TECHNISCEL IIOGLSCIIOOL DELFT
AFDELING DER LUCHTVAART- EN RUIMTEVAARTTECHNIEK INSTITUUT tJINDENERGIE
Memorandum M-500
Metingen van de lift- en weerstandskracht op de tipvanes van een sleeptankmodel
L.J.
VermeerJ.L.
KoomanDeift - Nederland januari 1984
Saizenvatting
Het vermogen van een windmolen kan vergroot worden door rond de turbine een ringvormige wervel aan te brengen, waardoor het zgn. diffusor-effekt optreedt. Tipvanes, 'kleine vleugelproielen aan de
tippen van' de molenbiader, kreèren ãoor de interaktie van hiii beiÀe tipwervels zo'n ririgwervel. De vermogenswinst is sterk afhankelijk van de sterkte van de ringwervel ofwel van de grootte van de lift-kracht op de tipvanes. Door de turbine wordt nu, behalve een axiale kracht tegengesteld aan de stromingsrichting, ook een radiale kracht in de richting van de rotoras uitgeoefend. Hij konventionele molens wordt alleen energie onttrokken doordat een axiale kracht de stroming afrernt.
Voor de bepaling van de radiale kracht is een meetsysteem ontworpen dat ingepast kan worden in een onderwatermodel. De tipvanes worden bevestigd op uithouders die slechts ceri ondersteunende funktie hebben. Door de grotere dichtheid en lagere kinematische viskositeit van water worden de Reynoldsgetallen en liftkrachten bij een lagere rotorfreguentie bereikt, waardoor iiftkracht en centrifugaalkracht van dezelfde orde-grootte worden. Dit in tegenstelling tot windtunnelmetingen, waarbij de liftkracht een faKtor 500 kleiner is dan de centrifugaalkracht.
In ue sleeptank van de afdeling der Maritiee Technek zijn voor drie ver-schiliende tipvane instellingen van tilt- en instelhoek de radiale
kracht en het askoppel gemeten. Uit deze metingen zijn de dimensieloze lift- en weerstandskracht van de tipvane bepaald als funktie van de snellopendheid en gierhoek. Deze metingen zijn ook verricht met een gaas vlak achter het model, oni door een verhoging van de axiale kracht de turbinewerking beter na te bootsen.
Pan de hand van de resultaten kan gekonkludeerd worden dat het ontwor-peri meetsysteem voldoet aan de gestelde eisen: de radiale kracht is meetbaar met een fout kleiner dan 3,5%; bij een rotorfrequentie kleiner dan 2,5 Hz is de invloed van andere krachten te verwaarlozen.
De trends in de Cgrafieken als funktie van snellopendheid en gier-hock bevestigen de hierover opgestelde theorie Door de askoppeimetingen op de juiste wijze te verwerken kan de dimensieloze weerstandskracht berekend worden met een onnauwkeurigheid kleiner dan 0.005.
De C/C_verhouding van het gebruikte Eppler 385 profiel is te laag orn veci vermogenswìnst te verwachten. Hot extra vermogen door het aan-brengen van de radiale kracht zal teniet gedaan worden door het tegen-gesteld askoppel t.g.v. de weerstand van de tipvanes. Tijdens eerdere
windtunnelmetingen zijn ook voor het 2-dimensionale geval te hoge
CD_waarden gevonuen Op grond hiervan kan gekonkludeerd worden dat het -Epp1er-35 profiel niet geschikt is voor tipvanes.
U.m.v. waterstofbelletjesis het stromingspatroon,rond de turbine en tipvanes zichtba..gemaakt. De video-opnames hiervan geven een aardig beeld van de werking van tipvanes.
biz.
Sanienvatting i
Inhoudsopgave iii
SyLtholenlijst iv
inleiding i
Bet meetsysteem voor de radiale kracht 3
2.1 Inleiding 3
2.2 Principewerking 3
2.3. Ijkexperimenten 4
2.4lnpassing in het onderwatermodel 5
Koppel en axiale kracht 7
Metingen 8
4.1, Inleiding 8
4.2 Kleine sleeptank 8
4.3Grote sleeptank 9
Resultaten en diskussie 12
Zichtbaar maken van de stroming 15
Konklusies 16
Referenties 17
Appendices:
A.1 Technische gegevens 18
A.2 Krachten berekeriing 20
A.3 Data reduktie 22
A.4 Fouten berekening 24
A.5 Lineaire regressie 25
Figuren 26
Graf ieken 40
Symbolenlij st b spanwijdte tipvane c koorde tipvane (rn) CL liftcoéfficiênt (= L/ãp(QR)2.bc) CD weerstandscoéfficiènt (= D/p(QR)2.bc) (-t) C axiale weerstandscoêfficiênt (= D/½pV2.7TR2) (-)
diameter van de uithcuders (rn)
D weerstandskracht (N) D axiale weerstandskracht (N) ax E elektrische spanning f frequentie
(hz)
i
radiale kracht (N) rad F axiale kracht (N) ax F tangentiale kracht tan 2 g gravitatie versnelling (rn/s 1 lengte L liftkracht in massa (kg) Q koppel R straal rn) Re Reynoldsgetal (= R.c/'J) () T trillingstijd (s) V snelheid rn/S)AXAC af stand aerodynamisch centrum - bevestigingspunt (rn)
invalshoek y tilthoek O instelhoek X snellopendheid (= PR/V) (-) A gierhoek kinematische viskositeit p dichtheid (kg/rn3) hoeksnelheid (rad/s)
1. Inleiding
Door de eeuwen heen is er weinig veranderd aan de manier waarop energie aan de wind onttroKken wordt De windxnolens zijn weliswaar in technisch opzicht sterk verbeterd de lcatste jaren,maar het achterliggende fy-sische principe is nog steeds hetzelfde: doordat de turbine een axiale
. .
. :z:.;.I ...
. .. .
kracht uitefent, tegengesteld aan de windrichting, wordt de door de tur-bine stromende lucht voor een deel afgerewd (fig. 1). Deze vrijgekomen kinetische energie kan worden omgezet in cen andere bruikbare vorm: bijv. rotatie energie voor elektrische generatoren, translatie energie voor
... .
.
zuigerpompen. Het gedeelte van de kinetische energie dat uit de wind ge-haald kan worden is maximaal 16/27. Dit maximum is afgeieid door Betz en geldt voor de konventionele windmolen [i).
-.L .:.L ...
,:'.
H' ... : ...f Sanneer er nu behalve een axialekiacht ook een radiale krachtop de stro-mingwerktis het thglijk orn ex groter deel van de kinetische energie te onttrekken dan het Betz-maximum (fig. 2). Deze radiale kracht werd in eerste instantie aangebracht door een rin9vormige vieugel tond de turbine te konstrueren (fig. 3). Rond deze ominanteláe túrbine wort clan een ring-wervel gekreèerd, die een axiale snelheid in het rotorviak induceert. Door deze hogere axiale sneiheid gaat er een grotere massastroom door het turbineviak, dit heeft tot gevoig dat er meer energie aan de stroming onttrokken kan worden. Deze energiewinst is alleen het gevoig van de massa-stroomvergroting, de onttrokken energie per kg lucht blijft gelijk.
Doordat de ringvleugel gesloten is, kan hij als oneindig lang beschouwd worden; er is dan geen geinduceerde weerstanid (paradox van d'Alembert) en aerodynamische verliezen zijn alleen het gevoig van viskeuze weer-stand.
Een andere manier voor het aanbrengen van radiale krachten, is het kreêren van een ringwervel d.m.v. tipvanes. Deze tipvanes zijn kleine vleugelpro-fielen, gemonteerd aan de uiteinden van de turbinebladen (fig. 4). Dit principe is ontwikkeld en uitgewerkt door de werkgroep windenergie aan de TH Deift [23. In de zogen, synchrone toestand blijft er, door wervelin-teraktie van de tipwervels van beide tipvanes, slechts een enkelvoudige ringwervel over, zociat nagenoeg dezelfde situatie bereikt is als bij een ringvleugel (fig. 5).
Uanneer er geen geinduceerde weerstand is, is er in het theoretische niet-viskeuze geval geen vermogen nodig orn de tipvanes aan te drijven. Er wordt dan ook een vermogensvergroting van 2,5 maal verwacht. Deze vermogens-winst door massastroomvergroting is afhankelijk van de sterkte van de
-2-ringwervel, ofwel van de grootte van de liftkracht op de tipvanes.
Wanneer we echter de liftkracht op de tipvanes willen meten aan een wind-tunnelmodel, is er het probleem dat de centrifugaalkrachtop de tipvanes een f aktor 500 groter is dan de liftkracht. Dit probleem is als voigt omzeild: in plaatvan in lucht worden de experimenten uitgevoerd onder water in 'een sleeptank. 0m de metingen in lucht en water onderling te kunnen vergelijken, is he noodzakelijk dat er in 'hetzelfde Reynolds-gebied gemeten wordt. Omdat water een lagere kinematische viskositeit heet, wordt hetzelfde Reynoldsgetal bereikt bij een lagere tipsnelheid Door het lagere toerental worden centrifuganikracht en liftkracht van dezelfde grootte-orde en zodoende kan de liftkracht met de geweriste nauw-keurigheid gemeten worden.
In januari 1980 zijn reeds sleeptankmetingen uitgevoerd, maar doordat in het meetsysteem de liftkraht gestoord wordt door buiging en torsie t.gv. andere krachten, zijn de rsultaten erg onbetrouwbaar
(31.
Omdat de be-hoefte aan betrouwbare gegevens omtrent 11f tkrachten bleef bestaan, is er een nieuw méetsysteem ontworpen(4]
en zijn er met dit meetsysteem lift-krachtmetingen gedaan in de sleeptank van de afdeling der Maritieme Techniek2.1 Inleiding.
het meets>rsteem, waarmeein 19O metingen in de sleeptank zijn ver-riclt, igebaseerd, op. het principe van rekstrookjes; dit zijn strookies van geleidend materiaal, waarvan de elektrische weerstand sterk afhanke-lijk is vane lengteverandering. Aan weerszijde van een verdund gedeelte van de uithouder is zo.'n rekstrookje geplakt (fig.. 6). Tijdensde metingen veroorzaakt de radiale kracht op de tipvane een lengteerandering in het verdunde gedeelte, en dus een weerstaridsverandering mdc rstrookjes.
a ijking is de radiale kracht te berekenenuit deze verandripg van weer-stand.
De bui.g.ings- n torsiekrachten, die tevens op de uithoude.r wex)en,.bein-vloeden de metingen echter zodanig dat de resultaten niet reproduceerbaar zijn. 00k het waterdicht afdekken van de rekstrookjes vormt een probleem. Uit het bovenstaande voigt de belangrijkste eis die aan het nieuw te ont-werpen systeemgesteld wordt het meten van de kracht die in radiale richting op de tipvan.werkt, met zo min mogelijk invloed van andere krachten. Tevens moet het signaal draadloos over te zenden zijn, omdat er gemeten wordt aan een roterende opstelling onder water.
De overwegingen die tot de wording van dit meetsysteem geleid hebben, zijn uitvoerig besproken in memorandum M-465
[4L
2.2 Principewerking
Het uiteindelijke ontwerp van het nieuwe meetsysteem is geschetst in f iguur 7 en in onderdelen te zien op foto i t/m 4.
De tipvane (fig 7, 1) wordt via een hdrdmetalen stif t (2) aoor een nem-braan (3) verbanden met een hohe staaf (4), deze staaf rust aaude a4dere kant op een krachtopnemer (9) (merk: Kyowa; type LN-2KA, zie fig. .8).
Door doorbuiging van het .rnembraan wordt de radiale kracht op
tipvae
overgebracht op de krachtopnemer, de krachten in andere ri.çhtingen worden door het rnembraan opgenomen.
Het membraa
...
(fig. 9) is van roestvrijstaal en heeft een dikte van 50, im...».. . L....
Deze dikte is zo berekend dat 90% van de radiale kracht op de tipvane wordt:1.
.
.-.
.;ì
.:,-.
...
overgebcht op de krachtopnemer. Door een schijfje eerst af te draaien en daarna te etsen is deze gewenstedikte bereikt. In de 2e versie is et mern-braan uitgevoerd met een kraagje aan de onderkant, dit dient,ervoor orn het bevestigingsoppervlak met de staaf te vergoten.
De krachtopnemer bestaat uit enxond waterdick.t roestvrijstalendoosje met membraandeksei, waarin de rekstrookjes voor de krachtmeting verpakt
-4-zijn. De rekstrookbrug geeft een gelijkspanning af d-je evenredig i met de uitgeoefende kracht. 0m te voorkomen dat de staaf van de krachtopnemer afschuift, zit er aan het uiteinde een afneembaar busje (fig. 7; 7), dat over de bobbel op dé opnemer va1t, Dit voorkornt 'tevns het scharnieren rond het metniraan, zodatde staaf uitsluitend inradlale richting kan be-wegen.
In het onderwatrmode1 wordt de krachtopnemer verbonden met het PhIlips-zendsysteezù, dat zich in het draaiende deel bevindt. Hiermeé wordthét gelijkspanningssignaal van de opnemer omgezet In een FM-signaal.Débnt-vanger op hèt vaste gedeelte van de opstelling is verbondenmet de'e tektor, die bet FM-signaal weer omzét in een ge1ijkspanningroor verdere verwerking.
Er is sléchts éé uithouder, waarin het nieuwe meetsysteern ingebouwd is. Het is mogélljk orn tipvanes met verschïÏlende instellingen hierop te mon-teren. Deze losse tipvanes zijn afkomstig van de ìthoudersdie met bet oude rneetsysteeni uitgex1st zijn.
-Een uitgebreidé haridleiding voor de demontage van de rneetúithouder en de montage van een andere tipvane is gegeven in het bijbehorende meetboek
[5].
2.3 IJkexperimenten
0m de werking van het meetsysteem te toetsen aan de gestelde eisen, zijn er voorafgaand aan de metingen enkele experimenten uitgevoerd. Op grond hiervan kan een schatting gemaakt worden van de grootte van vrschillende foutenbronnen.
De ijkopstelling is geschetst In f iguur 10. Tijdens deze experimenten is
de
krachtopnemer aangeslbtzi òp een rekmeter (merk Peekel, type 581 DNH), welke de voedingsspanning voor de opnemer verzorgt.De evenredigheidsfaktor tussen radiale kracht en uitgángssparining van de rekmeter is zowel bovén als onder water bepaald door bìj verschillende gewichten de bijbehorende Spanning te meten. Door middel van lineaire regressie wordt de evenredigheidsfaktor berekend. Door demontage van de meetuithouder voor het aanbrengen van een anderé tipvane zal de faktor wijzigen. Het monteren gebeurt immers met de hand en is niet exakt re-produceerbaar. Voor ledere meetserie met een andere tipvane zal de faktor door ijking opnieüw bepaald moeten worden; de waarde ligt iñ de buurt van
12 N/v met een fout 43,5%.
Tevens is de invloed van dwarskracht, moment-- en temperatuurvariatie op
-de evenredigheidsfakt bepaald; deze experimenten zijn uitvoeriger bè-sproken in [4).
baar (fig. 11). Dc afwijking t.g.v. een momen
is minder dan 8% (fig. 12)
dwarskracht veroorzaakt een afwijking van maxirnaal 1,5% (fig. 13).
In totaal kan de radiale kracht gemeten worden met een fout kleiner dan
10%. Bij de datareduktie zal blijkendat dit een grove schatting is; de
fouten tijdens metingen zijn veci kleiner, waardoor onnauwkeurigheid
slechts 3,5% is.
2.4 Inpassing in het onderwatermodel
Uet meetsysteem is onderdeel van het onderwatermodel. Dit bestaat uit een
rtaaf waarin 2 uithouders ingeklernd worden en een spinner waarin het
zend-systeem gemonteerd is. Aan het uiteinde van de uithouders zijn de tipvanes
bovestigd (zie foto 5). De tipvanes hebben de vorm van Eppler 385 profielen,
welke aangepast zijn aan de cirkel die door de turbine omschreven wordt
(fig. 14). De stand van de Lipvanes wordt bepaald door drie hoekeri
de
tilt-hock, deze is noodzakeiijk omdat de stroombuis, die de turbine omgeeft zich
verwijdt door de afnemenäe sneiheid (zie fig. 2); de instelhoek, deze
be-paalt mede de grootte van de liftkracht van het profiel; de gierhoek, deze
dient orn de spanwijdte van de tipvane ioodrecht op de piaatselijke stroming
te zetten. De richting van de plaatselijke stroming wordt be aald door
on-gestoorcie sneiheid, rotatiesneiheid en geinduceerde sneiheid door turbine
en tipvanes.
Elke uithouder met tipvane heeft cen vaste instelling tilthoek en
instel-hoek, de gierhoek kan worden ingesteld door de uithouder in de naaf te
draaien (zie fig. 15). Er zijn vijf verschillende tipvane-instellingen,
waarvan er drie doorgerneten zijn (zie hoofdstuk 4).
De bedrading van de krachtopnemer wordt door de riaaf naar het
zendsys-teem geleid. Met vet wordt getracht orn deze ruirnte waterdicht te houden.
Het doorzichtige gedeelte voor het zendsysteem is gevuld met silicagel,.
zodat direkt ingegrepen kan worden, als door kleurverandering blijkt dat
er toch water binnengedrongen is. Een andere manier orn de waterdichtheid
te vergroten is het op overdruk brengen van het droge gedeelte; dit
ge-beurt d.m.v. een ventiel in het voorste gedeelte.
Het gelijkspanningssignaal uit de detektor dat evenredig is met de radiale
kracht wordt tijdens de metingen geintegreerd m.b.v. een analoge
integra-tor.
De integratietijd is 20 sec., zodat over een aantal periodes
van mogelijke
schommelingen geintegreerd wordt. De integrator is via een multiplexer en
riiuitiprogrammer verbonden met een komputer (HP-98253)
waarin m.b.v.
gem-tegreerde spanning, integratietijd en evenredigheiclsfaktor sxigemiddelde
kracht berekend wordt. VÖorverdere beschrijving van dit verwerkinos-programma zie hoofdstuk 4en
[51.
}ìet onderwatermoclel van de tipvane-turbine wordt gemonteerd op de
testopstelling voor scheepsschroeven (foto 5 en fig. 16). Dézètet'..--opstelling is uitgerust met rekstrookbruggen, waarmee het koppel en de: axialekracht op het model gerneten worden. De gelijkspanningssigrialen uit derektaetts wordeziop dezc1fde ijZe verwerkt als hetSignaàian
de radiale kracht: analoog intagreten endáàrna omzetten ineet gemideld
koppel resp. gemiddeldxialekatht' - - . - -
-De uithouders hebbei::sichts eki ondersteunende funk-tie- voo-r de tipvanes en:ofeneri daardoor niet- dezel-fde -axiaiè-- kracht ui-t-- vanechte turline-bladen. Orn dewerk-irg-van en echte turbine....beteÉ té beraderen, wordt--de axiale kracht vergroo.t-door eengaàsvlak achterde turbine té plaatsen. Dit gaas is echter -bevestigd aan het vaste gedeelte, zodat de bi-jdrage aan de totale axiale kracht-niet gemeten wordt. Doordatdetestopstelling ge-maakt.is voor scheepsschroeven, wordt-er slechts in-hetoñderste gedeelte van het meetbereik gewerkt. Hierdoor wordt een geringe nauwkéürighe-id be--reikt. Doordat de axiale kracht van- het gaasF.iet- gemeten.wordt en door de geriñge nauwkeurlgheid, is besloten o&de ruwe data van de axiale kracht niet ve-rder te
vererken.-De liftkrachtmetiñgen-kunnen in een later stadium geverifieerd worden, wanneer er aanvulling is met windtunnelmnetingen aan dezelfde tipvane-kon--f iguratie met gaas. -.
Uit het gemeten koppel wordt de weerstandskracht van de tipvane berekend, --dóar aan te nemen dater een tangentiale kracht in de tipvanesaangrijpt
(zie appendix. 2). Deze kracht werkt echter op hét-gehele model;- daa-rom is ook het koppel van het model met uithouders zonder tipvanes bepaald. Op deze wijze kan uit--het verschil.an twee koppelmetingen:de weerstandskracht op de. tipvane al-leen bepaald worden. - .
Wanneer het koppel van de uithouders verwerkt wordt tot-eeridimensièloz& weerstandskracht betrokken op het tipvane-oppervlak, komt deze konstante waarde goed overeen met de theoretisch berekende waarde.
-Voor de ko.pe1metingengeldt eveneensdt er een- behoorlijke- fout -geLntro-duceerd wordt,-doordat erin hetonderste gedeelte van het meetbereikge-werkt-'WordtDoor twee metingen bij dezelfde-sneilopendheid te kombineren kan-do nulpuntsfout geêlimireed worden; hierdoor wordt de nauwkeurigheid vergroot tot een relatieve fout kleiner- dan 6% (zie appendIx 3 en 4).
4. Metingen
4.1 Inleiding
De metingen zijn verrichtin de kleine en grote sleeptank
van de afdel.ing der
fritiEeTcctuLi.De. testopstelling voor scheepsschroeven,met daaraàn
ge-monteerd het onderwatermodel, wordt onder de sleepwagen gehangen; deze
sleepwagen rijdt over de sleeptank. }Iet.model wordt aangedreven door
een
motor; d.m.v. variatie van de rotorfrequentie en rijEnelheid van de sleep-:
wagen i.s de snellopendheid instelbaar
(X =De 3 signalen uit de integratoren vari radiale-:en: axiale kracht en.koppel
en de signalen die evenreciig zijn met rijsnelheid, .rotorfrequentie en
meet-tiji worden, via multiplexer en mult.prograxumer, ingevoerc in
een komputer
(ISP 9825B). Hierincjraait tijderìs de metingen een verwerkingsprogramma, dat
de s.gnalen m.b.v. ijkfaktoren omzet in gerniddelde waarden
en print op de
papierrol en dat tevens deruwe meetwaarden wegschrijft opcassetteband
voor latere verwerking (zie [5] en fig. 17). Bovenclien wordt het verloop.
vari de Signalen van radiale en axiale kracht, koppel en rotorfrequentie
tijdens de metingen in beeld gebracnt op een schrijver.
Uit het gemeten koppel wordteen tangentiale kracht, die in de tipvane
aangrijpt,.berekend. Uit de drie krachten F
tan
, Fen F
in onderling
rad
ax
loodrechte richting, kunnen de lift- en weerstandskracht op de tipvane
en
de axiale weerstand van het model, resp. L, D en D, berekend worden (zie
appendix 2).
Van uiteiridelijk belang zijn de dimensieloze vormen van deze krachten resp.
CL, CD en CD
Er wordt gemeen aan drie verschillende instellingen van de tipvane vari
tilt-hoek en insteitilt-hoek, als funktie van giertilt-hoek en sriellopendheid,tevens wordt
er gemeten met en zonder.gaas. De toestand 'niet gaas' betekent: het
gaas op.30 mm achter het midden van de naaf,ter vergroting van de axiale weerstand
(± 25 cm), zodat de invloed op de stromirig ter plaatse van het model te
ver-waarlozen is (foto5).
4.2 Kleine sleeptank
De metingen in de kleine sleeptank zijn slechts becloeld orn de werking van
de imeetopstelling en van de verwerkingsprogrammatuur te testen. Door de
ge-ringe afmetingen van deze sleeptank worden de metingen in de grote
sleep-tank uitgevoerd: door de grotere diepteen breedte zal de.:invloed van bodem,
wanden en vrij wateropperviak te verwaarlozen zin.
-8-Door cen bedieningsfout tijdens de eerste dag is het model stukgegaai. Na reparatie is in de resterende tijd slechts i konfiguratie dòorgemeten: tilthoek = l5; iristeihoek e = 0°; gierhoek 'A= 6; bij konstante ris-sneiheid V = 0,5 rn/s wordt de snellopendheid gevarièerd d.m.v. "hettoêre tal vari A = 4 tot ilmet gehele waardei. - '
Uit dézemetingen blijkt dat de konstriktie van de t±vafle door het
meni-braan niet bestand is tegende kthòhten 'die er bij feze rijsñèìheid op werken.
De tvne neemt door buiging eezf andere is
vañ rijsn'lheid en toerental. Bij elke snellopendheid wordt een andere in- Y
stiïñgqêmeten, zodatYvé-gelijking ñiet mogelijk is. Bu de meting is e kracht bij X = 11 zÓjroôt geworden, dat de verbindingsstift blijvend krom gebogen is.
Daarorn is de konstruktie verstevig& doó'ï met een dikkere stif t ($ l5 mm, i.p.v. 1 mm) de verbinding tussen tipvane en staaf te verstijven. Tevens is besloten orn de metingen in de grote sleeptank niet .s'lechs bij'ijaneieid
te verrichten, maar bij verschillende sneiheden orn zo de invloed hiervan op de meetsignalen te kunnen achterhalen.
0m een betrouwbare vergelijking tussen windtunnel- en sleeptankmetingen te kunnen maken,fshêt rioodzakelijk dt r in hetzèlfdeRe'rìöldsgebied gemeten wordt. Bij de windtunnelmetingen lag het Reynoldsgetal in de buurt van
Re = 1,8.i0, in de sleeptank is dit Re = l,35.10, bij een rotorfrequentie van f = 2 Hz. Hiermee moet rekening gehouden worden bìj veanderingen van ru-snelbeid en rotorfrequentie.
Na cte meting is de overgebleven tij besteed aan het voox'bereìden van de proeven orn bet stromingspatroon zichtbaar te maken aterstofbelletjes, zie hoofdstuk 6.
4.3 Grote sleeptank
In
de grote sleeptank zijn alle metingen uitgevoerd met de rotoras op een diepte van 55 cm. Wt' voorgaande metingen is gebleken dt ij deze diepte de irivloed van bodein, wanden en vrij wateropperviak te verwaarlozen is. Ter controle zijn er bij de metingen met kale uithouders ock experimenten gedaari met de as op een diepte van 45 en 35 cm.Dit de metingen in de kleine sleeptank is gebleken dat de konstruktie van de tipvane niet bestand is tegen de krachten die bij de beoogde rijsnelheid V = 0,5 rn/s optreclen. Er moet daarom een kompromis gezocht worden tussen maximale rijsnelheid (voor een redelijke signaalgrootte) en minimale
rotor--frequentie (voor minimale doorbuiging). Tevens blijkt na de eerste serie metingen dat de relatieve fout in de koppelmetingen afhangt van het toeren-tal (zie appendix 3 en 4). Daarorn is besloten orn bij de tweede en derde serie ook metingen te doen waarbij het toerental konstant gehouden wordt
en de snellopenc1hei d.m.v. de rijsnelheid gevarieerd wordt.
In de onderstaande tabel is een overzichtgegeven van de metingen aan het komplete model,.de metingen aan de kale naaf en uithouders zonder tipvanes zijn te vinden in het meetboek (5).
Gemeten en geregistreerd op cassetteband zijn: de radiale kracht op de tipvane, de axiale kracht en het koppel op het model, de rijsnelheíd en de rotorfrequenie als funktie van de gegeven variabelen.
Met hetverwerkingsprograinma kunnen 5 metingen vanO sec, achter e]Jçaar, gedaan worden, voordat de gegevens bewerkt en op cassette geschreven worden. Tijdens één rit over de sleeptank kan dus een serie van 5 snellopendheden gexneten worden; de volle lengte van de tank wordt op eze wijze benut. Wanneer het model onder water blijft, dient met lage sneiheid naar bet begin van de tank teruggereden te worden, riaxinaal V 0,15 rn/s.
Metingen aan het komplete model
o y = 15
O=
00 A 40 met en zonder gaaS A = 6° met en zonde r gaas o o A = 8 en 10 met en zönder gaaSRij sneiheid konstant
V=0.2m/s
X=9t/m13
0.3m/s A = 4 t/m 8V=0.lm/s
A=4t/m13
0.2 rn/sX4 tIm
130.3m/s
A=4t/m13
0.4m/sX=4t/mlO
0.5m/sX=4t/m 8
V=0.2m/s
X=9t/m13
0.3m/sX=4t/m 8
A = 00 met gaas A.= 6° o 8 en 10 met en zonder gaas y = 20° 8 = 2° = 15°
Rijsnelheid konstant Frequentie konstant
8= 4°
A = 0° V = 0.2 m/s: A = 4 tom 13 f = 1.0 Hz: X = 4
tIm
H zonder = 0.3 m/s: A = 4 t/m 12 1.5 Hz: X 4 t/m 13 gaas = 0.4 m/s: A = .4 tim 10 = 2.0iZ: X
4. t/m 13 = 0.5 mIs: X = 4 tIm 7 = 3.0 Hz: X 7 t/m 13V = 0.2 m/s: A = 9 t/m 13'
= b.3
mis: A = 4 t/ 8Rijsnelheid konstant Frequentie konstant f = 1.5 Hz: A = 4 t/m 8
= 2.0 Hz: A = 4 t/m 13 = 2.5 Hz: A = 9 tim 13
A =
009 40,
6° V = 0.2 m/s: A = 9 t/m 13 f = 1.5 Hz: X = 4 t/m8 8° en 10° met = 0.3 mis: X = 4 tim 8 = 2.0 flz: A = 4 tim 13en zonder 2.5Hz: X = 9t/m 13
5. Resultaten en diskussie
In grafiek i t/m 6 zijn de geselekteerde resultaten weergegeven: de
lift-en weerstandscoèfficint van de tipvane als .unktie van de snelloplift-endhoid
bij verschillende instellingen. Omdat de bijdrage van bet gaas tot de axiale
kracht niet gemeten kan worden en door de grote meetonnauwkeurigheid, zijn de
meetgegevens van de axiale weerstand niet verwerkt. De CL_waarden hébben
cen relatieve fout kleiner dar: 35%de CDwaarden ceri absolute fout kleiner
dan 0.005.
De koppelmetingen aan dc uithouders zonder tipvanes geven, na ornzettiñgin
cDwaarden betrokken op het tipvane-oppervlak eenkônstante waarde, welke
overeenkomt met de theoretisch berekenbare waarden (zie appendix 2).
De metingen "met gaas
voor een betere benadering van de turbine door
ver-hoging van de axiale weerstand geven voor alle instellingen een lager
CLnieveau dan "zonder gaas". Dit is als volgt te verkiaren:
wanneer de
tip-vanes geisoleerd draaien, zonder axiale weerstand vari de turbine, ontstaat
er eerì venturi-type stroming. Hierbij is de ideale tilthoek
= 0. Bij een
tilthoek groter dan de ideale zullen de tipvanes gedeeltelijk turbine-werking
vertonen, doordat de tipvanes dan meer op de drukzijde worden aangestroomd.
De ideale tilthoek
1id
is ongelijk nul bij aanwezigheid van axiale
weer-stand van de turbine.
Bij het onderwatermodel is de axiale weerstand van de staken te klein voor
de inciestelde tilthoek; wanneer de weerstand vergroot wordt door toevoeging
van hetgaas zal de ideale tilthoek de ingestelde tilthoek beter benaderen,
waardoor de tipvane minder van de drukzìjde wordt aangestroomd: de hf
t-kracht zal afneien.
De aanwezigheid van bet
gaas heeft nauwelijks invloed op het CD_niveau.Bij een bepaalde sneilopendheid zal de stroomopwaartse tipwervel van
deene tTïpwervei de stroomafwaartse tip
añ de andere treffen. De twee
tip-wervels zijn even sterk, maar tegengesteld en zullen elkaar dus opheffen.
Bij deze syrichronisatietoestand is er geen geinduceerde weerstand,
waar-door bet 2-dimensionale geval het dichtst geriaderd wordt, en de liftkracht
het grootst is.
Of er synchronisatie optreedt is afhankelijk van een aantal grootheden:
axiale weerstand van de turbinez. snellopendheid, ingestelde tilthoek en
wer-velsterkte op de tipvarie.
In [6] wordt cen formule afgeleid voor de gemidclelde invaishoek van het
effek-tieve gedeelte vari de tipvane. Toegepast op de konfiguratie vari het
onderwater-model geeft dit:
-12--=
-(alle hoeken in rad)
De cerste term O is de geometrische instehoek van de tipvane:. neusnaar binnen is positief, zodat de positieve liftkracht richting rotatleas is De tweede term is de nul 11f thoek dit is een profieleigenschap. In fig. 18 i de kromme van bet Eppier 385-profiel vervangen door een reçhe,, lijn, de hieruit volgende nuliifthoek is: = -6,2°.
De derde term wOdt veroorzaakt door het verschuiven van het aerod'-namisch centrum over de af stand X naar voren vanaf bet bevestigingspunt. De
raaklijn aan de omschreven cirkel treft de tipvane nu op de zuigzijde, dit geeft een invalshoekverkleining.
De vierde term siny sinA heeft te maken met de rotatiesneiheid QR,
wle een
komponent loodrecht op hettipvane opperviak heeft als de tilthoek y en gier-hoek A beide ongelijk nul zijn
De 5e term
f
. >.
(y-
geeft het effekt van een niet-ideale .ilthoek weer, d.w.z. eentilthoek zodanig dat de spanwijdte niet parallel is met,e lokale snefheid W. Tenslotte geeft de 6e term de geinduceerde invalshoek.eer, bekend uit de klassieke eindige vicugel-theorie.Met deze formule voor de invaishoek en de gelineariseede C1-a kromme kan een vergeiijking gemaakt worden met emetingen. We beschouwei de kofJur-tie die het ideale geval het best benaderd:y 150;
0=. 4e;.. mt gaas; X 7 en A 00; dit voigt ook uit bestudering van de video-opnames,
Door de aanname dat hoeken en snellopendheid ideaai zijn, val].çn de .laatste drie ternien weg, zodat = 7,4°. Met C1 = 0.0949 per graaà voigt hieruit;
0.70. De overeenkomstige meting geft: CL = 0.48.. P4t dee t.wee uit koinsten niet overeenkomen is niet verwonderlijk, want e1fs.met..windtunnel-proeven aan en 2-dimensionaal Eppler profiel is het niet gelukt.om de.theo-retische C1-c-- en Cl_Cd_kromme te reproduceren.
Tevens geven de grafieken een daling van de liftcoêfficiënt bij hogere snel-lopendheden weer. Dit komt slechts als 2e orde-effekt tot uiting in de
vierde term van de invaishoek formule; belangrijker is hier het verkleinen van de effektieve spanwijdte be bij stijgende snellopendheden (zie f6]): bet liftniveau over de effektieve spanwijdte blijft gehandtaafd, gemiddeld over de gehele spanwijdte zai de liftcoéfficint dan dalen.
In graf ieken 7 en 8 is de invioed van de gierhoek op de iiftcoèfficiènt apart uitgezet. Wanneer de gierhoek A vergroot wordt, zal volgens de formule de invaishoek a kleiner worden waardoor de iiftkracht CL daalt. Bij een ver-groting van de gierhoek van 4 naar 10 betekent dit een daling van
--sin
sin:A+.()
-V
i
vanei
= 0.15 (bij y = 15°; 0 40; niet gaas en A = 7); dit komt niet goed overeen met de bijbehorende meting: ACL 0.07.
Door de grote meetonnauwkeurigheid mocten de resultaten van de eerste in-stelling (y 150; 0 = 00) vooral d
wecstandsmetingen, zeer kritisch bekeken worden (zio appendix 4).
ßij de derde instelling (y = 20e; = 2°) daalt de liftcoêfficiènt bij stijgende snellopcndheden; door cen to qrcte tilthoek treedt hier geen wervelsynchronisatie co, zodat or geen piek in de C_A_grafiek zit.
De weerstand:smetingon zijn voor alle instelllngen vrij konstant over 1et he1eA-gebied. Hat C0ni.eiu is echter eon faktor 4 hoger dan de
theoreti-sche waarde (zie fig. 18). Doze theoretitheoreti-sche waarde is echter bij wind-tunnelmetingen aan cen 2-dimonional proiel ook niet gereproduceerd. Belangrijkis echter cok dat de effekten die optreden door de roterende beweging van de tipvans het stroingspatroon zodanig verstoren dat geen vergelijking meer r.ogclijk is niet eon 2-dimensionale stroming.
In graf iek 9 zijn de resultaten van voorgaende sleeptankmetingen weerge-geven. Ondanks het verschil in hocken kan tocli cen beperkte vergelijking gemaakt worden. !iet liftniveau bij gierhoek A = 0°, zonder gaas komt
rede-0 O O O
lijk overeen met de neuwo xiietingcn y = 15 , A = O O = O en 4 , zorider
gáas; hetzelfde gèldt voor de weerstandsrietingen.
De andere twoc r:otingen zijn godaan bij een grotere gierhoek A = 130. De waarde van do litcoèffici?-it is lager dan vorwacht zou worden bij extra-polatie vari grafieken 7 en 8; dc lege waarden zijn waarschijnlijk te wijten aan het gebrekkige eetsysccm
In alle gavallon is de C/IC_reihcuding te laag orn enige vermogenswinst te verwachten: in d.c praktjk zal. net doge profielen de winst door het toe-passen van tipvanes oiddlltjk vo;:niotigJ woron door het tegengesteld koppel t.g.v. do woer.t:nd an de tipvanes.
6. ¿ichtbaar maken van de sLroming
0m een beter irzicht te krijgen in de werking van tipvanes, is liet nuttig orn het strominpatroon ronce liet model zichtbaar te maken. In de windtunnel blijkt dt thét ròokproeven hele fraaie resultaten te bereiken zijn ir' de sleeptank is gepròbeèrd om dit na te bootsen met behul
van
watetof-belletes; door op een blanké metalen dra1'spaimniñgte zetten. ontstaan
er onèr'water do& elekrolse waterstofbllei. et de rootte van de' spanning kìn de groôtte van dé b±llen gereqeld wdrden. Wanneer de bellen klein genoeg zijn, is de stijgsnelheid klein t.o.v. de rijsne]heid en kan een horizontaibeilenvlak geproduceerd w6rden.
iìet stromigspatrodxi rond Iiethele model Is zichtbaar gemaakt met een ver-tikale draad. Deze wolframciraad (Ø 80 tim) is ingespannen in een geisoleerde haif-cirkelvormige boog, zodat de stromiñg ter plaatse van de rotor nauwe-lijks be1ri,loed wordt (R
0.35 in). boor
delen van de draad te isolerenoog
(b.v. insùiten thé crystal-spray) oritstan er bellenbanen i.p.. een bellen-viak (zie foto 7). Door de spanning te pulsen als blokspannihg (in dit geval O en 30 V), wordeñ bläkvomige bellengroepen gernaakt, waazdàor éen üjdôele-ment kan worden ingebouwd.
0m de stroming ter plaatse van de tipvane zichtbaar te maken, is gebruik gemaakt van cen koperdraad waarvan het blanke draadeinde eerst gevlochten is. Deze spiraalvorm heeft een hoge bellenproduktic en doordat. de bellen-stroom nu volume heeft, is het beter mogelijk orn de tipwervel zichtbaar to maken dan met een bellenvlak (zie foto 8).
De bellen worden zichtbaar door er met een sterke onderwaterlamp (500 W) op te schijnen. Hierbij is de hock tussen de richting van waarnerning en de richting van belichting erg belangrijk; deze hock moet ongeveer 115° zijn. In cie praktijk komt het er op neer dat de lamp bijna boyen het model hangt en naar beneden schijnt en dat ie video- of fotokamera ter hoogte van de rotoras gepìaatst wordt. Lamp en kamera beide in het rotorvlak.
Van i tipvane-instelling (y = 15e; = 40. /= 30) zijn op deze wijze
foto-en video opnames gemaakt, bij snellopfoto-endhedfoto-en van À = 4 t/rn 17.
Door belichtingsproblemen zijn er slechts enkele fotos geslaagd; de video-opnames geven een redelijk beeld van de strorning rond het hele model en rond de tipvanes.
7. Konklusies
Het..ontworpen meetsysteem voldoetan de gestelde eisen: de radiale
kracht.. op een tipvane kan gemeten worden met een fout kleiner dan 3,5%.
Onder voorwaarde dat de rotorfrequentie niet te groot is (f < 2,5
Hz),
is er geen nieetbare invloed van andere krachten.
Door de koppelnietingen op de juiste w.jze. te verwerken is het mogelijk
ornde weerstandscoèfficiènt van het tipvane-profiel te bepalen met
een
abso-lute fout kleiner dan 0.005.
Het Lppler 385 profiel heef t als tipvane een te lage C/C_verhouding
ornvermogenswinst te verwachten. De winst door het aanbrengen van radiale
krachten op de stroining zal teniet gedaan worden door het tegengesteld
as-koppel t.g.v. de weerstand van de tipvanes.
De trends in de CL_A
en CL_Ag.rafieken zoals voorspeld door de theorie,
worden door de meetresultaten bevestìg6. Kwantitatief wijken de resultaten
echter nogal wat af van de theorie.
D.m.v. waterstofbelletjes kan de stroming rond de turbine en tipvanes onder
water goed zichtbaar gemaakt worden mits er voldoende aandacht aan de
be-lichting besteed wordt.
-16-8. Rferenties
1. 3. 1&eurskens, H.
Hout
"Windenergie", stageversiag R-200-S, P. van der Vorst Th Eindhoven, 1974.Th. van holten
ii.i1. van Beek-Derwort, Th. van Holten
L.C. Spijkerboer
'Perforiance ana1ysii of a windmill with increased power output due-
tì-vane-induced difusion of the aIrtream"TH Helft, £'temorandum M-224, 1974.
"Work done by the tipvane group of the Deift University of Technology fÓrthe National Programm Windenergy", TE Dlf t, Mmorandum M-375, 1980.
--:"De liftkracht op eentipaan-raodel. Ontikke1ing van een theetysteem", Tb Délft, Memorandum M-465, 1983.
UMeejoek bij de sleeptankmetingen 198Y, Werkgroep Windenergie, '111 Deift.
6. Th. van Holten s'An analytical theory for rotor-tivfl
performance and comparison with experiméntal results', paper no. 2.9, Eighth
European
Rotorcraft Forum, Aix-en-Provence, 12.Appendix 1 Technische gegevens
gravitatiever snelling dichtheid water
kineivatiscke viskositeit water dichtheid luc'nt
kinematische viskositeit lucht Sleeptankmode i
straal rotor
diameter van de uithouder als funktic van de straal
41,25.10 r 28.10 ¡ d(r) = 18.103(rn) 48 .10 r 120.10 d(r) = 24.103-r . 125.10 (in) 120 .10 r 160.10 : 6(r) = 9.103(m)
io
.ioT3
r 176.10 : 6(r) = 2.10 tipvane profiel spanwi j dte koordeafstand aerodynaniisch centrum -beve stiging spunt
Reynoldsgetal gaas aansluiting kraclitopnemer -18-g = 9,82 rn/s p = lO3 kg/rn3 (1 atm., 20° C) 6 - L
:v=10
rn/s p = 1,205 kg/rna (1 atm., 200 C) -6 2:=15.1O
In/s R = 0.18 inEppler 385, aangepast aan de ornschreven cirkel b = 0.082 in c = 0.06 m = 8.67.10 in AC Re 2f.R.c = 1.35.10e (bij f = 2 Hz) 6 draden/crn draad = 0.2 mm maaswijdte = 1.5 mm solidity = 0.226 ingang + = rood - = blauw uitgang + = groen - = koper aarde = blank Evenredighe idsfaktoren
koppel: 4,26.10 Nm/prek (rekmeter in stand 3000 prek/V) axiale kracht: 0.1206 N/prek (rekmeter in stand 1000 irek/V)
00 : 12.93 N/V 40 : 13.25 N/V + 3,5 % 2° 13.15 N/V radiale kracht: y = = 15°, 15°: 0 = e
y =
20°, 0 =integratoren: i V op de ingang over 20 sec. geeft 10 V op de uitgang.
Kleine Sleeptank lengte: 85 cm breedte:
2,75 m
diepte: 1,25 nmax. snethid slûewagen: 2 rn/s Crote Sleeptank
lengte: 142 in
breedte: 4.22 in
diepte: 2,50 in
Appendix 2: Krachtenberekening
Uit de gerneten radiale kracht en het koppel willen we de lift- en
weerstands-kracht van de tipvane bereienen. De lift- en weerstandskract van een profiel
zijn gedefinièerd als de Krachten resp. loodrecht
en evenwijdig aan de
stroming. Omdat de richting van de stroLling ter plaatse van de tipvane niet
bekend is, kunnen de krachten niet exakt berekend worden. Er is echter wel
een benadering te maien: aangenomen wordt dat de liftkracht L loodrecht op
de tipvane staat in de richting die de roteras snijdt. de weerstaridskracht D
raakt aan de cirkel die door de tipvane omschreven wordt.
Behaive aerodynamische krachten werken er op de tipvane ook massakrachten
en
hydrostatische krachten [4]. De massakracht werkt in radiale richting
naar
buiten gericht en zal de radiale kra:ht kleiner doen lijken. De hydrostatische
kracht werkt in vertikale richting en wordt t.g.v. de roterende beweging door
bet meetsysteem voor de radiale kracht ervaren als
een sinusvormige kracht.
Doordat er een middeling plaats vindt m.b.v. een analoge integrator, kan deze
kracht buiten beschouwing cjelaten worden.
De krachten L en D kunnen ontbonden worden in de richting waarin de krachten
Fraã en Ftan
(= Ç)/2R) genieten w9rden:
F
= L
.cosy - m.2 .R
rad
F= D + Dihd
Hieruit voigt:
L = OEa + m Q2R) /cosy
û=F
tan
-D.
uithouders
0m de metingen onderling te kunnen vergelijken, schrijven we de krachten in
dimensieloze vorm:
CL =
L/(½p(R)2b.c)
CD =
D/(½p(ÇR)2b.c)
De weerstand van de uithouders blijkt in diniensieloze vorm, betrokken op
bet tipvane-oppervlak, konstant te zijn:
CDitl
= 0.072; hiervan wordt
in het verwerkingsprogramma gebruik gemaakt door pas na het dimensieloos
maken van F
tari
de weerstand C
van de tipvarie te berekenen.
D
Deze geuieten wearde komt goed overeen met de theoretisch berekende waarde.
Van een schijfje dr van de uithouder wordt de weerstand Lerekend:
-20-dD = CD . ½p
(r)2d(r) . dr
Het benòdigde askoppel t.g.v. dezé weerstarid is. dQ = r . CD . ½p (Çr)2d(r)
Door te integreren langs de straal wordt het totale koppel berekenci:
R.
Q = J-tip
2
CD . ½p 1 r d(r)
root.
Voor cylindèrs bij R> lO4 is CD= 1.2; dé diameter ais funktievan de straal dr) is gegeven In appendix 1; het koppel t.g.v. de naar en de
spinner is verwaarioosd. 11et c1ze gegevens voigt uit de
-berekening:
Q4427.10_6
.Door aante nemen ¿lateen tangentiale kracht aangrijpt in-. het
bevestigijigs-punt. van
de .tip,vane; kan hierui. een weerstandskrachtvan
de uithouder. .n dimensieloze vorm berokend worden:CDith
= Q/(2R.jpWR)2b.c) = 0.074De centrifugaalkracht werkt niet alleen
op
de tipvane, maar ook op de verbin-dingsstaaf tussen tipvane en krachtopnener. D.m.v. een slingerproef 1s deeffekti.evc. straal van
het geheel bepaald De slingertijd ; is onathankelijkvan
de massas, maar slechts afhankelijkvan
de lengtelvan draaipunt ot
.1a3sam1cde1punt i. ¿ir V'l/j
Gemeten is T = 34/40f zodat i
= 0.179
m..Tevens is het massamiddelpunt
van
de tipvane bepaald,dit blìjkt in het
ver lengue van het bevestigingspunt te liggen.Zonder ennoemenswaardi fout te introduceren kan de centrifugaalkracht be-rekend worden met de massa
van de tipvane
staaf en
de straal van het model, resp. m = 0.056 kg en R =O.13 m.
Appendix 3: Datareduktic
Door de grote onnauwkeurigheid zijn de metingen van de axiale weerstand
buiten beschouwing gelaten. Door wrijving is de nuistand van de
rek-meters niet nauwkeurig te bepalen; omdat in het onderste gedeelte van het
meetbereik gewerkt wordt, is deze afwijking van de nuistand van grote
invloed op 'net meetresultaat.
Uit de resultaten van de laatste twee tipvane-instellingen blijkt dat
de berekende waarden vaxi de dimensieloze liftkracht onafhankelijk zijn van
variatie van rijsnelheid en toerental. De metingen van één snellopendheid
onder deze. variaties val1enngenoeg samen (fig. 19). Hieruit blijkt dat
de konstruktie voldoende verstijfd is, zodat er geen buiging van de tipvane
rneer optreedt en dat de bijdrage van de centrifugaalkracht op een goede
ma-nier in rekening gebracht wordt.
Hierdoor kan volstaan worden met de resultaten van dén X-reeks; hiervoor
is de reeks bij f = 2 Hz genomen. Omdat de liftkrachtmetingen
onaflianke-lijk
ijn vaxx toerentalvariaties bijéén snellopendheid, worden de
metingen
van de eerste instelling voldoende betrouwbaar geacht. De fout in de metinqen
komt voort uit de onnauwkeurigheid bij het bepalen van de
evenredigheids-faktor van de krachtopnemer.
Door wrijving in de aslagers en mogelijke onbalans van
het model is de
nul-stand van de rekmeter voor de koppelmetingen niet nauwkeurig te bepalen.
De rekmeter wordt bij een zeer langzaam draaiende rotor, zo
ingesteld dat
de uitlezing gemiddeld over één omwenteling nul is. Omdat dit 'op
net oog
gebeurt, zal er altijd een zekere afwijking van de nuistand
overblijven. Deze
afwijking wordt eveneens geintegreerd en zal een konstante
absolute fout in
'net koppel tot gevolg hebben. Eij cen hoog toerental zal
de dimensieloze
weerstandskracht CD een kleine fout hebben, bij eeii laag toerental een grote
fout.
De invloed van 'net toerental op de weerstarìdsmetincîen kan door de volgeride
bewerking verkleind worden. De "gemeten' tangentiale kracht bestaat
uit ce
volgende komponenten:
Ftan = CD
.(QR)4 b.c + C.th
. IP(QR)2 b.c + fout
Uanneer we nu 2 metingen bij dezelfde snellopendheid, maar
verschiliend
toerental van elkaar aftrekken, is de dimensieloze weerstand van
de tìpvane
als voigt te berekenen zonder de genoende fout
C
F1 - F2
-D-
S)½pR2b.c
D,uith.
-22-De resultaten die op deze wijze verkregen zijn hebben een absolute fout C < 0.005. Dit betekent bij CD 0.08 een akseptabele relatieve fOut kleiner dan 6%.
Bij de 2e instelling (y = 15°, e = 40) zijn er X-reeksen die nagenoeg samenallen, ondanks let verschil in toerental; de nulsand van de rek-meter isdan goed ingesteld. 'ianneer die meegegevens op bovengenoemde wijze bewerktwbrden, geeft dit weer een reeks die sarnenvalt met de reeds berekende waardèn. De fout in de resultaten vande 3e instelling (y = 20°,
O = 2°y kan op deze wijze àok verkleind worden tot CD < 0.005.
Helaasis dézebewerkinghìet toe te passen op deresultaten van de le instelling (y = 15°, 0 = 0°), omdat daarvan bij elke gierhoek slechts één A-reeks geè.en is. De wèrstndsmeEingen van die instelling bevatten.? voor-al bij snel'Iopenäheden, gemeten bij lage toerentvoor-allen, dan ook een aanzien-lijk grotere fout.
Appendix 4: Foutenberekenincj
Radiale kracht. Dit degrafieken (zie [5] blijkt dat de resultaten onaf-hankelijk zijn van rijsnelheid en toerental. De dwarskracht en het moment op de tipvane zijn tijdens de metingen minder groot dan verwacht en zijn dus van weinig invloed. De enige fout die overblijft, is de onnauwkeurig-heid in de evenredigonnauwkeurig-heidsfaktor: door integreren en middelen wordt geen extra Lout toegevoegd. De liftkracht is direkt afhankelijk van de radiale kracht (zie appendix 2)en heeft dus eveneens ceri relatieve fout kleiner dan 3,5%.
De fouten in de overige grootheden p, 2, R, b en c voor de berekening van C1 zijn relatief klein, zodat deze buiten beschouwing gelaten worden.
Koppel. Door wrijving in de aslagers en mogelijke onbalans van het model is de nuistand van de rekmeter niet nauwkeurig in te stellen.
Langzaaia draaiend (tornend) wordt de rekmeter zo ingesteld dat de uit-lezing gemiddeld. over édn omwenteling nul is. De afwijking van de nul-stand zal oak geintegreerd worden en geeft een konstante absolute fout, onafhankelijk van het toerental. Deze fout wordt berekend door tornend bet verwerkingsprogramma te draaien: de integrator geeft dan over 20 sec. een uitgangsspanning:
f
Edt = 0.014 Vs. Dit kot overeen et= 0.014 ± 25,56/20 = 0.018 (Nm) an Ftan = 0.018/20.18 = 0.05 N. Bij bepaling van de weerstand van de kale uithouders wordt een zelfde fout gemaakt, zodat de absolute fout in de weerstand van de tipvanes is:
= 0.1 N.
Wanneer een A-reeks gemeten wordt door variatie van het toerental, zal de dimensieloze weerstand CD een fout hebben die afneemt naarmate het toeren-tal toeneemt.
= 0.03 bij f 1 Hz en = 0.0015 bij f = 2.5 Hz. Dit geeft een on-juist beeld van de CD_A kromnien. Bij bet interpreteren van deze krommen van de eerste instelling ( j50 e =
00) raoet hier rekening mee gehouden worden: de sprang in de CDX krommen wordt veroorzaakt door de overgang op een andere rijsnelheid.
Oit de ¡netingen van de 2e en 3e instellingen zijn de metingen geselekteerd waarbij het toerental konstant blijft onder X-variatie.
Wanneer de gegevens verwerkt worden zoals beschreven in appendix 3, is de fout in de weerstand: C 0.005.
-24-Aopendix 5: Lirieaie regressie
Door N raren meetpunteri (x., y.) wordt de recressie-rechte bepaald. Dit houdt in dat de sorn van alle kwadratische afwijkingen van de punten tot die lijn minirnaal is.
De tichtingscoefficientr.c. van deiiri ende fout s(r.c.) daarin worden ais voigt berekend:
N N
x. . y. - . x. .y,
i=1 i i=1 i i=1 i i
r.c. =
xJ2
- N. . x.2-1 i i=1 i
N N N 2
(N.E x.y. - E x. .1 y,)
i=1
i 1
j=1I
i=1 iN N N N
E y.2
- (.E, y.2)- N.EX.2
(E
)2i1
iii
i
i1
ii1
i r.c.) -N - N 2 (a-2) . (N . .E x.2 - (.E x.) 1=1 1 i=1 iturbine.
-26-Energy
Fig. 1: Stromingspatroon rond konventionele
Energy
Fig. 2: Stromingspatroon rond turbine met diffusorsysteem.
Fig. 3: Ommantelde turbine.
-28-Fig. 4: Turbine met tipvanes.
T
Fig. 6: Oude meetsysteem.
tipvaan stift
mebraam
bevestigingsstaaf uithouder centerpuntjes kraagje centreercirkeltje krac±ìtopnemer houder schroef-30-Fig. 7: Nieuwe meetsysteem.
-j
A=4.1O
m B = 12.1O C = O,7.1O m D = m -3E5.1O
m F = 1,7.1O m R = 2.1O mQ
SPM. R Fig. 8: Krachtopnemer.Bet mernhraczrn in 2e versie.
Bet membraain in 2e versie
Fig. 9: Membraan.
/-
z-'73
-32-o Fig. 10: IJkopstelling.1'
I!C C rio
I
Soo -15,5° C : tgci = 11,89 + 0,05 N/V 19,00 C : tgcx 11,86 0,07 N/v aFig. 11: Invloed van de water temperatuur.
Jet aanbrengen van een moment.
Resultaten Fig. 12: Invloed van cen moment.
F 11 F1 Fr fout (%) 1
8,35N
ON
ON
-2 5,40 N O N 2,95 N 3,4 3 5,40 N 2,95 N O N 6,1De invloed van de tharskracht
F.
-34-a
s S I
so
60 0Scìets van de opstelling voor het bepalen van de invloed van F.
Fig. 13: Invloed van een dwarskracht.¡o Za 30
.1
h 3Dm
origi noi circumfere of mát disc: gearadjusted with distance h
EPPLER 385 PROFILE
Fig. 14: Gebruikte profiei, aangepast aan de omschreven
cirkel. motor R: 3x chord water levet
hub with
measuring streamlinearrangements
bodies'j
Fig. 15: Hoeken waardoor de stand van de tipvane bepaald is.
ONDERWERP : . . .
rL
DATUM :
OPMLRKIiGEN : .
-File-nr.: File-nr File-nr.:
LJo.En.riE1h.
[1's.3Mir.
El. 2E
U. 3E12C'ii.
Ci. 299
F:t. cr f r E
. [ H z JMin.
1.U57
MC.::::.1.
EI.
1.059
T i 1 t. h Ek A = 15Ir..t'E1hi:Ei::
E: = ¡.1Ci
Erh:'k
C =
4 F - r o.j
i: * :i [N 3 =0.874
ri[N] =
U. tiF.::<
[N]
= 1. 7 E: 5 L'.L-'cJo =4.
CliC f -
r o. cJi +)
=0.2477
C:ft.o.r
=U. 1640
C:fn':
= :; UFig. 17:
Voorbeeld van een meting.1o.ErIE.riE1h. ['i..s]
turi.
0.294
Mo.::::. El. :30:3U. 299
R c t. ç' r f r E ' E H z]Min.
1. :;25
1.
Eii.
1. :-:7
MEEt. t.
j
. d[i.]
MEEt. t.i
.i 'J[i.]
20.002
19.99E;
MEEt. I..io.o.rdEri
[V]
MEE t. I..I,J.IJ.rrJEri[V]
i
0.676
11.U2
20.153
-1:1.2:34
:30. 148
3U. 19E
T i it. h c' E k A = 15In.t.'E1h':'Ek
E: = IlIl I
rh':'E'
::C =
4 F - r ci,d il * :[N]
=1.295
M[NI] =
H ¿ -:l LIF.::.::
[NJ =2.354
Lo.bdo. = C -Cfr,,ci(*J
=0. 234 U
Cf t. o.rr
=0. 1500
= 0. 5 1 9 3H'aEn.rE
1h.
[iìE.]
Min.
U. 295
Mo.::::.U. 3U1
UEii.
U. 299
F: ci t. i:' r f r E . EH z]Min.
1.595
Mci..:<.1.
'.j':!i.
j..
M E E t. t. j .j ,J[. J
1 9. 9 5 E:MEEt.'..'o.o.rdEn
E'']
11.449
20.321
-:i.
T i i t.
c E k A =15
In.t.E1hûEk
E: =CiErhCEk
I: = 4 F r o.d i: * [N ]1.
ri [ i..i]
=0.410
F.::.::
[N]
=3.124
Lo.b'Jo. =6.04
-
Cf
ro rJ i*)
=U.
c:f -.
o.n =0. 1422
= U. E 8 E 4EPPLER 385
Rc 1OO 000
38-Fig. 18: Karakteristieken van het Eppler 385 profiel bij Re = 100.000.
L 14
LII
L ISL54
aONDERWERPa Si .eptarkm.t i
Datum
¿fr
FI LENUMMER
p I R ISFig. 19: Meetserie bij variatie van rijsnelheid en
rotor-frequentie.
lobdo
luLe
.5
.4
L.
.2
LI
L.
f
cl
t
Cl v.d. tipvan. cil. furikti. van labda
s
.4
+1 #
Cd
R 5
I'
labda
15Cd y. d.
t.ipvar
øl. funkt.i.
vertlabda
$
31 - 5 - 1983
358-
362
*
367-
371
I
s
372- 376
a
377- 386
387-
391
+Cl t
0. 6
2. 5
0. 4
2. 3
0. 2
2. 1. 2
TILTHOEK = 15 graden INSTELHOEK = graden ZONDER GAAS -40-4 1 GIERHDEI< 6 o Egr'adenj 8 # 10 +Cl v.d. tipvane ale Functis van lambda
J.K. & NJ.V. t z
I
'r i Il 1+ j 1ri'+
L
L
O 10 lambda 15 Cdt Cd v.d. tipvarie ala Funotie van lambda
10
--'
lambda 15Graf iek i
0.08
0.26
2.24
0.02
0.08
0.06
2.24
0.22
0.00
0 TILTHOEK = 15 9r'oden INSTELHOEK = 0 raden MET GAAS Cl Grafiek 2 4 GIERHOEc 6 o Cgr'cder 8 10 + J.K. NJ.V.DZ:
t±i
1'Cl y. d. tipvcne ale funotie van lambda
10
-
lambda 15Cd v.d. tipvons ale Funotie van lambda
0 5 10 15 5 lambda 0. 6 0. 5 0. 4 0. 3 0. 2 0. 1 0. 0
Ci 1' 2. 6 0. 5 0. 4 2. 3 0. 2 0. 1 0. 2 QL 12 2.28 2.06 2.04 0.02 Q). 02 0 -42-TILTH3E< = 15 9roderT 0 * INSTELHOEK 4 qr'oder, 4 GIERHOEK 6 o E9r'odenj e
ZONER GAAS
10 +Ci v.d. tipvone ola functie van lambda
Grafiek 3 5 0 -- lambda 15 J.K. & NJ.V.
T 4
4-ft
+
î
.--.-JT4I+:T4
- r__L
f
1L
r
5 10 lambda 15 CdCl 1'
0. 6
0. 5
2. 0
TILTHOEK = 15 9r'aden INSTELHQEK = 4 9r'aden MET GAAS 0 * 4 I GIERHOEK 6 o Egraden 8 10 +Cl y. d. tipvane al funotie van lambda
10 lambda 15
JJ.
NJ.V.
0. 10
0.08
0.26
0.04
0.02
0.02
CdCd y.
d. tipvane als unctie van* lambda * * * 0 5 10 lambda 15
Graf iek 4
5 Oa. o 0 TILTHCEK 20 8r'oder, INSTELHCEK = 2
9rader
ZONDER GAASGrafïek 5
Cl v.d. tipvone ol
unctie von lornbdo
-44-0*
4 GIERHOEK 6 o Egr'oderì 8 10 + J.K. & NJ.V.II
--t-+
--_1.__r
- I
-
_____1+
bi
5 10 lornbdo 15 5 10 lambdo 15 Cd1'
Cd v.d. tlpvone Ois
inctie von loriibd
0. 6
a. 50. 4
2. 3
0. 2
o. i
o. 13.38
0.06
2.04
0.02
2.00
2.00
o TILTHOEK 20 9r'ader, INSTELHOEK 2 graden MET GAAS Cl 0 * 4 GIERHOE< s 6 o Egr'aden] 8 10 +Grafiek 6
J.K. & NLV. Fi
--f T
[L
r
-H±F
i
i
i
i}
-...f
j-- ...-...
-..-£i
..J .--t41
... ... ... ...-H --L
t... -.- ... .-ÏiTJAT
--- ---1 -jt Cl y. d. tipvane ale functie van lambda
0 5 12
-
lambda 15Cd
t
Cd y. d. tipvane ale functie van lambda5 10 - lambda 5 2. 6 2. 5 0. 4 0. 3 0. 2 2. 1 2. 0 2. 12
0.28
2.06
0.24
0.02
-46-Cl v.d tipvorte ola f'unktie vor de 9ierhoek
Tilthoek = 15 gr'oder-i Irste1hoek = 4 9r'çden MET GAAS NJ. V. 0.6 0.5 0.4 0. 3 0.2 0.1 0.00 cl t lambda = 5 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0.0e cl t lambda = 6 T
*
2 4 6 8 10 2 4 6 8 10 0.6 0. 5 0.4 0.3 0.2 0.1 0.0e 4 cl t lambda = 7 0.6 0.5 0.4 0. 3 0.2 0.1 0.0e cl t lambda = 8f
* 246
B 102468 10
--3 gierhoek [grader1 gierhoek rgrader.1- gierhoek [groden ' gier'hoek [groder1
Cl v.d. t.ipvane ale furikt.ie van de gier'hoek Tilthoek = 15 graden Ineteihoek = 4 9raden ZONDER GAAS NJ. V. 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0.00 cl t lambda = 5 0.6 * 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0.0e cl t lombdo 6 * 2 4 6 8 10
24
6 8 10 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0..1 cl t lambda = 7 0.6 * 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0.00 cl t lambda = 8 * * * 0.0e24
6 8 10 2 4 8 8 10gierhoek [graden] gierhoek [graden]
gier'hoek [graden] gier'hoek [graden]
t
oL o. 2o'
CL
---.
-D_IL . O
Grafiek 9
i
35
cQ '-c'Oc.
-48-\X Or\O '- Qk
\- AcQ L2.3
IL/5°
0
QLC'/) 9)
\C-.
20 c3Q 'c3
¿CtfJ O? O
-'cxc-te'- de. Yo4or
/5
&
-50-Foto 5: Neetopstelling "zonder gaas".
Foto 7: Stromingspatroon rond de turbine.