• Nie Znaleziono Wyników

Zelfbouw in Rotterdam: Evaluatie van zelfwerkzaamheidsprojekten in de premie-A-koopsektor in de Rotterdamse wijken Zevenkamp en Beverwaard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zelfbouw in Rotterdam: Evaluatie van zelfwerkzaamheidsprojekten in de premie-A-koopsektor in de Rotterdamse wijken Zevenkamp en Beverwaard"

Copied!
236
0
0

Pełen tekst

(1)

TU VRIJE BELEIDSRUIMTE-ONDERZOEK 'ZELFWERKZAAMHEID IN DE WONINGBOUW' working paper 5

ZELFBOUW IN ROTTERDAM

evaluatie van zelfwerkzaamheidsprojekten in de premie-A-koopsektor in de Rotter-damse wijken Zevenkamp en Beverwaard prof. dr ir H. Priemus

ir J.H.M. van Bokhoven ir P. Groetelaers

ot6

Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB)

Technische Universiteit Delft Delft 1989

15

Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 eN Delft tel. 015-783254 Bibliotheek TU Delft

111111l1li111

C 1867543

(2)

Delftse Universitaire Pers 5tevinweg 1 2628

eN

Delft telefoon 015-783254 ISBN 90-6275-580-1 / CIP NUGI655

Copyright 1989 by prof. dr ir H. Priem us, ir J.H.M. van Bokhoven en ir P. Groetelaers.

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the pub-lisher, Delft University Press, Delft, The Netherlands.

(3)

INHOUD PAG. 1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 2. INITIATIEF 5 2.1. Inleiding 5 2.2. Achtergronden en ontwikkelingen 5 2.3. Doelen en uitgangspunten 7

2.4. De gemeente als initiatiefnemer 8

2.5. Slotbeschouw ing 9 3. LOKATIES 11 3.1. Inleiding 11 3.2. Grondverwerving in Zevenkamp 14 3.3. Grondverwerving in Beverwaard en verdere lokaties 16 3.4. Stedebouwkundige inpassing 18 3.5. Slotbeschouwing 21 4. ONTWERP 23 4.1. Inleiding 23

4.2. Plattegronden van de verschillende

woningtypen 23

4.3. Technische omschrijving 28

4.4. Geringe invloed van de bewoners op

het ontwerp 34

4.5. Slotbeschouwing 37

5. BEWONERS: SELEKTIE, KENMERKEN,

HANDIGHEID 39

5.1. Inleiding 39

5.2. Selektie van bewoners 40

5.3. Bewoners: kenmerken en motieven 41

5.4. Handigheid 45 5.5. Slotbeschouwing 55 6. ORGANISATIE 57 6.1. Inleiding 57 6.2. Bouwteam 57 6.3. Bewoners 59 6.4. Knelpunten in de organisatie 62

6.4.1. De gemeente als opdrachtgever 63

6.4.2. Kommunikatie tussen bouwteam

en bewoners 64

6.4.3. Koördinatie op de bouwplaats 65

6.5. Voorlichting over het zelfbouwprojekt 67

(4)

7. TIMMERFABRIEK EN OVERIGE ONDER-AANNEMERS

7.1. Inleiding

7.2. Timmerfabriek

7.3. Hoeveelheid en kwaliteit van het bouwmateriaal

7.4. Overige onderaannemers 7.5. Slotbeschouwing

8. OPZET VAN DE UITVOERING

8.1. Inleiding

8.2. Verdeling van taken tussen vakman en zelfbouwer

8.3. Samenwerking tussen bewoners 8.4. Instruktie en begeleiding 8.5. Slotbeschouwing 9. UITVOERING 9.1. Inleiding 9.2. Zelfbouw en assistentie 9.3. Tijdsbeslag 9.4-. Variaties op de standaard 9.5. Kwetsuren en werkbelasting 9.6. Plussen en minnèn

9.7. Bezwaren van de vakbeweging 9.8. Slotbeschouwing

10. RESULTAAT

10.1. Inleiding

10.2. Woonsatisfaktie

10.3. Van bouwen naar verbouwen 10.4. Stichtingskosten en woonlasten 10.5. Slotbeschouwing 11. SAMENVATTING EN KONKLUSIES Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage ".

Stockholm als voorbeeld

Technische omschrijving (36

houtskelet-zelf-bouw-woningen te Rotterdam, deelplan 5 Beverwaard)

Brief B&W Rotterdam aan de Gemeenteraad d.d. 28.10.1981

over het zelfbouwprojekt houtskeletbouw Zevenkamp

Artikel 'Het Vrije Volk', 28 mei 1984 Zelfbouwwoningen Zevenkamp in de condensproblemen 71 71 71 74-75

76

77 77 77 82 85 88 89 89 89 90 94-95 95 103 107

111

111

111

115

115

122 125 133 137 143 llj.5

(5)

Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Enquêteformulier bewonersenquête Tabellen bewonersenquête Literatuur 147 171 229

(6)
(7)

1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

In het kader van het zgn. vrije-beleidsruimte-onderzoek van de TU Delft "Zelfwerkzaamheid in de woningbouw" is nagegaan welke ervaringen zijn opgedaan met een aantal spektakulaire zelfbouwprojekten die in de eerste helft van de jaren tachtig in Rotterdam tot stand zijn gebracht. Het betreft projekten koopwoningen die werden gebouwd in een periode dat de hypo-theekrente 11

à

12% bedroeg: een rekordhoogte voor die jaren. Het bijzon-dere van deze in de premiekoop-A-sektor gerealiseerde woningen is dat zij

- op enkele gespecialiseerde aktiviteiten na - bijna geheel door de bewoners zelf zijn gerealiseerd. Daarvoor werden een bouwmethode en een woonvorm toegepast die het de doe-het-zelvers niet moeilijker maakten dan nodig was: 64 patio-bungalows, uitgevoerd in houtskeletbouw. Niettemin mogen de Rotterdamse projekten worden beschouwd als het meest vèrgaande ex-periment met zelfwerkzaamheid in de nieuwbouw van woningen op deze schaal van na de Tweede Wereldoorlog.

In dit rapport staan twee projekten centraal, die vlak na elkaar zijn uit-gevoerd, grotendeels volgens de zelfde opzet: 28 woningen in de wijk Ze-venkamp en 36 woningen in de wijk Beverwaard. Doel van het onderzoek is om na te gaan, hoe deze "extreme" vorm van zelfwerkzaamheid is opgezet en welke ervaringen daarmee in de praktijk zijn opgedaan. Wordt hiermee een nieuwe trend ingezet, die op veel grotere schaal navolging verdient, of zijn de ervaringen dermate teleurstellend dat van de inschakeling van zelf-werkzame bewoners geheel zou moeten afgezien? Of is ook hier een gulden middenweg te bewandelen?

Deze overkoepelende probleemstelling, waarmee weinig of geen theoreti-sche pretenties worden nagestreefd, vormt de basis voor een aantal onder-zoeksvragen die achtereenvolgens in deze publikatie aan de orde komen. De opsomming ervan vormt tevens een beknopte inhoudsopgave van deze rap-portage.

In hoofdstuk 2 belichten wij de achtergronden van het initiatief, dat heeft geleid tot de zelfbouwprojekten. Ingegaan zal worden op de doelen en uit-gangspunten, die van kracht waren. Duidelijk zal worden dat de Dienst Volkshuisvesting, in de persoon van het toenmalige hoofd van de afdeling Nieuwbouw, ir. F. Boekhorst, de drijvende kracht is geweest achter het ini-tiatief. Op de rol van de gemeente bij het projekt zal afzonderlijk worden ingegaan.

Hoe de lokaties van de zelfbouwprojekten werden bepaald, en hoe de grond-verwerving in Zevenkamp en Beverwaard verliep, wordt in hoofdstuk 3 be-sproken. Aandacht wordt besteed aan de (niet geheel vlekkeloze) wijze waarop de bungalowprojekten zijn ingepast in een stedebouwkundige opzet, die niet zozeer op deze woonvorm was ingesteld.

(8)

vraag vormt de kern van hoofdstuk 4, waarin ook de technische omschrij-ving zal worden gepresenteerd. Welke rol speelden de bewoners bij het ont-werp? Men zou verwachten dat juist bij een zelfbouwprojekt de inbreng van bewoners groot is. Dat geldt echter niet voor de Rotterdamse zelfbouwpro-jekten, waar het ontwerp door de architekt is gemaakt zonder inbreng van de bewoners. Op dit opmerkelijke verschijnsel gaan we in hoofdstuk 4 af-zonderlijk in.

In een zelfbouwprojekt draait per definitie veel om de bewoners. Hoe wer-den de bewoners voor de projekten geselekteerd? Wat waren de kenmerken van de bewoners en hoe bedreven waren zij op het terrein van zelfwerk-zaamheid? Welke motieven noemen bewoners om deel te nemen aan het zelfbouwprojekt? Hoofdstuk 5 gaat in op de hier geformuleerde onderzoeks-vragen.

Een essentiële kant van zelfbouw is de organisatie van het geheel: het cen-trale thema van hoofdstuk 6. Hoe is de organisatie tijdens de uitvoering vormgegeven? Hoe werd het bouwteam samengesteld, en welke rol speelden de bewoners? Welke organisatorische knelptmten traden er op? Bij de be-spreking van deze laatste vraag wordt meer speciaal ingegaan op de ge-meente als opdrachtgever, de kommunikatie tussen bouwteam en bewoners, en de koördinatie op de bouwplaats.

Een belangrijke rol werd gespeeld door de timmerfabriek, die de houtske-let-konstruktie heeft geprefabriceerd. In hoofdstuk 7 wordt de rol van de

timmerfabriek en overige onderaannemers belicht. Ook aan de hoeveelheid en de kwaliteit van het bouwmateriaal wordt in hoofdstuk 7 aandacht be-steed.

Hoe was de uitvoering van het zelfbouwprojekt opgezet? Hoe waren de ta-ken tussen vakman en zelfbouwer verdeeld, en hoe verliep de samenwerking tussen bewoners? Deze onderzoeksvragen worden besproken in hoofdstuk 8, waarin ook wordt stilgestaan bij de instruktie en begeleiding van de zelf-bouwers.

De uitvoering zelf wordt in hoofdstuk 9 behandeld. In hoeverre kregen de zelfbouwers assistentie? Hoeveel tijd nam de zelfbouw in beslag? Welke variaties brachten de bewoners aan op het standaard-ontwerp? Welke plus-sen en minnen van het zelfbouwprojekt noemen de bewoners? Tenslotte wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de bezwaren van de vakbeweging tegen het zelfbouwprojekt en de aktieve rol van de gemeente daarbij.

Tot welk resultaat heeft het zelfbouwprojekt geleid? Hoe tevreden of 0n-tevreden zijn de bewoners en in hoeverre hebben de bewoners plannen om het gereedgekomen huis alweer te verbouwen? Hoe staat het tenslotte met de stichtingskosten en de woonlasten? Op deze vragen gaat hoofdstuk 10 in. Hoofdstuk 11 bevat een samenvatting en een aantal konklusies.

Het onderzoek is gebaseerd op een schriftelijke enquête onder de zelfbou-wers, een half tot één jaar na de oplevering van de woningen. De response van dit uitvoerige onderzoek was zeer hoog. Voorts zijn gesprekken gevoerd met alle centrale betrokkenen, zoals gemeente-ambtenaren, de architekt, en de verantwoordelijke medewerker van de timmerfabriek. Voorts werden (voor zover bekend) alle relevante dokumenten (zoals verslagen van bewo-nersvergaderingen, schriftelijke bewonersinstrukties, tekeningen etc.) ver-zameld en geanalyseerd.

(9)

Het onderzoek is opgezet door de drie auteurs gezamenlijk en in eerste in-stantie door Van Bokhoven uitgevoerd onder leiding van Priemus. Toen het verslag gedeeltelijk gereed was, veranderde Van Bokhoven van betrekking. Hierdoor werd de voortgang van het onderzoek tijdelijk onderbroken. Prie-mus rondde het onderzoek af en paste de beschikbare tekstfragmenten in een nieuw geheel in. Daarbij verleende Groetelaers belangrijke assistentie. Hij verzorgde de produktie van het rapport en zag toe op de lay-out. De tekstverwerking werd verzorgd door mw. I. Groeneveld en mw. J. van den Bos. De foto's werden gemaakt door de Fotografische Dienst van de Fakul-teit der Bouwkunde van de TU Delft.

Wij danken allen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze studie. Een speciaal woord van dank is op zijn plaats aan het adres van de bewoners die na de uitzonderlijke inspanningen op het terrein van de zelf-bouw, veel energie hebben geïnvesteerd in het sekuur invullen van de en-quêteformulieren. Ook de centrale betrokkenen, die ons uitvoerig hebben geïnformeerd, zijn wij zeer erkentelijk voor hun medewerking.

(10)
(11)

2. HET INITIATIEF

2.1. Inleiding

Het initiatief tot de bouw van zelfbouwwoningen in Rotterdam is genomen door de gemeente zelf. De formele aftrap werd gegeven door de toenmalige wethouder van Financiën, Kunstzaken en Integraal Bestuur, P.O. Vermeu-len. In mei 1981 diende hij als voorzitter van de werkgroep Innovatie een verzoek in bij het Dagelijks Bestuur van de deelgemeente Prins Alexander om mee te werken aan een zelfbouwprojekt. Het verzoek betrof het be-schikbaar stellen van een lokatie en werd gedaan in de vorm van een kon-kreet voorstel.

Aan dit voorstel zijn de gegevens ontleend die de basis vormen van dit hoofdstuk. Allereerst gaan we in paragraaf 2.2. in op de achtergronden van het initiatief. Twee belangrijke initiatiefnemers komen aan het woord en de hoofdlijnen van hun voorstel worden weergegeven. Aansluitend wordt inge-gaan op de ontwikkelingen die hebben geleid tot het definitieve besluit om als gemeente een zelfbouwprojekt te initiëren. De doelen en uitgangspunten die in het voorstel zijn genoemd, komen aan de orde in paragraaf 2.3. De vraag waarom de gemeente optrad als initiatiefnemer, wordt besproken in paragraaf 2.4.; we sluiten af met enkele konklusies.

2.2. Achtergronden en ontwikkelingen

De ontwikkeling, die in Rotterdam in enkele jaren heeft geleid tot de rea-lisatie van meer dan 100 zelfbouwwoningen, vindt zijn oorsprong in ver-schillende gebeurtenissen, plaatsen en personen. De rol die het toenmalige hoofd van de afdeling nieuwbouw van de dienst Volkshuisvesting ir. F. Boek-horst, heeft gespeeld, is van doorslaggevende betekenis. Boekhorst kan ge-zien worden als de drijvende kracht achter de Rotterdamse zelfbouwexperi-menten.

Boekhorst ziet steeds meer mensen neigen tot zelfwerkzaamheid. Hij wijst op bekende oorzaken als toegenomen vrije tijd, de moeite die je moet doen om aan een vakman te komen en het slordige werk dat in zo'n geval vaak toch wordt geleverd. Daarnaast kunnen sommige behoeften nauwelijks wor-den bevredigd door louter te consumeren. Ze vragen om een kreatieve daad: dat geldt met name voor het wonen. Boekhorst vindt veel van zijn ideeën terug in "The third wave" van Alvin Toffler. Deze introduceert het begrip prosument, d.i. de consument die in zijn toenemende vrije tijd voor zichzelf produceert. Volgens Toffler neemt de zelfwerkzaamheid toe, omdat de kos-ten van handwerk stijgen en die van geautomatiseerde werkzaamheden niet of minder. Deze tendens is ook op de woningmarkt waarneembaar: de

(12)

pro-sument doet zijn intrede op de woningmarkt.

De belangstelling van Boekhorst voor zelfbouw stamt uit de tijd, dat hij een alternatief zocht voor zijn eigen woning. Hij raakte ervan overtuigd dat zelfbouw de enige methode is om redelijk goedkoop aan een woning te ko-men die is afgestemd op de eigen wensen. Hij ontdekte dat zelfbouwen in tal van landen de gewoonste zaak van de wereld is. Boekhorst: "In Canada en de Verenigde Staten van Amerika zijn grote supermarkten speciaal voor zelfbouwers, waar je komplete, in handzame onderdelen geprefabriceerde, woningen kunt kopen".

Bij de voorbereiding van die persoonlijke zelfbouwplannen werd gekeken naar de bouwmethode die men bij zelfbouw zou kunnen gebruiken. De aan-dacht werd daarbij gevestigd op houtskeletbouw: deze methode leek uiter-mate geschikt voor zelfbouw. Boekhorst vond steun voor die opvatting bij . M. Crijns, architekt met een bijzondere kennis op het gebied van

houtske-letbouw. Crijns verrichtte in 1980 in opdracht van de dienst Volkshuisves-ting een studie naar de toepassingsmogelijkheden van houtskeletbouw in Rotterdam, hetgeen resulteerde in het rapport "Hout, houtbouw, houtske-letbouw, groen dak". Een van de aanbevelingen uit dit rapport luidde (Volks-huisvesting Rotterdam, 1981, p. 31): "Door de eenvoudige droge konstruk-tie, de snelle montage, de lichte eenvoudig te bewerken materialen en het eenvoudige gereedschap dat nodig is, leent houtskeletbouw zich bij uitstek voor zelfbouw" •

Crijns had in 1980 samen met H.J. Meilink een adviesbureau. Dit bureau Zon was gevestigd in Eindhoven en was gespecialiseerd in energie-adviezen. Een groot deel van de opdrachten ontving het bureau van de SVEN. Daar-naast werd door het bureau aandacht besteed aan houtskeletbouw. Crijns had in Canada ervaring met deze methode opgedaan.

Zelf bouwen betekende voor Crijns een manier waarop bewoners voor weinig geld een kwalitatief goed huis konden bouwen. De sociale dimensie stond daarbij in zijn ogen centraal: het ging om kollektief verantwoordelijk han-delen. Een zelfbouwprojekt kon iemand zeer direkt konfronteren met de ge-volgen van zijn handelen, wat een eerste vereiste is om ooit tot verant-woordelijk handelen te komen. Dat laatste te bereiken was in de ogen van Crijns het ideaal.

De plannen van Boekhorst om met een aantal vrienden zelf woningen te bouwen gingen niet door vanwege de inzakkende bouwmarkt en de proble-men die daaruit voortvloeiden met de verkoop van de oude woning. De aan-trekkelijkheid van het zelfbouwen stond echter vast en dus werd besloten de ideeën binnen de dienst Volkshuisvesting te Rotterdam verder uit te werken voor mensen met de laagste inkomens.

Daartoe werd gebruik gemaakt van het ontwerp van een patiobungalow dat eerder, in verband met een ander projekt was gemaakt. Het had een buiten-gewoon positieve indruk achtergelaten: laagbouw, geen heipalen en 60 wo-ningen per ha. In een opzet werd aangegeven wat bij de uitvoering van een aannemer en wat van de bewoner verwacht mocht worden. De bewoners zouden in elk geval verschoond blijven van zwaar en ingewikkeld werk. De gemeente i.c. de dienst Volkshuisvesting wilde optreden als opdrachtgever tot en met het definitieve ontwerp en als koördinator tijdens de uitvoering.

(13)

Met een begroting die uitkwam op bouwkosten van f 74.430,-- inklusief B.T.W. en honoraria, werden de woonuitgaven berekend voor een belastbaar inkomen van f 28.000,-- per jaar. Men kwam uit op woonuitgaven van

f 207,-- per maand in het eerste jaar (1). Voor de daarop volgende jaren was een stijging van 6%, d.i. ongeveer f 150,-- per jaar, voorzien.

De vele gesprekken die Boekhorst op basis van dit voorstel in de loop van 1980 met diverse ambtelijke kom missies heeft gevoerd, leidden aanvanke-lijk niet tot een konkreet resultaat. Men geloofde er eenvoudig niet in. In november 1980 werden de plannen voorgelegd aan de werkgroep Innovatie. De werkgroep Innovatie hield zich vanuit een technische achtergrond inten-sief bezig met de problematiek van de stijgende woonlasten. Er werd met name gezocht naar mogelijkheden om de stichtingskosten terug te dringen. De vraag naar relatief dure woningen, zowel koop als huur, was aanzienlijk afgenomen met als gevolg een stagnatie in de nieuwbouw. Nieuwbouw was echter een voorwaarde om de nog altijd grote woningnood te kunnen aan-pakken. Om die nieuwbouw betaalbaar te maken werd gezocht naar alterna-tieve bouw- en exploitatie methoden. In dat kader werden door de werk-groep Innovatie voorstellen gedaan in de vorm van proefprojekten.

De werkgroep Innovatie die vorm moest geven aan een aktief experimen-ten-beleid van de gemeente, heeft als katalysator gewerkt in de verdere ontwikkeling van het zelfbouw-initiatief.

Vermeulen, de voorzitter van de werkgroep, zag wel wat in het plan, maar drong aan op een betere uitwerking. Boekhorst kreeg nu ondersteuning van het gemeentelijk Grondbedrijf en de dienst Stadsontwikkeling. Enkele maanden later werd, zoals in par. 2.1. reeds vermeld, door Vermeulen na-mens de werkgroep Innovatie een verzoek om grond ingediend bij de deelge-meente Prins Alexander. De deelgedeelge-meente verleende diezelfde maand, mei 1981, de toestemming voor de bouw van een proefprojekt in Zevenkamp. Een dag na het bekend worden van dit besluit stroomden bij de gemeente meer dan 200 aanvragen voor een zelfbouwhuis binnen. Een weg terug was er toen niet meer.

2.3. Doelen en uitgangsptmten

Het belangrijkste doel was verlaging van de woonlasten. Het initiatief ontstond in een tijd dat er grote bezorgdheid bestond over de voortdurende stijging van de woonlasten. Door de hoge rentestand - 11 à 12% in 1980 -trad er zoals bekend een ernstige stagnatie op in de woningmarkt. Het grondbeleid van veel gemeenten en het volkshuisvestingsbeleid kwamen on-der druk te staan. Bij gebrek aan geschikte kandidaten kwamen te veel mensen in een premie-A woning die er wat betreft hun inkomen niet in thuis hoorden. Een zelfbouwprojekt in deze sektor zou de mensen met de laagste inkomens kunnen aantrekken. Uitgangspunt was een maandlast van

+ f 250,--, bij een maximale premie van toen nog f 10.900,-- en een lineaire aflossing van het hypotheekbedrag, zodat de premie-afbraak grotendeels door de vermindering van de rentelast zou worden gekompenseerd.

Extra satisfaktie voor de toekomstige bewoners was de tweede doelstelling die in het voorstel van de werkgroep Innovatie werd genoemd. Dat bij

(14)

be-woners de behoefte bestond hun woning naar eigen inzicht in te delen en af te werken, behoefde volgens de werkgroep geen betoog. Het middel dat· daarvoor in de jaren zeventig was ontwikkeld, inspraak, gaf de bewoners vaak onvoldoende mogelijkheden. Zelfbouwen kon die speelruimte vergro-ten, omdat direkt vorm gegeven kon worden aan de eigen woonwensen zon-der dat dit noodzakelijkerwijs tot extra kosten zou leiden. In plaats van inspraak zou een "echt stuk verantwoordelijkheid" aan de bewoners worden gegeven.

Daarnaast werden de volgende positieve bijkomende effekten verwacht: - als de mensen de ruimte zou worden geboden om

zelfverantwoordelijk-heid te dragen voor de opbouw van hun huis en buurtgemeensthap, dan zouden de gemeenschappelijke belangen naar verwachting zorgen voor in-tensieve en bijzonder positieve sociale kontakten;

- gegeven de zorgvuldigheid waarmee zelfbouwers te werk zouden gaan, mocht worden verwacht dat de kwaliteit van de woning bijzonder hoog zou zijn. Het onderhoud zou met diezelfde aandacht uitgevoerd worden, zodat ook voor de toekomst een hoge kwaliteit verzekerd zou zijn.

Twee belangrijke uitgangspunten lagen bij het maken van het voorstel vast: - de bouwtijd moest redelijk kort zijn. Zelfbouwers kenden aUeen s'avonds

en in het weekeinde aan de slag. Ze waren afhankelijk van daglicht en goed weer, dus moesten de woningen wind- en waterdicht zijn voor de herfst begon. Een te lange bouwtijd zou kunnen leiden tot inzinkingen en afvaIlers onder de deelnemers;

- er mochten geen bijzondere eisen gesteld worden aan de handigheid of deskundigheid van de zelfbouwers. Iedereen die echt wilde en voldeed aan de eisen in verband met premie, woonvergunning, enz., moest kunnen

meedoen. .

De verwachtingen die de initiatiefnemers bij het zelfbouwprojekt hadden, zijn voor een deel ontleend aan ervaringen die elders met zelfbouwprojek-ten waren opgedaan. Een belangrijk voorbeeld kwam uit Stockholm waar ook door de gemeente zelfbouw werd georganiseerd. Men bereikte er een produktie van circa 700 woningen per jaar mee en de belangsteIIing was zo groot, dat er een wachtlijst van 10.000 mensen bestond. Bij de uitwerking van de zelfbouwopzet hebben de initiatiefnemers een bezoek gebracht aan Stockholm om zich van de gang van zaken op de hoogte te stellen.

2.4. De gemeente als initiatiefnemer

In ons land wordt slechts een klein aantal huizen door bewoners zelf ge-bouwd. Onbekendheid met de relatief geschikte houtskeletbouwmethode is daarbij niet de voornaamste reden. Belangrijker is volgens Boekhorst dat het voor leken nagenoeg onmogelijk is de procedures ter verkrijging van de noodzakelijke vergunningen te doorlopen.

Verder noemt hij bij de eerste opzet van de zelfbouwplannen de in ons land hoge grondprijs als belemmering voor een zelfbouwinitiatief: "Zelfbouwers zuIlen in het algemeen niet tot die inkomensklasse behoren die gemakkelijk een stuk grond kunnen aanschaffen c.q~ voorfinancieren met alle risiko's

(15)

van dien (bijvoorbeeld het uitblijven van een vergunning)".

En: "In een land waar de zelfbouwmethode ongebruikelijk is, zal de finan-ciering doorgaans veel problemen opleveren". Dit effekt zal nog eens wor-den versterkt, als wordt gekozen voor houtskeletbouw , een bouwmethode die in ons land zeker nog niet ingeburgerd is.

De gemeente kan deze barrières voor een groot deel opheffen door het vol-gende pakket maatregelen. De gemeente zal:

- zelf de koördinatie ter hand nemen om het papieren proces te trekken. De ontwikkeling van het bouwplan en de daarbij noodzakelijke voorfinan-ciering neemt de gemeente voor haar rekening;

- de grond beschikbaar stellen. Een gemeenschappelijke aanpak maakt het mogelijk om de woningen te realiseren in de premie-A koopsektor;

- een centrale financiering met gemeentegarantie verzorgen.

Zelfbouwen wordt voor velen toegankelijker, als de gemeente zich bereid verklaart een aantal taken op zich te nemen. Er is echter een hemelsbreed verschil tussen het aanbod om het papieren proces te trekken en het aan-bieden van een kant en klaar plan waartegen de zelfbouwers ja of nee kun-nen zeggen. De opzet die de gemeente voor ogen staat, biedt een optimum aan snelheid en zekerheid; de keerzijde van de medaille is voor de bewoners het verlies aan vrijheid en verantwoordelijkheid.

Zodra de eerste, bij een proefprojekt zeker onvermijdelijke, tegenslagen zich voordoen, tekenen de gevolgen zich af van de geringe betrokkenheid van de bewoners. Men stelt de gemeente zonder meer verantwoordelijk en eist dat de zaken geregeld worden. De zekerheden van de bewoners zijn de lasten van het gemeentelijk apparaat geworden; waar de gemeente die las-ten niet kan of wil dragen, kan de zaak uit de hand lopen.

2.5. Slotbeschouwing

Het enthousiasme van één man is van doorslaggevende betekenis geweest voor de start van de Rotterdamse zelfbouwprojekten. Toch kan niet zonder meer worden gesproken van één initiatiefnemer. Zonder de ambtelijke on-dersteuning zou het vermoedelijk bij een idee gebleven zijn; zonder de me-dewerking van de werkgroep Innovatie zou het plan niet van de grond zijn gekomen. In die zin kan het proefprojekt dan ook gezien worden

als

het re-sultaat van een innovatief beleid van de gemeente Rotterdam, die een werkgroep instelt om ideeën als deze op te pakken.

Het is niet bekend of de werkgroep ook ideeën van "gewone" burgers onder-zocht en ondersteunde. Het Rotterdamse zelfbouwprojekt is in elk geval zonder de bewoners. van start gegaan. Is daarmee de kiem gelegd voor de problemen die later met betrekking tot de betrokkenheid van de bewoners ontstaan? De vraag wie de eerste stap zet, behoeft overigens niet wezenlijk van belang te zijn: een initiatief heeft pas een kans van slagen, als het zowel bij de overheid als bij de bewoners weerklank vindt. Dat laatste was zeker het geval getuige de enthousiaste reakties van zoveel gegadigden, zodra bekend werd dat er in Zevenkamp door bewoners zelf gebouwd kon worden.

(16)

Dat zoveel enthousiaste burgers niet zelf met een initiatief komen, wijt Boekhorst op de eerste plaats aan de langdurige en onzekere procedures. Ze zijn ook voor de gemeente een last die nauwelijks kan worden opgebracht. Boekhorst schrijft hierover in het initiatief-voorstel:

"Als het proefprojekt lukt en er een redelijke bouwstroom zal ontstaan, is de vraag of de gemeente de voorbereiding in eigen handen moet blijven houden, gezien de arbeidsintensieve taken die eraan vastzitten. Gedacht kan worden aan het oprichten van een Stichting ( ••• ) die zal optreden als initiatiefnemer" •

NOOT BIJ HOOFDSTUK 2

(1) De gemaakte woonlasten-berekening bij een belastbaar inkomen van

f 28.000,-- per jaar.

• extra belasting als gevolg van premie en huurwaarde • erfpachtrente 8%

• hypotheekrente 11 %

• aflossing (lineair)

Totaal woonlasten zonder premie • premie 1 e jaar Woonlasten na aftrekpremie per maand: f 2.485,-- : 12 = f 207,--. f 810,--f 1.325,--f 8.250,--f 3.000,--f 13.385,--f 10.900,--f

(17)

2.485,--3. LOKATIES

3.1. Inleiding

De eerste proefprojekten met zelfbouwwoningen zijn gebouwd in twee nieu-we woongebieden aan de rand van Rotterdam: Zevenkamp in de noord-oost-hoek op een afstand van circa 10 km van het centrum van de stad, en

Be-verwaard even ten zuid-oosten van de Van Brienenoordbrug.

-Zevenkamp valt bestuurlijk onder de deelgemeente Prins Alexander (1) en ligt in de Prins Alexanderpolder, de diepst gelegen polder van Nederland. Het polderlandschap werd in de jaren zeventig door woningbouw op grote schaal verdrongen. In 1983 had Prins Alexanderpolder 60.000 inwoners. In maart 1979 ging in Zevenkamp de eerste paal de grond in. Elk jaar wer-den er ongeveer 1000 woningen gebouwd. Met de 7200 woningen die er wa-ren gepland zou de wijk in 1986 voltooid zijn. Hoewel men de grond had op-gespoten en er dus weinig overbleef van het historisch karakter, bepaalden water en groen nog steeds het gezicht van de wijk. Zo wordt de wijk in tweeën gedeeld door de van oost naar west lopende Ommoordse Tocht, die een belangrijk onderdeel vormt van de waterhuishouding in het gebied. Loodrecht daarop werd een groene as geprojekteerd, die bestaat uit een an-derhalve meter hoge aarden wal waarmee diverse buurtparkjes worden ver-bonden. Zevenkamp werd op deze wijze verdeeld in vier deelgebieden plus een centrum. In het najaar van 1979 begon men met de uitvoering van de deelplannen 1 en 3, beide ten zuiden van de Ommoordse Tocht. In het derde deelplan werd het eerste zelfbouwprojekt gebouwd van 28 woningen (afb.

3.1.). '

Beverwaard ligt in de polder IJsselmonde. Het was niet nodig om dit gebied op te hogen, zodat gebruik gemaakt kon worden van de bestaande waterwe-gen en beplanting. Sloten werden omgevormd tot singels. Een gracht deelde de wijk in tweeën en markeerde zo de plaats van het centrumgebied.

Men begon in 1978 met de bouw van woningen in het noord-oostelijk gele-gen deel van de wijk. In totaal zouden er 5.000 woningele-gen met bijbehorende voorzieningen komen. Ongeveer driekwart van de woningen kreeg een eigen tuin. De huizen werden steeds met de tuinen tegen elkaar gesitueerd. De van noord naar zuid lopende singels verdelen de wijk in vijf deelplannen. Het zelfbouwprojekt werd gebouwd in het vijfde deelplan. Binnen een min of meer op zichzelf staand gebied, omsloten door een windsingel, was ruim-te voor een bibliotheek, een school en 36 zelfbouwwoningen (afb. 3.2.). In april 1982 is men begonnen met de bouw van het proefprojekt in Zeven-kamp, 5 maanden later volgde Beverwaard. De beide projekten vertonen wat betreft ontwerp en uitvoering een sterke overeenkomst. De

(18)

zelfbouw-Zevenkamp

>

...

0-•

1. Sneltram halte Nieuw Verlaat

\.1.1 2. Sneltramhalte Ambachtsland

3. Snellramhalle De Tochlen

-4. Westelijk winkelcentrum • 5. Hoofd winkelcentrum 6. Oostelijk winkelcentrum 7. Tijdelijke buurtwinkel 8. Medisch centrum 0 9. Sporthal en zwembad 10. Wijkaccomodatie ti 11. Kinderdagverblijf E 12. Gezinsvervangend tehuis

13. Buurthuis met peuterspeelzaal

...

...

14. Bejaardenhuis ~ 15. Geriatische kliniek

~

16. Psychiatrische polikliniek 17. Kerk 18. Basisschool < 19. Voortgezet onderwijs

~

20. Sportvelden 21. Benzinestation 22. Wollefoppenpark 23. Volkstuinen 3 24. Noordelijk wijkpark "0 25. Zuidelijk wijkpark 'O. 26. Gereserveerd voor motel

5' 27. Bedrijven 28. Jongerencentrum ~ - - - - - Ontsluitingsweg • • • • • Sneltramtracee

O.

D

= nog niet uitgewerkte

.,

bouwplannen

[

• = in aanbouw of bouwplannen

die in de komende jaren ::r gerealiseerd zulten worden

ti r+

• = gerealiseerde bouw

~

~

g

C

~

0

--.

ti ~ •

(19)

-,

,

Afb. 3.2. De wijk Beverwaard; in de cirkel het zelfbouwprojekt.

21

Richting Oud Ut.seImonde enBri~brug • - ".

8everwaard

1. Winkelcentrum

2. Tijdelijke winkels (in bedrijfsruimte) 3. Gezondheidscentrum (tijdelijk)

4. Reservering voor gezondheidscentrum 5. Wijkaccommodatie met peuterspeelzaal

6. Peuterspeelzaal

7. Jeugdhonk

8. Reservering voor bibliotheek

, 9. Bejaarden-service flat 10. Openbare basisschool

11. PC/RK basisschool met peuterspeelzaal

12. Noodschool/reservering voor PC-school

13. Buurtpark

14. Wijkpark

15. Noordwestelijk groengebied

16. Avonturenspeelplaats 17. Reservering voor schooltuinen

18. Reservering voor nutstuinen

19. Reservering voor deeldijk 20. Begraafplaats

21. Jachthaven 22. Korfbalveld

23. Reservering voor voetbalvelden

24. Reservering voor volkstuinen 25. Bedrijfsruimten onder woningen

26. NAM-lokatie 27. Gasunie

28. Garage met benzinestation

Toekomstige busroute Westnederland met halte

Fiets- en voetverbinding

Toegangsweg

••••••• Tracee tramlijn met halte

= nog niet uitgewerkte

bouwplannen

Nieuwe MIlS

Rijksweg 13

27

(20)

"

projekten die daarna komen, zijn heel anders van opzet. In dit hoofdstuk is dan ook alleen aandacht geschonken aan de lokaties in Zevenkamp en Be-verwaard; de vervolglokaties worden alleen genoemd in een overzicht. In paragraaf 3.2. gaan we in op de grondverwerving in Zevenkamp. De ui-terlijke verschijningsvorm speelt een belangrijke rol bij de besluitvorming rond de eerste lokatie. In paragraaf 3.3. komen de vervolgprojekten aan de orde. De behoefte aan vervolgprojekten is bij de initiatiefnemers bijzonder groot, maar ze stuiten in hun voortvarendheid op weerstanden. In verband met de Beverwaard wordt de aandacht gevestigd op de dalende woning-dichtheid. We sluiten af met een overzicht van de stedebouwkundige plan-nen.

3.2. Grondverwerving in Zevenkamp

In de eerste maanden van 1981 is door de dienst Volkshuisvesting in samen-werking met het Grondbedrijf en de dienst Stadsontwikkeling gezocht naar een geschikte lokatie. De wens om snel een proefprojekt te starten speelde daarbij een belangrijke rol.

In Zevenkamp was extra ruimte vrijgekomen voor de bouw van premie-A-woningen. Het programma ten aanzien van premie-B- en vrije sektor had hier onder invloed van de terugvallende ekonomie een grote achterstand op-gelopen. Om stagnatie in de bouw stroom te voorkomen werd besloten tot herziening van het bestemmingsplan Zevenkamp: plekken welke oorspronke-lijk bedoeld waren voor woningen in de premie-B-sektor, werden door ver-dichting geschikt gemaakt voor de premie-A-sektor. Deze operatie heeft in deelplan 3 een honderdtal kavels extra opgeleverd; het zelfbouwprojekt kan in dit plan op korte termijn gestart worden.

In januari 1981 startte het projektteam Zevenkamp - de ambtelijke spil van de projektorganisatie Zevenkamp die belast is met de ontwikkeling van het bestemmingsplan - met de uitwerking van het derde deelplan. In dit plan worden twee potentiële zelfbouwlokaties aangewezen: lokatie A, gelegen in de nabijheid van de openbare basisschool aan de westrand, en lokatie Baan de oostrand van het deelplan.

Dat in het voorstel van de dienst Stadsontwikkeling twee lokaties zijn opge-nomen, is een gevolg van een verschil van mening dat er bestaat over de in-vloed van het projekt op de omringende woonomgeving.

Volkshuisvesting en Stadsontwikkeling verwachten een positieve invloed. Zij onderstrepen het laagbouwkarakter , en de groene verschijningsvorm (be-groeide patio's en speciaal gefabriceerde gras- en kruidentegels op het dak voor de isolatie). Het Grondbedrijf daarentegen voorziet een minder posi-tieve invloed; dit bedrijf is van mening dat de bouwvorm en de te gebruiken materialen "niet borg staan voor een bijdrage aan een wervend woonmilieu" (Agendapunt 5 uit kommissievergadering ROW-N, 25 mei 1981, zie tevens noot 1).

Rondom lokatie A is duurdere premie-B- en vrije-sektorbouw geprojek-teerde Een pluspunt is dat hier in het voorjaar van 1982 zonder veel extra inspanningen van Gemeentewerken met de bouw kan worden begonnen. Lokatie B op verzoek van het Grondbedrijf ingebracht in de besluitvorming

(21)

-ligt te midden van laagbouwwoningen in de woningwetsektor • Deze lokatie kan alleen door extra inspanningen bouwrijp worden gemaakt en zal dan nog lange tijd in een eiland-situatie verkeren, slechts bereikbaar over bouw-wegen.

Op 19 mei 1981 werd het voorstel, de zelfbouwopzet met de beide lokaties, behandeld in het dagelijks bestuur van de Deelgemeente en, zes dagen la-ter, in een openbare vergadering van de raadskommissie van de Deelge-meente voor Ruimtelijke Ordening, Woningbouw-Noord. Er werd uitgebreid beraadslaagd over de beide lokaties. Het was verre van eenvoudig om zich een voorstelling te maken van de verschijningsvorm van het proefprojekt (afb. 3.3.) en de invloed ervan op verkoop- of verhuurbaarheid van de om-ringende woonomgeving.

Het dagelijks bestuur en de kommissie gingen beide akkoord met een proef-projekt op lokatie A. De geïsoleerde ligging van het proef-projekt op lokatie B werd ongewenst geacht. Op 5 juni 1981 werd dit besluit meegedeeld aan de werkgroep Innovatie, die het verzoek, zoals we in hoofdstuk 2 hebben ge-zien, bij de Deelgemeente had ingediend.

De Deelgemeente was niet ongevoelig voor de argumenten die door het Grondbedrijf waren ingebracht. De bezwaren spitsten zich toe op het as-pekt onderhoud. In de brief van 5 juni 1981 van het dagelijks bestuur van de Deelgemeente aan de werkgroep Innovatie worden de bezwaren als volgt samengevat:

Afb. 3.3. Het was verre van eenvoudig om zich een voorstelling te ma-ken van de verschijningsvorm: links de patiobungalows; rechts meer traditionele eengezinsrijenhuizen in Zevenkamp.

(22)

"In meerderheid gaan wij akkoord met de ontwikkeling van een (proef) pro-jekt op een lokatie in deelplan 3 van Zevenkamp, op voorwaarde dat hoge eisen worden gesteld aan de verschijningsvorm en de kwaliteit van de te ge-bruiken materialen. Naar zeggen van de heer F. Boekhorst, lid van uw werkgroep (2) zouden deze onderhoudsarm zijn. Dit zou erop wijzen dat de vrees door een lid van ons bestuur geuit, dat het niet onwaarschijnlijk is dat de woonsatisfaktie van de bewoners van het proefprojekt bij veelvuldige konfrontatie met de vrij hoge onderhoudskosten, snel zal tanen, in de prak-tijk gelogenstraft zal worden".

3.3. Grondverwerving in Beverwaard en verdere lokaties

Al tijdens de besluitvorming in de deelgemeente Prins Alexander werd, met het oog op de mogelijk negatieve invloed op de verkoopbaarheid van de na-bij gelegen duurdere koopwoningen, de mogelijkheid geopperd om de omrin-gende lokaties in aanmerking te laten komen voor uitbreiding van het expe-riment. Dit werd ook met zoveel woorden gezegd in de brief aan de werk-groep Innovatie. Ook bij het Grondbedrijf en de dienst Volkshuisvesting be-stond in verband met de hoge voorbereidingskosten en de overweldigende belangstelling van de Rotterdamse burgers voor het eerste zelfbouwprojekt de behoefte om te komen tot vervolgprojekten. Konkrete stappen hiertoe werden genomen door de dienst Stadsontwikkeling, nadat het kollege van B. en W. in haar goedkeuringsbesluit van 7 september 1981 voor wat betreft de plannen in Zevenkamp, tevens rapportage vroeg over mogelijke vervolglo-katies. In december 1981 werden door Stadsontwikkeling, naast een uitbrei-ding van de al bekende lokatie in Zevenkamp met 8 woningen (in totaal nu 28); de volgende lokaties voorgesteld:

- Zevenkamp, deelplan 2 - Zevenkamp, deelplan 4

- Groot-IJsselmonde, Akkeroord T"z.t. werden plannen ontwikkeld voor: - Beverwaard, deelplan 5 - Zevenkamp, deelplan 1 + 7 patiowoningen + 24 patiowoningen

.:t.

24 patiowoningen

.:t.

40 patiowoningen

.:t.

30 eengezinsrijenhuizen De ontwikkeling van vervolglokaties had een enigszins overhaast karakter. Er was nog geen ervaring opgedaan met het proefprojekt en via allerlei kanalen werd er reeds aan vervolglokaties gewerkt. Dit leidde in december 1981 en de daarop volgende maanden tot problemen.

Het dagelijks bestuur van Prins Alexander maakte bezwaren tegen de voor-gestelde lokatie in Zevenkamp, deelplan 4. Kennelijk was deze lokatie zon-der vooroverleg met de Deelgemeente op de lijst gezet. Het dagelijks be-stuur wees erop dat voorstellen via de geëigende kanalen binnen de pro-jektorganisatie Zevenkamp aan de orde gesteld dienden te worden. Men wil-de bovendien wil-de resultaten van het eerste experimentele projekt afwachten alvorens in te stemmen met vervolgprojekten.

Daarnaast waren er problemen met de twee nieuwe in ontwikkeling zijnde bouwlokaties in Zevenkamp en Beverwaard. Tegen het zelfbouwprojekt in Zevenkamp, deelplan 1, werd bezwaar gemaakt door het Management Team Uitwerking, d.i. een meer op de politieke besluitvorming gericht deel van

(23)

de projektorganisatie Zevenkamp. Zij gaven in februari 1982 te kennen "niet enthousiast te zijn over de getoonde verschijningsvorm" van het zelfbouwprojekt in deelplan 1. Voor dit oorspronkelijk voor de vrije sektor bestemde kavel was door buro Zon een schetsontwerp gemaakt voor 35 pre-mie-A koopwoningen en, boven op een gemeenschappelijke ruimte die be-stemd was voor het hele projekt, 3 premie-A koopwoningen voor kleine huishoudens. Dit projekt, dat in dit rapport verder niet wordt besproken, is in de loop van 1983 in een gewijzigde vorm uitgevoerd.

Het nog in ontwikkeling zijnde projekt in Beverwaard stuitte op verzet van de betrokken stedebouwkundige van de dienst Stadsontwikkeling. De bezwa-ren kwamen erop neer dat patiowoningen een belangrijke achteruitgang in de woning dichtheid tot gevolg hebben.

In Zevenkamp had men dankzij de verdichtingsoperaties uiteindelijk toch een dichtheid van + 60 woningen per ha. weten te bereiken. In de Bever-waard lag dit andërs. Hier werd gezocht naar optimale verkavelingen in verband met een verlies van woningen o.a. door het niet verder realiseren van overdekt parkeren (ekonomische recessie).

Door de stedebouwkundige van de dienst Stadsontwikkeling werden vergelij-kende studies gemaakt naar de verkaveling met eengezinshuizen en met pa-tiowoningen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat patiowoningen stede-bouwkundig gezien kostenverhogend werken:

- de woningdichtheid neemt in belangrijke mate af; van 57 eengezinshuizen naar 40 patiowoningen;

- er is extra infrastruktuur noodzakelijk.

In de brief van december 1981 aan het dagelijks bestuur van de deelge-meente IJsselmonde noemt Stadsontwikkeling het plan op basis van de pa-tiobungalows een "niet voor de hand liggend projekt". De dienst wijst op de mogelijkheid om het projekt op de aangegeven lokatie geheel uit te voeren in een smaller type patiobungalow (gedeeltelijk in twee lagen). Het aantal te situeren woningen loopt dan op van 40 naar 50 stuks. In een apart schrij-ven aan het dagelijks bestuur wordt door Grondbedrijf en Volkshuisvesting de nadruk gelegd op de grote belangstelling die bij het publiek voor de patiowoningen bestaat. En: "Indien een snelle realisering wordt gewenst, zou gebruik moeten worden gemaakt van de nu reeds ontwikkelde en goed-gekeurde patiobungalows".

In een openbare raadsvergadering besluit de deelgemeente Groot-IJssel-monde akkoord te gaan met de door Grondbedrijf en Volkshuisvesting be-pleite uitwerking.

Uiteindelijk zijn er van de genoemde reeks vervolglokaties slechts twee gerealiseerd. Het waren de projekten die al in december 1981 in ontwikke-ling waren genomen, d.w.z. nog vóór dat er gestart, laat staan ervaring opgedaan was met het eerste proefprojekt. In afwijking van de geplande volgorde werd het eerste vervolgprojekt gebouwd in de Beverwaard. Dit projekt kwam in grote lijnen overeen met het eerste proefprojekt; er hoef-de geen nieuw woningtype ontwikkeld te worhoef-den. Dat was wel het geval met het tweede vervolg, dat werd gesitueerd in Zevenkamp. Daarbij werd ook de zelfbouwopzet grondig gewijzigd: een door een aannemer geplaatst

(24)

kasko van een rijenhuis werd door de bewoners afgebouwd. Later werd aan de reeks zelfbouwprojekten een projekt Hoogvliet toegevoegd.

In Rotterdam zijn de volgende zelfbouwprojekten gerealiseerd (de datum heeft betrekking op het slaan van de eerste paaI):

- april 1982: 28 woningen in Zevenkamp deelplan 3

type patiobungalows: 20 4-kamerwoningen

4 5-kamerwoningen 4 6-kamerwoningen stichtingskosten 4-kamerwoning: f 83.000,-- (3)

- sept. 1982: 36 woningen in Beverwaard deelplan 5

type patiobungalows: 1 MIVA-woning

4 3-kamerwoningen 25 4-kamerwoningen 2 5-kamerwoningen 4 6-kamerwoningen stichtingskosten 4-kamerwoning: f 87.000,-- (3)

- maart 1983: 39 woningen in Zevenkamp deelplan 1

type eengezinsrijenhuis: 4 2-kamerwoningen

35 4-kamerwoningen stichtingskosten 4-kamerwoning: f

87.000,--- mei 1985: 18 woningen in Hoogvliet

type: eengezins rijenhuis: 18 4-kamerwoningen

stichtingskosten 4-kamerwoning: ??

3.4. Stedebouwkundige inpassing

Theoretisch gezien zijn de mogelijkheden om met de patiobungalow te schakelen bijzonder groot. In verband met het relatief ongunstige grond-gebruik en grote oppervlak is een dichte pakking gewenst; dit beperkt het aantal mogelijkheden sterk. Bepalend voor de gekozen oplossingen zijn: - de te realiseren bebouwingsdichtheid en bereikbare kavelprijs;

- de woning wordt ontsloten via de patio;

- er moet aansluiting worden gezocht bij het gegeven stedebouwkundige konsept: rechthoekige bouwblokken, die in Zevenkamp een oost-west-oriëntatie en in Beverwaard een noord-zuid richting hebben;

- de oriëntatie op de zon. .

Aanvankelijk omvatte het plan in Zevenkamp 2 bouwblokken van 10 rug-aan-rug patiowoningen. Aan de westzijde, dit is aan de rand van het zuide-lijke wijkpark, werd het plan afgerond door een rijtje eengezinshuizen (afb. 3.4.). Dit gedeelte is later bij het zelfbouwprojekt getrokken. De koppen van het bouwblok, zowel aan de oost- als aan de westzijde, werden stede-bouwkundig afgerond door zelfbouwwoningen in twee bouwlagen. Aanvanke-lijk projekteerde men aan de parkzijde twee blokjes van 6 woningen zonder

(25)

Afb. 3.4.

Afb. 3.5.

Een eerste suggestie voor het zelfbouwprojekt Zevenkamp; aan de kop een rijtje eengezinshuizen.

Het zelfbouwprojekt Zevenkamp in vogelvluchtperspektief; de kopwoningen zijn later anders gemaakt.

(26)

Afb. 3.6. Situatietekening van het projekt Beverwaardj hier was

vol-doende ruimte voor woonstraten met langsparkeren aan

één

zijde.

..-1 :::::: : : : . . . : .

f

t-I I I t-I I

...

I F.' ï I ::::::: : : ~ ~ . : : : ,:,:::: ~

r0-b

: . . : . : : .. . : b

n

::::::: : . : ~ ~ . . . '; : : : : . . ~ : .: :: .. : . :i:i; :] . : : : : : : : : ' : : :::::::: : : : . . . . . . . . : . . . : : .. . ... : . : ~ .. . : : . : : . ' . ' . ' . ti ' : :

(27)

patio (afb. 3.5.). Uiteindelijk zijn hier 4 gedeeltelijk verhoogde patio-woningen plus een ruimte voor stadsverwarming gebouwd, zodat het plan in totaal op 28 woningen komt.

In verband met de inpassing van het projekt in het bestemmingsplan was een artikel 19 procedure noodzakelijk. De bouwhoogte en de centrale ont-sluitingsweg waren in strijd met het bestemmingsplan. Tevens moesten de woningen in de twee bouwblokken aan weerszijde van het plan wat naar achteren worden geschoven. De ruimte tussen de twee blokken patiowonin-gen kwam uit op een breedte van 5.20 meter en werd dus alleen voor voet-gangers toegankelijk gemaakt. Aan de koppen van het bouwblok en langs de straten aan weerszijden werd parkeerruimte gereserveerd.

Het plan in Beverwaard is gebouwd binnen een windsingel. Men kwam uit op drie bouwblokken, I, II en III met respektievelijk 12, 14 en 10 woningen. De beëindiging van een bouwblok kon weer met een extra bouwlaag worden ge-aksentueerd, maar uiteindelijk is dit slechts op 3 plaatsen gebeurd. Blok III vormde al direkt een uitzondering; het zou aan de noordzijde worden afge-sloten met een bibliotheek. Aan de zuidzijde kreeg alleen blok I een wo-ningtype in twee bouwlagen. De blokken II en III werden beëindigd met een kleiner type patiowoning, waarop later een verdieping kon worden gebouwd. Er kon een ruimte van 10.05 meter tussen de bouwblokken worden openge-laten, wat voldoende was voor woonstraat met langsparkeren aan een zijde (afb. 3.6.).

3.5. Slotbeschouwing

De zelfbouwprojekten hadden betrekking op een woonvorm (patiobungalow), die in de toenmalige Rotterdamse uitbreidingsplannen niet was voorzien. Om de (gegeven) woningbouw plannen te kunnen realiseren, moesten de ei-genzinnige patio-verkavelingen in de bestaande stedebouwkundige plannen worden ingepast. Daarbij bleek de gemeente keer op keer bereid om de ste-debouwkundige barrières die opdoemden, te slechten. Gezien de financie-ringssektor waarop werd gemikt - premiekoop A - was een beheerst grond-kostenniveau noodzakelijk. Door de doelstellingen van de zelfbouwprojek-ten, waarbij de nadruk sterk werd gelegd op woonlastenverlaging door zelf-werkzaamheid, werd de noodzaak van een bescheiden grondprijs nog eens benadrukt. Het gevolg is dat gestreefd moest worden naar een zeer dichte pakking. Door de geringe omvang van de projekten had dit geen drama-tische gevolgen. Als er een prijs voor de mooiste stedebouwkundige inte-gratie in de woningbouw zou bestaan, zouden de beide projekten weinig kans maken op eremetaal. De gekozen woonvorm, de patio-bungalow, vloei-de niet logisch voort uit vloei-de gegeven stevloei-debouwkundige kavloei-ders.

(28)

NOTEN BIJ HOOFDSTUK 3

(1) Rotterdam kent deelgemeenten sinds 1 januari 1973. De Maasstad heeft zo'n 580.000 inwoners. Een stad met verschillende wijken, die al-lemaal hun eigen karakter hebben. Om burgers meer bij het bestuur te betrekken werden in 1947 de eerste wijkraden ingesteld. De wijkraden mochten uitsluitend afviseren aan het gemeentebestuur. De meeste wijkraden zijn inmiddels verdwenen; de deelgemeenteraden zijn in haar plaats gekomen. De deelgemeenteraad is een politiek gekozen orgaan en kan beslissingen nemen over o.a.:

• afgeven of weigeren van bouwvergunningen • wijzigen en uitwerken van bestemmingsplannen.

Uit het midden van de deelgemeenteraad wordt een dagelijks bestuur gekozen. De leden van het dagelijks bestuur zijn tevens voorzitter van diverse kom missies die de raad ondersteunen.

De Kommissie Ruimtelijke Ordening, Woningbouw, enz.- Noord (ROW-N) van de deelgemeente Prins Alexander speelt een rol in de besluit-vorming rond de zelfbouwlokatie in Zevenkamp.

(2) Bedoeld werd de werkgroep Innovatie. Boekhorst maakte hiervan overi-gens geen deel uit.

(3) De genoemde stichtingskosten bestaan uit aanneemsom, honoraria, aansluitkosten, legeskosten, bouwrente, overdrachtskosten, verkoop-kosten en B. T. W. (ook over de grond). De grond wordt in erfpacht uit-gegeven. In dit bedrag is geen fiktieve vergoeding voor de zelfbouw-besparing opgenomen.

(29)

4. ONTWERP

4.1. Inleiding

Dat de zelfbouwprojekten zo enthousiast werden ontvangen door het Rot-terdamse publiek, is niet in de laatste plaats te danken aan het ontwerp. Meer dan de helft van de bewoners van de beide projekten noemde de patio-woning het ideale patio-woningtype en voor meer dan 1/5 deel van de bewoners was het verwerven van een laagbouwwoning en in het bijzonder een patio-woning de belangrijkste reden om deel te nemen aan het projekt (tabel 8 van bijlage 6). Voor de initiatiefnemers was het ontwerp een gelukkig ge-kozen vertrekpunt; de patiowoning was niet speciaal voor het zelfbouwpro-jekt ontworpen.

In paragraaf 4.2. gaan we in op de ontwikkelin"g van de plattegronden van de 5 verschillende woningtypen. De patiobungalow wordt daarbij als vertrek-punt genomen. De detaillering van de woning komt aan bod in paragraaf 4.3. In deze paragraaf wordt aandacht gegeven aan het principe van de houtskeletbouw • Aan het eind van de paragraaf werpen wij bij de gekozen detaillering vraagtekens op. In paragraaf 4.4. wordt de invloed van de be-woners op het ontwerp besproken. Die invloed blijkt gering; we geven een beeld van de krachten die daarbij een rol spelen. Wij ronden af met een slotbeschouwing.

4.2. Plattegronden van de verschillende woningtypen

De eerste schetsen van de patiobungalow zijn gemaakt in verband met de plannen om een voormalige vuilnisstortplaats, de Franciscus driehoek, te bebouwen. Men wilde bij de dienst Volkshuisvesting nagaan of er op die plaats kon worden gebouwd zonder paalfundering; heipalen zouden verschil-lende grondwaterstanden met elkaar in kontakt brengen. De plannen zijn niet doorgegaan, omdat er zeer veel vuil in de grond bleek te zitten.

Bij het ontstaan van de zelfbouwplannen greep men terug naar het ontwerp van een patiobungalow, omdat de kostenverwachtingen hiervan - al voordat er sprake was van zelfbouw - erg positief waren. Het was eenvoudig van opzet en bijzonder geschikt om te worden uitgevoerd in houtskeletbouw. De geringe bouwhoogte was in verband met de veiligheid van de zelfbouwer een duidelijk pluspunt.

Uit het oogpunt van energiebesparing leek het een minder gelukkige keuze. De buitenomwanding van de bungalow was 2,8 maal zo groot als het vloer-oppervlak; bij een vergelijkbaar eengezinsrijenhuis zou deze factor slechts 1,7 bedragen. En - in tegenstelling tot de mogelijkheden die houtskeletbouw

(30)

bood aangaande het lichter en dus goedkoper funderen - waren de kosten van de fundering als gevolg van de grotere omtrek belangrijk hoger dan bij een eengezinshuis.

Architekt M. Crijns, die al een rol speelde bij het initiatief, kreeg de opdracht om de plannen verder uit te werken. Om te beginnen moest er snel een bouwtechnische vertaling komen van het schetsje dat er lag, zodat de procedures voor een bouwvergunning en de aanbesteding van start konden gaan. In hoofdzaak kwam het neer op het vinden van een eenvoudige detail-lering. Immers, het moest allemaal door de toekomstige bewoners zelf ge-maakt worden en de kosten mochten in geen geval de geraamde bouwkosten overstijgen.

Mb. 4.1. De plattegrond van de "standaard" patiobungalow, zoals die in de eerste folder voor de bewoners werd gepresenteerd. Daar-naast een perspektief van een kijkje in de patio en het logo dat het projekt meekreeg.

L 1220

...

,

+

tlrr~ f---1O.98---~1 ~ 1'11I~-

\~""

,

,

'. I

'--'

Aan de indeling van het oorspronkelijke ontwerp van de patiobungalow kon weinig worden verbeterd. Het entree-portaal gaf wel wat lange looplijnen in de woonkamer, maar een meer efficiënte plaats in de oksel van de L-vorm zou ten koste gaan van een slaapkamer en betekende zeker ook een verlies aan privacy in de patio. De afmetingen van de kleinste slaapkamers, die in het schetsontwerp nog even groot waren, werden zo gewijzigd dat er een grotere en een allerkleinste plus kastruimte op de gang ontstonden. Door deze kleine verandering nam het aantal verblijfseenheden toe van 3,5 naar 4. Als gevolg van die verhoging werd voor het opp~rvlak van de ber-ging een minimum van 7 vierkante meter vereist. Daartoe werd de berber-ging ongeveer 1 meter langer gemaakt en tegen de wand van de naastliggende woning gebouwd, zodat meer ruimte ontstond bij het entree-portaal. Ten-slotte kreeg de meterkast, en dat is opmerkelijk, een plaats buiten de

(31)

woning onder de overstek nabij de grootste slaapkamer (afb. 4.1.).

De architekt werd voorts gevraagd om woningtypes te ontwerpen in twee bouwlagen. Zo'n extra bouwlaag leek noodzakelijk in verband met de inpas-sing en de begrenzing van het bouwblok in zijn omgeving.

Een type dat aanvankelijk was voorgesteld, bezat een terras op de eerste verdieping in plaats van een patio, maar het werd nooit gebouwd. De dienst Volkshuisvesting verwachtte problemen met de verkoop en drong aan op een ander ontwerp. Er kwam een L-vormige woning met patio voor in de plaats die t.o.v. de andere woningen een kwartslag gedraaid lag. De verdieping had .

een schuin, naar de patio's van de buren aflopend gedeelte.

Voor het andere uiteinde van het bouwblok ontwierp de architekt een wo-ningtype dat meer overeenkomsten vertoonde met de patiobungalow. De vleugel met de entree werd in zijn geheel voorzien van een tweede verdie-ping. Samen met de naastliggende woning gaf dit aan de kopgevel een ge-sloten front in twee bouwlagen te zien.

In Zevenkamp komen de volgende drie basisvarianten voor:

- een patiobungalow met losse berging: type 1 en de gespiegelde variant la (afb. 4.1.). De L-vormige 4-kamerwoning, afmetingen 10.98 x 12.20 me-ter, bevat drie slaapkamers van verschillende grootte en een woonkamer met open keuken. In de knik zijn de natte cel en het toilet geplaatst. Stichtingskosten: f 83.000,-- (zie hoofdstuk 3, noot 3);

een 6-kamerwoning gedeeltelijk in twee bouwlagen en met een inpandige berging: type 2 en 2a (afb. 4.2.). Op de begane grond die dezelfde af-metingen heeft als type 1, zijn als voornaamste vertrekken de woon-kamer en de drie slaapwoon-kamers gesitueerd. Op de verdieping bevinden zich de woonkamer en een extra slaapkamer. Stichtingskosten:

f 110.000,-- (hoofdstuk 3, noot 3);

Afb. 4.2. Type 2: De 6-kamerwoning gedeeltelijk in twee bouwlagen.

_::;:;--a-..;._

t- gang -6~

.

6

bad

-. kamer "I

slaap - slaap - slaap --r i j

kamer kamer kamer

ouders eetkeuken co Ol Q -patio hobby- halfl berging ~nt~~ +.

-12.20 groen dak

I

I

I

I

I

bdJf I

I

I I 12.20 slaapkamer I [:

~

I '! woonkamer I I I

I

P

~

r=

~,

.

.

I co Ol Q

(32)

- een vijfkamerwoning, eveneens in twee bouwlagen en met inpandige ber-ging: type 3, 3a en 3b (afb. 4.3.). Dit type is wat kleiner van afmetingen: 10.98 x 9.76 meter. Er is plaats voor slechtstwee slaapkamers en een tweede woonkamer op de begane grond en een woonkamer met open keu-ken op de verdieping. Type 3b is een afgeleide van type 3a. Een ruimte voor stadsverwarming heeft de plaats ingenomen van de inpandige ber-ging, die op zijn beurt de plaats inneemt van de grootste slaapkamer, zo-dat type 3b slechts één slaapkamer bevat. Stichtingskosten: f 101.000,--(hoofdstuk 3, noot 3).

Afb. 4.3.

patio

Type 3: De 5-kamerwoning gedeeltelijk in twee bouwlagen.

9.76 slaapkamer slaap-kamer

~

1

_ .- -- j woonkamer/keuken

l~

9.91

Bij het maken van de plannen in Beverwaard werden de drie basisvarianten die de architekt voor Zevenkamp had ontworpen, in grote lijnen overgeno-men. Een aantal kleine wijzigingen bleek noodzakelijk. In Zevenkamp ont-brak een c.v. ruimte, omdat de woningen op de stadsverwarming waren aan-gesloten. In de Beverwaard kreeg iedere woning een eigen c.v. Deze werd in de types I/la samen met de meterkast in het entree-portaal geplaatst. De

. voordeur van type 2/2a werd verplaatst naar de kopgevel met als gevolg dat ook de trap en de ontsluiting van de eerst~ verdieping veranderden. Dan waren er nog een aantal kleinere veranderingen: het toilet werd 10 cm bre-der, de gang 3 cm smaller, de deur van de natte cel veranderde van draai-richting, enz.

Een belangrijker verschil was dat het aantal woningtypes werd uitgebreid. Toen de verkoop van de grotere woningtypes stagneerde en zelfs een wer-vingskampagne niet voldoende gegadigden opleverde, werd besloten de types 3/3a gedeeltelijk te vervangen door een kleinere patiobungalow. De mogelijkheid werd geboden om er later een verdieping op te bouwen. Van de zes types 3/3a werden er 4 door dit nieuwe type vervangen.

In de Beverwaard komen naast de eerder genoemde drie basisvarianten de volgende woningtypes voor:

(33)

26-- . een patiobungalow met inpandige berging; type 4 en 4a. In deze kleine woning, afmetingen 9.93 x 10.78 meter, liggen rond de centrale entree achtereenvolgens een kleine berging, twee slaapkamers met daartussen een douche en toilet in een ruimte en tenslotte een woonkamer met open keuken (afb. 4.4.). Stichtingskosten: f 82.000,-- (hoofdstuk 3, voetnoot 3).

Omdat bij geen enkele woning de mogelijkheid van een tweede bouwlaag is benut, bestaat dit verhoogde type 5/5a alleen op papier;

Afb. 4.4. Type 4 (komt alleen voor in Beverwaard).

9.93 ~ slaapkamer

Iif,:a

m

'[j

slaapkamer hal/entree ~ I 1)<1 r:J -L>< berging keuken ~ ~ woonkamer I I t

[

Afb. 4.5. MIVA-woning (type I aangepast voor rolstoelgebruikers). 10.98 ~ I I I keuken I~ badkamer: woonkamer l7 I "-' gang I ... ~ I

-

entree

-M wc ~ ~ slaapkamer slaapkamer -

-- een MIV A--woning. Dit is een op het eerste gezicht gewone patiobungalow (type 1) die volledig is aangepast aan het gebruik van een rolstoel. Ken-merken van dit uitzónderlijk type woning zijn o.a. een ruimer entree-por-taal dat in de plaats van de kleinste slaapkamer is gekomen en de grotere

(34)

afmetingen vari deuren, gang en grootste slaapkamer. In de natte cel zijn in verband met de handicap van de bewoner speciale voorzieningen aan-gebracht (afb. 4.5.).

4.3. Technische omschrijving (zie ook bijlage 2)

De woningen zijn gebouwd volgens de houtskeletbouw-methode, wat niet wil zeggen dat alles van hout is. Het hout wordt gekombineerd met andere materialen om een optimaal resultaat te krijgen. De ontwerper is tot op zekere hoogte vrij om daarin zijn keuzes te maken. Hij moet vasthouden aan een aantal principes, zoals die o.a. zijn aangegeven in het SBR-rapport no. 89, getiteld "Houtskeletbouw". In deze paragraaf gaan we in op enkele principes en de keuzes die in de Rotterdamse zelfbouwprojekten zijn ge-daan.

Houtskeletbouw bestaat uit een systeem van wanden en vloeren waarin hout de dragende funktie vervult. Daarmee kan op verschillende manieren een woning worden gebouwd. In Rotterdam is, zoals meestal in Nederland, ge-kozen voor de zogenaamde platformbouwmethode. Dit houdt in dat elke bouwlaag een op zichzelfstaand geheel vormt: verdiepingshoge wanden met daarop een balklaag plus vloer- of dakbeschot. Op dit platform kan weer een volgende laag worden gebouwd (afb. 4.6.).

(35)

Het eerste platform wordt gevormd door de begane-grondvloer die op zijn beurt rust op de funderingskonstruktie. Deze laatste bestaat in Rotterdam uit een paalfundering van 9 palen per woning met een schacht van 18 cm en in lengte variërend van 6 tot 12 meter. Daaroverheen de betonnen randbalk die in grote lijnen de omtrek van de woning volgt. Een uitzondering vormt de uitbouw van het entree-portaal, waar het vloerveld uitkraagt over de funderingsbalk. De begane-grondvloer is een betonnen systeem vloer , be-staande uit gewapend betonnen liggers waartussen in Zevenkamp elementen van lichtbeton (afb. 4.7.), en in Beverwaard de zogenaamde isolatieschalen worden aangebracht.

De motieven om bij het eerste projekt de keuze te laten vallen op lichtbe-tonnen vulelementen zijn van financiële aard; het speciaal voor dit type vloer ontwikkelde isolatiesysteem wordt door de leverancier kosteloos be-schikbaar gesteld. Om uitvoeringstechnische redenen, we komen daar later op terug, blijkt het experiment niet voor herhaling vatbaar.

Afb. 4.7. Begane-grondvloer in Zevenkamp: gewapend betonnen liggers met daartussen lichtbetonnen elementen.

Bij een houtskeletbouwwoning bestaan de wanden uit stijlen en regels van hout in gestandaardiseerde maten. Ze worden met eenvoudige draadnagels aan elkaar bevestigd. Bij een buitenwand worden aan dit stijl- en regelwerk de volgende elementen toegevoegd:

- een triplexbeschieting, die de konstruktie wind- en regendicht maakt en er de nodige sterkte en stijfheid aan geeft (afb. 4.8.);

(36)

Afb. 4.8. Buitenwand met triplex beschieting.

- een isolatiemateriaal tussen de stijlen die voor een goede warmteweer-stand zorgt (afb. 4.9.);

- een plaat gipskarton als binnenbekleding die het hout tevens beschermt tegen brand (afb. 4.10.).

Twee dunne maar belangrijke lagen moeten nog genoemd worden:

- een laag waterkerend dampdoorlatend bouwpapier, aangebracht aan de buitenzijde tegen het triplex;

- een polytheen folie als dampremmende laag tussen het gipskarton en het isolatiepakket (afb. 4.11.).

In principe is daarmee de houtskeletbouwwand kompleet, zij het dat nog een buitenbekleding moet worden toegevoegd. Deze kan bestaan uit een ge-metselde halfsteensmuur of een houten buitenbekleding die via spijker-tegels op het triplex worden genageld. Afhankelijk van de richting waarin de houten delen lopen, spreekt men van een "bevelsiding" (horizontaal) of "channelsiding" (vertikaal).

Bij de zelfbouwwoningen is het zojuist beschreven principe van een wand aangehouden. De wanden zijn via een muurplaat verbonden met de systeem-vloer (afb. 4.12.). De hoofdmaten van de buitenwanden zijn een veelvoud van 1.22 meter. Deze maat is zo gekozen in verband met het optimaliseren van de bevestigingsmogelijkheden van het triplex, standaard afmetingen 1.22 bij 2.44 meter, terwijl het zaag verlies tot een minimum beperkt blijft.

(37)

Afb. 4.9. Isolatiemateriaal tussen de stijlen.

(38)

Afb. 4.11. De dampremmende laag tussen het gipskarton en het isolatie-pakket.

Afb. 4.12. De muurplaten waarmee de wanden met de vloeren verbonden

(39)

Dit voordeel werpt vooral in het vloer- en dakvlak zijn vruchten af; de wanden zijn slechts ten dele beschoten met triplex. Dit is een gevolg van de vele wandopeningen in gevel en in de woningscheidende wand, dit laatste om het zogenaamde" "trommeleffect" te vermijden. De buitenwanden zijn geïsoleerd met 90 mm minerale wol en alle ramen zijn voorzien van dubbel glas. Het gipskarton wordt afgewerkt met behang of verf. Een vinylbekle-ding moet ervoor zorgen dat de wanden en vloeren van natte cel, toilet en keuken voldoende waterdicht zijn. De buitenbekleding bestaat uit een vu-renhouten bevelsiding. Op de koppen van het bouwblok is gekozen voor met-selwerk gekombineerd met een channelsiding op de verdieping. Bij de ber-ging en de afscheiding van de patio is een diagonale bekleding aangebracht (afb. 4.13.). Naast het feit dat de diagonalen esthetisch gezien een ver-sterking betekenen, zijn ze van belang in verband met de stabiliteit, omdat hier de triplexbeschieting ontbreekt.

Afb. 4.13. De buitenbekleding: Bij de berging en de afscheiding van de patio is een diagonale bekleding aangebracht.

In het bestek was oorspronkelijk een western red cedar bekleding voorge-schreven. De leverancier betoogde dat een goede kwaliteit western red cedar zonder veel kwasten nauwelijks verkrijgbaar was, gezien de geringe hoeveelheden die in ons land werden verwerkt. Hij stelde als alternatief voor een goede kwaliteit vuren die zou worden gewolmaniseerd en eenmaal gedompeld in restol. Deze keuze gaf later aanleiding tot veel onvrede bij de bewoners.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Gdy jednak mówi się o różnych kategoriach szlachty, czy mieszczan (posesjonatów, nieposesjonatów, owej dość mitycznej inte­ ligencji mieszczańskiej), chciało by

Po pierwsze, dr Jonczyk utożsamia ten rodzaj aorystu z aorystem rdzeniowym, który z punktu widzenia morfologii języka greckiego jest odrębnym rodzajem tego czasu,

Wywiązując się z zadania przesłania zobowiązanemu upomnienia, wierzyciel uświadamia go o konsekwencjach niezrealizowania obowiąz- ku. Upomnienie zaś nie ma za zadanie

[r]

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

In conclusion, we have determined the strain field inside small Ge hut clusters on Si s001d by performing model cal- culations using kinematic theory to simulate the measured

However, we notice that all essential features for these samples, such as small magnitude of the effect, sinusoidal phase depen- dence, positive sign, and the long high