• Nie Znaleziono Wyników

Winkeltijden en congestie: Effecten van een verruimd openingsregime van winkels en diensten op de verkeerscongestie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Winkeltijden en congestie: Effecten van een verruimd openingsregime van winkels en diensten op de verkeerscongestie"

Copied!
94
0
0

Pełen tekst

(1)

Gesloten •

ospo

Wi keltijden

en

congestie

Effecten van een verruimd openingsregime van

w

i

nkels en diensten op de verkeerscongestie.

M

.

Tacken

J.C. Mulder

Waarmetblg door ol namens burgemeester en welhOuckJf$ der g&met'le

d.d Adres van dé winkel

Plaatsnaam

MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

, ,,'r ,- .

~vvs

(2)

VER~EERS-Winkeltijden

en

Congestie.

Bibliotheek TU Delft

1111111111111

C

1732524

Onderzoekslnstitwt voor

Stedebouw.

Planologie, en

Archltectwr

(3)

WINKELTIJDEN EN CONGESTIE.

Effecten van een verruimd openingsregime van winkels en diensten op de verkeerscongestie.

M.Tacken J.C.Mulder

OSPA.

Faculteit der Bouwkunde Technische Universiteit Delft

(4)

uitgegeven en gedistribueerd door:

Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1

2628 CN

DELFT

Uitgevoerd door:

OSPA, Onderzoeksinstituut voor Stedebouw,

Planologie en Architectuur

TU Delft, Faculteit der Bouwkunde

Berlageweg 1

2628 CR

DELFT

Tel. 015 - 781088/781308

OSPA rapport nr 23, december 1988

CIP GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

ISBN 90-6275-538-0

NUGI 655

Copyright (c) 1988 Research Institute of Urban Planning and

Architecture (OSPA)

All rights reserved. No part of this book may be reproduced

in any form, by print, photoprint, microfilm or any other

means without written permission from the publisher: Delft

university Press.

(5)

INHOUDSOPGAVE.

Voorwoord. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

ix

Samenvatting.

xi

Summary. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

xiii

1.

Inleiding.

2. De

centrale vraagstelling.

3

3.

De

aanpak van het onderzoek.

7

De

stand van zaken rond de openingstijden van winkels.

9

~

.1

De

winkelsluiting in Nederland.

9

4.1.1.

De

ondernemers.

9

é-

l.

~

De

werknemers en consumenten.

12

4.2.

De

winkelsluiting in het buitenland • • •

14

5.

Winkeltijden en verplaatsingen in bestaand onderzoek. •

17

5.1. In Nederland.

17

5.2.

In

het buitenland • •

19

6.

Het winkelbezoek in de tijd geplaatst.

23

6.1. Het Longitudinaal Verplaatsingenonderzoek.

23

6.2.

De

OSPA-werktijden studie • • • • • •

27

6.3. Het Onderzoek Verplaatsingsgedrag.

30

6.3.1.

Een totaaloverzicht van de

verplaatsin-gen. • • • • • • • • • • • • • • • • • •

31

(6)

7.

8.

6.3.2.

De

verplaatsingen van enkele ca te

go-riel!n. •

De werkenden.

Fulltime of parttime werkend. •

Mannen en vrouwen.

De

leeftijd van de kinderen.

Conclusies.

De winkelverplaatsingen buiten de gemeentegrenzen.

De

koopavond. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

Samenvatting en conclusies over het effect van een

veranderend openingsregime van winkels en diensten op

congestie in het verkeer.

9.1.

Samenvatting. •

9.2.

Conclusies •

37

37

43

47

51

55

57

61 63 63 66

10. Literatuur. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

69

Bijlage A.

Standpunten van enkele branches.

71

Bijlage B.

Overzicht van de openingstijden in een aantal

landen • •

73

Bijlage C.

.

Selecties in de 3e meting van de Paneldata • •

75

Bijlage D.

Vergelijking van steekproef met opgehoogde

(7)

LIJST VAN TABELLEN.

Tabel 1.

De winkelverplaatsingen naar tijdsperiode over de

dag in procenten van 1980 tot 1985.

Tabel 2.

De verdeling van de verplaatsingen naar winkels en

voor prive zakelijk bezoek, die afkomstig zijn van

17

het werk.

24

Tabel

3.

De plaats waar mannen en vrouwen verse artikelen

en geld halen. (in procenten).

Tabel

4.

De herkomst van werkende mannen en vrouwen voor

het halen van verse artikelen, afhankelijk van het

al of niet forens-zijn. (in procenten).

Tabel

5. De herkomst van werkende mannen en vrouwen bij het

naar de bank gaan, afhankelijk van het al of niet

27

28

forens zijn. (in procenten).

28

Tabel

6.

De

frequentie

in

percentages,

waarmee

enkele

winkels en banken worden bezocht.

Tabel

7.

Percentage mannen en vrouwen dat regelmatig of

vaak problemen heeft met de openings ti jden,

af-hankelijk van het al of niet forens zijn.

Tabel 8.

Het aandeel winkel verplaatsingen van de totale

opgehoogde steekproef gerelateerd aan het totale

aantal verplaatsingen tijdens een bepaalde

perio-de.

Tabel 9.

Het aandeel winkel verplaatsingen van werkenden en

niet-werkenden gerelateerd aan het totale aantal

verplaatsingen tijdens een bepaalde periode.

Tabel 10. Het aandeel winkelverplaatsingen van fulltimers en

parttimers

gerelateerd

aan

het

totale aantal

verplaatsingen tijdens een bepaalde periode.

Tabel 11. Het aandeel winkelverplaatsingen van mannen

vrou-wen gerelateerd aan het totale aantal

verplaatsin-gen tijdens een bepaalde periode.

Tabel 12. Het aandeel winkelverplaatsingen van mensen die

wel of niet kinderen jonger dan 12 jaar hebben of

die geen kinderen hebben, gerelateerd aan het

totale aantal verplaatsingen tijdens een bepaalde

periode.

Tabel 13. De

verdeling van de

verplaatsingen naar

type

bestemming en naar urbanisatiegraad.

Tabel 14. Verdeling van de verplaatsingen naar

urbanisatie-graad van de woongemeente en naar de mate, waarin

de verplaatsing intern of extern verloopt.

Tabel 15. Het percentage van de winkelverplaatsingen, dat

29

30

32

38

47

51

se

58

(8)

gericht is op een andere gemeente, naar type

verplaatsing en naar urbanisatiegraad.

Tabel 16. Het vervoermiddelgebruik naar type

urbanisatie-graad

en type verplaatsing. (in procenten).

Tabel 17. Het vervoermiddelgebruik voor winkelverplaatsingen

naar type urbanisatiegraad en type verplaatsing.

(in procenten).

Tabel 18. De verdeling van enkele categorief!n

verplaatsin-gen, die de

grenzen

van de

gemeenten

(A

+

B)

overschrijden, naar vervoermiddel.

5il

59

59

(9)

Voorwoord.

De relatie tussen tijdsbestedingspatronen en verkeer en vervoer heeft al langer de aandacht in het onderzoek van het Onderzoek-sinstituut voor Stedebouw, Planologie en Architectuur (OSPA). Dat onderzoek vond voornamelijk plaats in het kader van het voorwaar-delijk gefinancierde project: 'Stevoorwaar-delijke en Regionale Functie-en Bebouwingsstructuur Functie-en Verkeer Functie-en Vervoer'. Dat lopFunctie-ende onder-zoek heeft een rol gespeeld bij het veronder-zoek van het Projectbureau Integrale Verkeers- en Vervoersstudies (het Pb IVVS) om in kort bestek nader aan te geven wat de mogelijke effecten van verande-rende openingstijden van winkels en diensten zouden zijn op de congestie in het verkeer. Tegen de achtergrond van de actuele discussies over de winkelsluitingstijden speelde hierbij de vraag: wat is het effect van van een verruiming van het openingsregime op de congestieproblemen in het verkeer en vervoer.

De kennis van de huidige situatie is vooral ontleend aan het materiaal van het CBS-onderzoek Verplaatsingsgedrag. Dat bete-kende veel analysewerk met dit grote databestand. Hiervoor lag de verantwoordelijkheid vooral bij J.C.Mulder.

P.Dijkstra heeft geholpen bij de benodigde analyses van een eerder uitgevoerde werktijdenstudie, die voor dit onderzoek nader geana-lyseerd werd op het winkelgedrag en de wens naar verandering in winkeltijden.

In de begeleiding van dit project heeft ir. J.Th. Gantvoort een constructieve bijdrage geleverd. Hij heeft zowel door zijn con-tacten met het buitenland als ook door zijn redactionele opmer-kingen dit project ondersteund.

Verder heeft ir.G.R.M. Jansen vanuit het OSPA door zijn opmerkin-gen bij conceptversies bijgedraopmerkin-gen tot de uiteindelijke rapporta-ge.

Vanuit het Pb IVVS functioneerde een begeleidingsgroep, die als-volgt was samengesteld:

mw. drs. M.G.J. Kockelkoren, pb IVVS. mw. J.M. van Spronssen, drs. F.H.ter Welie, Delft, 24 december 1987. J.C. Mulder M. Tacken. ix

Ministerie van Economische Zaken, directie consumenten-en marktbeleid.

(10)
(11)

Saaenvattinqo

Al geruime tijd stonden er in Nederland twee varianten ter dis-cussie voor verandering van de winkeltijden. Binnen een totale openingstijd van 52 uur per week staat de ene variant het toe om de winkels open te hebben tot 19 uur, terwijl de andere variant aan de winkelier de keuze laat tussen de huidige openingstijd tot

18 uur of tot een openingstijd van 12 uur tot 21 uur.

Heeft verandering van de sluitingstijd van winkels en diensten enig effect op de congestie in het verkeer, doordat mensen op andere tijden winkels bezoeken? Hierbij gaat het alleen om ge-bruikers en niet om winkelpersoneel.

Een eerste stap bij de beantwoording van deze vraag betreft in-zicht in de huidige situatie in Nederland en in het buitenland, waar meestal andere openingstijden gelden. Deze informatie over de effecten van andere openingstijden op de verdeling over de dag blijkt slechts beperkt beschikbaar. Er lijkt een tendens tot een lichte afname overdag ten gunste van de vroege avonduren.

Vanuit het databestand van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag blijkt dat er nu twee pieken zijn in de winkel verplaatsingen. De grootste drukte is er in de ochtend rond 11 uur en in de middag tussen 15 en 16 uur. Tijdens de ochtendspits in het verkeer is het aandeel van de winkelenden daarin vrijwel te verwaarlozen. In de avondspits is er slechts een beperkte deelname (16%) van het winkelverkeer • Door de veranderde openingstijden zal dit aandeel niet sterk veranderen. Een verruiming van de winkelsluitingswet zal niet veel effect op het verkeer in de spits hebben. Over het geheel genomen zullen de verschuivingen gering zijn en dus weinig invloed hebben op het beperkte aandeel van de winkelverplaatsin-gen.

(12)
(13)

Summary.

Tradinq hours and traffic conqestion.

For a considerable amount of time in the Netherlands there is a discussion going on whether shops should be open during the even-ing. Within a range of 52 hours total trading time there are two alternatives: the possibility to remain open until 19 p.m. and the possibility to maintain the nowadays normal opening hours until 18 p.m. or to have opening hours between noon and 21 p.m ••

Wh at is the impact of changes in the opening hours on the traffic congestion? Subject are the trips of consumers and not the trips of employees.

To answer this question we first of all need more information about the present-day situation in the Netherlands and in other countries, where opening times are mostly different. There ap-pears to be a lag of information about the effects of different opening hours on the daily distribution of shopping trips. When shops are open during the evening there seems to be a slight decrease of visitors during the day in favour of those during the evening.

An analysis of the data of the National Travel Survey shows two peak hours in shopping trips. There is one peak around 11 o'clock a.m. and another one from 15 t i l l 16 o'clock p.m •• The share of shopping trips in total morning peak travel is negligible. About 16% of the evening peak hour traffic consists of shopping trips. Changing opening hours will have only small effects on the dis-tribution of the shopping trips.

(14)
(15)

1. Inleiding.

In de discussies rond beleidsinstrumenten om de congestie te verminderen speelt de mogelijkheid van tijdsbeleid een rol. Hier-mee wordt bedoeld, dat het beleid door het treffen van maatregelen mensen ertoe kan brengen om een activiteit op een bepaalde plaats wat meer in de tijd te spreiden, zodat de drukte uiteindelijk minder geconcentreerd optreedt.

In die discussie speelt ook een mogelijke verandering van de winkeltijden een rol. Sinds enige tijd is er in Nederland weer sprake van het veranderen van de winkelsluitingswet. Hierbij waren twee varianten aan de orde, waarbij de winkeliers binnen een openingsduur van maximaal 52 uur konden kiezen voor een openings-tijd tot 19 uur of voor een openingsopenings-tijd tussen 5 uur en 18 uur of tussen 12 en 21 uur. In middels is de eerste variant tot 19 uur) door de Tweede Kamer verworpen. Wanneer een dergelijke discussie samenval t met de aandacht voor congestievermindering , dan is de stap naar de effecten van veranderende winkeltijden op de drukte in het verkeer snel gezet.

Tegen deze achtergrond is het verzoek van het projectbureau In-tegrale Verkeers- en Vervoers Studies (Pb IVVS) aan het Onder-zoeksinsti tuut voor Stedebouw Planologie en Architectuur (OSPA) te plaatsen.

(16)

2

(17)

-2. De centrale vraagstelling.

Naar aanleiding van de discussie over de openingstijden van win-kels is de vraag opgekomen of veranderingen in de winkel ti j den enig effect op de congestie in het verkeer kunnen hebben. De algemene onderzoeksvraag in dit project luidt als volgt:

Welk effect heeft een verandering van de openingstijden van win-kels en diensten op de bezoektijden van winwin-kels en diensten en wat zijn de effecten daarvan op de verkeerscongestie op het wegen-net?

In het kader van dit project is er weinig ruimte voor een uit-gebreide beschrijving van het winkelgedrag. Het accent ligt op een beschrijvende analyse van het onderzoeksmateriaal zoals dat beschikbaar is in het CBS-onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). Deze keuze vooraf stelt zijn beperkingen bij de verdere uitwerk-ing van de onderzoeksvraag.

We zullen enkele algemene kaders aangeven, omdat hierdoor het project beter te plaatsen is, en omdat de keuze voor bepaalde categorie~n hierdoor gemotiveerd kan worden.

Het bezoeken van winkels kan voor de mensen verschillende bele-vingswaarden hebben:

aan de ene kant kan winkelen zeer functioneel zijn: het doen van dagelijkse boodschappen, waardoor de noodzakelijke ar-tikelen in huis worden gehaald. Veel mensen beleven deze vorm van winkelen als noodzaak, en zij willen de tijdsbes-teding ervoor zo beperkt mogelijk houden. Efficiency is hierbij een belangrijk kenmerk. Dit soort winkelen zal zich vooral in de buurt afspelen.

een variant van dit functionele winkelen is het kopen van iets meer duurzame goederen: kleding, apparatuur e.d •• Hier-voor wil men vaak wat meer rondkijken en zich ori~nteren. Dat betekent ook dat er meer tijd voor genomen wordt. Voor dit type boodschappen zal men eerder naar wat grotere wijkwinkel-centra en stads(deel)wijkwinkel-centra gaan.

aan de andere kant en als het ware als een extra dimensie van het hiervoor beschreven functionele winkelen staat het recreatieve winkelen. Niet alleen het aanschaffen van ar-tikelen staat voorop. Het gaat om het totale proces, waarbij mensen de tijd nemen om zich te ori~nteren op de mogelijkhe-den die er zijn om een bepaalde behoefte met een bepaald product te bevredigen. Hierbij speelt tijd een andere rol. De behoefte om de tijdsbesteding zo minimaal mogelijk te houden ontbreekt. De actie hoeft zelfs niet noodzakelijk te leiden tot het aanschaffen van bepaalde artikelen. Dit zal zich vooral afspelen rond de tweede variant van het functio-nele winkelen. De neiging bestaat om dit recreatieve winke-len vooral in centra van wat hogere orde te doen.

Deze nuancering in het winkelgedrag is echter een verfijning, die niet in het verplaatsingenonderzoek terug te vinden is. Het vraagt om een heel apart soort onderzoek.

(18)

-De betrokkenheid bij het winkelen en de belevingswaarde ervan kan voor diverse categorieên verschillen. De Nederlandse samenleving kent ten aanzien van het winkel gedrag nog steeds een traditionele rolverdeling, die sterk aan het geslacht gebonden is. Het meer functionele boodschappen doen wordt in belangrijke mate door vrouwen gedaan (Van den Heuvel & Tacken, 1986). De tijdsbeste-dingsstudie van het SCP geeft cijfers over het winkelgedrag. 54% van de vrouwen gaat winkelen en zij besteden daar 513 minuten per week aan; bij de mannen is dat 35% en zij besteden daar 242 minu-ten aan. Vrouwen gaan het meeste naar winkels voor allerlei dage-lijkse levensmiddelen en voor verse artikelen. Hiervoor worden over het algemeen vrij korte afstanden afgelegd en zij gaan minder vaak met de auto dan mannen (Tacken & Kooman, 1983).

Naast het geslacht blijkt ook het al of niet werken verschil te maken voor het winkelgedrag. Werkenden gaan minder vaak naar winkels. Vrouwen gaan vaker dam mannen, maar als zij fulltime of parttime werken gaan zij minder vaak dan de huisvrouwen zonder betaalde baan (Tacken & Kooman, 1983; Van den Heuvel & Tacken, 1986) •

De soort aanstelling (parttime of fulltime) blijkt verschil te maken. De parttime werkende vrouwen blijken dan toch wat meer tijd te hebben voor het bezoeken van winkels. Zij gaan vaker dan de vrouwen met een volledige baan.

Zowel bij het werken als bij de soort aanstelling (fulltime of parttime) is het tijdsbudget een belangrijke verklarende factor voor het soort winkelgedrag. Vandaar ook dat het al of niet hebben van kinderen en vooral de leeftijd daarvan nogal van betekenis is

(Van den Heuvel & Tacken, 1986; Jones et al., 1980).

Het tijdsbudget is een belangrijk kenmerk bij de verklaring van het winkelgedrag van bepaalde categorieên. Er zijn bepaalde cate-gorieên in de samenleving die meer dan anderen geconfronteerd worden met een krap tijdsbudget. De groeiende groep tweeverdie-ners valt hiertoe te rekenen, maar ook een steeds groter worden groep van kostwinners in eenoudergezinnen. Het combineren in deze categorieên van huishoudelijke taken met een betaalde baan vraagt om een efficiênte tijdsindeling, waarbij ook het winkelen hoort. In een studie over teleshopping blijkt ook, dat deze categorieên meer dan anderen gebruik maken van deze nieuwe ontwikkeling, omdat het tijd spaart (Keyzers & Wagenaar, 1988).

De hoeveelheid beschikbare tijd is ook van invloed op de aard van de winkelverplaatsing. Bij een krap tijdsbudget zal men eerder geneigd zijn om winkel verplaatsingen te combineren met verplaat-singen voor andere motieven. Bovendien zullen vooral werkenden vaker op weg van hun werk naar huis of in de lunchpauze een winkel bezoeken. Dit soort schakeling van verplaatsingen noemen wij een keten. In het OVG is een verplaatsing een reis of een gedeelte van een reis met één motief, waarbij het overgaan op een andere ver-voerwijze niet als motief geldt. Dat betekent dan vervolgens, dat een keten een schakeling is van verplaatsingen tot de aankomst bij het eerste vertrekpunt: doorgaans de eigen woning.

Vooral met de keten: wonen-werken-winkelen zal in de analyse rekening worden gehouden.

(19)

De wens om het openingsregime van winkels en diensten te verande-ren zal ook het sterkste leven bij de groep met weinig arbeids-vrije tijd. Bij een langere openingstijd verwachten wij dan ook, dat deze mensen vooral gebruik zullen maken van de verruimde mogelijkheden. Sommigen zullen iets meer tijd nemen voor het winkelen, en dat kan betekenen, dat zij het doen van boodschappen wat minder vaak met andere bestemmingen zullen combineren. Dat betekent dat het winkelen wat minder in ketenverplaatsingen gedaan zal worden. Bovendien zal een deel van de werkenden dan waar-schijnlijk minder vaak vanuit de werkplek gaan winkelen. Anderen daarentegen zullen nu juist de gelegenheid krijgen om te gaan winkelen, terwijl de tijd daarvoor voorheen te krap was.

Niet alles wat in deze achtergrondschets aan de orde is geweest, is in de beschrijvende analyse die in dit project wordt beoogd, uit te werken. Wij zullen in de analyse bijzonder attent zijn op de positie die enkele relevante categorieên innemen, en daarbij zal ook extra aandacht worden besteed aan de relatie tussen het bezoeken van winkels en de werkverplaatsingen.

Het voorgaande is steeds gebaseerd op het gedrag van één van de partijen rond het winkelen: de consument. Er is echter ook een belangri jke groep, die een baan hebben in de winkel sector. Vol-gens een opgave van het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel werken er 438 000 ondernemers en personeel. Hoewel ook hun gedrag en verplaatsingen van belang zijn voor de spits, blijven de ver-plaatsingen van deze categorie in dit project buiten beschouwing.

Tot slot willen wij hier nog opmerken, dat het winkelen ook een cul tuur gebonden gedrag is. Vooral de t i jdstippen waarop men win-kelt hebben te maken met het leefpatroon in een bepaald land. De middagrust en het tijdstip en de aard van de maaltijden zl.Jn bepalend voor de aard en de tijdstippen van de boodschappen. Zo legt in Nederland het tijdstip van de hoofdmaaltijd in de vroege avonduren beperkingen op aan het activiteitenpatroon, en dus ook aan het winkelgedrag.

De cultuur heeft ook zijn stempel gedrukt op de openingstijden van winkels. Uiteraard zijn deze historisch gegroeid vanuit een feitelijke ontwikkeling en vanuit regelgeving, die bepaald werd door opvattingen over menselijk gedrag en cultuur. Dit maakt het moeilijk om een vergelijking met buitenlandse situaties te maken. De regelgeving en de culturele achtergronden verschillen soms sterk. De doelstelling van dit project reikt niet verder dan het beschrijven van eventuele verschillen en niet de verklaring daar-van.

Tegen deze achtergrond zal de analyse in dit project plaatsvin-den. We gaan nu eerst in op de concrete aanpak die uit de vraag-stelling en het kader daarvan voortvloeit.

(20)

6

(21)

-3. De aanpak van het onderzoek.

Wat betekent het voorgaande voor dit project? Zowel de keuze voor

een beschrijvende analyse door middel van de materiaal van het OVG

als de in de achtergrondschets aangedragen veronderstellingen zijn bepalend voor de uitwerking van de centrale vraag.Het onderscheid in het soort winkelgedrag is weliswaar relevant, maar moeilijk te onderzoeken. In de beschikbare databestanden over verplaatsingen

is alleen maar een onderscheid gemaakt in verplaatsingen voor het

bezoeken van winkels en voor het bezoeken van zakelijke

voorzie-ningen vanwege privé redenen. Dat is dan ook het onderscheid, dat

in de verdere analyse een rol speelt.

De onderscheiden categorieên, die verschillen in hun

verplaat-singsgedrag voor het bezoeken van winkels en diensten zullen in de latere analyses voorzover de omvang van de groepen het toe-laat, worden meegenomen.

Voor de beantwoording van de centrale vraag zullen op grond van het voorgaande de volgende onderdelen in het onderzoek aan de orde komen:

inventarisatie in kwantitatief opzicht van bestaand

materiaal (OVG) naar aantallen winkelverplaatsingen en de verdeling ervan over de dag

inventarisatie vanuit de literatuur over de stand van

zaken in Nederland en in het buitenland omtrent

ope-ningstijden van winkels

verkenning bij bedrijven en instellingen naar de stand-punten ten aanzien van veranderingen in winkelsluitings-tijden

inventarisatie toegespitst op congestie in het verkeer door nadere studie van enkele rapporten rond knelpun-ten. Aanvullende informatie valt mogelijk te verkrijgen uit een nadere analyse van het datamateriaal van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG). Extra aandacht zal hierbij zijn voor de relatie tussen interne en externe verplaatsingen vanuit woon- en werkgemeente. Hierbij is een nadere selectie te maken naar urbanisatiegraad en/of naar geografische situatie: b.v. de Randstad.

beschrijving van de aantallen winkelritten en de ver-deling over de tijd op zaterdagen en op koopavonden. Dit laatste vraagt om een nadere selectie van steden om de koopavond te kunnen vaststellen. Globaal is er infor-matie te geven voor de groep mensen die 's avonds win-kelt.

Het voorgaande geeft aan, dat dit project vooral gebaseerd zal zijn op analyse van bestaand onderzoeksmateriaal en beschikbare literatuur en op analyses van het materiaal van het OVG. In de volgende hoofdstukken zullen wij de resultaten van deze inven-tarisatie en van de analyses weergeven.

Eerst zal vanuit bestaand materiaal de stand van zaken rond de openingstijden van winkels in Nederland en in het buitenland worden beschreven. Hierbij gaan wij even verder in op de

(22)

stand-punten van twee belangrijke partijen rond het winkelen: de onder-nemers en de consumenten.

Vervolgens zal vanuit reeds beschikbare onderzoeksrapporten worden aangegeven, wat er bekend is over de relatie tussen winkeltijden en verplaatsingen.

Daarna zal vanuit beschikbaar onderzoeksmateriaal door middel van verdere analyses het bezoek aan winkels en diensten in de tijd worden gesitueerd. Hiervoor wordt eerst een beperkte analyse van een meting van het Longitudinaal Verplaatsingenonderzoek beschre-ven en vervolgens wordt dieper ingegaan op de analyse van het OVG. Hierbij wordt het gedrag van de totale groep winkelenden beschre-ven, en daarbij wordt nagegaan of er grote verschillen zijn tussen de eerder onderscheiden categorie~n: werkenden en niet-werkenden, fulltimers en parttimers, mannen en vrouwen en mensen met of zonder kinderen.

Vervolgens wordt nog ingegaan op de mate, waarin winkel- en pri-vé-zakelijke verplaatsingen zich binnen of buiten de woon- en werkgemeente afspelen.

Tenslotte wordt nader geanalyseerd of er op dagen met koopavonden een duidelijk afwijkend patroon van verplaatsingen optreedt.

(23)

4. De stand van zaken rond de openingstijden van winkels.

4.1. De winkelsluiting in Nederland.

In Nederland komt de winkelsluitingswet van

1~

er in hoofdzaak op neer, dat de ondernemer zelf beslist over de openingstijden van zijn bedrijf, waarbij geldt, dat de winkels in ieder geval gesloten moeten zijn:

- op zondag

L

- op werkdagen voor 0.00 uur 's ochtends

~

- op zaterdag na 1%.00 uur

J\

-

op andere werkdagen na 18.~ uur.

\ De gemeenteraad is verder verplicht om een avond per week - op

J donderdag of vrijdag - als koopavond aan te wijzen. Voor de

ope-ningstijd geldt in totaal een maximum van

5g

uur per week. Verder zijn er nog enkele uitzonderingen mogelijk op deze regelgeving, maar die zijn in het kader van dit onderzoek niet zo relevant. Begin ~ zijn er twee voorstellen in behandeling bij het parle-ment,

die beide ervan uitgaan dat de totale openstellingstijd op

52 uur gehandhaafd blijft.

Door de staatssecretaris van Economische Zaken Evenhuis wordt in oeleidsvoornemens voorgesteld om de ondernemers de

keuzemogelijk-1ie~d te bieden om te ~re 'y'QSJI. een ochtend/middagw~nkel van 6.00 tot 18.00· uur of voor een middag/avondwinkel van 12.00 tot

21.00 uur. - - - . - - -

-Vanui t d; ' Tweede Kamer is door mevr • Groenman voorgesteld om de uiterste sluitingstijd van de winkels op door-de-weekse dagen te verschuiven van 18.00 naar 19.00, waarbij de bestaande keuzemoge-lijkheden voor de ondernemers blijven bestaan.

Inmiddels heeft in de Tweede Kamer de behandeling van het voorstel van Groenman plaatsgevonden. Dit voorstel is door het parlement verworpen. Het wetsvoorstel van staatssecretaris Evenhuis is in de Ministerraad aangenomen en voor verdere behandeling doorgezonden naar de Raad van State. Ter voorbereiding heeft er wel enig onder-zoek plaatsgevonden naar de meningen van de verschillende betrok-ken partijen: de ondernemers en de consumenten. Wij zullen nu ingaan op de standpunten van beide partijen.

De ondernegers •

1

Er 20ijn bij de ondernemers verschillende ~artijen betrokken M.j

de

verandering van de winkeltijden. OVerkoepelende organisaties van deze partijen worden expliciet gehoord bij veranderingen in de winkelslui tingswet, maar niet alle afzonderlijke organisaties

~ brançhes. Voor een deel hebben wij zelf een verkenning onder een aantal van de organisaties en branches uitgevoerd.

De ondernemers zijn in verschillende verbanden georganiseerd. De standpunten van de meeste van deze partijen zijn samengevat in een recent artikel in het tijdschrift Detailhandel magazine ( 1987, nr. 4). Hiervan geven wij de essentie om daarna de meest recente ontwikkelingen te presenteren.

(24)

Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) is een publiekrechter-l i jk orgaan, dat toeziet op de bepubliekrechter-langen van de ondernemers. Van deze organisatie is tot dusver geen standpunt bekend. Naar buiten toe onthoudt men zich van een standpuntbepaling, omdat er intern geen eenstemmigheid bestaat over de voorstellen van verandering van de winkelsluitingswet. Zij laat de positiebepaling over aan de diverse afzonderlijke organisaties, die in het HBD vertegen-woordigd zijn. Wel heeft zij het Economische Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIMr verzoC!l'n:öm ml.ddêIs eéli veivo-]:g" 'ênquete de standpunten valt <Ie ondernemers te onderzoeken om zo meer klaarheid in de situatie rond de winkeltijden te brengen. De belangrijkste resultaten van deze enquete zullen wij hier weer-geven (Detailhandel-magazine, 1987,4).

Door het EIM is aan 5000 panelleden van de EIM-bedrijfssignaler-ing een korte vragenlijst over de openstellEIM-bedrijfssignaler-ingstijden van winkels voorgelegd. 80% heeft de vragenlijst ingevuld. Slechts 6% van hen wil de winkel tot 19.00 uur open houden. 90% Zegt duidelijk nee. Wel geeft 17% op een andere vraag te kennen, dat men meer vrij-heid wenst om zelf de openstelling te bepalen. Van deze categorie wil 3% 1% 1% 2% 3% 8%

de winkel open tot 19.00 uur, wil zelfs later dan 19.00 uur, wil meer koopavonden,

wil op zondag meer open ,

wil incidenteel de winkel vaker open, heeft geen concrete plannen.

In 1984 wil bij een dergelijke enquete nog 35% meer vrijheid. Over het algemeen (83%) is men niet voor grote verschillen in openingstijden vanwege de verwarring die dat schept.

De Raad voor het Fi . al- en Grootwinkelbedrijf (Raad FGB), die qua omzet ongeveer een derde van de Nederlandse etal. andel vertegenwoordigt, is voorstander van een verruiming van de open-stelling van de winkels. De Bijenkorf conformeert zich aan het standpunt van de Raad FGB.

De Federatie van de Groothandel in Levensmiddelen (FGL) heeft in 1987 een onderzoek laten uitvoeren onder 362 levensmiddelen detai-llisten, die deel uitmaken van enkele grotere organisaties. In totaal vertegenwoordigen deze een kleine 30% van de levensmid-delenbranche.

Enkele resultaten:

16% is voorstander van flexibilisering van de openstellings-tijden.

73% is tegenstander van flexibele tijden 11% heeft geen mening.

Belangrijkste tegenargumenten: 39% inbreuk op privé leven 22% planningsproblemen 17% meer kosten/uren.

Belangrijkste argumenten om toch mee te doen: 45% winkeltijden concurrent

20% inhaken op trend 15% voorkomen omzetdaling.

(25)

De keuze voor een bepaalde vorm van verruiming: 43% vrije keuze binnen 52 uur totaal 33% iedere dag open tot 19 uur. 10% meer koopavonden

14% overige.

Wat is men van plan om te doen bij invoering: 39% volgt concurrent

9% hanteert eigen tijden 52% verandert niets.

Onder de ondervraagden is een grote groep - hoewel geen meerder-heid - die verandering van openingstijden wil. De FGL blijft daarom bij haar opvatting, dat op korte termijn de open1ngstijden van winkels verruimd moeten worden. Hierbij moet de ondernemer de vrijheid houden om zelf de tijdstippen te kiezen. Mits de onder-nemer binnen de maxima Ie 52 uur bli j ft, moet hi j vr 1 ) kunnen kiezen voor openingstijden tussen 6.00 uur en 21.00 uur. Deze vrijheid zou er in ieder geval voor de levensmiddelenbranche moeten zijn. Men verwacht in deze kring, dat de consumenten in grote mate gebruik zullen maken van de mogelijkheden, zeker in de Randstad.

Het Centraal Bureau voor de levensmiddelenhandel (CBL) geeft in een samenvatting van de toekomstverkenning van de levensmiddelen-distributie in Nederland (Prodis, 1988) enkele aanbevelingen voor de branche. De verruiming van de openingstijden van winkels blijkt dan toch een moeilijk punt te zijn. Kennelijk kan men zich niet unaniem scharen achter een advies tot verruiming, en men wil de noodzaak daarvan verder nog bezien.

Verder spelen aan ondernemerszijde de diverse branche-organisaties nog een rol. De diverse branches kunnen een verschillend belang hebben bij andere openingstijden. Uit Engels onderzoek is immers gebleken, dat de consumenten in volgorde van voorkeur: apotheken, plaatselijke winkels en tuincentra op zondag graag open willen hebben (Clements, 1987). Uiteen Amerikaans onderzoek (Barnes &

Chopoorian, 1987) blijkt, dat van de winkels die op zondag open zijn, de kledingzaken de meeste winst maken. Ironisch genoeg zijn het juist ook de kledingzaken, die er het minste behoefte aan hadden om op zondag open te zijn. De winkels met cadeau-art1kelen zijn het meest open op zondag.

Voor openingstijden in de avonduren worden vaker levensmiddelen-zaken, tabakslevensmiddelen-zaken, tijdschriften e.d. genoemd.

Om meer zicht te krijgen op de nuances in de standpuntbepalingen zijn bij enkele van deze branche-organisaties en grootwinkelbe-drijven ook de standpunten ge!nventariseerd.

In bijlage A zijn de resultaten van deze oriêntatie bij een aantal branches weergegeven. Samenvattend is duidelijk, dat de groot-winkelbedrijven voorstander zijn van verruiming van de openings-tijden. De diverse branches zijn tegen ruimere openstelling. Duidelijke belangenorganisaties zijn het Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond (KNOV) en het Nederlands Christelijk Onder-nemers Verbond (NCOV). In een reactie op enkele vragen van ons over hun standpunt ten aanzien van verandering van de openings-tijden van winkels stellen zij, dat naar hun mening de filevor-ming in het verkeer niet door winkelend publiek wordt veroorzaakt,

(26)

-omdat de drukte in de winkels plaats heeft tussen 10.00 uur en 17.00 uur.

Vanuit het KNOV is er duidelijk verzet tegen een uitbreiding van de sluitingstijd naar 19 uur of later (Persbericht van 27-6-1988). Men wenst onverkort handhaving van de huidige winkelsluitingswet. Men acht binnen de huidige wet voldoende mogelijkheden aanwezig. Hierbij wordt expliciet verwezen naar de mogelijkheid van het Amsterdam-model van een avondwinkel. Men verwijst in de standpunt-bepaling naar het EIM-onderzoek waaruit blijkt, dat meer dan 95% van de ondernemers geen behoefte had aan verruiming na 18.00 uur. De reactie vanuit het NCOV wijkt niet af. Men is tegen verruiming of verschuiving van de openingstijden zoals deze in de beide voorstellen voor wetswijziging zijn neergelegd. De volgende ar-gumenten worden in hun persbericht d.d. 22 februari 1988 opgesomd:

spreiding van sluitingstijden levert niet meer omzet en wel hogere kosten

belemmering van ondernemers gezinnen in het maatschappelijk verkeer

niet aantrekkelijk voor werknemers en mogelijk problemen met aantrekken nieuw personeel

verwarring t.a.v. openingstijden voor de consument

bij toegenomen vrije tijd en koopavonden zijn er al voldoende mogelijkheden

96% van de winkeliers heeft geen behoefte aan verandering. Concluderend:

Bij de ondernemers is er geen sprake van eenstemmigheid. Groot-winkelbedrijven en groothandels voor de levensmiddelen zien wel perspectief in een verruiming van de openingstijden. Maar vanuit de diverse branches is er duidelijk verzet tegen langere openings-tijden of een grotere keuzevrijheid. De overkoepelende organisa-ties KNOV en NCOV nemen deze standpunten over en zij zijn daardm/ ) de belangrijkste vertolkers van het verzet tegen verruimde ope-ningstijden.

4.1.2. De werknemers en consUlllenten.

an de kant van de werknemers en consumenten zl.Jn er ook enkele partijen, die een belangrijke rol spelen bij de standpuntbepal-ing. Voor de werknemers zijn dat de vakbonden FNV en CNV. Beide zitten in een soort belangenconflict, omdat zij voor een deel van hun werknemers in de detailhandel (de leden van de Dienstenbond) moeten proberen de winkeltijden te beperken; zeker in de uren, waarop anderen vrij zijn. Tegelijkertijd zitten er mogelijkheden om extra werkgelegenheid te cre!!ren, en mogelijkheden om tijdens de inconveni!!nte uren extra te laten betalen. Voor een ander deel zitten de bonden als geheel ook op de lijn van een soort consumen-tenorganisatie, van waaruit het voor de werknemers buiten de detailhandel juist een voordeel is om langer te kunnen winkelen. Dat geldt zeker in een tijd waarin steeds meer vrouwen buitenshuis gaan werken.

Vanuit de DienstenbQ.DJi-,FNV (1987) is er een publicatie over de veranderrng van de winkelsluitingswet verschenen. De teneur van deze publicatie is, dat men geen verandering wil. Als het dan toch moet, dan heeft men een voorkeur voor het voorstel Evenhuis,

(27)

mits onder strikte voorwaarden ingevoerd. In het overzichtsar-tikel in het Detailhandel magazine (1987,4) wordt verwezen naar een onderzoek van de bond, waarin 99,7 % tot 's avonds 18 uur wil blijven werken.

Op dit moment houdt het standpunt van de FNV in: een sluitingstijd op 18.00 uur

daarnaast de mogelijkheid van middag- avondwinkel met als uiterste sluitingstijd 21.00 uur. Hierbij hanteert men een assortimentsbeperking tot artikelen met een prijs van maxi-maal 50,--.

Men wenst hierbij een vrijwel uniforme regeling, die niet afwijkt van de huidige situatie. Het maken van een inschatting van de verwachte drukte bij verruimde openingstijden acht men moeilijk. Dat is onder andere afhankelijk van de mate waarin men gebruik maakt van de mogelijkheid voor een middag-avondopenstelling. Van het CNV is tot heden geen standpunt bekend.

Een andere partij in dit geheel is de Consumentenbond, die zich duidelijk als belangenbehartiger van de consument op"S'telt. Deze bond heeft onder zijn leden een onderzoek verricht naar de voor-keur tussen het voorstel van Groenman en dat van de Staatssecre-taris Evenhuis. Van de 1600 mensen aan wie de mening is gevraagd, geeft 37% de voorkeur aan het voorstel Groenman: openstelling mogelijk tot 19 uur. 26% Kiest voor het voorstel van de Staatsse-cretaris om de winkeliers te laten kiezen voor een avond- of middagwinkel. Van de mensen die de situatie willen handhaven, of die geen keuze willen maken zegt 68% te kiezen voor het voorstel Groenman als dan toch een van beide opties moet. Concluderend komt hieruit dus duidelijk een voorkeur voor de openstelling tot

19 uur.

Tot slot kunnen Wl.J hier nog de resultaten vermelden van een onderzoek dat door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Kon-sumentenaangelegenheden is uitgevoerd. De vragenlijst is voor-gelegd aan het SWOKA/NIPO-panel bestaande uit 1539 personen van 15 jaar en ouder uit 750 huishoudens. De respons was 91%. De steekproef geeft een representatief beeld van de Nederlandse bevolking.

Aan deze steekproef is de keuze voorgelegd voor de drie opties: ongewijzigde situatie, voorstel Groenman en voorstel Evenhuis • Dan geeft

53% de voorkeur aan het ongewij zigd laten van de situatie, 19% kiest voor het voorstel Groenman en

18% kiest voor het voorstel Evenhuis, 10% geeft geen voorkeur.

In totaal blijkt ongeveer 40% wel een zekere verandering te wil-len. Welke mensen zijn dat vooral:

jongeren <20 jaar) willen vaker verandering dan de ouderen (>45 jaar),

mannen (44%) vaker dan vrouwen (35%), vooral in de Randstad met de grote steden.

Hoe ligt dat bij de specifieke doelgroepen als werkende alleen-staanden, tweeverdieners en eenoudergezinnen, waarvan de ouder werkzaam is? Hiervan vindt 55% dat er wat moet veranderen tegen-over 38% die alles willen laten zoals het nu is.

Van mensen die buiten de woonplaats werken wil 51% een verander-ing van de openverander-ingstijden en 48% niet. Dat maakt dus niet zoveel uit.

(28)

Dat ziet er anders uit, als men rekening houdt met de tijdstippen waarop men boodschappen doet. Van de mensen die gewoonlijk hun boodschappen tussen 5 en 6 uur doen is driekwart voor verandering van de openingstijden. Voor de koopavond en het weekend liggen de verschillen niet zo duidelijk.

Geeft men nu als er dan toch een verandering moet komen, de voor-keur aan het voorstel Groenman of Evenhuis? Groenman krijgt met 64% duidelijk de voorkeur boven Evenhuis met 36%.

Voor de eventuele gevolgen van verandering van de openingstijden op verkeer en vervoer is het zeer relevant om te weten of mensen dan ook gebruikmaken van de verruimde mogelijkheden om winkels te bezoeken. Van degenen die nu dagelijks de boodschappen doen, zegt 39% te zullen profiteren van de nieuwe mogelijkheden. Dat geldt veel sterker (60%) voor de eerder genoemde doelgroepen. Het ligt in de lijn der verwachtingen, dat de voorstanders van verandering bij de feitelijke realisering daarvan ook in meerderheid gebruik zullen maken van de grotere mogelijkheden. Dat komt er ook uit.

70% is van plan het t~jdstip te veranderen.

hiervan wil 43% af en toe op een ander t~jdstip gaan en

27% regelmatig op een ander tijdstip. Degenen die voor het ruimere voorstel van Evenhuis kiezen zeggen meer van de extra mogelijkheden gebruik te zullen maken dan de voorstanders van het voorstel Groenman resp. 38% en 19%.

Concluderend:

De consumenten hebben hun mening via enquetes van de Consumenten-bond en de SWOKA gegeven. Ongeveer 40% wil langere openingstij-den. Dat is weliswaar geen meerderheid, maar er is met name een kleinere specifieke groep bestaande uit tweeverdieners, werkende alleenstaanden en eenoudergezinnen, voor wie een verruiming van de openingstijden zeer urgent is.

Binnen de geboden mogelijkheden gaat de voorkeur van de meesten uit naar een verlenging van de openingstijden tot 19 uur.

4.2. De winkelsluiting in het buitenland.

In discussies rond veranderende winkeltijden duiken regelmatig een aantal namen van landen op, die voor ons als voorlopers gel-den. Dat is op de eerste plaats Zweden, en verder worden Belgie, Engeland en de Verenigde Staten nogal eens genoemd. In dit kader heeft het weinig zin om een totaaloverzicht te bieden. Daartoe zijn door anderen al pogingen gedaan. Wij verwijzen hiervoor naar een publicatie van de Dienstenbond FNV (1987). Hoewel het over-zicht door de globale weergave in een schema soms wat te beperkt is, geeft het voor ons doel een voldoende compleet overzicht. Enkele voor ons relevante landen zullen wij hier globaal - met weglating van alle specifieke regelingen en uitzonderingsbepalin-gen - beschrijven. Wanneer enige informatie bekend is over recente ontwikkelingen, dan zullen wij dat aangeven. Een tabel in Bijlage B vat samen wat dat in de praktijk in hoofdlijnen in een aantal landen betekent.

(29)

In de Verenigde staten is er geen reglementering, behalve dat de opening op zondag in sommige staten nader geregeld is. Dat bete-kent, dat vooral supermarkten e.d. in feite meestal tot 23 uur open zijn. Ook zijn er zgn.convenience stores, die de gehele week 24 uur open zijn.

In Belgi@ kunnen de winkels open zijn van 5 uur tot 20 uur en op vrijdag tot 21 uur. De zondagssluiting is een punt apart. Er moet een wekelijkse rustdag zijn. Meestal kiest men daarvoor de zon-dag, maar men heeft de vrijheid om open te zijn. E~ is een ten-dens bij de meubelbranche om na de ontheffing aan Ikea meer op zondag open te zijn.

In Frankrijk wordt niet direct re<;lelend opgetreden ten aanzien van de winkelsluiting, maar de arbeidsduur is strikt gereguleerd. Non-food winkels moeten op zondag dicht zijn en voedlongswinkels mogen op zondagochtend open zijn. Verder is er een maximale tijds-duur per dag, waarop de winkels open mogen zijn en dat varieert tussen 10 en 13 uur. Vanuit de grootwinkelbedrijven is er enige druk om de openingsuren vooral op zondag uit te breiden.

Duitsland heeft een vrij strakke regelgeving. De winkels zijn van maandag tot vrijdag open van 7 uur tot 18.30 uur, op zaterdag tot 14 uur (behalve op de eerste zaterdag van de maand tot 18 uur), en algemene winkelsluiting op zon- en feestdagen. Politiek is er de wil om in ieder geval een koopavond mogelijk te maken, maar vanuit allerlei betrokken organisaties is hier fel verzet tegen. In Zweden is er sinds enkele jaren volledige vrijheid voor de ondernemers om zelf te kiezen. In feite zijn de meeste winkels daar open tot 19 uur en de supermarkten tot 20 uur. Maar daar-naast zi jn er zgn. convenience stores, die vaak tot 22 uur open zijn.

In Engeland mogen de winkels van maandag tot zaterdag open zijn van 7 uur tot 20 uur, op vrijdag zelfs tot 21 uur. In feite zl.Jn de meeste winkels open van 9 tot 18 uur. Op zondag wordt er nogal strikt vastgehouden aan de zondagsrust. Daar begint nu vanuit de samenleving enig verzet tegen te komen. Ondanks deze vrij strikte regels zijn er door de SPAR-organisatie opgestarte Eight-till-late (ETL) winkels. Het zijn over het algemeen buurtsupermarkten met een klein maar uitgekiend aanbod, die ook 's avonds open zijn tot 10 uur, en die zelfs regelmatig op zondag open zijn (Food-magazine, 1987).

Een algemene tendens lijkt te zl.Jn, dat er steeds meer vrijheid wordt bepleit om de winkelsluiting te verruimen en om zelf te beslissen. Hierbij wordt de verplichte zondagssluiting - in veel landen toch nog een laatste bolwerk - ter discussie gesteld. De openingstijden door de week zijn overal ruimer dan in Nederland. In Duitsland komen meer stemmen op om de zaterdagmiddagsluiting te verruimen (Detailhandel magazine, 1987) en om een koopavond in te voeren.

Het overzicht laat zien, dat een aantal landen nu al de situatie heeft, waar Nederland over discussieert. Meer informatie over tijdstippen waarop men daar winkelt, en dat bij voorkeur gerela-teerd aan de categorieên consumenten en hun vervoermiddelgebruik

(30)

zou een goede basis kunnen

z~Jn

voor een gefundeerde visie op de

te verwachten effecten op de

congestie.

(31)

5. Winkeltijden en verplaatsingen in bestaand onderzoek.

5.1. In Nederland;

In het kader van dit project gaat als eerste stap de belangstell-ing vooral uit naar de feitelijk gerealiseerde winkeltijden en het feitelijke winkelgedrag, zoals dat ook in verplaatsingen tot uitdrukking komt. Dat biedt uiteindelijk mogelijkheden om een relatie te leggen naar de congestieproblemen in het verkeer en de mogelijke beleidsmaatregelen. Het voorafgaande over de winkeltij-den geeft de kaders aan waarbinnen het winkelen zich nu afspeel t en de te verwachten ontwikkelingen.

In de bestaande literatuur blijkt er niet veel informatie beschik-baar te zijn over de winkeltijden en -verplaatsingen. Vrij al-gemene informatie is te achterhalen uit een overzicht van de mobiliteit van de Nederlandse bevolking (CBS, 1980 - 1985). Per persoon wordt er per dag ongeveer 0,70 verplaatsing gemaakt voor het winkelen. Hiervan wordt 39% met de auto als bestuurder of passagier gedaan. Verder gaat men veel met de fiets (32%) en te voet (25%).

In de verdeling over de dagen van de week blijken vrij grote verschillen te zitten. De zaterdag is met 25% van het totaal aan winkelbezoeken nog steeds de belangrijkste dag, gevolgd door de vrijdag met 20%. Op maandag is door de gedeeltelijke winkelsluit-ing het aantal bezoeken (11 %) het laagste; de overige drie dagen zitten op ongeveer 15%; zij ontlopen elkaar niet veel.

In tabel 1 geven wij de cijfers voor de winkelverplaatsingen verdeeld over de dag voor een reeks van jaren weer. Een probleem hierbij is echter de wat grove categorie-indeling.

Tabel 1. De winkelverplaatsingen naar tijdsperiode over de dag in procenten van 1980 tot 1985 (alle weekdagen).

periode voor 9 u. 9 - 12 12 - 14 14 - 16 16 - 18 na 18 u. N verpl. 1980 1% 35 17 26 16 4 1981 33 18 26 18 4 0,67 0,69 1982 34 18 25 18 4 0,70 1983 1984 34 33 18 18 24 25 17 16 6 4 0,71 0,73 bron:CBS:De mobiliteit van de Nederlandse bevolking.

(1980 - 1985). 1985 30 18 24 20 7 0,89

Uit tabel blijkt dat de verdeling over de dag in de laatste jaren nauwelijks veranderd is. Het totaal aantal winkelverplaat-singen stijgt geleidelijk, maar in 1985 is het ineens veel hoger. Mogelijk ligt de verklaring hiervoor bij de andere wijze van enquOteren die in 1985 is gehanteerd. Het invullen van een dag-boekje voor één dag in plaats van 2 of 3 dagen zoals in de andere

(32)

OVG-onderzoeken, leidt mogelijk tot een veel exactere opgave, waardoor het aantal verplaatsingen toeneemt.

Voor de congestie is vooral de verdeling over de dag relevant. Dan blijkt tijdens de ochtend van 9 tot 12 uur ongeveer een derde van de winkelverplaatsingen van een dag plaats te vinden. Voor het winkelen is de samenvoeging van deze periode echter niet zo gelukkig, omdat de vroege ochtenduren minder in trek zijn. Een tweede - iets minder hoge - piek ligt tussen 14 en 16 uur (24%). Juist tijdens de drukste tijd in het verkeer in de ochtend v66r 9 uur is het zeer rustig. In de namiddag tussen 16 en 18 uur is dat met 20% van de verplaatsingen nauwelijks het geval. Er zijn dan vrij veel mensen voor het bezoeken van winkels of het terugreizen naar huis onderweg. In de middagpauze tussen 12 en 14 uur wordt nog 18% van de winkelverplaatsingen gemaakt.

Het CBS (1988) constateert uit cijfers over de omzetten, dat er een verschuiving in de koopgewoonten optreedt. Over de hele linie daalt het aandeel van de zaterdag in de weekomzet. Met 26% is de zaterdag echter nog steeds de dag met de grootste omzet. Op koopa-vonden is dat percentage ongeveer 8%.

Een andere bron voor informatie over het winkelen en de tijdsdi-mensie is het tijdsbestedingsonderzoek van het Sociaal en Cul-t1,lreel Planbureau (Knulst en Schoonderwoerd, 1983). Hierin wordt echter vrijwel uitsluitend gewerkt met tijdsbudgetten. In hoofd-groep 2 waarin het winkelen en het bezoek aan instellingen voor zakelijke dienstverlening inclusief het benodigde vervoer is weergegeven, blijkt dat door 45% van de ondervraagden in de onder-zochte week een winkel of voorziening wordt bezocht. Inclusief de verplaatsingen, die daarvoor nodig Zl.Jn besteden zij per week gemiddeld 409 minuten aan winkelen e.d ••

In dit SCP-onderzoek is ook een analyse uitgevoerd van de samen-stelling van de pieken in de vervoersdeelname • De verplaatsings-pieken voor huishouding en boodschappen vallen buiten de piektij-den voor het totale vervoer: 's ochtends tussen 11. 15 en 12 uur en 's middags tussen 15.15 en 16.15 uur.

Uit nadere analyses door het SCP van het bezoek aan winkels en diensten wordt iets meer duidelijk over de situatie. Hoe meer tijd mensen werken, des te meer is het gebruik van winkels en diensten geconcentreerd op koopavonden en op zaterdagen en op de korte tijd vlak v66r de sluitingstijd. Uit een nadere verkenning van de openingstijden van allerlei diensten concludeert men, dat deze openingstijden niet optimaal zijn afgestemd op de verschil-lende groepen consumenten.

In een onderzoek, dat zich vooral vrouwen (Van den Heuvel & Tacken, het Onderzoek Verplaatsingsgedrag

richtte op de situatie bij de 1986) blijkt uit de data van (OVG 1984) ook dat werkende vrouwen hun boodschappen meestal tussen 9 en 12 uur en tussen 13.30 en 16.30 uur doen. Zelfs fulltime-werkende vrouwen blijken hun winkeltijden over de dag te spreiden. Vrouwen met weinig arbeidsvrije tijd naast hun huishoudelijke taken blijken meer verplaatsingen aan elkaar te schakelen tot ketens. Fulltime wer-kende vrouwen doen dit meer, en eveneens vrouwen met kleine kinde-ren. Vrouwen, die fulltime werken maken meer ketenverplaatsingen

(1,23), dan parttime werkende vrouwen (0,98) en deze weer meer dan 18

(33)

de vrouwen zonder baan (0,59). Een groot deel van de ketenver-plaatsingen van vrouwen is gericht op het winkelen (33%) en 4% op het privé zakelijk bezoek, terwijl b.v. 20% met het afleggen van visites als motief plaatsvindt.

In een ander proj ect (Keyzers, 1987) wordt vanuit de data van de eerste (1984) en derde meting (1985) het Longitudinaal Verplaat-singsonderzoek (Paneldata) het verschil in verplaatsingsgedrag bestudeerd van vrouwen die in de onderzochte periode zijn toege-treden tot de arbeidsmarkt en degenen die zijn uitgetreden. Dan blijkt in tegenstelling tot eerder genoemde onderzoeken, dat vrouwen die zijn gaan werken meer in de ochtend- en avondspits gaan winkelen. Het ziet ernaar uit dat zij meer op tijdstippen voor en na het werk hun boodschappen gaan doen. In totaliteit leidt dat tot een grotere spreiding over de dag van het winkelen. Vooral de koopavonden worden meer bezocht door vrouwen die zijn gaan werken.

Bij vrouwen die ophouden met werken nemen de verplaatsingen voor boodschappen juist toe in de voormiddag. In de lunchpauze en in de avonduren gaan zij minder vaak boodschappen doen. Bij deze categorie treedt dus een zekere concentratie op in de ochtenduren.

Uit studies naar de fileproblematiek valt vanuit ons gezichtspunt geen informatie te halen. In een studie van de Beneluxtunnel (Van . Egeraat & Van der Valk, 1985) blijken de verplaatsingsmotieven slechts in een driedeling: werk, zakelijk en overig, te zijn gecodeerd, zodat specifieke informatie over het winkelen als motief ontbreekt.

In de studie over de veranderingen bij de nieuwe Lekbrug (Van der Hoorn & Kroes, 1985) blijkt eveneens, dat het winkelen niet als apart motief is gecodeerd.

Concluderend:

Het winkelverkeer valt slechts in geringe mate samen met de door het werken opgeroepen drukte. De werkenden doen hun boodschappen het meeste op koopavonden en zaterdagen. Werkende vrouwen zijn door hun krappe tijdsbudget nogal eens genoodzaakt om de bood-schappen te doen op weg naar hun werk of op de terugweg.

De openingstijden lijken niet geheel afgestemd te zijn op de behoeften van specifieke categooriel!n zoals tweeverdieners, wer-kende alleenstaanden en werwer-kenden in eenoudergezinnen.

5.2. In het buitenland.

Er is opvallend weinig informatie beschikbaar over de tijden waarop mensen in het buitenland winkelen. In allerlei verkeers-kundige studies (Holzapfel, 1986; Herz, 1980; Ruppert, 1981) wordt wel over het winkelen geschreven. Het betreft dan vooral de verschillen tussen categoriel!n die een bepaald type verplaatsing maken, en de aantallen mensen die in een bepaalde tijdseenheid boodschappen doen. Hierbij gaat de aandacht uit naar de variatie gedurende een langere tijdseenheid.

Pickup (1981) geeft meer specifieke informatie. Deze sluit aan bij de informatie die wij eerder voor Nederland weergaven. Zo blijken huisvrouwen meer speelruimte te hebben in de tijd dan

(34)

buitenshuis-werkende vrouwen. 73% Van de winkel verplaatsingen van huisvrouwen vindt dan ook plaats tussen 9 en 5 uur, tijdstippen waarop anderen hun baan uitvoeren. Verder combineren huisvrouwen met kleine kinderen hun verplichte rit naar school met het doen van boodschappen; ook dat geeft enige relatie met de tijdstippen.

Uit een onderzoek van Adiv (1983) in de omgeving van San Fran-cisco blijkt, dat 54% van de ketenritten van werk naar huis ge-maakt wordt om onderweg boodschappen te doen. Dit legt een duide-lijke relatie met werktijden.

Een publicatie (Foodmagazine, 1987) over de ETL winkels, die in Engeland tot 22 uur open zijn, schetst een beeld van stijgende winstcijfers. Uit de totale context blijkt, dat dit voor een deel moet komen door de langere openingstijden tot 22 uur. Toch blijkt uit het hele artikel nergens iets expliciet van de verdeling over de dag van het winkelbezoek. Een indirecte indicatie geven enkele omzetcijfers:

60% 40%

van de omzet wordt in normale (blijkbaar tot 17 uur) openingstijden gemaakt

van de omzet wordt dus gemaakt na 17 uur en op zondagen

12% van de omzet wordt alleen op zondag gemaakt, en dus 28% gedurende 6 avonden van 5 tot 10 uur.

Hieruit valt af te leiden, dat de zondag redelijk scoort met 12%. De avondomzetten lijken op het eerste oog niet hoog, wanneer wij bedenken, dat daarbij ook de koopavond zit en de tijd tussen 17 en

18 uur, die in ons land veel drukte oplevert.

Van het Franse warenhuis Printemps-Hausmann hebben w~J cijfers gekregen over de verdeling over de dag van de transacties. Rond 13 uur blijkt er een piek in de verkoopdrukte te zijn, maar de grootste drukte is er tussen 15 en 17 uur. Na de verlenging van de openingstijd is er een verschuiving in de tijd te zien. De eerste ochtenduren worden wat minder druk: vóór 10 uur telde men eerst 3,7% van de transacties op een dag en dat neemt af tot 1,9%. Op het einde van de middag wordt het drukker (van 18 - 18.30 wordt eerst 5,4% van de transacties uitgevoerd en dat neemt toe tot 5,8% en van 18.30 tot 19 uur stijgt het percentage transacties van 0,3 naar 3,4% van de dagomzet). De winkels waren eerst blijkbaar open tot 18.30 uur en dat is nu verlengd tot 19 uur. Kennelijk wordt het nu meer de moeite waard om nog een bezoek aan het warenhuis te brengen.

In Straatsburg was de Printemps al langer open tot 19 uur en daar ligt de grootste drukte over hele week genomen van 15.30 tot 17.30 uur. Maar op het einde van de dag na 18 uur wordt nog 9,4% van de transacties op een dag gehaald (van 18.30 tot 19 uur is dat nog 3,8%).·

Voor de Printemps in Lille worden daarbij de cijfers van de weke-lijkse koopavond op vrijdag tot 20 uur gegeven. Hierdoor blijkt de topdrukte overdag relatief ongeveer 1,5% af te nemen, maar de absolute aantallen bezoekers liggen ongeveer gelijk. Tussen 19 uur

(35)

en 20 uur wordt er nog 4,8% van de transacties gerealiseerd, en die komen voor een koopavond blijkbaar bovenop het normale dag-totaal.

Ook uit Italil! hebben wij gegevens ontvangen over de verdeling van de verkoop over de dag (Graziano). Het betreft hier levens-middelensupermarkten in Milaan. 's Maandags zijn in de ochtend de winkels dicht. In de avond sluiten de winkels pas om 20.15 uur. Op de werkdagen van dinsdag tot vrijdag verschillen de verdelin-gen over de dag niet erg. Tussen 8..45 en 10.00 uur ligt rond 8% van de dagverkoop. Dan ligt er een topdrukte van 25 tot 30% tussen

10.00 en 12.30. Tussen 12.30 en 15.30 is het met 21% iets minder druk. Dan komt er een iets rustiger periode van 15.30 tot 17.00 uur met 11 tot 13%. Van 17.00 tot 19.00 varieert de drukte weer tussen 20 en 23%. Tenslotte neemt de drukte in de laatste periode van 19.00 tot 20.15 uur af tot 8 - 10%.

Verder hebben wij gegevens ontvangen van La Rinascente uit Milaan. Het betreft de verdeling in procenten van de bezoekers over de dagen van de week en over perioden over de dag.

Dit warenhuis is open tot 20 uur. Hier vindt de grootste drukte per dag plaats na 17 uur. Dan komt nog 50% van de bezoekers. Vooral tussen 18 en 20 uur is het druk. Dan komt nog 39% van het totale aantal bezoekers. Opvallend is de grote drukte op zater-dagavond: na 18 uur komt dan nog 47% van de bezoekers van die dag.

Concluderend:

De informatie uit het buitenland blijft erg beperkt. Onderlinge vergelijking van de cijfers is eigenlijk onmogelijk. De perioden waarover de cijfers gegeven zijn en de aard van de cijfers varil!-ren te sterk.

De meeste boodschappen worden ook in het buitenland over het algemeen in de latere ochtenduren en in de voormiddag gedaan. Het grote Milanese warenhuis is daarop een uitzondering. Het is duide-lijk, dat er bij langere openingstijden in de vroege avonduren nog een tamelijk groot deel van de omzet wordt bereikt. De laatste pe-riode voor sluitingstijd komt in Italil! ook wat hoger uit dan in Frankrijk gedurende ongeveer dezelfde tijd. Maar bij Printemps gaat het evenals bij La Rinascente om een warenhuis, waarvan het levensmiddelenpakket slechts een onderdeel vormt.

Op basis van de beschikbare cijfers blijft het moeilijk om al-gemene conclusies te formuleren voor de verschuivingen in patro-nen van winkelbezoek bij veranderende openingstijden in Neder-land. Culturele verschillen en vooral het verschil in tijdstip van de avondmaaltijd kunnen sterk bepalend zijn voor de tijdstip-pen waarop mensen nog een winkel willen bezoeken. Uit het buiten-land blijkt echter wel, dat er ook na 18 uur een deel van de dagomzet wordt gerealiseerd.

(36)
(37)

6. Het winkelbezoek in de tijd geplaatst.

Bij de beschrijving van de situatie in Nederland hebben wij al enige indicatie gegeven van de tijdstippen waarop het winkelen zich afspeelt. Hier zullen wij dat verder uitwerken door middel van nadere analyses van beschikbare databestanden.

6.1. Het Longitudinaal Verplaatsingenonderzoek.

Bij het OS PA werden in het kader van een werktijdenproject ana-lyses uitgevoerd op het materiaal van het Longitudinaal Verplaat-singenonderzoek. Hiervoor is het ongecorrigeerde netto bestand gebruikt, omdat de verscheidene correcties voor ons probleem niet relevant waren. In deze Panelstudie worden door middel van dag-boekjes, die gedurende een hele week worden bijgehouden door alle personen in een huishouden van 12 jaar en ouder, gegevens over de verplaatsingen verzameld. Deze steekproef bestaat dus in principe uit een vaste groep huishoudens, waarvan de uitvallers via een bepaalde procedure worden aangevuld. Per metl.ng worden ongeveer 3800 personen ondervraagd.

De bedoeling van deze analyses was om meer informatie te krijgen over de begin- en eindtijden van het werk, de variatie daarin en de aansluitende activiteiten. Hierbij was met geringe inzet een verdere analyse te doen van de winkelverplaatsingen vanaf het werk. Bij dit project ging het niet om een ontwikkeling in de tijd, maar om een momentopname. Dat verklaart de keuze voor één meting. De keuze viel hierbij op de meting uit het voorjaar van 1985, omdat dat op het moment van analyse in 1987 voor ons de meest recente was.

Voor het werktijdenproject lag het accent op de activiteiten die aansluitend aan het werk plaatsvonden. Wij hebben daarom de ana-lyses beperkt tot die huishoudens waarvan tenminste één persoon als beroepsbezigheid 'werken' opgeeft. Door de personen in deze

huishoudens (2990) zijn op werkdagen (maandag - vrijdag) 53958

verplaatsingen gemaakt (=61 % van het totaal in meting 3). In

Bijlage C is een overzicht gegeven van de selecties die voor deze specifieke analyse in het Paneldatabestand zijn gemaakt.

In Tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de uiteindelijke selec-tie van winkelverplaatsingen van werkenden (1608 personen).

Cytaty

Powiązane dokumenty

When combined with optical long distance measure- ment, the same beam can be used for temperature determination as well as for the length measurement, in which case the temperature

Natomiast w przypadku objętym orzeczeniem Sądu Najwyższego z 3 marca 1956 r., 2CR 166/56, mamy w mojej ocenie do czynienia z sytuacją odmienną, gdzie wyłączenie odpowiedzialności

w drugiej scenie su­ maryusza występuje imię Cloryda (Clorida?) i przypuszczamy, że zostało ono rozmyślnie przemienione z Kloryndy (Clorinda), tern więcej, że

Koncesja na podziemne składowanie dwutlenku węgla będzie obejmować działalność związaną z eksploatacją podziemnego składowiska, a także okres po jego zamknięciu, to jest

Organizatorzy proszą Przewodniczących różnych Komitetów i Komisji Sekcji Historii Nauki, Międzynarodowej Unii Historii i Filozofii Nauki (The Division of History of Science of

[r]

Na przykład uzyskał on posiadanie w drodze dziedziczenia lub zapisu; na­ bycie prawa przez zasiedzenie jest w tych warunkach jedynie konsekwencją posia­ dania

Wy­ raża się to w podniesieniu rangi ustawy (w szerszym uregulowaniu ustawowym praw obywateli, ograniczeniu liczby normatywnych aktów prawnych nie opar­ tych na