Inrichtingscriteria, prognoses over stromen en afhandelingsconcepten van Inter Terminal Transport van containers op de Maasvlakte (summary)

Technische Universiteit Delft

Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen Transporttechnologie / Logistieke Techniek

W.S. Mulder Inrichtingscriteria, prognoses over afhandelingsconcepten van Inter Terminal Transport van containers op de Maasvlakte. Doctoraalopdracht, Rapport 94.3.LT.4422, Transporttechnologie, Logistieke Techniek.

De verwachting is dat de containeroverslag op de Maasvlakte in de komende jaren een sterke groei zal doormaken. Om deze groei op te vangen worden een aantal nieuwe containerterminals gebouwd. Het voorliggende rapport is een studie naar het Inter Terminal Transport van containers tussen de bestaande en nieuwe terminals op de Maasvlakte in de toekomst.

In dit rapport zijn aan de hand van interviews en in overleg met de werkgroep een reeks inrichtingseisen opgesteld waaraan mogelijke systemen moeten voldoen. Daarnaast zijn een aantal toetsingscriteria aangegeven op basis waarvan systemen die voldoen aan de gestelde eisen onderling kunnen worden vergeleken.

Een fasering naar de eindsituatie waarbij het ECT-schiereiland en de Noord-West Hoek volledig zijn ontwikkeld is voorgesteld. In elke nieuwe fase is telkens een marine terminal draaiend op technische capaciteit toegevoegd, met omliggende containerfaciliteiten (zoals het Rail Service Center en het distripark).

Om goede prognoses over de grootte van containerstromen tussen de terminals in de toekomst (t.b.v. de simulatiesstudies) in elke uitbreidingsfase te maken, is in eerste instantie onderzocht wat de bruikbaarheid is van het rapport 'Bepaling bandbreedtes van stromen uitgaande van de technische capaciteit Maasvlakte' (M.H.M. Dekker en W.A. Diekman, ECT, Rotterdam (1994, juli)). Het rapport bleek met name niet te voldoen voor wat betreft de stromen van en naar het distripark. Daarom zijn, na onderzoek, nieuwe inzichten verwerkt in een nieuw model. Hierbij is er o.a. van uitgegaan dat voor het distripark opslagcapaciteit maatgevend is voor de doorzet zoals ook bij de marine terminals het geval is. De resultaten uit het model tonen aan dat in de situatie waarbij het ECT-schiereiland operationeel op technische capaciteit draait, het aantal containerstransporten verdrievoudigd zal zijn van 438.000 containers/jaar in 1994 tot 1.460.000 containers/jaar in het jaar 2005. Het aantal deelstromen zal daarbij toenemen van 24 tot 102. Het totale volume voor de binnenvaart terminal zal voor het ECT-schiereiland 350.000 handelingen/jaar bedragen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Beerterminal voor de binnenvaart (vooralsnog) niet nodig is.

Voor het toekomstige Rail Service Center zijn verschillende afhandelingsconcepten met het Multi Trailer Systeem (het huidige systeem) onderzocht. Een keuze uit een zevental varianten is gemaakt aan de hand van operationele kostenberekeningen van equipment en manuren en lay-out en complexiteits aspecten. De uitkomsten tonen aan dat de kosten van directe afhandeling 30-40% lager zijn dan van afhandeling waarbij containers tijdelijk op het Rail Service Center worden opgeslagen. Van de directe afhandelingsconcepten is het concept met kraanrijden het aantrekkelijkst, aangezien naast de relatief lage jaarlijkse operationele kosten ook de opstelruimte voor multi-trailers het beste wordt benut. Om een zo groot mogelijk deel van de containers direct af te handelen moet optimaal gebruik worden gemaakt van de (lange) verblijftijden (gemiddeld 9,6 uur) van treinen op de Maasvlakte. Verder tonen berekeningen aan dat, wanneer containers tijdelijk op het Rail Service Center opgeslagen worden (tussenopslag bij voorkeur alleen bij laden), opslag onder de spoorkranen goedkoper is dan opslag in een centrale Rail Service Center stack.

Rapporten studenten Logistieke Techniek