• Nie Znaleziono Wyników

Beperkt uitzicht op de overkant, Een sociaal veiliger woonomgeving KAVEL 6

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beperkt uitzicht op de overkant, Een sociaal veiliger woonomgeving KAVEL 6"

Copied!
60
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

Het evaluatie-onderzoek van het proefproject Kavel 6 is in opdracht van de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit (SBPC) uitgevoerd door het RIW, Researchinstituut voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Stadsvernieuwing (TU Delft). De Stuurgroep is ingesteld door de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie te Den Haag en heeft tot doel bij te dragen aan de ontwikkeling van een bestuurlijk preventiebeleid ter bestrijding van criminaliteit en sociale onveiligheid.

Het boekje 'Beperkt uitzicht op de overkant' is een verkorte en bewerkte versie van het boek 'Uitzicht op de overkant'.

Betrokkenen bij de uitvoering van het onderzoek

Het evaluatie-onderzoek van het proefproject Kavel 6 is uitgevoerd door Loes van Delft en Hanneke van der Ven, beiden in dienst van het onderzoeks-instituut RIW. De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het boek 'Uitzicht op de overkant'. Dit boek is, in samenwerking met Hans Kroes, samengevat en bewerkt tot het boekje 'Beperkt uitzicht op de overkant'.

Het RIW heeft met een kleine begeleidingsgroep zorg gedragen voor de wetenschappelijke ondersteuning bij het onderzoek.

Voor het evaluatie-onderzoek is door de initiatiefnemers van het proefproject, het Stedelijk Overleg Stadsvernieuwing en het Buurtberaad Rivierenbuurt/Spuikwartier, een begeleidingscommissie samengesteld. Deze commissie bewaakte de voortgang en de kwaliteit van het onderzoek. de leden waren:

A.J. de Groot, JSRW, secretarieafd. Wijkaangelegenheden, Gemeente Den Haag; mevr. drs. W. Lans, RIW, Researchinstituut voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Stadsvernieuwing, Delft;

mevr. drs. E.G.M. Nuyten-Edelbroek, WODC, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Justitie, Den Haag;

A. Maas, Buurtberaad Rivierenbuurt/Spuikwartier, Den Haag;

ing. H.J.H. Schouten, ABZ, secretarieafd. Algemene Bestuurszaken, Gemeente Den Haag;

mevr. M.H.A. Teunissen, SOS, Stedelijk Overleg Stadsvernieuwing te Den Haag; mevr. L. Tummers, TU-Delft, Vakgroep Stadsvernieuwing en woningverbetering, Delft;

mevr. drs. A.A. Vroege, NCIV, Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshuisvesting, de Bilt.

drs. H.W. WilJemse (vervanger van mw. Nuyten), WODC, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Ministerie van Justitie, Den Haag;

(3)

Beperkt uitzicht op de overkant

Y

b3

ts?

JOb°tf7-2-'77z2'n~J.og

(4)
(5)

BEPERKT UITZICHT OP DE OVERKANT

een sociaal veiliger woonomgeving KAVEL 6

Loes van Delft

Hanneke van der Ven

(6)

Tekst: Loes van Delft Hanneke van der Ven Omslag: Bert van der Meij

Foto: Fotografische Dienst, Bouwkunde, TU Delft

Uitgave: RIW, Researchinstituut voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Stadsvernieuwing

Berlageweg 1 2628 CR Delft

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Delft, L. van, en H. van der Ven

BEPERKT UITZICHT OP DE OVERKANT een sociaal veiliger woonomgeving KAVEL 6

(7)

INHOUD

Voorwoord 7

Inleiding 9

2 Kavel 6, wat is dat? 11

3 Kavel 6, wat is er aan de hand? 17

4 Sociale veiligheid 23

5 Veiligheid en onveiligheid 27

6 Sociale onveiligheid, wat kan er aan gedaan worden 31

7 De werkgroep 'Sociale veiligheid Kavel 6' 35

8 De verwachte en de werkelijke resultaten 39

(8)
(9)

VOORWOORD

Aan de rand van de Haagse binnenstad is op 'Kavel 6', in het begin van de tachtiger jaren een complex woningen gebouwd. AI na een paar jaren bleek dat de bewoners klachten hadden en zich er niet plezierig, niet veilig voelden. De bewoners werden actief en Kavel 6 werd uitgeroepen tot 'proefproject'. Doel van dat project was om maatregelen te bedenken, en natuurlijk ook uit te voeren, die de onplezierige gevoelens zouden weg-nemen. Gemikt werd op zowel verbeteringen aan de gebouwen als op een vergroting van de betrokkenheid van de bewoners bij het wel en wee van 'hun' complex. het hele proces heeft zo'n jaar of drie geduurd en is kort geleden afgerond.

Een proefproject heeft pas bredere betekenis als er iets van te leren is. Daarom is tijdens het verloop van het proces onderzoek gedaan. Nagegaan is hoe de besluitvorming is verlopen, welke klachten en verwachtingen men zoal had en wat de maatregelen uiteindelijk hebben opgeleverd. De uit-komsten van dat onderzoek zijn te vinden in het rapport 'Uitzicht op de overkant'; zoals veel wetenschappelijke rapporten, een nogal lijvig en detailleerd verslag vol achtergronden, cijfers en motivaties.

Dit boekje, 'Beperkt uitzicht op de overkant' is een bewerkte en verkorte versie van dat rapport. Bij het schrijven hebben we geprobeerd om de uit-komsten van het onderzoek kort, praktisch en herkenbaar weer te geven. We hopen dat we de bewoners er een dienst mee bewijzen.

Loes van Delft Hanneke van der Ven

(10)
(11)

1 INLEIDING

Op Kavel 6 verrijst in het beg in van de tac hti ger jaren een groo tschalig compl e x met woningen , een parkeergarage en bedrijfsruimten. He t stuk grond lig t dan al veertien jaar braak.

Wat betref t vormgeving wijkt het complex sterk af van de bestaande bebou w ing in de Rivierenbuurt. Al in 1985 wordt er een we r kgr oe p opge richt door de bewoners, de 'werkgroep Veiligheid in Kavel 6'. De reden: er war en veel kla c hte n ove r inbraken en men voelde zich niet veilig in de eige n woning. In samenwerking met de bewonersorganisatie Rivierenbuurt-Spuikwartier stelt de werkgroep een aantal voorstellen op die moeten leiden tot verbetering van de veiligheid en de leefbaarheid in het complex Kavel 6. Die voorstellen zijn, in overleg met het Stedelijk Overleg Stads-vernieuwing aangeboden aan de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit, een groep ingesteld door de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het gaat om voorstellen die betrekking hebben op de (stedelbouwkundige situatie en op de sociale structuur. Het doel is:

- het verhogen van de betrokkenheid en participatie van bewoners bij de inrichting en het beheer van de woonomgeving,

- het terugdringen van de angst voor criminaliteit en andere gevoelens van onveiligheid.

De Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit accepteert het voorstel als proefproject en stelt subsidie voor de uitvoering ervan beschik-baar.

In vee l onderzoeken, analyses en nota's die in de loop van de tijd over sociale onveiligheid zijn verschenen zoekt men de oorzaak van de pro-blematiek bij maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering, vermindering van het verantwoordelijkheidsgevoel en verdwijnende onder-linge sociale controle. Ook is men het erover eens dat sociale onveiligheid mede veroorzaakt wordt door de vormgeving van de gebouwde omgeving. De oplossing ligt bij versterking van de informele sociale controle door ve rbe t e r ing van de sociale structuur in combinatie met bouwkundige aan-passing.

Sociale onveiligheid wordt door de verschillende belanghebbenden uiteen-lopend beoordeeld. In Kavel 6 zijn het de bewoners die de problematiek

(12)

hebben gesignaleerd en tot actie zijn overgegaan. Het feit dat de bewoners hun woonbelangen bedreigd zagen is van betekenis bij het beoordelen van de effecten van de maatregelen die inmiddels zijn genomen.

In het onderzoek is de problematiek van sociale onveiligheid niet alleen benaderd vanuit de invalshoek criminaliteit, maar vanuit de veel bredere invalshoek van de leefbaarheid van de woonomgeving.

Bij het uitvoeren van het onderzoek zijn we er van uitgegaan, dat sociale onveiligheid in Kavel 6 zichtbaar wordt in gebruik en beleving van het wooncomplex door de bewoners.

Voor het meten van het uiteindelijk effect van de maatregelen zijn we ook weer bij de bewoners te rade gegaan. We hebben ze gevraagd of zij vinden dat de problemen verminderd zijn. Daarnaast is gekeken naar de ontwikke-ling in het aantal feitelijk gepleegde delicten en ontwikkeontwikke-lingen in de mate van sociale controle die wordt uitgeoefend.

Het onderzoek is in vier fasen opgedeeld:

1 nulpuntbepaling: het inventariseren van de ervaren sociale onveiligheid en de probleemsituatie voor de uitvoering van de maatregelen;

2 het proces van formulering en totstandkoming tot realisering van de maatregelen;

3 eindpuntbepaling: het inventariseren van de problematiek en de probleemsituatie na de uitvoering van de maatregelen;

4 beoordeling van het effect van de maatregelen op de problematiek en de probleemsituatie.

In 1989 verscheen het boek 'Uitzicht op de overkant' waarin uitgebreid verslag wordt gedaan van het onderzoek naar het effect van de maat-regelen die in Kavel 6 zijn genomen. Dit boekje is daarvan een verkorte versie.

(13)

2 KAVEL 6, WAT IS DAT?

Het complex

Aan de zuidkant van het Haagse centrum ligt de Rivierenbuurt. Een wijk die, ontworpen door de architect Berlage, in het begin van deze eeuw gebouwd is. Veel gesloten bouwblokken in drie lagen, platte daken en 'Haagse' portieken. De wijk waarover we het in dit boekje hebben ligt nogal geïsoleerd. Dat komt vooral door verkeersingrepen die in de loop van de jaren hebben plaats gevonden. In 1940 werd aan de zuidkant het Schenk-viaduct gebouwd en in 1975 aan de noordkant het Prins BernhardSchenk-viaduct. De westgrens wordt gevormd door een belangrijke verkeersader, het Spui. Aan de oostkant ligt het spooremplacement van het Centraal Station. Maar ook binnen de wijk is zo het een en ander gebeurd. Er verrees een groot complex voor huisvesting van de Staatsuitgeverij, net aan de overkant van het Bernhardviaduct bouwde de overheid kolossale kantoren voor de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en op een voor woning-bouw onaantrekkelijk terrein verscheen een bedrijvencentrum.

Volgens het Wederopbouwplan Bezuidenhout C (1962) werd een belangrijk deel van de Rivierenbuurt bestemd om nieuwe rijkskantoren te bouwen. Vastgesteld werd bijvoorbeeld dat Kavel 6 vrij van bebouwing ter beschik-king zou zijn van de rijksoverheid. Pas in 1974 heeft die overheid afstand gedaan van de claim. Veertien jaar lang heeft er echter niets in het gebied kunnen gebeuren. Gekozen was toen voor een ontwikkeling van de kantoor-bebouwing in meer noord-oostelijke richting, de kant van het Centraal Station. De zogenaamde Rijkskavel 6 werd teruggegeven aan de gemeente. Een bepaling was dat er onder andere woningen gebouwd zouden worden. Volgens het ontwerp-bestemmingsplan (t980 moet de Rivierenbuurt ont-wikkeld worden tot een ''binnenstedelijke woonwijk met daarbij behorende voorzieningen en daaruit voortvloeiende beperkingen voor het rijdend en stilstaand verkeer". Wat ook precies verstaan moest worden onder dit zeventiger jaren proza, duidelijk was dat er wel iets zou moeten gebeuren. De oprukkende cityvorming en kantorenbouw, de van ouds in het gebied aanwezige 'sex-industrie' en de onmiskenbaar aanwezige verkeersbarriëres maakten creatief handelen nodig. Op de tekening is te zien wat er zoal gebeurd is. Er is gesloopt, gebouwd en gerenoveerd. En ook voor de moeilijke locatie 'Kavel 6' is een oplossing gevonden. Op dat terrein zijn 300 van de 800 in de wijk gebouwde woningen verrezen. Maar het proces van tot stand komen was soms moeizaam.

(14)

Voordat het plan zijn uiteindelijke vorm kreeg is er heel wat vergaderd en gestreden. Het bleek niet gemakkelijk om de wensen van de bewoners-organisatie, de woningcorporatie en de gemeente met elkaar in overeen-stemming te brengen. Het project is uiteindelijk in twee fasen gerealiseerd. De eerste, met 162 woningen, 180 overdekte parkeerplaatsen en 4200 m2 kantoor- en bedrijfsruimten, werd voltooid in 1982; de tweede, met nog eens 135 woningen, in 1983. Het onderzoek heeft betrekking op fase 1.

Stadsvernieuwing in de Rivierenbuurt

Het complex is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Aan de Ammunitie-haven, een gebouw van vijf tot zeven lagen hoog met een lengte van meer dan twee honderd meter. Op de begane grond en de eerste verdieping winkels en bedrijven en daarboven woningen. Aan deze kant, die van het

(15)

Prins Bernhardviaduct (dat nu overigens gesloopt wordt), heeft het gebouw een gesloten karakter. Dit was nodig om de overlast van verkeerslawaai zoveel mogelijk te beperken. De woningen worden bereikt via portieken en (blnnenïgangen. De ingangen van de portieken zijn aan de voorkant van het gebouw. De tekeningen en foto's laten dit zien. Achter deze hoogbouw ligt op straatniveau de parkeergarage. Tegen de garage aan en er bovenop zijn eengezinshuizen gebouwd. Er is zo een terrasachtige opbouw ontstaan; dat beeld wordt nog wat versterkt door de hellende daken van de woningen. De 'straatjes' tussen die eengezinshuizen zijn nogal nauw, niet meer dan een tot twee meter breed, en zo'n 140 meter lang.

. .> :- .•_- ••_-._ -_~~ ~~;-...

"'--~~.-,.

Kavel 6, perspectief van de achterzijde van het complex

De hoofdtoegang van het complex is aan de Ammunitiehaven, maar ook de achteruitgangen aan de kant van de Nieuwe Haven, de Hekkenlaan en de Zwarte Weg zijn openbaar gebied. Door zijn vormgeving heeft het complex nogal wat (serni-) openbare buitenruimten. Niet alleen de woonstraatjes maar ook bijvoorbeeld het zogenaamde binnenterrein en de 'aanaarding'. De bebouwing van Kavel 6 was een grote ingreep in het bestaande, voor-oorlogse gebied. De ontwikkeling en realisering van het project heeft al met al negen jaar geduurd. Er is veel overleg geweest voordat de bouw

(16)

Het Prins Bernardviaduct en het Spuikwartier

In- en ui tgang van het achter-liggende gebied, 'de poort'.

Openbaar toegankelijke entree aan de Nieuwe Haven.

(17)

werkelijk kon beginnen. Latere stadvernieuwingsingrepen in de Rivieren-buurt zijn veel kleiner van schaal en veel meer ontworpen op basis van de bestaande structuur. Ook verliepen die ingrepen veel gefaseerderj de sociale opbouw van de wijk heeft daarvan dan ook weinig invloed onder-gaan.

Straatje tussen schijf 3 en 4 De bewoners

Tussen 1985 en 1988 is het aantal inwoners van de Rivierenbuurt gegroeid van 3207 tot 3615. In vergelijking met andere Haagse wijken is vooral het aantal alleenstaande mannen en het aantal onvolledige gezinnen gestegen. In 1984 bestond ongeveer een vijfde deel van de bevolking van de Rivieren-buurt uit migranten.

Bij de oplevering van de woningen in Kavel 6 werd met de gemeente afge-sproken om buurtbewoners voorrang te geven bij de toewijzing van de woningen. De afspraak, die dus betekende dat de geldende toewijzingscri-teria soepel werden gehanteerd) gold alleen voor de eerste verhuring. Bij verhuringen wordt 2/3 van het aantal kandidaten door de gemeente en 1/3 door de woningbouwvereniging geleverd. Van de negen woningen die leeg-komen, kan uiteindelijk één woning worden toegewezen aan een buurt-kandidaat. Op 1 januari 1987 blijkt dat 1/3 van de bewoners van oorsprong uit de Rivierenbuurt komt.

(18)

Kinderen van Kavel 6

In de 162 woningen wonen op 1 januari 19&7 416 men sen. Het aanta l twee-persoonshuishoudens is het grootst nl. 26,5%, ge volgd door 23,5% drie -persoonshuishoudens. Het aantal vijf- en zes-persoonshuishoude ns is klein (3,7% en 2,5%). De 20- tot 30-jarigen vormen een kwart van de bewon ers-groep. Zij wonen voornamelijk in de laagbouw. Er wonen veel kinderen en jongeren in Kavel 6 (totaal ruim 27%); zij wonen vrijwel alle maa l in de hoogbouw.

Op plaatsen waar bewoners veel met elkaar geconfronteerd worden, bijvoorbeeld in het straatje tussen de hoogbouw en de laagbouw of in de galerijen van de hoogbouw, blijkt de leeftijd van bewoners nie t zoveel uiteen te lopen. Delen we de huishoudens in op basis van grootte en leef -tijdsopbouw, dan blijkt dat bepaalde onderdelen va n het complex bewoond worden door bepaalde typen huishoudens. In de laagbouw zijn wel iswaar overeenkomsten in de huishoudsamenstelling maar het niveauverschil in ontsluiting maakt dat de bewoners elkaar weinig zullen ontmoeten.

Het aantal mutaties in Kavel 6 ligt per jaar met zo'n 15 woningen op de 9,5%. De woningen zijn altijd weer snel verhuurd. Zo'n 2/3 van het aantal woningen wordt nog steeds door de eerste bewoners bewoont en slec ht s 2,5% van de woningen is voor de 3e maal van huurder gewisseld.

(19)

3 KAVEL 6, WAT IS ER AAN DE HAND?

In september 1985, zo'n jaar of drie nadat de woningen zijn opgeleverd, hebben de bewoners hun klachten op schrift gesteld. Deze klachten lijst is later gebruikt ter ondersteuning van de subsidieaanvraag.

Veel van de klachten hebben te maken met de openbare toegankelijkheid van het complex. De door verwarmingsbuizen op temperatuur gebrachte galerijen in de hoogbouw vormen een prima klimaat voor zwervers en junks; bewoners worden 's ochtends met de tastbare overblijfselen van dat ongewenste verblijf geconfronteerd. Bewoners vinden s'morgens hun afval-resten in de semi-openbare ruimten.

De gebouwdeomgeving

Het gedeelte van de Rivierenbuurt dat binnen de grachtengordel ligt maakt niet echt deel uit van de Haagse binnenstad. Geografisch gezien is de afstand niet groot, maar barrières zoals de grootschalige kantoorbebouwing en drukke verkeerswegen bemoeilijken de integratie. De bebouwing van Kavel 6 moest in deze structuur worden ingepast. Voor de ontwerper was dat een moeilijke opdracht; gelijktijdig moest hij vorm geven aan zowel het stedelijke als het private niveau van het leven, binnen de nauwe, door de omgeving bepaalde, grenzen. Een kernwoord bij het ontwerpen was 'binnen-stedelijk wonen'. De openbare toegankelijkjheid van het complex maakt een zo groot mogelijke integratie van stad en woning mogelijk. Onderzocht is hoe dit alles vormgekregen heeft en of het ook is gelukt hieraan inhoud te geven.

Wat betreft hoofdopzet wijkt het ontwerp sterk af van de in de buurt traditionele bouwvorm, het gesloten blok. De woningen zijn niet zoals gebruikelijk was naar de stad, naar het openbare georiënteerd maar gericht op het binnengebied en het blok is ongebruikelijk hoog. Binnen het blok is sprake van een vorm van strokenbouw. Toch ook hier een afwijking van het bekende patroon: de woningen liggen niet aan een openbare straat, maar aan een krap gedimensioneerd pad zonder doorgaand verkeer. De woon-kamers geven uitzicht op de daken van de buren.

De aansluiting van het gebied op de stedelijke omgeving is niet zonder problemen. Auto's kunnen via twee poorten de parkeergarage bereiken, maar niet doorrijden tot het binnenterrein. Het verlaten van de garage is tijdens de spitsuren moeilijk. Er ontstaan dan gemakkelijk opstoppingen op

(20)

de ven twegen. Voor fie tsers zijn er me er mogelijkhe den , dat wil ze ggen wanneer ze de verkeerswetgevingruim interp rete ren. Door ove r de stoep te fietsen kunnen ze zowel de inga nge n, de berginge n als het binnengebied bereiken. Willen ze richting centrum dan is het minder gema kkelijk. Ze moeten dan om het Prins Bernhard viaduct heen, of te gen de stroom infietsen. Het gemakkelijkst toegankelijk is het comp le x voor voetgangers. Maar wel onder de voorwaarde dat zetrappen kunnen lopen. Voor hen geldt, net als voor de fietsers dat de route naar het stadscent r um niet eenvoudig is. De op papier korte route door de minister ies blijkt in de praktijk nie t gemakkelijk en 's-avonds nogal eng. Overdag zijn de gepar kee rde auto's onplezierige barriëres.

De hoogbouw langs de Ammunitiehaven sluit weli swaar logisch aan bij de grot e schaal van de kantoor be bouwingmaar sluit tegelijkertijdhet comple x ook af van het centrum. Doordat de woningen op het binnenterrein georiën-teerd zijn en niemand uitkijkt op de Ammunitiehaven is daar geen sociale controleop de openbare straat moge li jk.

Inf orm e e l toezicht

De vormgeving van het complex lijkt sterk bepaald tezijn door functionele en financiële eisen. Sociale woningbouw moe t het probleem van ge luids-overlast opvangen en woningbouw op een parkeerdak een stede li jk verkeersprobleem oplossen. Het ontwerp stelt nogalhoge eise naan het her-kennings- en identificatievermogen van de bewoners. De vormgeving wijkt

(21)

sterk af van die van de overbekende stadsstraat. In de ogen van de onder-zoekers is er hier duidelijk sprake van een discrepantie tussen inhoud en betekenis. Het ruimtelijk en sociaal oplossen van verkeersproblemen in combinatie met wonen in hoge dichtheden vraagt om een nauwgezette afweging van inhoud en betekenis tijdens de ontwerpfase. De sociaal-culturele opgave om sociale woningbouw, in hoge dichtheid, te combineren met bedrijvigheid is onder de voet gelopen door een functioneel en een-' duidig afgewogen probleemoplossing.

Situering van woningen op verschillende niveau's

Nis bij entree D.

Het complex is langs vele wegen toegankelijk, toch is het stadscentrum slecht bereikbaar. Het binnenstedelijk wonen heeft zijn vorm gekregen in een van de stad afgekeerd, geïsoleerd wooncomplex. De straat is niet meer herkenbaar, aan begrippen als openbaar en privaat moet opnieuw betekenis worden gegeven. Dit heeft, en dat is eigenlijk niet verbazingwekkend, tot problemen geleid. We hebben die problemen nader onder de loep genomen. Slopen en het opnieuw bebouwen van een gebied betekent dat de relatie tussen het gebouwde en het bestaande verandert. De relaties met de straat, de openbare ruimte worden complexer. Zeker in binnenstedelijk gebied zal het vaak betekenen dat de druk op de beschikbare ruimte toeneemt en het

(22)

2 portieken met lift en trappenhuis

3 portieken met trappenhuis 2achterdeuren

aantal gebruikers en belanghebbenden groeit. De kwal iteit van openbare

ruimten hangt nauw samen met de toeganke lijkhe id erva n, met de bereik -baarheid en overzichtelijkheiden de gebruiksmoge lijkheden. Belangrijk voor

de leefbaarheid is of de gebruikers zich verantwoor delijk en betrokken

voelen. Hoe mensen een ruimte gebruiken kan wel eens bel an grijker zijn

dan hoeveel me nse n er gebruikvan ma ke n. Deomgevi ng moet aant rekke li jk zijn om in te verblijven, moet uitnodigen tot een goed be heer ; maar de

omstandigheden moe t en zo'n beheer dan wel mogelijk mak e n. Het complexe

project dat op Kavel 6 is verrezen heeft veelopenbare gebied e n die liggen

tussen het werkelijk private (de woning) en het we rkelijk publi eke (de

openbare straat). In het complex wonen veel mensen. Dat bete ke nt dat de

druk op de toegangen aan de Ammunitiehaven groo t is.Maa r er iseen groot

verschil tussen de buitenkant en de binnenkant van het complex. Dat wordt

alleen al duidelijk als we de vormgeving van de toegangen nader bekijke n.

Al die mensen moeten naar binnen door maar vier smalle sleuven (van zo'n

1 à 2 meter breed) in die lange gevelwand. Van buitenaf is niet he r ke nbaa r

hoe belangrijk deze toegangen zijn.

E D

N - -___

---

;--,

Toegankelijkheid van het complex, voor de uitvoering van de maat regel en portieken A en B C,D,E F trappen NH H T S

1trap richti ng Nieuwe Haven I trap richting Hekkelaan

4 trappen van begane grond naar Ie niveau

(23)

Het complex heeft 17 formele toegangen. Zes direct aan een openbare straat, zes ter ontsluiting van het achtergebied, vier trappen naar het achterpad en een doorgang van het binnengebied naar de Hekkenlaan. Zo-veel toegangen leidt in principe tot spreiding van de druk en gemak voor de bewoners. Maar dat voordeel van keuzevrijheid leidt wel tot anonimiteit en daarmee tot een slechte beheersbaarheid. Zo'n complex voor iedereen gemakkelijk toegankelijk maken betekent niet alleen gemak voor de bewoners en hun bezoek, maar ook dat anderen zo binnen kunnen lopen. Bewoners van de verschillende delen van het complex blijken elk zo hun eigen voorkeursroute te hebben. Die verschillende voorkeuren kunnen in principe leiden tot een veelvuldig en levendig gebruik van de verschillende doorgangen. Dat biedt mogelijkheden voor sociale contacten en sociale controle. In het onderzochte complex blijkt dat niet zo te zijn. Dat komt doordat de woningen over zoveel niveaus verspreid zijn. De kruispunten van de routes liggen op verschillende verdiepingen, mensen ontmoeten elkaar niet. De buitenruimten worden niet gebruikt om in te verblijven, het zijn slechts verkeersroutes. De mogelijkheden van sociale controle worden beperkt door de onoverzichtelijkheid van de ruimten en ook door het feit dat sommige routes nauwelijks gebruikt worden.

De buitenruimten worden eigenlijk alleen maar als verkeersruimten gebruikt. Mogelijk worden ze nauwelijks als verblijfs- of speelgebied gebruikt omdat er maar een beperkt aantal woningen op uitkijkt. Overigens is er in het complex maar weinig speelruimte voor kinderen en ook het groen is maar dun gezaaid.

Ook de parkeergarage is een anonieme wereld. De controlemogelijkheden zijn beperkt; het gebied is vanuit de woningen vrijwel niet te zien. Het parkeren van de auto in de garage biedt dan ook maar een betrekkelijke beveiliging tegen inbraak of beschadiging.

Gebruiken beleving

Hoe en of een ruimte gebruikt wordt hangt nauw samen met de beleving ervan. Mijdingsgedrag is daarvan een voorbeeld. We hebben de bewoners gevraagd wat ze vinden van het wonen in Kavel 6, hoe zij hun woon-omgeving beleven. Dat is gedaan aan de hand van een serie aandachts-punten, namelijk:

-betrokkenheid en verantwoordelijkheid; -overzichtelijkheid en bereikbaarheid;

-kwetsbaarheid van de toegepaste materialen; -waardering voor het wonen in Kavel 6.

Uit de gesprekken blijkt dat bewoners van verschillende delen van het complex zich verantwoordelijk voelen voor hun directe omgeving. Voor de

(24)

bewoners van de hoogbouw heeft dit betrekking op bijvoorbeeld het portiek en de galerij, voor de bewoners van de laagbouw de woonst raten. Ook het kennen van medebewoners vergroot de betrokkenheid.

Uit de gevoerde interviews blijkt dat er nogal wat verschillen besta an tussen het gedrag van de bewoners bij het gebruik van de openbare ruimten overdag en als het donker is. Meer dan de helft va n de onder vraagde n zegt

Is-avonds (bijna) nooit uit te gaan. Veel van de mensen die wel Is-avonds

buit en kom en zegge n voorzorgsmaatregelen te neme n. Dat kan variëren van

het afspreken omopgehaald of thuis gebracht te worden tot het mijden van

de bepaalde pla atsen of routes. Sommige 'en ge' plaatsen kan men mijden,

maar dat ge ldt uiteraard niet voor de entree en het trappenhuis van de

hoogbou w. Het open bare karakter van veel ruimten verzwakt dit gevoel

wat; vreemden kunne n immers bezoe ke rs va n de buren zijn. De basis voor

be t rokke nhe id en verantwoordelijkhei d is aanwezig, de gebouwde omgeving

sti muleer t de ontwikke lingerva nniet werkelijk.

Een goede overzichtelijkheid en zichtbaar heid zijn voorwaarden voor de

ontwikkeling van sociale controle. In dit opzicht heeft het complex nogal

wat tekortkomingen. Het is moeilijk om een bepaald adres te vinden en er zijn nogal wat onoverzichtelijke hoeken en nissen. Ook is het uitzicht

van-uit veel van de woningen uiterst beperkt.

Wanneer bewoners het complex attractief noemen blijken ze vaak de

lig-ging ervan te bedoelen: vlak bij het stadscentrum. De vaak aanwezige

rommel, kapotte liften, lampen, de urdra nge rs en ruiten lijkt men voor lief

te nemen. De meeste bewoners hebb en gee n werkelijke verhuisplannen; ze

zijn te vrede n methet gebode n wooncomfort of menen geen werkelijk

alter-natief te hebb e n. Op korte termijn lijkt er geen grot e verhuisstroom op

gang te komen. De voor de informele soc ial e controle nodige sociale

struc-tuur lijkt zich hierdoor te kunnen ontwikkelen.

Om de sociale controlemogelijkheden te vergroten zalde aantre kke lijkhe id,

bereikbaarheid en overzichtelijkheid van de openbare ruimte n vergroot

moeten worden. Ook zal een toename van de sociale contacten tussen de bewoners bij kunnen dragen aan een verbetering van de situa tie. De arc hi-tectonische vormgeving van het complex leidt er nu toe dat in bepaalde delen die contacten vrijwel onmogelijk zijn en in andere delen zo onge vee r opgedrongen worden. Van keuzevrijheid voor de bewoners lijkt nauwelijks sprake te zijn.

Veel bewoners van het complexkomen uit de buurt. Zij mak en innogal wat gevallen deel uit van sociale netwerken in en rond het complex. We kunnen concluderen dat, gezien deze situatie, er wel mogeli jkheden zijn voor het ontstaan van gewenste betrokkenheid en dus van sociale controle.

(25)

4SOCIALE ONVEILIGHEID

Algemeen

De problemen die in Kavel 6 speelden zijn door de bewonersorganisatie

geschaard onder de noemer sociale onveiligheid. Over het begrip sociale

onve iligheid is nog maa r weinig titera t uur verschenen. Welverschee n er het

nodige over criminaliteit, leefbaarheid en ove r onveiligheidsgevoelens. Als

in die boeken over sociale onveiligheid gesproken wordt is vaak niet zo

duidelijk wat men precies bedoelt. Feitelijke onveiligheid en onveilighe

ids-ge voe lens worde n nogaleens door elkaar gehaa ld.

Soci al e onveiligheid heeft zowe l me t subjectieve als me t objec tieve

onveilighei d te maken; het is heel wat mee r dan de angst om met cr

imina-liteit geconfront eerd te worden. Duide li jk herkenbaar is het bes taan van

twee verschillende benad er ingen: de (stedeïbouwkundige benadering en de sociaal wetenschappeli jke be nade ring . Bij de eerste ligt de nadruk duide li jk op de bestrijding van cr imina lit e it en daarmee op het wegnemen van gevoelens van onveiligheid. Uitgangspunt is dat bepaalde kenmerken van de

gebouwde omgeving het gedrag van mensen, en zo hun beleving van de

sociale veiligheid, positief kunnen beïnvloeden. Deze visie staat bijvoor-beeld centraal bij de aanhangers van de Defensible Space school en is ook te vinden in veel resultaten van de 'praktische vrouwenstudies'. Door het

Bureau Criminaliteitspreventie is een uitgebreid literatuuronderzoek

gedaan. In het boek 'U itzicht op de overkant' is een samenvatting van de resultaten daarvan te vinden.

De aanhangers van de sociaal-wetenschappelijke benadering bestrijden niet dat er een verband bestaat tussen de vorm en inrichting van de gebouwde omgeving en (gevoelens van) onveiligheid. Maar zij voegen een element toe: de sociale omgeving. Zij stellen dat die relatie tussen gevoelens en omgeving alleen begrepen kan worden als wordt uitgegaan van de betekenis die de gebruikers zelf aan die omgeving geven. Onveiligheidsgevoelens worden gezien als een uiting van onrust en onrustgevoelens en zijn niet direct afhankelijk van het werkelijk voorkomen van criminaliteit.

Een belangrijke aanhanger van deze benadering is de Quality of Life school. Hun onderzoek concentreert zic h op het buurtniveau. Ze stellen dat wat angst voor criminaliteit lijkt te zijn in werkelijkheid de bezorgdheid van de bewoners is voor het uitee nvallen van de plaats e lijke ge meenschap. Hoe veilig of onve ilig een buur t is lei den de onderzoekers af uit tek en s en

(26)

signalen in de gebouwde omgeving. Die tekens geven aan hoe goed of slecht de formele en informele controlesystemen werken.

Nederlandse onderzoeken steunen over het algemeen vaak op de ideeën die door de Defensible Space school zijn ontwikkeld. Centraal staat de vraag: "Hoe kan het de mogelijke dader moeilijker worden gemaakt om zijn delicten te plegen". Het eerste middel waaraan men dan denkt is, wat men noemt, het verhogen van de fysieke drempel. Dat kan bijvoorbeeld door de toegankelijkheid voor 'ongewenste' personen moeilijker te maken.

Het tweede middel is verhogen van de psychische drempel; bijvoorbeeld door (informele) sociale controle of door surveillance.

Voor meer inzicht in de verschillende benaderingen wordt verwezen naar het boek 'Ui tzicht op de overkant'.

Kavel 6

Belangrijk voor het evaluatie-onderzoek is de aanzet die Wuertz gegeven heeft voor de ontwikkeling van een voor Nederland bruikbare benadering van de Quality of Life school. Zij wijst er onder meer op dat er een verschil kan bestaan tussen formele en

informele regels en gevoelens. Volgens haar komt dat doordat de beleving van een buurt, een gebied bepaald door gebouwen, straten, functies en woningtypen, niet altijd samenvalt met de sociale realiteit. Dan kunnen er conflicten ontstaan als gevolg van 'afwijkend' gedrag; conflicten tussen de belangen van verschillende categorieën bewoners. Onveiligheidsgevoelens zijn te beschouwen als "een betekenisvolle reactie binnen een bepaalde ruimtelijke en sociale context". In die visie hebben bouwkundige kenmerken maar een beperkte verklaringskracht. De gebouwde omgeving moet natuur-lijk wel de mogenatuur-lijkheden bieden, maar of van die mogenatuur-lijkheden gebruik wordt gemaakt hangt af van de gebruikers ervan.

Ook in ons onderzoek zijn we uitgegaan van de gedachte dat de betekenis van onveiligheid ontleend moet worden aan de opvattingen van de bewoners. Problemen kunnen het gevolg zijn van het feit dat de fysieke en de sociale realiteit, de gebouwde en de sociale omgeving, niet samenvallen. Het voorkomen van sociale controle is daarvoor een belangrijke graad-meter. Een logische consequentie van deze benadering is dat de meningen van de bewoners anders kunnen zijn dan die van de deskundigen die bij het maken van de plannen voor Kavel 6 betrokken waren en die meningen kunnen weer afwijken van die van de beheerders van het complex.

In het woningcomplex Kavel 6 zijn maatregelen voorgesteld en ingevoerd om de onveiligheidsgevoelens van de bewoners te verminderen. Doel van

(27)

het onderzoek was om de effectiviteit van die maatregelen te bepalen. De probleemstelling is weer te geven in drie vragen.

Waaruit bestaat de probleemsituatie in Kavel 6? De aard van de maat-regelen veronderstelt een relatie tussen de problematiek en de probleem-situatie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de gebouwde en de sociale omgeving. Belangrijk is hoe de bewoners betekenis geven aan de omgeving en de problemen ervaren. We maken daarom een onderscheid tussen de potentiële en de effectieve omgeving.

2 Waaruit bestaat de problematiek sociale onveiligheid in Kavel 6? De literatuurstudie geeft aanleiding om een onderscheid te maken tussen criminaliteit en onveiligheidsgevoelens. Die gevoelens kunnen weliswaar veroorzaakt zijn door ervaringen met, of angst voor criminele feiten maar ook door onprettige ruimtelijke of symbolische kenmerken van de omgeving.

3 Wat is het effect van de maatregelen op de problematiek en de pro-bleemsituatie in Kavel 6? Bewoners ervaren direct het effect van de genomen maatregelen. Zij kunnen werkelijk beoordelen of de situatie is verbeterd.

Centrale begrippen in de probleemstelling van evaluatie-onderzoek Kavel 6 zijn gebouwde en sociale omgeving, potentiële en effectieve omgeving, het onderscheid tussen probleemsituatie en problematiek en het begrip sociale controle. We staan daar even bij stil.

- De gebouwde en de sociale omgeving.

Een uitgangspunt bij het uitvoeren van dit onderzoek is dat de oorzaak van veelleefbaarheidsproblemen ligt bij het onderling niet goed aan-sluiten van de gebouwde en de sociale omgeving. Twee factoren die toch samenhangende delen van die leefomgeving zijn. Beide omgevingen kunnen op verschillende schaal niveaus bekeken worden. Voor een analyse van de gebouwde omgeving is bijvoorbeeld de inpassing van het complex in de buurt van belang, de aanwezigheid van voorzieningen, winkels of werkgelegenheid. Maar ook, op een ander niveau, de toegankelijkheid van de woningen, of de woningdifferentiatie. Voor de sociale omgeving

kunnen we denken aan de sociale opbouw van de buurt,

verhuis-bewegingen, de huishoudenopbouw of de leeftijdssamenstelling van de bewonersgroep.

- De potentiële en effectieve omgeving.

Naast die gebouwde en sociale omgeving, onderscheiden we ook de potentiële en de effectieve omgeving. Het is duidelijk dat architecten en planners heel andere betekenissen en functies aan ruimten kunnen toe-denken dan de gebruikers doen. De potentiële omgeving is de omgeving

(28)

zoals die door de deskundige, de planner of architect, is ontworpen. De effectieve omgeving is de omgeving zoals die door de gebruikers wordt ervaren. Voor hen is overigens het onderscheid tussen de gebouwde en de sociale omgeving moeilijk te maken. Die effectieve omgeving is immers de integratie van de inhoud en de betekenis die de bewoners aan hun leefomgeving toekennen.

Om er achter te komen wat de bewoners werkelijk vinden van hun woon-omgeving zal zowel gevraagd moeten worden hoe ze de ruimten gebruiken als hoe ze die waarderen. Een positieve waardering voor de kwaliteit of de prijs van de woning kan nu eenmaal samengaan met een gevoel van onveiligheid.

We zijn er bij het uitvoeren van dit onderzoek van uitgegaan dat het probleem van sociale onveiligheid in Kavel 6 zichtbaar wordt in het gebruik en de beleving van het wooncomplex door de bewoners. Daarom ook introduceerden we de begrippen potentiële en effectieve omgeving. Er kan sprake zijn van selectief gebruik. Bewoners mijden mogelijk bepaalde plaatsen of verbindingsroutes.

- De sociale controle.

Bij het onderzoek hebben we een onderscheid gemaakt tussen informele,

semi-formele en formele sociale controle. Informele sociale controle

wordt door en binnen de groep uitgeoefend op basis van betrokkenheid. Het wordt ook wel natuurlijke surveillance genoemd. Lang niet iedereen vindt dit soort controle leuk. Oplettendheid en belangstelling kan ook als bemoeizucht ervaren worden (of dat natuurlijk echt zijn). Semi-formele sociale controle wordt ook wel functioneel toezicht genoemd. We bedoelen dan de controle die wordt uitgeoefend door mensen die voor werkzaamheden in het complex aanwezig zijn, maar toezicht houden niet als taak hebben. De huismeester is een voorbeeld.

Bij formele controle gaat het om controle door mensen die daarvoor zijn aangesteld, politiesurveillance bijvoorbeeld. Sociale controle is niet alleen van belang omdat het de kans op het voorkomen van criminaliteit verkleint, maar zeker ook omdat het een gevoel van zekerheid kan geven; als er wat gebeurt kan ik hulp krijgen.

De mogelijkheden om daadwerkelijk sociale controle uit te oefenen hangen zowel af van de bouwkundige vormgeving van het complex als van de sociale omgeving. Het moet kunnen en men moet het willen.

- De woonbelangen.

Als laatste noemen we het uitgangspunt dat onveiligheidsgevoelens ont-staan doordat de 'woonbelangen' bedreigd worden; dat is meer dan angst voor criminele feiten.

(29)

- ~~~--- =

-5 VEILIGHEID EN ONVEILIGHEID

Als iemand aangeeft hoe onveilig of veilig het ergens is, is het belangrijk te weten wat hij of zij onder onveiligheid en veiligheid verstaat. Wij hebben dat dan ook gevraagd aan bewoners en de andere belanghebbenden bij het proefproject.

De mening van bewoners

Bij de betekenis van veiligheid lijkt het accent te liggen op de bewegings-vrijheid die men ervaart, en de mogelijk te nemen voorzorgsmaatregelen. Daarentegen lijkt men bij onveiligheid op de dreiging van delictpleging en de aanwezigheid van potentiele daders te doelen.

Bewoners die zeggen zich min of meer onveilig te voelen in Kavel 6 noemen, bij zowel veiligheid als onveiligheid, geen oorzaken die te maken hebben met de aanwezigheid van anderen maar met kenmerken van de ge-bouwde omgeving. Bij de betekenis van het begrip onveiligheid leggen zij, meer dan degene die zich veilig voelen, de nadruk op de beperking van de bewegingsvrijheid en op de dreiging van de aanwezigheid van daders dan wel delictpleging.

Bij de mening van degenen die zich veilig voelen in Kavel 6, blijkt het geslacht van de bewoners van belang te zijn. Individueel geinterviewde mannen zeggen allemaal dat ze zich veilig voelen. Veelal hebben ze geen mening over de betekenis van veiligheid of ze relativeren de onveiligheid sterk. De vrouwen daarentegen voelen zich veilig omdat zij vertrouwen op de aanwezigheid van andere mensen. Vrouwen relativeren de veiligheid ook in hoge mate; zij leggen opvallend veel nadruk op de dreiging van onveilig-heid en de angst slachtoffer te worden van een delict. Het is belangrijk om rekening te houden met het feit dat sociale onveiligheid niet door alle bewoners op dezelfde manier en op het zelfde moment (h)erkend wordt. Het feit dat de meeste bewoners antwoorden dat zij zich veilig voelen in Kavel 6 en dat het werkelijk aantal delicten relatief gering is, betekent niet dat er in Kavel 6 geen sprake is van subjectieve onveiligheid. Uit de antwoorden die bewoners geven kan wel de conclusie worden getrokken dat veiligheid een subjectieve zaak is. Terwijl de een de hoogbouw veilig noemt en de laagbouw onveilig, vindt een ander juist het omgekeerde. Sommigen zeggen dat het moeilijk is om gedetailleerd aan te geven welke aspecten van de sociale of gebouwde omgeving van invloed zijn op de

(30)

onveiligheids-gevoelens. Naar hun mening kan onveiligheid overal bestaan. Toch noeme n

de meeste bewoners wel bepaalde plekken: de portieken, de nissen, de

ingangen van de bergingen, de liften en het tra ppe nhuis. Maar ook wijzen ze

bijvoorbeeld op het feit dat er zoveel ingangen, looproutes en onoverzic ht

e-lijke plekken zijn. Voor de plekken die men lieve r mijdt geldt dat ze:

- onoverzichtelijk zijn; het zijn plaatsen in het semi-openbare gebied van

de hoogbouw die niet vanuit de woningen te zien zijn;

- donker en stil zijn; ditgeldt met name voor delen va n het buitenge bied; - dat ze onduidelijk zijn, onder andere als gevolg van het ontbrek en van

duideli jke 'routes'in en door het complex;

- dat ze ook toegankelijk zijnvoor mensen die in Kav el 6 eigenlijk niets te

zoeken hebben.

Er worden maar weinig oorzaken genoemd die te maken hebben met de

so-ciale omgeving. Wel wordt gesuggereerd dat de vero orzak e rs van de

over-last zowel van binnen als van buiten het comple x kome n. Drug sve rsla a fde n

uit de omgeving van het Centraal Station veroorzake n gevoe le ns van

on-veiligheid, baldadige kinde ren van bewoners vernielen en vervuilen het

complex.

Arcade of overbouwing

De meeste bewoners hebben maatregelen genomen om ongewenste indr ing-ers buiten de woning te houden. Ze hebben dievenklauwen en extra sloten

(31)

- - - - -- - - -

-bewoners neemt ook buitenshuis maatregelen: zorgvuldige routekeu ze , een

'zelfver zekerde' ma nier van lopen, een paraplu meenemen (ook als er geen regen dreigt) of 's-avonds nietalleen naar buiten gaan.

Onbereikbaarheid Kwetsbaarheid

De mening van andere belanghebbenden

De vertegenwoordigers van de bewoners en die van organisaties als de

woningcorporatie en gemeentelijke diensten zijn het er helemaal over eens

dat "sociale onveiligheid een specifiek maatschappelijk probleem (is) waar

iets aan gedaan moet worden". Zij onderkennen daarbij dat het probleem beter gedefinieerd moet worden en niet een-twee-drie is op te lossen. Uit

de gesprekken blijkt ook een verschil tussen de opvattingen van de

bewoners en die van de professioneel betrokkenen. De bewoners spreken

vooral over de bet e ken is die onve ilighe id heeft voor hun dagelijkse leven.

Zij hebben het over de beperkin gen die zij voelen bij het gebruiken van de

omgeving. De 'profes sional s' zien het veel algem ener, maar er lijkt een

onderschei d te zijn in de mening van 'de initiatiefnemers' en de bij de ui t

-voering betrokken part ic ipan ten, 'de uitvoerders'. Toch zijn ze het ero ver

eens dat het gaat om een maatschappe li jk prob leem dat he t gevolg is van de mac ht sver houdingen in de maatschappij. Voor de initiatiefnemers reden om te werken aan het oplossen van het probleem, voor de uitvoerders een geconstateerd feit.

(32)

Aantrekkelijk en kwetsbaar

Ook de leden van de werkgroep 'Sociale veiligheid Kavel 6' is gevraagd wat zij vinden van de situatie in het complex. Zij noemen vaak de buurt als belangrijkste oorzaak van de problemen.

Maar ook komen wel kenmerken van het complex aan de orde. Het ligt op de verkeerde plaats, er is technische nogal wat op aan te merken, de oriën-tatie van de woningen is slecht en het ziet er allemaal mooier uit dan het in werkelijkheid is. Over het gedrag van de bewoners zijn de meningen van de deskundigen verdeeld. De meeste mensen die ondervraagd zijn vinden dat de objectieve onveiligheid in het complex Kavel 6 niet groter is dan in vergelijkbare andere Haagse complexen. Vlak na de oplevering werden er vrij veel delicten bij de politie gemeld, maar sindsdien is het aantal verminderd. Uit de gegevens van de woningcorporatie blijkt dat er in het complex wel betrekkelijk veel vernield wordt. Kavel 6 is in dit opzicht het op een na duurste complex voor de corporatie.

Al met al blijken de visies van de bewoners en van anderen die bij het bouwen en beheren van het complex betrokken zijn nogal uiteen te lopen. Die verschillen kunnen worden verklaard met behulp van de in het vorige hoofdstuk geïntroduceerde begrippen potentiële en effectieve omgeving en objectieve en subjectieve onveiligheid. Begrippen die ook centraal zullen staan bij het beoordelen van de effecten van de maatregelen die in het complex genomen zijn.

(33)

- ---~~~~~~ --

-6 SOCIALE ONVEILIGHEID, WAT KAN ER AAN GEDAAN WORDEN

Degewenste maatregelen

Inde subsidieaanvrage van 1986 wordt een aantal maatregelen voorgesteld. Voor een deel zijn dat bouwkundige ingrepen, voor een deel aanpassingen in de sfeer van het beheer:

- Afsluiten van portieken en galerijen.

De verwachting is dat de onveiligheidsgevoelens in ieder geval voor een deel worden veroorzaakt door de aanwezigheid van mensen die in het complex niet thuis horen. Dus, sloten op de toegangsdeuren en de door-loop van het ene portiek naar het andere onmogelijk maken. Dat betekent wel dat er een intercom-systeem moet komen en een deuropener-instal-la tie. De brievenbussen zullen verpdeuropener-instal-laatst moeten worden zodat ze bereikbaar blijven voor de postbode.

Opheffen van nissen en inhammen

Minder nissen en inhammen betekent minder plaatsen waar iemand zich kan verstoppen, kattekwaad uithalen of rommel maken.

Verandering van de bestemming van de bedrijfsruimten

Nu zijn er alleen maar kantoren en bedrijven in de bedrijfsruimten van het complex gevestigd. Veel staat ook leeg. Buurtwinkels (en bijvoorbeeld een avondwinkel) zouden de levendigheid vergroten. En dat bevordert het gevoel van veiligheid.

Beter beveiligen van de garages

In verband met het overdragen van het beheer van de garages van corperatie naar gemeente is er veel onduidelijkheid bij het melden van klachten. De garages zouden gecompartimenteerd moeten worden en beter beschermd tegen indringers.

Beter beveiligen van de bergingen

Een betere verlichting en overzichtelijkheid, andere sloten waardoor niet iedereen in alle blokken kan komen, zullen de onveiligheid bij de bergingen verminderen.

Beheer

Het goed beheren van de woningen houdt meer in dan de woningen technisch in goede staat houden. Er moet ook worden ingespeeld op het veranderende gebruik en misbruik van de woonomgeving. Een efficiënt meldingssyteem voor klachten en een snelle afhandeling van die klachten zal de betrokkenheid van de bewoners vergroten. Gedacht kan worden aan het opzetten van een beheerspost in de wijk.

(34)

De verwachting is dat, als al die maatregelen genomen worden het woon-klima at zal verbeteren omdat er dan meer sociale cont ro le kan zijn. De mensen zullen zich meer vera nt woorde lijk voelen omdat ze elkaa r kennen en de hele situatie minder anoniem is, de me nse n zullen veiliger en prettiger wonen. Als gevolg daarvan zullen er minder vernielingen en minde r verhuizingen zijn.

Feestelijke start van de uitvoering De uitgevoerde maatregelen

Aan het eind van dit hoofdstuk geven we een overz icht je va n wat er in

Kavel 6 zoal is gedaan om de leefsituatie te verbeteren.

De portiekdeuren in de hoogbouw zijn van sloten voorzien en er is een intercom-installatie aangelegd, waarop ook de laagbouwwoningen zijn aa

n-gesloten. De nieuwe toegangsdeuren zijn in het vlak va n de gevel geplaa t st

zodat de nissenbij de ingangen nu verdwenen zijn.

De buitenruimte is met een hek afgesloten en het aantal toegangen tot het gebied verminderd. Drie toegangen zijn helemaal verdwenen, drie andere kunnen nu Is-nachts worden afgesloten. De aanaarding zal nog ongeveer een meter worden afgegraven. Het talud wordt dan minder steil en het spee l-terrein wat groter. De vormgeving van de ingangshallen is aangepast. Loze ruimten en nissen zijn weggewerkt. Ze zijn daardoor kleiner, maar wel overzichtelijker geworden.

(35)

hebben nu elk een eigen sleutel, de verlichting brandt er permanent en onoverzichtelijke plekken zijn weggewerkt.

De afdeling Gebouwenbeheer van Gemeentewerken heeft de parkeergarage onder handen genomen. De garage is opgedeeld in acht compartimenten. De ingangen zijn afgesloten met deuren en er zijn metalen platen aangebracht om te voorkomen dat zwerfvuil naar binnen kan waaien. Controle is gemakkelijker geworden doordat alle 'legale' parkeerders een sticker op de autoruit hebben.

Verwijderen van de trappen

In april 1988 is de 'bewonerswerkgroep Kavel 6', de officiële vertegen-woordiging van de bewoners, geïnstalleerd. De meeste leden van deze werkgroep maakten ook al deel uit van de werkgroep sociaal beheer.

In overleg met de woningcorporatie is een aantal taken en verantwoorde-lijkheden gedelegeerd aan de bewoners. Zo controleert nu een van de bewo-ners de kwaliteit van de wekelijkse schoonmaakbeurt. Een andere contro-leert de onderhoudstoestand van het complex. Hij registreert beschadi-gingen en vernielingen en geeft die dan door aan de corporatie. Een keer per maand maakt hij een ronde samen met de opzichter van de woning-bouwvereniging. Om een snelle vervanging van kapotte lampen mogelijk te maken is een depot aangelegd. Twee bewoners beheren dit. Ook komt er in het complex een betere bewegwijzering en, voor een makkelijke communi-catie tussen de bewoners en de bewonerswerkgroep, een mededelingenbord.

(36)

Sinds april 1987 wordt geëxperimenteerd met een ander toewijzingsbele id. Het komt erop neer dat een op de twee vrijkomende woningen bestemd is voor woningzoekenden die als 'buurtkandidaat' voor de Rivierenbuurt staan ingeschreven. - --- --_.

_--

-

-

- - -

o , ' , , I ' I I I ' I ' I ' -T'..j,..r...1.+'"+ "t~rT'+f t.. .L.....1.....4. ~~... TTT'TT"TTTTT I I I II I II ' I I l J.l. .L...L..L..L...L....L.J. TTTr r TT T rl 1' I I I II I I 11 I I :~ ::: "±. ±. : :. :rt ; c . , I " ' I ' I I r ' I ' I I , ' I :;'~t'1;1'-i'l"--""....'T'=,~'.+' TT ï"TT -, I I I I ~,.~~I I~I~I :.!

~-::-J

2 afsluitbare hekken 4 gesloten hekken 1 trap aan Hekkelaan

1 trap aan begane grond naar Ie niveau

2afgesloten portieken met lift en trap 3 afgesloten portieken met trappenhuis 2 afgesloten achterdeuren

Toegankelijkheid van het complex, na uitvoering van de maatregelen Portieken A en B C, 0 en E F Trappen H T Hekken AH

GH

(37)

7 DE WERKGROEP 'SOCIALE VEILIGHEID KAVEL6'

Maatregelen komen niet zo maar tot stand. Daarvoor zijn Initiatieven, overleg, organisatie en geld nodig. Bij het evaluatie-onderzoek heeft deze procesbestudering en beschrijving een belangrijke rol gespeeld. In het boek "Uitzicht op de overkant' is dit proces uitgebreid beschreven, waarbij zowel de organisatie, de planning als ook de financiën aan bod komen.

In september 1985, zo'n jaar of drie nadat de woningen zijn opgeleverd, richt een groep bewoners de werkgroep 'Veiligheid in Kavel 6' op. De zes tot acht initiatiefnemers krijgen de steun van beroepskrachten van het Buurtberaad. Zij willen zich bezig gaan houden met de sociale veiligheid en de leefbaarheid in het complex. Voor die tijd kwamen er bij het Buurt-beraad al klachten binnen, bijvoorbeeld over vochtproblemen. De werk-groep leden willen uiteraard dat hun activiteiten effect zullen hebben. Daarvoor is niet alleen de steun nodig van zoveel mogelijk bewoners, maar ook geld om verbeteringen werkelijk te kunnen uitvoeren.

Via een enquête worden de meningen van de bewoners gepeild en in overleg met de architect van het complex wordt een raming gemaakt van de kosten. Op 13 februari 1986 gaat (op een wat ingewikkelde manier) een subsidieaanvraag de deur uit naar de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit, een samenwerkingsproject van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken. In juli 1986 komt het antwoord: in principe wordt subsidie toegezegd. Een van de voorwaarden is dat er een begeleidings-commissie moet komen. Die begeleidings-commissie, de werkgroep 'Sociale veiligheid Kavel 6', wordt samengesteld en komt op 17 september 1986 voor het eerst bijeen. In de periode tot januari 1988 zullen nog 14 bijeenkomsten volgen. Doel is "het verbeteren van de sociale veiligheid in Kavel 6, waarbij de betrokkenheid van zittende huurders van groot belang is".

De groep heeft een brede samenstelling. Vertegenwoordigd zijn allereerst de initiatiefnemers: de bewoners, het Buurtberaad en het Stedelijk Overleg Stadsvernieuwing. Daarnaast zijn er representanten van de verschillende instanties en organisaties die bij het voorbereiden van mogelijke maat-regelen betrokken zijn: de woningcorporatie VZOS, het bureau Wijkaan-gelegenheden, de Project Organisatie Stadsvernieuwing, het Architecten-buro Groep 5, de diensten Groenvoorziening en Milieu, Stadsontwikkeling en Grondzaken, Gemeentewerken en Algemene Bestuurszaken, de Politie, de

(38)

Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit ende Technisc he

Universi-teit. Al met al zijn 45 verschillende persone n, vanuit 15 verschillende werkverbanden een of meerdere keren aanwez ig geweest. Het Stedelijk

Overleg Stadsvernieuwing levert de voor z itter , de wonin gco rporatie de

sec retar is. Sommigen zijn reeds vanaf het beg in aanwez ig,ande ren komen

er later bij opver zoe k van de werkgroe p.

Op init ia ti ef van het Buurtbe raad is beslotendat de werkgroeppas over ie t s kan besluiten nadat er overleg is gewees t met de bewoners. Daarvoor

worde n 'port ie kgesprekken' georganiseerd. Bij de eers t e ronde gesprekken,

die overigens ook als doel hadden om de betrok kenhe id van de bewoners te

vergroten, bleek de opkomst mager. Om toch voldoende geïn for mee rd te

zijn is nog een enquête gehouden. Het was de bedoeling om in een derde en

een vierde ronde gesprekken vooral de sociaa l beheer ma atregelen te

bespreken. Die ronden zijn niet gehouden. In 1988 zijn de bewoners

geënquêteerd over de tot dan toe uitgevoerde maat regelen. Ee n be la ngr ijke rol wordt hierbij gespeeld door de 'we rkgroep Sociaal Beheer Kavel 6', een

groep die (zoals de naam al doet veronderstellen) zich vooral richt op het tot stand brenge n va n verbeteringen in het sociaal beheer. Deze werkgroep is ook na de realisering van de verschillende bouwkundige maatregel en actief gebleven.

Uit de notulen van de 'werkgroep Sociale veilighe id Kave l 6' is te lezendat de besluitvorming niet altijd even gemakkelijk is ve rlope n. We moeten daarbij niet vergeten dat het initia tie f voor de opr ic hti ng erva n niet komt van de mensen die al actief waren in de wijk, de buurtbewoners en het Buurtberaad. De werkgroep is in het leven geroepen omdat de voorwa arden bij de subsidietoezegging dat eisen. De groep is groot en de same nst e lling wisselend. De leden hebben, door hun uiteenlopende ve rwa chting en ver-schillende achtergronden nogal wat tijd nodig om tot samenwerking te komen. Verwonderlijk is dat niet. De oorspronkelijke initi atie fne me rs zien de andere leden van de werkgroep niet direct als hun bondgenoten. Zij vinden dat de werkgroep er vooral is om oplossingen die door de bewoners worde n voorgesteld zo snel en effic iën t als mogelijk is uit te voeren; de

werkgroep heeft in hun ogen een uitv oer ende taak. Voor veel ande re leden

van de werkgroep geldt dat zij probleme n veel meer be oorde le n vanuit hun

eigen gespecialiseerde (en vaak technische) opt ie k. Sommigen zijn zeer

sterk bij het project betrokken, investeren hun vrije tijd en willen snel

resultaat zien, anderen zijn aanwezig omdat ze 'gestuu rd' zijn en lijken

eerder geneigd om vertragingen in de voortgang te relat iveren. Ook het feit

dat, even afgezien van de subsidie, de financiële middel e n voor het

(39)

komen heeft invloed gehad op het verloop van het proces. De verschillende belangen die de deelnemers van de werkgroep vertegenwoordigden hebben nog wel eens tot onenigheid en vertragingen geleid.

In het hele proces zijn drie groepen te onderscheiden: de oorspronkelijke initiatiefnemers, de mensen die betrokken waren bij het voorbereiden van de maatregelen en de uitvoerders daarvan. Hun redenen om deel te nemen en doelstellingen zijn niet identiek. De les die daaruit valt te leren is, dat voor een goed verloop van de besluitvorming, het maken van goede en sluitende afspraken over bijvoorbeeld de doelstellingen en de verantwoorde-lijkheden onmisbaar is. Dat is in de praktijk niet gemakkelijk. De bestaande wettelijke en ambtelijke structuur maakt het bepaald niet eenvoudig om beheer op buurtniveau werkelijk vorm en inhoud te geven.

-

-'-, ,.~ ~,."'" ""<-' ~'~~ ... '-,~

(40)
(41)

8 DE VERWACHTE EN DE WERKELIJKE RESULTATEN

Nadat in het complex Kavel 6 de nodige bouwkundige veranderingen waren aangebracht en enkele veranderingen in de manier van beheren zijn inge-voerd is aan de bewoners en de andere betrokkenen gevraagd wat zij vinden van het resultaat. Voordat we daar meer aandacht aan besteden is het nuttig om nog eens te kijken naar de verwachtingen die men zoal had van het mogelijke effect van die maatregelen.

De verwachtingen

Het doel van het aanbrengen van bouwkundige veranderingen was het verkleinen van de subjectieve en de objectieve onveiligheid. De wijzigingen in het sociale beheer hadden als doel om de sociale structuur te verbeteren door de betrokkenheid, de verantwoordelijkheid, en daarmee de sociale controle, te vergroten. Aan die doelstellingen liggen vooronderstellingen ten grondslag. Enkele daarvan zijn bijvoorbeeld te vinden in de subsidie-aanvrage van februari 1986:

- door het complex en de garages af te sluiten worden vreemde mensen geweerd; dat zal het gevoel van onveiligheid verkleinen;

- door onoverzichtelijke nissen en inhammen weg te werken zal er minder kattekwaad worden uitgehaald en zal het complex minder gemakkelijk vervuilen;

- door buurtgebonden winkels en straatactiviteiten te stimuleren zal het gevoel van veiligheid toenemen;

- door betere meldingsmogelijkheden en een snellere verwerking van

klachten zullen de bewoners zich meer betrokken voelen bij hun woning

en woonomgeving; het organiseren van (por tiekïgesprekken met de

bewoners over het beheer zal hetzelfde effect hebben.

In een brief van het Buurtberaad (geschreven in april 1986) worden de ver-wachte gevolgen nog eens opgesomd:

- er kan meer sociale controle zijn;

- vermindering van anoniem terrein; mensen wonen veiliger en prettiger; - bewoners voelen zich vlugger verantwoordelijk;

- gebruikers kennen elkaar; - minder vernielingen; - minder verhuizingen.

(42)

Kort voordat met het uitvoeren van de maatregelen werd begonnen hebben de onderzoeksters met bewoners gesproken over hun verwachtingen ten aanzien het effect van de maatregelen. Zij zijn redelijk positief gestemd, alhoewel sommigen hun twijfels over het werkelijk effect niet onder stoelen of banken steken. Men hoopt dat afsluiting van het complex werkelijk de oorzaak van de problematiek aan zal pakken en neemt in het algemeen voor lief het risico dat men zich als bewoner misschien wat opgesloten zal voelen.

De voorgestelde beheermaatregelen beogen de sociale structuur te 'ver-beteren' door de onderlinge betrokkenheid en de verantwoordelijkheid voor het gebouw te verhogen. Dat kan natuurlijk alleen met de medewerking van de bewoners. Op dit gebied zijn de verwachtingen van de bewoners niet zo hoog gespannen. Men kent de buren wel maar ziet er weinig heil in om samen met hen bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid te dragen voor het schoonhouden van een deel van het complex; men schrobt het stoepje wel zonder overleg met de buren.

Ook het voorstel om 50% van de vrijkomende woningen toe te wijzen aan mensen uit de buurt wordt besproken. Hier zijn meer mensen tegen dan voor. De tegenstanders vinden het in strijd met het principe van gelijke kansen voor iedereen of vrezen discriminatie.

Ook aan de verschillende belanghebbenden die uit hoofde van hun functie betrokken waren bij het voorbereiden van de maatregelen is gevraagd welk effect zij verwachtten. Over het algemeen zijn hun meningen zeer gevarieerd, wat gezien de samenstelling van de groep eigenlijk niet zo verwonderlijk is. Allen hebben twijfels over het uiteindelijk succes van de maatregelen, toch vinden ze ook allemaal dat de voorgestelde verande-ringen voldoende en zinvol zijn; ook hier weer het voordeel van de twijfel. De problematiek is te ingewikkeld om met de voorgestelde ingrepen defini-tief opgelost te kunnen worden, maar dat is geen reden om het niet te proberen. De verschillen liggen hierin dat de bijdrage van bewoners bij met name de sociaal beheer maatregelen door sommige betwijfeld worden, door anderen als noodzakelijk voor het welslagen worden gezien.

De resultaten

De gebouwde omgeving

Alle maatregelen die zijn genomen hebben natuurlijk niets kunnen veranderen aan het probleem dat het complex Kavel 6 geen werkelijke relatie heeft met het centrum van Den Haag. Het centrum was en blijft moeilijk bereikbaar; zelfs de gedeeltelijke sloop van het Prins

(43)

Bernhard-viaduct verandert daar weinIg aan. De beperking van de toegankelijkheid,

het afs lui ten van de portieken en de wijzigingen in het straatbeeld van de

Ammunitiehaven hebben het stedelijk milieu niet merkbaar verbeterd.

Afsluiting van entree A aan

de Ammunitiehaven

Afsluiting van entree C aan de Ammunitiehaven (in uitvoering)

Vreemden kunnen nu minder gemakkelijk in het complex komen; de

scheiding tussen openbaar en privé is duidelijker geworden. Waterdicht is

die afsluiting niet. Een (ongewenste) bezoeker met doorzettingsvermogen

kan altijd nog via de Hekkelaan of de aanaarding binnen komen. De

portieken en bergingen zijn overzichtelijker geworden. Het afsluiten van

het complex en de beperking van het aantal toegangen heeft als

conse-quentie dat meer mensen van dezelfde toegangsdeur gebruik maken. Dat

botst met de doelstelling om de onderlinge betrokkenheid van de bewoners

te vergroten. De mensen die men nu tegenkomt zijn weliswaar geen

vreemden maar vaak wel onbekenden. De onoverzichtelijkheid van het

complex, het beperkte uitzicht vanuit veel woonkamers is uiteraard niet

(44)

Afsluitingvan de entree ter hoogte van de poort

(45)

Het afsluiten van het binnenterrein met eenhek De sociale omgeving

Ook aan het eind van het experiment is nagegaan hoe de soc iale omgeving

bijdraagt aan de mogelijkheden voor informele sociale controle. Essentieel

voor het bestaan daarvan zijn de aanwezigheid van mensen (dus weinig

leegstand en een lage mobiliteit) en betrokkenheid. Om informatie te

krijgen over de verhuizingen gegevens van de woningcorporatie gebruikt,

een inzicht in veranderingen in de mate van betrokkenheid kregen we via

gesprekken met bewoners.

Het aantal verhuizingen is niet veel veranderd en er staan geen woningen

leeg. In de jaren 1986, 1987 en 1988 krijgt gemiddeld elke maand één

woning een nieuwe bewoner. Wel is het aantal weigeringen gestegen. Het

percentage succesvolle 'eerste aanbiedingen' is gedaald van 90 naar 71. De

redenen daarvoor zijn niet bekend, maar het zou kunnenda t het veranderde

toewijzingsbeleid of de 'naam' die het complex in de loop van de jaren

gekregen heeft er debet aan is.

Vanaf april 1987 zou 5096 van de vrijkomende woningen worden toegewezen

aan buurtkandidaten. In de praktijk blijkt dat dit in 1596 van de gevallen is

gebeurd. Mogelijk komt dit doordat er te weinig, voldoende urgente,

kandi-daten waren (het Buurtberaad ontkent dit), mogelijk doordat mensen uit de

buurt liever ergens anders gaan wonen.

Er zijn verhoudingsgewijs veel gezinnen met kinderen en ouderen uit het

(46)

mensen die vertrokken woonden al vanaf de ople vering in Kavel 6, waren

actief en betrokken bij de ontwikkelingen. Hun verhuizin g kan een

nega-tieve invloed hebben op de zo gewenste onderlinge bet rokkenhe id van de

bewoners.

Gebruik en beleving

Om een inzicht te krijgen in de veranderingen die bewone rs const ateren in

gebruik en beleving, de effec tieve omge ving, he bben we ges pre kken

gevoerd en ook gebruik gemaakt van de resultaten van de enquête die het

Buurtberaad in mei 1988 hield. Die enquête is in de plaa ts gekome n van de

oorspronkelijk geplande portiekgesprekken.

Van de 162 inge stuurde enquêteformulieren zijn er 94 ingevuld terug

-gekomen. Aan de bewoners werd gevraagd om van 26 veran deringen aan te

geven of zij vonden dat het een verbetering of geen ver betering was, of

geen verschil maakte. De meest e bouwkundige ingre pe n worden als een

verbetering beschouwd: geen enkele scoort meer dan 50%inde cat e gor ie ën

'geen verbetering'en'geen ve rschil'.

Ook ware n er vragen over de sociaa l beheer ma at re gelen, zoals over het

schoonmaken, de aankleding van de semi-openbare ruimten en de speel- en

contactmogelijkheden. De meeste bewoners zijn posit ie f over het

schoon-houden van het comp le x. Veel gevar ieerder ant woord t men op vragen ove r

het 'ge ze lliger' mak en van de portie ken en trappenhuizen en regelmat ige r

schoonm ak e n van ande re ruimt en . Een enkeling wil daarvoor wel wa t mee r

betalen, sommigen vinden dat de be woners daar zelf wel iets aan kunnen

doen.

In de enquête zi jn twee vragen opgeno men over de veiligheid. Uit de

ant woord en bli jkt dat men vindt dat die istoegenomen. Voor iedereen geldt

dat die toegenom en ve ilig he id opweeg t te gen de nadelen van de ve

r-minde rde toegankelijkhe id.

Gedetaileerder dan in de enquête mogelijk is zijn de verschillende onde

r-werpen aan de orde gekomen in de interviews. In principe werd gesp roke n

met dezelfde mensen die aan het begin van het proces geïntervie wd war en.

Dat is niet helemaal gelukt, sommigen waren inmiddels verhuisd of

onbe-reikbaar, een ex-geinterviewde weigerd deze keer medew erking.

De effecten van de maatregelen zijn beschreven aan de hand van de

volgende punten:

- het effect op het gebruik en de beleving, resulterend in select ie f gebruik;

- het gevoel van betrokkenheid en verantwoordelijkheidbijhet ge bouw;

- de betrokkenheid die zich uit in oplettendheid te n opzic hte van

mede-bewoners;

(47)

Zonder uitzondering vinden de geinterviewde bewoners het afsluiten van de portieken een verbetering. Er komen geen vreemden meer binnen, het is "intiemer" en netter en de lift is veel minder vaak kapot. De afsluiting heeft geen invloed gehad op de route die men kiest naar de voordeur. Men is positief over het verplaatsen van de pui en het wegwerken van de nissen en inhammen. Het is veel overzichtelijker geworden en er ligt minder troep. Sommigen vinden het vervelend dat de achterdeur van het portiek nu afgesloten is. Zij moeten nu op weg van de parkeergarage naar de woning wat omlopen; "lastig, maar het went".

Het weghalen van de trappen en het plaatsen van hekken aan de achterkant van het complex hebben het gebruik van de buitenruimte als doorgangs-gebied verminderd.

Het gebruik van de ruimten als verblijfsgebied is niet veranderd. Voor een aantallaagbouwbewoners is het gebruik van de berging bij de tuinen achter in het gebied wel problematisch geworden. Men gebruikt de berging nu minder. In de woonpaden blijven nu jongeren hangen terwijl ze vroeger doorliepen. De aanwezigheid van de hekken die 's avonds gesloten worden heeft de routekeuze van bewoners nauwlijks beïnvloed.

Over de veranderingen in de bergingen onder de hoogbouw is men positief alhoewel een enkeling vindt dat het verlichtingsniveau nog wel wat hoger zou kunnen. Een aantal vrouwen durven nu bok als het donker is weer naar de berging te gaan; het mijdingsgedrag lijkt te zijn doorbroken.

De veranderingen in de parkeergarage ziet men als verbeteringen. Wel zijn somm ige gebruikers al geconfronteerd met de kwetsbaarheid van

electro-nisc he systemen. Eén kapotte zekering en de deur gaat niet meer open. Men is tevreden met het feit dat in de bedrijfsruimten aan de Ammunitie-haven nu een Snookercentrum is gevestigd. Het is niet meer zo'n vieze donkere plek. De verbe tering van de verlichting onder de arcade is nie t ie de ree n opgevallen, het verleggen van de stoep ten koste van de groen-st rook we l. De meninge n daarove r lopen uit een.

De maatregelen op he t gebi ed van het soc ia le be he er hebben als doel vergroting van de betrokkenheid; het elkaar kennen en samen ve

rant-woordelijk zijn voor het beheer va n het complex. De geplande por ti ek-gesprekken waren mede een middel om dat doel te bereiken. Ook het instellen van een bewonerswerkgroep en het overdragen van een aantal taken door de woningcorporatie beoogden dit. De vraag is nu, wat is daar-van terecht gekomen.

De werkgroep bestaat en functioneert. De groep is een voortzetting van de vroegere bewonerswerkgroep Kavel 6. Sinds augustus 1988is de werkgroep,

die ongeveer tien leden heeft, geen onderdeel meer van het Buurtberaad. Een aantal leden is act ief betro kken bij het technische behee r . Zij c

(48)

ontro-leren het schoonmaakwerk, geven mankementen door aan de corporatie, vervangen kapotte lampen, legen de klachtenbrievenbus en sluiten 's avonds de hekken.

De meeste geïnt e rviewde bewoners hebben wel geconstateerd dat repara-ties wat sneller worden uitgevoerd en dat elke avond de hekken keurig dicht gaan, maar hebben zich niet afgevraagd hoe het komt. Van het bestaan van de bewonerswerkgroep en de taken ervan weten ze vaak niet af. De meeste bewoners vinden niet dat het complex nu schoner is. Naar hun mening ligt dat niet zozeer aan de schoonmaker, als wel aan de bewoners.

Uit de interviews blijkt dat sommige bewoners geen behoefte hebben aan meer contact met de buren. Anderen geloven niet (meer) dat het veel zin heeft om samen iets te ondernemen. Vroegere initiatieven zijn gestrand zo menen zij en omdat onduidelijk is wie het complex vervuilt en wie er dingen vernielt voelen zij zich nu wat machteloos.

De bewoners zijn positief over de portiekgesprekken, Weliswaar hebben ze niet echt geleid tot meer onderlinge contac t e n maar het was een goede mogelijkheid om informatie te krijgen en mee te kunnen praten over ver-anderingen. Iedereen zegt in te zullen gr ijpe n als er iets kapot gemaakt wor dt of wa nnee r iemand in nood is. Mannen zeggen er opaf te zullen gaan, vrouwen lijken meer heil te zien in het belle n van de politie of het waar-schuwe n van de buur ma n.

Niem an d vindt dat de mens en zic h tev e el met elka ar be moe ie n. Natuurlijk zijn er wel nie uwsgierige mense n en wordt er we l ge rodde ld maar de privac y lijdt er niet onder.

Van ver a nderin gen in het toewij zi ngsbelei d hebbe n de be wone rs niet veel gemerkt. Wel merkt de helft van hen op dat er steeds mee r "zwarten" komen wonen. Blijkbaar kan men daar verschillend ove r denken.

Conclusie

We kunnen constateren dat he t complex, ook na uitvoer ing van de m aat-regel en nog st eeds niet voldoet aan de voor waarden voor het bestaan van effectie ve socia le controle. De overzic ht e lijkhei dlaat te wensen over en de ve r klei ning van het aantal toegangen hee ft de anonimi t e it verhoogd. Hoe betrokken de bewoners ook mogen zijn bij het we l en wee van hun woon -comple x, he t is nog alti jd niet te zien wie de veroor zakers zijn van de ver vuili ng en vernielingen. Toch ka n inprinci pe een hechte sociale struc-tuur ontstaan: er zijn maar wei nig verhuizingen inhet comple x en leegstand is afwez ig.

De effectieve omgev ing is vera nderd, maar dat heeft vrijwel geen invloed gehad op het gebruik ervan door de bewoners. Zij verpla atsen zic h, maar verblijven ook nu niet langer dan nodig in de (semi -ïopenbare ruimten. Wel vindt men dat het "prettiger" en ook veiliger is geworde n. Vroeger werden

Cytaty

Powiązane dokumenty

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

2 ustawy o zapobieganiu oraz zwal- czaniu zakażeń oraz chorób zakaźnych u ludzi podejrzanym o chorobę zakaźną jest osoba, u której występują objawy kliniczne lub odchylenia

ky (2007), disertační práce „Stefana Szumana koncepcja wychowania przez sztukę“ („Koncepce vzdělávání prostřednictvím umění Stefana Szumana“), ktrerá

A layered reservoir with 300m wide and 10m thick meander channel sandstones surrounded by impermeable floodplain fines (based on Figure 3). The sandstone body in

„Wiara rodzi się z tego, co się słyszy, tym zaś, co się słyszy, jest Słowo Chry- stusa” (Rz 10, 17).. Chrześcijanie wyznają, że Chrystus jej jedynym pośred- nikiem

Uczymy grać w koszykówkę: taktyka, technika, metodyka nauczania koszykówki w lekcjach wychowania fi zycznego.. 1, Indywidualny i zespołowy

Nie można ustrzec się przed ryzykiem, ale można je minimalizować i w tym celu należy ustalić, jakie rodzaje ryzyka dotyczą podmiotu, które z nich będą najbardziej ciążyły

Pierwszym i podstawowym powołaniem kobiety jest powołanie „do uczest­ nictwa w wewnętrznym życiu 'Boga samego&#34;. Powołanie to spełnia kobieta przez unikanie tego,