• Nie Znaleziono Wyników

Wat doet de barometer? Een conjunctuurindicator voor de bouwnijverheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat doet de barometer? Een conjunctuurindicator voor de bouwnijverheid"

Copied!
123
0
0

Pełen tekst

(1)

WAT DOET DE

BAROMETER?

EEN CONJUNGUURINDICATOR

VOOR DE BOUWNIJVERHEID

B 1 b 1 1 ot heel" TU De 1 t i:

11111

~

IIIIII

(2)

WAT DOET DE

BAROMETER?

EEN CONJUNGUURINDICATOR

VOOR DE BOUWNIJVERHEID

A.J.M. VAN MILTENBURG

G. ROMIJN

850,

'--I \ 5

ç

I '

(3)

telefoon: telefax:

2628 CN DELFT 015-783254 015-781661

Deze studie is verricht in opdracht van de Rijksplanologische Dienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Speciale dank zijn de onderzoekers verschuldigd aan drs. H. Jansen en drs. J.G.F. Sibbing, die het onderzoek namens het ministerie hebben begeleid. Zonder de welwillend aangereikte informatie van de heren W.J.A. Ludwig, G.J.M. Houten-bos en S. Arends van het Centraal Bureau voor de Statistiek, alsmede de stimulerende kritiek van drs. F.W. Suijker van het Centraal Planbureau, zou het project niet op een effectieve wijze afgerond zijn. In dit verband bedanken de onderzoekers ook dr. J.A. Bikker van De Nederlandsche Bank en drs. H.G. Kranendonk van het Centraal Planbureau voor de collegiale hulp; hulp die het doen van veel "dubbel werk" heeft voorkomen.

Omslag: Foto: Tekening:

Ad van Miltenburg

Fotogr. Reeken, beschikbaar gesteld door het Min. van VROM Architektenburo Joh. Houweling te Bleiswijk.

CIP-GEGEVENS KONINKLUKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Miltenburg, A.J.M. van

Wat doet de barometer? Een conjunctuurindicator voor de bouwnijverheid/ A.J.M. van Miltenburg en G. Romijn. - Delft: Delftse Universitaire Pers (distr.) -111. Met lit opg.

ISBN 90-6275-749-9 NUGI 655

UDC 69:338.12(083.3)

BC 83.33

Trefwoorden: bouwnijverheid / conjunctuurindicator / conjunctuur / seizoens-correctie / trend.

Copyright @ 1992 by A.I.M. van Miltenburg and G. Romijn

All rights reserved. No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, e1ectronic or mechanical, incIuding photocopying, recording or by any information storage and retrieval system, without the prior written permission from the publisher:

(4)

building site, bustling with cranes and hard hats and sweat. The strongest symbol of a slump is an empty office bloek, plastered with for-sale signs. The poverty business is the hyperbole of every economie cycle, leaving no doubt about what is happening to jobs, incomes and prices throughout the economy ... "

The Economist, June 151

\ 1991, p. 13.

In dit onderzoeksverslag wordt een barometer ontwik-keld die - een jaar vooruit kijkend - laat zien wat voor weer het gaat worden in de bouw. De referentiereeks geeft het conjuncturele verloop aan van de bouwpro-duktie, na correcties voor weers- en seizoensinvloeden. De indicator of barometer geeft de voorspelde stand van zaken in de bouw weer.

Voorlopende indicator en referentiereeks met voorspel-ling tlm het vierde kwartaal van 1993.

(5)

ontwikkeld om op kwartaalbasis de conjuncturele

ont-wikkeling van de bouwnijverheid een jaar vooruit te

kunnen voorspellen. Rentebewegingen doen duidelijk, met een zekere vertraging, hun invloed in de bouw gelden; de rente is derhalve een van de invoergegevens van de barometer. Verder speelt het economisch kli-maat en de koopbereidheid - dit is informatie afkomstig van het CBS - een belangrijke rol. In het onderzoek is vastgesteld dat de ontwikkeling van de geannuleerde opdrachten bij de archtietectenbureau's als een soort "early warning system" gebruikt kan worden.

In de grafiek op de vorige pagina geeft de dunne lijn het werkelijke verloop aan van de bouwproduktie, de gestippelde lijn geeft de indicator of barometer weer. De indicator volgt over een langere periode bezien het patroon van de werkelijke ontwikkeling. De grafiek laat zien dat de jaren 1981-1985 bepaald ongunstig geweest zijn voor de bouw, terwijl de jaren 1986-1991 boven het gemiddelde liggen.

Om de werking van de barometer te illustreren is in de grafiek tevens een prognose weergegeven tot en met het vierde kwartaal van 1993, op basis van de informatie zoals die ultimo 1992 beschikbaar is geweest. Het laat zich aanzien dat de bouw zich herstelt en de bedrijvig-heid in 1993 naar het normale trendmatige niveau zal

lopen.

Doordat de reeksen waarmee bij het berekenen van de indicator gewerkt wordt geschoond zijn voor trendmati-ge ontwikkelintrendmati-gen, weers- en seizoensinvloeden trendmati-geeft de barometer op een markante manier de omslagen in de conjunctuur weer.

(6)

INHOUD

1. INLEIDING 3

2.

CONSTRUCTIE VANEEN

CONJUNCTUUR-INDICATOR 7

3.

CONJUNCTUURINDICATOR VAN DE NEDER-LANDSCHE BANK EN HET CENTRAAL

PLAN-BUREAU 14

3.1

De DNB-conjunctuurindicator 14

3.2

De CPB-conjunctuurindicator 17

3.3

Verschillen tussen de DNB en de CPB-indicator 20

3.4

De bouwnijverheid in de CPB-indicator 23

4.

EEN REFERENTIEREEKS VOOR DE

BOUW-BAROMETER 26

4.1

De referentiereeks 27

4.1.1 De produktie volgens de

voort-gangscontrole 28

4.1.2 Indexcijfers voor de omzet 31 4.1.3 Investeringen herkomst

bouw-nijverheid 31

4.2

Weer- en seizoencorrectie van de

(7)

4.3 Trendschatting voor de referentiereeks 36

5.

DE BASISREEKSEN 39

5.1 Procedure voor de vaststelling van de

bruik-baarheid van een basisreeks 39

5.2 De gebezigde data 43

5.3 Resultaten van het onderzoek voor de

geselec-teerde basisreeksen 46

6. DE INDICATOR 60

6.1 Criteria voor een conjunctuurindicator

60

6.2 Constructie van de bouwbarometer 64

6.3 Samenvatting van de constructie van de

bouw-barometer

81

6.4 Evaluatie van de bouwbarometer

82

7. SAMENV A TTING EN CONCLUSIES

88

7.1 Conclusie

88

7.2 A composite leading indicator for the Dutch

construction sector (Summary in English)

89

Appendix Methode van berekening van de

weers-correctie 96

(8)

1. INLEIDING

De conjuncturele ontwikkeling van de economie is vanouds een onderwerp dat nadrukkelijk de aandacht heeft van economen. Fluc-tuaties in de economie zorgen immers periodiek voor problemen voor verschillende groepen in de samenleving - vooral als het een conjuncturele neergang betreft. Het is derhalve van belang dat men op de hoogte is van de conjuncturele ontwikkeling. Met behulp van

econometrische modellen kan - bijvoorbeeld - achteraf worden

vastgesteld of maatregelen, die in het verleden genomen zijn met het oogmerk een ongunstige conjuncturele situatie te verbeteren of conjuncturele fluctuaties te dempen, hebben gewerkt. Daarnaast

kan het nuttig zijn tijdig geïnformeerd te worden over de huidige stand en de verwachte ontwikkeling in de nabije toekomst van de conjunctuur teneinde passende maatregelen te nemen.

Met name het laatste punt vereist een snel beschikbare en eenvou-dig te interpreteren aanduiding omtrent de stand van de conjunc-tuur. Het analyseren van een volledig gespecificeerd econometrisch model is hiervoor niet geschikt. Immers, een econometrisch model beschrijft meer dan alleen de conjuncturele ontwikkeling van de economie en geeft een gedifferentieerd beeld ten aanzien van de ontwikkeling ervan. Dit is juist de grote kracht van modellen. Met

modellen kan inzicht verkregen worden in de complexe

samenhan-gen in het economisch verkeer, waarvan het een gestileerde afbeel-ding is. De model matige benadering vergt echter een vrij uitgebrei-de dataverzameling van exogene variabelen, zodat een relatief grote vertraging kan ontstaan bij de berekening van de modeluitkomsten.

Een benadering die wel snelle en eenvoudig interpreteerbare resultaten geeft, is het werken met een zogeheten conjunctuurindi-cator of barometer. Een conjunctuurindicator is een geconstrueerde

'leading indicator', gebaseerd op economische variabelen, de basisreeksen, die geacht worden voor te lopen op de conjunctuur die samengevat is in een met de conjunctuur samenvallende reeks,

(9)

de referentiereeks . Door de basireeksen te combineren tot een ééndimensionale index wordt een indicatie verkregen over de stand van de conjunctuur die enige perioden voorloopt op de werkelijke conjunctuur.

Een dergelijke conjunctuurindicator verschaft geenszins een volle-dig beeld van de conjunctuur of van de economische situatie en dient derhalve niet als zelfstandig analyse-instrument ingezet te worden. Wel kan in aanvulling op andere analyses met behulp van de barometer vroegtijdig een signaal worden verkregen over te verwachten ontwikkelingen. Dit signaal kan dan later worden bevestigd (of weersproken) door de werkelijke ontwikkelingen of de uitkomsten van een volledig gespecificeerd model van de econo-mie.

In het verleden zijn conjunctuurindicatoren veel toegepast. Zij zijn echter niet vrij gebleven van kritiek. De belangrijkste kritiek kan

worden samengevat met de opmerking 'measurement without theory'. Dit geeft het ontbreken van een theoretische grondslag aan die nodig is voor de economische interpretatie van een (conjunc-tuur) indicator. Een conjunctuurindicator geeft inderdaad slechts een beschrijving van de conjuncturele ontwikkeling en wil op geen enkele manier een verklaring bieden voor het bestaan van conjunc-tuurgolven in het algemeen of de conjuncturele ontwikkeling van de dag in het bijzonder. Dit is juist de kracht van een conjunctuur-indicator. Zolang men dit beseft en niet probeert op basis van een conjunctuurindicator een volledige analyse van de economie te geven is een conjunctuurindicator een waardevol instrument, getuige ook de decennialange geschiedenis van de conjunctuur-indicator.

De belangstelling voor conjunctuurindicatoren is in de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. Ook in Nederland is deze toenemende belangstelling merkbaar getuige de recente ontwikkeling van conjunctuurindicatoren door zowel De Nederlandsche Bank als het

(10)

Centraal Planbureau. Deze nieuwe Nederlandse indicatoren betref-fen de conjuncturele ontwikkeling van de Nederlandse economie als geheel.

In dit onderzoeksrapport zal verslag worden gedaan van een onder-zoek naar de ontwikkeling van wederom een specifieke conjunc-tuurindicator voor (een gedeelte van) de Nederlandse economie. De conjunctuurindicator die hier ontwikkeld zal worden dient een be-schrijving en korte termijn voorspelling op kwartaalbasis te bieden van de conjuncturele ontwikkeling van de bouwnijverheid.

De sectorale aanpak brengt een aantal specifieke mogelijk- en moeilijkheden met zich mee. Zo zijn er voor wat de datavoor-ziening betreft minder mogelijkheden dan waar het een algemene indicator betreft. Dit uit zich zowel een kleiner aantal potentiële basisreeksen als in een geringere publicatiefrequentie van die reeksen zodat slechts een kwartaalindicator gerealiseerd kan wor-den in plaats van een maand indicator zoals bijvoorbeeld De Neder-landsche Bank heeft ontwikkeld.

Aan de andere kant is het waarschijnlijk dat de conjunctuur van een sector samenhangt met de algemene conjunctuur zodat één van de mogelijke samenstellende reeksen wordt' gevormd door conjunc-tuurindicatoren voor de economie als geheel. De conjunctuurindica-toren van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank kunnen derhalve een rol spelen bij de ontwikkeling van een con-junctuurindicator voor de bouwnijverheid. Een tweede factor die

deze indicatoren interessant maakt is het feit dat het hier twee recent ontwikkelde indicatoren betreft. De bij de constructie van de CPB- en DNB-indicator gehanteerde methoden verdienen nadere aandacht om hun bruikbaarheid voor de constructie van de bouw-barometer vast te stellen.

In het vervolg van dit verslag zal in hoofdstuk drie aandacht wor-den geschonken aan de indicatoren van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank. Daarvoor zal in paragraaf twee in alge-mene termen een strategie worden uiteengezet voor het ontwikkelen

(11)

van een conjunctuurindicator. In dit hoofdstuk wordt tevens de te

gebruiken terminologie geïntroduceerd.

De rest van dit onderzoeksverslag is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk vier zal worden ingegaan op de enkele bijzonderheden die optreden bij het ontwikkelen van een indicator voor de bouw-nijverheid en zal de betekenis die de CPB- en de DNB-indicator hierbij kunnen hebben aan de orde komen. Deze bijzonderheden betreffen mede de referentiereeks. Derhalve zal ook de keuze van de referentiereeks worden gemotiveerd.

In hoofdstuk vijf wordt een methodiek aangegeven op basis waar-van potentiële basisreeksen kunnen worden bekeken op hun ge-schiktheid. Deze methodiek zal vergeleken worden met de bij de constructie van de CPB- en DNB-indicator gehanteerde methoden. De stapsgewijze methodiek leidt tot een uiteindelijke selectie van basisreeksen die in deze paragraaf zullen worden gepresenteerd De uiteindelijke constructie van de conjunctuurindicator vindt plaats in hoofdstuk zes. Hier zullen criteria worden aangegeven met betrekking tot de eigenschappen van de barometer en zal deze worden getest. Het onderzoeksverslag mondt uit in enkele conclu-sies en afsluitende opmerkingen.

(12)

2. CONSTRUCTIE VANEEN CONJUNCTUUR-INDICATOR

In deze paragraaf zal globaal uiteengezet worden hoe een conjunc-tuurindicator geconstrueerd kan worden. In paragraaf vijf volgt een meer gedetailleerde en op het onderhavige geval toegespitste beschrijving.

Een conjunctuurindicator is een geconstrueerde of synthetische 'leading indicator'. Een 'leading indicator' of voorlopende indica-tor is een variabele die in de tijd voorloopt op de ontwikkeling van de economie - in het onderhavige geval de conjuncturele ontwikke-ling van de economie - en derhalve gebruikt kan worden om deze te voorspellen. Door nu verschillende voorlopende indicatoren in te wegen tot één index wordt een geconstrueerde of synthetische voorlopende indicator verkregen. De voorlopende indicatoren die gebruikt worden om de synthetische indicator te construeren worden basisreeksen genoemd.

Teneinde de eigenschappen van een conjunctuurindicator te kunnen evalueren, dient men de beschikking te hebben over een ijkpunt. Idealiter zou men natuurlijk de beschikking willen hebben over een tijdreeks die 'de conjunctuur' weergeeft. Een dergelijke reeks bestaat echter niet zodat men genoegen moet nemen met een reeks waarvan men aanneemt dat deze de conjunctuurbeweging weer-geeft. Deze reeks wordt de referentiereeks genoemd. De referen-tiereeks is dus eigenlijk een zogeheten 'coïncident indicator', een gelijklopende indicator.

Teneinde te kunnen vaststellen of en hoe een bepaalde reeks gebruikt kan worden als basisreeks dient eerst te worden vastge-steld aan welke eisen een basisreeks dient te voldoen. In het

(13)

algemeen worden de volgende eisen geformuleerd: 1

D Er moet een aannemelijk verband bestaan tussen een

(basis)-reeks en de te beschrijven conjunctuurcyclus zoals die neergelegd is in de referentiereeks.

D Er moet een zekere mate van statistische samenhang zijn

met de conjuncturele ontwikkeling.

D Er moet voldoende cijfermateriaal van de (basis) reeks beschikbaar zijn, bij voorkeur zonder definitiebreuken. D De reeksen mogen geen trendmatige ontwikkeling vertonen. D De reeksen moeten vrij zijn van een seizoenpatroon.

D De reeksen moeten 'glad' verlopen (dat wil zeggen niet

allerlei rimpels vertonen).

D De te gebruiken reeksen moeten regelmatig en snel beschik-baar komen.

Het punt van de aannemelijkheid klinkt rationeel, maar is niettemin vrij subjectief van aard. De economische theorie of ervaring uit de dagelijkse praktijk bieden hier enige houvast. Het is echter niet eenvoudig om hiervoor algemeen geldende criteria aan te leggen zodat van reeks op reeks de plausibiliteit ervan bekeken zal moeten worden.

Bij het tweede genoemde punt wordt naast de vraag of een bepaal-de reeks statische samenhang vertoont met bepaal-de referentiereeks, ook de vraag beantwoord hoe die reeks met de referentiereeks samen-hangt. Van belang is - bijvoorbeeld - of de basisreeks positief dan wel negatief samenhangt met de referentiereeks. De situatie kan zich immers voordoen dat een basisreeks in hoogconjunctuur juist een lage waarde heeft en in laagconjunctuur een hoge waarde. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan de werkloosheid.

I De eisen waaraan een basisreeks moet voldoen zijn mede ontleend aan het Werkdocument No. 36 (1990) van het Centraal Planbureau.

(14)

Een ander belangrijk punt betreft de vraag of en hoever een bepaal-de basisreeks voorloopt op bepaal-de referentiereeks. De eenvoudigste manier om dit vast te stellen is om simpelweg de grafieken van referentiereeks en (potentiële) basisreeks met elkaar te vergelijken. Dit geeft een eerste indicatie over de mate waarin een basisreeks

voorloopt. Ook kan het duidelijk maken dat van een bepaalde

basisreeks geen enkele statistische samenhang met de referentier-eeks verwacht mag worden omdat beide rreferentier-eeksen een duidelijk ver-schillend patroon vertonen.

Teneinde meer zekerheid omtrent de mate van voorlopen van een

basisreeks op de referentiereeks te krijgen kan naar het

crosscorre-logram van beide reeksen gekeken worden. In dit crosscorrecrosscorre-logram wordt de correlatie weergegeven tussen de referentiereeks en verschillende 'leads' (voorlopen) en 'lags' (achterlopen) van de basisreeks. Die vertraging of voorlooptijd waarbij de correlatie het

grootst is kan gezien worden als maat voor het achter- of

voor-lopen van de basisreeks.

Een tweede belangrijk criterium wordt gevormd door de 'lead' (of

'lag') op conjuncturele omslagpunten. Daar een belangrijk gebruik van een conjunctuurindicator het tijdig signaleren van ten is, is tevens het gedrag van de basisreeksen op de omslagpun-ten van belang. De basisreeksen dienen bij voorkeur op de omslag-punten eenzelfde voorlooptijd te vertonen als uit de crosscorre-logrammen is gebleken. Als uit een crosscorrelogram blijkt dat een bepaalde reeks een 'lead' op de referentiereeks heeft, maar dat dit

op omslagpunten niet het geval blijkt te zijn, kan men verwachten

dat een hiermee geconstrueerde indicator op de zo belangrijke omslagpunten niet goed werkt.

Of een reeks voldoet aan de eisen die ten aanzien van de beschik-baarheid gesteld worden (het derde en het laatste punt in de

opsom-ming), kan worden vastgesteld door eenvoudigweg de bron van de

data voor die reeks te raadplegen. Eventuele definitiebreuken kunnen wellicht gerepareerd worden mits de breuk niet al te

(15)

Conjunctuurindicator bouwnijverheid pag. 10 ingrijpend of ingewikkeld van aard is. Ten aanzien van de eis van

'snelheid en regelmaat' van het beschikbaar komen van data, dient

men in concreto een maatstaf te ontwikkelen ter beoordeling van

wat nu precies wel en wat niet 'snel' is. Een criterium is wellicht dat de 'lag' bij publicatie kleiner moet zijn dan de statistische 'lead' op de referentiereeks die wordt vastgesteld bij de samenhang met de conjuncturele ontwikkeling.

Reeksen die betrekking hebben op economische verschijnselen fluctueren meestal rond een trend, en kennen daarnaast meestal ook nog de invloed van de seizoenen. Anders gezegd, ze voldoen in eerste aanleg meestal niet aan de eisen die op deze punten gesteld zijn in het gegeven overzicht. Met enige statistische en econometri-sche manipulatie van de reeks zijn hier echter veelal wel oplossin-gen voor te vinden. De bewerkinoplossin-gen die een reeks ondergaat teneinde de rimpels en seizoenbeweging te verwijderen gaan uit van de hypothese dat een reeks is opgebouwd uit een trend, een conjuncturele component, een seizoenscomponent en een inciden-tele of toevallige component die ook wel 'ruis' of storing wordt genoemd. Deze vier componenten stellen additief of multiplicatief

samen tot de waargenomen reeks2

• Het is derhalve zaak om de

ruis en seizoenmatige component uit de reeks te verwijderen.

Om seizoen, incidentele component en samengestelde trend &

conjunctuur-component van elkaar te scheiden is in het huidige onderzoek gebruik gemaakt van de Census 11 X-U

ARIMA-metho-2 Als een reeks multiplicatief is samengesteld uit de vier genoemde compo-nenten kan door het nemen van de logaritme een additieve reeks verkregen worden. De vraag of een reeks additief of multiplicatief is, is derhalve niet van belang. Over het algemeen zal verondersteld worden dat een reeks multiplicatief

(16)

de3

• Dit is een uitbreiding van de welbekende Census 11 X-ll

seizoencorrectiemethode zoals ontwikkeld door het Bureau of the Census uit de Verenigde Staten. Een nadeel van de oorspronkelijke methode is dat er nogal veel waarnemingen aan begin en eind van de reeks verloren gaan. Dit leidt ertoe dat de - juist in het huidige onderzoek zo belangrijke- seizoenscorrectie van de laatste waarne-mingen gevoelig is voor het beschikbaar komen van nieuwe data. Dit probleem kan ondervangen worden door de reeks kunstmatig te verlengen door middel van ARIMA-voorspellingen. Door nu de Census 11 X -11 methode toe te passen op deze verlengde reeks wordt voor de meest recente waarnemingen een seizoencorrectie verkregen die minder gevoelig is voor nieuwe waarnemingen. De Census 11 X-ll ARIMA-methode berekent van een reeks niet alleen de seizoenscomponent maar ook de toevallige component of ruis. Met die gegevens kan naast de seizoenvrije reeks ook de con-junctuur & trend-component (dit is de reeks ontdaan van de

sei-zoenscomponent en de zogenoemde ruis) worden berekend.

Met de berekening van de trend & conjunctuur-component van een reeks is aan de eerder geformuleerde eisen van een regelmatig ('glad') verloop voldaan. Wat gedaan moet worden is de reeks van de trend te ontdoen. Hiertoe is door het National Bureau for Economie Research (NBER) uit de Verenigde Staten de zogeheten

Phase-Average Trendmethode ontwikkeld4• De werking hiervan is

3 De uitbreiding op de standaard methode is ontwikkeld door het Canadese

Bureau of the Census. Voor een uitgebreide beschrijving van de Census 11 X-U methode zie Bureau of the Census (1967) en Hylleberg (1986). Voor een be-schrijving van de ARIMA-uitbreiding op deze methode en een vergelijkend onderzoek tussen verschillende mechanische seizoencorrectie-methoden zie Den Butter en Fase (1988).

4 Voor een beschrijving van de Phase-Average Trendmethode zie Boschan en Ebanks (1978), Fase en Bikker (1985) en werkdocument no. 36 van het Centraal Planbureau (1990).

(17)

gebaseerd op het op een doeltreffende manier berekenen van voort-schrijdende gemiddelden en bepalen van conjuncturele omslag-punten.

Door nu de trend & conjunctuur-component van een reeks in afwij-king van de trend te nemen ontstaat een reeks waarin nog slechts de conjunctuurgolf waarneembaar iss. Deze conjunctuurreeks kan gestandaardiseerd worden door te delen door zijn standaarddeviatie. Hiermee wordt de intensiteit van de conjunctuurgolven van de verschillende reeksen onderling vergelijkbaar gemaakt.

Een reeks die aan alle eisen voldoet kan opgenomen worden als basisreeks voor de constructie van de conjunctuurindicator. Een aantal van deze basisreeksen moet ingewogen worden tot één index. De gewichten die de verschillende basisreeksen moeten hebben kunnen op verschillende manieren worden bepaald. In de volgende paragraaf over de conjunctuurindicatoren van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank komen twee verschillende benaderingen aan de orde.

Een bekende methode is het regresseren van de referentiereeks op de basisreeksen. Gezien de wenselijke eigenschap dat de basisreek-sen alle ongeveer dezelfde conjunctuurgolf vertonen bestaat het gevaar van multicollineariteit. Dit kan ondervangen worden door het nemen van de hoofdcomponenten van de basisreeksen.

Meerde-S Voor het weergeven van een conjunctuurreeks bestaan verschillende mogelijkheden. de hier geschetste is een zogeheten 'deviation cycle', waarbij de conjunctuurreeks wordt weergegeven als het niveau van de reeks in afwijking

van de trend. Een dergelijke reeks kan verkregen worden door de trend te delen op of af te trekken van de trend & conjunctuur-component. In het huidige onder-zoek zal uitsluitend van deze conjunctuurgolfrepresentatie worden uitgegaan.

(18)

re hoofdcomponenten kunnen ingewogen worden tot één index6 •

Bij de indicator van De Nederlandsche Bank is de eerste hoofd-component van de basisreeksen als indicator genomen zodat verde-re verde-regverde-ressie niet noodzakelijk is.

6 De eerste hoofdcomponent van reeksen die slechts bestaan uit een conjunc-tuurgolf representeert de belangrijkste conjunctuurbeweging van de reeksen. Hogere orde hoofdcomponenten kunnen dan slechts afwijkingen van de algemeen aanwezige conjunctuurgolf voorstellen. Het is derhalve moeilijk interpreteerbaar om hogere orde hoofdcomponenten op te nemen in de conjunctuurindicator. Binnen het kader van een factoranalyse bestaan er technieken om de hoofdcom-ponenten te roteren. Dit leidt ertoe dat er groepen reeksen ontstaan die ieder vertegenwoordigd worden door één van de hoofdcomponenten. In dat geval is het wel zinnig om meerdere hoofdcomponenten op te nemen bij de constructie van de conjunctuurindicator. Immers, in dat geval stelt een hoofdcomponent de conjunctuurbeweging van een deelgroep van de basisreeksen voor.

(19)

3. CONJUNCTUURINDICATOR VAN DE NEDERLAND-SCHE BANK EN HET CENTRAAL PLANBUREAU 3.1 De DNB-conjunctuurindicator

De Nederlandsche Bank heeft een conjunctuurindicator op maand-basis voor de Nederlandse economie ontwikkeld die in het Kwar-taalbericht 1988/3 voor het eerst gepubliceerd is. Sindsdien ver-schijnen de uitkomsten van de metingen elke maand in de Econo-misch Statistische Berichten.

De DNB-barometer is een voorbeeld van een voorlopende indicator en is gebaseerd op vijf voorlopende basisreeksen. De reeksen staan, met het aantal maanden dat zij vooruitlopen op de referen-tiereeks, in Tabel I vermeld. Als referentiereeks is de produktie van de verwerkende industrie, gemeten als de toegevoegde waarde van die sector, gebruikt. Het aantal maanden vooruitlopen van een reeks is gebaseerd op de gemiddelde 'lead' die omslagpunten hebben op die van de referentiereeks en op maximalisatie van de correlatie tussen een reeks en de referentiereeks.

Teneinde de basisreeksen om te zetten in een indicator, worden zij

Tabel I Basisreeksen van DNB-conjunctuurindicator

Basisreeks "Lead"

Reële geldhoeveelheid (MI) Verwachte bedrijvigheid industrie Feitelijke orderontvangst industrie IFO-conjunctuurindicator Duitse industrie Verwachte omzet van nieuwe NCM-polishouders

(maanden) 17 5 7 6 7

(20)

eerst ontdaan van een eventueel seizoenpatroon. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de Census 11 X -11 methode. Vervolgens wordt de seizoenvrije reeks in de vorm van een conjunctuur-trend-verhouding weergegeven, hetgeen inhoudt dat het quotiënt van de gecorrigeerde reeks en de daarin nog aanwezige trend wordt berekend. De quotiëntreeks is trendvrij en kan eventueel nog gestandaardiseerd worden door te delen door de standaarddeviatie van die reeks. Dit maakt een vergelijking tussen verschillende conjunctuur-trendverhoudingsreeksen mogelijk. Om een conjunc-tuur-trendverhouding te kunnen bepalen moet eerst een trendcom-ponent worden geschat. Dit gebeurt met behulp van de Phase-Average Trendmethode (PAT-methode) van het National Bureau for Economie Research (NBER).

Als laatste stap in de metamorfose van de basisreeksen wordt de conjunctuur-trendverhoudingsreeks glad gestreken. Deze stap wordt gezet omdat anders de basisreeks - en dus ook de resulterende barometer - een grillig verloop zou hebben, waardoor het conjunc-tuurpatroon onduidelijk wordt en het moeilijk wordt om de con-junctuurindicator te interpreteren. Met name de datering van omslagpunten wordt dan een lastige zaak. Bovendien kent de conjunctuur over het algemeen een vrij glad verloop zodat de conjunctuurindicator dat vanzelfsprekend ook dient te hebben. De gewichten van de samenstellende reeksen in de uiteindelijke indicator worden bepaald met de methode van principale compo-nenten. Er blijkt dat de eerste hoofdcomponent ongeveer 70% van de totale variantie van de conjunctuur-trendverhoudingsreeksen verklaard. Deze eerste hoofdcomponent wordt dan ook gebruikt als indicator. De aldus resulterende indicator voorspelt de conjunctuur ongeveer vijf maanden vooruit.

De prestaties van de hierboven beschreven conjunctuurindicator kan beoordeeld worden door een vergelijking te maken tussen het verloop van de indicator en de realisatie. In Figuur I zijn realisatie

(21)

Figuur 1 DNB-conjunctuurindicator 3r---~ Or-~~~~~_4~~~~~~--+_--~~~~~~~ -1 ...

\:j ...

·····r························:,:···· .. ·\ ... . -2 ... ... .. -3 ... , ... . 1970 197~ 1980 198~ 1990 ... indicator - realisatie en indicator afgebeeld?

Uit de figuur blijkt dat de indicator het verloop van de realisatie redelijk volgt. Hierbij zijn nog wel enkele opmerkingen te plaatsen. Ten eerste blijkt de voorspelperiode voor toppen gemiddeld bijna twee maal zo groot te zijn als voor dalen. Om hiervoor te corrige-ren is een methode ontwikkeld die erop neerkomt dat de indica-torreeks als het ware wordt uitgerekt en ingekrompen op daarvoor geschikte plaatsen. Deze methode wordt echter nog niet bij de berekening van de indicator gebruikt en zou, als zij wel zou zijn toegepast, slechts een marginale verbetering opleveren.

7 In de figuur zijn zowel indicator als realisatie weergegeven als

kwartaal-reeks. Oorspronkelijk zijn beide reeksen echter maandreeksen. Aggregatie is

(22)

Daarnaast blijkt de indicator voor ondiepe conjunctuurgolven nogal eens substantieel voor of achter te lopen. Als er echter sprake is van wat diepere conjunctuurgolven is de 'timing' voorbeeldig. Een belangrijk voordeel van deze indicator is dat hij relatief weinig onderhoud behoeft. Immers met de methode van principale compo-nenten is het relatief eenvoudig om bij iedere nieuwe realisatie van de basisreeksen opnieuw de gewichten van de verschillende reeksen in de uiteindelijke indicator vast te stellen. Dit geeft de mogelijk-heid om tijdig vast te stellen of een basisreeks nog wel geschikt is om gebruikt te worden bij de samenstelling van de indicator. Als bijvoorbeeld blijkt dat het gewicht van een basisreeks in de loop der tijd sterk afneemt, zou men kunnen overwegen om deze reeks te laten vallen als basisreeks en de indicator te herzien. In de prak-tijk blijkt echter dat de gewichten in de loop der tijd zeer weinig fluctueren. De fluctuaties zijn zelfs zo klein dat men een slechts marginaal slechtere indicator zou krijgen als met vaste gewichten gewerkt zou worden.

3.2 De CPB-conjunctuurindicator

Ook het Centraal Planbureau heeft een conjunctuurindicator op maandbasis ontwikkeld. Deze indicator wordt gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan en de Macro Economische Verkennin-gen.

De conjunctuurindicator, die door het Centraal Planbureau ontwik-keld is, heeft niet slechts ten doel een indicatie te geven van de in de nabije toekomst te verwachten algehele conjuncturele ontwikke-ling, maar dient ook om inzicht te verschaffen in de wijze waarop de conjunctuur zich in verschillende bestedingscategorieën en produktiesectoren manifesteert. Met deze doelstelling gaat het CPB verder dan gebruikelijk is voor wat betreft de aanwendingsmoge-lijkheden van conjunctuurbarometers. In het bijzonder gaat zij hierin verder dan De Nederlandsche Bank.

(23)

Teneinde dit doel te verwezenlijken wordt voor de bestedingscate-gorieën invoer, uitvoer, consumptie en particuliere investeringen alsmede voor de produktie in de sectoren industrie, bouwen terti-aire diensten een aparte indicator geconstrueerd. Door inweging van de aparte indicatoren wordt een indicator verkregen voor de conjunctuur in de economie als geheel.

De keuze van de verschillende categorieën en sectoren is niet willekeurig. Ten eerste beoogt het CPB een zo volledig mogelijk beeld te geven van de conjuncturele ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Produkt (BBP). Dit kan worden bewerkstelligd vanuit twee invalshoeken. Met de confrontatie van middelen en beste-dingen wordt de ontwikkeling van het BBP bepaald met behulp van de verschillende afzetcategorieën. Door indicatoren te ontwikkelen voor de afzetcategorieën en deze in te wegen tot één 'produktie-waarde-indicator' is het mogelijk de conjuncturele ontwikkeling van het BBP te voorspellen.

De produktierekeningen van de Nationale Rekeningen vormen de tweede invalshoek. In dit type rekeningen wordt de toegevoegde waarde van een sector gedefinieerd. Sommatie van de bruto toege-voegde waarden van de binnenlandse sectoren geeft het BBP. De ontwikkeling van het BBP kan derhalve gevolgd worden door te kijken naar de ontwikkeling van de toegevoegde waarde van de binnenlandse sectoren. Door nu indicatoren voor enkele sectoren in de economie te construeren en deze in te wegen tot één 'toegevoeg-de-waarde-indicator' kan het conjunctuurbeloop van het BBP ook langs deze kant worden voorspeld.

Belangrijk bij de selectie van sectoren en afzetcategorieën is dat, aangezien het om een instrument voor conjunctuuranalyse gaat, alleen bestedingscategorieën en produktiesectoren die een duidelijk conjunctureel gedrag vertonen bij de analyse betrokken worden. Het opnemen van andere categorieën, immers, zou het zicht op de conjuncturele ontwikkeling slechts vertroebelen. Concreet betekent dit dat categorieën en sectoren die in grote mate door de overheid worden beïnvloed niet in de analyse zijn betrokken. Dit soort

(24)

cate-goneen laten niet zozeer een conjunctuurcyclus als wel een 'be-leidscyclus' zien. Verder zijn ook sectoren en categorieën die door grootschalige projecten worden overheerst buiten de analyse gela-ten. Hierbij kan één enkel project de produktie van de betreffende categorie dermate sterk beïnvloeden dat men niet meer kan spreken van een conjunctuurcyclus.

De afzonderlijke indicatoren worden gevormd door voor iedere categorie een aantal geschikte reeksen te selecteren. Deze worden ontdaan van incidentele en seizoeninvloeden met behulp van res-pectievelijk een voortschrijdend gemiddelde met variabele gewich-ten op basis van de Spencer-curve en een door het CPB zelf

ontwikkelde variant van de Census 11 X-ll methode. Vervolgens

wordt de trend geschat met behulp van de PAT -methode en de con-junctuur-trendverhouding berekend.

Voorts dient ook nog de 'lead' van de basisreeks ten opzichte van de referentiereeks te worden bepaald. Dit gebeurt door te kijken naar de gemiddelde "lead" op omslagpunten en door het maximali-seren van correlatie tussen basisreeks en referentie-reeks. Door inweging van de verschillende categoriereeksen onstaat een catego-rie-indicator.

De wegingsfactoren worden in tegenstelling tot de conjunctuurindi-cator van De Nederlandsche Bank niet bepaald door de methode van principale componenten. Ook een andere gebruikelijke methode - het uitvoeren van een regressie van de referentiereeks op de basisreeksen - is niet toegepast vanwege het bestaan van multicolli-neariteit van de basisreeksen8

• In plaats hiervan worden de

ge-wichten bepaald door de kwaliteit van de basisreeks. De kwaliteit van een reeks wordt vastgesteld aan de hand van de grootte van de (maximale) correlatie met de referentiereeks alsmede de con

sisten-8 Overigens kan juist het bestaan van multicollineariteit in een regressie worden ondervangen met behulp van de principale componenten van de basis-reeksen.

(25)

tie van het gedrag op omslagpunten. De beste reeks krijgt het grootste gewicht. Overigens dient hier opgemerkt te worden dat voor de sectoren bouwen tertiaire diensten (nog) geen referen-tiereeks bestaat. De indicator wordt voor deze sectoren gemaakt op

basis van de ontwikkeling in de belangrijkste afzetcategorieën van

deze sectoren. De gewichten bestaan dan ook uit de relatieve omvang van de afzet aan de specifieke afzetcategorieën.

Een niet onbelangrijke bijzonderheid van de CPB-indicator is het extrapoleren van basisreeksen op basis van een ARIMA-schatting teneinde een grotere voorspelperiode te creëren. Dit is gedaan omdat enkele basisreeksen een zeer korte lead (twee maanden of

minder) op de referentiereeks hebben. Op deze manier wordt een

indicator gemaakt op basis van voorspelde basis-reeksen. Het is duidelijk dat men hierbij niet voorspellingen van de basisreeksen moet proberen te maken die al te ver in de toekomst liggen, daar dit de betrouwbaarheid van de daarop gebaseerde

conjunctuurindi-cator niet ten goede zal komen.

Een gelijksoortig probleem doet zich voor bij de indicator van de

OES09

• Reeksen met een zeer korte 'lead' worden weggelaten bij

voorspellingen met een te grote horizon, om ze later als de voor-spelperiode binnen de 'lead' van de betreffende reeksen valt alsnog toe te voegen. Een dergelijk tijdafbankelijke berekening van de conjunctuurindicator wordt in feite ook toegepast in het geval waarin wordt gewerkt met ARIMA-voorspellingen van de basis-reeksen: in eerste instantie wordt een voorspelling gebruikt en later de gerealiseerde waarde van de variabele.

3.3 Verschillen tussen de DNB- en CPB-indicator

In de voorgaande twee subparagrafen zijn de

(26)

meters van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank beschreven. Het is moeilijk te zeggen of de ene indicator beter is dan de andere. Desalniettemin is het interessant om de belangrijk-ste verschillen te bekijken.

Een eerste verschil kan gevonden worden in de opzet van de indicatoren. Het CPB poogt een zo volledig mogelijke beeld van het conjunctuurbeloop van het BBP te geven terwijl De Nederland-sche Bank zich vooral richt op het voorspellen van het conjunctuur-beloop van de industriële produktie. Dit maakt een vergelijking tussen de twee indicatoren moeilijk hetgeen ook tot uitdrukking komt in een duidelijk afwijkend verloop van beide indicatoren (zie Figuur 2).

Een betere manier om beide indicatoren te vergelijken is om de DNB-indicator te vergelijken met de deelindicator voor de industrie van het CPB. Uit Figuur 3 blijkt dat de conjunctuurpatronen die

Figuur 2 De conjunctuurindicatoren van DNB en CPB

3,---,

2 ... . -1 -2 -3 ... ... . 1970 1975 1980 1985 1990 - DNB-indicator - CPB-indicator

(27)

Figuur 3 DNB-indicator en CPB-industrie-indicator

3r---,

2 ... ... . -1 -2 ... ... . -3 ... . 1970 1975 1980 1985 1990 - DNB-indicator - CPB-induBt.indicator

deze indicatoren laten zien globaal overeenkomen. Er is echter een belangrijk verschil te zien voor wat betreft de situatie in 1986 / 1987. De CPB-industriebarometer laat voor die periode een af-zwakking van de hoogconjunctuur zien terwijl de DNB-indicator duidelijk een laagconjunctuur aangeeft.

Om dit opmerkelijke verschil te verklaren moet gekeken worden naar de methode die gebruikt is om de trend te bepalen. Voor beide indicatoren wordt gebruik gemaakt van de PAT -methode. Deze geavanceerde methode heeft helaas het grote nadeel dat een aanzienlijk aantal waarnemingen aan het begin en eind van een reeks verloren gaat (bij maanddata gaat het hier om ongeveer 40(!) waarnemingen). Aangezien voor de voorspelling van de conjunc-tuur juist de laatste waarnemingen van groot belang zijn, moet de trend voor het laatste gedeelte van een reeks op een andere manier bepaald worden. Juist hierin verschillen het CPB en De

(28)

Nederland-sche Bank in hun aanpak, hetgeen tot afwijkende trend schattingen leidt. Het CPB komt tot een trend schatting die voor de periode 1980-1989 op een constant niveau van 1,8% groei per jaar ligt. De Nederlandsche Bank heeft voor dezelfde periode een trend schatting die varieert van nagenoeg 0% in 1981 tot bijna 3% in 1985. Het is duidelijk dat een hogere inschatting van de trend zal leiden tot een pessimistischer weergave van de conjunctuur en andersom.

3.4 De bouwnijverheid in de CPB-indicator

Een belangrijk kenmerk van de CPB-indicator is dat deze is opge-bouwd uit subindicatoren voor een aantal afzetcategorieën en produktiesectoren. Eén van die produktiesectoren is de sector bouwnijverheid. De indicator, die voor deze sector ontwikkeld is, staat logischerwijs extra in de belangstelling als men geïnteresseerd is in de constructie van een zelfstandige bouwbarometer . Bij de ontwikkeling van de CPB-barometer voor de bouwnijverheid hebben zich echter een aantal problemen voorgedaan en - om te vermijden dat energie wordt gestoken in het opnieuw uitvinden van het wiel - is het nuttig om hier op deze problemen in te gaan. Om dit met vrucht te kunnen doen, is het nodig de constructie van de CPB-bouwindicator nader te belichten. De bouwindicator van het CPB wordt berekend met vergelijking (2.1).

Y bo, t = 0.55 1 wo, t

+

0.25 1 bg, t

+

0.1 Ct

+

0.1 X t (2.1) Hierin is Y bo de barometer voor de bouwnijverheid. Y bo wordt

geconstrueerd door inweging van de investeringen in woningen

(I wo), de investeringen in bedrijfsgebouwen (I bg), de particuliere

consumptie (C) en de uitvoer (X).

De belangrijkste twee verklarende variabelen van de bouwindica-tor, de investeringen in woningen en bedrijfsgebouwen, zijn zelf ook weer samengesteld uit een aantal verklarende variabelen volgens

(29)

I wo t

.

= 0.4 VB wo t4S ,

+

0.6 Qwo t

.

-8,

I be. t

=

0.6 VB be. t4S

+

0.4 Qbe. t-8,

(2.2)

(2.3)

met een tijdindex gebaseerd op maandcijfers. De verklarende variabelen VB .. en Q .. zijn respectievelijk de Verleende Bouw-vergunningen zoals deze staan vermeld in de Maandstatistiek Bouwnijverheid (CBS) en de bedrijvigheid in de bouw volgens de Conjunctuurtest Bouwnijverheid.

Uit (2.1) blijkt dat de bouwindicator voor 80% wordt verklaard uit investeringen in woningen en bedrijfsgebouwen. Tezamen vormen deze voor een belangrijk deel de sub sector Burgerlijke en Utili-teitsbouw (B&U). Opvallend is dat de sub sector Grond-, Water- en Wegenbouw (GWW) ontbreekt. Dit is door het CPB gedaan omdat de produktie in deze sub sector voornamelijk door de overheid wordt bepaald en derhalve geen conjunctuurcyclus maar een 'beleidscyclus' vertoont. Het opnemen van GWW in de bouwindi-cator zou daarom slechts het conjunctuurpatroon vertroebelen. Duidelijk is dat een keuze gemaakt moet worden tussen enerzijds het geven van een zo volledig mogelijk beeld met een wat onduide-lijk conjunctuurpatroon en anderzijds een partieel beeld dat de conjunctuurbeweging wel duidelijk naar voren brengt. Bij de ontwikkeling van de CPB-bouwindicator is gekozen voor de parti-ele benadering omdat men in de eerste plaats geïnteresseerd is in de conjuncturele ontwikkeling, ook al omdat de bouwindicator slechts een onderdeel is van een conjunctuurindicator voor de eco-nomie als geheel. Dit betekent echter wel dat de CPB-bouwindica-tor geen volledig beeld geeft van de ontwikkelingen in de secCPB-bouwindica-tor bouwnijverheid.

Nu de technische constructie van de bouwindicator in grote lijnen bekend is, kan gekeken worden naar de eigenschappen ervan. Dit wordt doorgaans gedaan door de barometer te vergelijken met een realisatiereeks. Veelal wordt hiervoor het produktievolume van de

(30)

beschouwde sector genomen. Zo gebruikt men de produktie in de industrie als referentiereeks voor de conjunctuurindicator van De Nederlandsche Bank. Het ligt derhalve voor de hand om als refe-rentiereeks voor een bouwindicator de produktie van de sector bouwnijverheid te nemen.

Hier komt men in de problemen omdat een consistente kwartaal- of maandreeks van de toegevoegde waarde in de sector bouwnij-verheid op basis van de Nationale Rekeningen ontbreekt. Er bestaan wel voortgangsstatistieken10 waarin de produktiewaarde in

de bouwnijverheid naar voren komt, maar deze statistieken zijn voor het CPB niet erg interessant. Immers, zoals in paragraaf 3.2 al betoogt is, is het CPB geïnteresseerd in de toegevoegde waarde van de sectoren en niet in de produktiewaardelI .

Het CPB is (nog) niet verder gegaan dan de conclusie dat er geen realisatie van de toegevoegde waarde voor de bouwnijverheid is. Dit heeft tot gevolg dat men niet kan vaststellen of de bouwbaro-meter van het CPB een betrouwbare weergave/voorspelling is voor de conjunctuur van de bouwnijverheid. Als men echter primair geïnteresseerd is in de ontwikkeling van een bouwbarometer, is dit natuurlijk niet voldoende. Men zal op één of andere manier er toch in moeten slagen om de indicator die men ontwikkelt op zijn merites te onderzoeken.

10 Zie hiervoor de Maandstatistiek Bouwnijverheid van het CBS, tabellen 3.1

tlm 3.27. Vanaf 1977 zijn kwartaalcijfers in lopende prijzen beschikbaar, vanaf 1988 eveneens de volume-mutaties per kwartaal.

11 Er bestaat ook nog een reeks met maandelijkse index-cijfers van de omzet,

(31)

4. EEN REFERENTIEREEKS VOOR DE BOUWBARO-METER

Een belangrijk probleem bij de constructie van een bouwbarometer is in paragraaf 3.4 reeds aan de orde geweest en betreft het vinden van een referentiereeks voor de bouwnijverheid. Om de kwaliteit van de te ontwikkelen barometer te kunnen vaststellen moet er op één of andere manier een reeks worden gevonden of geconstrueerd

die de produktie in de bouwnijverheid weergeeft. Het Centraal

Planbureau is er echter vooralsnog niet in geslaagd om op een bevredigende wijze een dergelijke reeks te vinden.

De bouwindicator van het Centraal Planbureau heeft ten doel een beschrijving en voorspelling te geven van het conjuncturele beloop van de produktie van de bouwnijverheid volgens de produktiereke-ning van de Nationale Rekeproduktiereke-ningen. Het Centraal Planbureau is derhalve geïnteresseerd in de toegevoegde waarde van de

bouwnij-verheid. Bij de indicator, die hier ontwikkeld wordt, gaat de

interesse echter primair uit naar het volume geproduceerde wonin-gen, kantoren, bruggen etc. Met andere woorden, het Centraal Planbureau heeft in de eerste plaats een toegevoegde-waarde-indicator geconstrueerd terwijl de aandacht hier uitgaat naar een

'produktiewaarde-indicator' .

De voorgaande overwegingen brengen de oplossing voor het probleem van de referentiereeks aanzienlijk dichterbij. Immers, waar het Centraal Planbureau een referentiereeks zoekt met betrek-king tot de toegevoegde waarde van de bouwnijverheid is voor het doel dat hier gesteld is de produktiewaarde van de bouwnijverheid een betere maatstaf. In paragraaf 4.1 zal de keuze van een referen-tiereeks in detail worden besproken.

Een probleem dat optreed bij de referentiereeks en andere reeksen in de bouwnijverheid betreft de weersinvloed. Het blijkt dat strenge winters een aanzienlijke daling van de produktie veroorzaken. Een

(32)

sei-zoencorrecties omdat de invloed van het weer sterk verschilt van jaar op jaar. Er zijn jaren met zeer strenge winters waarin een zeer grote daling van de produktie te zien is, maar ook winters waarin nauwelijks sprake is van enige terugval. In paragraaf 4.2 zal

aandacht besteed worden aan de correctie van de referentiereeks voor weersinvloeden. Daar correctie voor weersinvloeden veel te

maken heeft met seizoenscorrectie zal in paragraaf 4.2 de referen-tiereeks ook gecorrigeerd worden voor seizoen en incidentele component.

De resterende trend & conjunctuur-component zal in paragraaf 4.3 ontdaan worden van de trend middels de eerder ter sprake gekomen Phase-A verage Trendmethode. Aan het einde van deze paragraaf

zal derhalve de conjunctuurgolf van de referentiereeks gepresen-teerd kunnen worden.

4.1 De referentiereeks

Gezien de primaire interesse in een produktiewaardebarometer , dient de referentiereeks voor deze indicator de omzet van de bouwnijverheid te representeren. Na grondige inspectie hebben zich drie reeksen aangediend op basis waarvan het in principe mogelijk is een referentiereeks te construeren. Deze reeksen zijn:

(1) De produktie volgens de Statistiek Voortgang Bouwwerken

B&U.

(2) Statistiek Indexcijfers.

(3) Investeringen Herkomst Bouwnijverheid volgens de Natio-nale rekeningen.

(33)

4.1.1 De produktie volgens de voortgangscontrole (1)

De produktie volgens de voortgangscontrole heeft in principe de voorkeur. Deze cijfers sluiten conceptueel goed aan bij een 'omzet-indicator voor de bouwnijverheid'. Aan het gebruik van deze reeks kleven echter een aantal bezwaren.

Ten eerste zijn voor deze reeks alleen kwartaalcijfers bekend met betrekking tot de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U). De kwartaal-gegevens met betrekking tot de grond-, water- en wegenbouw (GWW) zijn voor de laatste jaren slechts beschikbaar in de vorm van indexcijfers en voor de jaren daarvoor helemaal niet. Dit

probleem kan echter in principe opgelost worden door de

GWW-cijfers op basis van jaartotalen bij te schatten

Een tweede bezwaar is het vrij grote aantal definitiebreuken dat zich voordoet in de reeks. In Tabel 11 zijn de definitiebreuken met hun karakteristieken opgesomd. De breuken op de laatste na

-Tabel TI Definitiebreuken produktie voortgangscontrole

Kwartaal van Aard van de detinitiebreuk Aantal

ingang waarn.

73/1 Verhoging van het BTW -tarief van 14 % 0

naar 16% 4

77/1 Cijfers van inel. BTW naar exel. BTW

78/1 Verhoging ondergrens waarneming van 4 Ht1.10000 naar Hfl.20000.

88/1 Verhoging ondergrens waarneming van 12 Hfl.20000 naar Hfl.50000.

89/III algehele herziening van de opzet van de 12 statistiek.

(34)

zijn van een zodanige aard dat zij relatief eenvoudig kunnen wor-den geneutraliseerd. In deze tabel zijn de definitiebreuken vermeld die zich voordoen in de reeks produktie voortgangscontrole voor zover deze gedocumenteerd zijn in de Maandstatistiek Bouwnijver-heid. In de kolom 'aantal overlappende waarnemingen' wordt het aantal waarnemingen vermeld waarvoor zowel gegevens beschik-baar zijn volgens de oude als volgens de nieuwe defintie. Deze cijfers kunnen gebruikt worden om de reeks te corrigeren.

Het resultaat van de correcties is de reeks die afgebeeld is in Figuur 4. Aan de figuur valt op dat de produktie volgens de voortgangscontrole tot en met 1979 vrij regelmatig verloopt. Daarna echter lijkt de variabiliteit van de reeks sterk toe te nemen. Met name het patroon binnen een jaar, de seizoenmatige fluctuatie, lijkt heftiger te worden. Dit kan duiden op het optreden van een Figuur 4 Produktie volgens de voortgangscontrole.

De reeks in constante prijzen is verkregen door de reeks in lopende prijzen te

defleren met de prijsindex nieuwbouwwoningen.

mrd. ,ld.

7.-~~---~

5

1970 1975 1980 1985 1990

(35)

structurele verandering in de bouwnijverheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is de toenemende invloed van de bouwvak-vakanties. Hierbij doet zich het effect voor dat in de periode van de vakanties gelijk ATV-dagen worden opgenomen. Dit zou te zien moeten zijn in de produktiereeks als een alsmaar groter wordend 'zomerdal' (derde kwartaal) in de produktie. Bij deze verklaring past echter niet de waargenomen plotselinge verandering. Men zou verwachten dat de hiervoor beschreven verandering zich min of meer geleidelijk voltrekt.

Een andere verklaring is dat er iets veranderd is bij de gegevens-verzameling of -bewerking. Met name na de algehele herziening van deze statistiek is het heel goed mogelijk dat seizoenmatige fluctuaties in de registratie van de reeks toenemen. De reden

hiervan kan gevonden worden bij de manier van registratie in het

verleden. Per project werd de bouwsom gedeeld door het verwach-te aantal kwartalen van het begin van de werkzaamheden tot aan de voltooiing ervan. Deze bedragen werden toegerekend aan de produktie in de kwartalen. Hierbij werd derhalve geen rekening gehouden met een mogelijk onevenwichtige verdeling van de werkzaamheden over de kwartalen. Na de algehele herziening is een poging gedaan om met deze factor rekening te houden. Dit leidt naar alle waarschijnlijkheid tot een grotere seizoenmatige fluctuatie van de reeks.

Een derde mogelijkheid is dat de uitgevoerde correcties voor definitiebreuken niet goed zijn. Met de beschikbare gegevens zijn echter geen betere correcties mogelijk.

(36)

4.1.2 Indexcijfers voor de omzet (2)

Deze cijfers kunnen niet gebruikt worden als referentie-reeks

vanwege het feit dat de reeks eerst vanaf 1985 beschikbaar is. De omzetindexcijfers vormen derhalve een te korte reeks om met enige

kans op succes ingezet te worden als referentiereeks.

4.1.3 Investeringen Herkomst Bouwnijverheid (3)

De Investeringen Herkomst Bouwnijverheid (lHB) is een reeks die gepubliceerd wordt in de Kwartaalrekeningen, tabel 5.3.1. De

reeks is beschikbaar vanaf het eerste kwartaal van 196912

• Dit is

een periode die lang genoeg is om een betrouwbare indicator op te

stoelen. Voorts is de reeks investeringen herkomst bouwnijverheid voor de gehele periode beschikbaar zonder definitiebreuken. In Figuur 5 is de reeks weergegeven.

Een ander punt betreft de geschiktheid van deze reeks als

referen-tiereeks vanuit conceptueel oogpunt. De investeringen herkomst

bouwnijverheid sluiten niet direct aan bij de produktiewaarde van de bouwnijverheid zoals de eerder besproken reeksen. Het is echter mogelijk om met aanvullende gegevens, die in ruime mate voor-handen zijn, een reeks te construeren die wel de produktiewaarde weergeeft. De aanvullende grootheden die bij geschat moeten worden om de investeringen herkomst bouwnijverheid te herleiden tot de produktiewaarde van de bouwnijverheid zijn de 'interne

leveringen' en het 'klein onderhoud'. Deze twee grootheden zijn

echter niet van belang zodat volstaan wordt met de reeks investe-ringen herkomst bouwnijverheid zelf.

12 In de Kwartaalrekeningen zijn de Investeringen Herkomst Bouwnijverheid

eerst vanaf het eerste kwartaal van 1983 opgenomen. Met medewerking van Houtenbos en Arends van het Centraal Bureau voor de Statistiek is deze reeks echter teruggelegd tot het eerste kwartaal van 1969.

(37)

Figuur 5 Investeringen Herkomst Bouwnijverheid mrd. ,ld. van 1980 llr-~---' 10 ... . 6 ... ... . 1970 1975 1980 1985 1990

De in Figuur

5

afgebeelde reeks investeringen herkomst

bouw-nijverheid zal nu verder worden gebruikt als basis voor een

refe-rentiereeks.

4.2 Weer- en seizoencorrectie van de referentiereeks

De in de vorige paragraaf geselecteerde referentiereeks dient

voordat hij als zodanig gebruikt kan worden gecorrigeerd te

wor-den voor trend, seizoen en inciwor-dentele component zodat slechts de conjunctuurcomponent resteert (zie paragraaf 2). In deze paragraaf

zal de seizoen correctie van de reeks ter hand worden genomen en

zal zij worden ontdaan van de incidentele component.

In paragraaf 2 is reeds vermeld dat seizoencorrecties plaatsvinden met gebruikmaking van de Census 11 X-ll ARIMA-methode. Deze

(38)

ARI-MA-schattingen en voert een seizoencorrectie uit op de geëxtrapo-leerde reeks. Hierbij wordt ook een schatting gemaakt van de

incidentele component zodat ook hiervoor gecorrigeerd kan

wor-den. Wat resteert is een trend & conjunctuur-component.

In Figuur 6 zijn zowel de investeringen herkomst bouwnijverheid als de trend & conjunctuur-component van deze reeks afgebeeld. Men mag verwachten van een trend & conjunctuurcomponent dat

deze glad verloopt. Aan de figuur valt op dat de trend &

conjunc-tuur-component nog aanzienlijke variaties binnen een jaar laat zien en zeker niet glad verloopt. De reden hiervan is te zien in de

oorspronkelijke reeks. Deze wordt gekenmerkt door een sterk

aanwezig seizoenspatroon. Daarnaast echter doen zich in de

oor-spronkelijke reeks een aantal grote uitschieters naar beneden voor. Met name is dit het geval in de winters van 1979, 1985, 1986 en

Figuur 6 Investeringen Herkomst Bouwnijverheid (IHB) met

trend & conjunctuurcomponent (IHBT)

mrd. "ld. van 1980

11r-~~---.

10 ... .

1970 1975 1960 1985 1990

(39)

1987 en wat minder voor de winter van 1991. Uit deze uitschieters blijkt de grote weergevoeligheid van de produktie in de bouwnij-verheid. Immers, al deze winters waren voor Nederlandse begrip-pen streng.

Nadere beschouwing van de trend & conjunctuur-component leert dat juist rond deze winters de trend & conjunctuur-component aan-zienlijk gaat fluctueren. Een extreem geval vormt de winter van 1979 waar volgens de trend & conjunctuur-component zich een niet onbelangrijk conjunctureel dal voordoet. Bij beschouwing van de oorspronkelijke reeks is dit echter niet of nauwelijks waar te nemen. De conclusie lijkt derhalve gerechtvaardigd dat in de trend

& conjunctuur-component van de investeringen herkomst

bouwnij-verheid nog een belangrijke weerscomponent zit.

Teneinde het conjunctuurpatroon van de referentiereeks niet te

Figuur 7 Investeringen Herkomst Bouwnijverheid

In deze figuur zijn zowel de oorspronkelijke (IHB) als de voor het weer

gecorri-geerde reeks (IHBP) afgebeeld.

Dlrd. gld. van 1960 l1r-~~---' . , 10 ...

·

····ï

..

..

··r····r-·· .... . 1970 1975 1980 1965 1990 ···IHB - I H B P

(40)

.

vervuilen met weersinvloeden dient de reeks investeringen her-komst bouwnijverheid gecorrigeerd te worden voor weersinvloe-den. Deze correctie kan plaatsvinden op basis van de kwartaalreeks reeks 'gemiddeld aantal gewerkte uren per werknemer' die gepu-bliceerd wordt in de Maandstatistiek Bouwnijverheid. In appendix A wordt gedetailleerd beschreven hoe deze correctie voor weersin-vloeden plaatsvindt.

Het resultaat van de weercorrectie is afgebeeld in Figuur 7. In de figuur is te zien dat de genoemde winters bijna geheel verdwerien zijn en dat voor het overige zoveel als mogelijk het oorspronkelijke patroon behouden is gebleven. In Figuur 8 zijn voor de oorspron-kelijke reeks en de voor het weer gecorrigeerde reeks de trend & conjunctuur-componenten afgebeeld. Aan deze figuur is te zien dat de weercorrectie dat gebracht heeft waarvoor zij is uitgevoerd, te

Figuur 8 Investeringen Herkomst Bouwnijverheid

Trend & conjunctuurcomponenten (IHBPT) van de reeks

mrd. gld. van 1980 10r---~ 9 ... .. '( ... / \ ... ; ... ": ... . ... ..: . /\

/

.... .:

...

./ 1970 1975 1980 1985 1990 ... IHBT - IHBPT

(41)

weten een veel gladder verloop van de trend & conjunctuur-compo-nent.

4.3 Trendschatting voor de referentiereeks

Teneinde een pure conjunctuurgolf te verkrijgen resteert nog slechts één stap: de trend moet verwijderd worden. In paragraaf 2 is reeds een trendschattingsmethode ter sprake gekomen. Dit betreft de Phase-Average Trendmethode die ontwikkeld is door het

Natio-na! Bureau for Economie Research 13 • Deze

trendschattingsmeth0-de is gebaseerd op het vaststellen van conjuncturele omslagpunten.

Op basis daarvan wordt een trendcomponent berekend die min of

meer 'conjunctuurgolfneutraal' is in die zin dat elke door de omslagpunten gedefinieerde conjunctuurgolf ongemoeid wordt

gelaten door de trendschatting. Op basis van de trendschatting

bestaat de mogelijkheid dat conjuncturele omslagpunten verschui-ven. Er kunnen dan nieuwe omslagpunten worden vastgesteld en de

trend kan opnieuw berekend worden. Deze iteratieve procedure

eindigt als de omslagpunten bij een nieuwe trendschatting niet meer verschuiven.

Een nadeel van de Phase-Average Trendmethode is dat voor begin en einde van de reeks een vrij groot aantal datapunten verloren gaat. Dit betekent dat voor de meest recente waarnemingen op een andere manier een schatting voor de trend verkregen dient te worden. In de literatuur zijn verschillende suggesties gedaan over de manier waarop dit zou dienen te gebeuren.

Bij de trendcorrectie voor de referentiereeks is gebruik gemaakt van een versie van de Phase-Average Trendmethode. De extrapola-tie voor de meest recente waarnemingen gebeurt op de manier zoals de bedenkers van de methode zelf hebben voorgesteld (zie Boschan en Ebanks (1978».

(42)

Figuur 9 Conjunctuur- en Trendschatting van IHBPT

N.B. De conjunctuurcomponent heeft een schaalverdeling op rechteras.

IH8PT, Trend (mrd. ,ld. van 1980) Conjunctuur

10r---~--~---~---~--_,3

... , ... 2

-1

-2

1970 1975 1980 1985 1990

- IHBPT - Trend ... Conjunctuur

De resultaten van het toepassen van de Phase-A verage Trendmetho-de zijn vermeld in Tabel 111 en Figuur 9. In Tabel 111 zijn Trendmetho-de con-juncturele omslagpunten vermeld. Deze zullen in een later stadium worden gebruikt bij de omslagpuntenanalyse van de basisreeksen. In Figuur 9 zijn de trend & conjunctuur-component van de voor het weer gecorrigeerde referentiereeks (IHBPT), de trendschatting en de daaruit berekende conjunctuurcomponent weergegeven. De conjunctuurcomponent is berekend door de trend & conjunctuur-component te delen door de trendschatting en te standaardiseren. De in Figuur 9 afgebeelde conjunctuurreeks zal in het vervolg van de constructie van een conjunctuurindicator voor de bouwnijverheid gebruikt worden als toetssteen voor potentiële basisreeksen,

(43)

Tabelm Omslagpunten van referentiereeks

Omslag Kwartaal Top/dal

1 '70 IV top 2 '71 IV dal 3 '72 IV top 4 '7511 dal 5 '79 III top 6 '82 UIl dal 5. DE BASISREEKSEN

In deze paragraaf zullen reeksen onderzocht worden op hun

bruik-baarheid als basisreeks. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de

eisen die in paragraaf 2 besproken zijn. Het onderzoek naar de geschiktheid van reeksen als basisreeks kent verschillende stappen.

In paragraaf 5.1 zal de stapsgewijze 'behandeling' van een reeks

worden uiteengezet. In paragraaf 5.2 zal voor deze stapsgewijze

behandeling worden toegepast op geselecteerde reeksen

5.1 Procedure voor de vaststelling van de bruikbaarheid van

een basisreeks

Stap 1: Dataverzameling

De eerste stap bij het onderzoek naar een basisreeks wordt ge-vormd door het verzamelen van de beschikbare gegevens betref-fende de reeks. Hier wordt ook een keuze gemaakt naar welke reeksen onderzoek wordt gedaan, waarbij het vraagstuk van de

(44)

worden of van de te onderzoeken variabele voldoende consistent cijfermateriaal beschikbaar is en of nieuwe gegevens snel beschik-baar komen.

Als een reeks een aantal definitiebreuken heeft, maakt dit de reeks minder aantrekkelijk om te gebruiken. Echter, als de definitiebreu-ken eenvoudig weggewerkt kunnen worden kan overwogen worden om de reeks toch te gebruiken.

Voor wat het punt van de lengte van de reeks betreft zijn hier niet direct criteria voor aan te leggen. Er bestaat immers de mogelijk-heid dat een relatief lange reeks toch te kort is als de reeks zeer ver voorloopt op de referentiereeks. In dat geval is de overlappen-de periooverlappen-de van referentiereeks en basisreeks te kort, hoewel op zich genomen de potentiële basisreeks een behoorlijke lengte heeft. In het huidige onderzoek is aangehouden dat reeksen met een 'lead'

van vier kwartalen of meer ten minste vanaf het eerste kwartaal van 1973 beschikbaar moeten zijn. Voor reeksen met een kortere

'lead' ligt dit op het eerste kwartaal van 1974.

Het laatste punt dat hier van belang is betreft de snelheid waarmee nieuwe gegevens beschikbaar komen. Hiervoor kan men twee criteria hanteren. Een eerste criterium is dat na aftrek van de 'lag' die ontstaat bij publicatie van de 'lead' op de referentiereeks (zie stap 4) een nog voldoende grote 'lead' overblijft. De 'lead' die zo resteert is de voorspelhorizon en men is dan primair geïnteresseerd in voorspellen.

Een ander criterium is dat de 'publicatielag' van de basisreeks kleiner moet zijn dan de 'publicatielag' van de referentiereeks plus de 'lead' van de basisreeks op de referentiereeks. In dat geval is men niet primair geïnteresseerd in voorspellen van de toekomst maar ook in het 'voorspellen' van het heden en het nabije verleden. Stap 2: Correctie voor seizoen en incidentele component De seizoencorrectie vindt plaats met gebruikmaking van de Census

Cytaty

Powiązane dokumenty

W dziedzinie języka możemy jednak mówić o szczególnych zainteresowaniach: studenci bardzo interesują się językiem reklamy i biznesu, a czasem nawet językiem polityki, choć

W celu sprawdzenia hipotezy o możliwości wykorzy- stania sieci neuronowych do analizy danych i znajdowania w nich wiedzy przydatnej potem między innymi przy budo- wie

W roku 1912 odkryto tajną szkołę prowadzoną przez Żydów Borucha Gersztajna i Chaima Sztycera, mieszczącą się w domu Stanisława Kozyrskiego.26 Nie­ spodziewana

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

Throughout the presentation of two characters from his major novels, namely Rose from Brighton Rock and the whisky priest from The Power and the Glory, an attempt

In Paris, contemporary parks and gardens not only express new forms of nature, they also form part of a green infrastructure network in their own right.. As a series

In particular, the first-order oscillatory force and the second-order steady force are calculated for the following situations: (a) the cylinder is restrained from moving under