8
authentIcIteIt veRsus
attRappenkult?
Al in de begintijd van DOCOMOMO speelde de vraag naar
de rol van materiële authenticiteit en de plaats van het
architec-tonische idee in de waardestelling en de omgang met ‘moderne
monumenten’ als sanatorium Zonnestraal. Architecten blijken
deze problematiek heel anders te benaderen dan
monumenten-zorgers, omdat de laatsten in principe uitgaan van een
histori-sche evolutie na de oplevering en omdat zij het fysieke gebouw
centraal stellen in plaats van het oorspronkelijk ontwerp, zoals
de eersten.
Marieke Kuipers
Bij een discussie over de toelaatbaarheid van reconstructies van geheel verdwe-nen dan wel versleten monumenten en de (on)mogelijke toepasbaarheid van een concept als ‘authenticiteit’, is het daarom noodzakelijk om heel precies te zijn in de definities en argumentaties, de actoren en het tijdsgewricht waarin zij figu-reren. Tussen restauratie, reconstructie, replica, kopie, simulacrum, attrappe en pastiche zijn de grenzen soms moeilijk te trekken. In de laatste decennia is het aantal complete reconstructies van moderne bouwwerken sterk gegroeid (bij-voorbeeld de paviljoens in Barcelona, Otterlo en Bologna, de bouwkeet van het Witte Dorp, de voorgevel van café De Unie en de woningen van de Kiefhoek in Rotterdam). Zij zijn met de beste bedoelingen uitgevoerd, maar wat zijn de ware herbouwmotieven?
onheRhaalbaRe oRIgInalIteIt?
Vanaf de jaren tachtig heeft DOCOMOMO ervoor gepleit om binnen de monu-mentenzorg een soort status aparte te hanteren voor de ‘moderne monumen-ten’. Dit vanwege de bijzondere ideeën van de oorspronkelijke ontwerpers en de bijzondere technische problemen bij de instandhouding van de materialisa-ties. De omgang met deze bouwkundige erfenis is echter vol complexiteit en contradicties, vooral omdat onduidelijk is waar architectuur ophoudt en monu-mentenzorg begint. De werken van het Nieuwe Bouwen worden soms letterlijk als iconen behandeld en bijna bevroren naar het beeld van historische foto’s. Reconstruerend restaureren lijkt verdedigbaar op grond van de grote beschik-baarheid van historische bronnen en documentatie, al gaat dit vaak ten koste van latere bouwfasen en de historische Bausubstanz. Door de sterke focus op het oorspronkelijk ontwerp en de overgeleverde ideeën van de oorspronkelijke archi-tect gaan deze restauraties vaak verder in het ‘terugbrengen in de oorspronkelijk staat’ dan indertijd gebruikelijk of gewenst was in de traditionele monumenten-zorg. Herstel van de architectonische beeldwaarde staat meestal voorop, niet het conserveren van historische materie. De bouwhistorische bronwaarde verschuift van het gebouw naar het papier door middel van grondige documentatie. Een aspect als ‘historische gelaagdheid’ is vaak ondergeschikt gemaakt aan het ide-aalbeeld van het ‘oorspronkelijk ontwerp’. Tegelijkertijd wordt afgeweken van het oorspronkelijke principe form follows function, aangezien restauratie veelal
9
gepaard gaat met herbestemming en hiervoor nieuwe elementen moeten wor-den toegevoegd. Voor handhaving van de oorspronkelijke functie zijn soms nog ingrijpender oplossingen bedacht, zoals bij de herbouwde en vergrote wonin-gen van de Kiefhoek. In beide gevallen blijkt dat het oorspronkelijk ontwerp zich niet 1:1 laat herhalen en evenmin handhaven.
nIeuwe vRagen
De reco.mo.mo-vraag of je modern erfgoed kan herbouwen zou, gelet op de actuele praktijk, simplistisch beantwoord kunnen worden met een yes we can, maar daarmee worden zes belangrijke deelvragen genegeerd die te maken heb-ben met de fundamentele vraag of je het kan maken om verdwenen monumenten in een nieuwe gedaante terug te toveren:
1. zijn de replica’s bedoeld als erfgoed en worden zij als zodanig gepresen-teerd? Of zijn het opnieuw uitgevoerde architectuurontwerpen?
2. hoe wordt de historische dimensie behandeld in de conceptvorming en de ruimtelijke context?
3. maakt het verschil of de reconstructie een verdwenen bouwwerk van de Moderne Beweging betreft en zo ja, waarom?
4. maakt het uit of een replica/reconstructie wordt uitgevoerd van een nog bestaand gebouw of van een al lang verdwenen bouwwerk? En maakt de duur der afwezigheid nog verschil?
5. zijn de argumenten voor herbouw ook valide voor traditionele of oudere dan twintigste-eeuwse monumenten die verdwenen zijn?
6. wat is het ware motief voor herbouw? Nostalgie naar het nieuwe van des-tijds, gemak van het nieuwe van nu, verfraaien van de geschiedenis of...? Over deze vragen zou ik graag een discussie op gang willen brengen, mede geïnspireerd door de Duitse kritiek op de historische misleidingen (attrappen) van de recente reconstructies van verdwenen monumenten.[1]
Figuur 1
De herbouwde woningen van de Kiefhoek te Rotterdam, waarbij de smaak van de bewoners niet altijd spoort met de oorspronkelijke bedoelingen van de architect. Foto Marieke Kuipers, 2011.
10
Icoon of attRappe?
Bijna niemand staat er meer bij stil dat het Mies van der Rohepaviljoen in Barcelona een reconstructie is. Ook de bronzen sculptuur van Georg Kolbe is een replica. De figuur is nagegoten van het origineel dat naar Berlijn was overgebracht. Het Duitse paviljoen uit 1929 was slechts een half jaar te zien geweest op de toenmalige Wereldtentoonstelling en direct na afloop afgebro-ken. Mies van der Rohe’ s meesterwerk van glas, travertin en marmer bleef ech-ter op papier voortleven dankzij vele geïllustreerde publicaties. Naarmate de architectuur van de Moderne Beweging een sterkere positie kreeg in de histo-riografie, steeg ook het verlangen om het verdwenen referentiewerk te recon-strueren en zodoende de ruimtelijke en tactiele sensaties van weleer opnieuw te laten beleven. Desgevraagd had Mies van der Rohe nog bij leven ingestemd met het Spaanse herbouwplan, maar het duurde tot ver na zijn dood voordat de reconstructie was voltooid (in 1986). Sindsdien is de icoonwaarde van het nieuwe paviljoen alleen maar toegenomen. Tegenwoordig is het internationale secretariaat van DOCOMOMO hier gevestigd. Na een halve eeuw van afwe-zigheid staat het herbouwde paviljoen weer op de oorspronkelijke plaats, in vrij-wel dezelfde vorm en met verwante materialen als bij het origineel, alsof het er altijd is blijven staan. Het heet naar Mies van der Rohe, maar hij heeft het niet gebouwd, zelfs nooit gezien. Anders dan in de oorspronkelijke, tijdelijke opzet, is de replica nu bedoeld voor permanent gebruik en dat heeft zijn weerslag op bepaalde detailleringen. Een kniesoor die daarop let? Ja, soms. In de restaura-tie-ethiek gaat het om dergelijke nuances teneinde de historische bronwaarde zo goed en integer mogelijk te bewaren. In de architectuur gaat het meestal om auteurschap en de Vitruviaanse beginselen. Originaliteit heeft dan een andere betekenis dan authenticiteit.
‘eeRlIjke nep’?
Het Nara Document on Authenticity (1994) heeft, meer dan het Burra Charter (1979/99), voor nieuw debat gezorgd in de omgang met monumenten, de interpretatie van authenticiteit en de definitie en eventuele toelaatbaarheid van reconstructies. Inmiddels is het ideaal van historische ‘waarachtigheid’ voor de instandhoudingspraktijk van monumenten aan het vervagen onder druk van cul-tuurtoerisme, politiek en exploitatie, getuige bijvoorbeeld de nieuwe inrichting
Figuur 2
Het herbouwde Rietveldpaviljoen te Otterlo uit 1965 kort voor de afbraak; duidelijk zijn de verschillende kleurtoepassingen zichtbaar. Foto Marieke Kuipers, 2009.
11
van het Rembrandthuis in Amsterdam die een ‘authentieke sfeer’ wil uitstralen. Het lijkt erop dat naast de Riegliaanse Modern Cult of Monuments langzaam maar zeker een Cult of Modern Replicas opkomt, die het streven naar een aan-trekkelijke beeldwaarde van (re)constructies rechtvaardigt met een beroep op historisch onderzoek en hedendaagse aanpassing. In het huidige tijdperk van beleveniseconomie en virtual reality wordt het belang van de bronwaarde van het fysieke monument meer en meer overvleugeld door de ‘beleveniswaarde’ die een object heeft voor een consument. Welkom in Disneyland. Leve de nep? In onze zoektocht naar authenticiteit zijn de economen James Gillmore en Joseph Pine nu een goede gids. Zij introduceren een oplopende schaal van authenticiteit en echtheid door verschillende combinaties van nep en echt. Het laagst staat de Imitatie (fake-fake), in het midden Repro (real-fake) en Retro (fake-real). Het hoog-ste blijft de originele authenticiteit (real-real).[2] Deze indeling kan helpen bij de
beoordeling van de recente Mo-Mo-reconstructies op de mate van authenticiteit. Eerlijke nep bestaat niet, maar namaak kan soms wel integer zijn.
Marieke Kuipers is Hoogleraar Cultureel Erfgoed bij ®MIT, Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft en senior-specialist jongere bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Tevens is zij vice-voorzitter van de International Specialist Committee on Registers van DOCOMOMO.
noten
[1] Buttlar, Adrian von, Dolff-Bonekämper, Gabi, Falser, Michael S., Hubel, Achim en Mörsch, Georg, Denkmalpflege statt Atrappenkult. Gegen die Rekonstruktion von Baudenkmälern – eine Anthologie, Berlijn/Basel 2011.
[2] Gillmore, James en Pine, Joseph, Authenticity, what consumers really want, Boston 2007, schema p. 230.
Figuur 3
Het herbouwde Sonsbeekpaviloen van Aldo van Eyck in het Beeldenpark te Otterlo met ander dak en andere doch originele sculpturen (uit het museumdepot). Foto Marieke Kuipers 2010.