ARCHIEF
tab..
Scheepbonw!wnch
Technische Hog9school.
Deift
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG PROEFSTATION
NETHERLANDS SHIP MODEL BASIN HOOFT, i.e
WAGENINGEN
NEDERLAND
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG PRÓEFSTATION WAGENINGEN
W.O. rapport
139-87-12
NO.
BLZ.
HET STUREN VAN SCHEPEN.
Inhoud.
I Inlelding. a.
II 1. De manoeuvreereigenschappen van hetschip.
&epa].ing van de reactie van bet schip op bet roer.
Beoordeling van de bestuurbaarheid van bet' schip. III 1. Eigenschappen vari de piloot.
De stuurman.
De stuurniachine.
HET STUR2 VAN SCHEPEN.
1. Inleidin.
Als een schip vanuit een bepaalde stand een of andere manoeuvre
rnoet uitvo eren, dan wordt het verloop van deze manoeuvre
boTh-vloed door:
De manoeuvreereigenschappen van het schip
2,3
De reactle-elgenschappen van de piloot
4 6(demenselijke
en/of automatische piloot).
De reactie-eigenschappen van de stuürapparatuur (telèmotor,
stuurmachine, roer e.d.).
De uitwendige omstandigheden
'1.(goiven, wind,
stroomoever-zuiging e. a.).
De moeilijkheid bij het beoordelen van de. manoeuvreerbaarheid
schuilt in het feit dat men de punten i t/m 4 als een geheel rnoet
beschouwen. De eigenschappen i tIm 4 .kunnen daardoor alleen voor
een bepaalde combinatie optimas]. worden gekozen.
Net heeft dus
weinig zin orn bepaalde eigenschappen te gaan wijzigei zonder
enige kennis van de overige -invloeden.
Eon optimaal s.tuursysteem bestaande nit de punten i t/m
3heeft
economische voo'delen. Bij een onoordeelkuridige uitvoe-ring kan
het namelijk voorkornen dat de weerstañd van het schip sterk
toe-neemt tengevolge van grote en herhaaldèlijke ròer- en
kòersu-it-slagen. 00k: kan de stuurmachinèdoor te veélvuldig gebrulk na te
korte tijd verslet.en zijn.
De jnvloeden i t/m 4 op de scheepsmanöeivre zijn onafhanke.1 ijk
van eikaar onderzocht
(zie de llteratuur bij elk van de onderdelen)
waarbij geen of weinig aandacht werd geschonken aari het onderlinge
verband: tussen de verschillende punten.
ijhet ontwerp van een schipis het van belangdat mori een
indruk krijgt. (bljvoorbeeld door middel van een eenvoudige proef)
van de manoeuvréereigenschappen van het schip.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
W.O. rapport 139-87-12
BLLNEDERL.ANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTÄTION WAGENINGEN
WO. rapport
NO.139-87-12
BLL
2.
Men moet in ieder geval over voldoende gegevens van deze
eigen-schapp'en kunnen beschikken àm alle hulpapparatuur(autòmatische
piloot, stuurtnaçhine etc.) te kunnen dimensipneren,
In het hierna volgende. wordt uitgezocht mete welke proeven men:
zieh bet. duldelÏjksteen oordeel kan vornen omtrent de
manoéu-vreereigenschappen.
De manier waarop een -gewenste manoeuvre (Ingangssignaal .- Input)
wordt verwezenlijkt door het schip (uitgangssignaal - output),
is In figuur i
In blokvorrn weergegeven.
Fig. 1.
in golven
reactie v.h.
j!chip op golven
iang
(g
2enste
piloot
noeiavre)
34
stuur
reactie van het
machine
schip op het ro
L
ui'gang
.werkelijke
manoeuvre
érgelijk. met
.de uitgang
.-Elke ornzetting van het signaal, gaat gepaardmeteen
vermenig-vuidiging en een fazeverschuiving. Het nietdirectopvolgen van
deutgang op de ingang (fazeverschuiving) levert de
groots.te-moeilijkheden bij bet opiossen van bet stuurprobleem. Zodra dit
ànderdeel komt te vervailen kan men dé resterende eigenschappen
duideltjk beoordeien. Het .duidel;ijkste voorbeeld hiervan is de
Dieudonn
8)
spiraal, waarbij de tijd tussen bet leggen van bet
roer en het bereiken van de üiteindeiijke draaicirkelsneiheid geen
rol speelt.
II-i. De.maneuvreeÎeienschappen. van, bet schip.
De beiangrijkste manoeuvres welke een schip moet kunnen uitvoeren
zijn
Het moet rustig op zijn koers gehouden kunnen worden (koers.. stabiliteit).
Ret moet snel en goed op bet roer kunnen reageren (de
draal-cirkeldiameter moet klein zijn)..
De afleidiñg vande wiskundige formules welke een beschrijving geven van de scheepsbewegingen isdooi Norrbin2 gegeven.
0m een eerste undruk van .de koersstabiliteit te verkrijgen kan.
men een draaicirkelproef doen (Dieudonné spiraal) waarbij men bij elke roerhoek de uitendelijke gierhoeksnelheid meet (z.e figuur
2). figuur.2. gierho.ek sii el h eid stablel. schip roerhoek cl
il
Ii
onstabiel schipNEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG W.0. rapport 139-8'7-12 BLL
PRO.EFSTATION WAGEN INGEN NO.
NEDERLANDSCH' SCHEEPSBOUWKUNDIG PROEFSTATION WAGENINGEN
W.O. rappórt 139-87-12
NO. BLZ.4.
De onst,abiliteit van het
ongestuui-de schip (ongestuurd omdat de
roerhoek. d'
constant is) wOrdt gekenmerkt door
het feit dat voor
bepaalde waarden van de roerhoek
(riamelijk tussen - d'o
en d'o
)de uiteindelijke gierhoeksneTheid
positief eri negatief kan zijn,
afhankeiljk van' uitwendige omstandigheden.
'
Orn verwarring te voorkomen zal hier
niet ingegaan wordén op
standaaÑ definities voor de stabiliteit
welke niet altïjd even
duideiijk zijn, zodat de meeste érvan
in' verschillende delen van
de literatuur anders.worden geinterpreteerd.
Bij 'bet o.pkoers houden van origestuùrde schepen welkeonstabiel
en die welke
vòlgens fig. 2 nog net stabiel zijn
(de hllia
O(is dan bljna 90°) is bet noòdzakelijk dat er steeds ingegreperi
..wordt. Het is namelijk zèer
moeilijk een evenwichtsstaiid te'
be-reiken waarbij de draaicirkelsfleTheid
nul wordt.
Door dze voortdurende beweging van
het roer beschrijft het schip
een.slingermanoeuvre. De periode van dez
slingerbeweirig orn de
rechte koers is-naast de
verschillende eigenschappen van alle
apparatuur in de blokken van
fig.1, het 'meest afhankelljk van de
gebruikte maximum roerhoek en de toe te
laten koersafwijkiflg.
Het schip wordtkoersstabiel
(directionnally stable) genond als
bet met kleine roerhoeken over
groteperiode'sslechtSkleifle
s'
Ikoersafwi.jkingefl krijgt.
:verhbuding van het uitgaande signaal
(dat is de maximum
op-tredende koershoek verandering
u
) tot het ingaandé signaal
(dat is koershoek
i
wélke men wenst) bestaat uit een
vermenig-vuldigingsfactor A en een
fazeverschil.:/S
:-svj(iJ
ie
ig
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION ,WAGENINGEN
WO. 9pjort
139-87-12
BLZ. 5.
Zowel Aals zljn afbankelijk van de amplitude (ais het
systeem niet lineair Is) en van de frequentie.
Siecht's voor ên bepaalde waarde van de amplitude (
'j/
) envan de frequentie (w ) s bet sy.steI sta biel op die manier
dat als w. of c., door een of andere uitwendige oórzaak
ver-andert, na verloop' van tijd de o.ude beweging zich weer zál hebben ingesteld. Indien de amplitüde en de frequenti.e van
deze beweging klein gemaakt kunnen worden dan noèmten bet
schip koersstabiel!
Daar in bet ontwerpstadiuìn nog niet ailà onderdelen' van bet
totale systeem bekeñd ziJn Is bet niet mogeiijk aan de
hand
ván modeiproeven té onderzoeken of bet géhele systeem in déwerkeiijkheid aan de te stellen eisen za]. voldoen., BIj het ontwerp van het schip Is men meestal nog vrij in. dè keuze van
dê automatische piloot en ândere stuurapparatuur. Deze keuze wordt voornamelljk gebaseerd op de reactie-elgenschappen van
bet schip. op bet roer (welke we]. uit modeiproeven kunnen worden ber aald) en op de maximum toe te iat amplitude en de
fre4uen-tie van de slingermànoeuvre.
De toelaatbare freqúentle wordt bepaald door de levensduur welke men aande stuurmachine kan stellen.
De toelaatbare amplitude wordt bepaald door de
weerstands-toename teil gevolge van de
slingerbewegingvan het schip en
bet róer.Men wil dus op modelschaal van de'totaleoverdrachtsverhoudlng
van het systeem, dat dee]. bepalen dat in fig. i in blok 4 op treedt: dereactie van' bet schip op het roer.
Voor een lineair systeem kan dien met behuip van verschillénde
benaderingenaan de hand van enkele cofficiënten van het schip
een suTunlere-beschrijving van de overdrachtsverhouding geven. Ondanks dezeorivolkomenheden' en het felt dat de coëfficiënten slechts met veel moeite uit oscillatorproeven zijn te verkrijgeu.
wordt deze methode in verschlllende delen van de llteratuur
II-2. Bepaling vari de reactie van bet schip op bet roer.
Beschouwt men in figuur -3 in detail blok 4 uit figuur 1, dan
blijkt bij een sinusvormige beweging van het roer, dat bet schip geen sinusvormige maar wel periodieke beweging maakte.
Voor de definitie van de overdrachtsverhoudingvan de
scheeps-beweging op de roerscheeps-beweging wordt gebniik..gemaakt v-an demethode
van Kochenburger. Deze methode berust op de
aanname
dat bij eensinusvonnig ingangssignaal, de eerste term uit de Fourier-reeks van het periodieke uitgangssignaal zo belangrijk is dat de
opvolgende termen kunnen worden verwaarloosd: sinusvormige roerbeweging:
d(j)t
Sini
mw!
( 2 1periode scheepsbeweging:
rj'j
re
-Hierin is alleen r, van belang weike in bet vervoig
r
wordt aangeduid:
ra=JretU)tdc&
( 3 )De overdrachtsfunctie wordt nu gedefinleerd ais de verhouding van de gelineariseerde amplitude van de scheepsbeweging tot de
amplithde van de roerbeweging (.zie fig.4)
(4)
Deze overdrachtsfunctie zal behalve van de frequentie ( c.'
ook afhankeiijk zijn van de roerhoekarnplitude ( ¿
Voòr een' linéair systeem, waarbij dus het schip een sinusoidale
beweging maakt als bet roer sinusoidaal beweegt, wordt de
overdrachtsfunctte onafhankeiijk van de roerboékamplitude. Men
kan. dan de overdrachtsfunctie eerivoudg bepalen úit een impuisproef. Deze methode kan als voigt worden toegepast.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG w.O. rapport
139-8'712
BLZ.NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDUG PROEFSTATION WAGEN UNGEN
W.O. rapport
139-87-12
NO.
Als men varende in de evenwichtsstand bet roer plotseling een
uitslag.. ¿ geeft welke .daarna constant gehouden wordt, dan is
het als voigt rnogelijk orn de invloed van de frequentie te bepalen.
De Laplace transformatie van 4L) ¿ Constant is:
- p
Gedurende de gehele manoeuvre wordt de gierbeweging van bet schip
geregistreerd. De Laplace transformatie van de draaicirkeisnel' heid is
= -- .N(P)
zodat cÇ, M'c,): p'Y'.)
Voor de Laplace transformatie van de draaicirkelversnelling
vindt men:
p
ÇP)Uit (5) en (6) voigt:
c$
IVP/: ¡ '7eJ:
( 7
Indien ,ø zuíver imaginair is, convergeert deze integraal;
/1(1w,?:. dì-e
'."í
d.yt)
(8)
Deze integraal kan men benaderendoor
J, /1(iw)
p(,
J-.
iwI.
( 9Indien de òpeenvóigende tijdsverschiilen tusen en
NEDERLANOSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTÁTION WAGEN INGEN W.O. rapport,NO.
139-8712
BLZ. 8.
In figuur 4 is in principe het voorbeeld van deze methode gegeven, dat door Chèstnut en
Maier is
beschreven.flguur 5 4A q Pft,)
tL
1a1 14 ¿66
/
t'
t4
Voor een waarde van de amplitude
(namelijk4,
) kan men nu met behuip van verg. 7 en f iguur 4 voor elke frequentle de overdrachtsv-erhouding /499 bepalen.figiur 6 .
Bij een niet lineai.rsysteezn, kan men de overdrachtsfunc'tie.
H(,). He9
'ht. eenvoudlgst. bepalen door voor.ver-schilIende roeeamp1ituaes. en frequenties, het roer sinus-vormig te
bewegen en de daruit
resulterendescheepsbeweging
NEDERLANDSCH SÇHEEPSBOUWKUNDIG,
PROEFSTATION WAGEN INGEN
W.O. ragort 139-87-12
BLL
9.
lI-3. Beoordelin
van de bestuurbaarhéid van het schip.
Nu de reactie van het schip op het roer bepaald is, kañ men
een oordeel vellen over de bestuurbaarheid van het schip.
T3ehaive voor in breedte beperkte vaarwaters (dus als
het schip
een havèn komt)
ou men in eerste instantie geen enkele eis
aan dé koersstabiliteit van het schip hoeven te steiln.
Het-schip zal
miners altijd zijn bestemrning bereiken, orndat het
met hetroer altiJdmogelijk is gemiddeld de gewenste.koers te
houden.
Bij nader inzien kan
menchter verçheidene econornische voor-'
delen behalen, door naar een optimaal
stuursysteem voor elk
schip te zoeken:
Indien het schip rustig op zijn koers kan worden
gehouden,
zal de weerstandstoename of anders beschouwd de sneiheids-.
afname tengevolge van de slingerbeweging klein
zin..
Voor de stuurmachlne is het
zeer voordelig als er niet
her-haaldeiljk door het roer grote krachten hoeven
te worden
opgenomen.
Resumererzd kan.men stellen dat de eisen die
men aan een gestuurd
schip stelt, direct verwerkt zijn in de definitie
voor
koers-stabiliteit
(zl.e Norrbin2).
Bij de beoordeling
van de manoeuvreerbaarhejd van het schip Is
het noodzakelijk dat. men enig. inzicht heeft in de
rniddelen
waarrnee men bet schip kan besturen. Alvoren
hier dieper op in
te gaan, zal er eerst worden uiteengezet hoe de in paragraaf
II-2 verkregen resultaten kunnen worden
verwerkt.
Als voorbeeld wordt een v.:rachtschip (van het Mariner
type)
genomen, waarvan de overdrachtsfunctje van het: schip op het
roer verloopt volgens fig.7.
Stel dathet schip zodanigwordt bestuurd
ais in fig. 8 is
aangegeven. Hierin zijn de piloot de volgende eigenschappen
toegekend:
6:
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGEN INGEN W.O.. rapportNO.
139-87-12
BLZ.
io.
De koersatabilitelt van het gestuurde schip voigt uit:
N'i - 'Wi.,)
K(j):J'u:
(iW)
6L (J
'Wi
¿Lw)H(t6
Ret schip is instabiel ais h.et niet een rechte lijn k-an volgen.
Ook al wenst men dùs een. rechte koerè (Wj:O ) te varen, dan nog aal dit niet lukken (& heeft een bepaalde-waarde)
ais: Gr-I
hierbij is G
K(ic)H(tc6)
Itt figuur 9 Is in een polair diagram de overdrachtsfunctie H(ic) voor verschillende roerhoekén gegeven.
Indien G de negatieve as snijdt op een waarde welke kleiner
is dan. -1 dan .js het schip onstabie]. en zullen de beweging.én
--dus toennen, Bij grotere amplitudes wordt echter H(tw) kleiner
en zal dus G kléiner worden totdat G groter wordt dan-1. Het schip is dan stabiel, de amplitudes zullen afnnen en
oveÑenkonistig zullen H(u.,) en dus ook G groter
worden.
Ret schip aal dus uiteindelijk een slingerende bewegende orn aun rechte koers varen met een frequentie en een amplitude welk e zi t - formule (1.2) .volg en.
Als men een piloot'neezntwaarbij eeñ fazeverschuiving tussen het ingaande en uitgaande signaàl optreedt wélke onaThankeiijk
van de freq'uentie is dan vindt men dat het schip uit.. fig.7
-we.ke volgens fig.8 wordt bestuurd een ewegingrnaakt waarvan
de auplitude in figuur 10 is weergegevin.
De bij' deze slingerinanoeuvre optredende freqiienties en de
amplitudes van de roerhoek worden weergegeven in fig.11 resp.
fig.12..
UIt figuur 10 biijkt dat hei. schip de kleinste bewegingen maakt
met eenpoàitieve fazeverschuiving van de piloot. Dit is hei
geval als. de pilòot behaive op een koersfout ook.. op de snemeld
van de koersfout reageert.
Uit figuur 11 blijkt echter dat deze kleine bewegingen optreden
bu
hogere frequenties.
Varende in een in breedte beperkt vaarwater zal men proberen
zo min mogelijk koers afwijkingen te maken, hetgeen, dus met
hogere frequenties gepaard gaat.
Op open zee wenst men echter deze lagere frequenties te
ver-mijden omdat men dan de stuurmachiné m1nder zwaar belast. De
afwijkingen bu
deze vaart zullen dan echter groter zijn.
Uit figuur 12 blijk.t dat de roerhoek amplitudes klein zijn als
men slechts weinig op een koershoekfout reageert '(k is klêin).
De mate warop men op een koershoekfout reageert blljkt (zie
fig.10) weinig'invloed te hebbën op de optredende koersfouten.
Inalle'.omstandlghedén ishet dus zo .gunstig mogeiijk orn de
amplitude k van de overdrachtsverhouding van de piloot zo klein
mogelijk te houden.
Aar de hand van het bovenstaande kan men nu het volgende
criteriuzn stellen 'aan. de reactieeigenschappen van het schip
op hei roer.
Indien hei schip lineair op het roer reagéert (dit is hei geval
als de reactieverhoudïng op. het roer ònafhankelijk van de
amplitude is), is het mogelijk orn een rechte koers 'te volgen.
Men hoeft dan slechts te zorgen dat' HKÁW
infig.9.groter
is dan -1:, waardoor het systeem stabiel iiori% en debewegingen
uitdempen. Het 's chip is dus hei gemakkelijkst te be sturen indien
in fig.7 deirerschillende kroinines
H(L,)
zo dicht mogelljk bij
elkaar liggen!
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
W.0. 139-87-12
BLZ.III. EiEenschaPPen van de piloot.
III-1. De automatische piloot.
In hethierna volgende zal een beschrijving worden gegevón van
de eisen die men kan stellen äan een bepaald stuursysteem van
een gegeven schip waarvan de overdrachtsverhouding
H(iw.6)
bekend is.
figuur 13.
In. figuur 13 wordt aangegeven hoe voor een bepaald schip
door middel vari bet stuursysteem K(c)
,.de
aardeH(wi)%44&L)
ontstaat. Daar men K(.'L) willekeurig kan kiezen., heeft men
ook de.mogelijkheid Orn de frequentie w
en de grootte van de
koers- en de roerhoekamplitude zo gunstig niogelijk vast te
leggen.
Hierbij kan men bet eenvoudigste weer uitgaan van vergelijking
K(c) -i.
H(tw)
d.w.z.
+IQC(..)ç,eTY.2
zodat (ii) overgaat in
-
(13)
(14)
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
W.O. rapport
139-87-12
BLZ..NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGEN INGEN LO. raport 139-87-12
BLZ. 13.
Stelt men dat bet stuursysteem wordt ontworpen voor bet gebruik op volle zeedan kiest men de frequen:tie van de slingerbeweging zo klein mogelijk. Daar de slingerbeweging bepaald is door de
waarde op de negatieve imaginaire as, moet
men K(tw) zodariig bepalen datdehoek oc voor de kleine
frequenties zo groot rnogelijk negatief is (zie fig.14). Bij deze
kleine frequentie zal de beweging gepaard gaan met grote roer-of koersuitsiagen. Daar de frequentiekleinen de
daàrbi.j.be-horende react.ie van het schip op het roer groot is, zal men de amplitude van K(cI,t) zeer. klein moeten maken orn te zorgen dat
de roerhoekamplitude 6 kleIn wordt.
Daar de automatische piloot verder nog moet voldoen aan de eis dat voor de hogere frequenties de mplitude van K(cL)klein is,
omdat de bewegingen van de hogere frequenties snel uitgedempt moeten zijn, voigt een stuursysteem K(c4.i) voigens flg.14.
figuur 14
Indien de amplitudes van de koers- en/of roerhoekbeweging veel
te groot zijn, moet men.de frequentie groter kiezen.
ifl
een be-perkte vaarruimte wil men de frequenti e (Ls) van de slingerbewe-ging veel groter hebberi omdat daardoor de beweslingerbewe-gingen tijdens de slingerbeweIng. en dus de vaarbreedte klein worden.0m een grotere frequentie te verkrijgen inoet de faze van K(iw)
voorlopen ( o
is positief). In dit geva
zullen nadat de
op-timale waarde van
Kttco)is bepaald, de amplitudes veel kleiner
zljn dan tijdens de beweging met de lagere frequentie. Doordat
narneiijk c
groot en de daarbij behorende reactie van het.
schip op het roer H(íw) klein is, kan men K(wi) groter kiezen.
}!ieronder zijn erikele voorbeelden gegeven van de. mogelijkheden
waarop men het roer op de koershoekafwijking kan laten reageren.
1.. Met roer is evenredig met een gewenste koershóek en de
sneTheid van de roerhoekverandering is teruggekoppeld:
(V .5 !_. %2LCU k2' ' k2 k, o
k, k2u+1
2. Met roer is evenredig met eerf gewenste gierhoeksnelheid en
is lineair teruggekoppeld:.
-,
3. Het róer is evenredigmet eèn gewenste gierhoeksnelheid en
is lineair teruggekoppeld:
NEDERL.ANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
w.o.
rapport
139-87-12
BLZ.PROEFSTATION WAGENINGEN NO.
14.
'p E
k1i
z
k1 i i
Een ombïnatie van
14 IC)
1+k1k2iw
Een combinatie van reacties op de gierhoek volgens I en op
de
integraal vande
gierhoek volgens 3.2k1
4,
i.k,21422
III-2,. De stuurman.
in bet algemeen zalde stuurman reageren op een
koershoekaf-wijking volgens bet kornpas, en op een koershoeksnelheid welki
overeenkomt met de sneiheid waarmee hij een zeker punt van het
schip langs de horizon zietbewegen. Indien .hij zonderverdere
hulpmiddelen vaart., zal er geen
terugkoppeling van
e roerhoekplaats vinden; hij zal namelijk practischniet op de grootte van de roerhoek letten en alleen op de uitwerking ervan.
Volgens d'e laatste onderzoèkingen heeft. ledere stuurmari een
hekel aan los tljdsverloop (de fazeverschuiving) welke optreedt
tussen het.tijdstip waarop h.ij. corrigeerten het tijdstip
waarop bet schip begint te reageren. Orn deze tijdzo veal
mógelijkte elimineren zal hij bet röer een 'flinke ultsiag, geven.
Als hij, dan merkt dat zijn ingrijpen .te fors is geweestgobit hij bet roer orn, totdat het weer een táznelijk grote uitsla,g naar de andere kant beeft.
I 2 I en 2: 5 8 2k1 o,. BLZ. , 5.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG W.O. rapport i 39-87-.1 2 PROEFSTATION WAGENINGEN NO.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGENINGEÑ W.O. rapportNO. 139-87-1.2
BLZ. 16.
De grootte van deze roeruitsiag is
afhankelijk van de stuurman
welke het roer bedient envan het schip dat hij bedient. Indlei het schip tamelijk groot en daardoor traag is, zal de.stuurman bet roer een relatief grotere ultsiag geven.De totale reactié van he.t roer op een .koersafwijking door rniddel van een stuurman za]. er geschematiseerd als voigt uitzien:
figuur 15. .
q? = koershoekafwijking .
gierhoeksnelheid .
6 = de ro'eruitslag welke de stuurnan in .zijn gedachten
heeft. '
de effectieve roeruitsiag we]ke Öntstaat.
als 'de stuirrnan
zigzagvormjg .het roer eenuitslag g,eeft.
IndiEn er volgens de waarneing van de stuurman een roerhoek benodigd'zou zijn, reageert hij hierop met een uitsiag
BIj een sinusvórmige ingang van bet. sigiaal
za].
deroerhoekzig-zag vormig veranderen. Be Laplace
tranformatie van
dezeperiódiek varierende roérhôek. is ( T is de periode)
6
i2T
=-t
' ' '' (15)
Als de reactie van 'het
schip op bet
roer H(p)' bekendlis, vo].gtde' beweging
var
het schip uit:r (p) H (p) 6 (p) ', '
(16)
H(p)Iii1..pT.Pdp
e".
TEstri '.1 d
)
r(
?L48. HL6
Iôi
;oJ
Ret volledige beeld van een
dynamisch
stabiel schip met eenstuurman aan
het roeris in fig.i6
gegeven. figuur 16. .(17)
Hierin is y een constante die groot genoeg gekozen moet worden orn de integral tè laten convergeren. De integraalis
gelijk aan 27E maal de soin van de residuen. De functie onder het integraalteken heeft een pool .in de punten:
((1+2fl)
.(18)
r is een geheel getal tussen -_c'
.
ensc-Indien men de invloed van de hogere frequentles verwàarloost, danvindt men voor de scheepsbweging:
!i().
kpT.e(.p*tw)
O wet
'(1) tic5 W(UA)) Stfl (19)Ditzelfde resultaat verkrijgt men met behuip van de methode Kochenburgerwaarvan tot nog toê gebruik geznaakt werd:
Lnt,t
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG W.O. rapport 139-8.7-12 BLZ. PROEFSTATION . WAGENINGEN NO.
17.
De totale overdrachtsverhouding van dit systèem is:
+ K(
V (20)
Dit systeernbiijft
jfl
sÏingering.a].s:H(w1) K(gX(5) ...LW
o weL; H(ui.) K
eIZ
IVf
21)
Daar een positieve waarde bezit welke varieert vari O
tot o' , za]. dus zeifs het dynamisch stabiele schip een
slingerbeweging orn z1jn rechte koers blijven varen, waárbij de frequeritie van de s].ingering afhankelijk van de stuurman
is. In de praktijk blijkt dit niet helemaal waar te zijn omdat de reactie van de stuurman gunstiger wordt naarmate de dynamische stabiliteit van het schip
ji1
de ongestuurde toestand .groterwordt. V V
V V
Het is in. de praktijk mogelijk orn de kwaliteit van de stuurman
met behulp.an mecranische middelen te.verbéteren. Twee voorbeelden hiervan zullen hier worden besproken.
Vor iedere stuurman iseen ro-erhoekverandering identiek met
een draalcirkelsnelheid; het za]. hem duidelijk zijñ da.t .z.olang
het roer niet in de evenwichtsatand staat, het Vschip een
be-paalde draaicirkelsnelheid blljft houden. Als er een verstoring optreedt in de draaicirkelsneTheid welke door -de stuurman door
middel van éen bepaalde roeruitslaggewenst werd,
dan
zal hij Vzoals uit het bovenstaande blijkt, het. schip slechts met moeite weer de oorspronkelijke beweging kunnen geven. Dit za]. vooral
bij herhaaldelijke verstoring (bijv.in een onregeimatigezee) tot grote moeilijkheden aanleiding kunnen geven. Indien men er
echter voor zorgt dat hetV roer met behuip van een automatIsche
piloot. reageert op een draaicirkelsneiheld welke door de stur-.
man gewenst wordt (en door hem als een roerhoek wordt.
vereenzel-:Vv.gd) dan za]. het schip veel gemakkelijker de gewenste beeging
behoudén.
VNEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG W.O. rapport
139-87-12
BLLNEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG PROEFSTATION WAGENINGEN .W.O. rapport 139-87-12 NO. BLZ. 19.
Indien de stuurman hiervan niét op de hoogte is, kan het resul-taatzijn dathijhet gunstige verloop van de manoeuvre
tOe-schrijft aan een zeer goede manoeuvreerbaarheid van bet schip. De eigenschap van jeder stuunnari orn elke actie te versnelien kan iii de praktijk een zeer ongunstige uitwerking hebben.
0m de ultwerking teverkleinen inaakt men een apparaat waarop gentegreerd de koershoek .grootte na een bepaald tijdstip is
af te lezen. Indien nu de stuurman alleen, op het koinpas en op dit apparaat reageert en niet meer naar. buiten hoeft te kijken, zal de .slingerbeweging een stuk worden gedempt. Doordat de
stuurman zònder fazeverschil de gevolgen van zijn daad kan waarnemen zai hij veel rustiger sturen met kleinere
roeruit-slagen.
III3. De Stuurmachine.
Het zou voor de stuurmachine zeer schadelijk zijn als het roer op elke scheepsbeweging, hoe klein ook, zou reageren. 0m de beweging van bet roer te beperken past men een "weater-ádjust"
toe. Een "weather-adjust" kan in verachill.ende vormen worden
uitgevoerd. Het gunstigste is het gebrulk van een "dead-band". Hierbij reageert bet roer niet op een verstring welke kleiner is dan een bepaald mïnimum (zie fig.17)
figuur 17. ..
.
ri, = (i...a - sin zo .
'P0
'
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGENINGEN
WO. rport
139-87-12
met sin
-='0/q'a
De waarde van ()= K(&0)
K
f iguur 19.
De totale overdrachtsfunctie van dit systeem voor een dynamisch
stabiel schip luidt: '.(, f(6a
q,1
14 1('w) Ii(w)
t84)
Het schip raakt in siingeringals:
k(1w) H(,)
<- fr)
Daar i ci' treedt slingering dus niet op ais K()k()
het punt -1 in het Nyquist. dIagram aan de rechterkant passeert.
Des tè stabieler het schip in de ongestuurde toestand is (dus des te kleiner (Hj» op de negatieve reeele as is) des te groter kan de amplitude van zijn..
Als bet schip dynamisch onstabiel is, dat wil :zeggen de
scheeps-Ç(5QHW)
LW +.K(A,) Ç(&Q
is weergegeven in fig.18.
(23)
(24)
beweging Is niet: lineair met de gebruikte roérhoek dan wordt de overdrachtsfunctie (zie fig. 23):
figüur 20. IP1 f(J)
H)
ru u BLZ. 20. L K(1 (5a4 6NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG PROEFSTATION WAGEN INGEN
WO. rajort
139-87-12
BLZ.21.
Het schip raakt in slingering als
K(1.c.3) H(,)
< ______
Als
,K(t)
en H([c..)
hetzelfde blijven ais in het
voorbeeld
uit
III-3,
dan zal doordatÇ(cSa1
, de
amplitude van de
roer-en dus ook de ko.ersbewegiflg kleiner zullroer-en zijn
gemaakt bu
toepassingYan een dead-band.
Voor dynamisch instabiele
of bjjna instabiele. schepen
kan men
dus door het gebruik van een dead-band het schip. veel rustiger
op zijn koers
houden.
Een volgende stap orn hei roer minder frequent te gebruik.en
is
de toepassing van een
"low-pass filter". Deze filter
vermi jdt
de reactie van het roer op
koersuitslagen van hogere
frequenties.
Men verhindert hierdoor dai
de roerhoeksnelheid te groot
wordt.
Een voorbeeld van zo'n
filter wordt gegeven dopr dé
.automatische
piloten volgens 1, 4 en 5
uit paragraaf III-1.
Bu
de overdracht van het
signaal van de automatische
piloot. tot
de stuurmachine zal er
tijd verloren gaan.Indien
dezefazever-schuiving tussen het uitgangssignaal van de brug en het
ingangs-signaal in de stuurmachine te groot
is, kan dit aanleiding geven
tot moeilijkheden
blj de besturing van hei schip..
Een andere móeili.jkheid bij de
besturing schuilt in de werking
van de stuurmachine. Deze is rneestal zodanig
gedimensioneerd dat
afgezien van de aanJ.00p en de
uitloop, de snelheid
ltijd
constant is. Dit wil dus zeggen dat de reactie van hei roer op
teen ingangssignaal niet lin eair is. Tot nog toe
beschouwde men
alleen de kleinere roeruitsiagen
(bijv. tot 2
à 3) waarbij
de siielheid in principe
wel lineair is met het
ingangssignal
(zie fig. 24).. en narn dan aan
datvoor de grotere
roeruitslagefl
de,ze aanname nog een
redelijke benadering zou geven.
Theoretisch
beter gefundeerd is bet
echter orn ock hierbij gebruik te
makensian de methode van
Kochenburger.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG PROEFSTATION - WAGEN INGEN
W.O. rapport
139-87-12
NO. figuur 21. roerhoek 6 sneiheid g ewn st e roerhoekDe niet lineaire overdracht inde stuurmachine kan weer n-leiding geven tot een instabiliteit in de gestuurde toestand,
dat wil zeggen tot een slingerende beweging orn de rechte koers.
In figuur 25 is als resume een overzicht gegeven van alle onder-delen in het systeem van een door een stuurman met automatische
piloot gestuurd schip.
Wageningen, maart 1965
Ir. J.P. Hooft.
BL.L 22.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGEN INGEN
WO. raort
139-87-12
BLL 23.
R ef eren ties.
K.SSM. Davidson and L.J. Schïff, "Turning and coursekeeping qualities" Trans. SNANE
1946.
N.H. Norrbin, "A study of course keeping and manoeuvring perfor-mance" Neddeland.er Statens Scheppsprooningsanstalt,
no.45, 1960.
K. Nomoto, T. Taniguchi, K. Honda and S. Hirano, "On the steering
qualities of ships" I.S.P.
1957.
L. Schiff and M. Gimprich, "Automatic steering of ships on
proportional control" Trans. SNANE 1949.
L. Segel, "Ship maneuverability as influenced by the transient response to the helm" D.T.M.B. report
1461.
K. Nomot.o, "Directional stability of automatically steered ships
with particular reference to their bad performance in rough sea" DT.M.B. report 1461.
L.J. Rydill, "A linear theory for the steered motion of ships in waves". Trans. RINA
1959.
J. Dieudonn, "Collected french papers on the stability of route of ships at sea", D.T.M.B. translation 246.
H. Chestnut and R.W. Mayer, "Servomeôhanisms and regulating system design", John Wiley and Sons Inc. New York 1951
G.A. Firsoff, "Experimental methods of estimating.ship maneuvering
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATiON WAGEN INGEN
W.O. rapport
NO.139-87-12
BLZ.
24.
ROERHOEK REACTIE VAN
HEI SCHIP OP
HET ROER
GIERHOEKSN,LHE ID
NIET LINEAIRE REACTIE VAN HET SCHIP OP HET ROER
C(5cJsinc.,L
F(G.4.r=re sin(cA,t-ç')
p.
H{ir)
raGELINEARISEERDE BESCHRIJVING VAN DE REACTIE VAN HET SCHIP OP HEI ROER
NEDEIILANDSCH ScHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGENINGEN
W.O. raport 139-87-12
e
o
O) iIH3S?I3A3SYJ F16. 7. L (no
Oo
o
J-j N IOflOH3AS1H3VO.3A O .L;
k
r
-I:.:
. , .. . .14
+::--:
i .1,
-:
I.]
-H
-. L-j--4 ' ..L-i - , ... ...
: I.H
- I - T ¡ j JI1:i
--I ,,l.
...
.. . . ,.-...
.:.-.- .
., .. L H - 4 - . . :..
-4'-
_ .... . ,.. ___r_L;
-j
:
- --z:IVR4
{*4H-:
:
:
:: . 1:
j ::'
4 1TT4
:. . ., . : : : f-.-î-4--.
I- i rl
;
III
z1PI :
I
--i-: :-L- -Ii
:
H1-
1_L : ..:Jf:
:. : i-jjTu . ff-:
+ :<
ÍÏIIî LIJf
4(
--t-:1Ii :i
It& ::E
. _Ii
; TFt vr
I' tç;
__1fl
IIffl
1:__
___!ÎIUW
i
'
-4- ïai
¡RI-
L
-I IIII!
:
-
!r
r
-.
-HiE if'
. r-.+_.iM1 -t
-11_ ti,1---"4VI
-- iIL
' . ;4 ' - - ,. w
AáI
:f.t____
.-;.+ .i ç
___
IwDI
ii
t I 4IIflI
r,,
-
t:
vii
7ìIJ
imr»
r
iIA
IIIVIII
- 1IIANtII
T
- __
m; :
:: ''I
TT' Iiiiiiii
TDN'I
BLZ. 25.BENODIGDE KOERSVERAN0ERIN PILO 01 ROERHOEK SCHIP
o
C GEWENSTE KOERS 5 '1frLf Hi
H<
4,
I'y'.
,.HK
LcSCHEMATISERING VAN HEI BESTUURDE SCHIP IN EEN
BLOKDIAGRAM in
-c
Z1
zø
w t'.)r
O\ N I mm .n u) -40u
z2
(A nI
m m GIERHOEKSNELHEIqI, INTEGRATI EOPI REDENDE 10E RS u) w
NEDERLANDSCH SCIIEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGENINGEN
W.O. raport
139-87-12
IMAGINAIRE AS
FIG.9.
REEELE AS
NYQU iST DIAGRAM OVEREENKOMSTIG FIG.8.
BLZ.
NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKU NDIG
PROEFSTATJON WAGENINGEN W.O. rapport 139-87-12NO.
rIG.,o.
t1
i + L ---Ilr
F- ___:
TjI----H
-
-it
-"-I
I I L i - :_ _: jH
I
:-H:-
--4
i- --LL
L : . - L_ _ _ :- ' T:
I
-:--Jr T -:LT
--.: i.'
': : ,±
-;:
'r:'
- :-H- r . :r ::::
.1 H;;-fr
7 )
i_:
t:'-i tt -:EI
Tî
i - - - r r '--i-r r -_r
I 4
Lr
-::
, -i:L :
r -f 4h -' 1 L1 ( , 1 1-'-:
T:-
:
r; . Illiliuul r r-4i
: !-±
:Ir
i
I;
:) -L
:r
: L-1 L1f T.4..t '
:-
:;:
1 -_L
r
_4___ _r_.1-' _: , t : -T-. 4 4}4 4 II 4: U: 1
4-
r- -L ¿t
t J. III
. :: :,_I
-
-jIiII
:-J
L' H.4
:-
:lL
r 4-T - tL
t 1I - L - 4L j t.:aii
- :4 L L1Ht
- -, -i_it
l 4$ tî li
r -¡ :ri
_Th-t -T:;4 -4---14r
IIi
I :1:--r
-
F L:
o
o
It) IS) 00 m m BLZ. 28.¡T*
:
-sII r
WiffliIP1ThJ
4t
tllLPllllÏ1
1L
llIffl
I 11 t ftIM:i1iI
II
r;ihMII :
-IT
i , L 4 .44F J
IIllPm
a 4kbJ
rJI11UIJIØ1
N
IAH1t1
:
4
Ir!
NJJIII
4NEDERLANDSCH SCHEEPSBOUWKUNDIG
PROEFSTATION WAGENINGEN
W.O. rapport
NO.139-87-12
FIG. 12. e