• Nie Znaleziono Wyników

Eigen schuld van de architect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eigen schuld van de architect"

Copied!
76
0
0

Pełen tekst

(1)

Eigen schuld van de architect

prof. mr C.A. Adriaansens

(2)
(3)

Eigen schuld van de

arc~jtect

. ~ n -J ... ... 0 ... 0 000 ... ..0 BIBLIOTHEEK TU Delft P 2188 5190

\\\\

~

1\\1

C

897110 21257

(4)
(5)

Eigen schuld van de architect

Rede,

uitgesproken bij het afscheid als buitengewoon hoogleraar in het bouw- en woning recht

aan de Technische Hogeschool Delft op vrijlfag 21 februari 1986

door

prof.mr C.A. Adriaansens

.... -...

,

L

(Ijlt ()

9 ,i

i .

Delftse Universitaire Pers/1986

(6)

Uitgegeven door Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1

2628 eN Delft tel. (015) 783254

In opdracht van

Afdeling der Bouwkunde Technische Hogeschool Delft Berlageweg 1

2628 CR Delft tel. (015) 784737

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG C.A. Adriaansens

Eigen schuld van de architect Afscheidsrede TH-Delft. Met bijlagen. ISBN 90-6275-267-5

trefw: architectenrecht

Copyright © 1986 C.A. Adriaansens

No part of this book may ba reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher, Delft University Press, The Netherlands.

(7)

Inhoud

Eigen schuld van de architect Bijlagen:

1. Standaardregeling rechtsverhoudingen concept 1985

2. tvetsontwerp commissies

standaardregeling ex. 6.5.1. 2 l-.lBW

3. Wetsontwerp bescherming architectentitel

4. EG-richtlijn inzake onderlinge erkenning

(8)
(9)

EIGEN SCHULD VAN DE ARCHITECT

1. Inleiding

Weer neemt de Afdeling der Bouwkunde afscheid van iemand. Een welhaast weke-lijkse gebeurtenis de laatste tijd. Het zou voor U natuurlijk veel leuker zijn weer eens een intreerede mee te maken, maar voorlopig zult U het met afscheidsredes, -colleges, -seminars, en -sessies moeten doen. Nog geruime tijd zal deze Afdeling geteisterd blijven door een vertrekoverschot.

Daar schijnt nog een heel beleid achter te zitten.

Toen ik onlangs tegenover collega Pennink-ook al weg- mijn bezorgdheid uitte over de sterke uitstroom van vooral ouderen, de stagnerende instroom van jonge-ren, waardoor een sterke concentratie dreigt te ontstaan van personeel rond de veertig jaar, reageerde hij met de onvergetelijke opmerking :"Dan heeft de gene-ratie van 69 eindelijk zijn zin!"

De Afdeling maakt intussen moeilijke tijden door. De opleiding lijkt in een per-manente staat van herprogrammering van het onderwijs rondom degenen die nog zijn gebleven. De oorspronkelijke herprogrammeringsproblematiek, waar ik inder-tijd als voorzitter van de Onderwijscommissie mee te maken had: hoe krijgen we al dat aanbod in een vierjarige studieduur geperst, verdwijnt natuurlijk naar de achtergrond, dat is meegenomen, maar als men de veel treuriger problematiek die ervoor in de plaats is gekomen beziet, kan dat zelfs geen schrale troost genoemd worden.

(10)

-" i

Zelf heb ik het ook niet makkelijk.

Als terugtredend Kroondocent in het Bouw-en Woningrecht stond ik, bij de voor-bereiding van deze bijeenkomst voor de keuze tussen een onderwerp uit het Bouw-recht, of een onderwerp uit het Woningrecht. Ik heb gekozen voor een Bouwrech-telijk onderwerp, meer met name voor een onderwerp uit het architectenrecht, omdat dat het enige vak is van de door mij verzorgde kernvakken dat ik dit college-jaar niet meer heb kunnen doceren; een vak bovendien waar de D-studen-ten aan het eind van dit bimester D-studen-tentamen in moeD-studen-ten afleggen. Zo kan wellicht het aangename met het nuttige worden verenigd.

De titel 'Eigen schuld van de architect' is gekozen omdat zij de mogelijkheid geeft om een aantal relevante ontwikkelingen in het architectenrecht de revue te laten passeren: de exoneratie en de andere bepalingen van de AR(1), de recente ont-wikkelingen in de jurisprudentie daarover(2), de vernieuwingen in de SR(3) (de beoogde opvolger van de AR), de positie van de architect naar komend burgerlijk recht (Nieuw Burgerlijk Wetboek), en, tenslotte, iets over het wetsontwerp tot bescherming van de architectentiteI(4).

Met al die ontwikkelingen is wel wat aan de hand dat aanleiding geeft tot enige kritische kanttekeningen. Daarbij kan dan steeds worden uitgegaan van de vraag of en in welke mate bepaalde ontwikkelingen bepaald worden door de schuld van de architect, de architectenwereld of de architectuuropleiding.

Dat belooft wat.

2. De juridische positie van de architect.

Juridisch lijkt de architect zijn positie stevig in de hand te hebben, ondanks het ontbreken van een beschermde titel of een beschermd beroep. Tegen kwakzalvers

1. Algemene Regelen voor de honorering van de architect en de verdere

rechtsverhouding tussen architect en opdrachtgever, 1971, zoals nadien aangepast. 2. Men zie daarover Praktijkboek Onroerend Goed, Kluwer Deventer (losbladig) Hoofdstuk lIG.

3. Standaardregeling Rechtsverhouding tussen architect en opdrachtgever, concept 1985, zie Bijlage 1.

4. Zie Bijlage 3.

(11)

2-en beunhaz2-en stelt hij zich teweer middels e2-en drietal standsorganisaties (BNA, NAG en NPA(5» en een Architectenregister waar je niet inkomt als je van de straat bent(6). Verenigingstuchtrecht, vormgegeven in erecodes en gedragsre-gelen(7), houden de onderlinge concurrentie in toom, en alle georganiseerde architecten zijn tuchtrechtelijk(8) verplicht bepaalde standaard-contractsvoor-waarden aan de opdrachtgever op te leggen welke door deze in arren moede, doch veelal onbewust worden aanvaard.

Vooral als men naar die standaardvoorwaarden kijkt lijkt de positie van de architect -tegenover de opdrachtgever- behoorlijk sterk. Mij beperkend tot de meest gangbare Algemene Regelen voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen architect en opdrachtgever, verder aan te duiden als AR, noem ik de belangrijkste elementen die de sterkte van de architecten-positie juridisch bepalen:

de honorariumberekening aan de hand van de bouwsom(9), de aanwijzing van het

'eigen' Am als arbitrerende instantie in geval van geschillen met de

opdracht-geverO 0) en natuurlijk de verregaande beperking van de aansprakelijkheid voor wanprestatie, voor eigen schuld die een architect door een doen of nalaten heeft aan schade die de opdrachtgever als gevolg daarvan oploopt, de exoneratie(l 1).

De honorariumregelingen lijken duidelijk en bevatten op zichzelf geen onredelijke tarieven. Daarbij moet echter worden bedacht dat de bouwsom de grondslag vormt voor de honorariumberekening, wat natuurlijk niet uitnodigt tot kostenbewust

5. Resp. Bond van Nederlandse Architecten te Amsterdam, Nederlands Architecten Genootschap te Utrecht en Nederlandse Practiserende Architecten te Zwolle.

6. Men zie het Reglement op het Architectenregister, meer met name artikel 13, dat de eisen voor opname in het register bevat (opgenomen in Praktijkboek Onroerend Goed, hoofdstuk llG, par.5.

7. Men zie het Reglement op het Architectenregister, alsmede -voor BNA-Ieden de Gedragsregelen 1979.

8. Men zie voor BNA-Ieden en alle overige in het Architectenregister ingeschreven architecten Gedragsregel 6, inhoudende de verplichting voor de architect de opdracht uit te voeren overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde standaardregelen, alsmede artikel 12 van de BNA-statuten.

9. Zie AR artikel 6. 10. Zie AR artikel 47.

11. Zie de artikelen 33 en 34 AR.

(12)

-ontwerpen; ook moet worden bedacht dat die bouwsom nogal ruim wordt genomen waarbij ook elementen in de beschouwing worden betrokken waarmee de architect geen enkele bemoeienis heeft; en verder dient men er rekening mee te houden dat volgens vaste AIB-jurisprudentie steeds de opdrachtgever is belast met het moeilijke bewijs dat een bouwsomlimiet was overeengekomen; en dat zelfs als de opdrachtgever daarin slaagt de architect de limiet ongesanctioneerd tot 20% mag overschrijden. En overstijgt de architect dat percentage dan claimen de AR dat de architect in de gelegenheid wordt gesteld het ontwerp bij te stellen.

Voorts wordt op nogal wat punten in de AR afzonderlijke of extra honorering ge-claimd, ook in gevallen waarin niet zonder meer sprake hoeft te zijn van extra inspanningen van de architect.

De arbitrage-bepaling in de standaardvoorwaarden betekent dat wie met een architect in zee gaat, ingeval van een eventueel geschil, op voorhand afziet van een gang naar de onafhankelijke rechter. Van die gang mag, ingevolge artikel 17 van de Grondwet, niemand tegen zijn wil worden afgehouden. Of het aangaan van een overeenkomst met een architect bewilliging in ook dàt element van de stan-daardvoorwaarden betekent is in hoge mate twijfelachtig. De gewone rechter staat hier nogal gereserveerd tegenover(12). Maar het AIB -de arbiters zelf-vinden over het algemeen wel dat door een verwijzing naar de AR, voorgedrukt onderaan het briefpapier van de architect, de gehele AR, inclusief het arbitraal beding van toepassing is(3). En bij hen komen verreweg de meeste geschillen tussen opdrachtgever en architect terecht, zij verklaren zich bevoegd en de gewone rechter komt er niet meer aan te pas.

En natuurlijk is er dan nog de beruchte exoneratieclausule.

Waar een gewoon mens op zijn fouten, door schuld of nalatigheid, kan worden aangesproken, kan de architect -in zijn rechtsverhouding tot de opdrachtgever-alleen voor ernstige fouten op wanprestatie worden aangesproken. Waar in het gewone burgerlijk recht de verwijtbaarheid van wanprestatie pas ophoudt waar de

12. Men zie Rb 's Gravenhage 23 februari 1967, NJ 1967, 73, HR 12 december 1980, Bouwrecht 1981, blz. 265 en, aansluitend, Hof Leeuwarden 28 oktober 1981, Bouwrecht 1982, blz.466.

13. Zie AIB 25 maart 1980, Bouwrecht 1980, blz.641 en AIB 14 november 1980, Bouwrecht 1981, blz.545.

(13)

4-11

I

....

II

overmacht begint, houdt bij architecten de schuld al op indien de fout, zoals gezegd, ernstig is en bij normale oplettendheid en wijze van vakuitoefening niet voorkomen had kunnen worden. En zelfs als al van een ernstige fout in deze zin gesproken kan worden, dan nog is de schadevergoedingsplicht beperkt tot de helft van het honorarium.

De opdrachtgever die op de zojuist gememoreerde voorwaarden met de architect contracteert, mist aldus de elementaire zekerheid van een ontwerper die instaat voor zijn ontwerp, van een kostenbegroting die deugt, van waar voor zijn geld, van verantwoordelijkheid voor schuld en van een gang naar de onafhankelijke rechter in geval van een geschil.

Dat kan natuurlijk niet goed blijven gaan.

Natuurlijk is het feit dat aan slechts 20% van onze nationale bouwinspanning een architect te pas komt(l4) niet in zijn volle omvang toe te rekenen aan de contractsvoorwaarden die ik zojuist noemde. Structureel kampt dit land met een calvinistisch gekleurde handelsgeest die in beginsel iedere cent aan kunst iuncto architectuur besteed, geneigd is als zondegeld te bestempelen(l5). Voor een niet onaanzienlijk deel van de opdrachtgevende samenleving lijkt de architectuur een zaak van WVC. En conjunctureel zit menige architect al zowat in de contrapres-tatie, al noem je het nog zo hard prijsvraag!

Maar los daarvan.

Gesteld kan worden dat de zojuist geschetste juridische positiebepaling van de architect in de standaardvoorwaarden tenminste mede aanleiding is geweest voor een zeker vluchtgedrag van opdrachtgevers. Naar steeds beperkter deelopdrachten aan de architect; naar verschuiving van de aansprakelijkheid voor het ontwerp

14. Aldus stelt Drs H. Eversdijk, vice-voorzitter van de CDA Tweede Kamerfractie in Cobouw, 22 januari 1985. Waarschijnlijk wordt bedoeld dat de professionele ontwerpers voor slechts 20% betrokken zijn bij het gehele bouwproces. Als ontwerper is de architect nog wel bij veel b en u-werk betrokken, al leert vergelijking van CBS-cijfers dat het aandeel netto onderhanden werk bij particuliere architectenbureau's ten opzichte van de bouwproduktie, tussen 1975 en 1983 is teruggelopen van een ruime 86 naar een magere 50.

15. Een moeilijk te bewijzen stelling. Niettemin ontkomt men, kennisgenomen hebbend van de nodige jurisprudentie inzake honorariumgeschillen tussen opdrachtgevers en architecten, moeilijk aan die indruk. Zie POG lIG par.23 t/m 30.

-

(14)

naar de aannemer -er zijn al bestekken waarin van de aannemer terzake van het ontwerp garantie wordt gevraagd-(l6); en uiteindelijk naar volledige passering van de architect door opdrachten tot projectontwikkeling aan grotere bouwonder-nemingen.

Voor een deel is dat de eigen schuld van de architect: wie geen garanties geeft en geen aansprakelijkheden aanvaardt, zal geen centrale rol in het bouwproces spelen.

Dat is duidelijk.

3. Nieuwe ontwikkelingen; de jurisprudentie van het AIB.

Het lijkt erop dat het AIB begrepen heeft dat de standaardvoorwaarden wat te eenzijdig zijn geredigeerd. In ieder geval zijn opmerkelijke trendbreuken te signaleren in de rechtspraak van dit Instituut van de laatste jaren, op een aantal belangrijke punten. Kort loop ik ze na, daarbij met name aandacht schenkend aan honorarium en bouwkosten en aan de toepassing van de exoneratieclausule(l7). Op de arbitrale clausule kom ik later afzonderlijk terug.

Wat het honorarium betreft: in een uitspraak van 10 juni 1981 werd de 30% hono-rariumverhoging ex artikel 1~ AR (wegens gecompliceerdheid van het ontwerp) buiten toepassing gelaten, omdat dezelfde gecompliceerdheid al had geleid tot verhoging van de bouwsom, de grondslag van de honorariumberekening. Volstrekt redelijk, maar niettemin in 1981 pas voor het eerst zo uitgesproken(l8). Kort daarna werd geoordeeld dat een sterke daling van de bouwkosten, met verkleining van de honorariumgrondslag als gevolg, geen voldoende aanleiding is het verhogingspercentage van 30% alsnog toe te passen(I9). Mocht vroeger alleen een

16. 'Paragraaf 22 (UAV,ca) Toevoegen lid 6

De aannemer garandeert het projekt, waar onderhavig bestek voor van toepassing is:

a. Tegen fabricage-, constructie-, materiaal-, ontwerp- en uitvoeringsfouten gedurende een termijn van 5 jaren vanaf de opleveringsdatum' (uit:bestek woningbouwopdracht ABP-Heerlen).

17. Voor een vollediger overzicht zie mijn bijdrage in Praktijkboek Onroerend Goed, Hoofdstuk lIG, Kluwer Deventer (losbladig).

18. AIB 10 juni 1981, Bouwrecht 1982, blz.3~7. 19. AIB 6 oktober 1983, Bouwrecht 198~, blz.~~5.

(15)

-6-I

I

I I

-I

korting op het honorarium worden toegepast als vooraf duidelijk was dat de archi-tect met bepaalde werkzaamheden geen bemoeienis zou hebben, in 1984 vinden we een uitspraak waarin die korting ook is toegepast ingeval achteraf de betrokken-heid van de architect bij bepaalde werkzaamheden overbodig was gebleken(20). Verder heeft het er alle schijn van dat het AIB het overeengekomen zijn van een bouwsomlimiet wat eerder aanneemt(2l)j en het is al voorgekomen dat aan de architect de marge van 20% die de AR hem in dit verband zo uitdrukkelijk toe-staat, niet werd gegund, omdat de opdrachtgever met de limiet een absolute grens had willen stellen(22). En tenslotte heeft de architect, buiten het geval van een echte limiet, al kennis moeten maken met stevige kortingen op zijn honorarium, toen pas uit de aannemersbegroting bleek dat de kosten de oorspronkelijke raming verre te boven gingen(23).

Ook op het vlak van wanprestatie heeft het AIB de teugels wat aangetrokken. Was in 1968 een architect niet aansprakelijk voor een gebrekkige, wat aparte, glas-constructie, nu hij deze had toegepast na overleg met een als deskundig bekend staand glasspecialist(24), in 1984 helpt overleg met een gespecialiseerd advies-bureau inzake een minder gebruikelijke dakconstructie de architect niet zijn aan-sprakelijkheid voor de gebrekkigheid ervan te ontgaan(25). Daarnaast is van belang dat de beperking van de schadevergoedingsplicht tot de helft van het honorarium door het AIB al enkele malen terzijde is gesteld, omdat de schadeveroorzakende feilen van de architect geen werkzaamheden 'op zijn directe vakgebied' (Jees: ontwerpwerkzaamheden) waren geweest(26). Op het eerste gezicht een merkwaar-dige redenering, zoals annotator Wesseling stelt: als de architect ergens 10096 voor zou moeten instaan is het wel zijn echte ontwerpwerk, zeker inzoverre die werkzaamheden een resultaats-, meer dan een inspanningskarakter hebben. Maar hoe het ook zij: het tot voor kort schier onnemelijk lijkende exoneratie-bastion begint door deze uitspraken flinke scheuren te vertonen.

20. AIB 13 januari 1984, Bouwrecht 1984, blz.609. 21. AIB 10 juni 1981, Bouwrecht 1982, blz.346. 22. AIB 28 mei 1984, Bouwrecht 1984, blz.743. 23. AIB 11 april 1984, Bouwrecht 1984, blz 742 24. CvG 29 maart 1967, Bouwrecht 1968, blz.91. 25. AIB 8 oktober 1984, Bouwrecht 1985, blz.321.

26. AIB 23 september 1980, Bouwrecht 1981, blz.542, en AIB 28 mei 1984, Bouwrecht 1984, blz.743, beide met annotatie van mr H.C. Wesseling

(16)

--~,

Los van de bovenstaand vermelde uitspraken lijkt voor de toekomst van uitnemend belang dat het AIB na lange tijd -zij het schoorvoetend- lijkt te zijn overgegaan tot toepassing van het beginsel van de goede trouw bij uitleg van contractsvoor-waarden in een koncrete situatie; of liever: het buiten toepassing laten van con-tractsvoorwaarden omdat het beginsel van de goede trouw zich tegen die toepas-sing verzet(27). Daarmee komt het buiten toepastoepas-sing laten van de exoneratie als geheel, in een konkreet geval, op grond van de goede trouw, de redelijkheid en de billijkheid in zicht. De door de gewone rechter al sinds het Saladin-HBU-arrest van 1967(28) toegepaste leer, nog eens herhaald in het Pseudo-Vogelpest-arrest van 1976(29): het buiten toepassing laten van contractsvoorwaarden omdat ze in een concrete situatie strijd met de goede trouw opleveren lijkt eindelijk ook enigszins te zijn doorgedrongen tot hen die recht hebben te spreken als goede mannen naar billijkheid. En niet alleen waar de toepassing van dat beginsel ten gunste van de architect uitpakt(30).

Ook nieuw en nog niet eerder vertoond is het uitdrukkelijk openhouden van de mogelijkheid dat een wanpresterende architect niet alleen zijn honorarium derft, maar daarnaast ook nog aansprakelijk wordt gesteld voor de schadelijke gevolgen van zijn wanprestatie. Tot nu toe was het in de AIB-rechtspraak het een of het ander. Maar als iemand een gasfitter inhuurt voor het opsporen van een gaslek, en die gaat aan het werk met een gasaansteker •••• en vIndt het lek •••• dan hoeft die natuurlijk niet op betaling van te rekenen, en hij krijgt niettemin daarna, te maken met een minstens even daverende schadevergoedingsclaim.

Met nog twee, meer algemene uitspraken kunnen we de architect definitief met beide voeten op de harde juridische grond zetten. De ene betreft een geval waarin de architect de geregelde bemoeienis van de opdrachtgever met ramingen en prijs-vorming als een motie van wantrouwen jegens hem had opgevat en de opdracht wegens een 'verbroken vertrouwensrelatie' had neergelegd. Dat had hij, aldus het AIB niet mogen doen(3l); de opdrachtgever heeft het recht zich met die zaken te

27. AIB 8 december 1983, Bouwrecht 1984, blz.536 en AIB 22 augustus 1984, Bouwrecht 1985, blz.147, met annotat.ie van mr H.C. Wesseling.

28. Hoge Raad 19 maart 1967, NJ 1967, 261. 29. Hoge Raad 20 februari 1976, NJ 1976,486.

30. Zie AIB 22 augustus 1984, Bouwrecht 1985, blz.147, met annotatie van mr H.C. Wesseling.

31. AIB 27 juli 1983, Bouwrecht 1983, blz.873.

-8-.Ki I i i I • ill' , • • i.

(17)

!

I.

'rM , !

bemoeien. Pas echt van zijn voetstuk tuimelde de architect die, in afwijking van de uitdrukkelijke wens van de opdrachtgever géén woning met zadeldak had ontworpen, met de wat arrogante verklaring dat hij als architect nu eenmaal de verantwoordelijkheid voor het ontwerp draagt en zich dus niet aan een hem door de opdrachtgever voorgelegde architectuur kon houden. Het AIB stelde terecht dat de architect moet kiezen: of de opdracht neerleggen of 'gedachtig dat het optimale in de architectuur slechts zelden bereikbaar is' aan de wens van de opdrachtgever tegemoet komen(32).

Het lijkt erop dat de architect met toenemende mate gestrengheid door het AIB op zijn verantwoordelijkheden wordt gewezen, en voor zijn eigen schuld aanspra-kelijk wordt gehouden.

En zo hoort het natuurlijk ook.

4. De Standaardregeling rechtsverhouding.

Het AIB anticipeert, zo mag worden aangenomen, met de bovengemeld~,

jurispru-dentie op de komst van de nieuwe Standaardregeling Rechtsverhouding, kortweg de SR van de BNA. Aan deze beoogde opvolger van de AR wordt al vele jaren gewerkt; er zijn al verschillende concepten verschenen. In de versie van 1985(33) treffen we op de punten honorariumberekening, kostenbeheersing en aansprakelijk-heidsbeperking een aantal opmerkelijke veranderingen aan ten opzichte van de huidige situatie. Wat betreft honorarium en kosten geldt straks dat de architect hiervan tevoren een raming moet maken; bij honorariumberekening op basis van de bouwsom worden die bouwkosten wat terughoudender berekend dan volgens de gel-dende regeling; en veel van oudsher vaste honorariumverhogende factoren zijn niet langer vanzelfsprekend, maar moeten worden getoetst aan de redelijkheid en de billijkheid. Ook moet de architect zich in de toekomst uitdrukkelijk vergewissen wat de opdrachtgever voor het bouwwerk ter beschikking staat, waarna hij schrif-telijk moet verklaren of het werk 'ten naaste bij' voor het genoemde bedrag te

32. AIB 11 januari 1982, Bouwrecht 1982, blz.855.

33. Zie bijlage 1.

(18)

" • ' - " " " - " .oe ~1!!!"i:.:I:&L~ _ _

1

realiseren is.

Ten naaste bij, redelijkheid en billijkheid; het zijn vage, open normen waarvan de invulling nog wel eens tot misverstanden aanleiding zal geven. Werk aan de winkel dus voor het AIB. En die is al aan het oefenen, waar zij sinds enige tijd, zoals gezegd, schoorvoetend het beginsel van de goede trouw hanteert.

Op het vlak van de aansprakelijkheid springt in het oog dat de architect de beper-king van zijn aansprakelijkheid tot de helft van zijn honorarium heeft verwisseld voor een schadevergoedingsplicht van maximaal

f

500.000,- per opdracht of per bouwproject. De aansprakelijkheid geldt straks voor fouten 'die een goed, met normale vakkennis uitgerust en met zorgvuldigheid handelend architect' had moeten vermijden, en dus niet alleen bij ernstige fouten. De aansprakelijkheid vervalt weliswaar niet na 10, maar na 5 jaar, maar als sprake is van ernstige gebreken, waardoor de hechtheid van het bouwwerk verloren is gegaan of wordt bedreigd, dan blijft de architect, overeenkomstig art. 3.11.10 van het Ontwerp NBW, gedurende 20 jaar voor maximaal 500.000.- aansprakelijk. Ook als daarvan geen sprake is, moet bedacht worden dat de architect weliswaar voor 5 jaar, maar voor veel meer geld aansprakelijk is. En •••• voor veel meer verrichtingen! Volgens de SR wordt van de architect een veel bredere inzet en deskundigheid verwacht, vooral ook op juridisch/administratief terrein. Verzorging van vergunningen (dus niet alleen de bouwvergunning), van ontheffingen en andere dergelijke beschik-kingen -denk even aan het uitdijende milieurecht-, maar ook het opmaken van een contract van aanneming, ingebrekestellen van de aannemer, eventueel optreden in diens faillissement, sommeren van de curator, bemoeienis met aankoop van grond, onderzoek naar servituten, Hinderwetvoorschriften en andere wettelijke bepa-lingen, bemoeienis met geschillen, arbitrages of andere procedures, kennis van overheidsvoorschriften en gewijzigde overheidsvoorschriften, zijn een aantal trefwoorden uit de SR die straks ook tot de normale vakkennis behoren en het werkterrein zullen zijn van de zorgvuldig handelend architect.

Het lijkt erop dat de SR wat van het verloren terrein van de bouwcoördinatie en -organisatie wil terugwinnen en geen genoegen meer neemt met beperking van de architectenrol tot het ontwerp alleen. Dat blijkt trouwens ook uit de verlaagde deelpercentages van het honorarium voor voorlopig en definitief ontwerp en verho-ging van de posten bouwvoorbereiding en directievoering. Ook hierdoor zal het AIB drukkere tijden tegemoet gaan, niet alleen omdat de architect zich voor meer dan tot nu toe moet verantwoorden, maar vooral ook omdat hij, door het verdwijnen

10

(19)

van de exoneratie weer een interessante partij zal worden om tegen te gaan procederen!

En daarmee zijn we weer aangeland bij de arbitrale clausule.

Is er ten aanzien van de arbitrale clausule iets veranderd? Nee, daaraan is niets veranderd, althans niets verzacht. Ook in de toekomst, zo lijkt het, zal een eenvoudige voorgedrukte verwijzing naar de SR, onderaan het briefpapier van de architect, voldoende zijn om de gewone rechter buiten de deur te houden. Het AIB is en blijft bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Dat is des te opmerkelijker waar, zoals gezegd, de verwachting is gewettigd dat er aanzienlijk meer aan geschillen te beslechten zal zijn.

Maar misschien raakt het instituut nog eens zo geverseerd in het toepassen van beginselen als goede trouw, redelijkheid en billijkheid, dat zij ook de arbitrale clausule in een concreet geval nog eens buiten toepassing laat.

5. Nieuw Burgerlijk Wetboek.

De SR, op haar beurt loopt weer vooruit op de komst van het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Alleen al het veelvuldig werken met open normen, met criteria van redelijkheid en billijkheid in de SR is duidelijk geinspireerd door het NBW, dat van dergelijke bepalingen ook maar niet genoeg kan krijgen. Aan dat NBW wordt trou-wens ook al een tijdje gewerkt, langer zelfs dan aan de SR. Niettemin zullen de boeken 3, 5 en 6, zo is althans de officiele verwachting, in 1989 worden ingevoerd. Voor de standaardovereenkomst architect-opdrachtgever, of die nu SR heet dan wel AR, betekent dat, dat de bepalingen getoetst zullen kunnen worden aan boek 6, titel 5, Afdeling 2A, ofwel: de zogenoemde Algemene Voorwaarden. Deze, pas later aan het wetsontwerp toegevoegde bepalingen beogen een dam op te werpen tegen ,wat genoemd wordt, onredelijk bezwarende bedingen in standaardcontrac-ten. Wanneer van een dergelijk onredelijk bezwarend beding sprake is wordt niet in algemene zin aangegeven. Dat bepaalt de rechter.

Want ik zei het al: open normen is het motto.

Niettemin wordt in de bedoelde regeling, naast de open norm ook gewerkt met een 'grijze lijst' die typologieen van bedingen bevat die vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn, en met een 'zwarte lijst' van bedingen die zonder meer

(20)

-delijk bezwarend ziJn. In Bouwrecht 1984(34) heeft mevr. mr Chao-Duivis terecht betoogd dat de aansprakelijkheidsbeperkingen van de AR tot de grijze lijst behoren, en dus, behoudens bijzondere omstandigheden, door de rechter onver-bindend zullen moeten worden verklaard. Zeker zo terecht heeft vervolgens mr Van der Beek(35) erop gewezen dat dat allemaal wel mooi klinkt, maar dat een geschil over een dergelijk beding gemiddeld niet bij de rechter terecht komt, maar bij het AIS. En arbiters spreken, los van de wet, recht als goede mannen naar billijkheid. En het is nog maar de vraag of het AIB aldus rechtsprekend, ondanks hun duidelijk toegenomen affiniteit met de goede trouw, de redelijk en de billijkheid, vanaf 1989 niet veel eerder tot de conclusie komt dat een bepaald aansprakelijkheid beperkend element in de standaardvoorwaarden, of dat nu de AR zijn of de SR, gewoon billijk is, of dat de schadevergoedingsplicht aanzienlijk moet worden gematigd.

In dit verband is het vermeldenswaard dat det particuliere rechtspraak zelf, zoals bijvoorbeeld geformuleerd in AR én SR, in de oorspronkelijke tekst van het wets-ontwerp Algemene Voorwaarden, op de zwarte lijst was geplaatst, tenzij eraan was toegevoegd, dat de consument, nadat het geschil was gerezen alsnog kon kiezen voor een gang naar de gewone rechter. Succesvol lobbyen heeft er toe geleid dat deze bepaling bij wijziging van 20 augustus 1984 in die zin is aangepast dat van een zwart beding pas sprake is als het geschil, zonder de eerdergenoemde terugkrabbelmogelijkheid, is opgedragen aan een ander dan hetzij de gewone rechter, hetzij ••••• een of meer arbiters. Daarmee is deze bepaling, die toch beoogde het grondrecht van art.I7 Gw. te waarborgen teruggebracht tot een staat van bijna volstrekte nietszeggendheid: arbitrage is immers de verschijningsvorm bij uitstek van rechtspraak door particulieren. En de arbiters zijn op een lijn gesteld met de onafhankelijke overheidsrechter. En dat is, zonder arbiters tekort te willen doen, teveel eer.

34. Mr M.A.B. Chao-Duivis, Enkele standaardvoorwaarden in de bouw vergeleken met het wetsontwerp Algemene Voorwaarden, Bouwrecht 1984, blz.795.

35. Mr H.L. van der Beek, reactie op het artikel van mw. mr M.A.B. Chao-Duivis, Bouwrecht 1985, b1z.368.

(21)

-I

I

l

6. Opbouw

Met wat ik zoeven gezegd heb, kan misschien de indruk zijn ontstaan dat ik iets tegen arbitrage heb, meer met name tegen arbitrage door het AIB. Dat is niet het geval. Het is goed dat het AIB er is. En het AIB moet vooral blijven, zeker als haar rechtspraak zich verder ontwikkelt langs de sporen van goede trouw, redelijkheid en billijkheid, zoals ik hiervoor met instemming heb geschetst. Het was mij bij de geplaatste kanttekeningen ook niet om het arbitrage-instituut te doen, noch om het instituut arbitrage, maar om de architecten wereld.

Dit zou weer tot de veronderstelling kunnen leiden dat ik iets tegen architecten heb.

Dat valt reuze mee.

Waar het mij in deze lezing om gaat is, dat de architect, wil hij aanspraak kunnen maken op een centrale rol in het bouwproces, verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn eigen schuld, voor zijn eigen fouten. In het contractueel verband met de opdrachtgever betekent dat instaan voor een goed doorgerekend, constructief deugdelijk en juridisch uitvoerbaar ontwerp, én instaan voor de deugdelijkheid van de overige verrichtingen die van hem in het bouwproces worden verwacht. Hij zal zich, zoals dat heet kwetsbaarder moeten opstellen, door achter de muur van het exoneratiebeding vandaan te komen, en ook door de opdrachtgever, zo hij dit wenst, vrij te laten in zijn grondwettelijke gang naar de gewone overheidsrechter. In meer algemene contractuele zin zal de architect de voorwaarden waaronder hij werkt maatschappelijk breder ter discussie moeten durven stellen, en niet moeten volstaan met streven naar een 'nihil obstat' van een van de bouwdepartementen of van Economische Zaken voor zijn AR of SR.

Het lijkt erop dat zich binnenkort voor dat ter discussie stellen een uitstekende gelegenheid gaat voordoen. Sinds mei 1985 is in de Tweede Kamer in behandeling het wetsontwerp houdende Regelen omtrent de samenstelling en de werkwijze van de commissies, bedoeld in artikel 6.5.1.2 van het nieuw Burgerlijk Wetboek(36). Enige verduidelijking is hier wellicht op zijn plaats.

Zo'n artikel 6.5.1.2-commissie is een commissie die door de Minister van Justitie wordt ingesteld en die de bevoegdheid heeft een standaardregeling vast te stellen,

36. Zie bijlage 2.

-

(22)

te wlJzlgen of in te trekken, voor overeenkomsten in de uitoefening van een bedrijf of beroep. Anders dan standaardvoorwaarden als AR of SR is een dergelijke standaard regeling, als regelend recht, automatisch van toepassing op alle in dat beroep of dat bedrijf te sluiten overeenkomsten. Het automatisch van toepassing zijn, behoudens uitdrukkelijke afwijking, van een dergelijke standaardregeling heeft veel aantrekkelijks. Discussies over de al dan niet toepasselijkheid van de AR, leidend tot uiteenlopende standpunten van rechters en arbiters, behoren dan in elk geval tot het verleden. Vooral is echter van belang dat de commissie die de standaardregeling opstelt wordt samengesteld uit door de minister van Justitie aan te wijzen organisaties. Tenminste 2/3 van de commissieleden wordt, op fifty-fifty-basis, door de minister benoemd op voordracht van organisaties van i.c. architec-ten en van opdrachtgevers. En onder opdrachtgevers moearchitec-ten, naar mijn gevoel, naast overheid en bedrijfsleven, uitdrukkelijk ook consumenten, kopers en bewoners worden verstaan.

Het is natuurlijk nog toekomstmuziek. Eerst zal het wetsontwerp wet moeten worden en vervolgens moet dan nog het architectenberoep door de minister van Justitie bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen als beroep dat voor een standaardregeling in de zin van art.6.5.1.2 in aanmerking komt. Maar als het zover is biedt naar mijn gevoel een dergelijke standaard regeling, tot stand gekomen in overleg met alle betrokkenen (voor maximaal 1/3 aangevuld met onafhankelijken) en begeleid door het ministerie van justitie, een goede garantie voor een evenwichtiger contractuele relatie tussen architect en opdrachtgever. En wat mij betreft mag het concept SR anno 1985 het eerste vergaderstuk van die commissie worden.

Maar daarmee ben ik er nog niet. Het concept van de verantwoordelijke architect zal ook buitencontractueel gestalte moeten krijgen. Daarbij denk ik aan het wetsontwerp tot bescherming van de architectentitel(37). Zoals bekend is dit wetsontwerp in 1980 bij de Tweede Kamer ingediend, waar het al snel, onder druk van de dereguleringsoperatie in de ijskast verdween; pas zeer onlangs is besloten de behandeling toch maar voort te zetten. Niet van harte, zo lijkt het, maar vanwege de EEG. Want afgelopen zomer verscheen de EG-richtlijn inzake de op-leidingsvereisten voor architecten, de onderlinge erkenning en aanduiding van

37. Zie bijlage 3.

14

(23)

diploma's binnen de EEG(38}. Het fijne van die richtlijn is dat een Nederlands diploma (TH of Academie) de afgestudeerde recht geeft op vestiging en beroepsuitoefening in de hele EEG, zonder dat nadere opleidingseisen kunnen worden gesteld. Maar konsekwentie is ook, dat zij die niet beschikken over een van de genoemde diploma's zich nergens in de EEG mogen vestigen of het beroep mogen uitoefenen .... behalve in Nederland, waar geen eisen aan het voeren van de architectentitel, noch aan de uitoefening van het beroep worden gesteld.

Voornaamste doel van dit wetsontwerp is dus het voorkomen van een immigranten-stroom beunhazen. Een mooi en nastrevenswaardig doel, natuurlijk, maar het blijft jammer te moeten vaststellen dat dit zo klaarblijkelijk het enige doel is geweest. Want wat gebeurt er.

De Nederlandse architect krijgt binnenkort een beschermde titel; of liever gezegd: zij die voldoen aan zekere opleidingscriteria komen in aanmerking te worden opge-nomen in een officieel wettelijk geregeld architectengregister.

Dat is alles.

Konsekwenties of verantwoordelijkheden zijn aan die registratie niet verbonden. Met een opleiding aan TH of Academie kan men worden ingeschreven in het archi-tectenregister; die inschrijving wordt alleen dan doorgehaald als men het in-schrijfgeld niet betaalt, zelf uitschrijving vraagt, of komt te overlijden.

Men moet deze wet wel heel krachtig als eerste stap zien wil men er vrede mee hebben!

leder ordentelijk vrij beroep heeft het voeren van de bijbehorende titel of de registratie als arts, advocaat, accountant mede afhankelijk gemaakt van de wijze waarop het beroep wordt uitgeoefend. Het valt niet in te zien waarom een her-haaldelijk blunderend architect niet ook in uiterste instantie zijn recht zou kunnen verspelen op het voeren van de architecten ti tel. Hier is, denk ik, vooralsnog een kans gemist de architect nader te profileren als een vrije beroepsbeoefenaar die zijn verantwoordelijkheden neemt. En dat is jammer, omdat naar mijn stellige overtuiging geldt, dat naarmate een architect meer verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid durft te aanvaarden, ook meer aan hem kan worden overgelaten.

Een architect die, zowel binnen- als buitencontractueel zijn verantwoordelijk-heden neemt, zou ik zeker bepaalde beroepsverrichtingen durven

38. Zie bijlage 4.

15

(24)

toevertrouwen(39). Zoals een register-accountant, bij uitsluiting van ieder ander, bevoegd is de vereiste 'verklaring van getrouwheid' aan de jaarstukken van een onderneming te hechten, zo zou aan de registerarchitect die zijn verantwoorde-lijkheden neemt, bij uitsluiting van ieder ander, de bevoegdheid kunnen worden verleend een 'verklaring van welstand'aan een ontwerp te hechten (zoals het kamerlid Evenhuis al eens heeft gesuggereerd(40» en wellicht is het zelfs nog eens mogelijk de registerarchitect de bevoegdheid te verlenen tot afgifte van een verklaring dat het ontwerp aan de daaraan gestelde bouwtechnische eisen voldoet. Denk eens in hoe deregulerend dat zou kunnen werken! En denk eens in wat dat zou kunnen betekenen voor de plaats van de architect in het bouwproces!

Tenslotte nog dit.

Ook al zouden de door mij geschetste visioenen inzake een Standaardregeling als bedoeld in het NBW en een echte Architectenwet voorlopig visioenen blijven, feit is dat er een wet op de architectentitel zal komen, hoe mager ook, die bepaalde diploma's eist; feit is bovendien dat de EG-richtlijn van 10 juni 1985 aangeeft wat er in de opleidingen moet zitten die tot die diploma's leiden; feit is voorts dat de jurisprudentie van het AlB en vooral de op handen zijnde SR een verbreding van activiteiten en verzwaring van aansprakelijkheid van de architect zal meebrengen. Dat alles zal konsekwenties hebben voor de architectuuropleiding, of dat nu TVC-technisch gesproken uitkomt of niet.

Als ik, om even dicht bij huis te blijven, bezie wat de richtlijnen van de EG en de SR alleen al aan kennis veronderstellen op onderdelen van het zakenrecht, het verbintenissenrecht, het administratief recht, het recht van ruimtelijke ordening en milieu, delen van het beslag- en faillissementsrecht en het burgerlijk proces-recht, dan is na mijn vertrek niet de inlevering, maar de uitbouw van de leerstoel bouw- en woningrecht geindiceerd.

Dan krijgen we tenminste ook weer eens leuke intreerede! En anders is het Uw eigen schuld.

Ik dank U voor Uw aandacht.

39. Voor enige gedachten hierover zie mijn preadvies voor de Vereniging voor Bouwrecht 1982, met name par.5.2.

40. Zie diens artikel in Cobouw, vermeld in noot 14.

(25)

16-I

~

BIJLAGE 1

Standaardregeling rechtsverhouding, concept 1985 (met dank aan de BNA)

Deel I: RECHTSVERHOUDING Hoofdstuk 1

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALINGEN

1. OPDRACHTGEVER: De natuurlijke persoon, de maatschap, de vennoot-schap of rechtspersoon, die aan de architect opdraagt werkzaamheden te verrichten.

2. ARCHITECT: De natuurlijke persoon, de maatschap, de vennootschap of rechtspersoon, die optreedt als architect.

3. OPDRACHT: De overeenkomst, waarbij de architect zich jegens de op-drachtgever verbindt de door deze opgedragen werkzaamheden, onder toe-passing van het bepaalde bij deze standaardvoorwaarden, te verrichten. Hoofdstuk 2

ARTIKEL 2. BEPALING VAN DE INHOUD VAN DE OPDRACHT

1. De architect en degene, die te kennen heeft gegeven te overwegen hem het verrichten van werkzaamheden op te dragen, zullen in onderling overleg de aard en de inhoud van de eventuele opdracht vaststellen, waaronder mede begrepen de tijd waarbinnen de opdracht moet worden uitgevoerd en - voorzover de voorgenomen opdracht betrekking heeft op het verwezenlijken van een bouwproject - het bedrag dat voor de bouw-kosten als omschreven in bijlage IV voor de uitvoering van het bouwpro-ject ter beschikking staat.

2. De architect zal nagaan en aan de toekomstige opdrachtgever medede-len of de onder 1 bepaalde opdracht onder de gegeven omstandigheden binnen de tijd, door laatstgenoemde gewenst, is uit te voeren en ten naaste bij voor het onder 1 bedoelde bedrag zal zijn te realiseren. Het-geen aldus is vastgesteld zal de architect in een schriftelijk concept voor een opdracht aan de toekomstige opdrachtgever voorleggen. Daar-bij zal de architect een raming verstrekken van zijn honorarium en kos-ten.

3. Eerst nadat de opdracht is bepaald en nadat over tijd en bedragen als bedoeld onder 1 en 2 in grote lijnen overeenstemming is bereikt, zal door de architect een opdracht kunnen worden aanvaard.

Hoofdstuk 3

ARTIKEL 3. TOTSTANDKOMING VAN DE OPDRACHT

1. De opdracht wordt geacht tot stand te zijn gekomen zodra de architect aan de opdrachtgever schriftelijk heeft bevestigd, dat hij de hem opge-dragen werkzaamheden onder toepassing van het bepaalde bij deze stan-daardvoorwaarden zal verrichten.

2. Het onder 1 bepaalde laat onverlet de bevoegdheid van ieder van partij -en de totstandkoming van de opdracht door andere middel-en te bewij-zen.

3. De architect is gehol:den de opdrachtgever vóór de totstandkoming van de opdrach, in het bezit te stellen van een exemplaar van deze stan-daardvoorwaarden.

Hoofdstuk 4

ARTIKEL 4. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE ARCHITECT 1. De architect zal de opdracht als een goed en zorgvuldig architect

uit-voeren.

2. De architect zal tijdens de uitvoering van de opdracht de opdrachtgever op de hoogte houden er. hem desgevraagd inlichtingen geven over zijn

(26)

handelen ter uitvoering van de opdracht.

3. De architect zal de opdracht uitvoeren binnen de tijd, met de opdracht-gever overeengekomen, dan wel - indien geen tijd kan worden overeen-gekomen - binnen de tijd, vereist door enerzijds de vervulling van de opdracht en anderzijds de belangen van de opdrachtgever, behoudens een tijdsoverschrijding die het gevolg is van omstandigheden, die aan de architect redelijkerwijze niet kunnen worden toegerekend.

4. De architect zal zijn ontwerpen en het bestek aldus vervaardigen dat daarnaar het bouwproject zal kunnen worden uitgevoerd voor ten naaste bij de kosten die voor die uitvoering, ingevolge artikel 2.2, tussen partijen zijn overeengekomen, eventueel nader zijn overeengekomen. 5. Indien de overschrijding van het bedrag bedoeld onder 4 een gevolg is

van omstandigheden, die de architect redelijkerwijze niet kunnen wor-den toegerekend, kan die overschrijding hem niet worwor-den tegengewor-pen, doch is hij wel verplicht - zo de opdrachtgever dit wenst - het des-betreffende ontwerp en het bestek aldus te wijzigen dat uitvoering daarvan voor het bedrag, bedoeld onder 4, mogelijk is. De opdrachtgever is verplicht de extra werkzaamheden die met deze wijzigingen same. n-hangen te vergoeden.

6. De architect zal de opdrachtgever tijdig inlichten over de financiële gevolgen, waaronder mede begrepen verhoging van het honorarium en eventuele risico's, verbonden aan het stellen van andere of meer eisen, aan het aanhouden of wijzigen van beslissingen, aan bezuinigingen die de opdrachtgever wenst toe te passen en aan onvoorziene omstandigheden die zijn opgetreden, onverlet de toepassing van artikel 17.4.

7. Bij de beoordeling van de vraag of de architect de opdracht op juiste wijze heeft uitgevoerd, blijft de esthetische waarde van zijn plan buiten beschouwing, met dien verstande echter, dat het niveau van zijn plan en de aanvaardbaarheid daarvan in verband met de omgeving van het bouw-project moet voldoen aan de redelijke en gebruikeleijke eisen van het betrokken welstandstoezicht.

Hoofdstuk 5

ARTIKEL 5. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE OPDRACHTGEVER 1. De opdrachtgever moet de architect tijdig inlichtingen en gegevens

ver-strekken, die nodig zijn om de opdracht naar behoren te vervullen. 2. Opdrachten aan andere deskundigen, die betrekking hebben op hetzelfde

bouwproject waarop de opdracht aan de architect betrekking heeft, worden door de opdrachtgever slechts na overleg met de architect verstrekt.

3. De opdrachtgever zal niet buiten de architect om orders en aanwijzigin-gen geven aan hen, die het bouwproject, waarop de opdracht betrekking heeft, uitvoeren of daarvoor leveranties verrichten dan wel op die uitvoering toezicht houden.

4. De opdrachtgever zal de door hem aan de architect verschuldigde hono-raria, verschotten en kosten tijdig voldoen.

Hoofdstuk 6

ARTIKEL 6. ANDERE DESKUNDIGEN

1. Indien de opdrachtgever voor het ontwerpen, berekenen of het voeren van de directie ten behoeve van het bouwproject zoals voor constructies en installaties opdrachten vertrekt aan andere deskundigen, zal de ar-chitect van het bouwproject belast zijn met de bouwkundige inpassing en de coördinatie van de tijdstippen waarop die andere opdrachten

(27)

-ii-den uitgevoerd.

2. De coördinatie als bedoeld onder 1 houdt in, dat de architect tijdig na overleg met de andere deskundigen een tijdschema voor de uitvoering van de opdrachten, bedoeld in lid 1 vaststelt en dat hij, ingeval van tijdsoverschrijding die tot vertraging kan leiden, onverwijld met hen en met de opdrachtgever overleg pleegt en aan alle betrokkenen van dat overleg een verslag toezendt.

Hoofdstuk 7

ARTIKEL 7. OPDRACHTEN UIT TE VOEREN IN SAMENWERKING MET DERDEN

Indien de architect opdracht verkrijgt om in verdergaande samenwerking met andere architecten of met adviseurs of speciale deskundigen (b.v. bouwteam, ontwerpteam) de opdracht of een gedeelte van de opdracht te vervullen - alle tezamen te noemen opdrachtnemers - zal door de opdracht-gever in onderling overleg met de opdrachtnemers worden vastgesteld hoe de afstemming van ieders prestatie is geregeld, en waarvoor ieder verant-woordelijk moet worden geacht, dit zowel in de relatie tussen de opdracht-nemers als ook in de relatie tussen de opdrachtnemers enerzijds en de op-drachtgever anderzijds.

Hoofdstuk 8

ARTIKEL 8. OPDRACHT TOT HET VERRICHTEN VAN EEN VOOR-ONDERZOEK

1. Indien blijkt dat een opdracht niet duidelijk is te formuleren volgens het bepaalde in artikel 2 zal de architect de opdrachtgever adviseren hem

een opdracht tot een vooronderzoek te geven. Een verzoek van de op

-drachtgever aan de architect om dat onderzoek te verrichten, wordt aangemerkt als een opdracht tot het verrichten van een vooronderzoek.

2. Indien de uitvoering van een vooronderzoek leidt tot een opdracht als bedoeld in artikel 9, zal, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.3, in redelijkheid moeten worden bepaald of en zo ja welke

werk-zaamheden, die de architect reeds heeft verricht voor het onderzoek, be-horen tot de werkzaamheden vallende onder de uitvoering van de op-dracht.

Hoofdstuk 9

ARTIKEL 9. OPDRACHT TOT HET VERRICHTEN VAN

WERKZAAM-HEDEN VOOR HET VERWEZENLIJKEN VAN EEN BOUWPROJECT

1. In het algemeen worden bij de opdracht tot het verrichten van werk-zaamheden voor het verwezenlijken van een bouwproject de volgende werkzaamheden, betrekking hebbende op de hierna te noemen fasen, onderscheiden:

erscteëdemevenwichtiger contractuele relatie tussen architect en opdrachtgever.l.het maken van een voorlopig ontwerp

2. het maken van een definitief ontwerp

3. het voorbereiden van de uitvoering van het bouwproject 4. het houden van de aanbesteding

5. het voeren van directie bij de uitvoering van het bouwproject.

2. Ingeval de opdracht met betrekking tot een tussenliggende fase wordt overgeslagen, wordt de opdracht tot het verrichten van de volgende fase tevens geacht de werkzaamheden te omvatten, die betrekking hebben op de overgeslagen fase(n)

3. Ingeval de opdrachtgever, na één van de fasen, genoemd in lid 1, geen

- iii

(28)

opdracht aan de architect geeft tot het verrichten van verdere werk-zaamheden, is het hem niet geoorloofd, zonder uitdrukkelijke toestem-ming van de architect, gebruik te maken of te doen maken van de door de architect vervaardigde tekeningen, modellen en andere werken, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 26. De architect is bevoegd aan het geven van zijn toestemming voorwaarden te verbin-den, onder meer teneinde er op toe te zien dat de uitvoering in overeenstemming met zijn bedoeling geschiedt.

ARTIKEL 10. ALGEMENE BEPALING, TOEPASSING BIJ DE VERWEZEN-LDKING VAN EEN BOUWPROJECT

1. Bij de uitvoering van de werkzaamheden genoemd in artikel 9.1 behoort het tot de taak van de architect, namens de opdrachtgever, tijdig de, in het betreffende stadium, voor de opzet van het bouwproject vereiste meldingen te doen en vergunningen, ontheffingen en andere dergelijke beschikkingen aan te vragen, de besprekingen noodzakelijk voor de ver-krijging daarvan te voeren, gegevens te verstrekken en de benodigde tekeningen en stukken gereed te maken en in te dienen.

Onverkort de informatieplicht van de architect zal in overleg met de opdrachtgever vastgesteld worden welke andere vergunningen, wegens de bestemming van het bouwproject of het gebruik van de daarin opge-nomen installaties dienen te worden aangevraagd en door wie. Eventuele

bemoeienis hiermee wordt gehonoreerd op de voet van artikel 17.

2. In iedere fase genoemd in artikel 9.1. zal de architect de tijd en de kos-ten bewaken, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de par-tijen, betrokken bij het ontwerp en de uitvoering.

3. De architect maakt een aanvang met de werkzaamheden voor de

vol-gende fase genoemd in artikel 9.1., telkens nadat hem hiervoor toe-stemming door de opdrachthever is gegeven.

ARTIKEL 11. HET MAKEN VAN EEN VOORLOPIG ONTWERP Het maken van een voorlopig ontwerp omvat:

1. het vervaardigen van tekeningen, die een globale voorstelling geven van

het bouwproject van de situering binnen het stedebouwkundige plan, voorzover dit is vastgesteld, van de hoofdindeling, van de structurele en constructieve opzet en van de architectonische verschijningsvorm mede

in verband met de omgeving.

2. het verstrekken van een inzicht in de opbouw van de investeringskosten,

waarbij de bouwkosten geraamd worden naar het prijspeil, geldend op de datum waarop de raming door de architecten wordt verstrekt: 1. per vierkante meter bruto vloeroppervlak, of per kubieke meter bruto in-houd, onder opgave van het aantal vierkante- of kubieke meters. 2. dan wel op basis van een elementenbegroting naar hoofdgroepen.

Onder investeringskosten, resp. bouwkosten worden verstaan de investe-ringskosten resp. bouwkosten, omschreven in bijlage IV.

ARTIKEL 12. HET MAKEN VAN EEN DEFINITIEF ONTWERP

Het maken van een definitief ontwerp - ter uitwerking, van het voorlopig ontwerp in overeenstemming met de wensen van de opdrachtgever - omvat:

1. het vervaardigen van tekeningen, als regel op schaal 1:100 van de

in-deling van de plattegronden, conform het programma van eisen, van de gevels en van de doorsneden, die daarvoor in aanmerking komen, voor grotere projecten zonodig op schaal 1:200.

2. het maken van een globale omschrijving van de toe te passen

materia-- ivmateria--

(29)

len, constructies en installaties en van een oppervlakte- en inhouds-analyse.

3. het maken van een nadere raming van de bouwkosten, omschreven in bijlage IV, eventueel op basis van een elementenbegroting.

ARTIKEL 13. HET VOORBEREIDEN VAN DE UITVOERING VAN HET BOUWPROJECT

Het voorbereiden van de uitvoering van het bouwproject omvat:

1. het gereedmaken van het definitief ontwerp voor uitvoering door het maken van een bestek met bijbehorende staten en tekeningen;

Onder het maken van een bestek wordt verstaan, het vervaardigen van een volledige technische beschrijving van het uit te voeren bouwproject, en het omschrijven, dan wel in voorkomend geval vermelden, van de technische, organisatorische, financiële en administratieve bepalingen (voorwaarden) -waarin vermeld het maximum bedrag, waarvoor de architect bestekswijzig-ingen, leveringen en werkzaamheden mag opdragen als genoemd in artikel 15.1.1.4. -, volgens welke het bouwproject zal worden uitgevoerd. Het ver-richten van de noodzakelijke werkzaamheden en het voeren van besprekin-gen ter verkrijging van een bouwvergunning, onverminderd het bepaalde in artikel 10.1. Het maken van een begroting van de bouwkosten - als om-schreven in bijlage IV - naar de berekende hoeveelheden materialen en manuren met de prijzen per eenheid en naar de verdere bouwkosten, dan wel een begroting op basis van elementen. Het controleren van staten, tekeningen en berekeningen van derden en maken van tekeningen en het verrichten van de overige werkzaamheden, nodig om de constructies, in-stallaties of apparatuur, ontworpen door derden, in het bouwproject te kunnen opnemen en inpassen. Het maken van andere tekeningen, staten en berekeningen en het verrichten van alle andere werkzaamheden die noodza-kelijk zijn voor het regelmatig verloop van de uitvoering.

ARTIKEL 14. HET HOUDEN VAN DE AANBESTEDING

1. Het houden van de aanbesteding omvat:

1. het uitbrengen van een gemotiveerd voorstel voor de wijze van

aan-besteden aan de opdrachtgever en zo nodig het doen van voorstellen ten aanzien van de vraag, welke aannemers zullen worden uitge-nodigd.

2. het doen aankondigen van een aanbesteding of het uitnodigen van gegadigden.

3. het verkrijgbaar stellen van het bestek, met bijbehorende staten en tekeningen en de eventuele andere bestedingsstukken.

4. het geven van inlichtingen en aanwijzingen en het maken en

ver-krijgbaar stellen van de nota van inlichtingen en van het

proces-verbaal van aanwijzing.

5. het in ontvangst nemen van de inschrijvingsbiljetten, het leiden van de aanbestedingsbijeenkomst, het op die bijeenkomst openen van de inschrijvingsbiljetten, het voorlezen van de namen van inschrijvers, het noemen van de bedragen dan wel de hoeveelheden werk vermeld op de biljetten, die betrekking hebben op alternatieve aanbiedingen, het opmaken van het proces-verbaal van aanbesteding en het advise-ren van de opdrachtgever met betrekking tot de gunning van het bouwproject.

6. het opmaken van een concept voor de gunningsbrief of voor een contract van aanneming.

2. Onder het houden van een aanbesteding wordt ook verstaan, in geval van

(30)

prijsvorming op basis van een open begroting: het voeren van bespre-kingen over de uitgangspunten voor de prijsaanbieding, het voeren van overleg met de aannemer inzake de begroting, het maken van bereke-ningen en begrotingen om het prijsvergelijken met de aannemer moge-lijk te maken, het beoordelen van de begroting en de prijsaanbieding van de aannemer en het adviseren van de opdrachtgever ter zake.

3. Indien, al dan niet op advies van de architect, wordt besloten tot gun-ning uit de hand, wordt onder het houden van een aanbesteding verstaan het verrichten van de onder 1 en 2 van dit artikel vermelde handelingen, voorzover die in de betreffende situatie van toepassing zijn.

ARTIKEL U. HET VOEREN VAN DE DIRECTIE

Het voeren van de directie omvat werkzaamheden ten aanzien van de uit-voering van het bouwwerk, ten aanzien van het bewaken van het tijdschema en ten aanzien van het bewaken van de kosten.

I. De werkzaamheden ten aanzien van de uitvoering van het bouwwerk bestaan uit:

1.1.0. het vertegenwoordigen van de opdrachtgever inzake de uitvoering van het werk, met dien verstande, dat het nemen van de hierna te noemen beslissingen is voorbehouden aan de opdrachtgever: - behoudens ingeval de architect daartoe een uitdrukkelijke machtiging heeft verkregen

-1.1.1. goedkeuren, dat de aannemer de uitvoering van het werk geheel of ten dele aan een ander overdraagt,

1.1.2. verlengen van de termijnen waarbinnen het werk of een onderdeel hiervan door de aannemer moet worden opgeleverd,

1.1.3. schorsen van de uitvoering van het werk, voor het geheel of voor een gedeelte, of beëindiging daarvan in onvoltooide staat,

1.1.4. doen besteden van de stelposten, opdragen van bestekswijzigingen of van leveringen en werkzaamheden die overschrijding van de hoeveelheden, aangeduid in het bestek meebrengen, of van wijzigingen in de voorwaarden van uitvoering, zulks voorzover de kosten daarvan een terzake door op-drachtgever en architect overeengekomen bedrag te boven gaan. Deze li-miet zal door de architect in het bestek worden opgenomen. Bij gebreke van een dergelijke limiet is de architect niet bevoegd zonder toestemming van de opdrachtgever die opdrachten aan de aannemer te geven,

1.1.5. vaststellen van de bedragen of prijzen waartegen bestekswijzigingen worden verrekend,

1.1.6. opleggen van kortingen op de aannemingssom,

1.1.7. in gebreke stellen van de aannemer, het in dringende gevallen nemen van maatregelen voordat die termijn genoemd bij de ingebrekestelling is verstreken, en bij nalatig blijven van de aannemer voor diens rekening vol-tooien of doen volvol-tooien van het werk,

1.1.8. sommeren van de curator, bewindvoerder of erfgenamen ingeval van faillissement, surséance van betaling of overlijden van de aannemer, 1.1.9. beoordelen van een beroep van de aannemer op onvoorziene omstan-digheden, en eventueel vaststellen van een kostenverhoging of eventueel beperken, vereenvoudigen of beëindigen van het werk en vaststeUen van het terzake aan de aannemer verschuldigde,

1.2. het waken over de juiste uitvoering van het werk in overeenstemming met de aannemingsovereenkomst, het bestek en de daarbij toepasselijk ver-klaarde regelingen en voorwaarden, en de tekeningen en orders en aanwij-zingen van de directie,

1.3. het maken van de nodige tekeningen, staten en berekeningen, het voe-ren van overleg over en het controlevoe-ren van door derden gemaakte

(31)

vi-gen, staten en berekeningen ten behoeve van de opneming en inpassing in het bouwwerk van de door anderen te leveren constructies, installaties, apparatuur of bouwkundige onderdelen,

1.4. het doen opstellen van weekrapporten, waarin aantekeningen worden opgenomen betreffende de vordering en de stand van het werk, de onwerk-bare dagen en het eventueel verleende uitstel van oplevering, de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen, de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen, bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoe-veelheden en stelposten, opneming, goedkeuring en oplevering van het werk en de verstrekking van tekeningen,

1.5. het leiden van de bouwvergaderingen, het voeren en controleren van de

correspondentie en de administratie alsmede het opstellen van verslagen en rapporten van gehouden besprekingen, betrekking hebbend op het werk en de voortgang daarvan,

1.6. alle noodzakelijke werkzaamheden in verband met de opneming van het

werk, de oplevering en de onderhoudstermijn, in dit verband het tijdig met de aannemer opgave doen van de gebreken, die de redenen voor de onthou-ding van de goedkeuring van het werk zijn of waarin, na goedkeuring van het werk, nog door de aannemer moet worden voorzien.

11 De werkzaamheden ten aanzien van het bewaken van het tijdschema

bestaan uit:

het bewaken van het tijdschema aan de hand van de algemene en zo nodig ook meer gedetailleerde werkplannen, op te stellen door de aannemer en te controleren door de architect.

III De werkzaamheden ten aanzien van het bewaken van de bouwkosten,

bestaan uit:

het bewaken van de bouwkosten van het werk, door

m.l.

het opstellen van overzichten van de financiële stand van zaken van

het werk,

1Il.2. het tijdig controleren van de gespecificeerde overzichten van

bouw-kosten, waaronder die van lonen en materialen, die de aannemer periodiek behoort te verstrekken in geval van werk, uitgevoerd in regie,

m.3.

het aangeven van de tijdstippen waarop de aannemer recht heeft op

betaling van de gehele of gedeeltelijke aannemingsom,

IIl.4. het controleren en zo nodig opmaken van betalingsbescheiden,

1Il.5. het controleren en zo nodig opmaken van de eindafrekeningen en de eindafrekeningsbescheiden die betrekking hebben op het werk en het ter-zake advies uitbrengen aan de opdrachtgever.

ARTIKEL 16. ASSISTENTIE DOOR OPZICHTERS

Ingeval de aard en de omvang van het werk dit meebrengt, heeft de archi-tect het recht zich, bij het voeren van de directie, te doen assisteren door een of meer opzichters met een kennis en ervaring en een frequentie die wordt gevergd door de aard en de omvang van het werk. De hierop vallende kosten zullen aan de architect worden vergoed op de voet van artikel 34. Hoofdstuk 10

ARTIKEL 17. ANDERE WERKZAAMHEDEN

Als andere werkzaamheden, die niet vallen onder artikel 9.1. zijn aan te

merken:

1. Adviezen en andere werkzaamheden terzake van:

1. bemoeiingen met de aankoop van grond of gebouwen of met

(32)

-I1

king tot het nemen van beslissingen om tot nieuwbouw over te gaan, gebouwen te verbouwen of uit te breiden.

2. slopen, metingen voor nieuwbouw, verbouwing of uitbreiding, reno-vatie en restauratie, onderzoek van bestaande constructies op eigen of belendend terrein.

3. onderzoek naar servituten, aanvragen op grond van de Hinderwet en andere wettelijke bepalingen.

4. bemoeiingen in verband met de voor de verwezenlijking van het bouwproject van belang zijnde gevolgen van faillissement, surséance van betaling of overlijden van de aannemer, bemoeiingen met ge-schillen of daaruit voortvloeiende arbitrages of andere procedures en adviezen.

5. berekeningen of andere verrichtingen die niet geacht moeten worden te behoren tot de werkzaamheden van de architect als bedoeld in artikel 9.

2. Het verrichten van werkzaamheden tot het verkrijgen van gegevens, no-dig voor het opstellen van een programma van eisen, het opstellen van een programma van eisen.

3. Werkzaamheden met betrekking tot ontsluiting van terreinen, welke een andere bestemming krijgen, het verrichten van stedebouwkundig werk, waaronder mede wordt verstaan het uitwerken z.g. vlekken-plannen, het inrichten van recreatie-terreinen, het maken van situatiestudies voor terreinen met een gecompliceerde indeling, waarbij verkeerstechnische of andere vraagstukken moeten worden opgelost.

4. Wijzigingen, op verzoek van de opdrachtgever, in hetgeen verricht is in een fase die is goedgekeurd, het verrichten van extra werkzaamheden, resulterend uit een door de opdrachtgever verlangde wijziging van de programmatische of bouwkundige eisen of voortvloeiend uit gewijzigde overheidsvoorschriften dan wel uit nieuwe overheidsbeschikkingen. 5. Het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot tuin- en

land-schapsarchitectuur, beplantingen, tuinaanleg, terreinaanleg, inrichting van het gebouw, interieur, toepassen van kunstwerken en bemoeiingen met de weken van beeldende kunst behorende bij of in het gebouw. 6. Het uitbrengen van taxaties en bouwkundige rapporten.

7. Het vervaardigen van revisietekeningen.

8. Werkzaamheden met betrekking tot inspraak-procedures, voorzover deze verder gaan dan het met gebruikers of bewoners in gebruikelijke omvang toetsen van het ontwerp aan het programma van eisen.

Hoofdstuk 11

ARTIKEL 18. TUSSENTIJDSE BEEINDIGING VAN DE OPDRACHT DOOR DE OPDRACHTGEVER

1. De opdrachtgever kan tussentijds de opdracht beëindigen, in welk geval

het hierna bepaalde van toepassing is; de opdrachtgever dient ook in dat geval het auteursrecht van de architect ten volle te eerbiedigen op de voet van het bepaalde in artikel 26.

2. Ingeval van beëindiging van de opdracht als in lid I bedoeld, is de opdrachtgever verplicht aan de architect het honorarium te betalen, dat hem zou toekomen bij voltooiing van de opdracht, met dien verstande dat indien de opdracht betrekking heeft op meer dan één van de in arti-kel9 genoemde fasen, aan de architect toekomt het honorarium, waarop hij aanspraak zou hebben kunnen maken bij voltooiing van de laatste fase, waarvoor hij ingevolge die opdracht werkzaamheden heeft ver-richt. Tevens is de opdrachtgever in dat geval verplicht de door de

Cytaty

Powiązane dokumenty

In contrast, intermediate partitioning temperature of 500 °C promotes pearlite and carbide formation in austenite, that compete for the carbon available for partitioning, and

Badania doświadczalne zużycia główki endoprotezy stawu biodrowego ze stopu kobalt-chrom oraz z tlenku l;lluminium

A nawet gdy telefon wydaje się „głuchy”, jak w Śpieszmy się Twardowskiego, Pustych miej‑. scach Kamieńskiej, Telefonie Jastruna, to zawczasu uczy dbania

To ostatnie jest też zasadniczym niebezpieczeństwem grożącym Rze­ czypospolitej „od wewnątrz” , a mianowicie od króla dążącego do monar­ chii. Drugim

N iepodobna przecież p rzyjm o­ wać, że i naru szen ie zakazu, i jego przestrzeg anie m oże jednocześnie sta ­ nowić przyczynę zm iany orzeczenia w ydanego przez

ZUBIK M ałgorzata: Zła passa trw a: zw olnienia w toruńskich zakładach.. W oj­ ciech Rom

Tadeusz Patrzałek: „W ymagania z literatury stawiane uczniom przez nauczycieli języka polskiego”. Gertruda Wichary: „K ształcenie kultury literackiej uczniów na

Ze względu na wysoki stopień opanowania wier­ nych tych dekanatów przez ideologię marksistowską, a także specyfikę zatrudnie­ nia, w tej części diecezji były