• Nie Znaleziono Wyników

Evaluatie suppleties Noord-Holland en Texel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Evaluatie suppleties Noord-Holland en Texel"

Copied!
48
0
0

Pełen tekst

(1)

Evaluatie suppleties Noord-Holland en Texel Nota NH-93.ANV002 TEKST auteur(s): datum: bijlagen: ir. H.O.Rakhorst juli 1993 36 Inhoud: 1. Inleiding

2. Plan van aanpak 2.1. Kengetallen 2.2. Gegevens en bewerkingen 3. Suppletie Zwanenwater 1987 3.1. Algemeen 3.2. Overzicht kengetallen 3.3. Toelichting op de kengetallen 4. Suppletie Callantsooq 1986 4.1. Algemeen 4.2. Overzicht kengetallen 4.3. Toelichting op de kengetallen 5. Suppletie De Koog (Texel) 1984 5.1. Algemeen

5.2. Overzicht kengetallen

5.3. Toelichting op de kengetallen

6. Suppleties Eierland (Texel) 1979 en 1985 6.1. Algemeen

6.2. Overzicht kengetallen

6.3. Toelichting op de kengetallen 7. Bet gedrag van suppleties 7.1. Uitzakgrafieken

7.2. Theoretische achteruitgang van suppleties

7.2.1. Theoretische achteruitgang suppletie Zwanenwater 7.2.2. Theoretische achteruitgang suppletie Callantsoog 7.2.3. Theoretische achteruitgang suppletie De Koog 7.2.4. Theoretische achteruitgang suppletie Eierland

(2)

Bijlagen:

1. Gegevens zandsuppleties langs de Nederlandse kust 1952 t/m 1993 geografisch

2. Berekende grootheden van het DUINAF-programma 3. Algemene gegevens suppletie Zwanenwater 1987 4. Zwanenwater Gesuppleerde hoeveelheid

5. " Volumeveranderingen (1986)1987-1992 6. " Volume per raai hor. kub. tot NAP -3 m

7. " Volume per raai vert.kub. tot RSP à RSP +100 m 8. " Volume per raai vert.kub. tot RSP +700 m

9 . " Kuber ingen

10. Algemene gegevens suppletie Callantsoog 1986 11. Callantsoog Gesuppleerde hoeveelheid

12. " Volumeveranderingen 1986-1991 13. " Zandverdeling in lengterichting 14. " KUberingen

15. Algemene gegevens suppletie De Koog 1984 16. De Koog Gesuppleerde hoeveelhei~

17." Volumeveranderingen 1984-1991

18." Zandverdeling in lengterichting hor.kub. tot -lm 19." Zandverdeling in lengterichting ver .kub. tot -2m 20." Verliezen

21. Algemene gegevens suppletie Eierland 1979 22. Algemene gegevens suppletie Eierland 1985 23. Eierland 79 Gesuppleerde hoeveelheid

24." Volumeveranderingen 1979-1990

25. " 79 Zandverdeling in lengterichting hor.kub. tot -lm 26. " 85 Zandverdeling in lengterichting hor.kub. tot -lm 27. Ligging duinvoet, GHW en GLW 1964 tjm 1992 (voorbeeld)* 28. Ligging afslagpunt (APHL) 1975 tjm 1992 (voorbeeld)* 29. Uitzakgrafieken Zwanenwater

30. Uitzakgrafiek Callantsoog 31. Uitzakgrafieken De Koog

32. Uitzakgrafieken Eierland 1979

33. Verloop suppletievolume in de tijd Zwanenwater 34. Verloop suppletievolume in de tijd Callantsoog 35. Verloop suppletievolume in de tijd De Koog 36. Verloop suppletievolume in de tijd Eierland

* complete serie op aanvraag bij auteur

Literatuur:

1. Kustverdediging na 1990 - beleidskeuze voor de kustlijnzorg 2. Basiskustlijn Noord-Holland en Texel; RWS-dir. NH ANV 91.02 3. Onderzoek naar de hoeveelheid van de suppletie Zwanenwater

1987; RWS-dir. NH; notitie ANV-93.101

4. Leidraad voor de beoordeling van de veiligheid van duinen als waterkering; TAW

5. veiligheid van de Noordhollandse duinkust; RWS-Adviesdienst Hoorn; nota 84.H011

6. Eine theoretische Betrachtung über Sandvorspülungen mit Wiederholungsintervallen; A. Führböter

(3)

1 •Inleiding

-In de nota Kustverdediging na 1990 - beleidsnota [1] is het kustbeleid verwoord. Deze nota noemt als algemene maatregel ter compensatie van structurele kustachteruitgang het uitvoeren van suppleties. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft de kamer een interim-nota kustverdediging in 1993 toegezegd, waarin het kustverdedigingsbeleid wordt geëvalueerd. Een onderdeel van deze evaluatie is de evaluatie van de zandsuppleties. Om deze evalua-tie uit te voeren is de werkgroep EVAZAND, onder leiding van de Dienst Getijdewateren, ingesteld.

Deze werkgroep EVA ZAND is in januari 1992 met de werkzaamheden gestart en bestaat uit:

ing. P. Roelse

-

DGW (voorzitter/secretaris) drs. R. Hillen

-

DGW

drs. P. van Vessem

-

DGW

ing. A.W. van Kleef

-

Dir. Zeeland

ing. R. Nolten Dir. Zuid-Holland ir. H.O. Rakhorst Dir. Noord-Holland ir. A. Prakken Dir. Friesland

De evaluatie beperkt zich in principe tot de morfologische aspec-ten en is hoofdzakelijk gericht op het bepalen van de doelmatig-heid of de effectiviteit van zandsuppleties.

Omdat suppleties van 1990 of later zich vanwege de korte levens-duur nauwelijks lenen voor evaluatie is een selectie gemaakt uit de suppleties van vóór 1990. kustvak Ameland Texel, Eierland Texel, Eierland Texel, De Koog NH, Callantsoog NH, Zwanenwater ZH, Scheveningen ZH, Scheveningen Goeree Goeree Schouwen, kop Cadzand jaar 1980 1979 1985 1984 1986 1987 1975 1985 1977 1985 1987 1988 lokatie hoeveel-heid 2,20 3,05 2,85 3,02 1,30 1,91 0,70 0,33 1,27 0,53 1,83 1,02 type 10.00 - 16.00 25.00 - 31.00 25.00 - 31.00 18.00 - 24.00 10.85 - 13.81 13.81 - 18.08 98.50 -101.50 98.75 -101.25 14.50 - 17.50 14.50 - 17.50 13.20 - 14.90 11.62 - 13.45 duinfront strand+banket strand+banket strand+banket strand+duin strand+duin strand+banket strand+banket strand+duinfr. strand strand+oever strand+oever Geselecteerde suppleties t.b.v. interim-nota

Voor de volledigheid wordt in bijlage 1 een overzicht gegeven van alle in Nederland uitgevoerde suppleties.

Deze nota dient als de bijdrage van de Directie Noord-Holland aan het projèct EVAZAND en bevat de evaluatie van alle grote zandsup-pleties van Noord-Holland en Texel van vóór 1990.

(4)

2. Plan van -aanpak

In de werkgroep is besloten de suppleties te evalueren naar een aantal doelstellingen of criteria. Ten behoeve van een éénduidige toetsing is per doelstelling een kengetal berekend.

2.1. Kengetallen

De kengetallen zijn zo gedefinieerd dat:

kengetal

=

1 voldoende (doelstelling net gehaald) kengetal =<1 : slechter dan de doelstelling

kengetal =>1 : beter dan de doelstelling

Door middel van het gebruik van trendli jnen worden toevalligheden in de meetreeks geëlimineerd.

Voor onderstaande doelstellingen zijn kentallen berekend. 1. Handhaving basiskustlijn

Vraag: Is (wordt) de basiskustlijn lang genoeg gehandhaafd?

"'/tl

b I

Kl

=

twerkelijk/tontwerp

t

2. Erosiecompensatie

Vraag: Hoe lang is de erosie gecompenseerd in verhouding tot de E ( ...3) verwachting?

K2

=

twerkelijk/tontwerp

I:

Eventueel K2 bepalen voor "verspreidingsvak" ( > suppletievak) 3. Ontwerp

Vraag: Is de effectiviteit van het suppletiezand goed ingeschat?

,.,..3

K3 = Sontwerp/Snodig

(5)

4. Effectiviteit

Vraag: Hoe groot is de effectiviteit van de suppletie?

,.,.,3 K4 =

50

1

T

"'>

~"-'~~~U~~

i

~

=r:».---.::::~~

~

---':::::'.,.-l

l

"~

~~ ~~~w~ ._~ 5. Strandbreedte

Vraag: Is na het suppleren meer strand beschikbaar dan ervoor?

.

~

Erna kan betekenen direct na aanbrengen suppletie of aan het eind van de geplande levensduur.

6. Volume afslagzone

Vraag: Biedt de suppletie voldoende mogelijkheden om een veilige duinwaterkering in stand te houden?

APHL K6

=

twerkelijk/tontwerp

opmerking: Toetsing op veiligheid kan op verschillende manieren plaatsvinden.

(6)

7. Stabiliteit duinvoet

Vraag: Is met suppleties het verlies van duinareaal te stoppen?

K7

=

~erkelijk/tontwerp

sommige kentallen onderscheiden zich alleen indien sprake is van

een niet lineaire trend na het suppleren. Bij lineaire trend

geldt: K3 = K2. Verder is K4 bedoeld voor suppleties, waarbij is

overgedimensioneerd, cq. waarbij reeds rekening is gehouden met

verliezen. Indien dit niet het geval is geldt: K4 =K3.

Voor de beschouwde suppleties is aangenomen dat: K2=K3=K4.

Dit is in een aantal gevallen niet juist, omdat tontwe niet

gebaseerd is op de (onbekende?) autonome kusterosie. In Hr~orden

de waarden van K4 (daar effectiviteit E genoemd) gepresenteerd.

2.2. Gegevens en bewerkingen ter bepaling van de kengetallen.

De volgende gegevens staan ter beschikking:

a. De ligging van de duinvoet (D.V.), de hoogwaterlijn (H.W.) en

laagwaterlijn (L.W.) vanaf 1843 in raaien om de km.

b. De jaarlijkse kustlodingen vanaf 1960, welke vanaf 1963 in een computerbestand zitten (JARKUS-bestand) in raaien om de 200

à 300 m tot ca. 700 m uit de duinvoet.

c. De zgn. doorlodingen, dit zijn opnamen tot enkele km's uit de kust in de km-raaien en uitgevoerd om de 5 jaar.

d. Metingen in de suppletiegebieden in raaien om de 50 m tot ca. NAP -5 m uitgevoerd door de kustbeheerder om later eventueel studies naar de suppletie uit te voeren. Tevens dienden de

eerste metingen (in- en uitpeiling) voor het bepalen van de

suppletie hoeveelheid.

e. Boringen en zandmonsters, zowel van strand als in de supple-tie gebieden.

Alleen de gegevens genoemd onder b en d zijn in deze evaluatie gebruikt.

Op de zgn. JAKUS-metingen zijn een groot aantal bewerkingen

uitgevoerd. Het JARKUS-raaienstelsel is plaatselijk in de te be-schouwen periode gewijzigd (o.a. in 1986 bij Callantsoog).

Om toch de metingen van voor de wijziging van het

JARKUS-raaien-stelsel in de beschouwing te betrekken, is het nieuwe

(7)

manieren gepeurd:

1. door de dichtsbijgelegen nieuwe raai op de oude te leggen (methode van der Molen)

2. door interpolatie (Jarkus-methode)

Met de eerste methode zijn zgn. vertikale kuberingen uitgevoerd ter bepaling van K2.

De gegevens volgens de tweede methode bevinden zich in het be-stand waarmee het programma KUSTLYN gedraaid· kan worden. Dit

programma, dat primair ontwikkeld is om de basiskustli jn te

bepalen, leent zich uitstekend om het merendeel van de kentallen

te bepalen.

Met dit programma zijn de kentallen bepaald voor:

handhaving basiskustlijn Kl;

hiervoor is gebruik gemaakt van de berekeningen uitgevoerd voor

het bepalen van de basiskustlijn [2].

erosiecompensatie K2 (

=

K3

=

K4);

hiertoe zijn vertikale en horizontale kuberingen uitgevoerd met verschillende grenzen en verschillende niveaus.

strandbreedte KS en stabiliteit duinvoet K7;

hiertoe is de ligging van de D.V.-, G.H.W.- en G.L.W.-lijn be-paald.

Tevens kunnen met dit KUSTLYN-programma profielen getekend worden (belangrijk voor controles) en is als extra bewerking horizontaal gekubeerd in lagen van 1 m om zgn. uitzakgrafieken te maken. (Zie hoofdstuk 7)

Voor de bepaling van het kengetal K6 veiligheid is gebruik

ge-maakt van het DUINAF programma, het computerprogramma waarmee

o.a. de deltaveiligheid van de duinen wordt gecontroleerd. Het programma geeft o.a. waarden voor (zie bijlage 2):

de afslaghoeveelheid (zonder toeslag) A boven rekenpeil

de veiligheid, gedefinieerd als de maximale

afslaghoeveel-heid min de hoeveelheid welke benodigd is om het

even-wichtsprofiel te creëren (VEIL

=

B-C).

het punt tot waar afslag, bepaald op het rekenpeil ,

op-treedt (APHLT) •

Voor de toetsing op veiligheid is het gebruik van de afslaghoe-veelheid boven rekenpeil ongeschikt, Immers bij een regelmatig achteruitgaande kust blijft A constant in de tijd, terwijl de veiligheid minder wordt.

De toetsing op veiligheid is in twee stappen uitgevoerd.

1. In het verleden waren al berekeningen uitgevoerd op

reken-peil voor de periode 1968 tlm 1983, waarbij alleen 1982

ontbrak. Aanvullende berekeningen voor de periode 1983 tlm

1992 zijn uitgevoerd. Uit deze berekeningen is de waarde

voor de veiligheid (VEIL) genomen ter bepaling van K6. Deze bepaling van K6 bleek slechts in een gering aantal raaien mogelijk, doordat geen of sterk wisselende waarden voor de

(8)

veiligheid (VEIL) werden gevonden omdat:

- het landwaartse einde van de JARKUS-raai boven het reken-peil ligt

- de landwaartse begrenzing van de raien niet constant in de tijd is.

Voor de volledigheid worden de gevonden waarden toch gepre-senteerd.

2. Om toch betere waarden voor K6 te verkrijgen zijn nieuwe berekeningen uitgevoerd bij een lager (reken)peil van NAP + 4 m, waarbij de waarden van het afslagpunt bepaald op NAP + 4 m zijn bepaald. Van deze afslagpunten zijn wel goede trendlijnen van voor en na de aanleg van de suppletie te bepalen, zodat betrouwbare kengetallen K6 te geven zijn. Met de metingen van de kustbeheerder in raaien om de 50 m is per raai de winst of het verlies aan zand in een aantal jaren alleen

over de gehele lengte van de raai bepaald. Deze gegevens zijn

o.a. gebruikt voor het verspreidingsgedrag van de suppletie vast te stellen en de erosiecompensatie K2 te bepalen (Callantsoog) of om de juiste suppletiehoeveelheid te bepalen (Zwanenwater).

(9)

3. Suppletie Zwanenwater 1987 3.1. Algemeen

Het gebied voor het Zwanenwater (km 13.500 - km 18.150) is in 1987 gesuppleerd met 1.915.338 m3, waarvan 168.381 m3 voor

duin-versterking. De algemene gegevens van deze suppletie zijn te

vinden in bijlage 3.

Voor de levensduur van de suppletie is 12 jaar aangehouden (tot 2000).

De Jarkus-opname heeft helaas plaatsgevonden tijdens het supple-ren. Van ~e aangebrachte hoeveelheid is maximaal slechts ca. 1

miljoen m terug te vinden uit de Jarkus-opnamen! Onderzoek

hiernaar [3] heeft uitgewezen, dat dit veroorzaakt is door de

wijze van kubering voor de verrekening. Wordt de kubering met de JARKUS-gegevens uitgevoerd op dezelfde wijze als voor de verreke-ning, dan is ca. 80% van de suppletie terug te vinden.

uit dit onderzoek blijkt, dat door de wijze kubering voor he~

vaststellen van de verrekening, waarschijnlijk ca. 180.000 m

meer verrekend is dan dat werkelijk gesuppleerd is. 3.2. OVerzicht kengetallen

De kengetallen zijn bepaald met behulp van de Jarkusopnamen. OVerzicht kengetallen

Kl (handhaving basiskustlijn) wordt op 0,7 geschat. K2 (erosiecompensatie):

horizontaal kuberen 13.81 tlm 18.08:

jark_us,tot - 3 m K2

=

0,73

jarkus, tot - 7 m K2

=

0,73

vertikaal kuberen 13.81 t/m 18.08:

v.d.Molen, zonder br.ruggen K2

=

0,83

idem

,

met br. ruggen K2

=

0,60

Jarkus, tot RSP

=

0 m K2

=

2,25

idem tot RSP +100 m K2

=

0,94

idem

,

tot RSP +700 m K2

=

4,16

theoretisch uit hor. kuberen (H6) K2

=

0,6 (van +6 tot -2 m)

K2 (erosiecompensatie) zonder brandingsruggengebied is ca. 0,8

omdat hierbij ook de duinversterking is gerekend.

K5 (strandbreedte) is voor het droge, natte en totale strand

0,9 à 1,0.

K6 (veiligheid): Het noordelijke gedeelte van de suppletie tussen raaien 13.81 en 16.06 heeft een K6 >1. Het zuidelijke gedeelte

van de suppletie tussen de raaien 16.26 en 17.84 heeft een K2 =

0,4. Een gemiddelde is daarom eigenlijk niet goed te geven. K7 (stabiliteit duinvoet); wordt op 0,7 geschat.

(10)

3.3. Toelichting op de kengetallen Kl Handhaven basiskustlijn

Dit kental is bepaald met behulp van de gegevens van de toetsing van de bkl in 1992.

Noord-Hollona Noordzeekust joor von

-1992 verscnu I'end : smidinQ rOOI IJKL2 iKL92 iKL-BKl2 'TI/jr meiBKL2 -IJ.81 10 , 14 ) , -2.908 i 1994 -14.01 76 : 85 : 9 -0.4.38 i 2012 -14.21 62 , 61 : -1 -8.885 i 1992 -14.42 54 , 34 -20 i -15.986 1991 -14.62 39 32 -7 i -12.681 I 1991 ! -14.83 37 67 30 -2.65 : 2003 -15.03 33 74 41 0.639 ! pos. trend ; -15.24 22 ! 45 23 -6.074 i 1996 -15.44 c J , 1 4 i -9.049 1992 -15.65 -]4 : -33 1 -8.637 1992 -15.85 -42 -37 5 : 2.829 pos. trend -16.06 -58 ! -47 : 11 I -1.468 1999 -16.26 -66 -61 5 -7.824 1993 -16.47 -61 I -84 -23 i -10.809 1990 -16.68 ; -79 -81 -2 i -6.86 1992 I i i -16.88 i -75

r

-83 i -8 -1.426 1986 -17.08 I -100 i -89 i 11 -2.113 1997 I -17.29 ; -100 i -88 ! 12 -2.52 1997 -17.55 I -89 i -103 ! -14 -9.459 1991 I I I I -17.84 -79 i -76 3 ! -0.848 1996

1

I I I I I

Noord-Holland NoordzeekustToetsing Basiskustijn 1993 I

I I I ! I suppl. jaar van

!

raai ! BKL ITKL93! trend93 versch.i in: snijding reg. per. t.

-13,81 , 70 77 -1,129 8 '87 , 2000 --a-8-'92 ~ -14,01 ! 76 79 -2,038 3 '87 ! 1994 '88-'92 I I -14,21 I 62 50 -9,303 -12 i '87 I 1992 '88-'92 -14,42 i 54 i 43 -9,053 -11 i '87 I 1992 , '88-'92 -14,62 39 I 53 -3,456 14 '87 ! 1997 '88-'92 -14,83 I 37 75 0,155 38 '87 pos trend '88-'92 -15,03 I 33 66 -1,74 33 '87 i 0 '88-'92 , -15,24 : 22 41 -5,335 19 '87 ,I 1997 '88-'92 -15,44 I 3 7 -6,784 4 '87 1994 '88-'92 rJ -15,65 i -34 I -26 i -4,216 8 i '87 1995 '88-'92 IU -15,85 i -42 I -34 i 2,788 8 i '87 I pos trend '88-'92

...

I

...

-16,06 I -58 , -58 I -3,926 0 '87 I 1993 '88-'92 ) -16,26 I -66 -82 -11,475 -16 '87 i 1992 '88-'92 4U:I -16,47 , -61 I -97 -11,24 -36 i '87 i 1990 '88·'92 ~ -16,68 : -79 , -98 : -9,53 -19 ; '87 I 1991 '88-'92

J

-16,88 1 -75 : -88 -2,453 -13 ! '87 ! 1988 '88-'92

..

I -17,08 I -100 i -110 : -7,242 -10 : '87 1992 '88·'92 I I -17,29 I -100 ! -117 ' -9,839 -17 '87 ! 1991 '88-'92 I -17,55 i -89 ; -127 • -13,356 -38 : '87 i 1990 '88-'92

1

-17,84 i -79 , -81 -1,573 -2 ; '87 , 1992 '82-'91 -18,08 I -61 -49 -0,358 12 '87 0 '82-'91

(11)

K2 Erosieco.pensatie

De levensduur van de suppletie is middels morfologische bereke-ningen in het verleden vastgesteld op 15 à 20 jaar. De directie Noord-Holland heeft aan de Hoofddirectie gemeld dat de suppletie tot 2000 zou voldoen. Voor de bepaling van de kengetallen is uitgegaan van een levensduur van 12 jaar (1-1-1988 tot 1-1-2000). Bepaling van de erosie:

In de periode 1972-1991 is er bijgekomen:

1. duin

2. duinfront, strand e.v. 3. brandingsruggen in de raaien 14.01 tlm 18.62 zand 985.000 m3 - 759.000 ~ 64.000 m 290.000 m3 In 1987 is 1.850.000 m3 gesuppleerd (bestekshoeveelheid) • De erosie is dus 1.560.000 m3 in 20 jaar: dit is 78.000 ~3/j over 4855 m

=

16 m3/mj, dit is een kustachteruitgang van ca. 1,0 mij.

(Hieruit zou dus een levensduur volgen van meer dan 20 jaar). Kubering van de suppletie Zwanenwater uit de JARKUS-metingen wordt bemoeilijkt, omdat uit deze metingen niet aan de indruk ontkomen kan worden dat de JARKUS-meting 1987 direct na de start van de suppletiewerkzaamheden is uitgevoerd. Voor een aantal raaien is daartoe 1986 als nulniveau genomen.

Er is op verschillende manieren gekubeerd (bijlagen 4 tlm 8), nl. horizontaal en vertikaal. Bekend is, dat beneden NAP -3 à -4 m (berekerbanken- gebied) er zeer grote natuurlijke fluctuaties zijn. Indien dit gebied (deels) meegenomen wordt, kan een volko-men verkeerd beeld ontstaan van suppletiehoeveelheid en werkelij-ke verliezen.

Daarom is gekubeerd met en zonder brekerzone, waarbij de uitkom-sten van het gebied met brekerzone gewantrouwd moet worden. Dit geldt ook voor de bijbehorende kengetallen.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kuberingen, de verliezen en de kengetallen.

Bijlage 9 geeft de kuberingen per raai.

suppletie verlies K2 verlies K2 hoeveelh. in 3 j in 4 j hor.kub. tot -3m 1.012.200 375.270 0,67 462.420 0,73 hor.kub. tot -7m 927.150 491.400 0,46 423.150 0,73 vert.kub. (-200 - 0) 835.170 180.390 1,16 123.900 2,25 vert.kub. (-200 - 100) 1.068.900 326.760 0,82 380.310 0,94 vert.kub. (-200 - 700) 1.101.450 438.900 0,63 88.200 4,16 vert.kub. Ie 2 stroken 1.080.095 323.415 0,83

vert.kub. alle stroken 1.105.835 460.230 0,60

Kengetal K2 is: suppl. hoeveelheid

·

·

4 x verlies in 3 jaar. suppl. hoeveelheid

·

·

3 x verlies in 4 jaar.

(12)

K5 Strandbreedte (bijlage 27)

~epaald is K5

=

bna/bvoor ,waarbij bna de strandbreedte in 1991 l.s. DV

=

+3 m HW

=

+0,73 LW

=

-0,81 DV-HW HW-LW DV-LW 13.81 1,06 1,36 1,24 14.01 0,94 0,87 0,90 14.21 0,80 0,96 0,88 14.42 0,93 0,58 0,73 14.62 1,00 1,15 1,09 14.83 1,31 1,07 1,16 15.03 0,95 0,96 0,96 15.24 1,06 0,95 1,00 15.44 1,20 0,90 1,03 15.65 0,94 0,90 0,92 15.85 0,95 0,96 0,95 16.06 0,95 0,98 0,97 16.26 0,95 0,74 0,81 16.47 1,00 0,92 0,96 16.68 1,14 0,81 0,94 16.88 0,87 0,73 0,78 17.08 1,00 0,71 0,85 17.29 0,86 0,79 0,83 17.55 1,00 1,00 1,00 17.84 1,00 1,00 1,00 gem. 1,00 0,92 0,95 callantsoog + Zwanenwater: 1,03 0,95 0,98

Natuurlijke gemidddelde strandbreedte:

DV-HW HW-LW raai 13.81 tlm 17.84: 41 (32-52) 54 (46-62) DV-LW 96 (85-105) K6 Veiligheid Veiligheid raai effectiviteit

13.81 n.t.b. wegens te grote fluctuaties, waarschijnlijk ca.1 14.01 n.t.b.i geen waarden voor veiligheid

14.21 n.t.b.i wegens veranderen landwaartse begrenzing 14.42 n.t.b.i te weinig waarden van veiligheid

14.62 n.t.b.i geen waarden voor veiligheid

14.83 n.t.b.i wegens veranderen landwaartse begrenzing 15.03 ca. l,S

15.24 n.t.b.i voor 1988 geen veiligheid 15.44 ca. 1,0

15.65 ca. 1,0

15.85 n.t.b.i wegens veranderen landwaatse begrenzing 16.06 n.t.b.i geen trendbepaling na 1987 mogelijk 16.26 slecht te bepaleni ca. 0,5

16.47 slecht te bepaleni ca. 0,3

16.68 slecht te bepalen; veiligheid heeft positieve trend 16.88 n.t.b.i geen veiligheid van de jaren voor 1985

17.08 n.t.b.i wegens veranderen landwaartse begrenzing 17.29 geen effect suppletie

(13)

Opmerking:

Alle JARKUS~raaien van het Zwanenwater zijn deltaveilig. Ondanks dat een enkele raai een negatieve veiligheid heeft. Dit komt omdat de definitie van het grensprofiel t.o.v. de leidraad kust-afslag veranderd is.

Conclusie: Voor de suppletie Zwanenwater 1987 is geen goede bepa-ling van het kengetal voor veiligheid mogelijk, uitgaande van een rekenpeil behorende bij de deltanorm en uitgaande van de waarde voor veiligheid (VEIL).

Een betere methode om meer informatie te krijgen over de veilig-heid is door een lager rekenpeil te gebruiken. Daarom is een kengetal voor de veiligheid bepaald bij een rekenpeil van NAP + 4m en met gebruikmaking van de afslagpunten (APHL). Bijlage 28. Het gebied bestaat uit twee geheel verschillende delen,nl:

van raai 13.81 tlm 16.06 met relatief geringe negatieve trends, waarbij de kengetallen groter zijn dan 1

van raai 16.26 tlm raai 17.82 waarbij de huidige trends sterk negatief zijn en de kengetallen kleiner zijn dan 1. Opvallend is dat tussen de raaien 13.81 en 16.88 de afslagpunten periodieke fluctuaties vertonen met een periode tussen de 3 en 7 jaar, waarbij de periode van 3 jaar veel voorkomt.

raai jaar K6 raai

13.81 >2000 >1 16.26 14.01 2000 1 16.47 14.21 2001 >1 16.68 14.42 >2000 >1 16.88 14.62 2000 1 17.08 14.83 2000 1 17.29 15.03 >2000 >1 17.55 15.24 >2000 >1 17.84 15.44 >2000 >1 15.65 >2000 >1 15.85 >2000 >1 16.06 >2000 >1 >1 jaar K6 1993 0,417 1991 0,25 1993 0,417 1991 0,25 1993 0,417 1996 0,667 wijziging raaien in 1987

"

0,4

(14)

K7 stabiliteit duinvoet (bijlage 27).

uitgegaan is van een levensduur van 12 jaar.

K7

=

aantal jaren, dat de duinvoet weer de positie heeft als vóór het suppleren: 12 jaar.

Onderstaande tabel geeft de kentallen voor Kl en K7.

raai bkl '92 bkl '93 dv Kl Kl K7 13.81 0.44 1.00 0.50 14.01 2.11 0.50 0.67 14.21 0.32 0.33 0.67 14.42 0.23 0.33 0.67 14.62 0.29 0.75 0.75 14.83 1,27 00 0.83 15.03 00 2.17 1.00 15.24 0,64 0.75 1.00 15.44 0.37 0.50 1.00 15.65 0.34 0.58 1.00 15.85 00 00 0.58 16.06 0.94 0.42 1.00 16.26 0.39 0.33 0.58 16.46 0.15 0.17 0.42 16.68 0.30 0.25 0.33 16.88 negatief 0.00 0.58 17.08 0.76 0.33 0.58 17.29 0.73 0.25 0.75 17.55 0.21 0.17 0.42 17.84 0.65 0.33 0.33 gem. 0.70* 0.65* 0.68

*

bij max. 2 en min. 0

00

=

positieve trend na suppleren

(15)

4. Suppletie Callantsoog 1986 4.1. Algemeen

Het kustvak Callantsoog (km 10.85 tot km 13.81) bestaat uit een waterkerend duin, welke enkel door de zeereep gevormd wordt. Dit kustvak is ten aanzien van veiligheid tegen overstroming van het achterland zeer kritisch geweest. Daartoe zijn reeds in de vorige eeuw strandhoofden aangelegd en zijn de duinen verzwaard met zand uit de Waddenzee in de periode 1976-1980.

Nadat bij de invoering van de nieuwe leidraad duinafslag (4] bleek dat de duinen bij Callantsoog niet aan de veiligheiseis voldeden (5], is opnieuw een suppletie uitgevoerd in 1986. Bijlage 10 geeft de algemene gegevens van deze suppletie. Resumerend zijn de volgende sgpp~eties uitgevoerd:

Callantsoog 1976/77 0,35.10 m duinversterking Callantsoog 1979/80 0,47.1066 m3 duinversterking callantsoog 1986 1,30.10 m3 strandsuppletie 4.2. OVerzicht kengetallen

De kengetallen zijn in het algemeen bepaald met behulp van de JARKUS-opnamen. De suppletie zou tot ca. 2000 voldoen. De supple-tie is voor het eerst zichtbaar in JARKUS-opname van 1987, de levensduur is daarom op 13 jaar gesteld.

Kl (handhaving basiskustlijn) wordt op 0,5 geschat. K2 (erosiecompensatie):

K2 is op een groot aantal manieren bepaald (bijlagen 11 en 12), nl. middels horizontaal en vertikaal kuberen, met verschillende afstanden cq, niveaus en met twee verschillende methoden om de verandering van raaienstelsel in 1987 te compenseren. Essentieel is het al of niet meenemen van het brandingsruggengebied.

vertikaal kuberen zonder brandingsruggen gebied: raaien 10.825 t/m 13.725 om de 50 m 1986 t/m 1989 methode v.d. Molen, raaien 11.15 t/m 13.20

tot RSP 0 m (Jarkus), 11.15 t/m 13.60 tot RSP +100 m (Jarkus), "

vertikaal kuberen met brandingsruggen gebied: vertikaal tot RSP +700 m (Jarkus), 11.15 t/m 13.60 methode v.d. Molen, raaien 11.15 t/m 13.20

horizontaal kuberen: tot -3 m (Jarkus) , tot -8 m (Jarkus), K2

=

0.73 K2

=

1.43 K2

=

1,60 K2

=

1,25 K2

=

0,49 : K2

=

1.01 11.15 t/m 13.20

"

K2

=

0.74 K2

=

0,39 theoretisch hor. kub. NAP + 6 - NAP -3 m (H6) K2

=

0,67 Het kengetal K2 kan sterk varieren afhankelijk van de gebruikte methode en afhankelijk van de beschouwde profiellengte.

Hoe korter de profiellengte hoe hoger de K2-waarde.

K2 wordt geschat op 0,7 à 0,8 voor het gebied 11.15

tl_

13.60

(16)

Veel zand is in de noordelijke raaien terecht gekomen. vertikaal kuberen:

meth. v.d.Molen tot brandingsrug, 10.23 t/m 13.81

idem, met brandingsruggengebied , 10.23 tlm 13.81 K2K2

=

=

2,381,75 K5 (strandbreedte) is voor het droge, natte en totale strand 1,0 à 1,1.

K6 (veiligheid) is vanwege het veranderen van raaienstelsel niet te bepalen, doch bedraagt minimaal 0.3.

K7 (stabiliteit duinvoet) is 0,73. 4.3. Toelichting op de kengetallen K1 (handhaving basiskustlijn):

Deze is bepaald met de ligging van de basiskustlijn en de trend van 1987 t/m 1990. raai bkl '92 Kl 11.15 0.39 11.45 0.46 11.75 0.50 12.05 0.69 12.35 0.63 12.65 0.48 12.95 0.41 13.20 0.43 13.40 0.50 13.60 54 gem. 0.50

Het gem. voor kental Kl is excl. raai 13.60.

Noord-Hoilona Noordzeekust Jaarvan - -snijdinq 1992 .erscnû trend roOi . BKL2 rKL92 iKL-BKl2 'Tl/ir metBKl2 --. .__._" ..__---- --l().8S -]8 18 lO I.!I pos.Irend -~;1.15 -37 -11

-s

-nc.s 1992 -11:15 -31 -u 10 -ll.:6•:l 1993 -1I.1j -18 .7 11 -;',1:1 1993 -12.05 , -17 1 10 i 27 ; -6.729 1996 -12.35 i -18

i

5 ! 23 ~ -7.617 1995 -12.65 -3 , 6 i 9 ! -10.472 1993 I !

I

I

-12.95 15 17 2 ! -8.829 1992 -13.20 41 I 43 1 2 ! -6.142 1992 -13.40 56 I 59 3 -in. 1993 : -13.60 60 ! 81 21 i -0.032

!

2636 K2 (erosiecoapensatie):

Door de dienstkring is gemeten tussen de raaien 10.825 en 13.725

in raaien om de 50 m tot 150 à 200 m van de RSP-lijn (NAP -5 m).

Deze metingen geven de volgende resul~aten:

1986 aang

7

bracht : 1.301.762 m3 .

1987 verl~es t.o.v. 1986: 188.850 m3 d.~. 14,5%

1988 verl1es t.o.v. 1986: 258.900 m3 d.1. 20%

1989 verlies t.o.v. 1986: 413.250 m d.i. 32%

Het verlie~ p~r jaar is 137.750 m3, d.i. over 2900 m een verlies

van 47,5 m ImJ. K2

=

0,73.

Op bijlage 13 is de aangebrachte hoeveelheid per raai aangegeven

en de resterende hoeveelheden in 1987,1988 en 1989.

uit deze bijlage zijn de volgende conclusies te trekken:

- Het centrale deel van de suppletie waar ook het meeste zand

is aangebracht, verliest in het eerste jaar ca. 30% en na 3

(17)

- Aan de noordkant van de suppletie is een aanzienlijke zandwinst opgetreden, hetgeen wijst op een noordgaand transport.

- Aan de zuidzijde van de suppletie is het verlies gering, dit kan veroorzaakt zijn door de aansluitende suppletie Zwanenwater welke in 1987 uitgevoerd is.

- resterend is er na drie jaren bijna overal ongeveer dezelfde zandhoeveelheid per raai over.

Resumerend: 1. duidelijk "kopeffect"

2. noordgaand transport

In dwarsrichting is de zandtoenamel-afname als volgt:

- bij de duinvoet is er zandwinst over een strook van 20 à 30 m

- tot net zeewaarts van de strandhoofden is er zandverlies, dit

is een strook van ca. 160 m. Net buiten de strandhoofden is er

weer zandwinst over een strook van ca. 100 m.

Er is dus duidelijk een zeewaarts gericht dwarstransport, als

gevolg van het instellen naar het natuurlijke evenwichtsprofiel. BEWERKINGEN MET JARKUS-GEGEVENS.

De JARKUS-raaien zijn in het kustgedeelte tussen km 9.94 en 12.95

in 1987 veranderd. Het nieuwe raaienstelsel is teruggebracht naar

het oorspronkelijke stelsel op de volgende twee verschillende

manieren:

1. middels interpolatie (methode van der MOlen)

2. door de dichtsbijzijnde nieuwe raai de oude raainummering te

geven (methode basiskustlijn)

Er zijn met name in het duingebied aanzienlijke verschillen

tussen de twee methoden.

CALLANTSOOG km 10.23 In de gehele periode 1. duin 2. duinfront, strand 3. brandingsruggen t/m km 13.81 1972 - 1991 is er3zand 1.128.070 m 382.015 m3 75.755 m3 bijgekomen: e.v. 1.585.840 m3

Hiervan is in het duin gesuppleerd volgens de beptling uit de

JARKUS-profielen in de~eriode 1976-1980 620.455 m (in

werke-lijkheid ~a. 820.000 m ) en bij de suppletie van 1986

347.450 m (in werkelijkheid onbekend).·

De natuurlijke aanstuiving in het duingeb~ed is dus maximaal

1.128.070 - 620.455 - 347.450

=

160.105 m .

Totaal is gesuppleerd ca. 2.120.000 m3• De jnatuurlijke" erosie

is dus 2.129.000 - 1.585.840 = ca 534.000, in 20 jaar, dit is

ca 26.700 m Ij over 3800 m; dit is ca. 7 m Imj. Ervan uitgaande

dat een kus)achteruitgang van 1 mIj overeenkomt met een verlies

van ca 15 m Imj, dan is de "natuurlijke" kustachteruitgang ca.

0,5 mIj.

De natuurlijke kustachteruitgang kan ook bepaald worden uit het

zandverlies in de periode 1972-1986:

(18)

brandingsruggengebied niet meegenomen (vanwege de grote varia-ties) • .

z,ndwinst: 354.790 m3; gesupplee5d 820.000 m3; verlies ca 465.000 m· in 14 jaar, dit is 33.215 m jj over 3800 m geeft dit 8,74 m3jmj of een kustachteruitgang van ca. 0,6 mjj.

In de periode 1972-1986 is de z~ndwinst in het brandingsruggenge-bied (strook 3) ca.3356.250 m , in de totale periode 1972-1991 slechts ca 76.000 m •

Tussen 1972 en 1991 heeft het brandingsruggengebied een versc~il tussen maximaal en minimaal profieloppervlak van 400 à 600 m . Verschil JARKUS 1986-1987 van de eerste twee kustvakken, dus

zonder het brandingsruggengebied.

raai b m3jm m3 raai b m3jm m3 10.23 310 145 44.950 12.35 300 664 199.200 10.54 310 370 114.700 12.65 300 356 106.800 10.85 305 77 23.485 12.95 275 202 55.550 11.15 300 263 78.900 13.20 225 229 51.525 11.45 300 484 145.200 13.40 200 74 14.800 11.75 300 811 243.300 13.60 200 169 33.800 12.05 300 810 243.000 13.81 205 49 10.045 3893.535 471.720 totaal:1.365.255 m

De suppletie was ca 1.300.000 m3, dus alles is terug te vinden. (Zonder de saaien van km 10 en raai 13.81 is het totaal

1.172.075 m ).

Verschil Jarkus 1986-1991 van de eerste twee kustvakken, dus zonder het brandingsruggengebied.

raai b m3jm m3 % raai b m3jm m3 % 10.23 310 261 80.910 180 12.35 300 538 161.400 81 10.54 310 525 162.750 142 12.65 300 248 74.400 70 10.85 305 162 49.410 210 12.95 275 109 29.975 54 11.15 300 137 41.000 52 13.20 225 99 22.275 43 11.45 300 313 93.900 65 13.40 200 115 23.000 155 11.75 300 682 204.600 84 13.60 200 191 38.200 113 12.05 300 632 189.600 78 13.81 205 85 17.425 173 8~2.170 366.675

totaal:1.188.845 m , dus van de suppletie is na 4 jaar nog 87% over. Beschouwen we alleen het middendeel, dan is daarvan nog 66% over. (Zoyder de raaien van km 10 en raai 13.81 is het totaal 878.350 m en is van de suppletie na 4 jaar nog 75 % over). Het zandverlies is in deze 4 jaar 176.410 m3, d.i. 44.103 m3jj, resp. 293.725 m3 en 73431 m3jj. (K2 resp. 2,38 en 1,43).

Inclusief ~et brandingsruggen~ebied is er aangebracht

1.807571 ~ resp. 1.526.31~ m en is het zandverlies in 4 jaar 316.905 m resp. 464.475 m • (K2

=

1,75 resp. 1,01).

(19)

WERKWIJZE METHODE BKL:

Met het basiskustlijnprogramma is horizontaal en vertikaal geku-beerd. De kubering vond plaats door middel van het uitlezen van grafieken (zie bijlage 14).

K5 Strandbreedte kengetallen K5: (bijlage 27). DV

=

NAP + 3m; HW

=

+0,73; LW

=

-0,81 DV-GHW 11.15 1,00 11.45 1,18 11.75 1,14 12.05 1,31 12.35 1,23 12.65 1,19 12.95 1,00 13.20 0,94 13.40 0,93 13.60 1,06 gem. 1,10 gem. breedte 40 m GHW-GLW DV-GLW 1,00 1,00 0,87 1,00 0,90 1,00 1,00 1,13 1,05 1,16 0,73 0,90 1,19 1,11 1,05 1,00 1,14 1,06 1,30 1,20 1,02 1,05 55 m 95 m (natuurlijk)

De breedte van het strand in 1992 volgend uit de trend na supple-tie wordt vergeleken met de breedte van het strand volgend uit de trend voor suppletie.

K6 Veiligheid

Voor de veiligheid is in 1990 weer gesuppleerd. Het kental voor veiligheid kan daarom minimaal gesteld worden op ca. 4/13= 0,3. Bepaling van de effectiviteit van de veiligheid is voor de sup-pletie Callantsoog 1986 niet uitvoerbaar. De reden hiervan is dat in 1987 het Jarkus-raaienstelsel is veranderd. Koppeling tussen het oude en nieuwe Jarkus-raaienstelsel is voor veiligheidsbere-keningen zinloos.

K7 Stabiliteit duinvoet (bijlage 27).

raai dv K7 11.15 11.45 11.75 12.05 12.35 12.65 12.95 13.20 13.40 13.60 0.70 1.00 0.46 0.70 0.60 0.60 0.54 0.60 0.77 0.70 gem. 0.73

(20)

5. Suppletie De Koog (Texel) 1984 5.1. Algemeen

De levensduur van de suppletie is 10 à 15 jaar. (Tweede kamer, vergaderjaar 1984-1985,19025, nr.2). Aangenomen is een levens-duur van 10 jaar.

Bijlage 15 geeft de algemene gegevens van deze suppletie. 5.2. OVerzicht kengetallen

De kentallen zijn met de Jarkus-metingen en het KUSTLYN-programma bepaald, uitgezonderd K6.

Kl (handhaving basiskustlijn)

=

0,7 K2 (erosie compensatie) :

Er is op 4 manieren gekubeerd (bijlagen 16 zijn bepaald uit de lineaire regressies. horizontaal kuberen tot NAP -1 m

vertikaal kuberen tot NAP -1 m :

horizontaal kuberen tot NAP -5 à -6 m : vertikaal kuberen tot 800 muit RSP-lijn:

tlm 20), de kentallen K2

=

1,0

K2 = 1,1 K2

=

0,75 K2

=

0,70 theoretisch hor. kub. NAP +6

m -

NAP -2 m (H6) K2

=

0,7 à 0,8 K5 (strandbreedte) is voor het droge, natte en totale strand ca.

1,05.

K6 (veiligheid) van raai 18.33 tot 20.11 gemiddeld 0,44 van raai 20.31 tot 24.00 gemiddeld 1,27 K7 (stabiliteit duinvoet) wordt geschat op ca. 0,75.

(21)

5.3. Toelichtinq op kenqetallen

Kl handhavinq basiskustlijni K2 ErosiecoJl.pensatiei K7 Stabiliteit duinvoet (bijlage 27).

raai bkl dv hor-1 vert -1

Kl K7 K2 K2 18.13 33 53 73 93 19.12 32 52 72 92 20.11 31 51 71 91 21.11 31 51 71 91 22.11 31 51 71 91 23.00 20 40 60 80 24.00 20 40 60 0.11 0.37 0.52 0.51 0.49 0.70 0.41 0.44 0.46 0.47 0.55 0.67 0.86 0.76 0.87 0.93 0.93 1.32 1.12 0.60 0.89 0.62 0.62 0.59 0.63 0.60 0.62 0.76 0.96 0.91 1.44 1.01 2.49 3.13 0.6 0.7 0.5 0.6 0.6 0.6 0.6 0.6 0.6 0.7 0.7 0.7 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.8 0.9 1.0 1.1 1.3 pos. pos. pos. pos. nvt nvt nvt 0.5 0.55 0.55 0.60 0.60 0.50 0.60 0.65 0.80 0.95 1.1 1.2 1.0 1.0 1.1 1.0 0.7 0.8 1.2 1.0 0.9 0.75 0.9 0.75 1.20 1.5 4.3 pos. pos. pos. pos. 2.1 0.45 0.8 0.45 0.55 0.55 0.55 0.60 0.55 0.60 0.65 1.00 1.1 1.3 1.23 1.42 2.59 2.48 1.80 0.7 0.9 1.1 0.95 1.3 0.8 0.8 0.8 1.3 1.5 3.2 pos. pos. pos. pos. gem.* 0.65 0.72 0.81 0.98 * gemiddelden t/m raai 23.20

K2 tot 800 muit RSP is 0.65 (vert. kUberen) K2 tot -5 à -6 m is ca. 0.71 (hor. kuberen) K2 kan ook rekenkundig worden bepaald:

K2

=

(0,6 x winst '84-'85) : (verlies '85-'91) horizontaal kuberen tot NAP -1 m

vertikaal kuberen tot NAP -1 m

horizontaal kuberen tot NAP -5 à -6 m vertikaal kuberen tot 800 muit RSP-lijn

·

K2

=

0,81

·

K2

=

0,98

·

K2

=

0,71

··

K2

=

0,65

(22)

K5 Strandbreedte (bijlage 27).

raai droge strand natte strand totale strand

18.33 1,14 0,94 1,01 18.53 1,19 1,04 1,09 18.73 1,17 1,15 1,16 18.93 1,23 0,89 0,99 19,12 1,43 0,98 1,13 19.32 1,15 0,65 0,80 19.52 1,33 0,86 1,00 19.72 0,73 1,15 1,01 19.92 0,80 0,86 <l,83 20.11 0,71 1,50 1,15 20.31 1,07 1,61 1,38 20.51 1,32 0,87 1,00 20.71 1,67 0,88 1,11 20.91 1,00 1,04 1,02 21.11 1,08 1,17 1,13 21.31 0,94 1,00 0,98 21.51 0,94 1,08 1,02 21.71 0,94 1,06 1,02 21.91 0,97 1,10 1,05 22.11 1,13 1,06 1,09 22.31 1,08 1,26 1,18 22.51 1,00 1,25 1,16 22.71 1,00 1,18 1,10 22.91 0,86 1,14 1,03 23.00 0,93 1,30 1,14 23.20 1,00 0,75 0,84 23.40 0,97 0,63 . 0,76 23.60 1,00 1,14 1,08 23.80 1,19 1,35 1,27 gem. 1,07 1,07 1,05 K6 Veiligheid

Van slechts 9 van de 35 raaien is de veiligheid te bepalen. Raai 22.11; 22.31; 22.71; 23.00; 23.60; 23.80; 24.00; 24.20;

K is groter of gelijk aan 1

K niet goed te bepalen: ca. 0,7? trendbreuk in 1972; K

=

0,70

" in 1971; K

=

0,60

" in 1971; K

=

0,70

K = 0,70

K niet goed te bepalen; K

=

0,90

suppletie heeft geen invloed, natuurlijke pos. trend

Samenvattend:

Van 2/3 gedeelte van de suppletie is het effect op de veiligheid met de huidige berekeningen niet te maken.

(23)

De kengetallen K6 bepaalt m.b.v. de afslagpunten (APHL)

bij een rekenpeil van NAP +4 m (bijlage 28) en een geplande levensduur van de suppletie van 10 jaar staan vermeld in onder-staande tabel.

raai jaar K6 raai jaar K6

raai jaar K6 raai jaar K6 raai jaar K6

18.33 1991 0,6 20.31 1993 0,8 22.31 1996 1,1 18.52 1990 0,5 20.51 2003 1,8 22.51 1993 0,8 18.73 1988 0,3 20.71 1995 1,0 22.71 1991 0,6 18.93 1990 0,5 20.91 2000 1,5 22.91 1994 0,9 19.12 1990 0,5 21.11 2000 1,5 23.00 1993 0,8 19.32 1988,5 0,35 21.31 1999 1,4 23.20 1993 0,8 19.52 1988,5 0,35 21.51 2000 1,5 23.40 2000 1,5 19.72 1989 0,4 21.71 2000 1,5 23.60 2001 1,6 19.92 1989 0,4 21.91 1997 1,2 23.80 2001 1,6 20.11 1991 0,6 22.11 2000 1,5 24.00 2005 2,0 gemiddeld: 0,44 1,37 1,17

Het gebied bestaat uit twee geheel verschillende delen,nl:

van raai 18.33 t/m raai 20.11, het gebied waar weinig ge-suppleerd is met kengetallen rond 0,5.

van raai 20.31 t/m 24.00

,

waarbij de kengetallen meestal groter zijn dan 1

(24)

6. Suppleties Eierland (Texel) 1979 en 1985 6.1. Algewaeen

Levensduur suppleties 5 jaar. Dit in tegenstelling tot (Tweede kamer, vergaderjaar 1984-1985, 19025, nr.2) waarin voor de sup-pletie van 1985 een levensduur vermeldt staat van 7 jaar. (Hoe

komen ze erbi '11')1J ....

Bijlagen 21 en 22 geven de algemene gegevens van de suppleties. 6.2. OVerzicht kengetallen

Kentallen suppletie Eierland 1979

Kl bkl raai 25.40 t/m 30.21 0.91

K2 erosie raai 25.40 t/m 30.81 horizontaal alles 0.98

K2

"

"

horizontaal -1 0.85

K2

"

"

vertikaal alles 0.95

K2

"

"

vertikaal +300 0.82

K2 theoretisch hor.kub. NAP +6 m tot NAP (H7) 0.86 K2 theoretisch hor.kub. NAP +6 m tot NAP -2 m (H6) 0.67

K5 strandbreedte 0.9 à 1.1

K6 veiligheid raai 25.40 tlm 26.80 0.5

raai 27.00 t/m 30.81 1.0

K7 dv raai 25.60 tlm 30.21 0.81

K7 dv raai 27.00 t/m 30.21 1.02

Kentallen suppletie Eierland 1985

Kl bkl raai 25.40 t/m 30.21 0.67

K2 erosie raai 25.40 t/m 30.81 horizontaal alles 0.80

K2

"

"

horizontaal -1 0.80 K2

"

"

vertikaal alles 0.75 K2

"

"

vertikaal +300 0.82 K5 strandbreedte 0.9 à 1.0 K6 veiligheid raai 25.40 t/m 26.80 0.7 raai 27.00 tIro 30.81 0.8 K7 dv raai 25.60 tIro 30.21 0.71 6.3. Toelichting op de kengetallen

K2 De gesuppleerde hoeveelheid en de veranderingen in de tijd zijn gegeven in bijlagen 23 tIro 26.

K5 en K7, zie bijlage 27. 1979 1985 raai bkl dv bkl dv Kl K7 Kl K7 25.40 0.7 0.60 60 0.35 0.6 0.53 0.8 80 0.9 0.2 0.96 1.0 26.00 0.6 0.2 0.85 1.0 20 0.8 0.2 0.52 0.8 40 1.0 0.2 0.59 0.6 60 0.8 0.3 0.33 0.5 80 0.9 0.4 0.39 0.5

(25)

27.00 0.8 0.9 0.35 0.5 20 0·.9 0.8 0.47 0.8 40 1.0 0.9 0.55 0.8 60 0.9 0.7 0.47 0.6 80 0.8 0.7 0.73 0.8 28.00 0.8 1.4 0.59 0.8 20 1.0 0.6 0.59 0.8 40 1.0 1.2 0.65 0.8 60 1.3 1.2 0.68 0.7 80 1.2 1.3 0.69 0.6 29.00 1.0 1.3 0.57 0.6 01 1.0 1.3 0.60 0.6 17 1.0 1.2 0.42 0.6 37 1.0 1.2 0.46 0.7 57 1.0 1.4 0.68 0.7 77 1.0 1.2 0.75 0.7 30.01 1.0 1.2 0.74 0.7 21 1.0 1.2 1.03 0.8 41 1.7 0.8 4.63 0.8 61 1.1 00 00 1.0 K5

=

strandbreedte na/voor 1979 1985

raai droog nat totaal droog nat totaal

25.60 0,75 1,00 0,89 0,83 1,18 1,06 25.80 1,13 1,19 1,17 1,22 0,84 0,96 26.00 1,25 1,00 1,08 1,00 1,00 1,00 26.20 2,00 1,00 1,25 0,80 1,13 1,00 26.40 1,50 1,19 1,27 1,00 0,84 0,89 26.60 1,00 1,13 1,08 1,13 0,94 1,00 26.80 1,00 0,95 0,97 0,92 1,16 1,06 27.00 0,68 1,11 0,89 0,92 1,00 0,97 27.20 0,88 0,90 0,89 0,80 1,33 1,09 27.40 0,63 0,80 0,72 1,00 - 1,31 1,18 27.60 0,92 1,10 1,03 0,91 1,13 1,06 27.80 1,15 0,87 1,03 0,91 1,13 1,06 28.00 0,70 0,71 0,71 0,93 1,47 1,21 28.20 1,00 1,12 1,07 0,92 0,68 0,78 28.40 0,87 1,47 1,19 0,92 0,92 0,92 28.60 0,53 1,67 1,06 0,89 0,80 0,82 28.80 1,00 0,85 0,91 0·,64 1,18 0,94 29.00 0,64 1,18 0,94 1,00 0,75 0,83 29.17 0,89 1,20 1,08 0,88 0,78 0,81 29.37 1,00 1,11 1,07 0,82 0,80 0,81 29.57 1,00 1,23 1,12 0,75 0,94 0,86 29.77 1,00 1,54 1,30 0,70 0,85 0,80 30.01 0,67 1,56 1,26 1,00 0,50 0,59 30.21 1,00 0,90 0,94 0,70 1,10 0,97 30.41 0,56 1,17 0,90 1,00 1,07 1,05 30.61 0,50 0,83 0,68 0,80 0,85 0,84 30.81 0,60 0,86 0,75 0,83 1,25 1,11 gem. 0,92 1,10 1,01 0,90 1,00 0,95

(26)

K6 Veiligheid

Van slechts- 3 van de ca. 25 raaien is de veiligheid te bepalen. De hoofdoorzaak is dat de Deltakering zeer ver landwaarts ligt en de raaien voor de bepaling van de waarde van de veiligheid landwaarts te kort zijn.

1979 27.40 K6

=

0.8 27.60 K6

=

0.6 29.77 K6 = 1.6 1985 K6

=

1.0 K6

=

1.0

Een betere methode om meer informatie te krijgen over de veilig-heid is door een lager rekenpeil te gebruiken. Daarom is een kengetal voor de veiligheid bepaald bij een rekenpeil van NAP + 4m en met gebruikmaking van de afslagpunten (APHL). Bijlage 28. Het gebied bestaat uit twee verschillende delen,nl:

van raai 25.40 t/m 26.80, met kengetallen rond 0,5 voor de suppletie uit 1979 en van ca. 0,7 voor de suppletie uit 1985

van raai 27.00 t/m raai 30.81 met kengetallen rond 1 voor de suppletie uit 1979 en van ca. 0,8 voor de suppletie uit 1985. raai K6 1979 K6 1985 raai K6 1979 K6 1985 25.60 0 0,7 29.00 1,0 0,7 25.80 0,5 0,8 29.17 0,9 0,7 26.00 0,5 1,2 29.37 1,1 0,6 26.20 0,5 0,8 29.57 1,4 0,3 26.40 0,4 0,5 29.77 1,2 0,7 26.60 0,5 0;5 30.01 1,2 0,7 26.80 0,7 0,4 30.21 1,2 0,8 27.00 1,2 0,8 30.41 1,1 0,9 27.20 0,9 0,8 30.61 1,0 0,9 27.40 0,9 0,9 30.81 1,2 1,0 27.60 0,6 0,8 27.80 1,0 0,8 28.00 0,9 1,2 28.20 n.t.b. n.t.b. 28.40 1,0 1,0 28.60 1,2 0,8 28.80 1,0 0,9

(27)

7. Het ged+ag van suppleties

Naast de bepaling van de effectiviteit van suppleties zijn er ook vragen ten aanzien van het gedrag van suppleties. De volgende vragen zijn te stellen:

1. Is het verlies in de tijd van suppleties te voorspellen? 2. Waar bli jft het verlies aan suppletiezand , komt het ergens ten

goede?

Deze vragen zijn weer onder te verdelen in een aantal sub-vragen: - Is er een goede wiskundige formulering op te stellen voor het

verlies van suppletiezand in de tijd?

- Zo ja, is aan de formulering een fysische achtergrond te geven? - Waarvan is het verlies afhankelijk?

a. beginhoeveelheid b. kustachteruitgang c. korreldiameter

d. plaats van het zand in het profiel. (banketten) e. hydraulische omstandigheden

Op een aantal van deze vragen zal worden ingegaan aan de hand van de zgn. uitzakgrafieken en aan de hand van theoretische formule-ringen.

7.1. Uitzakgrafieken (bijlagen 29 tlm 32)

Er zijn zgn. uitzakgrafieken gemaakt. Hierbij is horizontaal gekubeerd in stroken van een hoogte van 1 m. De waarden hiervan zijn tegen de tijd uitgezet waarbij de kubering net voor de suppletie op 0 is gesteld. uit deze grafieken is te zien op welk niveau de suppletie is aangebracht, hoe het zand "uitzakt" en waar de "onzin" van het brekerbankengebied begint.

Verder is met behulp van deze gegevens de cumulatieve hoeveelheid vanaf NAP + 6 m naar beneden (tot NAP -5 à -6 m) bepaald. Met behulp van deze gegevens is gekeken of de achteruitgang van de suppleties aan een theoretisch verband voldeden.

De uitzakgrafieken van de suppleties Zwanenwater en Callantsoog zijn per raai getekend. Deze zijn niet in deze nota opgenomen. De uitzakgrafiek(en) van de suppletie Eierland 1985 zijn niet getekend omdat de JARKUS-opname ti jdens de uitvoering van de suppletie is uitgevoerd.

Van de overige suppleties worden in bijlagen tlm de uitzakgra-fieken per 10 raaien gegeven en voor het totaal van de suppletie. De uitzakgrafieken van alle beschouwde suppleties hebben overeen-komsten.

Doordat de natuur het oude pr~fiel wil herstellen, zal als gevolg daarvan daar waar de meeste m zijn aangebracht deze ook weer het snelst willen verdwijnen. Gedurende dit proces is enig uitzakken te zien, d.w.z. zand van een hoger niveau komt (tijdelijk) op een lager niveau terecht, waarbij dit lagere niveau meer zand kan hebben dan het jaar daarvoor. Bij de suppleties Eierland en De Koog is te zien dat eerst het meeste zand verdwijnt tussen NAP +2 m en NAP -1 m, daarna vindt het zgn. uitzakken plaats.

(28)

Uiteindelijk is na ca. 2 jaar (Callantsoog en Zwanenwater) tot 5 jaar (De Koog en Eierland) de oude profiel vorm hersteld. Opval-lend is het zeer grillige verloop in het brekerbanken gebied dat afhankelijk van de plaats van de suppletie beneden NAP -1 à -3 m begint. De veranderingen per m hoogteinterval zijn in dit gebied vele male groter dan de aaangebrachte suppletiehoeveel-heid.

Een en ander doet vermoeden dat er een sterk zeewaarts gericht dwarstransport optreedt tot in het geulen- en bankengebied. Verondersteld kan worden dat het zand evenwijdig aan de kust afgevoerd wordt door de geul tussen het strand en de eerste brekerbank.

(29)

7.2. Theoretische achterui tgang van een suppletie

Morfologische aanpassingen na het aanbrengen van verstoringen verlopen in de tijd volgens een e-macht. Voorbeelden hiervan uit de literatuur zijn o.a. de aanpassingen van de binnendelta's van de Waddenzee na afsluiting van de Zuiderzee en Lauwers zee , het opvullen van de voormalige stroomgeul Vlieter en het opvullen van zandwinputten.

Volgens Führböter [6] is ook een suppletie een verstoring, waar-bij de morfologische aanpassing, de achteruitgang van de supple-tie, volgens een e-macht verloopt en wel volgens de onderstaande algemene formule:

Hierin is:

Vo

=

volume na 0 jaren, de aangebrachte suppletie hoeveelheid

Vt

=

volume na tjaren

k

=

negatieve coëfficiënt

Deze formule geldt indien geen kustachteruigang aanwezig is.

1

l.o.

4 ~ 7 ...!t ... .L

(30)

Om een fo~ule te ontwikkelen met kustachteruitgang kan men uitgaan van verschillende hypothesen.

Hypothese 1 (zie figuur):

De kusterosie en het verlies van suppletiezand zijn onafhankelijk van elkaar. Het verlies van suppletiezand wordt met bovenstaande formule bepaald en hierop kan kusterosie at gesupperponeerd worden. De formule wordt dan:

waarin a de erosie in m3/mj is.

De richtingscoëfficiënt van de formule moet altijd groter zijn dan -a.

dV /dt

=

kvQ*ekt -a < - a, dus dVt/dt

=

kVo*ekt < 0 Dif is altiJd correct omdat k <

o.

De suppletie is op als Vt

=

o.

is:

De effectiviteit E van de suppletie E

=

at/vo met t behorend bij Vt

=

o.

geldt: V *ekt at

o.

Voor Vt

=

0

-

=

0

Met E

=

at/vo

.

.

vo*ekt - EVo

= o .

I1 E

=

ekt I1

Hier geldt voor t

=

0 E

=

1 en voor t>O E < 1.

---

__

.

. .

----..._

(31)

--Hypothese 2 (zie figuur):

Volgens H.J~ Verhagen (paper ICCE '93) bestaat de erosie uit twee componenten:

a) een lineaire component b) een exponentiële component

Voor een oneindig lange suppletie welke reeds de vorm van de

natuurlijke strandhelling heeft geldt:

Vt = Vo - at

Om tot de natuurlijke strandhelling te komen zijn er extra ver-liezen volgens:

Vt = vo*ekt

Gecombineerd wordt de formule dan:

I1 Vt = VOl + v02*ekt - at I1

met Vo

=

VOl + V02

De effectiviteit E van de suppletie is:

~ E

=

(1 - a)ekt + a~

.., Vol

>

[v.~.t~~~~~

~

~~·~

--

~

-

~~~

• ~

__.

10 ~.

--- ---

--

---

--

----

---

--

(32)

-Hypothese 3_(zie figuur):

Op een tijdstip tI heeft de kust al atl m3 zand verloren. Voor

de berekening van de achteruitgang van de suppletie kan ervan

worden uitgegaan dat deze achteruitgang atl al vanaf to aanwezig

was. De formule wordt dan:

I1 Vt

=

(Vo + at)ekt - at I1

waarin a de erosie in m3jmj is.

Id "-...

Vb(V,+-.. t)~ -,,_é

~

t:.

:-t4

De richtingscoëfficiënt van de formule moet altijd groter zijn dan -a. dVtjdt

=

kVo*ekt + aekt of kVo + a + atk < 0 Vo > a( -Ijk - t) en dus Met k

=

0,2 t > 5 jaar Met t = 0: Vo - a > -Ijk

V

o

is meestal orde 200 à 500 en a meestal 10 à 60.

Theoretisch is er dus een heel klein gebiedje dat niet voldoet, praktisch voldoet het.

+ atkekt -a < - a

t > -Ijk.

(33)

Andere formules aa jn mogelijk en kunnen een van de volgende vormen hebbene 1.. Vt

=

{V0 + a (t - b)}ekt - at 2. Vt = {Vo + (a - c)t}ekt - at 3. Vt

=

(V

o

+ aat)ekt - at 4. Vt

=

(V

o

+ at*elt)ekt - at

Onderzoek naar een van deze formules heeft niet plaatsgevonden.

De suppletie is op als Vt = O. De effectiviteit E van de

supple-tie is: E

=

at/V

o

met t behorend bij

v

t

=

O.

Er geldt dan:

(V

o

+ at)ekt - at = 0 (1 + E)ekt

=

E, dus

I1 E

=

ekt/l-ekt I1

Bij k

=

-0,21 geldt als de suppletie op is na t jaar een

effecti-viteit volgens onderstaande tabel. Deze is onafhankelijk van V

o

en a. t E t E 1 4,27 6 0,40 2 1,88 7 0,30 3 1,14 8 0,23 4 0,76 9 0,18 5 0,54 10 0,14

E kan echter fysich nooit groter zijn dan 1.

----

=

~ ..f:: t1.Lr.~"_e.1&.t:) E :: cz.Lr.~

-

._

.

/,I

E

.---f

.

_

, 10 I~

t

-_.

-_

..---

.

_.

I

(34)

De volgende_figuur laat duidelijk zien dat hoe kleiner Vo is ,hoe effectiever de suppletie is.

In het voorbeeld, waarin k

=

-0,21 en a

=

10 geldt:

v

O m3/m levensduur v~rl~es in in jaren m /mJ effectiviteit 500 9 55,5 0,18 400 8,3 48,2 0,21 250 7 35,7 0,28 150 6 25,0 0,40 100 5 20,0 0,50 50 4 12,5 0,80 6••

---VI:~D

ta.t)e

U

-,:1

l

k.

:-0, 2.I 4.:: {Cl Jlée V(J.~kt_()..t

Ie.

=-l',

,8,

t1. :: la Joo 100

--

(35)

--Onderstaande figuur laat de invloed van de kustachteruitgang a zien bij-V

o

=

400 en k

=

-0,21. Hoe groter de kustachteruitgang, hoe groter de effectiviteit van de suppletie is bij gelijke VOo

levensduur a in jaren effectiviteit 10 8,3 0,21 20 6,6 0,33 30 5,7 0,43 50 4,7 0,59 70 4,2 0,74 36, (/t)(lc ~A.GI(!.

t..:'4.

6 J.'::--f),2..1

{/~.:

v,.e

k f_q_é

.

-- k:

-Oll~( \.

"0

\ \ ,, / L

"

\ Hl.

(36)

Onderstaande figuur laat de invloed van k zien. Hoe groter de negatieve waarde van a hoe geringer de effectivitieit. De invloed van k welke geschat moet worden tussen -0,18 en -0,24 is echter gering.

V

o

=

400 a

=

20 Vo

=

200 a = 10

levensduur effec- levensduur

effec-k in jaren tiviteit in jaren tiviteit

-0,15 8,2 0,41 8,2 0,41 -0,18 7,3 0,365 7,3 0,365 -0,20 6,8 0,34 6,8 0,34 -0,21 6,6 0,33 6,6 0,33 -0,22 6,4 0,32 6,4 0,32 -0,24 6,1 0,305 6,1 0,305 -0,27 5,6 0,28 5,6 0,28

Uit het laatste voorbeeld bli jkt, dat de formule dezelfde uitkom-sten geeft of slechts over 6 m hoogte is gekubeerd of over bv. 12 m hoogte. Immers over 12 m hoogte is de a twee maal zo groot

als over 6 m hoogte en de aangebrachte suppletiehoeveelheid V

o

ook. De effectiviteit is in beide gevallen even groot. Dit is onafhankelijk van de waarde van k.

(37)

Bewerkingen

Van alle suppleties is het verloop van de hoeveelheid in de tijd bepaald. Deze hoeveelheidberekeningen zi jn grafisch gepresenteerd in de bijlagen 33 tjm 36. Hierbij bestaat het suppletiegebied uit een veelvoud van 10 raaien, waarbij het gedeelte waar het minste zand is gesuppleerd eventueel niet beschouwd is. De zeewaartse begrenzing is meestal NAP - 3 m. Voor verdere bewerking is echter die zeewaartse begrenzing genomen waarbij grote fluctuaties als gevolg van brekerbanken niet meer optreden. (NAP -1 à -3 m). In eerste instantie is als landwaartse ~€grenzing NAP +6 m

geno-men. Hierbij zi~~ de formules Vt

=

Voe - at en

Vt = (Vo - at)e - at doorgerekend.

Verondersteld werd dat daarboven nauwelijks veranderingen zouden optreden. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Suppletiezand komt door windtransport ook op een hoger niveau terecht. Met name

geldt dit voor de suppleties Zwanenwater en Callantsoog met

banketten op NAP + 6m en in mindere mate voor de suppleties De Koog en Eierland met banketten tot NAP + 4,5 m. Een gevolg hier-van was dat in de berekeningen de effectiviteit E veel te laag was.

Daarom zijn in 2e instantie de suppleties met alle 3 formules

doorgerekend met zoveel mogelijk duin tot max. NAP + 10 m. (Boven NAP +10 m zijn er nauwelijks veranderingen in de tijd opgetre-den) •

Conclusies

1. De formule Vt

=

VOl +

v

02*ekt - at geeft de beste

resulta-ten. Met name de Texelse suppleties geven met deze formule een geringe spreiding.

Bij de bepaling avn het gedrag van suppleties moet de gehe-le duinhoogte meegenomen worden. Er vindt namelijk

verstui-ving van de sUPPPle~fs naar hogere niveau's i!aats.

De formules Vt

=

Voe - at en Vt

=

(Vo - at)e - at geven

redelijk vergelijkbare uitkomsten.

Bij grote kusterosie (a>40) voldoet een lineair verloop ook goed.

De suppleties zijn ook doorgerekend met als bovenste niveau

NAP + 6 m. Alle suppleties blijken in dit ~val alleen bij

toepassing van de formule Vt

=

(Vo - at)e - at een vrij

constante waarde van k

=

-0,20 à -0,21 te hebben. Dit is

wellicht toeval! In alle andere gevallen was de variatie in

k groot! De gevonden effectiviteit E is in deze gallen

altijd te laag.

Het suppletiegedrag kan voorspeld worden indien de waarde van k bekend is.

De speiding in de waarde van k is (nog) niet te verklaren.

Met de thans bekende gegevens moet het mogelijk zijn een

redelijke voorspelling te maken van herhalingssuppleties. De spreiding van k wordt mogelijk veroorzaakt door:

- "kopeffect"

- mate van afwijking van het evenwichtsprofiel - mate van verstuiving

- korreldiameter

Het is zinvol hier onderzoek naar te doen.

2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

(38)

9. De theoretische en praktische effectiviteit komen niet in alle gevallen met elkaar overeen. Dit heeft als hoofdoor-zaak dat de IIpraktische" effectiviteit (K2) gebaseerd is op de verwachte levensduur. Deze was in de meeste gevallen veel lager dan zou volgen uit de kustachteruitgang. Een

levensduur van 15 à 20 jaar of meer heeft men meestal beti-teld als een levensduur van 10 jaar of tot het jaar 2000. 10. Indien er een duidelijk exponentieel verloop in het gedrag

van de suppletie zit, dient om een goede effectiviteit te verkrijgen de herhalingstijd kort te zijn.

Aanbevelingen

Het doel is een goede voorspelling van het gedrag van suppleties te geven. Hiertoe is een goede bepaling van k met een geringe spreiding noodzakelijk. Hiertoe worden de volgende aanbevelingen gedaan:

1. Voer de theoretische berekeningen ook uit voor andere sup-pleties. (Ameland, Eierland 1985, 1990, Voorne, etc.). 2. Bepaal de zgn.."kopeffectenll•

3. Probeer de variatie in k te verklaren:

k

=

f(d50, kopeffect of langstransportgradiënt, verstui-ving, mate van afwijking van evenwichtsprofiel, etc)

(39)

7.2.1. Theoretische achteruitgang suppletie Zwanenwater

De autonome erosie van het Zwanenwater (raai 13.81 t/m 1

1

.84)

tussen NAP +6 m en NAP -2 m van 1964 t/m 1986 bedraagt 14 m Imj.

raai m3/mj raai m3/mj raai m3/mj raai m3/mj

13.81 6 14.83 14 15.85 11,1 16.88 8,3

14.01 8 15.03 10 16.06 13,3 17.08 22,2

14.21 12 15.24 11,7 16.26 10 17.29 22,2

14.42 15,9 15.44 15,9 16.47 11,7 17.55 31,8

14.62 16 15.65 18 16.68 8,3 17.84 22

gemiddelde erosie: 14,4 m3/mj over een hoogte van 8 m.

Vt = (Vo + a.t)ekt - a.t

t gemeten Vt k = -0,198 V

o

= 236 a

=

14 Vt verschil k

=

-0,2 V

o

= 235 a

=

10 Vt verschil k = -0,21 VO=237,5 a = 8,75 Vt verschil k

=

-0,22 V

o

= 240 a

=

7,5 Vt verschil 1 2 3 4 5 6 7 8 t E 191,2 149,1 112,7 97,5 191,1 -0,1 149,7 0,6 111,5 -1,2 76,3 -21,2 43,7 13,5 -14,5 6,48 0,38 Levensduur suppletie 190,6 -0,6 150,9 1,8 115,4 2,7 83,6 -13,9 54,8 28,9 5,2 -16,4 7,21 0,31 190,9 -0,3 150,0 0,9 114,2 1,5 82,6 -14,9 54,7 29,8 6,4 -12,7 7,34 0,27 191,1 -0,1 149,2 0,1 113,2 0,5 82,0 -15,5 54,9 31,1 10,2 -8,4 7,55 0,23

ca. 7 jaar. Kengetal K2

=

7/12

=

0,6

k = -0,14 k = -0,16 k = -0,19

V

o

= 235 V

o

=

235 V

o

=

240

gemeten a = 14 a = 10 a = 7,5

t Vt Vt verschil Vt verschil Vt verschil

1 191,2 190,3 -0,9 190,3 -0,9 190,9 -0,3 2 149,1 149,6 0,5 150,6 1,5 149,1 0,0 3 112,7 112,4 -0,3 115,4 2,7 113,2 0,5 4 97,5 78,2 -19,3 83,9 -13,6 82,2 -15,3 5 46,7 55,6 55,3 6 17,5 30,0 31,8 7 -9,8 6,7 11,0 8 -14,7 -7,5 t 6,64 7,31 7,595 E 0,40 0,31 0,24

(40)

De autonome erosie van het Zwanenwater (raai 13.81 t/m 1j.84) tussen NAP +10 m en NAP -2 m van 1964 t/m 1986 bedraagt 20 m Imj.

vt=voekt-at vt=(vo+at)ekt-at vt=c+voekt-at

VO= 230 vO= 227 Vo= 40 C=200

k = -0,028 k = -0,1 k = -0,45

Vt verschil Vt verschil Vt verschil

203,6 0,2 203,5 0,1 205,5 2,1 177,5 0,0 178,6 1,1 176,3 -1,2 151,5 11,6 152,6 12,7 150,4 10,5 125,6 -1,9 125,8 -1,7 126,6 -0,9 t 1 2 3 4 Vt gemeten 203,4 177,5 139,9 127,5 t E 8,95 0,78 8,49 0,75 10,0 0,83

(41)

7.2.2. Theo~etische achteruitgang suppletie callantsoog

De autonome erosie tussen de raaien 11.45 en 13.60 bedraagt in de periode 1964-1985 (gecorrigeerd voor de ~uppleties uit 1976/77 en 1979/80) tussen NAP +6 en -3 m ca. 9 m /mj.

raai m3/mj raai m3/mj 11.15 8,8 12.65 12,5 11.45 15,4 12.95 7,5 11.75 3,3 13.20 7,1 12.05 10,0 13.40 8,1 12.35 10,0 13.60 7,3

Vt

=

(Vo + a.t)ekt - a.t

k

=

-0,21 k

=

-0,21 Vo

=

385 Vo

=

390 gemeten a

=

9 a

=

9 t Vt Vt verschil Vt verschil 1 306,7 310,4 3,7 314,4 7,7 2 256,4 246,8 -9,6 250,1 -6,3 3 201,2 192,4 -8,8 195,1 -6,1 4 145,5 145,8 0,3 147,9 2,4 5 105,5 107,2 6 70,5 71,9 7 40,0 41,2 8 13,2 14,1 9 -10,6 -9,8 t 9,55 9,59 E 0,20 0,20

Het verloop van de inhoud (tussen NAP +6 m en NAP -3 m) van de suppletie is vrijwel lineair. uit het lineaire verloop zou een levensduur van 7 jaar volgen en K2

=

0,54.

De theoretische levensduur is echter 8,7 jaar en K2

=

0,67. In 4 jaar tijd is ca 244 m3/m verloren gegaan, dit is 61 m3/mj. De verliezen zijn dus veel groter dan van de natuurlijke erosie. Vt

=

voekt - a.t k

=

-0,19 k

=

-0,19 Vo

=

385 Vo

=

390 gemeten a

=

9 a

=

9 t Vt Vt verschil Vt verschil 1 306,7 309,4 2,7 313,5 6,8 2 256,4 245,3 -11,1 248,7 -7,7 3 201,2 190,7 -10,5 193,6 -7,6 4 145,5 144,1 -1,4 146,4 0,9 5 103,9 105,8 6 69,1 70,7 7 38,8 40,1 8 12,2 13,3 9 -11,4 -10,5 t 8,517 8,559 E 0,20 0,20

(42)

De autonome. erosie tussen de raaien 11.45 en 13.60 bedraagt in

de periode 1964-1985 (gecorrigeerd voor de sUj>pleties uit 1976/77

en 1979/80) tussen NAP +10 en -3 m ca. 10 m /mj.

t 1 2 3 4 Vt gemeten 316,8 278,8 239,9 189,4 t E vt=voekt-at Vo= 360 k

=

-0,028 Vt verschil 316,8 0,0 276,5 -2,3 239,1 -0,8 204,2 14,8 11,65 0,32 Vt=(Vo+at)ekt-at V

o=

360 k

=

-0,1 Vt verschil 316,8 0,0 276,5 -2,3 238,8 -1,1 203,6 14,2 11,47 0,32 Vt=c+voekt-at c=o

(43)

7.2.3. Theo~etische achteruitgang suppletie De Koog

De autonome erosie tussen de raaien 18.13 en 23.80 bedraagt in de periode 1964-1984 tussen NAP +6 en -1 m ca. 18 m3/mj.

raai m3/mj raai m3/mj raai m3/mj 18.13 18.33 18.53 18.73 18.93 19.12 19.32 19.52 19.72 19.92 19,6 13,6 17,5 15,0 17,1 19,4 20,6 20,0 16,7 15,6 20.11 20.31 20.51 20.71 20.91 21.11 21.31 21.51 21.71 21.91 13,3 20,0 17,5 16,0 16,0 19,0 17,4 17,4 18,0 16,7 Vt

=

(Vo + a.t)ekt - a.t k

=

-0,20 V

o

= 310 a

=

18 Vt verschil gemeten t Vt 22.11 22.31 22.51 22.71 22.91 23.00 23.20 23.40 23.60 23.80 k

=

-0,21 Vo

=

320 a

=

18 Vt verschil 20,0 16,7 19,4 20,0 16,7 20,8 22,5 25,0 16,7 12,5 k

=

-0,23 Vo

=

320 a

=

8 Vt verschil 1 2 3 4 5 6 7 8 t E De K2 253,3 187,5 143,8 106,9 95,3 63,5 35,1 250,5 195,9 145,8 99,6 57,2 17,9 -20,9 -2,8 8,4 2,0 -7,3 -38,1 -45,6 -54,2 Vt = voekt - a.t k

=

-0,14 Vo

=

310 a = 18 Vt verschil 256,0 197,9 145,2 97,2 53,5 13,4 -25,8 2,7 10,4 1,4 -9,7 -41,8 -50,1 -60,9 252,6 -0,7 196,1 8,4 148,5 4,7 108,3 1,4 74,0 -21,3 44,6 -18,9 19,2 -15,9 -3,0 7,86 0,20 op 7 à 8 jaar, 6,46 6,52 0,38 0,34

theoretische levensduur wordt geschat

=

0,7 à 0,8. gemeten t Vt k = -0,16 Vo = 320 a = 18 Vt verschil dus k

=

-0,20 V

o =

320 a

=

8 Vt verschil 1 2 3 4 5 6 7 8 t E 253,3 187,5 143,8 106,9 95,3 63,5 35,1 251,5 198,3 149,7 105,1 63,9 25,8 -9,7 6,73 0,39 -1,8 11,8 5,9 -1,8 -21,4 -37,7 -44,8 254,7 196,4 144,0 96,7 53,8 14,5 -21,6 6,40 0,36 1,4 8,9 0,2 -10,2 -41,5 -49,0 -56,7 254,0 198,5 151,6 111,8 77,7 48,4 22,9 0,6 8,0 0,20 0,7 11,0 7,8 4,9 -17,6 -15,1 -12,2

(44)

De autonome_erosie tussen de raaien 18.13 en 23.80 3edraagt in de periode 1964-1984 tussen NAP +10 en -1 m ca. 25k

l

Imj.

uit het verl~op van de suppletie volgens vt=c+voe -at blijkt dit ca. 20 m Imj te zijn. Deze waarde wordt aangehouden.

vt=voekt-at Vt=(Vo+at)ekt-at vt=c+voekt-at

Vo= 310 Vo= 310 VO=150 C=190

k = -0,12 k = -0,18 k = -0,65

Vt verschil Vt verschil Vt verschil

254,9 -0,3 255,6 0,4 248,3 -6,9 203,9 13,6 204,2 13,9 190,9 0,6 156,3 8,7 155,6 8,0 151,3 3,7 111,8 -5,5 109,8 -7,5 121,1 3,8 70,1 -41,5 66,7 -44,9 95,8 -15,8 30,9 -42,7 26,0 -47,6 73,6 -0,6 -6,2 -54,5 -12,4 -60,7 51,6 3,3 t 1 2 3 4 5 6 7 Vt gemeten 255,2 190,3 147,6 117,3 111,6 73,6 48,3 t E 6,49 0,52 6,14 0,50 9,515 0,56

(45)

7.2.4. Theoretische achteruitgang suppletie Eierland 1979

De autonome erosie tussen de raaien 26.80 en 30.61 bedraag~ na de laatste trendbreuk voor 1979 tussen N~P +6 en NAP ca. 50 m /mj en tussen NAP +6 m en NAP -2 m ca. 60 m /mj.

erosie in m3/mj erosie in m3/mj

raai +6 - NAP +6 - NAP-2 raai +6 - NAP +6 - NAP-2

26.80 39 56 28.80 13 17 27.00 71 117 29.00 16 22 27.20 90 100 29.17 19 25 27.40 56 86 29.37 25 25 27.60 38 40 29.57 25 47 27.80 57 56 29.77 25 38 28.00 67 60 30.01 67 67 28.20 67 83 30.21 100 88 28.40 13 18 30.41 110 111 28.60 11 22 30.61 100 112 gemiddeld: 50,45 59,5 Vt

=

(V

o

+ a.t)ekt - a.t k

=

-0,215 k

=

-0,20 k

=

-0,21 V

o

=

600 V

o

=

400 V

o

=

400 gemeten a

=

60 gemeten a

=

50 a

=

42,5 t Vt Vt verschil Vt Vt verschil Vt verschil 1 472,3 472,3 0,0 318,8 318,4 -0,4 316,2 -2,6 2 349,1 348,4 -0,7 227,9 235,2 7,3 233,7 5,8 3 230,0 229,2 -0,8 153,7 151,8 -1,9 153,4 -0,3 4 90,9 115,5 -24,6 66,0 69,6 3,6 76,1 10,1 5 6,5 7,2 -0,7 10,0 -10,9 -20,9 1,8 -8,2 6 -95,7 -69,2 t 5,07 5,87 5,03 E 0,51 0,61 0,53

De lineaire verbanden Vt

=

VQ - b.t met V

3

=

600 resp. 400 en b

=

125 resp. 80 voldoen vriJwel even goe •

Vt

=

voekt - a.t

k

=

-0,13 k

=

-0,09 k

=

-0,12

V

o =

600 V

o =

400 Vo

=

400

gemeten a

=

60 gemeten a

=

50 a

=

42,5 t Vt Vt verschil Vt Vt verschil Vt verschil 1 472,3 466,9 -5,4 318,8 315,6 -3,2 312,3 -6,5 2 349,1 342,6 -6,5 227,9 234,1 6,2 229,7 1,8 3 230,0 226,2 -3,8 153,7 155,4 1,7 151,6 -2,1 4 90,9 116,7 25,8 66,0 79,1 13,1 77,5 11,5 5 6,5 13,2 6,7 10,0 5,1 -4,9 7,0 -3,0 -85,0 -66,9 -60,3 t 5,134 5,07 5,10 E 0,513 0,63 0,54

(46)

De autonome_ erosie tussen de raaien 26.80 en 30.61 bedraag~ na

de laatste trendbreuk voor 1979 tussen N~~+10 en NAP ca. 70 m Imj

en tussen NAP +10 m en NAP -2 m ca. 80 m Imj.

vt=voekt-at Vt=(Vo+at)e kt-at vt=c+voekt-at

Vo= 600 Vo= 590 VO=600 C=O

k = -0,078 k = -0,1875

t Vt gemeten Vt verschil Vt verschil Vt verschil

1 474,9 475,0 0,1 475,4 0,5 2 355,3 353,3 -2,0 355,5 0,2 3 233,1 234,8 1,7 232,9 -0,2 4 87,8 119,2 31,4 109,9 22,7 5 6,8 6,2 -0,6 -12,3 -19,1 t 5,06 4,90 E 0,67 0,66

vt=voekt-at vt=(vg+at)ekt-at vt=c+voekt-at

Vo= 400 Vo= 3 0 VO=65 C=350

k == -0,03 k = -0,165 k = -0,45

t Vt gemeten Vt verschil Vt verschil Vt verschil

1 321,4 318,2 -3,2 320,0 -1,4 321,4 0,0 2 234,1 236,7 2,6 241,0 6,9 236,4 2,3 3 156,8 155,6 -1,2 155,7 -1,1 156,8 0,0 4 62,9 74,8 11,9 66,3 3,4 80,7 17,8 5 10,3 -5,7 -16,0 -25,7 -36,0 6,9 -3,4 t 4,93 4,72 5,095 E 0,86 0,85 0,86 7.2.5. OVerzicht berekeningen.

1. Kubering tot NAP + 6 m.

k E max. verschil suppl a V 1 2 3 1 2 3 1 2 Zw.water 14

23g

0,198 0,14 0,38 0,40 21,2 19,3 Call.oog 9 385 0,21 0,19 0,20 0,20 13,3 13,8 De Koog 18 310 0,20 0,14 0,38 0,39 54,2 44,8 Eierland 60 600 0,215 0,13 0,51 0,51 24,6 20,9 Eierland 50 400 0,20 0,09 0,61 0,63 25,8 13,1

2. Kubering tot NAP + 10 m

k E max. verschil suppl a Vo 1 2 3 1 2 3 1 2 3 Zw.water 20 230 0,10 0,028 0,45 0,75 0,78 0.83 12,7 11,6 10,5 Call.oog 10 360 0,10 0,028 0,028 0,32 0,32 0,32 14,2 14,8 14,8 De Koog 20 310 0,18 0,12 0,65 0,50 0,52 0,56 60,7 54,5 15,8 Eierland 80 600 0,188 0,078 0,078 0,66 0,67 0,67 22,7 31,4 31,4 Eierland 70 400 0,165 0,03 0,45 0,85 0,86 0,86 42,9 27,9 21,2

(47)
(48)

Cytaty

Powiązane dokumenty

[r]

Two case studies are examined (parking lots and highways) through which autono- mous vehicles may be designed for “driving in the dark.” Nighttime lighting issues are thus

The Dutch Urban Ground Lease: In a nutshell &amp; the Amsterdam case.. TENLAW Conference,

W dziedzinie języka możemy jednak mówić o szczególnych zainteresowaniach: studenci bardzo interesują się językiem reklamy i biznesu, a czasem nawet językiem polityki, choć

Поняття табу в мовному узусі. Мовознавці пов’язують зазвичай це явище з номінативними одиницями мови, але більшість досліджень вказує на

Ludność katolicką objęła swym zasięgiem nowo powstała metropolia mohylewska (1783), na czele której w 1798 roku stanął metropolita Stanisław Bohusz-Siestrzeńcewicz.

nalenia, Komisja Europejska, WSP TWP, ITE–Radom, Warszawa 1997, s.. europejskiej oraz statusu nauczyciela. Te kierunki zbliżone są do polskiej reformy systemu edukacji.

Op een al dan niet van nature aanwezige kleilaag van minstens 0,30 m dikte (voor het stortebed bedraagt deze dikte vaak veel meer in verband met opwaarts gerichte waterdruk) wordt