• Nie Znaleziono Wyników

Het Nieuwe Bouwen in oude woningen: Afscheid van een socialistisch architect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Nieuwe Bouwen in oude woningen: Afscheid van een socialistisch architect"

Copied!
9
0
0

Pełen tekst

(1)

Meer wetenschapsnieuws van de TU Delft Colofon DI-Archief

Het Nieuwe Bouwen in oude woningen

Afscheid van een

(2)

DOOR MAARTEN VAN DER SANDEN

Afbreken of laten

staan, that ’ s the

question. Prof. Joop van Stigt, hoogleraar Renovatie en Onderhoudstechnieken aan de faculteit Bouwkunde van de tu delft, nam 29 januari jl.

afscheid van het onderwijs en

onderzoek aan een universiteit die zelf grote plannen heeft voor

bouwkundige vernieuwing. Een gesprek met een socialistisch architect over zijn contacten als

Leidse letterenfaculteit, een van de voorbeelden van het werk van prof. Van Stigt. Pas toen de bewoners zagen dat nieuwbouw betekende dat de oude stad met de trekvaart weer terugkwam, gingen ze overstag (1977-1979).

(3)

jong bouwtechnicus met mensen van het Nieuwe Bouwen zoals de recent overleden Aldo van Eyck. Een verhaal over zijn werk in de leeuwenkuil van opdrachtgevers en uitvoerders, maar ook over een nieuwe uitdaging die hij samen met zijn zoon en partner-architect André van Stigt heeft aangepakt: de spraakmakende renovatie van het Olympisch Stadion in Amsterdam.

Amsterdam in de vroege ochtend. De tram pakken naar Architecten Buro Van Stigt, of toch maar lopen? Het laatste maar, ik heb nog een kwartier de tijd. De stad wordt wakker en de eerste croissanterieën op het

Damrak openen de deuren. De geur van vers brood vermengt zich met die van een stad die altijd in beweging is. Wat zei Camus ook al weer? ‘In Amsterdam ben je kosmopoliet’ of iets dergelijks. Tja, dat is ook eigenlijk wel zo, een stad geeft je een gevoel, de huizen een sfeer. Met Van Stigt praten over zijn werk als architect en renovatiebouwkundige. Langzaam glijdt de menselijke blik onder het lopen langs de huizen aan het Spui. Gelukkig was de Delftse hoogleraar er op een aantal plekken in onze hoofdstad op tijd bij.

‘Toch was dat helemaal ondenkbaar’, begint Van Stigt (1934) zijn verhaal met een licht Amsterdams accent in de regentenkamer van zijn

hoofdstedelijk herenhuis. ‘Er werd gesloopt bij het leven, want die oude rotzooi moest eruit en er moesten nieuwe woningen komen. Complete

Het Nieuwe Bouwen in de praktijk: ‘Met

elementaire en primaire middelen ruimtes maken’. Het Afrika-huis in Amsterdam (1968).

(4)

nonsens! Ik heb in veel van mijn latere ontwerpen laten zien dat het mogelijk is om een nieuwe functie van een gebouw of een woning vorm te geven in het oude casco, zonder de cultuur en de «sfeer» van het gebouw te veranderen. We hebben namelijk de beschikking over vele nieuwe technieken die eigenlijk een sleutel zijn tot vernieuwing. We kunnen technische noviteiten toepassen waardoor het mogelijk is om eigentijds te restaureren. Het is bovendien zaak het sloopproces te

integreren in het bouwproces.’ Stadsvernieuwing door kaalslag is volgens de felle hoogleraar niet alleen cultureel onaanvaardbaar, maar ook

economisch niet te realiseren. Van Stigt: ‘Een eenvoudig sommetje laat zien dat de geschatte waarde van de gebouwenvoorraad van 1700

miljard met de beschikbare capaciteit en bouwkundig potentieel de eerste honderd jaar niet te vervangen is. Daarom zal de woningvoorraad in stand gehouden en aangepast moeten worden.’

‘Stadsvernielingsfonds’

‘Een aantal gebouwen zoals het Entrepotdok stonden in Amsterdam op de slooplijst. Het is later (1981/1987) één van Van Stigt’s meeste

bekende gebouwen geworden die hij heeft gerenoveerd. Hij ontving er in 1987 de Wibautprijs en in 1989 de Nationale Renovatieprijs voor. ‘Het idee van de overheid was om een grootschalig sloopproject te starten. We hebben toen voorgesteld het stap voor stap te doen, nieuwe

elementen toe te voegen en de cultuur van het Entrepotdok te bewaren. Eerst werd het helemaal niet geloofd en we kregen zelfs brieven van de overheid dat we fouten hadden gemaakt in onze begroting. Men vertelde ons dat we het budget met 2 miljoen zouden overschrijden. Maar we konden aantonen dat we door onze stapsgewijze aanpak en andere stutconstructies, meer dan eindeloze steigers die een godsvermogen kosten, het hele Entrepotdok relatief goedkoop konden renoveren. Het gaat erom dat je je bouw, renovatie of nieuwbouw, goed organiseert. Als je in dit vak niet op een ordelijke manier denkt maak je fouten, en dan bedoel ik niet alleen technisch ordelijk maar ook maatschappelijk ordelijk.’ Juist het laatste heeft Van Stigt in de praktijk vaak zien misgaan. ‘Ach, eigenlijk had het voormalige stadsvernieuwingsfonds wat mij betreft beter het stadsvernielingsfonds kunnen heten.’

Bijlmer

Prix de Rome voor bouwkunst, 1962.

‘Overal waar je friemelt houd je geen

ruimte over’

(5)

De bouwopgave van zijn architectenbureau ging door problemen in de Bijlmer (1971) langzaam over naar bouwen in de stedelijke context zoals de renovatie van het Entrepotdok en eerder ook de P.L. Takbuurt in Amsterdam (1979). Het bouwen in de Bijlmer is een markant punt in het werk van Van Stigt. ‘Ik heb daar laten zien dat je met een minimale hoeveelheid materiaal een maximaal ruime woning kon bouwen. Overal waar je friemelt houd je geen ruimte over. Ik heb met mijn

kwadrantenflats aangetoond dat woonkwaliteit is te realiseren binnen een financieel kader van de sociale woningbouw. In dit geval was vooral het bouwproces, iets dat later ook weer is teruggekomen in het Entrepotdok, de sleutel tot het succes.’

Van Stigt rekende en tekende de projectleiders van de Bijlmer voor hoe hij zijn hele plan wilde realiseren. Het geheim was dat de fabricage van de prefab-elementen op het terrein zelf plaatsvond. De zogenoemde ‘veldfabriek’ lag naast de te bouwen flats. Dat scheelde al enorm in kosten. ‘Ik mocht het wel proberen hoewel ze het allemaal maar heel eigenwijs vonden. Het gevolg was wel dat ik geen opdrachten meer kreeg in de Bijlmer, terwijl ik ze heb laten zien dat het mogelijk was. Het grappige is dat die woningen, eigenlijk bedoeld voor verhuur, later zijn verkocht. Dat geld had men nodig om andere gaten in het Bijlmerproject te dichten. Zo werd het excuus dat een ander had om een rot gebouw neer te zetten een beetje verdoezeld. Een aantal van deze miskleunen is inmiddels gesloopt of staat op de lijst.’

Het Nieuwe Bouwen

De voorkeur van Van Stigt voor minimaal bouwen met maximaal rendement is niet helemaal toevallig. Zijn opleiding op de hts, de

Akademie voor de Bouwkunst en zijn contacten met grote architecten als de recent overleden Aldo van Eyck, hebben hem lang geleden al

voorgoed op het spoor gezet van het Nieuwe Bouwen. Van Stigt: ‘De essentie van het Nieuwe Bouwen was dat je niet meer moest maken dan nodig was, dat je met hele elementaire en primaire middelen ruimten moest maken. En van Aldo kon je leren hoe groot en klein in harmonie en confrontatie binnen een compositie kunnen zijn. Ik heb op de

academie in 1956 natuurlijk wel mazzel gehad dat ik mensen als Rietveld en Van Eyck als docent heb gehad. Toen Aldo niet meer mijn docent was ben ik bij hem gaan werken, als tekenaar en opzichter, voor vier jaar. Ik

De dam Yuogo Dougourou in Mali in aanbouw, met in het midden hoogleraar J. van Stigt.

(Uit: Dogon Art – Antropologie & Architectuur, Van Stigts rijk geillustreerde en in fraaie cassette uitgegeven afscheidsgeschenk voor de Delftse bouwkundefaculteit)

(6)

was intermediair tussen de aannemer en de bouwplaats. Dat ging toen om allerlei zaken die te maken hadden met het

Burgerweeshuis (1957-1960). Eerder ontmoette Van Stigt Aldo van Eyck tijdens de bouw aan Nagele, een nieuwe stad in de Noordoostpolder. Van Stigt werkte toen bij het Amsterdamse architectenbureau A. Bodon. ‘De architecten van het Nieuwe Bouwen kregen daar opdrachten voor. De traditionele jongens zaten overal te bouwen, maar de jongens van het Nieuwe Bouwen kregen dan een stukje in de Noordoostpolder’, vertelt Van Stigt lachend. ‘Een zeer leerzame tijd, zeker omdat ik een hele

periode leren en werken heb gecombineerd. De architectuur maar ook de discussies met aannemers en andere belangengroepen wijdden me in in de wereld van het bouwen. Ik heb dit later ook proberen over te brengen op de Delftse studenten bouwkunde. Ik liet hen in de praktijk zien wat ze in theorie hadden gelezen of gehoord. Climax was de renovatie van het dienstbodehuis van «De Zonnestraal» met leden van stylos, de

bouwkundige studievereniging die toen honderdjaar bestond. Wat heb ik daar van genoten! Terecht dat stylos hiermee de

Rotterdam-Maaskantprijs in de wacht sleepte.’

De Dageraad

Het Nieuwe Bouwen is ‘socialistisch’, omdat het volgens Van Stigt zo’n eigen gezicht heeft. ‘Als je het heel grof zegt, het nieuwe bouwen is bedoeld om een grotere groep mensen in een ideale woning te laten wonen. Je bouwt op de eerste plaats voor mensen en niet voor de architectuur. Ook mensen als Van Loghem zijn daar adepten van. Het industriële bouwen is het middel om voor het hele volk te bouwen. Ik ben ook opgegroeid in zo’n buurt en ben later gaan werken op zo’n bureau, dat stimuleert elkaar natuurlijk.’

Een citaat uit de uitgave van Van Stigt naar aanleiding van zijn renovatie van de P.L. Takbuurt in Amsterdam, het voorbeeld van kwaliteit bouwen voor een grote groep: ‘Mijn eerste kennismaking met de P.L. Takbuurt was op de zondag na de bomaanslag in 1941 aan de hand van mijn vader. Wij woonden vlak bij deze buurt en in de P.L. Takwoningen woonden ook enkele van mijn klasgenoten.

De opmerkingen van mijn vader toen maakten zoveel indruk, omdat wat hij mij vertelde zo gemakkelijk aansloot op de beelden van de buurt. Hij

Wonen en werken in de Graansilo’s: ‘Betaalbare kapwoning stenensilo-type 8’ ofwel huisvesting ‘met respect voor wat er al bestaat’. Het

renovatieplan voor de silo’s is vooral het werk van zoon André van Stigt.

Ontwerp voor een goedkoop, nieuw Olympisch Stadion.

(7)

verdacht de Duitsers van een mislukte aanslag op het «rode bolwerk» dat volgens hem «toch niet kapot te krijgen was». Hij vertelde over de buurt «de eerste kastelen voor de arbeider» alsof het de navel van de stad was.’ Vanuit deze buurt vertrokken, zo weet van Van Stigt nog, ook de sociaaldemocratische 1 mei-optochten.

Vanaf 1980 startte Van Stigt met het bouwkundig herstel en aanpassing van 354 woningen aan de woonwensen van nu. Hij maakte daarbij gebruik van het «creatieve fenomeen» arbeider. Het bestuur en de

directie van woningbouwvereniging «De Dageraad» gaven leiding aan dit proces. Van Stigt: ‘Ook hier hebben we gebruik gemaakt van nieuwe technieken om het casco van de huizen en daarmee hun

cultuurhistorische waarde te bewaren en het aantal woningen zelfs uit te breiden. Maar we hebben ook nieuwe elementen aangebracht. Nu zijn bijvoorbeeld de ruimten onder het dak gebruikt en is er een

fietsenstalling onder de huizen gemaakt.’

Olympisch Stadion

Werken aan zowel de Wederopbouw via architectenbureaus van het Nieuwe Bouwen als de laatste 25 jaar van groeiende bouwopgaven voor hergebruik en restauratie, hebben van Van Stigt tot een veelzijdig

architect gemaakt. ‘Bovendien heb ik in de wereld van het bouwen veel mee kunnen maken als het ging om de schaalvergroting’, zegt Van Stigt. ‘Bij de bouw van het Burgerweeshuis was de grootste betonstort 45 kubieke meters met kruiwagens. Nu bij de parkeergarage van het oude Amsterdamse Olympische Stadion wordt op een dag 1000 kubieke meters gestort.’

Van Stigt gaat samen met zijn zoon André, die eigenlijk maar zes

maanden mee zou doen maar nu al 18 jaar bij Buro Van Stigt werkt, de komende tijd verder met de renovatie van het Olympisch Stadion.

Architect Jan Wils ontwierp dit stadion ooit voor de Spelen van 1928, een volstrekt functionalistisch geheel zonder opsmuk. Om het aantal

toeschouwers te kunnen doen toenemen, mede door concurrentie met de kuip in Rotterdam, werd de capaciteit van het stadion in 1937 vergroot door er een betonnen ring omheen te bouwen.

Vader en zoon Van Stigt gaan in hun renovatieplannen uit van het

oorspronkelijke ontwerp van Wils. De betonring moet verwijderd worden. De vroegere ruimten achter de nu verwijderde wielerbaan, onder

Entrepotdok, Amsterdam (1981-1987): ‘Nieuwe functies in een oud casco.’

De Kwadrantenwoningen in de Bijlmer (1971). ‘Ze vonden me vooral heel eigenwijs.’

(8)

tribunes, bieden plaats aan de nieuwe kantoor- en bedrijfsruimte. Ze liggen met een glazen pui aan de atletiekbaan. Aardig detail is dat op het plafond van de parkeergarage de originele

atletiekbaan is geprojecteerd. Bovendien rijden de auto’s de parkeergarage in en uit via de route van de sintelbaan.

‘We proberen het Nieuwe Bouwen door te trekken naar de historische stad. Ook het Olympisch Stadion is een stukje historie dat we graag willen behouden. En dat het financieel haalbaar is hebben we al eerder laten zien. Goede materiaalkeuze en organisatie van de bouw brengen ons verder. Zoon André in een uitgave naar aanleiding van de renovatie van de Graansilo’s aan het IJ in Amsterdam: ‘Al tijdens mijn studie was ik voortdurend in strijd met monumentenridders. Die wilden van alles altijd zo mooi maken, dat de plannen onbetaalbaar werden en de gebouwen alsnog onder de sloophamer kwamen. Daarom is mijn uitgangspunt dat je eerst het gebouw nauwkeurig analyseert en daaruit een haalbare gebruikersfunctie laat volgen.’

Van Stigt senior: ‘De huidige Arena heeft ongeveer 500 miljoen gekost. En de renovatie van Olympisch Stadion kost 24 miljoen. Ze geloven niet dat het kan voor ééntwintigste deel. Het gaat om goed gebruik van

techniek en materialen. Je ondersteunt de visie van je opdrachtgever met argumenten. Je kunt niet zomaar iets doen zonder dat je de reden weet. Wisselwerking, vanuit de techniek wil je beredeneren hoe het moet. In de architectuur is dat ook het geval, hoewel dat vaak wordt onderkend. Techniek en cultuur moeten in elkaar grijpen. Dat laatste heb ik ook altijd in mijn colleges verteld. Dat is ook het thema van het boek dat ik tijdens mijn laatste rede, mijn afscheid, heb laten uitgeven. Ik geef mensen als laatste cadeau liever een boek mee in plaats van een borrel. In dat werk, Dogon, Art, Antropologie en Architectuur, beschrijf ik een nog levende Afrikaanse elementaire cultuur. Een cultuur waarin architectuur, techniek en cultuur op een harmonieuze wijze in de samenleving in elkaar grijpen. Ja, het is wel een uit de hand gelopen hobby bij mij, Dogon en West-Afrika.’

Van Stigt bezocht vanaf 1960 regelmatig de Dogon-mensen in Mali. ‘Een prachtige tijd, en gelukkig heb ik nog wat terug kunnen doen in de vorm van een schooltje daar en de aanleg van wat dammen en putten.’

‘Mooi trouwens hè, zo’n presentatie van het stadion op video’, zegt Van Stigt wijzend naar de portable TV waar we zojuist naar gekeken hebben.

(9)

‘Het is zo belangrijk om te laten zien wat je kunt, zodat bestuurders eerder een stap in de goede richting durven zetten. Ja, dat was in mijn tijd wel anders.’

Van Stigt als socialist in zijn regentenkamer aan een gracht, omgeven door attributen uit de Dogon: een pand vol sfeer, gevoel en respect voor cultuur. Amsterdam, Delft, Afrika en verderop - men zou ook kunnen zeggen: Joop van Stigt, een kosmopoliet in de architectuur.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wpływ wysiłku fi zycznego na wybrane aspekty koordynacji. ruchowej –

Audyt wewnętrzny jest działalnością niezależną i obiektywną, której celem jest wspieranie mini- stra kierującego działem lub kierownika jednostki w realizacji celów i

N aj­ częstszym napisem na drogowskazie jest „sen”, bo spróbujm y sobie w yobrazić w poezji Micińskiego na­ pis „rzeczyw istość”.. Balcerzan: Oprócz

Jednakże agresja wobec studentów nie jest jedynie specjalizacją afrykańską, Altbach pokazuje przykłady innych krajów rozwijających się, które używały siły

W związku z niepewnością w zakresie niespójnej regula- cji prawnej istnieje ryzyko związane z możliwością wypowiedzenia 19 Nie ulega wątpliwości, że w przypadku

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

Burszta w rozprawie Kanon es- sendi — kanon in situ nascendi analizował treść pojęcia „kanonu”, która „rozciąga się pomiędzy wymogami globalnej kultury

 Big enough to create small garments; socks, scarfs, hats.  Self-sustained when in use, no external power needed at the production location.  Allow for a made to