• Nie Znaleziono Wyników

G.N. Itz: Stadsbouwmeester van Dordrecht 1832-1867

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "G.N. Itz: Stadsbouwmeester van Dordrecht 1832-1867"

Copied!
92
0
0

Pełen tekst

(1)

4~~

: , .

.

.. . ' . .

stadsbouwmeester

van Dordrecht

1832-186

/

7

·

,

Annèt Meffert

Ruud Schook

(2)
(3)

G.N. Hz

n 0 -- 0 l)JC') -CD 0'(0

'Hili 111 ijl ;j 1I iI I! Ii 111111 iI! ii j ,111 I! I HIli 1I UI! ! il ~II ! lili i !\lI11

'111' 11 ijl liJl il !'iilll" :1111 ! ij 1111 lilll 111111111/11'111 ,11111 ,1111 Ullii'!iij illi!li 11111111111111111111111111111 !III!!I!"

"'

:1"

lil

Ill1liilill iill!iilll!111111t1i1i !llll lIliII,IIJ11IIIIi;'1111

Ij 111 ii lill 1111 I1I 11111111111 11 ; 1111 11 1111111111 1111 ,I I1 BIBLIOTHEEK TU Delft p 2132 4331

luml~IIIIII~11

'I! _ _ _ _ _

...-.--.-.,---.-...-.--r.,..,...--,.--.~~

•• , u _ _ . _ ...

".

~

...

:~...--i"

...,.,..., .

.,...

8

_

8013

'"""""'

~

,_...,...

... i 1 "i' HW' i. t

(4)

George Nicolaas Itz, 's-Hertogenbosch 1799-Dordrecht 1869 (foto Gemeente-lijke Archiefdienst Dordrecht).

(5)

G.N. Itz, stadsbouwmeester van

Dordrecht 1832-1867

Annèt Meffert

Ruud Schook

Delftse Universitaire Pers

Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht/1985

I '

(6)

Uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers Mijnbouwplein 11

2628 RT Delft (015) 783254

in samenwerking met:

Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht Stek 13

3311 XS Dordrecht (078) 141188

Vormgeving en lay-out: Ontwerpstudio van de Delftse Universitaire Pers

CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Meffert, Annèt

G.N. Itz, stads bouwmeester van Dordrecht: 1832-1867/ Annèt Meffert, Ruud Schook. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - 111.

Met bib 1.

ISBN 90-6275-175-X

SISO 716.6 UDC 72(492*3300)"18" - 057.86 Trefw.: Itz, George Nicolaas/bouwkunst; Dordrecht.

Copyright © 1985 by Delft University Press, Delft, The Netherlands.

No part of this book may be reproduced or transmitted in any form or by any means, e'ectronic or mechanical, including photocopying and recording without written rermission from the publisher .

(7)

1

- -- - -- - -- - - - -- - -- -- - - -- - -

-Inhoud

Ten geleide Voorwoord

Architectuurstromingen in de eerste helft van de negentiende eeuw Leven en werken van George Nicolaas Itz

Ontwerpen van G.N. Hz:

I. Bruggen

11. Gebouwen en overige ontwerpen

G.N. Hz: een negentiende-eeuwse stadsbouwmeester

Verklaring van de meest gebruikte bouwkundige termen Overzicht van de tekeningen van G.N. Itz

Bibliografie specifieke literatuur Bibliografie algemene literatuur Geraadpleegde instanties VII IX 7 11 14 24 65 67 71 76 77 78 V

(8)
(9)

'1 _ _ "'' [ - .,. ,

, I r Ijl! l , ! I I h ...... '.'.--1'0" 'f

Ten geleide

Stapje voor stapje wordt de negentiende eeuw ontsloten. Slechts enkele decennia geleden werd de periode tussen de fase rond 1800, het einde van de tijdgebonden en

algemeen aanvaarde 'bouwstijlen', en die rond 1900, die van de eerste werken van

de grote vernieuwers, nauwelijks de aandacht waardig gekeurd.

Toch is er gebouwd. Meer en meer ging het daarbij om nieuwe bouwopdrachten en om nieuwe materialen en technieken. Temidden van al dit nieuwe maakte men ech-ter voor wat de vormgeving betreft gebruik van wat het verleden had voortge-bracht: vooral van de vormentaal van de klassieke architectuur en van die van de

gotiek. Gotische vormen en ijzer gingen vaak samen: de slankheid die bij

(giet)ijze-ren elementen mogelijk is, gaf daar aanleiding toe. Het is inderdaad het ogenschijn-lijk luchtige gemak, waarmee vrijwel alle bouwmeesters uit die periode tussen die twee, principieel zo verschillende, architectuur opvattingen heen en weer springen, dat ze bij latere generaties in diskrediet bracht.

Nu zien we meer de eenheid, die er toch ook was, in de manier van omgaan met die oudere motieven, waardoor de gebouwen duidelijk een spiegel van hun eigen tijd zijn. Daaruit groeide belangstelling, en soms ook al waardering, voor de bouw-meesters uit circa 1820-1880.

Zo kwam er vanuit Dordrecht de vraag een eerste onderzoek in te stellen naar het

werk van de Dordtse architect George Nicolaas Itz. Een tweetal gevorderde

studen-ten van de werkgroep Restauratie van de Afdeling der Bouwkunde van de

T.H.-Delft namen de uitdaging aan: Annèt Meffert en Ruud Schook. Ze maakten een in-ventarisatie van alles wat er aan tekeningen in de Gemeentelijke Archiefdienst te vinden was, onderzochten wat er nog van zijn werk stond en bieden hierbij de aldus ontstane 'oeuvre-catalogus' aan.

Dit is met veel zorg en liefde gedaan. Weliswaar was zeker niet al het werk van Itz

van hoge kwaliteit, maar een deel van wat er nog staat heeft het nu toch tot de

sta-tus van 'beschermd monument' gebracht en voorts kan hij zeker gelden als heel

ty-perend voor zijn tijd. Hier ligt dus nog niet de eindstudie over deze architect, maar wel een voor verder onderzoek onmisbaar basisstuk, veel meer dus dan 'iets' over Itz!

C.L. Temminck Groll

Hoogleraar Restauratie aan de Afdeling der Bouwkunde van de Technische

Hoge-,',, 11001 te Delft

(10)
(11)

Voorwoord

De laatste jaren is een toenemende belangstelling te bespeuren voor de bouwkunst uit de negentiende eeuw, niet alleen voor de tweede helft van deze eeuw waarin ons land met de neogotische bouwwerken van P.J .H. Cuypers, de schilderachtige neo-renaissance of de vloeiende Jugendstil weer op architectuurgebied voor de dag kan komen, maar ook voor de eerste eeuwhelft die tot dusverre een tamelijk onderbe-licht tijdvak is geweest. Veel architectuurboeken immers lijken de moed op te geven nadat ze de laatste vertegenwoordigers van het Ancien Régime uit de achttiende eeuw besproken hebben. Zij spoeden zich, na het uiten van enkele meewarige woor-den over goedwillende architecten uit het begin van de negentiende eeuw gezwind naar P.J.H. Cuypers (1827-1921), die vanaf 1850 met zijn indrukwekkende kerken furore begint te maken. Inderdaad kan ons land zich voor wat betreft het

neoclassi-cisme en het begin van de neogotiek niet meten met wat er in het buitenland

gepres-teerd wordt, maar dat neemt niet weg dat interessante architecten als J. de Greef (1784- 1835), Z. Reijers (1789-1857) en J.D. Zocher jr. (1791-1870) ontwerpen heb-ben gemaakt die de moeite waard zijn.

Toen de Gemeentelijke Archiefdienst te Dordrecht ons verzocht een studie te ma-ken van de negentiende-eeuwse gemeentearchitect George Nicolaas Hz, leek dat dan ook een uitstekende gelegenheid nader kennis te maken met deze periode. G.N. Hz oefende immers het architectenberoep uit in de overgangstijd tussen het opheffen, in 1798, van de gilden die tot dan toe de vakbekwaamheid hadden hooggehouden en de instelling van professionele opleidingsinstituten, zoals de Koninklijke Acade-mie (voorloper van de Technische Hogeschool) te Delft in 1842. Wij hebben tracht na te gaan hoe iemand als G.N. Hz eigenlijk opgeleid werd en we hebben ge-probeerd het verdere verloop van zijn carrière te volgen door een zo compleet mo-gelijke lijst van ontwerpen van deze architect op te stellen. Dit is vooral gebeurd aan

de hand van door hem zelf of zijn naaste medewerkers gesigneerde tekeningen die

in de Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht boven water konden worden ge-bracht. Daar wij het bronnenmateriaal weinig geordend aantroffen, zijn er onge-twijfeld lacunes opgetreden. Dit is des te spijtiger, omdat bleek dat G.N. Hz bij zijn pensionering al zijn werken compleet aan het archief van gemeentewerken heeft overgedragen.

Het spreekt vanzelf dat wij als architecten vooral met een bouwkundig oog naar het

werk van deze 'stadsbouwmeester' hebben gekeken en minder uitvoerig zijn

inge-gaan op het functioneren van G.N. Hz als ambtenaar in een tijd die steeds hogere ei-sen ging stellen aan de professionele deskundigheid van de gemeentelijke diensten. Wij hopen vooral dat deze studie een bijdrage zal kunnen leveren wat meer

(12)

---

---

----

--

---heid te geven aan de Nederlandse architectuur uit de eerste helft van de negentiende eeuw.

Graag willen wij de medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht bedanken die ons hebben geholpen in de geheimen van de verschillende archiefver-zamelingen aldaar door te dringen. Verder zijn wij met raad en daad bijgestaan door de stadsarchitect van Dordrecht ing. W. v.d. Berg en prof.dr.ir. C.L. Tem-minck Gro11, hoofd van de werkgroep Restauratie aan de Technische Hogeschool te

Delft en tenslotte bedanken wij de gemeente Dordrecht, de Stichting Mr. J.C. van

Overvoorde en de vereniging Heemschut, die deze uitgave financieel mogelijk heb-ben gemaakt.

Delft, januari 1985 Annèt Meffert en Ruud Schook

(13)

I

Architectuurstromingen in de

eerste helft van de negentiende

eeuw

De bouwkundige ontwerpen van George Nicolaas Itz stonden onder invloed van de romantiek, hoewel men zich dat bij zo'n nuchtere gemeenteambtenaar moeilijk voor kan stellen. Deze romantische geesteshouding was ontstaan in de laatste jaren van de achttiende eeuwen beheerste feitelijk het grootste deel van het culturele le-ven van de negentiende eeuw. Nu spreekt het vanzelf dat zo'n veelomvattende en diffuse beweging als de romantiek, die invloed uitoefende op schrijvers, schilders, beeldhouwers, filosofen en architecten, zich niet gemakkelijk in een eenduidig sche-ma onder laat brengen, sche-maar enkele gemeenschappelijke kenmerken zijn er wel aan te wijzen, zoals:

- het individualisme, de drang van de mens om zijn werkelijke zelf te ontdekken, vrij van overgeleverde opvattingen

- de opstandigheid tegen de bestaande orde, de overgeleverde gedachtenwereld en de feodale maatschappij

- de voorliefde voor gevoelsstemmingen, die een ontsnapping boden uit de sleur van het dagelijkse leven, een voorkeur voor exotische plaatsen en verre tijden, of-tewel: 'dort wo Du nicht bist, ist das GlÜck'.

Nu ligt het voor de hand te veronderstellen, dat deze ontboezemingen van edele ge-voelens de nuchtere en misschien met beide benen iets te stevig op de grond staande Nederlanders van die dagen slechts met moeite in vervoering konden brengen. In ieder geval is het zo dat de architectonische ontwerpen uit de eerste helft van de negentiende eeuw niet van internationale allure zijn. Natuurlijk zijn er op nationaal niveau belangwekkende figuren als Jan de Greef, Zeger Reijers of Jan David Zo-cher jr., die bouwwerken hebben ontworpen die de moeite van het bestuderen waard zijn, maar ontwerpen van de eerste rang zijn daàr helaas niet bij. Misschien komt dit ook doordat de economische toestand van ons land niet al te florissant was en dat sinds de verloren Vierde Engelse Oorlog aan het eind van de achttiende eeuw eigenlijk niet meer was geweest. Een genadeslag voor de kwijnende economie was de Franse bezetting; gedurende deze tijd werden nauwelijks gebouwen van enige omvang neergezet. En hoewel onze koopman-koning Willem I zijn best deed, kon hij niet verhinderen dat de Belgische Afscheidingsoorlog (1830-1839) de bodem van de schatkist weer zichtbaar maakte. Al met al geen werkelijk grootse bouwwerken uit deze periode in Nederland. Bij het bespreken van de diverse architectuurstijlen zullen wij dan ook telkens even kijken naar wat er in het buitenland in die dagen ge-beurde, vooral ook omdat de verschillende bouwstijlen daar hun oorsprong von-den. Eigenlijk valt de invloed van de romantiek op de bouwkunst in de eerste helft van de negentiende eeuw uiteen in twee hoofdstromingen: het neoclassicisme en de

(14)

2

.wl

-

I A

Het Paviljoen aan het Rijswijkseplein te Den Haag uit de eerste helft van de ne-gentiende eeuw van architect Zeger Reijers. Een voorbeeld van neoclassicisti-sche architectuur door zijn heldere massa-opbouwen witgestucte vlakken. De boogvormige toegang geflankeerd door Dorische zuilen vertoont de invloed van de Franse laat achttiende-eeuwse architect Ledoux (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).

neogotiek. Daarna komen de diverse andere neostijlen naar voren, zoals bijvoor

-beeld de neorenaissance, maar dit vond plaats in de periode na G.N. Hz en wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

Het neoclassicisme is al rond 1750 voor het eerst te bespeuren. Stromingen in het neoclassicisme zijn de Rundbogenstil (zoals in Duitsland het veelvuldig gebruik van door ronde bogen overspannen openingen wordt genoemd) en een richting die haar inspiratie rechtstreeks aan de Romeinse ruïnes ontleende. Een derde stroming vormt het neogrec of, beperkter, het Dorisme. Tot dan toe had men eigenlijk voort-geborduurd op de antieke bouwvormen van het oude Rome zoals de renaissance die ontdekt en geïnterpreteerd had. Nu was deze interpretatie van de Italianen uit de re-naissance tamelijk vrij en bovendien gebaseerd op Romeinse ruïnes. Griekenland, het land waar de Romeinen op hun beurt de nodige inspiratie hadden opgedaan,

(15)

was in zekere zin 'terra incognita' en werd sinds de verovering door de Turken zel-den bezocht. De toenemende verwetenschappelijking van de achttiende eeuw, ge-voegd bij de romantische voorkeur voor verre plaatsen maakte dat men zich hier echter niet tevreden mee stelde en zelf de bronnen wilde bestuderen. Na de archeo-logische opgravingen van Paestum en Heraculaneum in Italië, een in letterlijke zin diepgaand bronnenonderzoek, zien wij dan ook mensen naar Griekenland reizen om de klassieke tempels met eigen ogen te aanschouwen. Dit leverde uitgebreide plaatwerken op zoals het invloedrijke 'Antiquities of Athens' van James Stuart en

Nicholas Revett, voor het eerst gepubliceerd in 1762. Een andere invloedrijke

fi-guur was de Duitser Johann Winkelmann, die als archeoloog verbonden aan het pauselijk hof de oude Dorische tempels op Sicilië bezocht en in 1763 de 'Geschichte der Kunst des Altertums' uitgaf. Hij prees daarin de eenvoud en grootsheid van de Griekse architectuur en pas toen kreeg men eigenlijk oog voor de eerste en eenvou-digste Griekse stijl: de Dorische. Het is ons nu moeilijk voor te stellen, wat deze ontdekking voor achttiende-eeuwse ogen betekende die immers gewend waren aan de latere, meer elegante klassieke stijlen, zoals de Ionische of de Corintische. De oudere kunstminnaars waren ontzet en noemden de Dorische stijl, voorzien van zuilen zonder basementen en eenvoudige profileringen primitief en barbaars, ter-wijl de jongere generatie haar grootse eenvoud en edele klaarheid prees. Iets van die

strengheid is al te zien in het beroemde Panthéon (1755-1792) van de Parijse archi

-tect Soufflot die, als reactie op de rococo, direkt geïnspireerd werd door de antieke Romeinse bouwkunst en niet door een uit de renaissance ontstaan classicisme. Veel verder gingen nog de Franse architecten Boullée en Ledoux. Met hun visionaire ontwerpen toonden zij hun voorkeur voor heldere geometrische vormen van gewel-dige afmetingen, met zuivere ongebroken vlakken. In Duitsland liet Von Klenze een complete Dorische tempel aan de oever van de Donau verrijzen, het Walhalla bij Regensburg (1830-1842), terwijl Karl Friedrich Schinkel in Berlijn het Altes Mu-seum bouwde (1822-1823) met zijn geweldige ongebroken zuilenportico.

Hoewel in ons land de architectuur niet tot zulke hoogten steeg, werden hier toch ook interessante ontwerpen gemaakt. Daarbij traden met name de architecten naar voren die in de Franse bezettingstijd door koning Lodewijk Napoleon als 'pension-naires' naar Parijs waren gestuurd om daar hun studie te voltooien. Zo verbouwde Jan de Greef (1784-1835) het Paleis Noordeinde (het Oude Hof) in Den Haag in neoclassicistische trant en ontwierp Jan David Zocher jr. (1791-1870) de Beurs in Amsterdam met zijn kubusachtige bouwmassa en klassieke zuilenportico. Deze neoclassicistische bouwstijl, strak van vorm, voorzien van grote gladde vlakken en met nadruk op de zuiverheid der verhoudingen van de onderdelen, kreeg in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw toenemende concurrentie van de opkomende neogotiek. Dit wordt heel mooi geïllustreerd door de spoorwegstations langs de Oude Lijn in Amsterdam, Haarlem, Leiden en Den Haag, die omstreeks 1843 vol-tooid waren: alle classicistische gebouwen met zuilencolonnaden. Het Amsterdam-se station vertoonde zelfs het in ons land zeldzame archeologisch correcte classicis-me classicis-met gecanneleerde Dorische zuilen zonder baseclassicis-menten. Toen de spoorlijn in 1847 doorgetrokken werd naar Rotterdam, verrees daar een neogotisch station van de architect C. Oudshoorn, die later het bekende Paleis van Volksvlijt in Amster-dam zou ontwerpen.

(16)

De vroegere beurs te Amsterdam, ontworpen door architect Jan David Zocher jr. (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg)

Het negentiende-eeuwse Amsterdamse station Willemspoort van architect

C. Oudshoorn (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).

4

(17)

-De neogotiek kwam net als het neoclassicisme uit het buitenland en wel voorname-lijk uit Engeland en Frankrijk. De al eerder genoemde Franse architect Soufflot bij-voorbeeld had een levendige belangstelling voor gotische constructies en hij paste zijn kennis ook toe in zijn bouwwerken. Vanuit Engeland kwam de meer roman-tisch gerichte kant van de neogotiek. In de beroemde 'jardins anglaises' werden hier en daar verspreid kleine gebouwtjes neergezet, 'garden fabricks', om een pittoresk effect te verkrijgen en naast Chinese, Moorse en klassieke paviljoens verschenen in de loop van de achttiende eeuw ook gotische bouwseltjes. Men gebruikte deze 'go-thic ruins' om zich al mijmerend in te leven in de gevoelens van edele ridders of as-cetische monniken. Een typisch kenmerk van de romantiek is het gebruiken van een bepaalde bouwstijl om er gevoelens mee op te wekken, edele, grootse gevoelens in neoclassicistische Griekse tempels of innig vrome in neogotische kerken. Nu was er van de gotiek veel minder bekend dan van de klassieke bouwstijlen en zij sloot ook niet aan bij de klassieke traditie zoals die al sinds de renaissance gebezigd werd, zo-dat het in tegenstelling tot het neoclassicisme langer duurde voorzo-dat de neogotiek tot volle bloei kwam. En zoals het meestal gaat met een volkomen nieuwe bouw-vorm nam men eerst de uiterlijke stijlkenmerken, de versieringen over, voordat de gotische constructiewijze of groepering van bouwmassa's overgenomen werd. Zo liet de Engelsman Horace Walpole reeds omstreeks 1750 zijn landhuis Strawberry Hill in neogotische stijl verfraaien en uitbreiden, maar dan wel als versiering, als de-cor en zelfs het meest bekende neogotische bouwwerk in Engeland, het Parlements-gebouw in Londen (1835-1845) van de architecten Barry en Pugin heeft een volko-men klassieke, symmetrische plattegrond en massagroepering, met daaraan toevoegd een neogotische gevel. Wellicht is het gebouw daardoor zo'n fraai geheel ge-worden. Niettemin voelde men heel goed dat er iets wrong en dezelfde Pugin die be-keerd was tot het katholicisme, legde een bijna fanatieke voorliefde aan de dag voor een echte, geheel doorgecomponeerde neogotiek, of, zoals hij in zijn boek 'Con-trasts' uit 1836 schreef: ' ... Gothic churches are a religious necessity ... '. Maar in de beginfase van de neogotiek was een dergelijk streven naar meer diepgang niet bij ie-dereen aanwezig en zo leverde de Duitse architect Schinkel voor zijn Werdersche Kirche in Oost- Berlijn (1820) vier ontwerpen: twee neogotische en twee neoclassi-cistische, waaruit zijn opdrachtgever tenslotte een neogotische versie koos. Dezelfde belangstelling voor de gotiek zorgde overigens in Keulen voor een merk-waardig fenomeen: aan de Keulse Dom die sinds de middeleeuwen slechts half vol-tooid was gebleven werd na 1823 weer, in een opwelling van nationale trots, verder gebouwd. Ieder land zag trouwens de gotiek als een op zijn bodem ontstane stijl; zo werd het in Duitsland 'Altdeutsch' in Engeland 'Early English' en in Frankrijk (dat

er het meest recht op had!) 'L'architecture française' genoemd.

In Nederland was de eerste fase van de neogotiek niet erg constructief doordacht, maar eveneens meer een versieringsstijl. Zo werden bladkapitelen in stuc

gemodel-leerd en stenen gewelven nagebootst in met stuc overdekte houten vormen. Daarom

noemt men deze fase ook wel stucadoorsgotiek. Het eerste voorbeeld in ons land in de kerkelijke bouwkunst is de Engelse Episcopaalse kerk aan de Groenburgwal te Amsterdam die in 1827 gebouwd werd, gevolgd door de neogotische kerkjes van Christiaan Kramm tijdens de jaren dertig te Soesterberg en Enschede. Het was ech-ter koning Willem 11 die de neogotiek een grote impuls gaf. Hij had zijn studiejaren

(18)

doorgebracht in Oxford en was daar onder de indruk gekomen van de gotische ge-bouwen in die plaats. Hij liet zijn paleis aan de Kneuterdijk te Den Haag uitbreiden met een neogotische zaal en stichtte in 1845 een complex van manege (later Wil-lemskerk en nu kantoor) met aansluitende woningen in het Willemspark. Het is overigens typerend dat, behoudens de persoonlijke voorkeur van een vorst, de neo-gotiek het meest voor kerken werd gebruikt, terwijl men het neoclassicisme eerder toepaste bij representatieve, wereldlijke architectuur.

Van verschillende kanten kwam er echter kritiek op deze weinig stijlzuivere en niet constructief doordachte neogotiek. Zo merkte Christiaan Kramm in 1857 op:

'Het is te hopen, dat het hem zal gelukken de leer der ware middeleeuwse bouw-kunde, en wat daaraan verwant is, in hare oorspronkelijke type te doen voort-planten en haar verder geheel in ere te herstellen, opdat de hedendaagsche goti-sche bouwtrant, die voor den deskundige soms zooveel bespottelijks oplevert, plaats make voor den echten kunstrnaak in dat verheven vak.'

Degene over wie hier gesproken wordt is de bouwmeester Pierre Cuypers die, daar-toe geïnspireerd door de Fransman Viollet-Ie-Duc, de meer doordachte fase van de neogotiek zou inluiden.

(19)

Leven en werken van George

Nicolaas Itz

George Nicolaas Itz, zoon van Sybilla Geertruy Houbre en Jan Pieter Itz, werd op

26 december 1799, nog net in de achttiende eeuw, geboren te 's-Hertogenbosch. In deze stad zou hij 32 jaar, bijna de helft van zijn leven, doorbrengen. Gedurende deze periode heeft hij zijn opleiding genoten en zich in het vak van bouwkundige

bekwaamd.

De tweede helft van zijn leven stond in het teken van het bouwen zelf, het uitvoeren van zijn ontwerpen en zou zich geheel afspelen in de Zuidhollandse stad Dordrecht. De jonge Itz is waarschijnlijk een van de allereerste leerlingen van de in 1812 opge-richte Académie Impériale et Royale de peinture, sculpture et architect ure te 's- Hertogenbosch. Deze school met haar indrukwekkende naam was in de begin-tijd gevestigd op de zolder van de Stadsarmenschool en had slechts vijftien

leerlin-gen. Aan dit nieuwe Stadstekeninstituut werd gratis onderwijs gegeven in

'handtee-kenen, boetseer-, doorzigt-, bouw- en meetkunde'. Dat G.N. Itz tot de beste leerlin-gen van de afdeling der bouwkunde behoorde, blijkt uit het feit dat hij in de cursus

1816/1817 'de médaille' in de hoogste klasse voor bouw kunde voor het tekenen

naar voorbeeld ontving. In de stukken wordt hierover de volgende opmerking ge-maakt: 'Het volgend jaar wederom no. 1, werd het getuigschrift toegewezen'. Hier-uit kan geconcludeerd worden dat G.N. Itz in het jaar 1818 zijn opleiding aan de Académie voltooid heeft. Het is interessant om te zien welke beroepen medeleerlin-gen van G.N. Itz die in dezelfde categorie van bouwkunde Ie klasse een prijs

ont-vingen, na voltooiing van hun opleiding gingen uitoefenen: zij werden meestal tim

-merman, opzichter, aannemer, verder koopman (!), hoofdonderwijzer,

schrijnwer-ker en ambtenaar.

Samen met J .M. Nubbe, de stadsbouwmeester van Den Bosch en eerste leraar in de

bouwkunde aan de Koninklijke School, die later directeur van deze instelling werd, was G.N. Itz duidelijk een van de weinige leerlingen die zo'n bijzonder succesvolle carrière maakte.

Na zijn schooltijd moest de jongeling Itz de volgende twee jaren, tot 1820, door-brengen in de nationale militie en heeft hij als kanonnier in zijn geboortestad in

gar-nizoen gelegen. In 1820 werd voor de Académie een eigen huis aangekocht en

dat-zelfde jaar werd tussentijds 'de waarneming van het leeraarsambt in de bouwkun-de' aan G.N. Itz opgedragen tot de komst van de nieuwe leraar, J. van Someren. Wanneer deze in 1822 overlijdt, krijgt G.N. Itz nogmaals de gelegenheid de lessen waar te nemen. Zes jaar later, in 1828, ontvangt de Académie Imperial et Royale de nu Nederlandse naam Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten en G.N. Itz wordt benoemd tot tweede onderwijzer in de bouwkunde. Samen met de

_ i j WW

(20)

eerste leraar in de bouwkunde J.P. de Zutter wijdt hij zich gedurende de twee vol-gende jaren, tot 1830, aan een ontwerp voor de verbouwing en uitbreiding van de Koninklijke School en houdt hij het toezicht op de uitvoering van de plannen. Op 8 december 1831 wordt G.N. Itz officieel benoemd tot architect van de gemeen-te Dordrecht. Hij treedt merkwaardigerwijze pas een jaar lagemeen-ter, op 31 december 1832 in functie en vestigt zich dan aan de Voorstraat 490. De nu volgende periode, bijna de rest van zijn leven, staat geheel in teken van zijn functie als gemeentearchi-tect. G.N. Itz blijkt een man die met groot enthousiasme zijn invloed op de gemeen-telijke bouwactiviteiten doet gelden. Het is interessant om nu eerst iets te vertellen over de organisatie van het Gemeentewerken waar G.N. Itz in zijn tijd mee te ma-ken had en deel van uitmaakte.

'In de negentiende eeuw was er tot 1824 een Commissie van Fabricage (drie le-den); 30 maart 1824 werd deze naam veranderd in die van Hoofddirecteur van Stadswerken, Gebouwen en Landerijen, eveneens drie leden. Voorts was er een Stadsarchitect of Stadsfabrijk, een stads baas en een opzichter van Haven- en Baggerwerken (der grachten), en een landmeter (instructie 1830). Met de nieuwe Gemeentewet (1851) vormden Burgemeester en Wethouders de Commissie van voorlichting, bestaande uit drie leden. Het aantal ambtenaren was vermeerderd met een Boekhouder der Gemeentewerken, Magazijnen en Materialen, een Hoofdopzichter, een Opzichter over de beplantingen en een Opzichter over de verlichting en nieuwe gemeentewerken. In 1866 werd het fabricagewezen na het eervol ontslag van den architect G.N. Itz geheel gereorganiseerd. B. en W. wer-den nu bijgestaan door een vaste commissie voor het beheer en onderhoud der plaatselijke werken. De dienst stond onder een Directeur der Gemeentewerken, een Hoofdopzichter, Opzichter en Boekhouder (instructies vastgesteld 6 augus-tus 1866). Onder de Fabricage behoorden behalve het bouwen en repareren van openbare gebouwen en plaatselijke werken, de aanleg van wegen, straten en bruggen, de straatverlichting, de gasfabriek, de waterleiding, de stadsreiniging, de afvoer van Faecaliën'. (uit: C.J.P. Lips, 'Wandelingen door Oud-Dor-drecht').

G.N. Itz, als 'stadsarchitect der gemeente Dordrecht en opzichter der kerkgebou-wen', voert in zijn ambtsperiode tal van bouwwerken uit, zoals: de Korenbeurs, de Boterbeurs, de Waag, het Weeshuis, het Krankzinnigengesticht, diverse scholen en vele bruggen.

Als 'opzigter der kerkgebouwen' maakte hij plannen voor de herbouw van de Fran-se of WaalFran-se kerk en van de kerk van de Oud-Katholieke Gemeente St. Maria Maior. Van zijn bezigheden op bouwkundig gebied buiten Dordrecht hebben wij bijzonder weinig terug kunnen vinden. Als lid van de adviescommissie was G.N. Itz betrokken bij de bouw van de Zuiderkerk te Rotterdam. Volgens sommige gege-vens, die wij overigens verder niet bevestigd zagen, zou hij zich eveneens met de bouw van het gemeentehuis te Zelhem hebben beziggehouden en nog drie herenhui-zen te Zutphen hebben ontworpen. Wel weten wij zeker dat hij als particuliere op-dracht het ontwerp voor de nieuwe R.K. St. Hippolytuskerk aan de Voorstraat te Delft heeft geleverd. Als gemeentearchitect heeft G.N. Itz een zeer actieve rol ge-speeld in het negentiende-eeuwse Dordrecht, waar de bouwproduktie sterk kon toe-nemen dankzij een zich ontwikkelende economie.

(21)

Het werd noodzakelijk voor vele gebruiksfuncties gebouwen te ontwerpen (Boter-beurs, Krankzinnigengesticht, Choleraziekenhuis en scholen). Veel gebouwen van G.N. Itz voldeden op den duur echter niet meer aan de eisen die de moderne tijd stelde en zijn daarom ofwel afgebroken (met name de scholen), of kregen een nieu-we bestemming (zo nieu-werd de Korenbeurs woonhuis). Enkele gebounieu-wen daarentegen bleven bewaard omdat zij hun oorspronkelijke functie behielden (Stadhuis en de kerken). Al met al zijn nog vele gebouwen van de hand van G.N. Itz in Dordrecht te vinden. Een respectabel gedeelte daarvan kan zeer zeker de kritiek van latere gene-raties doorstaan. Dit zijn meestal de architectonisch betere ontwerpen, zoals de Ko-renbeurs en de kerk van de Oud-Katholieke Gemeente St. Maria Maior. Ook buiten zijn dagelijkse werkzaamheden is G.N. Hz zeer aktief geweest. Hij behoort tot de eerste correspondenten van het in 1842 opgerichte tijdschrift Bouwkundige

Bijdra-gen, uitgegeven door de Maatschappij tot Bevordering van de Bouwkunst en als

zo-danig levert hij in zijn leven belangrijke bijdragen, waaronder drie grote artikelen: een beschouwing over de verzakking van de toren van de Grote Kerk, een stuk over

de bouw van de Lange IJzeren Brug en een verhaal over zijn ontwerp voor het

Ver-eenigd Armen-, Wees- en Nieuw Armenhuis. Deze journalistieke functie vervult hij tot aan zijn dood in 1869.

Tevens richt hij in 1833 de Stadsbouwkundige Teekenschool op en vervult hij er de functie van hoofdonderwijzer. Uit de gemeenteverslagen blijkt dat hij: ' ... wat de Post van hoofd-Onderwijzer betrof, bij zijne aanstelling, reeds daartoe benoemd

en zijne bezoldiging, onder zijn Tractement als zoodanig begrepen ... ',

aangetrok-ken werd als gemeentearchitect en onderwijzer van deze op te richten school. Men

heft de school in 1858 op en verleent aan G.N. Hz eervol ontslag. Hierna wordt de school onder de naam Industrie en Teekenschool voortgezet. Vanaf 3 oktober 1836

is G.N. Itz lid van Verdiensten (erelid) van het Teekengenootschap Pictura,

ver-moedelijk dankzij zijn bemoeienissen met de Stadsbouwkundige Teekenschool.

Op 29 mei 1866 vraagt hij na een 35-jarige loopbaan 'wegens te sterke overspanning

van krachten en daardoor ontstane lichaamsgebreken' ontslag als gemeentearchi-tect. Dit ontslag kent men hem op 12 december toe en men verleent hem op 31

de-cember 1866 eervol ontslag. Terwijl hij tijdens zijn loopbaan een inkomen van 1

2.000,00 per jaar genoten heeft wordt hem nu een pensioen van 1 1.400,00 per jaar toegekend. Na zijn vertrek volgt een ingrijpende reorganisatie van de dienst der pu-blieke werken, zodat de benoeming van een opvolger nog wordt uitgesteld. Na de

reorganisatie worden sollicitanten opgeroepen voor een jaarwedde van 1 2.500,00

totl 3.000,00. Onder de gegadigden bevinden zich A.L. van Gendt, bouw- en werk-tuigkundige bij de Staatsspoorwegen te Alkmaar en H. Linse, civiel ingenieur te Hoorn. Deze twee heren worden bij B. en W. aanbevolen en na rijp beraad wordt

H. Linse benoemd tot gemeentearchitect voor 12.800,00 per jaar.

De bijna 70-jarige G.N. Hz overlijdt op 7 juli 1869 te Dordrecht, twee jaar na zijn pensionering. Spijtig is dat bij het opsporen van gegevens over G.N. Hz slechts zeer weinig goed geordende bronnen aanwezig bleken te zijn. Wel troffen wij in het blad De Opmerker van 10 juli 1869 aan dat: ' ... Het archief der gemeente werken, dat hij

[G.N. Hz] hem [H. Linse] bij het aanvaarden zijner betrekking overdroeg, ... een

zeer compleet geheel vormt van al de werken, die gedurende de ruim dertig jaren, dat hij zijne betrekking onder verschillende gemeentebesturen bekleedde, werden

9

(22)

_ _ _ ... , ,t" _ _ ·e_ . _

uitgevoerd. Zijne particuliere verzameling zal menige aantekening bevatten van his-torische waarde' .

Helaas is het ons onmogelijk gebleken, zowel zijn werken in hun volledigheid, als zijn particuliere verzameling te achterhalen. Dit is des te spijtiger, omdat daarmee waarschijnlijk een helderder beeld van de persoonlijke opvattingen van G.N. Itz had kunnen worden verkregen, een beeld dat nu minder goed uit de verf kan ko-men.

10

(23)

Ontwerpen van G.N. Itz*

I. Bruggen

objectnummer 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Lombardbrug Nieuwbrug Damiatenbrug Tolburg

Lange IJzeren Brug Boombrug Draaibrug Kippenbrug jaar 1841 1849 1854 1854 1856 1859 1859 1863

Il. Gebouwen en overige ontwerpen

9. Eerste ontwerp 1832 10. Hippolytuskerk in Delft 1833 11. Nieuwkerkstoren 1833 12. Korenbeurs 1834 13. Stadhuis 1834 14. Synagoge/Vleeshal 1834 15. De Waag 1834 16. Eerste Stads-Tusschenschool 1837 in 't Hof/School no. 2 17. Kruittoren 1839

18. Grafmonument voor J.C. Schotel 1839

19. Franse of Waalse kerk 1840

20. Boterbeurs 1841

21. Kerk van de Oud-Katholieke 1841 Gemeente/St. Maria Maior

22. Stedelijke Bewaarschool; Tweede 1844 Stads-Tusschenschool/School no. 3

23. Armhuis/Choleraziekenhuis 1848

* Alle objecten bevinden zich in Dordrecht, tenzij anders vermeld.

=

u; 'ill f"". W'dUM h li =iWil adres Stadhuisplein westzijde Wijnhaven oostzijde Wolwevershaven Scheffersplein Nieuwe Haven oostzijde Wijnhaven westzijde Kalkhaven Voorstraatshaven Riedijk Voorstraat Nieuwkerksplein Bomkade 11 Stadhuisplein Varkenmarkt Scheffersplein Hofstraat

Vest bij de Vriesebrug in de Grote Kerk hoek V oorstraatiVisstraat Wijnstraat 158-160 Voorstraat 118 Bagijnhof hoek Stek/Stekstraat 11

(24)

12

11'1 ""t'

"

(25)

24. Gasfabriek 1850 Bolwerk

25. Grote Kerk 1851 Grote Kerksplein

26. Museum/Krankzinnigengesticht 1852 Museumstraat 40

27. Post- en Telegrafiekantoor 1852 Groenmarkt 75-77

28. Watermolen 1853 Stadspolder

29. Merwekade 1856 Merwekade

30. Diaconie- bewaarschool! 1860 hoek VestiHeymansuysstraat

Armenschool!School no. 4

31. School no. 5/Tweede Armenschool 1860 Nieuwkerkhof

aan het Nieuwkerkhof

32. Burgerschool 1863 achter Aan het Bagijnhof

33. Vereenigd Armen-, Wees- en 1863 Kromhout 95-110

Nieuw Armenhuis

34. Eerste Armenschool 1864 Vriesestraat

35. H.B.S. Augustijnenkamp/ 1864 Nieuwstraat 60

Nieuwstraat

36. H.B.S./Stedelijk Gymnasium 1865 Nieuwstraat

(26)

I. Bruggen

1. Lombardbrug

De Lombardbrug is de brug die tussen het Stadhuisplein en de Voorstraat ligt. G.N. Hz maakte respectievelijk in 1832 en 1841 tekeningen voor deze brug, maar wij we-ten niet of dit ook daadwerkelijk verbouwingen zijn geweest. De stijl van de balus-ters maakt een negentiende-eeuwse indruk en zijn daarom waarschijnlijk van de hand van G.N. Hz.

2. Nieuwbrug

Op 24 september 1849 vond de aanbesteding plaats voor het amoveren van de de-fecte Nieuwbrug aan de westzijde van de Wijnhaven. G.N. Itz ontwierp een nieuwe vaste brug, waarbij een mastgat werd toegepast, dat wil zeggen dat de brugdelen in het midden niet helemaal aaneensloten om het scheepvaartverkeer ongehinderd te

kunnen laten passeren. De brug is voor een bedrag van

f

13.400,00 gebouwd door

C. Zuiderhoek uit Sliedrecht en kwam op 22 mei 1851 gereed.

Literatuur: no. 6, pag. 85; no. 23, jrg. 1851; no. 14

3. Damiatenbrug

In maart 1854 werd de oude ophaalbrug aan de oostzijde van de Wolwevers haven volgens besluit van de gemeenteraad gesloopt, terwijl de doorvaartwijdte van de ha-ven vergroot werd van 8,90 m tot 14,46 m. Dat G.N. Itz zich terdege op de bouw van de nieuwe brug voorbereid heeft, blijkt uit een brief die hij op 24 november 1854 aan B. en W. richtte en waarin hij verhaalt van een veertien dagen lange stu-diereis langs een aantal bruggen in Maastricht. Tijdens die reis brengt hij ook een bezoek aan enkele bruggen over de Schelde, onder andere te Antwerpen en bezich-tigt hij twee dubbele ophaalbruggen in Schiedam. De Damiatenbrug zou ook zo'n dubbele ophaalbrug worden, waarvan de gietijzeren onderdelen geleverd werden door de firma L.l. Enthoven en Co te 's-Gravenhage. De openstelling van de nieu-we brug vond plaats in april 1855, maar reeds op 4 mei brak een gietijzeren stang die de balansen koppelde en een deel van de brug stortte in. Hierbij werden 'een jongeling gedood en een man gekwetst'. Een diepgaand onderzoek door een raads-commissie volgde en er vond een intensieve briefwisseling van G. N. Hz plaats met 14

(27)

*. ~" -""

,

...

.

I~~ A .1 ':f:~. +

.

c'/tnn.-prwk ... '~'N.f~ .g I . ,

JdJ!J!llm.jij:lalJ?~

,

.

=

...

,? E' ... ', -'4

..

~. '~ ",.

~-.

j . . .. ' .. ·1: :---~~'~~-~~,,, ~-~2Z~:t;~,..;o:~;"~;:_h~,}": ,,,~ ' • .

"t

er -.. ~ . , .. ~ • 1: -.'+-"".,"-- ~ : , ' __ ~

:(J'

.

.

.

.

~

j

• ..:. ,t:: " . . j ' . . . • • •

.

f , ' . I m*' . ..•. . ~\ ... ~ i , " · • • : j -I l' '" ' "

~'I

" L .

r

. • i • ~ i ~oI . ~ ; I

:Y-""I'?f"· )'''''''''J -w'vrI'7" "

'r . " " , .. . . . 1 . . .• , 't"' " ...

.,.

..

.

.

.

' -

.

.

-J

..

# I , ' . ,

,

.

!~

,

.

' . \ -

..

"

,\

.

.' \. /,

De Lombardbrug uit 1832: het eerste brugontwerp van G.N. Itz (foto

Gemeen-t;; telijke Archiefdienst Dordrecht).

. ,,# " ~. .Ê1'"f.,#"", .. ~..-'''n N" ..i?u,,~-';û : /J'''itf-4 • "~ ~ ..c. _ •• ~ .~j~".,n:~,. .. ,,{~ ... ~d'~r ... ":"~~" ••• -, v~~:~ _. ___ ~-... .::. .. ,._ . . !1/--.~_~ -~

.

.

f7

"

....

.

'

..

' ' .

"

c. ;4

'!ti . #.IN':"

.

'

1/, • #.14;, -,.' Ge. , ... t:N;EWL:H'-;;N. .-OOlU)RC':.,,· LOIrotYAftDBRUG

,;

-

1

-"·:"Ir.:-=. ~;;::,TI-,-=:;:-,--'-I I ... ~. , ! ;; ... ~~~/-l. .' .. -

..

.

- ": . . ;

•.

,

..

:~

"'t

"

st , ,'", , .,.. ti:..,.,;." , ra.

(28)

-

0\

J

. I T T T..J.: - -,

r

...

-i'l;-'---[l, I I

q,z

_"==l .... _._ .. _ _ .. L... ... Jt:'7 ~'''H/ V};'"~ ""'"

Ontwerptekening voor de Nieuwbrug over de Wijnhaven uit 1849, met fraaie versieringen in het ijzergietwerk (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dor-drecht).

(29)

Recente opname van de Nieuwbrug, waarop het mastgat in het midden van de

brug duidelijk te zien is (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg) . .

De fijn gedetailleerde balustrade van de Nieuwbrug (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).

(30)

De linker brugheljt van de Damiatenbrug over de Wolwevershaven in geopen-de toestand. geopen-deze brug is gebouwd naar het ontwerp van G.N. Itz uit 1855 (foto auteurs).

18

(31)

de aannemer L.J. Enthoven en verder met andere deskundigen op dit gebied. a .N. Hz informeerde bij Jonkheer I.R.T. Ortt, ingenieur van de Rijkswaterstaat te Maastricht of dergelijke problemen ook waren opgetreden bij de ijzeren bruggen in die stad. Van al deze naspeuringen deed hij uitvoerig verslag aan de gemeenteraad en uiteindelijk werd besloten om de gietijzeren balansen te vervangen door smeedij-zeren. Na de herstelwerkzaamheden werd de brug op 7 juli 1857 opnieuw openge-steld. De totale bouwsom, inclusief het herstel, bedroeg op dat moment

f

25.146,36.5

De Damiatenbrug is nog heden ten dage een van de meest markante bruggen in het Dordtse stadsbeeld.

Literatuur: no. 6, pag. 87; no. 23, jrg. 1855 en 1857

Detailopname van de rechter helft van deze dubbele ophaalbrug. Let op het go-tische vierpasmotief in de ijzeren dwarsbalk (foto auteurs).

= i R ' 111 la"W.Mil.hO, lal

(32)

4. Tolbrug

Van deze brug, gelegen onder een gedeelte van het Scheffersplein, is alleen een ont-werptekening bekend uit 1854, gesigneerd door G.N. Itz.

5. Lange Ijzeren Brug

De Lange Houten Brug in de Nieuwe Haven werd in 1855 afgebroken en vervangen door de Lange IJzeren Brug die op 14 januari 1856 gereed kwam. Deze nieuwe brug werd op 5 augustus 1856 voor het verkeer opengesteld. De gemaakte kosten

bedroe-gen

f

1.580,00 voor timmerwerken en

f

11.990,00 voor ijzerwerken. De

ijzercon-structie voor de Lange IJzeren Brug werd geleverd door de firma die in datzelfde jaar bij de bouwen de catastrofe van de Damiatenbrug betrokken was, namelijk de bekende ijzergieterij L.J. Enthoven en Co uit 's-Gravenhage. Dat G.N. Itz danig trots was op zijn ontwerp blijkt uit het uitvoerige artikel met afbeeldingen dat hij over de bouw van de Lange IJzeren Brug schreef in het tijdschrift Bouwkundige Bijdragen.

Literatuur: no. 6, pag. 87; no. 12; no. 14

Een historische foto gemaakt rond 1900 van de Lange Ijzeren Brug over de Nieuwe Haven. Deze brug verving de Lange Houten Brug in 1856 (foto Rijks-dienst voor de Monumentenzorg).

(33)

A. __ i_J.-;4'.M"M"'.J,../ --,o.,J

Enige technische tekeningen die G.N. Itz maakte voor het tijdschrift

Bouwkun-dige Bijdragen in 1860 van de Lange Ijzeren Brug (foto Gemeentelijke

Archief-N dienst Dordrecht). ,..,;,.~'~

1

l

1

....

..

~

!

.

.

'.

'> ..

' ...

,

.

'

.

..

~

.

'

t

.

'.'

.

.

'

'

"

''

~

l

,.

"

,,

',

. ! . ' >, ,I 'l .. " " ; - " "- ' j

J

~

Û

J_

' .al ~======~=========--- _.~~~ ~".,.,.' -_.il.. -,1

(34)

IIIn

6. Boombrug

De Boombrug ligt aan de oostzijde van de Wijnhaven. Deze brug is oorspronkelijk gebouwd als een draaibrug, maar werd in het jaar 1859 vervangen door de bascule-brug die wij op dit moment nog steeds in gebruik kunnen zien. De verbouwing van

deze brug heeft toentertijd

f7

.940,325 gekost. Tekeningen betreffende de

verbou-wing zijn niet in het archief aangetroffen.

Deze brug van G.N. Itz is inmiddels vervangen door een moderne hefbrug.

Literatuur: no. 6, pag. 85

7. Draaibrug

De Draaibrug was oorspronkelijk een vaste loopbrug, die in 1859 vervangen is door een draaiende loopbrug. Aangezien deze brug, gelegen aan de westzijde van de Kalkhaven qua detaillering een sterke gelijkenis vertoont met andere door G.N. Itz

ontworpen bruggen, nemen wij aan dat deze brug inderdaad van zijn hand is. Dit

blijkt uit de foto van de Draaibrug.

Literatuur: no. 6, pag. 89

De negentiende-eeuwse detaillering van de balusters op de Draaibrug over de toegang tot de Kalkhaven en Binnen Kalkhaven (foto Rijksdienst voor de Mo-numentenzorg).

22

(35)

8.

Kippenbrug

Van Dalen vermeldt dat in 1863 aan de Voorstraathaven, ter verbinding van het Groothoofd met de Merwekade, een ijzeren loopbrug was aangelegd. Ten behoeve van het scheepvaartverkeer werd de brug als een draaibrug uitgevoerd. Deze brug is in 1927 afgebroken.

Literatuur: no. 6, pag. 85

(36)

11. Gebouwen en overige

ontwerpen

9. Eerste ontwerp

Deze eerste schets van G.N. Itz laat een ontwerp zien voor een gebouw op het ter-rein van de in de negentiende eeuw afgebroken Riedijkse poort. Voorzover wij we-ten is dit ontwerp nooit gerealiseerd. Het vertoont reeds enige kenmerken die G.N. Hz bij latere bouwwerken zou toepassen, zoals de geblokte lisenen op de hoeken (St. Maria Maior en de Waag) en de gekoppelde bogenrij (Boter beurs en Koren-beurs) op de eerste verdieping. Neoclassicistische motieven als frontons, zuilen of een volledig uitgewerkt hoofdgestel ontbreken echter en in die zin wijst dit ontwerp vooruit naar zijn latere ontwerpen, zoals de Boterbeurs en het Krankzinnigenge-sticht. / 'f ./~-,l.;; 'T.' l\ ..... 't.'~ .... . / ' ) : . . r .. 401':J~ a<,,,,, .1. IJ ... "7 ?' -C/ -Z~._

.

;,..-

.t-

.

;;i

_1.,,2 ..e_ J.r J. ," ,.<7 ,

,-,;

11.-.J'.I, tI..,.

De eerste ontwerpschets die G.N. Itz in 1832 in Dordrecht maakte voor een ge

-bouw op het terrein van de afgebroken Riedijkse poort (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

(37)

10. R.K. Hippolytuskerk te Delft

De geschiedenis van deze kerk wordt beschreven door J. W. Frank:

'Op initiatief van de pastoor werd het huis van Dirk Apon, aan de westzijde van de Voorstraat, door het kerkbestuur gekocht. In juni 1833 kon aan G.N. Itz, stadsarchitect te Dordrecht, opdracht worden gegeven een kerk van 100 voeten

lang en 40 voeten breed te ontwerpen. Nog in dezelfde maand bood de architect

een ontwerp aan dat door het kerkbestuur aanvaard werd. Als aannemer voor dit projekt werd door inschrijving de timmerman E. Beekman gekozen, die had

in-geschreven voor de som van 38.000 gulden.

Korte tijd later gaf hij te kennen dat het onmogelijk zou zijn de kerk te bouwen, omdat de daarvoor bestemde plaats meer dan een halve Nederlandse el te smal was. Zodoende was het kerkbestuur gedwongen tot de aankoop van een tweede pand over te gaan. Door de nu ter beschikking gekomen ruimte werd besloten het

kerkgebouw drie meter te verbreden. Op 27 september 1834 werden de

funda-menten gewijd en de eerste steen door de pastoor gelegd. Op 3 augustus 1836 was de bouw voltooid en werd de nieuwe Sint Hippolytuskerk door Mgr. C.L. baron van Wijckerslooth, bisschop van het Curium, geconsacreerd. In tegenstelling tot de kerk aan de Brabantse Turfmarkt voldeed deze nieuwe kerk ten volle aan de

behoefte van de kerkgangers. AI tijdens de bouw, in het begin van het jaar 1835

schonken twee vooraanstaande gemeenteleden, de heer Maas en de weduwe van 1. van Leeuwen twee luidklokken.

De heer Wardes Beekes te Utrecht werd met de vervaardiging van het kerkorgel belast. In augustus van hetzelfde jaar werd bij de firma Baayens te Delft op-dracht gegeven tot het maken van een wijzerplaat met uurwerk.'

De plattegrond van deze kerk lijkt sterk op die van de andere door G.N. Hz ontwor-pen kerken: een simpele rechthoek, afgesloten door een absis. Wegens ruimtege-brek werd deze kerk afgebroken en in 1884 vervangen door een neogotische kerk van dr. P.l .H. Cuypers. Ook deze kerk is inmiddels verdwenen.

Literatuur: no. 8

11. Nieuwkerkstoren

De oude vrijstaande klokketoren van de Nieuwkerk of St. Nicolaaskerk op het Nieuwkerksplein werd in 1833 afgebroken wegens bouwvalligheid. Op 28 april 1833 besloot men een klokketoren te plaatsen bovenop het portaal van de gotische kerk. Die toren is in 1834 gebouwd en bestaat uit een stenen onderbouw met daarop een houten toren in twee geledingen. Deze tweedeling treffen wij ook aan bij de toren op het Stadhuis.

G.N. Hz heeft de onderbouw versierd met elementen uit neoclassicistische repertoi-re, zoals cordonlijsten en een fronton. Opvallend echter is dat wij in de twee boven-ste geledingen neogotische spitsboograampjes aantreffen, terwijl G.N. Itz het ge-heel weer afsluit met een fronton, een mengeling dus van twee architectuurstijlen. Constructief gezien was zijn oplossing evenmin erg gelukkig, want de toren rust ge-deeltelijk op de bouwmuur van de beide schepen en gege-deeltelijk op het portaal.

Literatuur: no. 14; no. 16

(38)

..

'

t

,

.

"

(Links:) Neogotisch ontwerp voor de toren van de Nieuwkerk of St. Nicolaas-kerk, met een iets fijnere detaillering dan later is uitgevoerd (foto Gemeentelij-ke Archi..jdienst Dordrecht).

(Rechts:) De Nieuwkerkstoren zoals gebouwd in 1834 boven op het

middel-eeuwse portaal (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).

26

(39)

12. Korenbeurs

Aan de Bomkade (no. 11) werd in 1834 een Korenbeurs gebouwd voor

f

13.000,00.

Die bouwsom werd in termijnen van

f

1.000,00 door de stad Dordrecht

terugbe-taald aan de graanhandelaren die het geld hadden geleend. Na ongeveer een jaar, dus na de afbetaling werd de gemeente eigenaar van het gebouw. Het geval was na-melijk dat de graanhandelaren tevreden zouden zijn geweest met een houten

ge-bouw, maar de gemeente stond er op dat het gebouw in steen werd uitgevoerd. De

nieuwe Korenbeurs werd op 6 november 1834 door 'korenkoopers en pondgaar-ders' in gebruik genomen. Bij de inwijding werd het gebouw in de volgende dichter-lijke woorden toegezongen:

'Wat Tempel rijst daar voor mijn oog En beurt het glazen dak omhoog Verheft met pracht zijn trotsche tinnen En siert de grijze Merwestad

Die menig sieraad noodig had Van buiten en van binnen.'

De neoclassicistische gestucte voorgevel heeft een middenrisaliet dat is opgebouwd uit een Toscaanse zuilenstelling met een hoofdgestel en fronton. Het gebouw wordt aan de bovenkant afgesloten door een attiek. Opmerkelijk is het feit dat G.N. Hz als neoclassicistisch architect wel de Dorische stijl toepast bij het entablement,

maar dat hij niet zo stijlzuiver is de portico te voorzien van Grieks-Dorische zuilen,

dus met cannelures en zonder basement. In plaats daarvan past hij Toscaanse zuilen toe. Deze sluiten eerder aan bij de vroegere, via de renaissance aan de Romeinen ontleende opvatting van de Dorische stijl. De vijf openingen in de gevel waarvan drie in de middenpartij zijn net als bij de Boterbeurs op de begane grond rondbogig en worden gekoppeld door een doorlopende impostlijst. Hoewel men tot dusverre aangenomen had dat een neoclassicistisch gebouw als dit zonder meer wit gepleis-terd moest worden, bleek onlangs bij nader onderzoek dat de gevel oorspronkelijk een zachtgele tint had met witgekleurde vlakken in het middenrisaliet. Deze kleuren heeft men dan ook weer bij de laatste restauratie teruggebracht, met een wat

don-kerder, bijna okerkleurig geel voor de zuilenstelling en het entablement. Het

tym-paan wordt bedekt met lofwerk dat het symbool van Hermes, de gevleugelde

slan-genstaf, omsluit.

De Korenbeurs is een van de eerste ontwerpen van G.N. Hz dat gerealiseerd is, het-geen duidelijk blijkt uit het vrijwel stijlzuiver toegepaste classicisme. De voorgevel heeft door zijn fijne detaillering een helderheid en frisheid die het na 150 jaar tot

een van de beste neoclassicistische gebouwen van Dordrecht maakt.

Literatuur: no. 6, pag. 575; no. 14, pag. 385; no. 21

(40)

_ , __ +_-;_ . __ "- _: _~ _~ ,_ ~ t ~ "

, !

_-Schitterende presentatietekening van Teunis van Heelsbergen, naar het ont-werp van G.N. Itz voor de Korenbeurs aan de Bomkade (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

(41)

De Korenbeurs vóór de restauratie: een schoolvoorbeeld van neoclassicistische architectuur in Dordrecht (foto Rijksdienst voor de Monumentenzorg).

13. Stadhuis

De verbouwing van het oude gotische stadhuis die in de jaren dertig van de vorige eeuw plaatsvond onder leiding van a.N. Itz, bestond uit drie gedeelten.

Het eerst werd op 28 april 1834 aanbesteed: 'Het maken van eenige veranderingen aan de voor- en een der zijgevels en Torentjes van het Stadhuis, met de Leverantie

der daartoe benodigde materialen voor eene Somma van

f

3.449,00'. Daarna

volg-de op 1 juni 1835 volg-de aanbesteding van 'De Verbetering van volg-den Voorgevel en een der Zijgevels van het Stadhuis, en het bouwen van eenen nieuwen Toren op hetzelf-de van

f

15.985,00'. Het laatste gedeelte omvatte de 'Verbetering aan een gedeelte van den Voorgevel van het Stadhuis, en die van den Kamer van den Civielen Staat

voor

f

2.948,00' en werd op 14 maart 1839 aangenomen door l. Damen.

Mede-aan-nemers waren C.l. Singels voor

f

3.200,00 en C.l. Schotel voor het bedrag van

f

3.389,00.

(42)

C.J.P. Lips zegt over de verbouwingen het volgende:

'Stadhuis, verbouwd door Itz 1835-1841. Hoofdzakelijk: afbraak twee torens en het bouwen van één nieuwe klokketoren. Bordes geheel uitgebroken en vervan-gen door nieuwe opgang met zuilen en tympaan. Rest van de muren tot 1,30 me-ter verzwaard en daarna met een driedubbele laag cement, de laatste vermengd met wit koehaar, bepleisterd. In 1840 schreef iemand dat het stadhuis sedert wei-nige jaren grotelijks in de smaak der oude Grieken hersteld was'.

Samenvattend kunnen wij stellen dat de verbouwing onder leiding van G.N. Itz zich voornamelijk beperkt heeft tot het op neoclassicistische wijze verfraaien van de ge-vels. Bij de voorgevel is de compositie duidelijk symmetrisch gedacht, waarbij de drie rechter traveeën een beetje verdoezeld werden door ze ongepleisterd te laten, hoewel dit deel van het gebouw wel door een kroonlijst verbonden is met het ge-pleisterde deel van de gevel. De gevel is een soort vergrootte, en daarbij wat grof-stoffelijke versie van de fijner gedetailleerde gevel van de Korenbeurs. Een liggende rechthoek, op de hoeken afgesloten door hier Ionische pilasters, wordt onderbro-ken door de staande rechthoek van het middenrisaliet met trapbordes. Het ingangs-portaal wordt gevormd door Ionische zuilen en een fronton, waarboven dan nog het torentje verrijst. Deze samenvoeging van zuilenportico en toren is eigenlijk ge-heel onklassiek en dateert als motief uit de late achttiende eeuw. Verder is de gevel op klassieke wijze horizontaal in drieën verdeeld, met een basement, een middenge-deelte bestaande uit twee verdiepingen en als afsluiting een entablement, waarop dan nog, evenals bij de Korenbeurs, een attiek rust. Deze attiek is hier van ramen voorzien. Het torentje is vergelijkbaar met de door G.N. Itz ontworpen klokketo-ren van de Nieuwe Kerk. Het bestaat uit twee geledingen gescheiden door een balu-strade, waarbij de bovenste geleding een kleiner grondvlak heeft en bovenaan beëindigd wordt door vier frontons. Worden bij de Nieuwe Kerk de openingen spitsboogvormig afgesloten als hommage aan de gotische kerk, bij de toren van het Stadhuis heeft G.N. Itz zich volkomen aan het klassieke repertoire gehouden. Het pleisterwerk van de stadhuisgevel is in lichte kleuren afgewerkt. Dat neo-classicisme niet synoniem hoeft te zijn met een geheel wit gepleisterd gebouw, bewees een

re-cent kleuronderzoek naar oude verflagen op de gevel van het Stadhuis. Onder ande

-re beige-grijze en geel-beige verflagen werden aan het licht gebracht. Dit zou er op kunnen wijzen dat de gevel, evenals bij de Korenbeurs, er oorspronkelijk wat kleu-riger uitgezien heeft dan het latere egale wit.

Uit het volgende citaat blijkt dat het constructieve inzicht van G.N. Itz niet al te briljant was:

'Vooral de negentiende-eeuwse gevel, die tegen het oude muurwerk is gezet, is zeer slecht gefundeerd. Deze overbelasting moet een negatieve uitwerking op de oude muren en fundamenten hebben gehad.'

Bij de restauratie bleek onder meer dat de houten constructie van het torentje vol-strekt onvoldoende was, zodat het er naar uitziet dat de opleiding van G.N. Itz op dit gebied enkele betreurenswaardige lacunes vertoonde.

Literatuur: no. 14, pag. 103; no. 22

(43)

De nieuwe voorgevel van het stadhuis door G.N. Itz in neoclassicistische trant verbouwd (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

(44)

Het klokketorentje van het Stadhuis uit 1835 (foto auteurs).

(45)

Ontwerp voor de stadhuisgevel aan de Voorstraat (foto Gemeentelijke Archief-dienst Dordrecht).

(46)

w

.j:>.

Werktekening van de voorgevel van het Stadhuis (foto Gemeentelijke Archief-dienst Dordrecht).

(47)

'\

=

T

.

~

--r

:

.

-

.

\

.~

~

.

. J--

L

.1.;, .. _ "1-. .. +

---·.

~

r

---

L

~1'--i ~=

=-~

l

~

I

D

'

!

l

~

ij-

!

~

L

..

.

...

:

I -.. ----1 :". -•

" 11,-,

or

1

.

.

___ 11 ~i jj 1' •• '''8' ~lil --r--- -35

(48)

r---~~---~---L---~---~LUL

14. Synagoge/Vleeshal

Op 3 maart 1834 vond de aanbesteding plaats van de bouw van een nieuwe vleeshal voor f 10.451,00.

J.L. van Dalen verwoordt dit als volgt:

'Een nieuwe vleeshal verrees, na aankoop van een paar huizen, aan de Varken-markt. Zij bezat een voorplein en twee kleinere gebouwtjes voor de beambten van het 'geslacht'. Niet lang daarna, in 1835, nam de Gemeenteraad een besluit, dat de Vleeschhal haar bestemming deed verliezen. Hij stelde namelijk vast, dat de slagers het vleesch aan huis mochten verkopen. Daardoor werd de Vleeschhal niet meer door de vleeschhouwers in gebruik gehouden, en weldra gesloten. Het hechte, zoo goed als nieuwe gebouw ... werd in 1845 ... voor de som van

f

6.000,00 ... aan de Israëlitische gemeente verkocht en korte tijd daarna als syna-goge ingericht en in gebruik genomen.'

P.J. Horsman en J. Allebias vertellen verder:

'De Vleeshal, werd in 1835 buiten gebruik gesteld toen men vlees in winkels mocht gaan verkopen. De hal werd door de Israëlitische gemeente aangekocht en o.l.v. stadsarchitect G.N. Itz geheel verbouwd. De inwijding kon op 10 Eloll 5616, dat is 12 sept. 1856 plaatsvinden. Centraal in het interieur, waarvan men zei dat het vrede en vroomheid ademde, stond de ark des verbonds, de aron hak-kodesj, met daarachter het voorhangsel. Voor de ark stond de gebeeldhouwde preekstoel en daarvoor was de plaats voor de voorzanger, de gazzan. In het mid-den zien we de sjoelgon, versierd met zware zilveren kandelaars. Rondom het midden bevinden zich de zitplaatsen van de mannen, de vrouwen zaten op de ga-lerij. '

Het gebouw werd in 1947 verkocht aan de firma Van Twist, omdat de instandhou-ding van een synagoge na de decimering van de Joodse gemeenschap in de Tweede Wereldoorlog onmogelijk was geworden. In 1965 werd het gebouw tenslotte ge-sloopt.

Bij dit gebouw, voorzien van twee grappige wachthuisjes, is de baksteen ongepleis-terd gelaten, hetgeen meer aansluit bij de latere opvattingen van G.N. Itz ten aan-zien van gevels. Niettemin past hij bij de wachthuisjes en ter weerszijden van de in-gang weer Toscaanse pilasters toe, terwijl deze hoofdinin-gang geaccentueerd wordt door een Dorisch entablement, een orde die G.N. Itz ook bij de Korenbeurs toe-past. Het halfronde venster boven de ingang doet denken aan de Oud-Katholieke kerk waar eveneens de lijst waarop het venster rust de gevel horizontaal in tweeën deelt. Boven het fronton bevindt zich nog een merkwaardige, gedeeltelijk schuinlo-pende attiek met op het hoogste punt een afbeelding van de tafelen der wet, met een aanduiding van de tien geboden in Hebreeuwse cijfers.

Literatuur: no. 6, pag. 572 en 831; no. 10

(49)

De terugliggende voorgevel van de Synagoge, die G.N. Itz in 1834 als Vleeshal ontwierp. Op JO Elo1l5616, dus op 12 september 1856, werd dit gebouw door de joodse gemeenschap te Dordrecht als Synagoge in gebruik genomen, na eveneens door G.N. Itz te zijn verbouwd (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

iN lil] • • j SI lfC" lilt i[j~i_. :a

(50)

Een sfeervolle tekening van het interieur van deze Synagoge, rond 1900 (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

(51)

15. De Waag

Dit gebouw werd volgens c.J.P. Lips door G.N. Hz in 1834 gebouwd. Ook dit bouwwerk uit het begin van zijn ontwerpactiviteiten ziet er tamelijk streng neoclas-sicistisch uit. Hoewel niet zo evenwichtig van opbouw als de Korenbeurs, valt het meer te vergelijken met de Oud-Katholieke kerk of St. Maria Maior: twee Toscaan-se pilasters dragen een fronton dat het hele gebouw afsluit. DaartusToscaan-sen bevindt zich als het ware de rest van de voorgevel als invulling. De begane grond wijkt hier terug ten opzichte van de eerste verdieping. Dit tegen regen beschuttende overstek hi.eld waarschijnlijk verband met de oorspronkelijke functie van het gebouw als Waag. Van 1838 tot 1858 was het gebouw in gebruik als Stads Bouwkundige Teeken-schooi, in de jaren daarna gebruikte men het als excercitielokaal en repetitiezaal van de Dordtsche Schutterij en het Koninklijke Dordtsche Fanfarecorps. Na 1906 kwam het in gebruik als concertzaal en behuizing van het Centraal Rijks Telefoon-kantoor. In de jaren zestig werd het afgebroken en het erf wordt sindsdien als toe-gang tot de Grote Markt gebruikt, maar draagt nog wel de naam de Waag.

Literatuur: no. 14, pag. 78

DUHDRf~CIIT. )"),·hrff~lpleut. U Itg. E, E, Haa~ens; Dordrccht.,

Een opname van het Waaggebouw aan het Scheffersplein, na 1906 in gebruik genomen als Centraal Rijks Telefoonkantoor.

Duidelijk zien wij de zend- en ontvangstantennes op het dak (foto Gemeentelij-ke Archiefdienst Dordrecht).

= Iq , . 5 ' . I S =: _ _ , •• :. t j M

(52)

16. Eerste Stads-Tusschenschool in 't Hof/School no. 2

Om de naam van deze school toe te lichten volgt een citaat uit C.J.P. Lips, 'Wande-lingen in Oud-Dordrecht', met een beschrijving van de schooltypen die in het ne-gentiende-eeuwse Dordrecht gangbaar waren:

'Onderwijs was toen namelijk nog zorgvuldig in rangen en standen verdeeld. Ten eerste had men stads-armenscholen, waar men zonder schoolgeld toegelaten werd, dan de stads-tusschenscholen, de zoogenaamde centenscholen, omdat men

voor een cent per dag onderwijs kreeg; tenslotte als hoogte vorm van stede~ijk

on-derwijs de stads burgerschool , waarvoor men per kwartaal per kind 6 gulden

moest betalen, een bedrag dat alleen de meer gegoeden konden opbrengen.'

Op de plaats van het Hof van Holland die behoudens de Statenzaal gesloopt werd,

kwam op 3 april 1837 een nieuwe school, gebouwd in 'Dordtschen stijl', voor

f

24.761,40. Deze school is inmiddels verdwenen.

Literatuur: no. 6, pag. 96

17.

Kruittoren

In het gemeentearchief hebben wij van de Kruittoren op de Vest bij de Vriesebrug twee tekeningen gevonden. Hiervan draagt de een het jaartal 1839 en de ander zon-der jaartal is gesigneerd door G.N. Itz. Het daarop aangegeven silhouet van de klokketoren met zijn hol-bol motief maakt een verfijnde achttiende-eeuwse indruk. De gekoppelde halfronde openingen echter zijn een duidelijk 'ltziaans' motief (Ko-renbeurs, Stadhuis, Boterbeurs), evenals de zware cordonlijst daarboven die wij bij het Krankzinnigengesticht kunnen zien. De hoeken worden beëindigd door twee Toscaanse pilasters hetgeen ook het geval is bij het middenrisaliet van de Koren-beurs. G.N. Itz heeft dit eveneens toegepast bij zijn ontwerp van de Waag. Helaas is ons niet bekend of dit ontwerp daadwerkelijk tot stand is gekomen.

Literatuur: no. 6, pag. 70; no. 14

18. Grafmonument voor J.C. Schotel (in de Grote Kerk)

Dit grafmonument voor de bekende Dordtse zeeschilder J.C. Schotel werd door G.N. Itz waarschijnlijk ontworpen in het jaar 1839 en kan nog steeds worden be-zichtigd in de noordelijke zijbeuk van de Grote Kerk. Stilistisch gezien vormt het een mengeling van twee stijlen: het neoclassicisme en de neogotiek. Deze laatste stijl komt onder andere tot uiting in de spitsboog met profileringen die de grafpla-quette omraamt en vormt waarschijnlijk een hommage aan de gotische Grote Kerk waarin het grafmonument kwam te staan. De hoofdvorm is echter neoclassicis-tisch: een simpele rechthoek, afgesloten door een horizontale profiellijst. In deze omraming bevindt zich de eigenlijke grafplaquette die op haar beurt bekroond wordt door een aantal zuiver classicistische elementen: een eierlijst met daarop een klassieke graf-urn die voorzien is van een lauwerkrans en geflankeerd wordt door

40

(53)

-.

, i'dI~·t.Trli"

0 .• ·.··._,·,··

1-)/j,,!,"

7 " .... _ ,.. . ,._" ---

-(Links:) Ontwerptekening voor de Kruittoren op de Vest bij de Vriesebrug. Een opvallende overeenkomst met het Waaggebouw is de hoekbeëindiging van de gevel met pilasters van de Toscaanse orde (foto Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht).

(Rechts:) Een fijn getekende lithografie van het grafmonument voor de beken-de Dordtse zeeschilbeken-der J.C. Schotel. G.N. Itz ontwierp en tekende dit monu-ment, dat nog steeds in de Grote Kerk te bezichtigen is, in 1839 (foto Gemeen-telijke Archiefdienst Dordrecht).

twee liggende voluten. Deze afsluiting met voluten heeft

a.N

.

Hz eveneens gebruikt boven de ingang van de Oud-Katholieke kerk of St. Maria Maior. De naar onze me-ning zeker geslaagde mengeling van stijlen doet denken aan het ontwerp van

a.N.

Hz voor de voorgevel van de Franse kerk, ook daar past hij een aantal neogotische motieven toe zonder tot een volkomen doorgecomponeerd neogotisch geheel te ko-men.

19.

Franse of Waalse kerk

In 1832 werd een bestaande kapel op de hoek van de Voorstraat en de Visstraat na-genoeg geheel afgebroken en in 1840 vervangen door de huidige kerk. Dit werk

41

Cytaty

Powiązane dokumenty

Wydaje siê, ¿e coraz bli¿si jesteœmy zrozumienia wzajemnych powi¹zañ pomiêdzy doœwiadczeniami wczesnodzieciêcymi, w tym przede wszystkim rodzajem przywi¹zania, predyspozycjami

Wprawdzie uzyskanie ochro- ny na znak towarowy nie gwarantuje upraw- nionemu, że nie narusza on wcześniejszych praw, jednak badanie znaków towarowych przeprowadzone

Środowisko społeczno-przyrodnicze, które jest konstytuowane przez rozma- ite komponenty, w tym przez przyrodę, również staje się polem dla aktywności bytu ludzkiego..

W latach następnych jego aktywność badawcza była coraz bardziej ograniczana obowiązkami organizacyjnym i (stanowisko dziekana Wydzia­ łu Filologicznego UW, funkcja

Nie można ustrzec się przed ryzykiem, ale można je minimalizować i w tym celu należy ustalić, jakie rodzaje ryzyka dotyczą podmiotu, które z nich będą najbardziej ciążyły

Pyszkowskiego, który kwestyę genezy zapatrywań filozofi­ cznych Reja, oraz kwestyę (?) jego »uczoności« wogóle, radby rozwiązać jednym zamachem, ukazując jako

W dziedzinie języka możemy jednak mówić o szczególnych zainteresowaniach: studenci bardzo interesują się językiem reklamy i biznesu, a czasem nawet językiem polityki, choć

kształtują się organa centralne oraz dokonuje się in­ tegracja towarzystw terenowych i kółek rolniczych.. i tę datę można