• Nie Znaleziono Wyników

De rehabilitatie van de Gilliswijk in Delft: Een onderzoek naar het verval en herstel van een naoorlogse wijk: de voormeting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rehabilitatie van de Gilliswijk in Delft: Een onderzoek naar het verval en herstel van een naoorlogse wijk: de voormeting"

Copied!
170
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)
(3)

OhO\.

DE REHABILITATIE VAN DE GILLISWUK IN

DELFf:

(4)

VANDALISME, CRIMINALITEIT

EN VOLKSHUISVESTING

Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) Technische Universiteit Delft

Thijsseweg 11 2629 JA Delft

(5)

DE REHABILITATIE VAN DE GILLISWIJK IN

DELFf:

een onderzoek naar het verval en herstel van een naoorlogse wijk. De voormeting.

Frans van der Zon

(6)

De serie 'Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting' wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon: (015) 783254 In opdracht van: OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BffiUOrnEEK, DEN HAAG Zon, Frans van der

De rehabilitatie van de Gilliswijk in Delft : een onderzoek naar het verval en herstel van een naoorlogse wijk / Frans van der Zon. - Delft : Delftse Universi-taire Pers. - (Vandalisme, kriminaliteit en volkshuisvesting ; nr. 4)

Uitg. van het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde, Technische Universiteit Delft, Delft in opdracht van de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit (SBPC). - Met lito opg.

ISBN 90-6275-490-2

SISO 719.22 UDC [343.3/.7:911.375](492*2600) NUGI 655

Trefw.: criminaliteit en woonmilieu ; Gilliswijk (Delft) ; onderzoek. Copyright 1989 Frans van der Zon

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without the permission from the publisher, Delft University Press, Delft The Netherlands.

(7)

INHOUD

VOORWOORD 1 INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING. . . . .. 1 1.1 Achtergrond. . . . . . . . . 1 1.2 Probleemstelling . . . 2 1.3 Leeswijzer . . . ... . . 3

2 DE GESCHIEDENIS VAN DE GILUSWUK . . . 5

2.1 De Gilliswijk als "ideale" wijk . . . 5

2.2 De Gilliswijk als "probleem" wijk . . . 6

3 FYSIEKE EN SOCIALE WOONOMGEVING . . . 11

3.1 Fysieke woonomgeving . . . 11

3.1.1 Komplexbeschrijving . . . . . . . . . 11

3.1.2 Ligging van de semi-openbare ruimten . . . 14

3.1.3 Direkte woonomgeving . . . 15

3.1.4 Openbaar groen . . . 15

3.1.5 Voorzieningen . . . 16

3.1.6 Technisch beheer door de korporatie . . . , . . . 16

3.1.7 Onderhoud woonomgeving . . . 19

3.2 Sociale woonomgeving . . . 20

3.2.1 Bevolkingsopbouw bij de oplevering . . . 20

3.2.2 Uitstromers . . . 21

3.2.3 Instromers . . . 22

3.2.4 Toewijzingsbeleid ... . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

3.2.5 Woongedrag van de bewoners . . . 28

3.2.6 Betrokkenheid van de bewoners . . . 33

3.2.7 Jongeren . . . 37

4 VERLOEDERING EN KLEINE KRIMINALITEIT . . . 39

4.1 Periode 1971-1981: problemen en eerste maatregelen . . . 39

4.2 Eskalatie van verloedering en kleine kriminaliteit . . . 40

4.2.1 Inleiding . . . 40

(8)

4.2.3 Gegevens korporatie . . . 48

4.2.4 Gegevens gemeentelijke diensten . . . 52

4.2.5 Gegevens nutsbedrijf . . . 52

4.2.6 Gegevens bewoners ... ... . . . 53

4.3 Angstgevoelens bewoners ... . . . ... 60

5 VERWEDERING EN KLEINE KRIMINALITEIT: ANALYSE VAN DE PROBLEMEN .. . . , ... 69

5.1 Inleiding . . . ... .... . . ... 69

5.2 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de semi-openbare ruimten . . . 70

5.3 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de woning ... 74

5.4 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de direkte woonomgeving ... . . ... . . . 75

5.5 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot het openbaar groen ... . . . ... 76

5.6 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de voorzieningen . . . 77

5.7 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot het technisch beheer door de korporatie . . . 78

5.8 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot het onderhoud van de woonomgeving ... . . . 79

5.9 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de bevolkingsopbouw bij de oplevering . . . 80

5.10 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de uitstromers . . . 80

5.11 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de instromers .. 81

5.12 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot het toewijzingsbeleid ... ... .. . . 82

5.13 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot het woongedrag van de bewoners .... ... . . . ... 82

5.14 Verloedering en ,kleine kriminaliteit in relatie tot de betrokkenheid van de bewoners . . . 84

5.15 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de jongeren .... 84

5.16 Verloedering en kleine kriminaliteit in relatie tot de sociale en fysieke woonomgeving; een synthese . . . . 86

6 MAATREGELEN ... . . . ... 89

6.1 Inleiding . . . 89

6.2 Organisatiestruktuur . . . .. 89

6.3 Maatregelen gericht op de semi-openbare ruimten ... 91

6.4 Maatregelen gericht op de woning . . . .. 98

6.5 Maatregelen gericht op de direkte woonomgeving en het openbaar groen ... .. . . ... .... 100

6.6 Maatregelen gericht op de voorzieningen . . . .. 106

6.7 Maatregelen gericht op het technisch beheer door de korporatie. 107 6.8 Maatregelen gericht op het onderhoud van de woonomgeving . .. 107

(9)

6.11 Maatregelen gericht op het vergroten van de semi-formele

sociale kontrole . . . 109

6.12 Maatregelen gericht op de jongeren . . . 110

6.13 Maatregelen genomen door bewoners . . . 112

6.14 Dwarsdoorsnede van de maatregelen . . . 113

7 EVALUATIE: EERSTE EFFEKTEN VAN DE MAATREGELEN ... 115

7.1 Inleiding . . . ... ... 115

7.2 Effekten van eerste maatregelen . . . 115

7.3 Effekten van keldersegmentering . . . .. 116

7.4 Effekten van het hallenplan . . . 117

7.5 Effekten van woningsplitsingen . . . 117

7.6 Effekten van woonomgevingsplan . . . 119

7.7 Effekten van sluiting scholen ... ... 119

7.8 Effekten van wijziging technisch beheer . . . .. 120

7.9 Effekten van beter onderhoud woonomgeving . . . 120

7.10 Effekten van gewijzigd toewijzingsbeleid . . . 121

7.11 Effekten van streven naar een grotere betrokkenheid en beter woongedrag . . . 121

7.12 Effekten van introduktie huismeesters . . . 121

7.13 Effekten van maatregelen gericht op jongeren . . . 125

7.14 Tussentijdse stand van zaken . . . ... . . 126

8 KONKLUSIES EN AANBEVELINGEN . . . .. 127 8.1 Inleiding. . . .. 127 8.2 Konklusies. . . . .. 127 8.3 Aanbevelingen. . . . .. 130 9 SAMENVATTING . . . 135 BULAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 143 150 152 LITERATUUR ... . . . 154

(10)
(11)

VOORWOORD

Sinds het einde van de jaren '60 is er sprake van een explosieve groei van kleine criminaliteit. Uit recente cijfers blijkt dat deze groei enigszins stagneert. Deson-danks veroorzaakt (de dreiging van) criminaliteit, nog steeds onveiligheidsgevoe-lens en maatschappelijke onrust.

Naar aanleiding van de groei van de kleine criminaliteit heeft de regering in 1985 het beleidsplan Samenleving en Criminaliteit gepubliceerd, waarin voorgesteld wordt een bestuurlijk preventieplan te ontwikkelen. In het beleid worden drie hoofdlijnen onderscheiden:

- het versterken van de binding van de opgroeiende generatie met de maatschappij; - het versterken van het functionele toezicht op potentiële wetsovertreders door

functionarissen met een bredere dienstverlenende taak;

- het ontwikkelen van een bebouwde omgeving die qua planologische en bouwtechnische kenmerken zo min mogelijk aanleiding biedt tot het plegen van delicten.

Ter bevordering van het ontwikkelen van dit beleid is een fonds van 45 miljoen gulden ingesteld, waaruit door de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit (SBPC) subsidies zijn toegekend aan experimenten en proefprojecten, maar ook aan enkele onderzoeksprojecten.

De Stuurgroep ondersteunt op deze wijze ook het onderzoeksproject 'Kleine

criminaliteit en naoorlogse etagebouw' van het Onderzoeksinstituut voor Techni-sche Bestuurskunde (OTB).

Het onderzoeksproject 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' is verbonden aan het onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken; een samenwerkingsverband van drie onderzoeksinstituten, namelijk het Instituut voor Ruimtelijk Onderzoek (IRO) van de Rijksuniversiteit van Utrecht, het Centrum voor Grootstedelijk Onderzoek (CGO) en het OTB, verbonden aan de Technische Universiteit te Delft.

Uit diverse publicaties is gebleken dat kleine criminaliteit in versterkte mate voorkomt in de naoorlogse etagebouw. Het onderzoeksproject 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' heeft als doel meer inzicht te krijgen in de relatie tussen kleine criminaliteit en etagebouw. Bij de uitvoering van het onderzoeksproject ligt

de nadruk op het analyseren op de te treffen (preventieve) maatregelen, en de effecten van deze maatregelen. Er wordt onderzoek verricht in een aantal naoorlogse woniIigcomplexen waar de Stuurgroep experimenten subsidieert. Daarnaast worden complexen beschouwd waar de criminaliteit schrikbarende vormen heeft aangenomen.

(12)

De begeleidingscommissie van het onderzoeksproject bestaat uit de volgende leden: mevr. J. Junger-Tas (WODC), mevr. A Vroege (NCIV), M. van Oostrom (MVROM), R. de Vries (SBPC), R. van Putten (NWR), M. kromwijk (VNG) en H. Spickenheuer (WODC).

De resultaten van de verschillende deel-onderzoeken worden gepubliceerd in de OTB-reeks 'Vandalisme, criminaliteit en volkshuisvesting'. In deze reeks zijn reeds twee delen verschenen. Het eerste deel, 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw', bestaat uit een literatuurstudie en de opzet van het onderzoeksproject. Het tweede deel heeft betrekking op het woningcomplex Hoptille in Amsterdam. Deel drie gaat over het komplex de Tjalk in Lelystad. Andere delen behandelen de Falgabuurt in Den Helder en een achttal hoogbouwkomplexen in Capelle aan den Ussel.

Dit deel is het vierde in de OTB-reeks. Het is een verslag van het eerste gedeelte van een onderzoek in de Gilliswijk in Delft. Op deze voormeting volgt nog een nameting in de loop van 1989 waarvoor in een volgend deeltje verslag zal worden uitgebracht.

Uiteraard kon dit onderzoek alleen verricht worden dank zij de hulp van vele betrokkenen: de medewerkers van de woningbouwvereniging St. Hippolytus, de bewonerscommissie en de projectgroep Gilliswijk en vooral ook alle bewoners van de wijk die de enquête hebben ingevuld. Zij allen worden hier hartelijk bedankt voor hun medewerking. Tenslotte dank ik ook Michael Verbeek voor de opmaak van dit boek.

Frans van der Zon Delft, augustus 1989

(13)

1

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

1.1 Achtergrond

De laatste jaren is in Nederland en ook in het buitenland gekonstateerd dat de kleine kriminaliteit of veel voorkomende kriminaliteit, sterk toegenomen is. De toename van de kleine kriminaliteit en de daarmee gepaard gaande publiciteit dragen bij aan de versterking van gevoelens van onveiligheid onder de bevolking. Dit was aanleiding om te pleiten voor een brede aanpak; niet alleen een justiële en politionele aanpak, maar ook een preventieve aanpak. De bestuurlijke preventie wordt als centrale aanpak voorgestaan. In het beleidsplan 'Samenleving en maatschappij' (1985) van het kabinet-Lubbers I worden voorstellen gelanceerd om de kleine kriminaliteit met het bestuurlijke preventiebeleid te voorkomen of terug te dringen.

In dit preventiebeleid zijn 3 hoofdlijnen te onderscheiden:

1. de ontwikkeling van een bebouwde kom die qua planologische en bouwtech-nische kenmerken zo min mogelijk gelegenheid biedt tot het plegen van delikten;

2. het versterken van de binding van de opgroeiende generatie met de maatschap-pij;

3. het versterken van het funktionele toezicht op potentiële wetovertreders door funktionarissen met een bredere dienstverlenende taak (o.a. winkelpersoneel, kondukteurs, jongerenwerkers, huismeesters e.d.).

De bestuurlijke preventie dient op lokaal niveau gekonsentreerd te zijn en de op dat niveau opererende organisaties (scholen, wijkverenigingen, jongerenorganisaties, korporaties) zouden samen met gemeente, politie en justitie de veel voorkomende kriminaliteit moeten terugdringen of voorkomen. Ter bevordering hiervan is ondermeer een budget van 45 miljoen gulden (verdeeld over 5 jaar) beschikbaar gesteld voor lokale proefprojekten.

In de proefprojekten komen de problemen in de naoorlogse etagebouwkomplexen ook aan de orde. In Breda, in Utrecht, in Heerenveen, in Capelle aan den Ussel, in Amsterdam, in Den Helder, in Groningen en in Delft worden projekten gesubsidieerd die tot doel hebben de kleine kriminaliteit en verloedering in naoorlogse etagebouw te verminderen.

(14)

Tevens worden enkele onderzoeksprojekten uitgevoerd. Eén van deze projekten is het onderzoek 'Kleine kriminaliteit en naoorlogse etagebouw' dat uitgevoerd wordt door het het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) van de Technische Universiteit Delft.

1.2 Probleemstelling

In het onderzoek wordt de relatie tussen de kleine kriminaliteit en verloedering enerzijds en de naoorlogse etagebouw anderzijds geanalyseerd. De theoretische achtergrond wordt gevormd door een studie van de Angelsaksische en Nederlandse literatuur op het gebied van de relatie tussen kriminaliteit en 'gebouwde omge-ving'. De daaruit voortgekomen konklusies zijn gebruikt om een model te maken waarin deze relatie omschreven wordt. Dit model is beschreven in het eerste deel van de reeks Vandalisme, Kriminaliteit en Volkshuisvesting (Bentvelsen en Van der Zon, 1987).

Het model dient als basis voor de evaluatie van enkele proefprojekten die in het kader van het bestuurlijk preventiebeleid zijn uitgezet. De experimenten in Capelle aan den Ussel, Delft en Den Helder worden daarbij geëvalueerd. Tevens worden maatregelen geëvalueerd die in de Bijlmermeer genomen zijn.

De eerste toets van het model heeft plaatsgevonden bij de studie naar het verval van De Tjalk (in Lelystad) en Hoptille (Bijlmermeer).

Naast de case-studies worden in thematische onderzoeken het toewijzingsbeleid en de aanstelling van huismeesters nader belicht.

Het onderzoek heeft als c:entrale probleemstelling:

"Welke fakoren zijn vanuit het beheer van woning en woonomgeving in met name de volkshuisvestingssektor manipuleerbaar, zodat de kleine kriminaliteit afneemt c.q. voorkomen wordt?"

De beantwoording ervan zal in de verschillende case-studies aan de orde komen. De verschillende case-studies en thematische studies worden in een afsluitend rapport in 1990 met elkaar in verband gebracht. Dit moet leiden tot aanbevelingen voor het bestuurlijk preventiebeleid in de volkshuisvestingssektor.

In dit rapport wordt de eerste fase van het onderzoek in de Gilliswijk in Delft, naar de toestand van zomer 1988 weergegeven. De definitieve evaluatie, de tweede fase van het onderzoek, is eind 1989 gepland. Dan kan ook het funktioneren van de huismeesters worden geëvalueerd.

De opzet van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de geschiedenis van de Gilliswijk op chronologische wijze beschreven; wat was de opzet van de wijk, wat ging er fout, wat werd er gedaan en wat zijn de eerste effekten. In het derde hoofdstuk wordt de Gilliswijk beschreven aan de hand van het onderscheid in de fysieke en de sociale woonomgeving; wat zijn de kenmerken ervan, welke wijzigingen zijn er opgetreden etc.

Het vierde hoofdstuk laat zien welke problemen er op het gebied van de kleine kriminaliteit en verloedering zijn voorgekomen. Aandacht is ~r voor de 'harde' cijfers (objektieve kriminaliteit) en de angstgevoelens onder de bewoners

(15)

(subjektieve kriminaliteit); tevens wordt er een inventarisatie gemaakt van de regis-tratiebronnen, die gebruikt zullen worden voor de nameting in 1989.

In hoofdstuk 5 wordt de relatie tussen de fysieke en sociale woonomgeving enerzijds en kleine kriminaliteit en verloedering anderzijds gelegd. Aangegeven wordt welke verbanden en mogelijke causale relaties er bestaan en op welke wijze deze elkaar versterkt hebben. De analyse in hoofdstuk 5 vormt de basis voor de beschrijving van de genomen maatregelen in hoofdstuk 6. Aangegeven wordt welke maatregelen gericht zijn op bepaalde relaties uit hoofdstuk 5. Nagegaan wordt of de juiste maatregelen genomen zijn. In het daaropvolgende hoofdstuk worden de eerste effekten van de maatregelen in kaart gebracht. Een definitieve evaluatie is gepland eind 1989 en aangegeven wordt op welke wijze deze uitgevoerd zal worden. Het afsluitende hoofdstuk 8 gaat in op konklusies en aanbevelingen.

1.3 Leeswijzer

Het rapport kent een aantal delen die los van elkaar te lezen zijn. In de hoofdstuk-ken 3 tot en met 5 wordt de nadruk gelegd op de relatie tussen de kleine kriminaliteit en verloedering enerzijds en de woonomgeving anderzijds. Dit is met name interessant voor mensen die werkzaam zijn op het gebied van de krirninali-teitspreventie. Degenen die geinteresseerd zijn in de rehabilitatie van een naoorlogse woonwijk wordt aangeraden de hoofdstukken 6 tot en met 8 te lezen. Het gehele rapport lezen geeft uiteraard de meeste informatie. De zeer gehaaste lezer kan volstaan met de samenvatting en het laatste hoofdstuk.

(16)
(17)

2

DE GESCHIEDENIS VAN DE GILLISWIJK

In dit hoofdstuk wordt een chronologische weergave geboden van de geschiedenis van de Gilliswijk. In volgende hoofdstukken worden de Gilliswijk en haar problemen op een thematische wijze beschreven. Om de lezer het overzicht te laten houden, wordt in dit hoofdstuk op kernachtige wijze de nog korte, maar bewogen historie van de Gilliswijk gepresenteerd. De beschrijving eindigt aan het eind van 1987.

2.1 De Gilliswijk als "ideale" wijk

De Gilliswijk ligt in het westen van Delft en is een buurt in een grotere Delftse wijk, de Buitenhof. De Gilliswijk is in het begin van de jaren zeventig gebouwd en het stedebouwkundig konsept is een reaktie op de hoogbouw waarmee in de jaren zestig Delft (in de wijk de Voorhof) uitgebreid werd.

De 7 middelhoogbouwwoonblokken vormen een rechthoek in een zeer groene omgeving. Aan de buitenkant zijn groenstroken aangelegd en in het middengebied is een geaccidenteerd terrein met een toendertijd gevarieerde vegetatie aangelegd. Het groen heeft een duidelijke funktie als gebruiksgroen, met de speelplekken, trapveldjes en de door gebruikers gevormde paden. Er is naar gestreefd om de verschillende funkties zo geleidelijk mogelijk in elkaar te laten overgaan. De fysieke begrenzingen tussen rijweg, groengebied en ontsluiting van de flats zijn zoveel mogelijk weggelaten. De woonomgeving van de Gilliswijk moest een voorbeeld worden in Nederland en ook daarbuiten; vele architecten en stedebouwers uit binnen- en buitenland zijn naar het voorbeeld komen kijken.

De 7 vier-hoogflats bestonden in totaal uit 70 vierkamerwoningen op de begane grond, 5 tweekamerwoningen en 448 vijfkamerwoningen; in totaal 523 woningen. De bouw van de Gilliswijk was in het kader van het woonruimtebeleid een uitkomst, want in het begin van de jaren zeventig stonden veel grote gezinnen op de wachtlijst. Door de stadsvernieuwing en saneringsaktiviteiten kwamen er bij de oplevering veel jonge grote gezinnen naar de Gilliswijk. De gemeente stelde als kriterium dat er per vijfkamerwoning 6 personen gehuisvest moesten worden. De woningen waren relatief goedkoop; in 1972 bedroeg de kale maandhuur gemiddeld f 165,24. In 1971 zag de toekomst voor de bewoners en de verhuurder, de woningbouwvereniging St. Hippolytus, er zonnig uit.

(18)

Atb. 2.1 Gilliswijk in het groen

2.2 De Gilliswijk als wprobleemw wijk

De eerste donkere wolken doemden echter al snel op.

1971: - brief over slecht gebruik stortkokers, afval in trappehuizen, afval over reling.

1972: - nogmaals een brief over slecht gebruik stortkokers;

vernielingen door kinderen aan jonge aanplant, in de hal en aan verlichting; verzocht werd om meer toezicht door de ouders;

- in augustus werden de stortkokers afgesloten, vuil moest in kontainers die op bepaalde tijden buiten gezet werden;

- schoonmaakdienst ruimde geen honden- en kattenuitwerpselen in gemeen-schappelijke ruimten meer op, de honden- en kattenbezitters moesten dat zelf doen.

1973: - bewonerskommissie klaagde over onveiligheid trappehuizen doordat enkele kinderen naar beneden vielen;

- bewonerskommissie klaagde over rommel, reklame-folders e.d. in de centrale hallen en keldergangen, voorgesteld werd om afvalemmers te plaatsen;

- toenemend aantal vernielingen aan kelders, verlichting, diefstal uit kelders etc.

1974: - in augustus werd bij wijze van proef de kelderruimte aan de Chopinlaan 2-152 afgesloten; de buitendeuren werden weer afgehangen, voorzien van een slot en alle huishoudens kregen sleutels. Experiment werd fiasko, doordat deuren ingetrapt werden.

(19)

vanaf 1975:

- veel woningen vrij in nieuwbouwwijk Tanthofwaardoor (vooral ekonomisch sterkere) huishoudens uit de Gilliswijk verdwenen. Instroom vanuit stadsvernieuwingswijken; grote huishoudens met gemiddeld lage inkomens en relatief vaak van niet-Nederlandse origine.

1978: - glas in centrale hallen werd vervangen door hardglas en later door het kunststofpreparaat polycarbonaat en de hardhouten centrale deuren werden vervangen door stalen deuren.

eind jaren zeventig:

- Gilliswijk is een neergaande spiraal van verval en verpaupering terecht gekomen en heeft een negatieve naam gekregen bij woningzoekenden en het gevolg was een toenemend aantal weigeringen;

- gemeentepersoneel klaagde over moeilijke onderhoudstaken; niet alleen door het ruige karakter van de groenvoorzieningen, ook door het vele zwerfvuil en doordat jongeren onderhoudspersoneel lastig vielen; - toenemend aantal werkloze jongeren dat zich in de wijk ophield en zich

bezig hield met vernielingen, brandstichting, inbraken, voor geluidsover-last zorgde e.d.;

- angstgevoelens onder bewoners namen toe, met name door enkele grote kelderbranden.

1981: - bewoners ondernamen spontaan aktie en stuurden een klachtenlijst onder de naam 'het grote ongenoegen' naar de woningbouwvereniging;

- in november werd door de korporatie een bijeenkomst met direkt betrokkenen belegd. Adviesgroep 'Gillis' werd in het leven geroepen, waarin de bewonerskommissie, de politie, het schoolhoofd, de gemeente (Openbare Werken, Welzijn en Huisvesting), het jongerenwerk en de korporatie participeerden.

- oplossingen werden gezocht in 5 groepen:

a. 'bewoning': toewijzingsbeleid dat gericht zou zijn op het ver-minderen van het aantal personen en het verbeteren van het sociaal milieu;

b. 'woning': verminderen van het aantal 5 kamerwoningen, stimuleren verhuisgeneigdheid, toekennen van urgentiepunten aan Gillisbewo-ners en voorrang voor toewijzing van woning in de wijk Tanthof; c. 'flat': wijzigen toegankelijkheid entreehallen, aanpassen liftinstal-laties, herindelen kelderonderbouw en schoonmaken keldergangen; d. 'woonomgeving': parkeervoorzieningen, aanleggenkontainerhavens,

overzichtelijke groenvoorzieningen;

e. 'algemeen': bewoners er meer bij betrekken, zichtbaarder opsporingsbeleid, alert reageren op onderhoudsklachten door korporatie.

1982: - 7 flatraden opgericht waarvan voorzitters in bewonerskommissie zaten; - keldergangen schoongemaakt en geschilderd;

- aanbrengen van slagvaste lichtarmaturen; - winkelwagentjes opgehaald door winkelbedrijf;

- brievenbussen werden verspreid over etages, benedenwoningen kregen brievenbus in voordeur;

- leerlingen hielpen met schoonmaken buurt; - jongerenavond was fiasco;

(20)

- toewijzingsbeleid kon niet gewijzigd worden, wel kreeg korporatie de lijst met kandidaten eerder, zodat er meer tijd was om geschikte kandidaten te vinden;

- ondanks aktiviteiten was er een toename van de kleine kriminaliteit, vooral aan de Haydnlaan en Chopinlaan veel problemen; dit leidde tot grote onrust in de gehele wijk. Bewoners stuurden een 'brandbrief aan de adviesgroep;

- politie ontruimde gekraakte woning aan Chopinlaan 154-300, die door jongeren gebruikt werd als klubhuis;

- aantal branden in kelders.

1983: - verfaktie waarbij bewoners zelf de gevelplaten van hun woning schilderden met verf beschikbaar gesteld door de korporatie; - jongerenwerk stapte uit adviesgroep doordat jongerenwerk

'weg-bezuinigd' werd; gevolg was dat de jongeren nauwelijks bereikt werden; - vergaderfrekwentie adviesgroep nam sterk af, slechts 2 maal in 1983; - kontainerhavens werden aangelegd, gehoopt werd dat zwerfvuil in de

wijk zou verminderen. Dit gebeurde niet omdat bewoners vuilniszakken naast kontainers zetten en verdergelegen kontainers nauwelijks gebruikten;

- kontainers vormden bron van problemen omdat er sprake was van stankoverlast en sommige kontainers door bewoners uit andere buurten gebruikt werden;

- de eerste woningen werden gesplitst;

- besluit om kelders te kompartimenteren werd genomen, maar uitvoering liet op zich wachten door financiële problemen;

- Oud- en nieuwviering eskaleerde; veel vernielingen en ingrijpen van M.E.

1984: - bewoners gaven aan dat kriminaliteit steeds erger werd en er zwaardere delikten voorkwamen; naast vernielingen meer inbraken en heling; - kelderboxen weinig gebruikt doordat verlichting ondanks slagvaste

armaturen vaak kapot was: de kabels werden doorgesneden;

- Ambulant Jongerenwerk trad weer toe en maakte probleemschets, vervolg bleef uit omdat door nieuwe bezuinigingen het Ambulant Jongerenwerk opgeheven werd;

- luilakviering zorgde voor eskalatie; school in de wijk werd vernield; - politie zette inbraakpreventieplan op, maar geld voor uitvoering ontbrak

en het zou anders tot een huurverhoging leiden;

- afdeling Welzijn wilde een werkgelegenheidsprojekt voor jongeren starten, jongeren zouden het groen opknappen onder begeleiding van afdeling Plantsoenen;

- ook plannen voor realiseren van jongerenhonk in of bij de Gilliswijk; - Oud- en nieuwviering verliep rustig doordat kontainer voor opslag

kerstbomen in een naburige wijk stond;

- ondanks aktiviteiten adviesgroep nam verloedering toe, veel graffiti in hallen en kelders en er waren weer enkele grote kelderbranden; 1985: - werkgelegenheidsprojekt ging door ontbreken van beroepsmatige

begeleiding niet door;

- B& W besloten toewijzingsnorm van huishoudengrootte terug te brengen van 4 naar 3 personen;

(21)

- jongerenhonk 'het Keetje' werd gerealiseerd, dit leidde tot protesten van de wijkvereniging omdat deze nauwelijks betrokken was bij de opzet, en het Keetje naast het wijkgebouw werd gezet;

- bewoners beweerden (al jaren terug) dat schoonmaakwerkzaamheden slecht uitgevoerd werden, de korporatie stelde (na onderzoek van de direkteur) dat gezien de servicekosten het niveau voldoende was, aangedrongen werd op een betere mentaliteit bewoners, meer zelfwerk-zaamheid bewoners en beter toezicht op de kinderen. Bewoners waren het niet eens met deze bevindingen; houding van bewoners werd veroorzaakt door het vervuilde karakter van de wijk;

- grote kelderbrand in de Chopinlaan 2-152 leidde tot overleg met de afdeling Welzijn van de gemeente. Problemen werden volgens bewoners mede veroorzaakt door slechte begeleiding van Het Keetje. Stichting Hey (randgroepjongerenwerk) werd ingeschakeld en zette enkele aktivi-teiten op zoals sleutelen aan auto's, sport e.d. Begeleiding voor 20 uur per week;

- Oud- en nieuwviering gaf aanleiding tot veel maatregelen: dichttim-meren kelders, vuilkontainers werden binnen gezet, er vond overleg plaats met jongeren, en er werd een bewakingsdienst ingeschakeld. De laatste gaf na 1 nacht de opdracht terug, omdat het nodig zou zijn met honden te patrouilleren.

1986: - professionele begeleiding was nog te weinig voor de jongerenaktiviteiten. Het Keetje was op onregelmatige tijden open, er was geluidsoverlast en jongeren onder de 16 jaar werden niet toegelaten in het Keetje; - uitstellen (en laten vervallen) van werkgelegenheidsprojekt zorgde voor

veel extra onderhoud van het openbaar groen;

- gemeente Delft riep Stuurgroep en Werkgroep Vandalismebestrijding in het leven en de Gilliswijk werd als speerpuntwijk gekozen;

- bij de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit (SBPC) werden subsidieverzoeken ingediend voor plannen uit rapport 'Aanwijzing of afwijzing';

- begin 1986 werd begonnen met kelderkompartimentering;

- bewonerskornrnissies klaagden over gebruik van het Keetje: er werd met auto's door de wijk gecrossed, de begeleiding zou tekort schieten en de jongeren tussen 7 en 15 jaar konden er niet in en moesten zich op straat vermaken;

- SBPC honoreerde subsidieverzoeken voor 7 huismeesters, het woonom-gevingsplan en voor de voorlichting op het gebied van inbraakpreventie; - Oud- en nieuwviering verliep rustig, wel problemen in naburige wijk

omdat daar de kerstbomenverbranding plaats vond.

1987: - adviesgroep 'Gillis' werd omgezet in projektgroep 'Gilliswijk', kosten van voorbereiding en koördinatie werden betaald uit stadsvemieuwingsfonds; - veel overleg met bewoners over gefaseerde uitvoering van het

woonom-gevingsplan en de problemen met de vuilkontainers;

- gestart werd met uitvoering woonomgevingsplan, geplande oplevering in 1990;

- informatieavonden met een geringe opkomst;

- gestart werd met hallenplan: hallen en koptrappehuizen werden afgesloten, geheel werd betegeld, er werd zeil gelegd, er werd een intercom aangelegd, er werd een bellentableau aan de buitenkant

(22)

gemaakt, en er werden hokjes voor de huismeesters aangelegd. Hallenplan is in mei 1988 afgerond;

- in september werden de 7 huismeesters aangesteld; - Oud- en nieuwviering verliep rustig.

(23)

3

FYSIEKE EN SOCIALE WOONOMGEVING

3.1 Fysieke woonomgeving 3.1.1 Komplexbeschrijving

De Gilliswijk wordt gevormd door 7 flats. Op figuur 3.1 is de ligging van de 7 blokken weergegeven. In het midden van de buurt ligt een school, voorheen de Van Everdingenschool en momenteel de Achtsprong genaamd. Een andere school, de Van der Madeschool, ligt naast de buurt aan de Chopinlaan. Het gebouwtje van de wijkvereniging en het onderkomen van de jongeren, het Keetje, liggen ten noordwesten van de buurt op de hoek Chopinlaan/Beethovenlaan.

(24)

Atb. 3.2 Postboxen in centrale bal.

Tabel 3.1 Aantal woningen in de Gilliswijk, naar flat en jaar.

1971 19&3 1984 1985 1986 1987 Haydnlaan 74 75 77 79 &3 95 Chopinlaan 154-300 74 76 77 80 86 90 Chopinlaan 1-152 74 74 74 74 76 78 Beethoven l aan 74 74 74 74 74 76 Bachsingel 74 74 74 74 77 80 SchOOertlaan oneven 79 79 79 79 79 82 SchOOertlaan even 74 74 74 74 74 78 totaal 523 526 529 534 549 579 Bron: St_ Hippolytus, 1988.

De buurt wordt omgeven door 2 grotere verbindingswegen (Beethovenlaan en Buitenhofdreef) en door 2 kleinere straten (Bachsingel, Chopinlaan). De situering van de 7 blokken is zodanig, dat het binnenterrein, een groen gebied van circa 5,2 ha, en de flats bij elkaar horen. Oorspronkelijk waren de entrees van flats aan de kant van het park; maar omdat er ook onder de flats doorgestoken kon worden, beschouwen veel bewoners de andere kant van de hallen als hoofdingang. De flats zijn gebouwd in het begin van de jaren zeventig, de gemiddelde bewonings-datum is 6 september 1971. De wijk is ontworpen door architekt CJ. Gillis, naar

(25)

wie de wijk vernoemd is. Bij de oplevering bestond de totale voorraad uit 523 woningen, waarvan gesteld kon worden, dat er sprake was van een eenzijdige differentiatie:

448 vijf-kamerwoningen 70 vier-kamerwoningen 5 twee-kamerwoningen

Elke blok bestond uit 10 vier-kamerwoningen op de begane grond (veelal aangepaste woningen) en 64 vijf-kamerwoningen op de 4 verdiepingen (16 woningen per verdieping). Een uitzondering vormt de Schubertlaan-oneven, waarin ook 5 twee-kamerwoningen te vinden zijn. In de periode na 1983 zijn grote vijf-kamerwoningen gesplitst in kleinere HAT-eenheden. In tabel 3.1 is het aantal woningen in 1971 en de periode 1983 - 1987 weergegeven.

Per flat zijn er drie trappehuizen, twee liften en één centrale hal. De centrale hal, in het midden van de flat, is van twee kanten toegankelijk en in de hal komt één van de twee liften uit. Daarnaast kan men vanuit de hal naar de verdiepingen via het trappehuis. In de hal waren bij de oplevering de postboxen en bellentableaus aangebracht. In latere jaren zijn de postboxen per verdieping in het trappehuis opgehangen.

De twee overige trappehuizen zijn aan de twee kop kanten van de flat te vinden. Dit zijn kleine trappehuizen, vooral bedoeld als nooduitgang en zijn tot voor kort vrij toegankelijk geweest. In het begin waren hier de stortkokers en in één van de twee is een lift.

Elke verdieping wordt ontsloten door een galerij die in het midden onderbroken wordt door het centrale trappehuis.

De huren zijn voor Delftse begrippen altijd relatief laag geweest. In tabel 3.2 zijn de kale maandhuren per 1-7-86 vermeld; tevens zijn de puntenaantallen volgens het woningwaarderingssysteem van VROM opgenomen. De prijs per punt geeft een indikatie van de prijs/kwaliteitsverhouding.

Geheel vergelijkbare Nederlandse cijfers zijn niet voorhanden, maar uit een NWR-onderzoek (Baumgarten en Heykoop, 1987) blijkt dat de gemiddelde kale huur voor woningen gebouwd tussen 1970 en 1974 f 481,- op 1-7-86 bedraagt. Wanneer echter gekeken wordt naar het aantal punten van de vier- en vijf-kamerwoningen, blijkt dat de huur van woningen met een puntenaantal tussen de 125 en 139 op 1-7-86 f 425 gulden bedraagt. De lift en het aantal vertrekken in de Gilliswijk zorgen voor een hogere kale huur dan de gemiddelde huur voor dergelijke woningen elders in Nederland.

Een andere vergelijking is die met de minimaal en maximaal redelijke huur. In de periode 1-7-86 tot 30-6-87 werd als minimaal redelijke prijs per punt f 3,01 aangehouden, terwijl als maximaal redelijk f 5,20 voor de eerste 80 punten en f 5,71 voor de punten boven de 80 gezien worden (VROM, 1987). De prijs per punt van zowel de vijf- als de vier-kamerwoningen liggen dichter bij minimaal redelijk. Met name de HAT-eenheden die pas vanaf 1983 gerealiseerd zijn, skoren voor wat betreft de prijs per punt goed. Naast de kale huur zijn er nog bijkomende kosten, zoals de verenigingsbijdrage (f 0,90), de glasverzekering (f 1,00), de algemene verlichting (f 19,10) en de schoonmaakkosten (f 22,35). De stookkosten variëren sterk per huishouden.

(26)

Tabel 3.2 Kale maandhuur, aantal woningwaarderingspunten en prijs per punt van woningen in de Gilliswijk per 1-'-1986.

kale hwr (f) aantal lUIten prl jS/lUlt (f) Bron: St. Hlppolytus.

5-k_r 4-k_r 2-k_r 2-persoons 1-persoons NOnlng NOnlng NOnlng fIAT fIAT 462,50 127 3_64 467,90 125 3_74 329,25 83 3.97 264,80 87 3.04 216,65 70 3.10

3.1.2 ligging van de semi-openbare ruimten

Elke flat bevat een groot aantal semi-openbare ruimten. In de vorige paragraaf is

er reeds een aantal de revue gepasseerd; de galerijen, de centrale hal, de drie trappehuizen en de liften. De bergingen ontbreken nog aan deze opsomming. De

bergingen voor de 64 woningen op de eerste tot en met de vierde verdieping bevinden zich op de begane grond. De bergingen nemen de helft van de begane grond in, op de andere helft zijn de vier-kamerwoningen te vinden die een eigen berging hebben. Tot voor kort (1986) werden ze door drie deuren ontsloten; één deur in de centrale hal, één deur naast de centrale hal en één deur naast het trappehuis aan één van de kopgevels.

De entrees naar de berginggangen waren in 1971 voorzien van deuren, maar de gangen zijn toch toegankelijk voor iedereen geweest. Na verloop van tijd zijn de deuren verdwenen door vernielingen. Een proef in 1974 met een afgesloten gang heeft tot niets geleid, omdat binnen een maand de deuren verschillende keren ingetrapt werden. De bergingen zelf zijn aan 2 lange gangen van ongeveer 60 meter gelegen (zie afb. 6.1).

(27)

3.1.3 Direkte woonomgeving

Zoals uit hoofdstuk 2 al gebleken is, heeft de Gilliswijk bij de bouw een experimen-teel karakter gehad. Kenmerkend voor de buitenruimte was het in elkaar overgaan van verschillende sektoren. Fysieke begrenzingen tussen rijweg en groengebied, rijweg en flatentree, groengebied en speelgelegenheid waren geminimaliseerd. De rechte weggedeelten waren kort gehouden en werden onderbroken door obstakels. Naast de fysieke obstakels (wals bobbels en bochten) waren er ook psychologische obstakels (o.a. trottoirtegels in het rijgedeelte ) aangelegd.

Bij de flatin- en uitgangen was een soort pleintje gemaakt met verschillende objekten, zodat er ook gespeeld kon worden (Güttinger, 1975).

Direkt grenzend aan de bergingen zijn parkeerplaatsen aangelegd en hierdoor was er nauwelijks ruimte om tussen de blinde muur van de flat en de parkeerplaatsen (dwarsparkeren) te lopen. Andere parkeerplaatsen bevonden zich tussen het groen tegenover de flat, dit waren kleinschalige parkeerplaatsen. Bij de Chopinlaan 154-300 zijn er altijd met het parkeren problemen geweest door het grote aanbod van auto's. Niet alleen de flatbewoners maar ook de bewoners uit naburige straten willen hun auto daar parkeren, omdat er een tekort is aan plaatsen in de desbetreffende straten. Het gevolg is dat de parkeerdruk bij de flat te groot is en dat auto's soms voor de ingangen van flat en berging staan. Voor de begane-grondwoningen zijn ook enkele parkeervakken geplaatst, hier kan in de lengte geparkeerd worden. Aan de achterzijde van deze woningen zijn privé-tuintjes aangelegd. Sinds 1985 zijn de kontainers definitief naar buiten gebracht. Hiervoor zijn kontainerhavens aangelegd. Deze kontainers staan recht voor de centrale hal van de flat en aan de kopkanten van de flat. In elke kontainerhaven staan twee kontainers, behalve bij de centrale hal waar er vier geplaatst zijn.

3.1.4 Openbaar groen

De Gilliswijk ligt in het groen. Aan de buitenkant bij de Bachsingel ligt een groenstrook en tegenover de Beethovenlaan ligt het wijkpark Buitenhof. Het groengebied in de Gilliswijk is ca. 5,2 ha groot. Bij de aanleg is een groot assortiment bomen en heesters geplant, maar doordat er een aantal snelgroeiende soorten zijn gaan overheersen, was er tot 1987 een eenzijdig samengestelde beplanting die dicht gegroeid was. Het groen is aangelegd om niet uitsluitend een dekoratieve funktie te hebben maar is vooral bedoeld geweest om te worden ge-bruikt. Het terrein is sterk geaccidenteerd en de paden zijn door de bewoners in het gebruik zelf gemaakt. De bedoeling is om de openbare ruimte in z'n totaliteit en gevarieerder te gebruiken. Een onderzoek heeft aangetoond dat dat niet echt gebeurd is. Er is geen sprake van een meer gevarieerd aktiviteitenpatroon geweest, wel zijn kinderen meer over het gebied uitgezworven en dit minder vaak onder toezicht (Güttinger, 1975). De speelplaatsen zijn steeds minder gebruikt, omdat er toch overal gespeeld kon worden en doordat er steeds meer vernield werd. De snelgroeiende soorten vegetatie gaven het binnenterrein een donker en onoverzich-telijk karakter. De bomen zijn in korte tijd tot boven de flatgebouwen uitgegroeid en belemmerden op deze manier de toetreding van zonlicht in sommige woningen. Bewoners klagen erover dat het in hun woning altijd schemerig is.

(28)

Atb 3.4 Dras.sige speelplaatsen.

Er zijn heuveltjes, slingerende schelpenpaden en dichte bosjes ontstaan. De lager gelegen gebieden, die door de heuveltjes zijn ingesloten, zijn vaak drassig. In het groen waren vier speelplekken en twee trapveldjes aangelegd. Van de speelplekken zijn alleen nog maar een paar schommels en een zandbak over, terwijl de trap-veldjes vaak te drassig zijn om te worden gebruikt. Bij de flatblokken zijn kleinere plantvakken aangelegd. Deze vakken vragen relatief meer onderhoud door aanrij-schade en zijn weinig weerbaar tegen honden- en kattenpoep.

3.1.5 Voonieningen

In de direkte omgeving zijn weinig voorzieningen. Winkels ontbreken in de buurt maar op loopafstand zijn verschillende supermarkten. Wel zijn er twee scholen en sociaal-kulturele voorzieningen in de buurt; het wijkgebouwen het (tijdelijke) onderkomen van de jongeren, het Keetje (zie 3.1.1).

3.1.6 Technisch beheer door de korporatie

De technische staat van de woningen is niet beter of slechter dan vergelijkbare woningen. De bewonerskommissie klaagde in 1973 over de onveiligheid in de trappehuizen doordat de leuningen verkeerd gekonstrueerd waren; er waren al enkele kinderen naar beneden gevallen. Gepleit werd voor deuren in het trappehuis en betere leuningen. Ook zijn er problemen met de gebrekkige isolatie geweest. De woningen zijn in een periode gebouwd dat isolatie niet aan de orde was, omdat de

(29)

stookkosten toen erg laag waren. Door na-isolatie in 1983 is getracht de stookkos-ten omlaag te krijgen. In het begin van de jaren '80 is vaak geklaagd over schimmelvorming. Een onderzoek heeft aangetoond dat dit ten dele een bouw-fysische achtergrond had, maar dat de voornaamste oorzaak de gebrekkige ventilatie door bewoners is geweest. De bewonerskommissie heeft dit bestreden door te stellen dat door de isolatie de meeste kieren zijn gedicht. Eind 1986 is dit probleem de wereld uitgeholpen door de installatie van mechanische ventilatie, hetgeen echter resulteerde in hogere huren. Momenteel blijft de klacht bestaan dat de natuurlijke ventilatie beperkt is.

In tabel 3.3 zijn de uitgaven voor het onderhoud in de Gilliswijk en het gehele bezit van St. Hippolytus weergegeven.

Het onderhoudsfonds (OHF) is in de periode 1972-1987 de meeste jaren negatief of zeer klein geweest. Het saldo zelf zegt niet zoveel over het onderhoud in de Gilliswijk, omdat verschillende keren een storting uit de Algemene Bedrijfsreserve (ABR) het negatieve saldo weggewerkt heeft. Het feit dat er in de eerste jaren van de exploitatie geen positief saldo bestond, geeft al aan dat het onderhoud van de wijk niet normaal is geweest. In de eerste jaren moet immers een saldo opgebouwd worden om later de periodieke grootschalige onderhoudsingrepen te financieren. De uitgaven vergeleken met de normstortingen en de uitgaven per woning in de Gilliswijk vergeleken met de uitgaven per woning uit het gehele bezit, geven meer informatie.

In 1973, 1977, 1979, 1980, 1982, 1983, 1984 en 1987 zijn de uitgaven hoger geweest dan de stortingen. In 1973 heeft het 'meerwerk merantikozijnen' voor een post van bijna 2 ton gezorgd.

Tabel 3.3 OnderhoudsCondsen van Gilliswijk en gehele woningbezit van St. Hippolytus, 1972-1987 (*

f

1000, behalve uitgaven per woning).

31-1-72 31-1-73 31-1-74 31-1-75 31-1-76 31-1-n 31178 -31-12-78 31-12-79 311280 311281 -31-12-82 311283 311284 311285 311286 -31-12-87 -saldo 1 53.8 185.0 110.4 224.9 342.6 437.4 9.5 30.9 261.2 36.7 312.3 43.8 358.0 963.1 917.8 859.1 1.026.4 storting 71.5 182.7 196.9 214.5 244.3 ? 293.4 285.6 330.4 347.3 367.4 386.5 401.7 418.2 433.1 479.0 536.2 Gilliswijk uitgaven uitgaven per woning

17.3 55.1 280.7 105.5 139.6 ? 768.7 264.5 465.6 690.6 363.2 562.3 1181.2 996.9 354.0 356.0 643.3 33.03 105.42 536.76 201.75 266.95 ? 1469.72 505.72 890.27 1320.38 694.53 1075.13 2245.59 1884.42 662.96 648.53 1111.03 gehele bezit uitgaven saldo uitgaven per woning

614.9 1000.9 1159.0 1780.3 2457.7 2769.3 1827.7 648.7 994.6 1012.9 418.0 1935.8 16n.1 965.9 345.0 1n.3 -242.8 276.4 376.5 668.9 394.5 553.4 ? 2463.7 2608.9 2135.6 2374.6 1823.8 2937.1 3116.3 3299.8 3245.3 3043.2 3553.4 142.03 193.46 266.41 157.11 220.41 ? 947.21 1003.04 821.06 862.87 659.61 1012.09 937.81 967.68 938.n 856.51 959.59 1 saldo is niet het verschil tussen uitgaven en storting door rentevergoeding of- betaling Bron: jaarverslagen St. Hippolytus.

(30)

In 1977 is er een schilderbeurt van een half miljoen uitgevoerd, terwijl in 1979 de post 'incidenteel groot onderhoud' hoog heeft geskoord. Onder deze post horen het vervangen van hardhouten toegangsdeuren van de trappehuizen door stalen deuren en het vervangen van het gevelglas door het onbreekbare polycarbonaat.

In 1980 is bijna 30% van de onderhoudsuitgaven onder het kopje 'aannemers' gevallen; in dat jaar zijn de rioleringen van de keukens uitgefraisd. Ook in 1982 is de post 'aannemers' aan de hoge kant geweest (bijna 50% van alle onderhouds-uitgaven); wat er toen is gedaan, is niet bekend.

In 1983 stond de post 'groot onderhoud' genoteerd voor ruim 6 ton; uitgevoerd is het vervangen van briefkasten en onderhoud aan blokverwarmingsinstallaties, hydrofoorinstallaties en liftinstallaties.

In 1984 is de post 'groot onderhoud' wederom zeer hoog geweest; ruim 5 ton. Dit is o.a. veroorzaakt door de beplating van de borstwerkingspanelen, het vernieuwen van de lichtarmaturen en een grote schilderbeurt. In 1985 en 1986 zijn de uitgaven niet hoger dan de stortingen. Dit wordt verklaard doordat onderhoudswerken die voor die jaren gepland zijn, in de geplande maatregelen van 1987 en 1988 meegenomen worden. De uitgaven voor '87 zijn dan ook hoger.

De uitgaven per woning in de Gilliswijk zijn behalve in het begin en aan het eind van de periode 1972-1986 hoger dan die in het gehele bezit. In de Gilliswijk is in die periode per jaar gemiddeld f 836,-- aan onderhoud uitgegeven, terwijl in het gehele bezit

f

666,-- uitgegeven is. Bovenstaande uitgaven zijn uitsluitend die uitgaven die uit het OHF betaald zijn, uitgaven betaald via de ABR komen in andere hoofdstukken aan de orde.

De bewonerskommissie geeft aan dat het onderhoud van de woningbouwvereniging in hun ogen matig is. Lekkages aan het dak of galerijvoegen worden pas na verloop van tijd gerepareerd en er is weinig kontrole op werkzaamheden die zijn uitbesteed. Het onderhoud is door de onderhoudsmensen in toenemende mate als frustrerend ervaren, omdat het dweilen was met de kraan open. Het gebeurde regelmatig dat een reparatie in 24 uur nog een keer uitgevoerd kon worden. De motivatie bij de technische dienst was na verloop van tijd niet groot te noemen. De schoonmaak-werkzaamheden waren onvoldoende voor de Gilliswijk. Door de vele werk-zaamheden en de lakonieke houding van sommige bewoners, was het werk zelden af. Korporatie en bewoners gaven elkaar de schuld van het troosteloze uiterlijk als gevolg van het vuil op de galerijen, in de centrale hal (reklame-folders e.d.), in de lift en in de bergingen. Ook de vele fietsen op de galerijen hebben niet bijgedragen tot een verzorgd uiterlijk. Eind 1985 werd door de bewonerskommissie en de korporatie gesproken over het schoonmaken, ook een reeds lange tijd bestaand konflikt. De bewoners vonden dat het een chaos bleef, de schoonmakers te weinig kwamen en dat hun houding naar de bewoners toe te wensen overliet. Met name met de schoonmakers van de woningbouwvereniging waren volgens de bewoners-kommissie veel problemen. Het na 1985 ingehuurde bedrijf leverde minder problemen op. De direkteur van de korporatie ging begin 1985 op onderzoek uit en konkludeerde dat de werkzaamheden redelijk tot goed uitgevoerd werden, zeker gezien de beperkte tijd die er aan besteed kon worden. Verbetering van de kwaliteit zou leiden tot hogere servicekosten. Aangedrongen werd op meer zelfwerkzaamheid, verbetering van de mentaliteit van bewoners (veel vuil werd door bewoners en kinderen neergegooid) en beter toezicht van omwonenden op kinderen. De Gilliswijk is altijd een buurt geweest waarvoor de onderhoudsnorm

(31)

tekort geschoten is. Vanaf het eind van de jaren zeventig is dit in toenemende mate veroorzaakt door extra onderhoud als gevolg van vernielingen aan de flatgebouwen en door het hoge mutatie-onderhoud. Deze laatste twee aspekten komen in volgende hoofdstukken nog uitgebreid aan de orde.

3.1.7 Onderhoud woonomgeving

Het onderhoud aan de woonomgeving is vooral een zaak van de gemeente. Het groen wordt onderhouden door de afdeling Plantsoenen, de afdeling Reiniging zorgt voor de wilnisophaal en kontainers en het straatmeubilair wordt verzorgd door de afdeling Onderhoud weg- en waterbouw. Verlichting is een zaak van het energiebedrijf Delfland.

- afdeling Plantsoenen

Het onderhoud van het groen in de wijk is alle jaren zeer intensief geweest. Door de grote hoeveelheid groen heeft de buurt uiteraard meer onderhoud nodig dan andere buurten in Delft. De wateroverlast in de lagere delen, de snel groeiende vegetatie, het verwilderde karakter (met name in het westen van de buurt) en de kleine stukjes groen, direkt bij de flatgebouwen, hebben voor een moeizaam onderhoud gezorgd. De zeer rijke grond heeft tot gevolg gehad dat de kruidenlaag zich zeer snel ontwikkeld heeft. Door de beperkte scheiding van funkties is de kans op schade groot geweest; aanrij-schade door auto's, schade door spelende kinderen en moedwillige vernielingen. In het rimboe-achtige groen is ook veel zwerfvuil blijven liggen, zodat een extra inspanning nodig is geweest.

(32)

De speelplaatsen hebben steeds meer onderhoud gevergd door vernielingen en veroudering. Door het vele werk geldt ook voor de woonomgeving hetzelfde als voor de schoonmaakaktiviteiten; het was sterk frusterend en er is altijd werk blijven liggen. Bovendien is door het gemeentepersoneel nogal eens geklaagd over een onwerkbare situatie; ze werden lastiggevallen, bekogeld e.d. Door het uitstellen van een projekt om het groen door jongeren op te laten knappen (het straatmeubilair-projekt), is er van 1984 tot 1987 minder onderhoud uitgevoerd.

- afdeling Reiniging

Zoals in hoofdstuk 2 reeds beschreven is, vormt het huisvuil een verhaal apart. In het begin werden stortkokers gebruikt, vanaf 1972 moesten de bewoners op bepaalde tijden hun huisvuil in de naar buiten gereden kontainers doen en vanaf 1985 kunnen de bewoners het huisvuil kwijt in kontainers, die in kontainerhavens staan. In alle situaties is het huisvuil echter ook in het groen gedeponeerd, naast de kontainers gezet op de galerijen en in trappehuizen achtergelaten. Spelende kinderen hebben voor een 'verspreiding' door de gehele buurt gezorgd.

De reinigingsdienst heeft hier veel last van ondervonden; aangegeven is dat de situatie sterk afweek van die in de andere wijken. De kontainers zijn regelmatig vernield en in brand gestoken; de reinigingsdienst heeft in 1987 steeds minder kon-tainers vervangen, omdat ook hier gold dat het dweilen is geweest met de kraan open.

- afdeling Bestratingen

De afdeling Bestratingen heeft minder problemen ondervonden in de Gilliswijk. Weliswaar is op enkele plaatsen wel de bestrating opengebroken, maar niet meer dan in andere, gelijksoortige, wijken.

- Delfland

De Gilliswijk neemt geen opvallende positie in bij het energiebedrijf. De verlichting werd met regelmaat vernield volgens verschillende bronnen, maar bij het energiebedrijf wordt aangegeven dat dat niet meer gebeurde dan in andere wijken. Uit de registratiecijfers is niet op te maken dat in de Gilliswijk veel vernield werd. Het onderhoud van de woonomgeving in de Gilliswijk is in de loop van de tijd steeds moeilijker verlopen. De gemeentelijke diensten hebben problemen ondervonden door de 'ongewone' omgeving die meer werk heeft opgeleverd en het gedrag van sommige bewoners, heeft ook voor een moeizamer onderhoud gewrgd. De voorstellen voor een grootscheepse aanpak hebben ertoe geleid dat grotere onderhoudsingrepen uitgesteld zijn om in het integrale plan uitgevoerd te worden; in die periode was er sprake van een verwaarlozing.

3.2 Sociale woonomgeving

3.2.1 Bevolkingsopbouw bij de oplevering

Bij de oplevering is zowel door de gemeente als door de korporatie toegewezen. De korporatie heeft vooral eigen leden een woning toegewezen in de Beet-hovenlaan en Bachsingel, de overige woningen zijn aan mensen toegewezen die door de gemeente bemiddeld zijn. De verdeling korporatie/gemeente (en rijk) was 30 en 70%. De Gilliswijk (Holierhoek, 1987) is in fasen opgeleverd. Allereerst werd

(33)

de Haydnlaan opgeleverd en aangezien de nood onder stadsvernieuwingsurgenten hoog was, kwamen in deze flat vooral mensen uit de binnenstad.

De leden van St. Hippolytus konden kiezen en hebben voor een groot deel gekozen voor de flats aan de Beethovenlaan en Bachsingel die een betere ligging hadden. De woonkamers in de Beethovenflat zijn de zijde van het park aan de buitenkant van de wijk gestitueerd en de twee flats worden meer omsloten door groenvoor-zieningen.

In het begin woonden in de wijk grote gezinnen en de bevolking stond als

'gemiddeld modaal' bekend. Het waren vooral mensen uit het lagere middenkader en arbeiders, zoals politieagenten, werknemers van TNO, TIl, Draka e.d. Zeker in het begin is er sprake van een sociaal evenwicht geweest maar er is altijd een verschil tussen Beethovenlaan, Bachsingel en overige flats geweest.

Direkt vanaf het begin bemiddelde de gemeente vooral mensen die uit de stadsver-nieuwinggebieden kwamen. Delft heeft in het begin van de jaren zeventig een serieuze start gemaakt met het opknappen van haar centrum. In het midden van de jaren zeventig is een deel van de nieuwbouwwijk Tanthof gereed gekomen en dit heeft ertoe geleid dat veel bewoners uit de Gilliswijk, die het zich konden veroorloven, naar Tanthof zijn vertrokken. Dit waren vooral de mensen die niet in de Beethovenlaan en Bachsingel woonden. Verondersteld kan worden dat de bewoners van deze flats meer naar tevredenheid woonden dan de overige bewoners en geen aanleiding hadden om vanwege de omgeving te verhuizen.

3.2.2 Uitstromers

In een notitie van de gemeente Delft uit 1981 wordt aangegeven dat met name de bewoners met een arbeidsinkomen van modaal tot bovenmodaal de buurt (wilden) verlaten. Op 1-12-81 had 40% van de hoofdbewoners zich ingeschreven, hiervan had bijna 70% een inkomen boven de 2500 gulden per maand. Oudere gegevens zijn niet voorhanden, maar het algemene beeld dat vooral de ekonomisch sterkeren in de jaren zeventig de wijk verlaten hebben, wordt bevestigd door verschillende informanten. De meeste verhuizingen zijn in de Haydnlaan en Chopinlaan 154-300 voorgekomen. Gegevens van voor 1982 zijn niet bekend, maar omdat de mutatie-graad een belangrijk kengetal is, wordt op deze (chronologisch onjuiste) plaats de mutatiegraad van na 1982 bekeken. De mutatiegraad in de Gilliswijk is hoger ge-weest dan in het gehele bezit van de korporatie. In tabel 3.4. wordt de mutatie-graad in de Gilliswijk en in het gehele bezit exklusief de Gilliswijk in de periode 1982-1987 weergegeven. In het overige bezit is de mutatiegraad jaarlijks 6%, met uitzondering van 1982 en 1985, terwijl in de Gilliswijk de mutatiegraad rond de 9 à 10% schommelt met als uitschieter 1985 met 14%.

Mutatiecijfers per flat zijn niet voorhanden. Wel kan bepaald worden hoeveel woningen sinds 1984 geen enkele mutatie kenden. In tabel 3.5 is dat weergegeven. Bij de woningen, die niet gesplitst zijn (de zgn. 'gewone' woningen) waren er in de periode 1984-1987 vooral in de Haydnlaan veel verhuizingen; in slechts de helft van de woningen heeft geen verhuizing plaatsgevonden.

In de Chopinlaan 154-300 en Schubertlaan-oneven is dat van ongeveer 60% te zeggen, terwijl in de overige flatblokken dat ruim 60% is. In de gehele Gilliswijk heeft er vanaf 1984 in 60% van de woningen geen verhuizing plaatsgevonden.

(34)

Tabel 3.4 Mutatiegraad in de Gilliswijk en het gehele bezit van St.Hippolytus, 1982-1986.

GlUIalIIJk gehele bezit gehele bezit excl. G'IIIJk abs.

"

abs.

"

/Ibs.

"

1982 47 8.99 241 8.30 194 6.7 1983 62 11.85 261 8.90 199 6.0 1984 56 10.58 248 7.27 265 6.0 1985 74 13.99 361 10.44 287 8.3 1986 47 8.45 253 7.12 212 6.0 1987 64 11.05 286 7.72 222 7.1

Bron: Jaarverslagen St. Hippolytua.

Tabel 3.5 Aantal 'gewone' woningen zonder enige verhuizing per nat vanaf 1984 in de Gilliswijk, per 1-1-1988. lIewone woningen "ba. " (van 1984) Haydnl.an 37 50.0 Chopinlaan 154·300 43 58.1 Chopinl •• n 1·152 47 63.5 Beethovenl •• n 48 64.9 8achsingel 46 62.2 Schubertlaen oneven 47 59.5 Schubertl.en even 49 66.2 totaal 317 60.6 Bron: St. Hippolytua. 1988. 3.2.3 Instromers - inkomen

De nieuwe bewoners zijn in de jaren zeventig vooral uit de saneringswijken gekomen. Dit zijn veelal sociaal en economisch zwakke gezinnen geweest met veel kinderen. Het sinds 1976 gehanteerde toewijzingssysteem heeft ervoor gezorgd dat tot 1985 uitsluitend aan gezinnen bestaande uit minimaal 4 personen een woning in de Gilliswijk toegewezen is.

In de eerder genoemde notitie wordt voor de periode 1-12-1977 tot 1-12-1981 aangegeven welk inkomen de instromers hadden en van welke huishoudens-samenstelling sprake was.

Van de huishoudens die naar de wijk kwamen, had in de periode 1977-1981 slechts 21 % een inkomen boven de 2400 gulden, terwijl van de huishoudens die in de periode de intentie hadden om te vertrekken, ongeveer 70% een inkomen boven de 2500 gulden had: een schril kontrast. Het aantal uitkeringsgerechtigden onder de instromers is ook hoog geweest in die periode: ruim 36%.

Een indikatie voor de hoogte van het inkomen is het ontvangen van huursubsidie. Het aantal huishoudens dat huursubsidie ontvangt, is per 1-1-88 bekend; een weergave hiervan staat in tabel 3.7

(35)

Tabel 3.6 Maandinkomen van instromers in de Gilliswijk in de periode 1-12-77 tot 1-12-81. aantal

"

uitkering 69 36.2 < f 1800 7 3.7 f 1800 • 2100 35 18.3 f 2100 - 2400 40 20.9 f 2400 - 2700 23 12.0 f 2700 - 3000 11 5.8 > f 3000 6 3.1 totaal 191 100.0

Bron: notitie Delft, 1981.

Tabel 3.7 Percentage huishoudens dat huursubsidie ontvangt, op 1-1-88.

aantal

"

Haydnlaan 40 43.0 Chopinlaan 154-300 24 26.7 Choplnlaan 1-152 26 32.9 Beethovenla8n 20 26.3 Bachsingel 29 36.7 Schubertlaan oneven 31 37.8 Schubertlaan even 28 35.9 totaal 198 34.3 Bron: St.Hippolytus, 1988.

Tabel 3.8 Grootte van de instromende huishoudens in de Gilliswijk in de periode 1-12-1977 tot 1-12-1981. aantal

"

aantal

"

1- persoonsh. h. 1 0.5 6- persoonsh. h. 42 22.0 2-persoonsh.h. 10 5.2 7- persoonsh. h. 11 5.8 3-persoonsh.h. 11 5.8 8-persoonsh.h. 6 3.1 4-persoonsh.h. 57 29.8 totaal 191 100.0 5-persoonsh.h. 53 27.7

Bron: notitie Delft, 1981.

De Haydnlaan springt er duidelijk uit; 43% van de huishoudens heeft een huurmatiging. In de gehele Gilliswijk ontvangt 34.3% van de huishoudens huursubsidie. Het Nederlandse cijfer is 26.5% op 1-1-87 (OTB berekening). De hoogte van de huursubsidie is niet bekend, zodat tabel 3.7 met de nodige voorzichtigheid gebruikt moet worden.

(36)

- huishoudengrootte

In de periode 1977-1981 zijn in totaal 191 huishoudens in de'buurt komen wonen; dit is een gemiddelde jaarlijkse mutatiegraad van 9,1%. De gemiddCflde huis-houdensgrootte van instromers tussen 1977 en 1981 is 4,9 personen geweest. Ruim 88% van deze huishoudens bestond uit 4 of meer personen en zoals uit tabel 3.8. op te maken is, was bijna 1/3 groter dan 5 personen.

Door de sterk toegenomen gezinsverdunning is na 1980 steeds duidelijker geworden dat de vraag naar vijf-kamerwoningen is teruggelopen. Als reaktie hierop is de korporatie overgegaan tot het splitsen van vijf-kamerwoningen. In 1983 is daarmee begonnen en tot en met eind 1987 zijn er 56 woningen gesplitst.

- etnische minderheden

In toenemende mate zijn er ook ieden van etnische minderheden in de buurt komen wonen. Deze huishoudens waren vaak urgent als gevolg van gezinshereni-ging en de grootte van het gezin. Het feit dat alleen in de Gilliswijk een grote konsentratie van relatief goedkope 5-kamerwoningen te vinden is, heeft ertoe geleid dat er in toenemende mate sprake is van een konsentratie van etnische minder-heden. Tussen 1977 en 1981 had ruim 15% van de instromers een niet-Nederlandse achtergrond (notitie Delft, 1981).

De verdeling van hoofdbewoners naar nationaliteit is in tabel 3.9 weergegeven. In deze tabel wordt gesproken over hoofdbewoners, omdat bij de gemeente Delft de gegevens per hoofdbewoner bekend zijn. In de Gilliswijk komt het nogal eens voor dat er meer dan één hoofdbewoner is. Te denken valt aan de HAT-eenheden en de woningen die aan studenten verhuurd worden.

In de gehele Gilliswijk heeft ongeveer 10% van de hoofdbewoners een niet

-Nederlandse nationaliteit. Een lager percentage is te vinden in de Chopinlaan 2-152 (92.0), de Beethovenlaan en Schubertlaan-oneven. In Delft woont 4.3% met een niet-Nederlandse nationaliteit (jaarboek 1987). Naast de nationaliteiten is ook de geboorteplaats van belang. Het blijkt dat 12.6% van alle hoofdbewoners met een Nederlandse nationaliteit, buiten Nederland geboren is. Hierbij is vaak (ongeveer 70%) een plaats in Suriname te vinden. Uit tabel 3.9 blijkt dat, wanneer de hoofdbewoners die buiten Nederland geboren zijn, van het aantal hoofdbewoners met een Nederlandse nationaliteit afgetrokken wordt, er sprake is van een ongelijke spreiding. In de gehele Gilliswijk valt ongeveer 78% binnen de kategorie Nederlandse nationaliteit, maar een hoger percentage komt voor in de Beethoven-laan (90.1%) en Bachsingel (81.7%). In de andere flats geldt dat voor een lager percentage; Haydnlaan (77.3%), Chopinlaan 154-300 (75.5%), Chopinlaan 1-152 (76.1 %), Schubertlaan-oneven (74.7%) en Schubertlaan-even (71.8%).

De bevolkingsopbouw is in de afgelopen jaren in toenemende mate eenzijdiger geworden. De sociaal-ekonomisch sterkere bewoners hebben plaatsgemaakt voor sociaal-ekonomisch zwakkere bewoners; er zijn steeds meer leden van etnische minderheden, mensen met een uitkering en lage inkomens in de buurt komen wonen. Door het grote aanbod vijf-kamerwoningen zijn er grote gezinnen gekomen en dit heeft geleid tot een relatief groot aantal kinderen en jongeren. Van de jongeren is bekend dat onder hen het hoogste percentage werkloosheid bestaat van Delft en dat een groot deel vroegtijdig de school verlaten heeft (Stuurgroep Vandalismebestrijding, 1985).

(37)

Tabel 3.9 Nationaliteit van de hoofdbewoners en de geboorteplaats van hoofd-bewoners met een Nederlandse nationaliteit, verdeeld per Oat (in %), peildatum 24-2-88.

Haydnln Chopnln Chopnln Bthovln Behsngl Sehubrtln

2·152 154·300 2·152 1·147 4·77 oneven even totaal Delft Nederlandse 89.6 88.8 92.0 96.3 89.2 92.3 87.1 90.7 95.7 N.V. 1> 12.3 13.3 15.9 6.2 7.5 17.6 15.3 12.6 Ital iaanse 1.0 1.0 2.3 1.1 1.0 0.3 Turkse 6.6 6.1 1. I 2.2 1. I 5.9 3.4 1.0 Surina_e 2.3 1.2 1.1 1.2 1.0 0.1 I ndones i sehe 1.0 1.0 1.0 1.0 0.6 0.5 overig 2.8 3.1 1.3 2.5 5.4 6.6 4.8 3.3 2.4 aantal hoofcllew. 106 98 88 81 93 91 85 642 46960 I> N.V. hoofdbewoner !liet de geboorteplaats buiten Nederland

Bron: gemeente Delft.

Tabel 3.10 Huurderving als percentage van de jaarlijks te ontvangen huur in de Gilliswijk, 1971-1987 jaar 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 X 0.00 0.02 0.07 0.01 0.06 ? 0.37 0.04 0.06

Bron: jaarverslagen St. Hippolytus.

jaar X 1980 0.55 1981 1.45 1982 1.05 1983 1.26 1984 1.33 1985 3.20 1986 3.94 1987 3.02

De eenzijdige woningdifferentiatie heeft ertoe geleid dat het aanbod steeds minder op de vraag heeft aangesloten. Het gevaar voor strukturele leegstand is in het begin van de jaren '80 groot geweest. Leegstandscijfers zijn niet bekend, maar er is tot op heden geen sprake geweest van langdurige leegstand. In tabel 3.10 geven de huurdervingscijfers hiervan een indikatie. Tot 1984 is de huurderving lager geweest dan de 2%-norm waarvan bij de exploitatie van een komplex uitgegaan wordt. Na 1984 is er sprake van een toename, maar dit is te verklaren, doordat de korporatie woningen voor de flatsplitsing reserveerde.

3.2.4 Toewijzingsbeleid

Een belangrijke faktor bij de bevolkingsontwikkeling, is het toewijzingsbeleid. Delft is een niet-geliberaliseerde gemeente en dit betekent dat er een woonruimtever-ordening van kracht is. Sinds 1976 wordt in Delft gewerkt met een advieskommissie, die besluit of een kandidaat in aanmerking komt voor een woning. In deze kommissie zitten vertegenwoordigers van de gemeente en de Delftse korporaties. In principe worden alle woningen die leegkomen via deze kommissie toegewezen;

(38)

nieuwbouwwoningen worden voor 75% via de kommissie toegewezen en 25% van de woningen door de korporaties. Dit wordt beoordeeld op basis van het aantal verzamelde punten. Iedere ingeschrevene krijgt in Delft een punt per maand, daarnaast kan men op het moment van inschrijving direkt een aantal punten krijgen. Dat hangt af tot welke kategorie woningzoekenden de ingeschrevene behoort; dit is afhankelijk van wel of niet in Delft wonend, soort en grootte van de huidige woning, huishoudengrootte e.d. Extra punten kunnen verkregen worden als de ingeschrevene in een stadsvernieuwingsgebied woont en daarnaast kan een medische urgentie (op advies van de Delftse Gezondheidsdienst) of een sociale urgentie (na beoordeling van afdeling Woonruimtezalcen) verkregen worden. Per woningtype en buurt zijn in Delft verschillende puntenaantallen nodig. Voor woningen waar veel vraag naar is, zijn uiteraard veel punten nodig. Voor woningen waar minder vraag naar is, geldt het omgekeerde. De gemeente Delft hanteert bij de toewijzing verschillende normen, te noemen zijn dehuishoudensnorm (de n

+

1-norm, d.w.z. een huishouden bestaand uit n personen, komt in aanmerking voor een woning met maximaal n

+

1 kamers), en de inkomensnorm.

De Gilliswijk vormt een uitzonderlijke wijk binnen Delft door de eenzijdige woningdifferentiatie; nergens in Delft is zo'n grote konsentratie van relatief goedkope vijf-kamerwoningen te vinden. Vanaf het begin zijn de woningen toegewezen aan grote gezinnen. In de eerste jaren was de huishoudensnorm nog extremer; een huishouden moest uit 6 personen bestaan. Vanaf 1976 is de n

+

1 norm van kracht. Reeds eerder is aangegeven dat er in het midden van de jaren zeventig veel urgenten uit saneringwijken op de wachtlijst stonden; deze kregen voorrang bij de toewijzing. Kenmerkend was dat er veel sociaal-zwakkere huishoudens naar de Gilliswijk kwamen. De sociaal-sterkere huishoudens die waren ingeschreven hadden de mogelijkheid om naar andere wijken te gaan. In de periode 1-12-1977 tot 1-12-1981 zijn 166 woningen door de advieskommissie toegewezen; hiervoor waren in totaal 352 aanbiedingen nodig. Dit betekent dat er 186 weigeringen waren in die periode. Uitgesplitst naar reden van weigering geeft tabel 3.11. het volgende beeld.

Het hoogst skoren de redenen 'andere buurt' en 'geen flat'. De Gilliswijk heeft gaandeweg de jaren zeventig een steeds slechtere naam gekregen, waardoor het verhuren steeds moeizamer verliep. Kandidaten die kwamen kijken, schrokken van de rommel, graffiti e.d. en gingen direkt weer weg. Gevolg was dus dat vooral woningzoekenden die geen alternatief hadden, in de Gilliswijk terechtkwamen. De meeste verhuizingen zijn in de Haydnlaan en Chopinlaan 154-300 voorgekomen. Gevolg is dat de geschetste ontwikkeling zich daar in sterkere mate voordeed. De eenzijdige instroom leidde tot diskussies over het toewijzingsbeleid. De bewoners-kommissie en de korporatie hebben verschillende malen voor een evenwichtiger toewijzingsbeleid gepleit. Vooral de konsentratie van huishoudens uit etnische minderheden was een doorn in het oog. De bewonerskommissie wilde een vermindering van het aantal instromende minderheden en de korporatie pleitte voor extra aandacht binnen de mogelijkheden, die het toewijzingsbeleid bood. De gedachten van de korporatie gingen uit naar een selektief toewijzingsbeleid dat zou resulteren in een vermindering van het aantal personen en verhoging van het sociaal milieu. De gemeente heeft benadrukt dat het geen uitzonderingen binnen Delft wilde maken. Het beleid van de gemeente is erop gericht geweest de 'lasten' naar evenredigheid over alle wijken te spreiden.

(39)

Atb 3.6 Kinderrijke gezinnen in de Gilliswijk. Tabel 3.11 woning slecht andere buurt geen flat te hoog te klein te cUJr ni et gereageerd totaal

Reden om een woning in de Gilliswijk te weigeren in de periode 1-12-1977 tot 1-12-81. aantal X 15 45 54 6 6 22 38 186 8. I 24.2 29. I 3.2 3.2 11.8 20.4 100.0 Bron: notitie Delft, 1981.

Wel kon men in 1982 akkoord gaan met een kleine wijziging van de te volgen procedure. Voordat de advieskommissie bijeen zou komen, werd aan de korporatie de lijst met de te bespreken gegadigden beschikbaar gesteld. Op deze wijze had de korporatie meer tijd beschikbaar om de juiste kandidaat voor een woning te vinden. In de praktijk werkte dit echter niet zo goed, omdat de groep gegadigden zeer eenzijdig was. Daarnaast werd de vraag naar grote woningen in z'n algemeenheid minder als gevolg van de gezinsverdunning.

Gevolg was dat kandidaten op een gegeven moment zeer weinig punten nodig hadden om een woning te krijgen. Om toch een soort barrière op te werpen, werd op de overzichtlijsten de vijf-kamerwoningen in de wijk Buitenhofdreef (en dit waren uitsluitend Gilliswijkwoningen) niet meer opgenomen. Pas wanneer

Cytaty

Powiązane dokumenty

Ryszard Krzyżanowski Rękopis Maszynopis 1953 1965 1985 DCS 1942 r stali w lesie w De- raźnym. przyprowa- dzili do tych W czterdzie- stym drugim roku stali my w le- sie w

De klontjes grond zullen sneller opbreken door de kracht van de waterstralen, de gronddeeitjes worden meegespoeld door het water en de.. • deeltjes die het

The following Table 2 presents histograms showing the distributions of particular elastic parameters including Pois- son’s ratio (ν), Young’s modulus (E), shear modulus (G) and

An employee who is posted abroad must have been insured earlier with the Social Insurance Institution (ZUS) – judgment of the Supreme Court of 6 August 2013 (unpublished). If,

Но это только в том случае, если бы н а п лан ете Зем ля не сущ ествовало полтора м иллиарда человек, то есть прим ерно двадцать два

Temat ten pojawia się już na pierwszych stronach Księgi Rodzaju, na którą Biskup Hippony powołu- je się często w swoich dziełach, zwłaszcza , kiedy wspomina wiek

Przekłady polskiej prozy awangardowej, przekraczającej granice ówczesnych norm literackich (również w przypadku Gombrowicza, choć w 20 -leciu ukazała się z tego nurtu

Tekla Moczulska, córka radzyńskiego podprefekta wyszła za mąż za Karola Łaskiego. Ten był synem Antoniego, chorążego i posła łukowskiego. pisarzem konsumpcyjnym w