• Nie Znaleziono Wyników

Topkwaliteit drinkwater: Nimmer vanzelfsprekend

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Topkwaliteit drinkwater: Nimmer vanzelfsprekend"

Copied!
37
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

Topkwaliteit drinkwater:

nimmer vanzelfsprekend

Oratie uitgesproken op 27 januari 2012

Door Prof.dr.ir. Jan Peter van der Hoek MBA ter gelegenlieid van de aanvaarding van liet ambt van hoogleraar in het vakgebied Drinking Water Engineering Aan de Technische Universiteit Delft Sectie Gezondheidstechniek Afdeling Watermanagement

(3)
(4)

Mijnheer de Rector Magnificus, Leden van het College van Bestuur,

College van hoogleraren en andere leden van de universitaire gemeenschap. Zeer gewaardeerde toehoorders.

Dames en heren,

Topkwaliteit drinkwater, het lijkt zo vanzelfsprekend

Een topkwaliteit drinkwater, het lijkt zo vanzelf sprekend. De moderne drink-watervoorziening in Nederland startte op 12 december 1853 in Amsterdam. Op dat moment werden de eerste emmertjes duinwater aan de Willemspoort afgehaald^.

In ruim anderhalve eeuw zijn we in een situatie beland dat in Nederland de klant onbezorgd water uit de kraan kan gebruiken. Het vertrouwen van de con-sument is hoog, en de waardering van het drinkwater is groot. Dat vertrouwen en die waardering worden ook daadwerkelijk gestaafd met getallen.

Zo wordt in de drinkwaterbenchmark ''Water in Zicht''2 door de klant een rap-portcijfer aan de drinkwaterkwaliteit gegeven. In de benchmark van 2009 was dat een cijfer 8,3. De waardering en het vertrouwen komen ook tot uiting in het gebruik van flessenwater, of beter gezegd de afwezigheid van het gebruik van flessenwater. Als we kijken naar het gebruik van flessenwater in Europa, dan is dat in Nederland verreweg het laagst-: getallen uit 2009 laten zien dat het net

T Delft

(5)

iets meer is dan 20 liter per persoon per jaar. Kraanwater is, zoals velen van u weten, een factor 1000 goedkoper dan flessenwater en beduidend duurzamer^ De Nederlandse zuinigheid en het milieubewustzijn zijn echter zeker niet de enige drijfveren voor het lage flessenwatergebruik in Nederland. Kwaliteit èn smaak van kraanwater zijn minstens zo belangrijk!

(6)

Bij kwaliteit gaat het niet alleen om klantvertrouwen en klantwaardering. Ook (min of meer) objectieve cijfers laten zien dat het met de drinkwaterkwaliteit in Nederland goed zit. De Inspectie Volksgezondheid beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van het Nederlandse drinkwater^ en de beoordeling luidt telkens weer "goed". In de al genoemde drinkwaterbenchmark wordt ook om de vier jaar de kwaliteit van het drinkwater gemeten, gerelateerd aan de normen van het Nederlandse Drinkwaterbesluit. In de benchmark worden vier groepen van parameters ge-hanteerd: acuut gezondheidskundige parameters, niet-acuut gezondheidskun-dige parameters, bedrijfstechnische parameters en klantgerichte parameters. Voor alle vier de groepen scoren alle Nederlandse drinkwaterbedrijven zeer hoog, eigenlijk is de score gewoon ''uitstekend''.

#Vewin 1

Water in Zictit 2 0 0 9 .r accenture •' \ \ É l ^ • ^ 1 I " ^Bedrljlsvergelljklng In de drinkwalersector M 1 " ^ „ , -^Bedrljlsvergelljklng In de drinkwalersector M TUDelft " . Fig. 4

Kunnen we, dit wetende, dan maar achterover leunen en erop vertrouwen dat het in de toekomst ook wel goed zal gaan met het Nederlandse drinkwater? Nee, want een topkwaliteit drinkwater is nimmer vanzelfsprekend. Dat is in het verleden gebleken, dat blijkt uit het heden, en ook in de toekomst zal het niet anders zijn. Ik neem u daarom mee in een reis door de tijd. Gebeurtenissen uit het verleden die een forse inspanning van de watersector hebben gevergd om de topkwaliteit te garanderen, huidige ontwikkelingen die om een adequaat antwoord vragen, en ontwikkelingen die op ons afkomen en een responsstrategie vragen. We-tenschappelijk onderzoek, technologische innovaties en nieuwe beleidsontwik-kelingen zullen blijken een belangrijk onderdeel te zijn van die responsstrategie.

(7)

Voorbeelden uit het verleden

1973: Chloor, van zegen voor de mensheid naar verdacht carcinogene verbindingen

Zo halverwege de 19^ eeuw, in 1854 om exact te zijn, legde John Snow de ba-sis voor desinfectie van drinkwater met chloor. Een vervuilde drinkwaterpomp bleek een bron te zijn van een cholera epidemie in Londen. Door chloor aan het drinkwater toe te voegen wist hij deze infectiebron te elimineren. Daar-mee deed desinfectie van water met chloor zijn intrede. Drinkwater als bron voor infectieziekten kon daarmee zeer succesvol worden bestreden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat chloor wel eens wordt bestempeld als "zegen voor de mensheid''.

Fig. 5

Ruim een eeuw later, in 1973, werd er ook een keerzijde van desinfectie van drinkwater met chloor ontdekt. Joop Rook, toen werkzaam bij het drinkwater-bedrijf van Rotterdam, stelde vast dat door chloring van drinkwater gechlo-reerde organische verbindingen ontstaan, die kankerverwekkend kunnen zijn^ Dat leidde natuurlijk wel tot een lastig dilemma: chloor, prima om direct de hygiënische kwaliteit van drinkwater te waarborgen, maar op de langere termijn kunnen ook schadelijke effecten optreden. Ofwel, een afweging tussen een acuut gezondheidskundige parameter en een niet-acuut gezondheidskundige parameter, om in moderne benchmarktermen te spreken. Hoe de topkwaliteit drinkwater te garanderen? In Nederland is er voor gekozen om chloor uit te bannen in de drinkwatervoorziening: chloor wordt niet meer toegepast in de

(8)

productie en niet meer in de distributie. De "Dutch approach" deed haar intrede waarmee een topkwaliteit gegarandeerd kon blijven zonder gebruik van chloort

1987: Bentazon en bestrijdingsmiddelen

Een tweede voorbeeld is de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de drink-waterbronnen. Al langere tijd bestond het vermoeden in de jaren 70 en '80 van de vorige eeuw dat er in het ruwe water bestrijdingsmiddelen aanwezig zouden kunnen zijn. In het najaar van 1987 werd het bange vermoeden waar-heid. Nieuwe analysemethoden maakten het mogelijk om stoffen te analyseren die tot op dat moment niet in lage concentraties gemeten konden worden. In het drinkwater van pompstation leiduin'van Gemeentewaterleidingen Amster-dam en de pompstations 'Wim Mensink; 'Castricum' en 'Bergen' van PWN werd een hogere concentratie bentazon aangetroffen dan de wettelijke norm van 0,1 pg/l toestond^

I

Gif in drinkwater

van Amsterdam

Lozing van bentazon moet onmiddellijk worden gestaakt PvdA In Amstsrdan elslhitali Gcmeenle rint legen BASF

4

Wipels pleit vwrqieoteHl

InjvemBlingdnoiiwaler J o n k e r w i s t v a n w a t e r v e r v u i l i n g

Amsterdam neemt maatregelen tegen

T Delft bentazon in water Bijval voor aanpak bentazon

in Amsterdams drinkwater F\g. 6

Toen al werd geroepen 'Bentazon is nog maar het begin', en helaas werd dat waarheid. Een scala aan bestrijdingsmiddelen werd aangetroffen in de drink-waterbronnen, en soms ook spoortjes in het drinkwater. Ook toen is alles ge-daan om de topkwaliteit drinkwater te kunnen garanderen. Uiteraard werd veel aandacht gegeven aan een betere bronbescherming, maar ook werden nieuwe technologieën ontwikkeld om de bestrijdingsmiddelen uit het water te kunnen verwijderen. Gemeentewaterleidingen Amsterdam beet in 1993 en 1995 de

(9)

Fig. 7

1990: Bromaatvorming door ozonisatie

Als we het dan over ozon hebben, komen we op een derde voorbeeld die de topkwaliteit van drinkwater onder druk heeft gezet. Mede naar aanleiding van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in de drinkwaterbronnen, en naar aanleiding van het zoeken naar alternatieven voor chloor, werd veel onderzoek uitgevoerd naar de toepassing van ozon in de drinkwaterbereiding. Zowel als oxidatiemiddel als desinfectiemiddel. Bekend was al dat door gebruik van ozon bromaat gevormd kon worden in zeer lage concentraties. Bromaat was een bekende stof, en werd zelfs toegepast als rijsmiddel in de broodbereiding. Maar in 1990 verscheen een Japans artikel waarin werd aangetoond dat bromaat toxische en carcinogene eigenschappen heeft, al in zeer lage concentraties^^ Ook in die concentraties waarin het gevormd wordt tijdens ozonisatie.

Door de WHO werd een norm gesteld van 25 pg/l, door de EU een norm van 10 pg/l, en in Nederland een norm van 1 pg/l voor het geval ozon wordt toegepast als oxidatiemiddel en een norm van 5 pg/l voor het geval dat ozon wordt toege-past als desinfectiemiddel. Voor Nederlandse waterleidingbedrijven betekende die strenge norm dat creativiteit benodigd was om onder die norm te komen, of zelfs helemaal geen bromaat te vormen. Uiteindelijk lukte dat ook. Enerzijds

door optimalisatie van het ozonproces^^^" en de ontwikkeling van nieuwe

ozon-doseersystemen^ een spoor dat door Waternet werd bewandeld. Anderzijds door de ontwikkeling van hele nieuwe processen zoals de combinatie van UV met waterstofperoxide, een weg die door PWN werd bewandeld^^

(10)

Fig. 8

Fig. 9

Voorbeelden uit het heden

Drie voorbeelden uit het verleden, die zeker niet uitputtend zijn. Er is veel meer gebeurd, zoals bijvoorbeeld de nitraatproblematiek in de jaren '80 en '90, die met name in Gelderland, Brabant en Limburg de kwaliteit van het grondwater

bedreigde^^^^; de Legionella-problematiek, in Nederland echt actueel geworden

(11)

stabiliteit van drinkwater, en nagroei en biofilmvorming in leidingsystemen

gron-dig te onderzoeken'^^'; en, misschien van een iets ander karakter, de

beveili-ging van de drinkwatervoorziening in Nederland als reactie op 9/11^°'^^

Toch wil ik nu naar het heden overstappen: het begin van de 2P eeuw. Wat dan direct de aandacht trekt is het vele onderzoek dat verricht is naar de

aanwezigheid van resten van geneesmiddelen in de drinkwaterbronnen^^"^^

Fig. 10

Met de vergrijzing van de bevolking, en de steeds betere analysetechnieken, is het de verwachting dat dit een onderwerp is dat voorlopig wel de aandacht zal blijven trekken. Ook in het drinkwater zijn incidenteel resten van geneesmidde-len aangetroffen in zeer lage concentraties. De concentraties liggen een factor 1000 lager dan de afgeleide drinkwaterlimieten en het risico voor de consument is verwaarloosbaar^^ Toch wordt onderzoek gedaan naar de betekenis van deze stoffen in drinkwater voor de volksgezondheid^^ De aandacht richt zich thans vooral op het effect van meerdere stoffen tegelijk, de mengseltoxiciteit, en de wijze waarop effecten gemeten kunnen worden, al of niet met effectgerichte

testen''^^^ . Daarnaast wordt de robuustheid van bestaande zuiveringen voor

deze stoffen periodiek onderzocht. Een mooi voorbeeld daarvan is het onder-zoek dat door de drinkwaterbedrijven Dunea, PWN en Waternet wordt

(12)

I

Procass 4 s 1 Ö £ g 1 E E 1 1 mint S 0 0 1 1 RO O3 + BACF UV + H,0, + BACF

R'.nwol convui v.iirn;

1111 - poor fO-40^'.)| I moderate (40-60";) | | - good [ very good tao-IC»";.)

T Deift

Fig. 11

Met de introductie van barrières voor bestrijdingsmiddelen in de zuiveringen, die ik hiervoor heb besproken, lijkt ook een barrière voor geneesmiddelen geïn-troduceerd te zijn. Dat blijkt uit de verwijdering van de omcirkelde stoffen. Om de topkwaliteit te garanderen en het consumentenvertrouwen te handhaven is dus periodiek testen van bestaande zuiveringen voor nieuwe stoffen een vereiste!

Wat staat ons te wachten?

Laat ik nu overstappen van heden naar toekomst. Welke ontwikkelen spelen en kunnen invloed hebben op de kwaliteit van ons drinkwater? In de toekomst kijken is niet eenvoudig, maar toch wil ik drie ontwikkelingen schetsen die van belang zijn. Daarbij zal ik dan gelijk ingaan op het onderzoek dat nodig is om een goede responsstrategie te ontwikkelen.

Emerging substances

De eerste ontwikkeling betreft de aanwezigheid van emerging substances in de drinkwaterbronnen. Ik heb het al gehad over bestrijdingsmiddelen en genees-middelen, maar die stoffen vormen slechts een klein deel van het probleem van de nieuwe stoffen. Recent is een onderzoek afgerond naar de aanwezigheid van drugs en kalmeringsmiddelen in Nederlands oppervlaktewater, drinkwater en afvalwater^s. Ook die stoffen blijken voor te komen.

(13)

Fig. 12

En het zoeken naar nieuwe stoffen gaat door: personal care products, nano-deeltjes, kunstmatige zoetstoffen, vlamvertragers, brandstofadditieven,

geper-fluoreerde verbindingen^^. En het blijft niet alleen bij zoeken: ze worden ook

aangetroffen in de drinkwaterbronnen. Dat is ook niet zo gek: in Europa zijn er al zo'n 100.000 chemicaliën geregistreerd, waarvan er tussen de 30.000 en

70.000 dagelijks worden gebruikt^^ Daarnaast zijn er zo'n 500 medicijnen op

de markt.

Enerzijds zal naar nieuwe technologieën gezocht moeten worden die die stoffen kunnen verwijderen. Dat gaat dan ook gebeuren: ontwikkeling van hele nieuwe technologie staat op het programma, deels gebaseerd op nanotechnologie. Eni-ge voorzichtigheid is daar wel bij Eni-geboden, want nanotechnologie zelf kan een

negatief effect hebben op de waterkwaliteit door vrijkomen van nanodeeltjes^^

Daarnaast richt het onderzoek zich op combinatie van bestaande technologieën, zoals bijvoorbeeld de combinatie van ozon met UV-waterstofperoxide. Beide zijn goede processen: ozonisatie is relatief goedkoop, verbruikt weinig energie, maar is selectief en kan resulteren in de vorming van bromaat, zoals eerder besproken. UV-waterstofperoxide is a-selectief, resulteert niet in het vervelende bromaat, maar gebruikt zeer veel energie. Aan combinatie van beide processen is tot nu toe vrijwel geen aandacht gegeven. De combinatie biedt perspectief voor een zeer krachtig en flexibel oxidatie- en desinfectieproces door "best of both worlds''te verenigen. Een andere interessante ontwikkeling die in de start-blokken staat betreft een modificatie van het ozonproces. Ozon wordt in dat geval geproduceerd met zogenaamde VUV-lampen die xenon bevatten. Bij een

(14)

golflengte van 172 nM produceren deze zeer efficiënt en energiezuinig grote hoeveelheden ozon. In eerste instantie richt het onderzoek zich op desinfectie van ballastwater van schepen en oxidatie van condensaat dat ontstaat bij gas-winning op zee, maar een spin-off naar drinkwaterzuivering en afvalwaterzui-vering ligt voor de hand.

Ontwikkeling van nieuwe technologieën en slimme combinatie van bestaande technologieën is dus van belang, maar tegelijkertijd geeft dit het gevoel dat we soms achter de feiten aan lopen. Een nog betere aanpak is het om een goede voorspelling te hebben over welke stoffen op ons af komen, en een goede voorspelling te hebben over het gedrag van die stoffen in de zuiveringsproces-sen die we nu toepaszuiveringsproces-sen. Het mes snijdt dan aan twee kanten: door kennis over welke stoffen problemen kunnen gaan veroorzaken in de drinkwatervoor-ziening kunnen we beter het beleid beïnvloeden: toelatingsbeleid van stoffen en bronbeschermingsbeleid. Door de kennis van het gedrag van die stoffen, of stofgroepen, in de zuivering kunnen we beter richting geven aan technologie-ontwikkeling.

I

ToekomsTscenaria's

-Welvaart & Leefomgeving -Nationale milieuverkenning l::Etc -Demografische ontwikkelingen -Epidemiologische veranderingen -Gezondheidszorg -Medische technologie -Industriële ontwikkelingen -Ontwikkelingen in de landbouw -Etc. T Delft Fig. 13

De aanzet tot de eerste stap om een beter beeld te krijgen van welke stoffen er in de toekomst aankomen is al uitgevoerd door collega's van het RIVM^^. Op basis van demografische ontwikkelingen is een voorspelling gedaan van het medicijngebruik, en op basis daarvan is de potentiële emissie van deze genees-middelen naar het oppervlaktewater geschat. Een volgende stap is om dit uit te breiden naar andere ontwikkelingen en andere stoffen: wat zijn bijvoorbeeld de

(15)

ontwikkelingen in de industrie, in de landbouw, in de gezondheidszorg, en over welke stoffen of stofgroepen hebben we het dan? In feite komt het neer op een vertaling van toekomstscenario's zoals Welvaart &. Leefomgeving en Nationale Milieuverkenning in scenario's voor de belasting van bijvoorbeeld het stroomge-bied van De Rijn met emerging substances.

De tweede stap is om het gedrag van deze stoffen in de zuivering te voorspellen op basis van stofeigenschappen en eigenschappen van de zuiveringsproces-sen. Dat kan door zogenaamde QSAR's te ontwikkelen. Quantitative Structure Activity Relationships. Bij stofeigenschappen gaat het dan bijvoorbeeld om mo-lecuulgrootte, molecuulgewicht, molecuulstructuur, polariteit, hydrofobiciteit en de aanwezigheid van specifieke functionele groepen. Die stofeigenschappen worden gekoppeld aan specifieke kenmerken van het proces, waarmee de ver-wijderingscapaciteit beter is te voorspellen.

T Delft

Fig. 14

Onderzoek daarnaar is uitgevoerd in de sectie Gezondheidstechniek en loopt thans. Hooggeleerde collega Arne Verliefde heeft een QSAR ontwikkeld voor nanofiltratie en omgekeerde osmose^^, en David de Ridder, PhD bij de sectie Gezondheidstechniek, heeft een QSAR ontwikkeld voor actieve koolfiltratie^^ Cheryl Bertelkamp, ook PhD bij de sectie Gezondheidstechniek, is momenteel een QSAR aan het ontwikkelen voor oeverfiltratie in combinatie met nanofiltra-tie en acnanofiltra-tieve koolfiltrananofiltra-tie.

(16)

TUDelft

mmÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ

Fig. 15

In een gezamenlijk project van de Universiteit van Amsterdam, de Technische Universiteit Delft, de Radbout Universiteit Nijmegen, KWR Watercycle Research Institute, Waternet, SARA en Netherlands Science Centre wordt gewerkt aan de start van het onderzoek AquaPriori. De TU Delft, sectie Gezondheidstech-niek, gaat zich in dat onderzoek richten op de ontwikkeling van een QSAR voor geavanceerde oxidatietechnieken zoals ozon, UV-waterstofperoxide en combi-naties van die technieken. Dat tezamen geeft een goed compleet beeld van de capaciteiten van de bestaande moderne technologieën voor de verwijdering van emerging substances: filtratietechnieken, adsorptieve technieken, oxida-tieve technieken en biologische technieken.

De derde stap is dan om concreet te kijken naar de aanwezige zuiveringstech-nieken in de praktijk, en op basis van de voorspelling van de stoffen die er aan komen, gecombineerd met de ontwikkelde QSAR's, de robuustheid te bepalen. Daar is al een begin mee gemaakt. In Bureau, de European Federation of Nati-onal Associations of Water and Wastewater Services, heb ik een enquête uitge-voerd naar de zuiveringsprocessen die worden toegepast, zowel voor grondwa-ter, voor oppervlaktewagrondwa-ter, voor oppervlaktewater met kunstmatige infiltratie, en voor oeverfiltratie. Onderscheid heb ik daarbij gemaakt in ''geen zuivering", conventionele zuivering, geavanceerde zuivering en combinatie van conventio-nele met geavanceerde zuivering.

(17)

I

^1 zonder behandeling; convenlloneel

1

-

1 geavanceerd; conventioneel + geavanceerd

1"

15 n \

n

1

n

n

1 1 •S :

I

s ^ 1 s 1 + 1 -D 1 S

1 '1

1

1

S convonlloneo l ? 1 -E S Sjg S : 5 Ë 5 1 1 S

grondwater opporvlaktowaler opporvloktowator +kunstmaliao oevardltratle Inflitratle

zuiveringssysteem

f Delft

Voor Nederland ziet het beeld er goed uit: in de grondwaterzuivering komt wel de klassieke zuivering veelvuldig voor en in een enkel geval is er geen zuivering, maar gerichte bronbescherming kan hier veel betekenen. De bedrei-ging met de nieuwe stoffen zit vooral in de oppervlaktewaterzuivering, waar gebruik gemaakt wordt van Rijnwater, Maaswater en IJsselmeerwater Bewust wordt veelvuldig gebruik gemaakt van geavanceerde zuivering, en daar waar geavanceerde zuivering nog niet wordt toegepast, vindt onderzoek plaats naar implementatie. Uit de robuustheidstesten zoals ik die u al heb laten zien blijkt geavanceerde zuivering een goede barrière te zijn voor emerging substances. Als we kijken naar geheel Europa, dan is de situatie minder rooskeurig. Circa 25% van het drinkwater wordt bereid uit oppervlaktewater, deels zonder zuive-ring en deels met een conventionele zuivezuive-ring. Daar liggen de grootste kwets-baarheden. Daarbij is ook problematisch dat ruim 10% van de inwoners van de EU-lidstaten drinkwater krijgt uit installaties kleiner dan 1.000 mVdag. De helft van alle installaties in Europa is kleiner dan 1.000 mVdag of heeft minder dan 5.000 afnemers^^. Over de veiligheid en robuustheid van die installaties weten we eigenlijk niet zoveel.

Kortom, in Nederland lijkt de situatie veilig, maar voor nieuwe stoffen zijn we nooit geheel zeker In Europa is de situatie aanmerkelijk slechter als we ons op deze overzichten baseren. Door nu kennis te hebben van de stoffen en stofgroepen die er aan komen, en door te beschikken over QSAR's die de verwijdering voorspellen op basis van de stofeigenschappen en

(18)

zuiveringsei-genschappen, kan gericht onderzoek gedaan worden naar de ontwikkeling van nieuwe technologie.

Klimaatverandering

De tweede ontwikkeling die ik wil bespreken, naast de aanwezigheid van emer-ging substances, is klimaatverandering. Ongetwijfeld is een groot deel van u bekend met de klimaatscenario's van de KNMI: vier beelden van een mogelijk toekomstig klimaat in Nederland^^ Variabelen zijn de wereldwijde temperatuur-stijging, 1 of 2 °C, en de mate van verandering van luchtstromen boven West-Europa. Ik wil daar niet in detail op ingaan, dat kunnen anderen veel beten Wat echter kenmerkend is, en van groot belang voor de drinkwatervoorziening, is dat we veel meer met extreme omstandigheden te maken krijgen.

Extremen in hoeveelheid water: perioden met grote droogte en perioden met extreme neerslag. Dat vertaalt zich direct naar de rivierafvoeren die aan grote schommelingen onderhevig zijn. En die rivieren worden weer voor een deel gebruikt als bron voor drinkwatervoorziening.

Een mooi voorbeeld is de rivier De Rijn, een belangrijke bron voor de drinkwa-terbereiding in West-Europa. Grote variaties in afvoeren treden al op en staan ons te wachten. Dit is een al wat ouder figuur uit 2000, maar nog steeds rele-vant^^ Het toont de procentuele veranderingen van de gemiddelde

(19)

maandaf-voer voor De Rijn in het jaar 2050, gerekend ten opzichte van 1990. In de winter zijn aanmerkelijk grotere afvoeren te verwachten, tot bijna 40%. In de zomer zijn lagere afvoeren te verwachten, tot zo'n 30%.

T Delft

Fig. 19

Nu is de hoeveelheid water die door De Rijn stroomt meer dan genoeg voor de drinkwatervoorziening: we gebruiken daarvan minder dan een V 2 % . In de kwantiteit ligt het probleem niet direct. Maar een kwaliteitseffect kan wel

(20)

op-treden: als de stofvrachten van lozingen gelijk blijven, en de rivierafvoer sterk daalt, dan is een concentratieverhoging van verontreinigingen in De Rijn een onafwendbaar gevolg. Dat kan er toe leiden dat we stoffen gaan detecteren die tot dan toe niet zichtbaar waren, of dat we al bekende verontreinigingen in aanmerkelijk hogere concentraties gaan aantreffen. Zijn de huidige zuiveringen hiertegen bestand? Moeten we extra barrières ontwikkelen? Of moeten we een vergunningsbeleid voor lozingen creëren, waarbij de stofvracht van de lozing proportioneel is aan het actuele debiet van de rivier? Vewin is hier terecht een groot voorstander van, maar in de praktijk zal dit toch niet zo makkelijk te im-plementeren zijn.

Rijnafvoer 2050

f Delft

I I ï 5

• benedensctiatöng centrale schatting • bovenschatUng

Fig. 20

Dan de temperatuur In alle KNMI klimaatscenario's zet de opwarming door: we krijgen te maken met zachtere winters en warmere zomers, en dat heeft weer effect op de extremen in de maximum temperatuur van het water Vooral ook weer voor oppervlaktewater kan dit effecten hebben.

Hier ziet u de temperatuur van het oppervlaktewater bij drie innamepunten in 2003, een warm jaar De waarde van 25 °C, een kritische waarde als we de nor-men voor drinkwater in beschouwing n e m e n w o r d t in dat jaar overschreden. En als we van dat water drinkwater maken, dan blijkt dat uiteraard ook een relatief hoge temperatuur te hebben.

Hier ziet u de temperatuur van het drinkwater zoals het de productiebedrijven van Waternet verlaat, en de temperatuur in het distributiegebied van

(21)

Amster-dam. Het jaar is 2006, ook weer een jaar met een relatief warme zomer. Wat zorgen baart is dat de temperatuur in bijna 40% van de metingen tussen de 15 en 20 °C ligt, en in circa 10% boven de 20 °C ligt. Wat ik al eerder aanhaalde: Nederland is trots op de ''Dutch approach'', maar houden we het ook veilig bij deze hoge temperaturen zonder persistent desinfectiemiddel? Kunnen we de hygiënische kwaliteit waarborgen? Weten we zeker dat het goed gaat tijdens de distributie van het water van productiebedrijf naar klant? Onderzoek naar de invloed van de temperatuur op de hygiënische kwaliteit en de biologische sta-biliteit van het water, en naar de processen die optreden in de leidingsystemen bij hogere temperatuur is nodig. Met de resultaten kunnen we de toekomstbe-stendigheid van de "Dutch approach" garanderen.

I

Oppervlaktewaterwinningen 2002-2003

/ / / / w / / / / / / / / / W j , y / / /

Delft

F\g. 21

Daarnaast kunnen we ook innovaties toepassen: winning van thermische ener-gie uit de drinkwater transportleiding waar dat warme water door stroomt^^ Het mes snijdt dan aan twee kanten: productie van duurzame energie, en verlaging van de temperatuur van het water waarmee we mogelijk de kwaliteit beter kun-nen beheersen en het comfort voor de klant kunkun-nen verhogen. Koel kraanwater wordt nu eenmaal hoger gewaardeerd dan lauw kraanwater. Deze innovatieve ontwikkeling wordt opgepakt door Waternet, TU Delft en KWR Watercycle Re-search Institute in het Calorics initiatief^ Daarin is de focus niet alleen op drinkwaterleidingen, maar op alle "piped systems": onderzoek naar het oogsten en valoriseren van laagwaardige (diffuse) warmte uit drinkwaterleidingen èn afvalwaterleidingen.

(22)

r

Productiebedrijf Leiduin r«

1

1

D

0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 temperatuur (°C)

Productiebedrijf Weesperiiarspel rein \

5- 40 l o 0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 temperatuur (°C) Temperatuur in distributiegebied 2006

i i ^

D D [

0-5 5-10 10-15 15-20 20-25 25-30 temperatuur (°C) Fig. 22

Een derde effect van klimaatverandering dat relevant is voor de drinkwater-voorziening is de verzilting. Door stijging van de zeespiegel vindt intrusie van zeewater plaats die de grondwatervoorraden kan beïnvloeden. Verbrakking van grondwatervoorraden en grondwaterwinningen kan het gevolg zijn. De combi-natie van zeespiegelstijging en lage rivierafvoeren resulteert erin dat zoutton-gen verder de rivieren op kunnen komen en innamepunten voor de drinkwater-bereiding kunnen bedreigen.

f Delft

(23)

Ook deze ontwikkelingen leiden er toe dat nieuwe technologie ontwikkeld zal moeten worden om een topkwaliteit drinkwater te kunnen blijven garanderen. Die technologie zal veelal gebaseerd zijn op membraantechnologie, om het zoutgehalte van het water te verlagen. In het PURO-project van Hooggeleerde collega Theo Olsthoorn en Hooggeleerde collega Luuk Rietveld wordt al gewerkt aan zo'n technologie: ondergrondse membraanfiltratie om brak grondwater te

ontzouten'^^

T Delft

Fig 24

Door de promovendi Frank Smits en Jeroen Posthumus wordt deze technologie onderzocht. Voor het drinkwaterbedrijf Oasen wordt gekeken of PURO een ant-woord kan zijn op de verzilting van de bronnen door indringen van zout via de rivieren tot bij de innamepunten. Voor het watercyclusbedrijf Waternet wordt gekeken of PURO een antwoord kan zijn op verbrakking van het boezemwater door brakke kwel, een typisch watersysteem probleem. Door onderscheppen van deze brakke kwel via ondergrondse membraanfilters kan dat brakke kwel-water omgezet worden in drinkkwel-water van zeer hoge kwaliteit, en wordt verbrak-king van het watersysteem voorkomen.

Nieuwe waterconcepten

Ik heb nu twee ontwikkelingen met belangrijke consequenties voor de drink-watervoorziening geschetst: emerging substances en klimaatverandering. De derde ontwikkeling die ik wil bespreken betreft de introductie van nieuwe wa-terconcepten.

(24)

D E S A H concept

Fig.

Nieuwe concepten die allerlei vormen kunnen aannemen: hergebruik van water, gebruik van regenwater, waterbesparing, gescheiden sanitatiesystemen,

kring-loopsluitingen, grijswatersystemen, en er zijn vast nog wel andere termen^^'^^.

Kenmerkend voor dit soort systemen is dat ze veelal uitgaan van een kleinere schaal en een decentrale opzet kennen. Drijfveer voor dit soort ontwikkelingen is het streven naar een duurzame watervoorziening, maar ook vanuit Brussel wordt dit soort systemen gepromoot^^ wordt regelgeving ontwikkeld: vanuit het oogpunt van duurzaamheid, maar vooral óók vanuit het oogpunt van water-schaarste door klimaatverandering. In het EU beleid omtrent Water Scarcity & Drougths zijn waterbesparing en waterefficiënte technologieën twee belangrijke bouwstenen. Een EU-richtlijn is in de maak voor "eco labels" voor gebouwen^^^ Waterbesparing, gebruik van regenwater en grijswater systemen spelen daarin een belangrijke rol, naast energie, afval en materialen.

Net zoals mijn voorganger, de Hooggeleerde Hans van Dijk^^'^^ hecht ik zeer veel

waarde aan een centrale drinkwatervoorziening. Centrale drinkwatervoorziening is belangrijk voor de volksgezondheid. De opzet van grote, centrale productie-eenheden is zeer effectief gebleken om gezondheidsrisico's te vermijden. Niet voor niets kozen lezers van het British Medical Journal in 2007 de invoering van drinkwatervoorziening en sanitatie tot de grootste medische vooruitgang sinds 1840^^ In discussies met voorstanders van een decentrale drinkwatervoorzie-ning gebruik ik altijd de argumenten kosten, kwaliteit, duurzaamheid en com-fort. Voor de klant, en de maatschappij, is een centrale drinkwatervoorziening de goedkoopste manier om aan veilig drinkwater te komen, met een vrijwel te

(25)

verwaarlozen milieu impact. De klant heeft er geen omkijken naar, stroomt vrijwel zonder onderbrekingen uit de kraan.

het water

Fig. 26

E U R E A U

European Federation of National Associations of W a t e r and W a s t e w a t e r Services

Fèdération européenne des Associations Nationales de Services d'Eau et d'Assainissement

EUREAU Position Paper

Water re-use and other alternative resources at home: rainwater harvesting and greywater recycling for domestic purposes

June 2011

S u m m a r y

W a t e r re-use and alternative resources at home may c o n t r i b u t e t o a sustainable w a t e r m a n a g e m e n t . In specific situations it offers m o n e t a r y and e n v i r o n m e n t a l benefits. However, it also involves risks, especially health risks. Therefore, suitable controls are necessary t o mitigate these risks. W a t e r re-use and alternative resources should always be evaluated on a site specific basis. This Eureau position deals w i t h w a t e r re-use and alternative resources at h o m e . Re-use f o r field irrigation and industrial re-use are dealt w i t h in o t h e r Eureau positions.

Fig. 27

Ook Eureau, de European Federation of National Associations of Water and Wastewater Services, staat gereserveerd tegenover de toepassing van dit soort nieuwe waterconcepten in de drinkwatervoorziening. Als voorzitter van de

(26)

wor-12. Hoek J.P. van der, Soest E.A.M. van, Graveland A. (1995). Biologisch actieve koolfiltratie: optimalisatie van de ozondosis in relatie tot bromaatvorming en AOC-productie. H^O 28(9), 276-280.

13. Hoek J.P. van der, Oriandini E., Graveland A., Smeenk J.G.M.M. (1996). Disinfection and disinfection by-products. Minimizing bromate formation during ozone-activated carbon treatment. Water Supply 14(3-4), 371-386. 14. Vinke G. (2004). Wereldprimeur voor PWN met nieuwe zuivering pomp

station Andijk. H^O 37(21), 4-5.

15. Beek C.G.E.M. van, Kooij D. van der, Noordam P.C., Schippers J.C. (1984). Nitraat en drinkwatervoorziening. Kiwa mededeling nr. 84, Nieuwegein, Nederland.

16. Kappelhof J.W.N.M., ed (1996). Biologische nitraatverwijdering. Kiwa mede-deling 124, Nieuwegein, Nederland (ISBN 90-74741-13-4).

17. Kuiper M., Wullings B., Kooij D. van der (2005). Legionella pneumophila groeit in biofilms uitsluitend op protozoa. H p 38(7), 51-53.

18. Kuiper M. (2006). Occurence of Legionella pneumophila and Hartmannella vermiformis in fresh water environments and their interactions in biofilms. Thesis Wageningen University, Wageningen, Nederland (ISBN 90-8504¬ 391-3)

19. Valster R.M. (2011). Freeliving protozoa in drinking water supplies -Community composition and role as hosts for Legionella pneumophila. Thesis Wageningen University, Wageningen, Nederland (ISBN 978-90¬ -8585-884-3).

20. Tangena B., ZantkuijI N., Knepper B. (2005). VS beveiligen drinkwaternet vooral via snelle detectie van verontreinigingen, hp 38(13), 14-15. 21. Adamse E. (2007). Beveiliging drinkwaterbedrijven tegen terrorisme.

H p 40(25/26), 10-11.

22. Versteegh J.RM., Stolker A.A.M., Niesing W., J.J.A. Muller (2003). Genees-middelen in drinkwater en drinkwaterbronnen - Resultaten van het meet-programma 2002. RIVM rapport 703719004/2003, Bilthoven, Nederland.

(27)

Referenties

1. Groen J.A. Jr. (1978). Een cent per emmer - Het Amsterdamse drinkwater door de eeuwen heen. Uitgave Gemeentewaterleidingen, Amsterdam, Nederland (ISBN 90 6274 008 1).

2. Vewin (2010). Water in zicht 2009 - Bedrijfsvergelijking in de drinkwater sector. Rapport Vewin nr. 2010/102/6209, Rijswijk, Nederland.

3. Vewin (2008). Drinkwaterstatistieken 2008 - De watercyclus van bron tot kraan. Rapport Vewin nr. 2009/93/6259, Rijswijk, Nederland.

4. Helm A.C.W. van der (2007). Integrated modeling of ozonatuion for optimi-zation of drinking water treatment. Proefschrift Technische Universiteit Delft, Water Management Academic Press, ISBN 978-90-8957-001-7, Delft, Nederland.

5. Versteegh J.F.M., Dik H.H.J. (2009). De kwaliteit van het drinkwater in Nederland in 2008. Rapport VROM-Inspectie, VROM 7275 / RIVM 703719046/2009, Den Haag, Nederland.

6. Rook J.J. (1974) Formation of haloforms during chlorination of natural waters. Water Treat. Exam. 23(2), 234-243.

7. Kooij D. van der. Drost Y.C., Hijnen W.A.M., Willemsen-Zwaagstra J., Nobel RJ., Schellart J.A. (1995). Multiple barriers against micro-organisms in water treatment and distribution in the Netherlands. Water Supply 13, 13-23. 8. Smeenk J.G.M.M., Lindhout R.C., Snoek O.I. (1988). Bentazon in de Rijn,

in drinkwater en in regenwater. H^O 21(7), 183-185.

9. Graveland A. (1993). Biologisch actieve koolfiltratie in Weesperkarspel in gebruik. H p 26(12), 312-315.

10. Graveland A., Hoek J.R van der (1995). Introductie van de biologisch actieve koolfiltratie te Leiduin. H p 28(19), 573-579.

11. Kurokawa Y, Maekawa A., Takahashi M., Hayashi Y (1990). Toxicity and carcinogenicity of potassium bromate - a new renal carcinogen. Environ-mental Health Perspectives 87, 309-335.

(28)

doen geleerd. Van Bram Klapwijk het wetenschappelijke onderzoek, van Jan Schippers het toegepast wetenschappelijke onderzoek, en van Ton Graveland het drinkwaterspecifieke onderzoek, in al haar facetten.

De sectie Gezondheidstechniek van de TU Delft is tegenwoordig groot. Ik loop daardoor nu het gevaar collega's over te slaan. Hooggeleerde Jules van Lier, Hooggeleerde Luuk Rietveld, Hooggeleerde Walter van der Meer, Hooggeleerde Gertjan Medema, Hooggeleerde Arne Verliefde, Hooggeleerde Frangois Cle-mens, met jullie hoop ik de samenwerking die we het afgelopen jaar gestart zijn verder vorm te geven. Alleen dan kunnen we dat wat Hooggeleerde Hans van Dijk de afgelopen 20 jaar heeft opgebouwd, een bloeiende en bruisende sectie, behouden en uitbouwen. Samen met de medewerkers, promovendi en studenten van de sectie Gezondheidstechniek gaat dat lukken. Aan de betrok-kenheid van allen en sfeer op de vakgroep ligt het niet!

Een woord van dank ook naar mijn collega's van Waternet, vooral mijn directe collega's van het Strategisch Centrum. Door jullie inzet en enthousiasme kan ik met gerust hart twee dagen per week de boel de boel laten in Amsterdam, en aan de slag gaan bij mijn andere werkgever, de TU Delft.

Maatjes van de MBA-opleiding in Twente, we zien elkaar niet zo vaak, maar de peergroup bijeenkomsten, zo'n tweemaal per jaar, blijven een feest en een bron van inspiratie. Die traditie houden we er in!

Tenslotte een woord van dank aan het College van Bestuur en de Rector Mag-nificus van de TU Delft voor het in mij gestelde vertrouwen.

Dames en heren, ik dank u allen voor uw aanwezigheid en luisterend oor. Ik heb gezegd.

(29)

Kennis van en inzicht in kwaliteit van drinkwater, en hoe een topkwaliteit drink-water te borgen, daar draait het dus om. Daar dient de focus van het onderwijs zich op te richten. Een topkwaliteit drinkwater vraagt om technologische kennis en technologische innovaties, maar ook om kennis van beleidsontwikkelingen, inzicht in ontwikkelingen in de maatschappij, en durf om aan een andere in-richting en organisatie van de drinkwatervoorziening te denken en te werken. Dat betekent dat we al in de batchelorfase en in de masterfase de student moe-ten prikkelen om in nieuwe concepmoe-ten en modellen te denken. Na afronden van de studie is hij of zij dan in staat om op basis van wetenschappelijke kennis, technologisch vernuft en beleidsmatig inzicht oplossingen aan te dragen en te implementeren die de drinkwaterkwaliteit borgen.

Kortom, de driehoek technologie - beleid - kwaliteit als basis voor de drinkwa-teringenieur van de toekomst, dat is waar het onderwijs zich op zal moeten gaan richten.

Dankwoord

Dames en heren, wat ik wilde zeggen heb ik bijna gezegd. Dat was niet mogelijk geweest zonder de steun en het vertrouwen van velen. Uiteraard wil ik daar in deze laatste minuten aandacht aan geven.

Allereerst mijn ouders en mijn partner Elly.

Pa en Ma, jullie steun in het verleden en interesse in het heden zijn onmisbaar geweest en voelden altijd goed. Daarom ben ik zo blij dat jullie dit kunnen meemaken, op een toch wel respectabele leeftijd. Elly, "you are the rose of my life" zoals een bekend Amerikaans singer/songwriter schreef. Op jou is dat van toepassing. Bij jou kan ik terecht met mijn successen, maar vooral ook met mijn zorgen en twijfels. Met jouw aandacht en liefde komt het altijd weer goed. Broer, zussen, aanhang, neef en nichten, we zijn een kleine familie maar wel een erg fijne. Jullie interesse is intens en oprecht, en jullie grappen en grollen over mijn aanstelling als hoogleraar vermakelijk.

Een woord van dank ook naar wat ik mijn leermeesters noem: Bram Klapwijk, Hooggeleerde Jan Schippers en Ton Graveland, die helaas niet meer leeft. Net afgestudeerd, begin 1984: Civiele Techniek leidde toen nog niet echt op tot wetenschapper en onderzoeker. Door jullie heb ik de belangstelling voor we-tenschappelijk onderzoek gekregen en van jullie heb ik het vak van onderzoek

(30)

Met de huidige drinl<waterinfrastructuur worden we dan wel voor problemen ge-plaatst: een belasting van productiesystemen ver onder de ontwerpcapaciteit, en vooral ook een aanmerkelijk langere verblijftijd in de distributiesystemen. Tezamen met de al genoemde temperatuurstijging van het water door klimaat-verandering, en de distributie van drinkwater in Nederland zonder chloor, wordt het een hele opgave om een topkwaliteit drinkwater te garanderen. Onder-zoek naar kwaliteitsverandering van drinkwater tijdens transport en distributie is noodzakelijk om een antwoord te geven op deze kwantiteitsveranderingen in drinkwatergebruik.

Niet geheel is uit te sluiten dat naast de sanitatie ook de drinkwatervoorziening de transitie zal maken naar een decentrale opzet. Dan beland ik op het tweede aspect. Wat wordt in dat geval de rol van de huidige drinkwaterbedrijven? So-wieso zal het huidige bedrijfsmodel^^ met zo'n transitie op de schop gaan, want van een grootschalige centrale drinkwatervoorziening is dan geen sprake meer Maar hoe organiseren we de drinkwatervoorziening dan, en wat is de rol van de huidige drinkwaterbedrijven daarin? Een interessant en relevant vraagstuk dat ik graag wil oppakken met de collega's van de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Een eerste stap daarin is gezet in de vorm van een MSc-studie.

Onderzoek en onderwijs

Drie ontwikkelingen die een grote invloed zullen hebben op de drinkwatervoor-ziening in de toekomst: emerging substances, klimaatverandering en nieuwe waterconcepten. Tot besluit iets over onderzoek en onderwijs, twee belangrijke elementen van de leeropdracht. Die leeropdracht luidt officieel "Technology se-lection in relation to water quality", en wordt in de wandelgangen wel aangeduid als "Drinkwaterkwaliteit en -beleid". Die combinatie technologie - beleid - kwali-teit staat mij wel aan en zal een rode draad gaan vormen in het onderwijs. Het onderzoek is reeds aan de orde geweest hiervoor, vandaar dat ik me nu meer richt op dat onderwijs.Wat betreft de scope van het onderwijs, ik hoop dat u is duidelijk geworden uit mijn betoog dat een topkwaliteit drinkwater niet vanzelf-sprekend is, niet in het verleden, niet in het heden, en ook niet in de toekomst. Zoals recent verwoord door Maarten Gast, oud-directeur van Gemeentewa-terleidingen Amsterdam, is kwaliteit eigenlijk het enige dat afnemers interes-seert^^ Ook mijn voorganger. Hooggeleerde Hans van Dijk, benadrukte dat aP. Hij wees er daarbij op dat te veel naar de fii;ianciële kant van de bedrijfsverge-lijkingen kijken, ten koste kan gaan van de kwaliteit.

(31)

lige systemen, in wat voor vorm dan ool<, is niet uit te sluiten. De omslag van een centrale naar decentrale watervoorziening kan de drinkwatersector op twee manieren raken. Het eerste aspect betreft de kwaliteit van het drinkwater en laat, alweer, zien dat een topkwaliteit drinkwater nimmer vanzelfsprekend is. Het tweede aspect heeft betrekking op de rol van het drinkwaterbedrijf in de drinkwatervoorziening en heeft een meer bedrijfskundig karakter.

1 1

Bad - douche - wastafel 36<Vo 330/0 49% 390/0 310/0 470/0

Toiletspoeling 3 2 % 3 0 % 1 4 % 200/0 290/0 28 o^ Kleding wassen hand & machine 140/0 13 o^ 1 4 % 120/0 12% 1 & 12 %

Afwassen hand & machine 6 % 8 % 1 9 % 10 0/0 100/0 3 81 2 0/0

Voedselbereiding 2 % 30/0 6 0/0 40/0 10/0

Koffie - thee - water drinken l»/o 1 0/0 1 0/0 1 0/0 10/0 1 0/0

Auto wassen - tuin sproeien 6 % 7% 3 % 6 0/0 1 0 % 40/0

Overig 30/0 50/0 6 0/0 30/0

T Delft

Fig. 30

Wat betreft het eerste aspect, de kwaliteit van het drinkwater: alleen al de omschakeling naar een decentrale sanitatie en de invoering van waterefficiënte technologieën zoals de EU voorstaat kan een enorme impact hebben op het watergebruik. Stel, we blijven uitgaan van een centrale drinkwatervoorziening, gekarakteriseerd door een grootschalige infrastructuur. Het drinkwaterverbruik in Nederland is momenteel zo'n 120 liter per persoon per dag^\ redelijk

ver-gelijkbaar met het verbruik in een aantal omringende landen^^ De

toiletspoe-ling neemt daarvan bijna 30% voor zijn rekening. Decentrale sanitatie gebruikt aanmerkelijk minder water. Door waterefficiënte technologieën lijkt nog een aanzienlijke waterbesparing mogelijk: kleding wassen en vaatwassen hebben momenteel een bijdrage van circa 20% in het waterverbruik, en we weten dat in de wasmiddelenindustrie en witgoedtechnologie innovatieve ontwikkelingen plaatsvinden: wassen zonder water! Als we deze effecten bij elkaar optellen zou het zomaar kunnen dat het drinkwaterverbruik naar 80 liter per persoon per dag of zelfs minder daalt.

(32)

Tegelijkertijd moeten we onze ogen niet sluiten voor nieuwe ontwikkelingen, die een ander licht werpen op de afweging centraal/decentraal, zowel voor de drinkwatervoorziening als voor de sanitatie.

Laat ik nog eens terugkomen op mijn eerder gehanteerde criteria kosten, kwa-liteit, duurzaamheid en comfort. Een centrale voorziening is goedkoper door schaalgrootte: de wet van de economy of scales. Maar centrale voorzieningen zijn ook uniek, eenmalig en dus duur. Massaproductie van kleinschalige syste-men kan de balans de andere kant doen omslaan. Een centrale voorziening is een veilige voorziening. Met "lab-the-chip" ontwikkelingen is het niet on-denkbeeldig dat in de toekomst decentrale voorzieningen ook veilig kunnen zijn. Door minder transport van water, en gebruik van lokaal geproduceerde duurzame energie, kunnen decentrale systemen op termijn gaan wedijveren met centrale systemen op het aspect duurzaamheid. Tenslotte comfort. Door verbetering van kleinschalige systemen, en innovaties, kunnen decentrale sys-temen op termijn mogelijk ook het comfort bieden dat nu nog voorbehouden is aan centrale systemen.

Centraal

Goedkoop: schaalgrootte Veilig: kwaliteitsbewaking in laboratoria Duurzaam: efficiënte processen en duurzame energie Comfort: bewezen 24/7 dienst

Decentraal

Goedkoop: massaproductie Veilig: lab-on-a-chip Duurzaam:

geen transport water en lokale energie

Comfort:

betrouwbare apparaten

T Delft

Fig. 29

Hoe succesvol de huidige centrale drinkwatervoorziening en sanitatie ook moge zijn, en hoe veilig de monopoliepositie van de tien Nederlandse drinkwaterbe-drijven ook is in de huidige Drinkwaterwet, een transitie naar meer

(33)

kleinscha-king group jviicrobioiogicai Water Quality van Eureau heb ik een bijdrage mogen leveren aan het opstellen van het position paper "Water re-use and other al-ternative resources at home: rainwater harvesting and greywater recycling for domestic purposes" Belangrijkste conclusie in het position paper is eigenlijk "zint eer ge begint". Ken in ieder geval de risico's en beheers die. En die risico's zijn niet mis.

Natuurlijk onderkent Eureau de problematiek van water scarcity & droughts in Europa en het belang van een duurzame ontwikkeling, maar wijst dan, terecht, altijd op een "twin track approach": "demand management", het beïnvloeden van het gebruik van water, als één spoor, en "supply management", het zo effec-tief mogelijk inzetten van betrouwbare bronnen voor de drinkwatervoorziening, als tweede spoor. In Brussel worden de mogelijkheden van dat tweede spoor helaas nog wel eens vergeten.

Van Brussel terug naar Nederland. We kennen allemaal nog het echec van de huishoudwater experimenten rond de eeuwwisseling^^ Terecht is daar een streep door gehaald.

Alleen gewone

waterleiding

voor IJburg

Bewoners Leidsche Rijn tevreden over liuishoudwater

1 ^ H y d r o n M i d d e n

-AMVrUUl' 1'; 1 rl 1 1 •••'•••1 <lc s<?m*''^'>lc Vronrr.Ktii op IJhurg f- vn.ii-. ica v ir. h.':'- ic,>:mr;:l JIUTKII TU

•Jlinshuuüwnr,--r- :...r K'-l'nu!. n Unfn lyiu van rt.- haaii te zijn. 0 iijn -vnliii-n-.- Gcmof nrL'vvalcrli;k!iti> te» CU df milieuwmsr iü uiterst b

j.-ondhfid:.ri5lco'. en nier iiit tc

slni-h'nvikl. Buvendicu

|r;::z;:n::r i ü ^ ^

wordt het limiltuud»v>it4'i duurder

j- .••^..'ii •- :'>•'! 1

h.-.-.-.T-. ••!.<• MV-rr-HMIJd. bi. WW*- Een tweede waternet is niet effectief

'! „ "••.,• h;,-';n] '. ••'l.n

r n j ^ ^ ^ ^ L ï r

-WM^S-

ü ^ ^ . ^ ^ ^ ^

Nijmegen koploper in afkoppelen

Fig. 28

Bij huishoudwater ging het echter over een substituut voor drinkwater. De dis-cussie nu gaat veel breder en beslaat de gehele waterketen, soms zelf in com-binatie met het watersysteem. Drinkwater is daar maar een onderdeel van.

(34)

52. Ferriman A. (2007). BMJ readers choose "sanitary revolution" as greatest medical advance since 1840. British Medical Journal 334, 111.

53. Oesterholt FI.H.M. (2003). Beleidsonderbouwende monitoring huishoud-water - Onderzoek naar de kwaliteit van huishoudhuishoud-water en effecten van het gebruik op het milieu en de klant - Hoofdrapport. Kiwa rapport KWR 02.095A, Nieuwegein, Nederland.

54. Foekema H., Thiel L. van (2011). Watergebruik thuis 2010. Rapport TNS Nipo C7455 (uitgevoerd in opdracht van Vewin), Amsterdam, Nederland. 55. Bessy J., Blum A., Brelle F, David B., DeGouvello B., Duguet J.-R, Durand

Bourlier L., Gatel D., Guillotin L., Hartemann R, LeFlaive X., LeGroux J.-R, LePoder M., Mace M., Margat J., Molle B., Olivier D., Renault D., Tarchitzy J., Tabib M., Tazi-Pain A., Tisserand B., Via S. (2011). Which water quality for which use? A regulators' & practitioners' perspective. Draft report working group 'Which water quality for which uses?', French association ASTEE and AFEID in collaboration with WHO.

56. Someren T.C.R. van (2005). Strategische Innovationen - So machen Sie Ihr Unternehmen einzigartig. Gabler Verlag, Wiesbaden, Germany (ISBN 3-409-03420-X).

57. Gast M. (2011). Water blijft een intrigerend element. H^O 44(25/26), 6-7. 58. Hp (2011). Waarschuwing bij afscheid Hans van Dijk: "Verder

(35)

43. Hoek J.P. van der (2012). Climate change mitigation by recovery of energy from the water cycle: a new challenge for water management. Water Science & Technology 65(1), 135-140.

44. Boere J., Hoek J.P. van der, Jong K. de. Wijk A. van (2012). Calorics: water brengt energie. Proceedings van de 64e Vakantiecursus Drinkwater en Afvalwater "Water NL naar de Top: Excelleren in tijden van bezuiniging!" Rietveld L.C., Hubert M.A.J., Hagg J.R (eds). Delft, 13 januari 2012, Water Management Academie Press, pp. 73-79 (ISBN/EAN 978-90-8957-026-0). 45. Timmer H. (2011). Fresh water from salt water with lower energy

consump-tion - The PURO concept. Proceedings of the conference 'Innovaconsump-tion and Water: Water Technology', International Water Week, November 3-4 2011, Amsterdam, The Netherlands.

46. Kernteam Waterketen (2009). Verbindend Water - Langetermijnvisie waterketen - Een visie voor en door rijk, provincies, waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven. Rapport Vewin, Unie van waterschap-pen, IPO, VNG en Ministerie VROM.

47. Moglia M., Sharma A., Alexander K., Mankad A. (2011). Perceived perfor-mance of decentralised water systems: a survey approach. Water Science & Technology: Water Supply 11(5), 516-526.

48. European Commission (DG ENV) (2009). Study on water performance of buildings. Final Report DG Environment in association with Cranfield University, reference 070307/2008/520703/ETU/D2, Bio Inteligence Ser-vice, Paris, France.

49. Commission of the European Communities (2009). Commission decision on establishing the ecological criteria for the award of the Community Eco-label for Buildings. Draft proposal, Brussels, Belgium.

50. Gast M, (2011). "Centrale drinkwatervoorziening belangrijk voor volksge-zondheid"- Interview met Hans van Dijk, scheidend hoogleraar drinkwater TU Delft. Hp 44(16), 6-7.

51. Dijk J.C. van (2011). Drinkwater: de volgende prooi? Uitreerede 9 septem-ber 2011, Technische Universiteit Delft, Delft, Nederland.

(36)

A.LN. van, Voogt P. de (2010). Drugs of abuse and tranquilizers in Dutch surface waters, drinking water and wastewater - Results of screening moni-toring 2009. Rapport RIVM 703719064/2010, Bilthoven, Nederland. 34. Houtman C.J. (2010). Emerging contaminants in surface waters and their

relevance for the production of drinking water in Europe. Journal of Integrative Environmental Sciences, 1-25, iFirst article (doi: 10.1080: 1943815X.2010.511648).

35. Struijs J., Meent D. van der, Peijnenburg W.J.G.M., Heugens E., Jong W. de, Hagens W., Heer C. de. Hofman J., Roex E. (2007). Nanodeeltjes in water. RIVM rapport 6078030001, Bilthoven, Nederland (ISBN 9789036914079). 36. Aa N.G.F.M. van der. Kommer G.J., Montfoort J.E. van, Versteegh J.RM.

(2010). Demographic projections of future pharmaceutical consumption in the Netherlands. Water Science & Technology 63(4), 825-830.

37. Verliefde A.R.D., Cornelissen E.R., Heijman S.G.J., Verberk J.Q.J.C, Amy G.L., Bruggen B. van der. Dijk J.C. van (2009). Construction and validation of a full-scale model for removal of organic micropollutants with NF/RO. Journal of Membrane Science 339(1-2), 10-21.

38. Ridder D.J. de, Villacorte L., Verliefde A.R.D., Verberk J.Q.J.C., Heijman S.G.J., Dijk J.C. van (2010). Modeling equilibrium adsorption of organic micropollutants onto activated carbon. Water Research 44, 3077-3086. 39. Gast M. (2010). "Ruim tien procent van de inwoners van de EU krijgt

drink-water uit kleine installaties". Interview met Jan Peter van der Hoek, lid Commissie Drinkwater van Eureau. H^O 43(8), 16-17.

40. KNMI (2006). Klimaat in de 21e eeuw - vier scenario's voor Nederland. Rapport KNMI, De Bilt, Nederland.

41. Bruijn RA. de, Mazijk A. van (2003). Klimaatinvloeden op de kwaliteit van het Rijnwater Rapport RIWA, Nieuwegein, Nederland (ISBN 90-6683-105-7). 42. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2011). Besluit van 23 mei 2011, houdende bepalingen inzake de productie en distributie van drink-water en de organisatie van de openbare drinkdrink-watervoorziening (Drink waterbesluit).

(37)

23. Mons M.N., Genderen J. van, Dijk-Looijaard A.M. van (2000). Inventory on the presence of pharmaceuticals in Dutch water. Kiwa rapport 30.3534.011, Nieuwegein, Nederland.

24. Mons M.N., Hoogenboom A.C., Noij T.H.M. (2003). Pharmaceuticals and drinking water supply in the Netherlands. Rapport Kiwa BTO 2003.040, Nieuwegein, Nederland.

25. Sacher R, Stoks RG. (2003). Pharmaceutical residues in waters in the Netherlands - Results of a monitoring programme for RIWA. Rapport RIWA, ISBN 90-6683-106-5, Karlsruhe/Nieuwegen, Duitsland/Nederland.

26. Schrap S.M., Rijs G.B.J., Beek M.A., Maaskant J.RN., Staeb J., Stroomberg G., Tiesnitsch J. (2003). Humane en veterinaire geneesmiddelen in Neder-lands oppervlaktewater en afvalwater - een screenuing in 2002. RIZA rapport 2003.023, Lelystad, Nederland.

27. Versteegh J.RM., Aa N.G.RM. van der. Dijkman E. (2007). Geneesmiddelen in drinkwater en drinkwaterbronnen - resultaten meetprogramma 2005/2006. RIVM rapport 703719016/2007, Bilthoven, Nederland.

28. Schriks M., Heringa M.N., Kooi M.M.E. van der, Voogt Rde, Wezel A.R van (2010) . Toxicological relevance of emerging contaminants for drinking water quality. Water Research 44, 461-476.

29. Hoek J.R van der, Stoks P., Mons M., Kooij D. van der (2008). Visie op en streefwaarden voor milieuvreemde stoffen in drinkwater. H^O 41(4), 33-35. 30. Oost R. van der (2011). Emerging substances: what about emerging risks? Proceedings of the 8th IWA Leading-Edge Conference on Water and Wastewater Technologies, 6-10 June 2011, Amsterdam, The Netherlands. 31. Hofs B. (2009). Overzicht resultaten robuustheidtesten zuiveringen

DPW-bedrijven. Rapport KWR 09.074, Nieuwegein, Nederland.

32. Puijker L.M., Jongh CM. de, Cornelissen E.R., Hofman-Caris R., Hofs B. (2011) . Robuustheid zuiveringen DPW 2010: overzicht en selectie van prioritaire stoffen. Rapport KWR 2010.109, Nieuwegein, Nederland.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wielokrotnie powracający w rozmowach z kilkoma uczonymi problem „wielkiego podzia- łu” między oralnością i piśmiennością znajduje w Rodaku zwolennika, znającego książki

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

As concerns this problem, MacEwen rightly argues that the case of Matthew’s ‘debts’ against Luke’s ‘sins’ in the Lord’s Prayer (Lk 11:4 par.) is in fact dubious, mainly due

Панова вважає, що, виходячи з того, що на стадії досудового розслідування сторони збирають відомості, якими обґрунтовують

Kierownictwo polskiego wywiadu starało się, by placówki tworzone w Związku Sowieckim mogły liczyć na pomoc konsulatów28.. Takie rozwiązanie było bardzo korzystne dla Oddziału

Our present-day socio-technical energy regime is a global integrated technical arrangement based on cheap high-yield energy sources (fossil fuels) with built-in ‘progressive’

Figuur 11.7 Snelheidsprofielen gemeten door Nikuradse; gladde wandstroming (figuur ontleend aan

Toruńskie Planetarium działa w ramach Fundacji Przyjaciół Planetarium i Muzeum Mikołaja Kopernika w Toruniu, która założona została 8 V 1990 r.. Jest to fundacja