha te vermenigvuldigen met een gemiddelde aankoop-prijs van f 0,45 per kg droge stof. Het grasland in de Zuidplaspol-der beslaat een oppervlakte van 1520 ha. Afhankelijk van het tijd-stip van inundatie zal een gedeelte van de opbrengst verloren gaan. In bijlage 8. zijn per maand de schadefaktoren gegeven. Aangenomen wordt dat na het droogvallen van de grond herinzaaien plaatsvindt. Tot herinzaaien wordt echter alleen overgegaan indien de inundatie in de maanden april t/m juli plaatsvindt. Indien de inundatie in de overige maanden plaatsvindt, zou de opbrengst van het herinzaaien namelijk lager zijn dan de opbrengst van het oorspronkelijke gras na inundatie. In de tabel (kolom: herinzaaien na inundatie) wordt dit met een schadefaktor 1,00 aangegeven.

Bij geoogst gewas (kuilgras, hooi) treedt schade op, indien dit ge-heel of gedeeltelijk onder water komt te staan. Om de totale schade te bepalen wordt uitgegaan van een waarde voor kuilgras van f 2 0 0 , — per ton en voor hooi van f 400,—/ton. In bijlage 8. is uiteengezet dat gemiddeld per ha 5000 kg kuilgras en 2500 kg hooi nodig is voor de winterperiode (november t/m april).

(21)

De schadefaktor is afhankelijk van het tijdstip van inundatie. Hoe later de inundatie in de winterperiode plaatsvindt, hoe minder kuil-gras en hooi in de resterende winterperiode benodigd is en hoe la-ger de schade bij inundatie.

Glastuinbouw

De glastuinbouw in de Zuidplaspolder beslaat een oppervlakte van 165 ha aan snij bloementeelt en 65 ha groenteteelt. De opbrengst (gld/m2) is gebaseerd op het produktieverloop en de prijs per jaargetijde. Bij de schadeberekeningen wordt uitgegaan van de gemiddelde opbrengst van de gewassen. Deze staan vermeld in bijlage 9. Bovendien worden in deze bijlage de schadefaktoren gegeven. Bij het verloren gaan van enkele gewassen is het, afhankelijk van het tijdstip van inundatie, mogelijk over te gaan tot de teelt van vervangende gewassen, zoals chrysanten. Waar deze mogelijkheid zich voordoet, is met deze schadebeperkende faktor rekening gehouden.

b. Kultuurtechnisch herstel

Dit betreft voor de gehele polder het verwijderen van slib, het op-nieuw profileren van sloten, het herstel van draineindstukken en het doorspuiten van drainagestelsels. De kosten hiervan worden ge-schat op f 2.500,—/ha. ._

c. Herstelbewerking landbouwgronden

Dit betreft voor de akkerbouw , glastuinbouw en de boomkwekerijen bemesten, met een cultivator behandelen, frezen en onkruid bestrij-den. De kosten hiervan bedragen circa f 2.500,—/ha.

Voor grasland worden de volgende bewerkingen uitgevoerd: maaien c q . opruimen gras en vuil, frezen, gras zaaien, rollen, onkruid bestrijden. De kosten hiervan bedragen circa f 1.000,—/ha.

(22)

d.

Per bedrijfstak is de gemiddelde geïnvesteerde waarde per ha aan inventaris en bedrijfsmiddelen (voorraad, mest, zaai- en pootgoed, enz.) geschat. De schadefaktoren zijn ontleend aan de TNO studie (3). Hieruit is een schadefaktor van 0,2 afgeleid voor de inventa-ris en van 0,5 voor de bedrijfsmiddelen. Deze waarden worden voor alle bedrijfstakken aangehouden.

Akkerbouwbedrij ven

In de Zuidplaspolder bevinden zich circa 100 bedrijven met een ge-zamenlijke oppervlakte van 2.100 ha.

Geschatte inventariswaarde f 2.500,—/ha. Geschatte bedrijfsmiddelenwaarde f 5 0 0 , — / h a .

Glastuinbouwbedrijven

In de Zuidplaspolder bevinden zich circa 180 bedrijven met een ge-zamenlijke oppervlakte van 230 ha.

Geschatte inventariswaarde f 80.000,—/ha. Geschatte bedrijfsmiddelenwaarde f 4.000,—/ha.

Een belangrijk aspekt in de glastuinbouw is de isolatie van de ver-warming. Aangenomen wordt dat deze bij inundatie volledig verloren gaat. De vervangingswaarde is circa f 1 0 . 0 0 0 , — per bedrijf.

Melkveehouderijbedrijven

In de Zuidplaspolder bevinden zich circa 190 bedrijven met een zamenlijke oppervlakte van 1.520 ha. Naast de reeds behandelde ge-wasopbrengstverliezen (van grasland en geoogst gewas) treden er bij inundatie in de weideperiode (mei t/m oktober) verliezen op door een verminderde melkopbrengst, extra uitval van koeien en extra mestafvoer.

- Melkopbrengst

Bij inundatie in de weideperiode moet het vee tijdelijk opgestaj-d worden, waarbij wordt aangenomen dat de boeren, gezien de geringe inundatiediepte, er niet toe zullen overgaan hun vee van de boer-derij te verwijderen en buiten de polder te brengen.

(23)

De melkproduktie vermindert echter door dit opstallen als gevolg van het niet meer beschikbaar hebben van prima weidegras, het moeilijk aankopen van ruwvoer en de hogere temperatuur in. de stal-len. De opbrengst van zomermelk is gebaseerd op een melkproduktie in de weideperiode van 3.300 kg/koe en een verkoopprijs van f 0,7O/kg. Met een gemiddelde veebezetting van 2,5 gve/ha (gve = groot vee eenheid) bedraagt de opbrengst f 5.775,— per ha. Opstal-len gedurende 3 maanden geeft een produktiedaling van gemiddeld 500 kg/koe. De schade in de weideperiode bedraagt dan f 875,-7 per ha.

- Extra uitval

Het in de weideperiode opstallen van koeien leidt ook tot zoge-naamde extra uitval van circa 5% (Hollandse stallen). De kosten van het omwisselen van een uitvaller voor een andere koe kunnen gesteld worden op f 2 . 0 0 0 , — . De uitvalschade in de weideperiode bedraagt dan f 125,—/ha.

- Extra me stafvoer

Gedurende de periode van stallen in de weideperiode moet extra mest worden afgevoerd. Voor deze mest is immers te weinig kelder-ruimte beschikbaar. De kosten hiervan worden geschat op circa f 3 0 0 , — / h a .

De hiervoor genoemde verliezen worden in de totaaltelling van de schade (hoofdstuk 6.3.) ondergebracht bij de graslandverliezen, om-dat deze verliezen niet gelijkmatig over het jaar verdeeld zijn. De volgende konstante verliezen voor de melkveehouderijbedrijven worden in de sektor bedrijven ondergebracht:

geschatte inventariswaarde f 6.500,—/ha. geschatte bedrijfmiddelenwaarde f 1.000,—/ha.

Boomkwekerijen.

Het totale oppervlak aan boomkwekerijen in de Zuidplaspolder is 75 ha. Voor het vaststellen van de inundatieschade wordt uitgegaan van een gemiddelde waarde aan bomenteelt per ha. De bomenteelt duurt 3 a 4 jaar, waarna tot verkoop van de bomen kan worden over-gegaan. In het voorjaar (planttijd) is de inundatieschade hoger dan in het najaar (rooitijd).

(24)

De inundatieschade wordt in het eerste halfjaar geschat op f 150.000,—/ha en in het tweede halfjaar op f 100.000,—/ha. Daar-naast treedt er een winstderving op, gerekend over de produktie van circa 2 jaar van f 100.000,—/ha. In de genoemde verliezen worden verondersteld de bedrijfsschades te zijn opgenomen.

Plantgoedkwekerij.

In de Zuidplaspolder bevindt zich ook een plantgoedkwekerij. De grootste schades zullen hier optreden indien de inundatie in de maanden november, december en januari plaatsvindt. De schade (in-clusief winstderving en bedrijfsschade) wordt dan geschat op circa 1 miljoen gulden. Voor de overige maanden wordt de schade geschat op 0,70 miljoen gulden.

6.2.2. Schade aan_woningen en_inboedels

Voor de berekening van de inundatieschade aan woningen en inboedels wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de TNO studie (3). De daar-in toegepaste schadefaktoren hebben voornamelijk betrekkdaar-ing op daar- inunda-tiedieptes van 1 m en meer, zodat hierop aanpassing nodig is voor de geringe inundatiedieptes die verondersteld worden in de Zuidplaspolder te zullen optreden,

a. Woningen

De woongebieden (inclusief de boerderijen) beslaan gezamenlijk een oppervlakte van circa 170 ha. In de TNO studie wordt een woning-dichtheid gehanteerd (ontleend aan CBS-statistieken van 1976-1978) van 25,7 woningen per ha. Het aantal woningen in de Zuidplaspolder komt dan op 4.370, waarvan circa 290 boerderijen. Door de geringe inundatiediepte zal niet de maximale schade aan woningen worden aan-gericht, maar slechts een gedeelte daarvan; de struktuur van de wo-ningen wordt verondersteld behouden te blijven.

(25)

Als maximale schade wordt door TNO beschouwd de vervangingswaarde van een woning na afschrijving (voor woningen 62,5%, voor boerde-rijen 50% van de waarde voor afschrijving).

Daaruit is voor een inundatiediepte van 1 ra een schadefaktor van 0,05 afgeleid. Bij een inundatiediepte van enkele decimeters wordt de schadefaktor dan geschat op 0,02. Voor de berekening van de scha-de aan woningen en boerscha-derijen wordt uitgegaan van gemidscha-delscha-de bouw-kosten van respektievelijk f 112.000,— en f 2 5 0 . 0 0 0 , — per opstal. De vervangingswaarden na afschrijving zijn dan respektievelijk f 7 0 . 0 0 0 , — en f 125.000,—.

Ter plaatse van de kadebreuk en afhankelijk van de grootte van het stroomgat zullen een aantal woningen min of meer zwaar worden be-schadigd. Wordt hiervoor een aantal van 15 woningen aangehouden, dan komt de totale maximale schade bij deze woningen op 1 miljoen gulden.

De totale schade die aan woongebieden in de Zuidplaspolder wordt aangericht, is: Ligging In de polder: Omgeving kadebreuk: Aantal 4.065 woningen 290 boerderijen 15 woningen Totale schade f 5,70 x 106 f 0,70 x 106 f 1,00 x 106 b. Inboedels

De schade aan inboedels zal in de Zuidplaspolder vooral betrekking hebben op hetgeen zich op de begane grond bevindt. De vervangings-waarde hiervan wordt geschat op de helft van de totale inboedelwaar-de na afschrijving. De totale inboeinboedelwaar-delwaarinboedelwaar-de na afschrijving wordt geschat op f 3 0 . 0 0 0 , — .

(26)

Door TNO worden schadefaktoren gegeven die betrekking hebben op de vervangingswaarde van de inboedel welke zich op de begane grond be-vindt. Hieruit wordt voor een inundatiediepte van enkele decimeters een schadefaktor van 0,35 afgeleid, zodat de inboedelschade f 5 . 2 5 0 , — per woning bedraagt.

De inboedels van de 15 min of meer zwaar beschadigde woningen ter plaatse van de kadebreuk worden verondersteld geheel verloren te gaan.

De totale inboedelschade in de Zuidplaspolder is:

Ligging In de polder: Omgeving kadebreuk: Aantal 4.355 woningen en boerderijen 15 woningen Totale schade f 22,80 x 106 f 0,50 x 106 6.3. Schade-overzicht

Met behulp van de hiervoor vermelde gegevens wordt in dit hoofdstuk de maximale inundatieschade aan de landbouw, woningen en inboedels bere-

kend-n. 1

Landbouw

De grootte van de gewasschade is afhankelijk van de maand waarin de inundatie plaatsvindt. In tabel 6.1. wordt hiervan een overzicht ge-geven.

(27)

Tabel 6.1. Gewasschade naar de maand van inundatie en de aard van het grondgebruik (in miljoen guldens)

Maand jan. f eb. mrt. apr. mei juni juli aug. sep. okt. nov. dec. Akkerbouw 4,2 3,8 3,8 6,2 14,7 17,3 18,5 18,5 13,5 8,5 6,4 5,0 Grasland 1,9 4,3 1,1 3,8 6,8 5,7 5,1 4,0 3,0 5,4 2,8 2,3 Glastuinbouw Bloemen 87,2 84,2 77,9 69,4 64,9 85,1 85,4 92,1 90,6 90,6 93,3 90,6 Groenten 20,7 20,7 20,7 20,7 17,3 17,3 13,8 13,8 17,3 17,3 17,3 20,7 Totaal 114,0 110,0 103,5 100,1 103,7 125,4 122,8 128,4 124,4 121,8 119,8 118,6

De bedrijfsschade en de kosten voor de kultuurtechnische maatregelen zijn onafhankelijk van het tijdstip van inundatie. De bedragen zijn verzameld in respektievelijk tabel 6.2. en 6.3. Een uitzonderingsposi-tie hierop vormt de bedrijfsschade aan de boomkwekerijen en de plant-goedkwekerij (zie tabel 6 . 2 . ) , omdat de bedrijfsschade hier ook gewas-schade omvat.

(28)

Tabel 6.2. Bedrijfsschade (in miljoen guldens) Bedrijfstype Akkerbouw MeIkveehouderij Glastuinbouw Boomkwekerijen Plantgoedkwekerij Totaal Schade 1,6 2,7 4,1 18,8 * 1,0 ** 28,2

* Geldt voor de maanden januari t/m juni. Voor de overige maanden is de bedrijfsschade 15,0 miljoen gulden.

** Geldt voor de maanden november t/m januari. Voor de overige maanden is de bedrijfsschade 0,7 miljoen gulden.

Tabel 6.3. Kosten kultuurtechnische maatregelen (in miljoen guldens)

Maatregelen Kultuurtechnisch herstel Grondherstelbewerking - grasland - bouwland Totaal Kosten 9,8 1,5 6,0 17,3

(29)

In tabel 6.4. is tenslotte de totale maximale inundatieschade aan de landbouw verzameld.

Tabel 6.4. Maximale inundatieschade aan de landbouw in de Zuidplaspol-der naar de maand van inundatie en het grondgebruik (in miljoen guldens) Maand jan. feb. mrt. apr. mei juni juli aug. sep. okt. nov. d e c Gewasschade 114,0 110,0 103,5 100,1 103,7 125,4 122,8 128,4 124,4 121,8 119,8 118,6 Bedrijfsschade 28,2 27,9 27,9 27,9 27,9 27,9 24,1 24,1 24,1 24,1 24,4 24,4 Kosten kultuurtech-nische maatregelen 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 17,3 Totaal 159,5 155,2 148,7 145,3 148,9 170,6 164,2 169,8 165,8 163,2 161,5 160,3

De schadebedragen hebben betrekking op een volledig geïnundeerd land-bouwoppervlak van 3.925 ha in de Zuidplaspolder met een gegeven grond-gebruik zoals omschreven in hoofdstuk 6.2.1.

(30)

6.3.2. Woningen en inboedels

Het geschatte aantal woningen en boerderijen in de Zuidplaspolder is respektievelijk 4.080 en 290 (zie ook hoofdstuk 6.2.2.). Hierbij zijn inbegrepen 15 woningen in de omgeving van de kadebreuk, waarvan wordt aangenomen dat deze min of meer zwaar zullen worden beschadigd. Voor de woningen en boerderijen is de totale schade berekend op 7,4 miljoen gulden en voor de inboedels op 23,3 miljoen gulden, tezamen een bedrag van 30,7 miljoen gulden.

6.3.3. Maximale schade

De totale maximale inundatieschade voor de gehele Zuidplaspolder aan landbouw, woningen en inboedels, met een inundatiediepte van hoogstens enkele decimeters, varieert tussen 171 miljoen gulden in april en 203 miljoen gulden in juni. In hoofdstuk 2 is reeds uiteengezet, dat de te verwachten werkelijke inundatieschade aan landbouw, woningen en inboe-dels minder zal zijn. De wijze waarop deze inundatieschade kan worden berekend, zal in hoofdstuk 6.4. worden behandeld.

Omtrent de schades die niet in de berekening zijn betrokken, is reeds vermeld dat een raming hiervan nauwelijks mogelijk zal zijn. Wel kan worden gesteld dat deze schades waarschijnlijk hoger zijn dan de bere-kende werkelijke inundatieschade in een geïnnundeerd poldervak.

6.4. Schadekengetallen

Zoals in hoofdstuk 2 is omschreven zal de Zuidplaspolder bij een kade-doorbraak waarschijnlijk gedeeltelijk inunderen. De omvang van de scha-de aan landbouw, woningen en inboescha-dels zal scha-derhalve een gescha-deelte bedra-gen van de berekende maximale schade bij volledige inundatie. Door nu deze maximale schadebedragen om te rekenen per m2 (zogenaamde schade-kengetallen) kan, bij gegeven inundatieoppervlak en grondgebruik bin-. nen de Zuidplaspolder, een schatting worden gemaakt van de werkelijk te verwachten schade. Dit zal worden doorgerekend in de samenvatting en diskussie (hoofdstuk 3 ) .

(31)

Landbouw

De maximale schadebedragen die betrekking hebben op de landbouw en die werden verzameld in de tabellen 6.1., 6.2. en 6.3 zijn omgerekend per m2. De resultaten hiervan staan vermeld in de tabellen 6.5., 6.6. en 6.7. Benadrukt moet worden dat deze omgerekende schadebedragen niet zonder meer kunnen worden toegepast op inundatiegebieden in andere polders. De grootte van de bedragen hangt immers sterk af van het soort verbouwde produkt.

Tabel 6.5. Kengetallen gewasschade naar de maand van inundatie en de aard van het grondgebruik (in guldens/m2)

Maand jan. feb. mrt. apr. mei juni juli aug. sep. okt. nov. dec. Akkerbouw 0,20 0,18 0,18 0,29 0,70 0,83 0,88 0,88 0,64 0,40 0,30 0,24 Grasland 0,12 0,08 0,08 0,25 0,45 0,38 0,33 0,27" 0,20 0,35 0,18 0,15 Glastuinbouw Bloemen 52,9 51,0 47,2 42,1 39,3 51,6 51,8 55,8 54,9 54,9 56,5 54,9 Groenten 31,9 31,9 31,9 31,9 26,2 26,2 21,2 21,2 26,6 26,6 26,6 31,9

(32)

Tabel 6.6. Kengetallen bedrijfsschade (in guldens/ra2) Bedrijfstype * Akkerbouw Melkveehouderij Glastuinbouw Boomkwekerij Schade 0,08 0,18 1,80 20,00 - 25,00** * De bedrijfsschade aan de plantgoedkwekerij is niet omgerekend per ra2, daar dit slechts één bedrijf be-treft.

** Hierin is begrepen de gewas-s chade.

Tabel 6.7. Kengetallen kosten kultuurtechnische maatregelen (in guldens/m2). Maatregelen Kultuurtechnisch herstel Grondherstelbewerking - grasland - bouwland Kosten 0,25 0,25 0^10 Woningen en inboedels

In polders met voornamelijk agrarisch grondgebruik staan woningen en boerderijen veelal zeer verspreid. In dergelijke situaties kan de inun-datieschade beter per woning of boerderij worden uitgedrukt dan per m2. In tabel 6.8. zijn de schadebedragen verzameld voor woningen, boer-derijen en inboedels. Deze bedragen zijn afgeleid van de vervangings-waarde van de goederen na afschrijving. De toegepaste schadefaktoren zijn 0,02 voor de woningen en boerderijen en 0,35 voor de inboedel op de begane grond.

(33)

Tabel 6.8. Kengetallen schade aan woningen, boerderijen en inboedels (in guldens/opstal) Opstallen Woningen Boerderijen Inboedels Schade 1.400,— 2.500,--5.250,—

(34)

7. KOSTEN MUSKUSRATTENBESTRIJDING BINNEN SCHIELAND

De bestrijding van de muskusrat binnen Schieland strekt zich uit langs alle watergangen inclusief de boezemwateren. De aanwezige lengte aan watergangen met mogelijkheid van vestiging van de muskusrat is in tabel 7.1. verzameld naar de aard van het grondgebruik.

Tabel 7.1. Lengte watergangen en te belopen oeverlengte.

Grondgebruik

Watergangen van evident be-lang voor de waterschaps-zorg

Akkerbouw, grove tuinbouw Melkveehouderij

Glastuinbouw

Stedelijk gebied en agglo-meratie Buitenwegen en onland Open water Totaal Aanwezige lengte watergang (km) 357 897 896 75 975 100 100 3.400 Voor speurwerk te belopen oeverleng-te (km) 730 900 990 80 1.950 150 100 4.900

Tevens is in deze tabel de voor speurwerk te belopen oeverlengte aan-gegeven. Deze lengten zijn vastgesteld door middel van een nauwkeurige inventarisatie van de ligging van de beide oevers van de watergangen ten opzichte van elkaar. Deze inventarisatie is uitgevoerd door mede-werkers van de Direktie Faunabeheer.

De bestrijdingswerkzaamheden voor de muskusrat bestaan in hoofdzaak uit speur- en vangwerk. Daarnaast wordt er tijd besteed aan individue-le voorlichting en werkbegeindividue-leiding van vangers.

(35)

De tijd die wordt besteed aan speur- en vangwerk hangt af van het aan-tal muskusratten die in een bepaald gebied wordt aangetroffen. Dit kan worden uitgedrukt in een graad van besmetting en wel als volgt:

a. Geen besmetting.

Er wordt uitsluitend speurwerk verricht, waarbij hier en daar een enkele muskusrat wordt gevangen.

b. Lichte besmetting.

Hieronder wordt verstaan de aanwezigheid van gemiddeld 1 muskusrat per km oever. Voor de bestrijding kan worden volstaan met één speur- en één vangtocht langs de oevers.

c. Matige tot zware besmetting.

Hieronder wordt verstaan de aanwezigheid van 5 a 6 muskusratten per km oever. Voor de bestrijding ervan wordt aangenomen dat er circa vier speur- en vangtochten langs de oevers benodigd zijn.

d. Zware tot zeer zware besmetting.

Indien meer dan 6 muskusratten per km oever aanwezig zijn, wordt gesproken van een zware tot zeer zware besmetting. Deze besmettings-kategorie treedt in de meeste gevallen pas op als er niet wordt be-streden. In Nederland komt de situatie waarin niet wordt bestreden echter nauwelijks voor.

Aan de hand van opgedane speurervaringen binnen Schieland zijn de oe-verlengten van de gebieden met verschillend grondgebruik verdeeld in vier kategoriën loopsnelheid van de speurders/vangers, namelijk 1, 2, 3 en 4 km/uur. De normen van deze loopsnelheden zijn gebaseerd op fak-toren met betrekking tot terreinzwaarte en speurvermogen op het moment van betreding. Dit wordt onder andere bepaald door de hoogte van zowel de begroeiing in en langs de watergang als door de hoogte van de kul-tuurgewassen, door de schaal van de bedrijfsvoering en door betredings-mogelijkheden in verband met oevervoorzieningen e.d. Hieruit kan per besmettingskategorie het aantal loopuren worden berekend. Kategorie d. wordt hiervan uitgezonderd, omdat daarmee onvoldoende ervaring in Ne-derland is opgedaan en deze in de Zuidplaspolder in ieder geval niet voorkomt.

(36)

ad.a. Geen besmetting.

Indien er na kontrole van het gehele poldergebied van Schieland nauwelijks sprake blijkt te zijn van de aanwezigheid van de mus-kusrat, dan neemt de kontrole van dit gebied een aantal arbeids-uren (looparbeids-uren) in beslag die in tabel 7.2 zijn verzameld.

Tabel 7.2. Aantal loopuren zonder besmetting.

Grondgebruik

Watergangen van evident be-lang voor de waterschaps-zorg

Akkerbouw, grove tuinbouw Melkveehouderij

Glastuinbouw

Stedelijk gebied en agglo-meratie Buitenwegen en onland Open water Totaal Loopsnelheid (km/uur) 1 13 -198 16 390 50 100 2 -150 -3 228 200 -21 195 33 -4 8 -198 -245 -Totaal (loopuren) 249 350 396 37 830 83 100 2.045

ad.b. Lichte besmetting.

Indien er sprake blijkt te zijn van een lichte besmetting in Schieland, dan wordt er naast de speurwerkzaamheden ook meer tijd besteed aan vangwerkzaamheden.

Uit jarenlange praktijkervaring is gebleken dat de tijd die wordt besteed aan plaatsen en kontroleren van vangmateriaal voor alle terreingesteldheden ongeveer even groot is, namelijk een half uur per kilometer oeverlengte.

(37)

Bij de verschillende loopsnelheden van 1, 2, 3 en 4 km/uur wordt de totale bestri j dings tijd (vangen en speuren) dan 1*3, 1, 5/6 en 3/4 uur/km. Uitgaande van een uur speurtijd is zodoende voor speur- en vangtijd in geval van een lichte besmetting bij de ver-schillende loopsnelheden 1%, 2, 2h en 3 keer zoveel tijd nodig als ingeval er alleen gespeurd behoeft te worden. Voor een lich-te besmetting in de gehele polder is op deze wijze het aantal loopuren berekend uit tabel 7.2. en verzameld in tabel 7.3.

Tabel 7.3. Aantal loopuren bij een lichte besmetting.

Grondgebruik

Watergangen van evident be-lang voor de waterschaps-zorg

Akkerbouw, grove tuinbouw Melkveehouderij

Glastuinbouw

Stedelijk gebied en agglo-meratie Buitenwegen en onland Open water Totaal Loopsnelheid (km/uur) 1 20 -297 24 585 75 150 2 -300 -3 570 500 -53 488 83 -4 24 -594 -735 -Totaal (loopuren) 614 800 891 77 1.808 158 150 4.498

Ad.c. Matige tot zware besmetting.

Omdat de bestrijding van een matig tot zware besmetting circa vier keer zoveel vang- en speurtochten vergt als bij een lichte besmetting, wordt het totaal aantal loopuren ook vier keer zo-veel, namelijk 4 x 4.498 = 17.992 uren.

(38)

Benodigde mankracht en kosten

Om de benodigde mankracht en kosten voor de verschillende besmettings-kategoriën te berekenen, wordt uitgegaan van 1.760 manuren per jaar welke f 70.000,—kosten.

a. Geen besmetting

Benodigde mankracht 2.045/1.760 = 1,2.

Hierbij is alleen uitgegaan van loopuren. Een deel van de oeverkan-ten kan echter vanuit het water bekeken worden. De benodigde man-kracht kan dan beperkt worden tot circa 1, welke f 7 0 . 0 0 0 , — per jaar kost. De situatie zonder muskusratten binnen Schieland is al-leen te handhaven wanneer ook in de aangrenzende gebieden zich bin-nen een afstand van circa 10 km geen muskusratten bevinden.

b. Lichte besmetting

Benodigde mankracht 4.498/1.760 = 2 , 6 .

Door de behoefte aan meerdere vangers zal er ook meer koördinatie en overleg nodig zijn, zodat bij een lichte besmetting circa drie vangers benodigd zijn. Ook deze situatie is lang te handhaven bij eenzelfde situatie in de aangrenzende gebieden. De aanwezige muskus-ratten kunnen dan bijtijds worden weggevangen zodat er nauwelijks schade zal ontstaan. De bestrijdingskosten met drie vangers bedra-gen f 2 1 0 . 0 0 0 , — per jaar.

c. Matige tot zware besmetting

Benodigde mankracht 17.992/1.760 = 10,2.

Ook hier is meer koördinatie en overleg nodig, waardoor het benodig-de aantal vangers zeker op elf komt. De bestrijding zal echter niet kunnen verhinderen dat er graafschade ontstaat, waardoor ook extra onderhoudswerkzaamheden nodig zullen zijn. De bestrijdingskosten met elf vangers bedragen f 7 7 0 . 0 0 0 , — per jaar.

(39)

De hiervoor berekende bedragen en mankracht zijn van toepassing indien het gehele gebied van Schieland met omringende gebieden, binnen een bepaalde afstand, in één van de drie besmettingskategorieen valt. Als namelijk wordt aangenomen dat de muskusrat bestreden zal worden, zal de kategorie zware tot zeer zware besmetting nauwelijks optreden. In de praktijk zal dan in het gebied een kombinatie ontstaan van de drie hiervoor genoemde bestenimingskategorieen, waarbij een hoeveelheid mankracht behoort die lager zal zijn dan het berekende maximum aantal van elf vangers.

De voor de bestrijding benodigde kosten variëren van f 7 0 . 0 0 0 , — tot f 7 7 0 . 0 0 0 , — per jaar voor geheel Schieland. Het toerekenen van een deel van deze bes tri jdings kosten aan de Zuidplaspolder zou vrij goed kunnen geschieden door de aanwezige besmettingskategoriën en de totale lengte aan watergangen binnen de Zuidplaspolder te bekijken ten opzich-te van geheel Schieland. Echopzich-ter, een eenvoudiger benadering is de kos-ten naar rato van het oppervlak toe te rekenen. Aangezien Schieland rond 21.000 ha en de Zuidplaspolder 4.256 ha groot is, zal afhankelijk van de optredende graad van besmetting tussen de f 14.000,— en f 156.000,— per jaar aan bestrijdingskosten in de Zuidplaspolder be-nodigd zijn.

(40)

-o-o-o-o-o-o-o-LITERATUUR

1. Invloed van de graverij van muskusratten op waterkeringen, 1981, COW, 's-Gravenhage.

2. Provinciale Griffie Gelderland, 1973, Berekening inundatieschade voor de provincie Gelderland.

3. Duiser, J.A., 1983, Een verkennend onderzoek naar methoden ter bepa-ling van de inundatieschade bij dijkdoorbraak. TNO Apeldoorn.

4. Scholten H z , J.A., 1836, Algemeen verslag van de doorbraak in de droog-makerij van Bleiswijk en Hillegersberg, voorgevallen den 26 December

(41)

RINGVAARTP(6TR(CT

ÓTAP6DI6TBICT

ÓITÜATIC: WO0GHKMRAAP6CHAP VAK 6C14IELAND 6cHAALi-.too.ooo

•RIN&VAARTOIWRKT

6.200 ha.

TOTAAL. ZO.SOO

( de polderoenoalen ^ f 9 .en

(42)

2.00".. koo".. RIW6VAART o

S

8 8

- o

8

oo cO O

o.

4.O0" a.oo aoo" RINSVAART

8

o «o 09U VO en

8

PVAR^PRORELENi E>OEZ£HKAPE:

Z0IPPLA6P0LPER

(MATEN IN

o

o o

eg

ft

(43)
(44)

VEEN

JZANP

In het getekende dwarsprofiel is globaal de grondopbouw van de boe-zemkade aangegeven. Freatische lijn 1 (f.1.1) treedt op bij normale boezemstand van NAP -2,00 m. Via gegevens verkregen uit werkelijk op-getreden schadegevallen is een gang met nestbouw tot op een afstand van circa 0,50 m van het binnentalud aangenomen. Ten gevolge van deze graverij zal de freatische lijn daar ter plaatse hoger in het kade-lichaam komen te liggen (f.1.2). De situatie wordt nog ongunstiger als hierdoor kwelwater uit het binnentalud gaat stromen. De stabiliteits-berekeningen zijn uitgevoerd met beide getekende freatische lijnen. De overige gegevens (waterspanningen, schuifweerstanden, volumegewichten) zijn verkregen uit het systematisch kade onderzoek van het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen (COW). De uitkomsten van de berekeningen zijn als volgt:

een minimum stabiliteitsfaktor van 1,32 bij freatische lijn 1 en een minimum stabiliteitsfaktor van 1,18 bij freatische lijn 2.

(45)

Or <.VS (f.l.i)

n. 4.06 ff.l.3)

ROE2EM

VEEN

Hetzelfde dwarsprofiel, als getekend op bijlage 4, wordt gebruikt bij de stabiliteitsberekeningen voor het buitentalud. In dit geval wordt de situatie beschouwd waarbij na kadebreuk de boezem is leeggestroomd en er geen water meer tegen de kade staat. Ten gevolge hiervan wordt aangenomen dat het verloop van de oorspronkelijke frêatische lijn (f.1.1) in de omgeving van het buitentalud zich zal wijzigen in f.1.3 om vervolgens verder in het kadelichaam weer lijn f.1.1 te volgen. De stabiliteitsberekeningen zijn uitgevoerd voor beide situaties. In de oorspronkelijke situatie is voor het buitentalud een minimum stabi-liteitsfaktor berekend van n = 1,33. Na het wegvallen van de waterdruk tegen de kade neemt deze faktor af met 20% tot n = 1,06.

(46)

Te treffen maatregelen na kadebreuk

Afhankelijk van de plaats van de kadebreuk zullen achtereenvolgens be-paalde maatregelen moeten worden getroffen om de polder zo snel moge-lijk droog te malen. In eerste instantie kan het Zuidplasgemaal (nr. 6) daarvoor niet worden gebruikt omdat dit gemaal op de (op dat moment lege) boezem uitslaat. Gemaal A. Kroes (nr. 8) daarentegen slaat het water rechtstreeks op de Hollandsche IJssel uit en kan zodoende na een kadebreuk direkt worden ingeschakeld. Het gemaal A. Kroes bestaat uit een poldergemaal en een boezemgemaal.

Op het Ringvaartgedeelte dat grenst aan de Polder Prins Alexander slaan twee poldergemalen (nrs. 10 en 11) hun water uit; deze moeten worden gestopt na een kadebreuk. De tijd die nodig is om de geïnun-deerde polder leeg te pompen (= open water op polderpeil) hangt/ naast de kapaciteit van de poldergemalen nrs. 6 en 8, voor een belangrijk deel af van de toestroming in de polder naar deze twee gemalen en de tijd die nodig is om bepaalde maatregelen te treffen.

De inlaat van het boezemgemaal 8 kan gescheiden worden door het neerla-ten van de schuif in de boezem. Het noordelijk boezemgedeelte wordt dan bemalen met een kapaciteit van 200 m3/min en het zuidelijk boezem-gedeelte met een kapaciteit van 250 m3/min.

Zodra het water in de polder voldoende gezakt is zullen de aanwezige onderbemalingsinstallaties in werking treden om het water op het ver-eiste polderpeil te

brengen-Om globaal een indruk te krijgen welke maatregelen getroffen moeten worden om de polder zo snel mogelijk droog te krijgen is het boezeraka-detracé verdeeld in drie vakken A, B en C (zie figuren 6-1, 6-2 en 6-3). Voor elk vak worden een aantal maatregelen genoemd die moeten worden uitgevoerd bij kadedoorbraak in het beschouwde vak. Ondanks het na elkaar noemen van de maatregelen kunnen uiteraard enkele werkzaam-heden gelijktijdig worden uitgevoerd. Uit de opsomming van de te nemen maatregelen blijkt dat bij een kadedoorbraak in vak C het water vermoe-delijk het langst in de polder blijft staan. Poldergemaal 6 kan name-lijk pas starten als het stroomgat is gedicht. Mogename-lijk kan extra pomp-kapaciteit worden ingezet om het water op het westelijk boezemgedeelte uit te slaan.

Uit het voorgaande is globaal een inundatieduur geschat van 1 a 2 w e -ken. De (verstoorde) waterhuishouding zal pas weer gaan funktioneren nadat de kadebreuk is hersteld en tevens de nodige herstelwerkzaamhe-den binnen de polder zijn verricht. Deze periode wordt geschat op 6 a 7 weken, zodat de produktiestagnatie in de landbouw circa 2 maanden zal gaan duren.

(47)

ZÓEARMEER r<

•.; ^r. r '"ÏU1?**^*,

*' ^ i f c B s ^ \.OM. boezem aeir>a<a/

; « w x : ' /•:«•!&*£> •->-;.•'/ \•»•<<.

>;**.** w-.m-mx

i&m&mffiri

S C H A A L < . <OO.QOO

- Doorbraak boezemkade langs vak A; - Boezem stroomt leeg in 1 a 2 dagen; - Stoppen poldergemalen 6, 10 en 11; - Starten poldergemaal 8;

- Schotbalken plaatsen en schuif neerlaten; - Begin herstelwerkzaamheden stroomgat;

- Scheiden noordelijk en zuidelijk bemalingsgebied door middel van nooddammen onder spoorlijn Den Haag-Gouda;

- Starten poldergemalen 6, 10 en 11;

- Oostelijk en zuidelijk boezemgedeelte vullen; - Starten boezemgemaal 8;

- Stroomgat dicht;

- Westelijk boezemgedeelte vullen; - Schotbalken en schuif verwijderen; - Noodafdammingen verwijderen.

(48)

\ 400.000

- Doorbraak boezemkade langs vak B; - Boezem stroomt leeg in 1 a 2 dagen; - Stoppen poldergemalen 6, 10 en 11; - Starten poldergemaal 8;

- Schotbalken plaatsen en schuif neerlaten; - Begin herstelwerkzaamheden stroomgat;

- Scheiden noordelijk en zuidelijk bemalingsgebied door middel van nooddammen onder spoorlijn Den Haag-Gouda;

- Starten poldergemaal 6;

- Oostelijk boezemgedeelte vullen;

- Westelijk boezemgedeelte vullen via Rottemeren;

- Starten boezemgemaal 8 (bemalen noordelijk gedeelte); - Stroomgat dicht;

- Starten poldergemalen 10 en 11; - Zuidelijk boezemgedeelte vullen;

- Starten boezemgemaal 8 (bemalen zuidelijk gedeelte); - Schotbalken en schuif verwijderen;

(49)

**&£>£ JmiJ: ^ ^

S C U A A L < •. 100.000

- Doorbraak boezemkade langs vak C; - Boezem stroomt leeg in 1 a 2 dagen; - Stoppen poldergemalen 6, 10 en 11; - Starten poldergemaal 8;

- Schuif neerlaten;

- Koppelen noordelijk en zuidelijk bemalingsgebied door middel van weg-nemen stuwen e.d.;

- Begin herstelwerkzaamheden stroomgat; - Starten poldergemalen 10 en 11;

- Zuidelijk en westelijk boezemgedeelte vullen;

- Starten boezemgemaal 8 (bemalen zuidelijk gedeelte); - Stroomgat dicht;

- Starten poldergemaal 6;

- Oostelijk boezemgedeelte vullen;

- Starten boezemgemaal 8 (bemalen noordelijk gedeelte); - Schuif verwijderen;

(50)

Gewasschade in de akkerbouw Gewas pootaardappelen cons. aardappelen wintertarwe (korrel) wintertarwe (stro) zomergerst (korrel) zomergerst (stro) suikerbieten suikerbieten (nevenopbrengs ten) spruitkool produktie kg/ha 35.000 50.000 8.000 4.000 5.000 3.000 55.000 17.000 telers-prijs

gldAg

0,45 0,20 0,53 0,09 0,56 0,12 0,12 0,90 opbrengst gld/ha 15.750,— 10.000,--4.240,— 3 6 0 , — 2.800,--3 6 0 , — 6.050,— 1 5 0 , — 15.300,--Oppervlakte ha 300 220 800 800 45 45 380 380 355 Schadefaktoren inundatietij d januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december aard-appelen -1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 - mm- winter-tarwe 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 -1,00 1,00 1,00 zomer-gerst -1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 - suiker-bieten -1,00 0,50 0,50 1,00 1,00 0,50 0,30 -— spruit-kool 0,10 -0,50 1,00 1,00 1,00 1,00 0,75 0,50 0,25 Aardappelen Wintertarwe Zomergerst Suikerbieten Spruitkool

: de schadefaktor is 1,00 in de groeiperiode mei t/m september.

: vanaf de zaaitijd in oktober t/m de oogsttijd in augustus is de schadefaktor 1,00.

: vanaf de zaaitijd in februari t/m de oogsttijd in augustus is de schadefaktor 1,00.

: de schadefaktor is zowel in de zaaitijd (april) als in de twee maanden voor het rooien (juli en augustus) 1,00; in de rooitijd is de schadefaktor lager en hangt af van het inundatietijdstip.

: zowel in de plantperiode (50% planten in mei en 50% in juni) als in de periode tot aan de oogst-tijd is de schade maximaal; in de maanden oktober, november en december wordt elk 25% geoogst, de rest in januari en februari; de bijbehorende scha-defaktoren zijn dan respektievelijk 0,75, 0,50 en 0,25.

(51)

Schade aan grasland Schadefaktoren Inundatie-tijd januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december gras-land a 0,05 0,05 0,10 1,00 1,00 0,70 0,50 0,30 0,15 0,05 0,05 0,05 herinzaaien na inundatie* b 1,00 1,00 1,00 0,55 0,70 0,85 0,95 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 resulterende schadefak-toren a-(1,00-b) 0,05 0,05 0,10 0,55 0,70 0,55 0,45 0,30 0,15 0,05 0,05 0,05 geoogst gewas 0,50 0,30 0,15 -1,00 0,80 0,65

* de schadefaktoren staan vermeld bij het tijdstip van inundatie. Grasland

In de kolom "grasland" staan schadefaktoren vermeld die rechtstreeks het gevolg zijn van inundatie op grasland.

De kolom " herinzaaien na inundatie" geeft schadefaktoren ten opzichte van de heringezaaide hoeveelheden nadat de polder weer is drooggeval-len.

De kolom "resulterende schadefaktoren" is derhalve bepalend om de grootte van de inundatieschade voor grasland te berekenen.

Geoogst gewas

De veebezetting van een bedrijf wordt uitgedrukt in een aantal groot vee eenheden per ha (gve/ha). Er wordt uitgegaan van een veebezetting van 2,5 gve/ha en een optimale ruwvoervoorziening van 9 kg droge stof per gve per staldag. Bij een ruwvoervoorz iening van 50% kuilgras en

50% hooi is dan in de winterperiode 5000 kg/ha kuilgras en 2500 kg/ha hooi benodigd. De schadefaktor is afhankelijk van het tijdstip van inundatie. Hoe later de inundatie in de wintermaanden plaatsvindt, hoe minder kuilgras en hooi in de resterende periode benodigd is.

(52)

Gewasschade in de glastuinbouw Gewas Snijbloemen Gerbera's Rozen Anjers Orchideën Potplanten Groenten Tomaten Komkommers/paprika's Diverse gewassen opbrengst gld/m2 55,--6 0 , — 4 5 , — 6 5 , — 80,-- 55,--3 0 , — oppervlakte ha 55 95 5 5 5 55 5 5 Schadefaktoren Inundatie-tijd januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december gerbera's 0,70 0,60 0,40 0,25 0,10 0,80 0,80 1,00 0,95 0,95 0,90 0,80 rozen 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 anjers 0,80 0,80 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,70 0,80 0,80 orchi-deën 1,00 1,00 1,00 0,40 0,40 0,10 0,10 0,40 0,40 0,40 1,00 1,00 pot-planten 1,00 1,00 1,00 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 1,00 1,00 groenten 0,60 0,60 0,60 0,60 0,50 0,50 0,40 0,40 0,50 0,50 0,50 0,60 Gerbera's Rozen

vanaf juni (grond ontsmetten) en juli (planten) tot januari zijn de schadefaktoren hoog; na janua-ri wordt 70% geoogst; vervangende teelt mogelijk.

6-jarige teelt met maximale oogst na 2 jaar, scha-defaktor 1,00; indien bij inundatie sterk ras el-ders aanwezig, mogelijkheid tot planten; geen ver-vangende teelt mogelijk.

(53)

Anjers : 2-jarige teelt; planttijden zijn maart/april en september/oktober; oogsttijd is april; vervangende teelt mogelijk.

Orchideën : worden op stellingen van circa 0,50 m hoogte ge-teelt; besmetting bloemen bij inundatie; hoge scha-def aktoren tijdens oogstperiode van november tot en met februari; geen vervangende teelt mogelijk; Potplanten : 1-jarige teelt worden op stellingen van circa

0,80 m hoogte geteelt; besmetting bloemen bij inundatie; hoge schadefaktoren in oogstperiode no-vember tot en met maart; geen vervangende teelt mogelijk;

Groenten : schadefaktoren liggen lager dan bij snijbloemen-teelt daar het gehele jaar door vervangende snijbloemen-teelt mogelijk is.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Referent zastana- wiał się także, czy w Biblii odnaleźć można argumenty za tym, by nie zabijać zwierząt w celu ich spożywania (zwłaszcza w obliczu rozwijania

Bij de extramura- le thuiszorg is uitgegaan van één markt gezien onder meer het proces van ontschotting in de AWBZ (er wordt binnen deze wet geen onderscheid meer gemaakt

Der  Begriff  „Diskurs“  weckte  in  den  letzten  Jahren und weckt auch heute ein enormes Inter-

Jednakże agresja wobec studentów nie jest jedynie specjalizacją afrykańską, Altbach pokazuje przykłady innych krajów rozwijających się, które używały siły

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

De grootte van de hoeveelheid duinafslag moet derhalve ook niet worden vastgesteld door uit te gaan van deze helling; als uitgangspunt moet dienen het afslagproces.. Een relatie met

W roku 1912 odkryto tajną szkołę prowadzoną przez Żydów Borucha Gersztajna i Chaima Sztycera, mieszczącą się w domu Stanisława Kozyrskiego.26 Nie­ spodziewana

Throughout the presentation of two characters from his major novels, namely Rose from Brighton Rock and the whisky priest from The Power and the Glory, an attempt