Circulair bouwen in de gevelindustrie: Een verkennende studie naar de sociale aspecten
Pełen tekst
(2) . Inhoudsopgave . . FIGUREN ............................................................................................................................................................... 3 TABELLEN ............................................................................................................................................................ 3 TERMEN ............................................................................................................................................................... 3 1. INLEIDING ....................................................................................................................................................... 4 1.1 Leeswijzer .................................................................................................................................................. 5 2. SOCIALE ASPECTEN CIRCULAIR BOUWEN; INBEDDING ........................................................................... 6 2.1 Historie en context ................................................................................................................................. 6 2.2 Product-‐Dienst Systemen .................................................................................................................... 6 2.3 Normeringsraamwerk sociale aspecten ...................................................................................... 8 3. SYSTEEMANALYSE ....................................................................................................................................... 11 3.1 Speelveld ................................................................................................................................................. 11 3.2 Prestatie model .................................................................................................................................... 12 3.3 Standaardisatie en modulariteit .................................................................................................. 14 4. IMPLICATIES VAN EEN CIRCULAIR PARADIGMA ...................................................................................... 17 4.1 Implicaties beoordelingsraamwerk ............................................................................................ 17 4.2 Sociale aspecten beoordelingsraamwerk in het prestatiemodel ................................... 19 4.3 Sociaal-‐culturele randvoorwaarden .......................................................................................... 19 4.4 Kansen en uitdagingen ..................................................................................................................... 21 5. CONCLUSIE EN EEN ELFTAL TOPICS VOOR VERVOLGONDERZOEK ....................................................... 22 BRONNEN .......................................................................................................................................................... 23 . 2 .
(3) . Figuren Figuur 1: Levenscyclus benadering prEN 15643 en de focus van prEN 16309 Figuur 2: CEN/TC werkprogramma met positionering van prestatiecomponenten Figuur 3: Concentrisch speelveld circulair bouwen Figuur 4: Circulaire processen in de bouw Figuur 5: Prestatiemodel en omgevingsinteractie bouwproject Figuur 6: Sociale aspecten beoordelingsraamwerk per fase in het prestatiemodel . Tabellen Tabel 1: Sociale prestatie categorieën + aspecten in normeringsraamwerk Tabel 2: Vier aspecten uit normeringsraamwerk relevant voor circulair bouwen Tabel 3: Kansen en uitdagingen sociale aspecten circulair bouwen . Termen . Beoordelingsraamwerk: beoordelingscriteria binnen het normeringsraamwerk specifiek met betrekking tot de sociale aspecten van duurzaam bouwen: prEN 16309 (2014) Grondstoffenpaspoort: identiteitskaart van een product of materiaal met gedetailleerde informatie over de eigenschappen, herkomst, verwerking en toepassing van het product of materiaal ten einde een circulaire economie te ondersteunen (geen formele definitie, concept wordt momenteel verder ontwikkeld) Normeringsraamwerk: vierdelig Europees raamwerk getiteld ‘Sustainability of construction works’, ontwikkeld door de technische commissie CEN/TC 350, voor de normering van duurzame bouwwerken: prEN 15643-‐1 t/m 4 (2010-‐ 2012) Open Bouwen: duurzame, flexibele bouwmethode waarbij de structuur van een gebouw gescheiden wordt van de inbouw, zodat dit – het binnenwerk – kan worden aangepast naar de maatschappelijke wensen Product Dienst Combinatie: een waarde-‐propositie, bestaande uit een combinatie van productcomponent(en) en dienstcomponenten, waarbij het bedrijfsmodel zo is opgezet dat de finale klantenbehoeften optimaal worden ingevuld [15] Product Dienst Systeem: Product Dienst Combinatie inclusief het (waarde-‐) netwerk, de (technologische) infrastructuur en de beleidsstructuur of inkomstenmodel [15] Systeembenadering: werk-‐ en denkwijze om verschijnselen te bestuderen als een geheel met onderlinge samenhang en wisselwerking met de omgeving Transitie(management): aanduiding van de overgang van een bepaalde situatie naar een andere. In deze context betreft het de overgang naar een duurzame samenleving. Deze overgang kan gemanaged worden ten einde sturing aan te brengen. 3 .
(4) . 1. Inleiding De Vereniging Metalen Ramen en Gevelbranche (VMRG) en Vereniging Kunststof Gevelelementen-‐industrie (VKG) maken zich hard voor herziening van het bouwproces, ten einde dit beter te laten aansluiten bij milieufactoren aan de ene kant en gebruikersdynamiek aan de andere. Circulair bouwen wordt gezien als een van de trends die bepalend kan zijn bij die herziening. Bijpassende, innovatieve business modellen zijn er echter nog niet of nauwelijks in de branche. Het door VMRG en VGK geïnitieerde (en mede door de topsector Logistiek gesubsidieerde) haalbaarheidsproject ‘Circulaire Gevel-‐economie’ richt zich op de consequenties van een circulair model voor de (Nederlandse) bouwsector in het algemeen en de toeleverende gevelbranche in het bijzonder. Onderzoeksvragen daarbij kunnen geformuleerd worden als: 1. Wat verandert er voor de gevelbranche als het bouwparadigma verschuift van lineair naar circulair? 2. Welke verdienmodellen zouden van toepassing kunnen zijn op de gevelbranche binnen een circulair paradigma? VMRG en VKG hebben in samenwerking met Real Capital Systems b.v. een concept visiedocument opgesteld dat een drietal verdienmodellen beschrijft [1]. Dit concept visiedocument heeft centraal gestaan tijdens een workshop met verschillende partijen uit de bouwkolom [2]. De resultaten uit deze workshop worden meegenomen in een definitief visiedocument, dat idealiter als startpunt dient voor verdergaand onderzoek in 2015. Bij de ontwikkeling van dit definitieve document is nog nadere uitwerking benodigd met betrekking tot technische, economische en sociale dimensies van circulair bouwen. Onderliggend verslag is een verkennende studie naar laatstgenoemde dimensie: de sociale aspecten van circulair bouwen. Sociale aspecten zijn uiteraard nauw verbonden met de technische en economische (evenals ecologische) dimensies, maar kunnen afzonderlijk belicht worden. Als hulpmiddel daarbij is voor deze verkenning gebruik gemaakt van het Europese normeringsraamwerk voor sociale prestaties bij de beoordeling van gebouwen: prEN 15643-‐3 en prEN 16304. Deze studie richt zich primair op circulariteit in relatie tot bouwcomponenten en -‐materialen. Specifiek met betrekking tot de gevelfunctie kan natuurlijk ook gedacht worden aan het sluiten en continueren van andere stromen. Afvang van regenwater bijvoorbeeld. Of zelfs de verwerking en hergebruik van afvalwater, met daarin aanwezige nutriënten, in groene gevels. Deze aspecten worden hier verder buiten beschouwing gelaten. Naast literatuuronderzoek is voor deze verkenning gebruik gemaakt van interviews met experts uit de branche – of buiten de branche waar van toepassing – voor aanvullende informatie. 4 .
(5) De auteur is als onderzoeker verbonden aan de Technische Universiteit Delft, Faculteit Bouwkunde, Afdeling Bouwtechnologie, leerstoel Klimaatontwerp en Duurzaamheid. Met een achtergrond als industrieel ecoloog is de auteur geïnteresseerd in-‐ en betrokken bij onderzoek naar duurzaamheid in de bouw vanuit een systeemperspectief; daarbij vormen technische en sociale aspecten als het ware twee zijden van dezelfde munt. 1.1 Leeswijzer Het eerste hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op de rationale achter-‐ en inbedding van circulair bouwen, product-‐dienst combinaties als business model en de NEN normering voor sociale aspecten. Het tweede hoofdstuk zoomt in op het systeem waarbinnen de beoogde verandering plaatsvindt; het speelveld en de prestatiemodel van producten en diensten. Dit hoofdstuk legt specifiek het accent op standaardisatie en ‘de gebruiker centraal’ met enkele praktische en theoretische voorbeelden. In het vierde hoofdstuk worden de sociale implicaties van circulair bouwen nader bediscussieerd, in eerste instantie op basis van het normeringsraamwerk, maar ook in een breder verband. In het afsluitende hoofdstuk worden conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven voor vervolgstudie. . . . 5 .
(6) . 2. Sociale aspecten circulair bouwen; inbedding 2.1 Historie en context Om iets te kunnen zeggen over de sociale aspecten van circulair bouwen is het onvermijdelijk om naar de historie te kijken en naar de context waarbinnen dit model moet gaan gelden. Circulariteit, vanuit de natuur bezien, is iets van overal en alle tijden. Circulariteit als economisch model, wat hier centraal staat, is echter nog onvolwassen. Toch zijn er – ook met betrekking tot de bouw – eerder concepten ontwikkeld die het dominante lineaire model ter discussie hebben gesteld. Soms vanuit een filosofisch-‐holistische overtuiging, soms meer pragmatisch, zoals de rol van circulair denken bij het creëren van banen, voorgesteld door Walter Stahel en Genevieve Reday in de jaren ’70 [3]. De reden dat de circulaire gedachte als propositie steeds weer terug keert in enige vorm, getuigt enerzijds van een soort tijdloze waarde die er door velen aan gegeven wordt, en anderzijds van een gebrek aan haalbaarheid om werkelijk wortel te schieten binnen de heersende economische cultuur. Hoe tot een symbiose te komen van deze twee elkaar tegenwerkende krachten is een complex socio-‐technisch vraagstuk, waarvoor geen makkelijke oplossing bestaat. Dat gezegd hebbende, op dit moment is er meer dan ooit-‐ en uit vele geledingen van de maatschappij aandacht voor circulair georiënteerde concepten, of dat nu onder de noemer Circular Economy valt of verpakt wordt binnen Cradle to Cradle. Er lijkt langzaam een kritische massa te ontstaan die van circulariteit meer kan maken dan een heimelijke wens. Ook in de bouwwereld is dit waarneembaar. De haalbaarheid in de bouw hangt echter af van verschillende factoren. Ten eerste zal de cultuur van fragmentatie er een dienen te worden van integratie waar het de organisatie rondom een bouw-‐ of renovatie project betreft. Want circulair bouwen impliceert per definitie een systeembenadering. Indien de wil er is, dan nog zullen er innovatieve verdienmodellen moeten komen die de omslag ook werkelijk faciliteren. Dit is waar de VMRG en VKG momenteel staan: verkennen van verdienmodellen die technisch, economisch en sociaal haalbaar zijn. 2.2 Product-‐Dienst Systemen Een essentieel aspect van circulair bouwen is de terugname logistiek. Herbruikbaarheid an sich betekent weinig wanneer die herbruikbaarheid niet ook gefaciliteerd en gegarandeerd wordt. Een kans ligt besloten in de verschuiving van productfocus naar dienstfocus via zogenaamde product-‐dienst combinaties (PDC), of product-‐dienst systemen wanneer omringend netwerk, infrastructuur en beleidsstructuur worden inbegrepen. In een dergelijk concept wordt sturing op prestatie leidend en verandert de eigendomsstructuur. Het goede nieuws is dat hier meerdere drijfveren prachtig samenvallen, gebaseerd op waarde-‐ of kwaliteitsbehoud: efficiëntie en kostenbesparing aan de ene kant en een betere milieuprestatie aan de andere. Bovendien biedt het een opening om de gebruiker op een veerkrachtiger manier te bedienen. 6 .
(7) Het minder goede nieuws is dat dit weliswaar goed werkt in bijvoorbeeld de auto-‐ en printer industrie, maar niet vanzelfsprekend ook in de bouwindustrie, niet in de laatste plaats gezien de vaak lange tijdshorizon van gebouwen en componenten. De voorbeelden waar het wel al wordt toegepast in de bouw zijn vooral gerelateerd aan installaties. Een jong voorbeeld van PDC innovatie gerelateerd aan façades is te vinden in product-‐dienst constructies rondom toegangstechniek, middels financiële of operationele lease contracten (Imtech). Op moment van schrijven was niet bekend wat de huidige status – en succesniveau – is van deze nieuwe dienstverlening in de toegangstechniek. Technisch bezien zijn er vele aanknopingspunten voor hoogwaardig hergebruik. Voor een deel is dit ook al bewezen praktijk, kijkend naar de lange historie van prefab en modulair bouwen bijvoorbeeld.1 Maar organisatorisch blijkt het meenemen van de lange termijn – waarde behoud in de toekomst – een hele lastige. Onder een product-‐dienst contract schaft de klant niet het product aan, maar de dienst en het daarbij horende onderhouds-‐ en upgrading programma. Een groot voordeel is dat er aan de basis dus geen sprake is van een financieel obstakel voor verandering: verouderde gevelcomponenten kunnen vervangen worden zonder stringente afbetalingszorgen die aan het oude product hangen. Verder blijft in het product-‐dienst model het engagement van de betreffende aanbiedende partij met haar product intact, zodat alle kennis die deze partij heeft haar waarde kan behouden. Met andere woorden, de aanbieder houdt zowel controle over waardevolle materialen als over het contact met de klant. En deze klant blijft niet zitten met een verouderd product en een tekort aan know-‐how voor een moderniseringsslag. Al met al een behoorlijk goede grondslag voor marketing-‐optimalisatie, met niet alleen de gebruiker maar ook kwaliteitswaarde centraal. Dit komt terug in Hoofdstuk 3. . 1 De technische en economische aspecten hieromtrent worden behandeld in twee andere studies 7 .
(8) 2.3 Normeringsraamwerk sociale aspecten In deze sectie wordt een algemene schets gegeven van de sociale aspecten die volgens Europese en Nederlandse normering meegenomen moeten (gaan) worden bij bouwopgaven. In de bouw bestaan al geruime tijd talloze keurmerken en labels voor duurzaam bouwen. Een algemeen geldende – geïntegreerde – norm in Europa op het gebied van hele bouwwerken, om besluitvorming te informeren, is er nog maar sinds kort. De technische commissie CEN/TC 350 is verantwoordelijk voor deze – vrijwillige – standaardisatie en heeft een vierdelig raamwerk ontwikkeld getiteld ‘Sustainability of construction works’: prEN 15643-‐1 t/m 4 (2010-‐2012).2 Dit raamwerk is gebaseerd op een levenscyclus benadering en heeft betrekking op alle typen bouwwerken, zowel nieuw als bestaand [4]. De NEN, meer specifiek de normcommissie ‘Duurzaamheid van Bouwwerken’, volgt deze standaardisatie. De beoordeling van sociale aspecten wijkt af van die van andere aspecten vanwege de aanwezigheid van zowel kwantitatieve als kwalitatieve criteria. Gerelateerd aan prEN 15643 is er daarom een nieuw document ontwikkeld voor beoordelingscriteria van de sociale aspecten: prEN 16309 (2014) [5]. Echter, de systeemgrenzen bij de eerste generatie beoordelingscriteria voor sociale prestaties beperken zich tot de gebruiksfase in plaats van de gehele levenscyclus. Bovendien is er een tweetal prestatie categorieën nog niet meegenomen in deze eerste generatie. Figuur 1 toont de levenscyclus benadering van het ‘sustainability of construction works’ raamwerk, met rood omlijnd de restrictieve focus van de nieuwe beoordelingscriteria voor sociale aspecten. Verder toont Figuur 2 het CEN/TC 350 werkprogramma met de positionering en integratie van de verschillende aspecten in het normeringsraamwerk. Figuur 1: Levenscyclus benadering prEN 15643 en de focus van prEN 16309 . . 2 15643-‐1: algemeen raamwerk, 15643-‐2: raamwerk voor de beoordeling van milieuprestatie, 15643-‐3: raamwerk voor de beoordeling van sociale prestatie en 15643-‐4: raamwerk voor de beoordeling van economische prestatie . 8 . .
(9) . . Figuur 2: CEN/TC werkprogramma met positionering van de prestatiecomponenten . . Voor onderliggende studie is geput uit zowel prEN 15643-‐3 en prEN 16309 bij het belichten van belangrijke sociale prestatie categorieën – en de indicatoren erachter. Als gezegd is bij 16309 een tweetal prestatie categorieën, die bij 15643 wel genoemd zijn, achterwege gelaten. Deze twee prestatie categorieën zijn door de commissie nog niet klaar geacht voor standaardisatie. Ze zijn echter wel van groot belang binnen deze studie, zie ook Hoofdstuk 4. Dit leidt tot de volgende acht sociale prestatie categorieën: • Toegankelijkheid • Aanpasbaarheid • Gezondheid & Comfort • Omgevingsdruk • Onderhoud • Veiligheid & Zekerheid • Inkoopbeleid materialen en diensten (nog geen deel van 16309) • Stakeholders betrokkenheid (nog geen deel van 16309) De onderstaande tabel is een uiteenzetting van de geïdentificeerde aspecten per prestatie categorie, zoals hierboven genoemd. Ieder aspect omvat een of meerdere indicatoren die grotendeels kwantitatief van aard zijn, maar in enkele gevallen ook kwalitatieve beschrijvingen kunnen bevatten. Ook voor de twee laatste categorieën zijn relevante aspecten geïdentificeerd, maar deze zijn nog niet verder uitgewerkt in het Europese normeringsraamwerk. 9 .
(10) Tabel 1: Sociale prestatie categorieën + daaronder vallende aspecten prEN16309 . . . . . 10 .
(11) . 3. Systeemanalyse Bij het belichten van de sociale aspecten geassocieerd met circulair bouwen is een systeembenadering essentieel. De eerste sectie van dit hoofdstuk geeft een grove schets van de spelers in het veld bij een bouwproject als circulair systeem. In de tweede sectie ligt de focus op het prestatiemodel van een gebouw of bouwcomponent. In de laatste sectie van dit hoofdstuk wordt dieper ingezoomd op een kernthema: standaardisatie. 3.1 Speelveld Het directe3 speelveld rondom een bouwproject is lang voorgesteld als een gelaagde kolom of een keten aan geschakelde partijen met een eigen specialisme. In een vereenvoudigde voorstelling zou je daarbij de volgende categorieën kunnen onderscheiden: opdrachtgevers, financierders, ontwerpers/architecten, bouwers/aannemers, installateurs, toeleveranciers/producenten, onderhouds-‐ en logistieke partijen. De kerntaken zijn hier vertegenwoordigd, maar uiteraard ontbreken er schakels, denk aan stakeholders als makelaars, groothandelaars, adviseurs etc. In de totstandkoming van het gebouw in kwestie gaven deze partijen het ‘functionele estafettestokje’ door aan de volgende schakel. De grote gemene deler was kosten-‐efficiency en sturen op – de laagste – prijs. Lange tijd ging dat goed, omdat de vraag het aanbod overtrof. Dat is verleden tijd en de noodzaak tot een andere benadering heeft postgevat. Daarbij is onderscheidend vermogen en kwalitatief maatwerk belangrijker geworden. Circulair bouwen doet daar nog een schepje bovenop, omdat de factoren hergebruik en tijd sterker worden ingebed. Dit heeft zijn weerslag op alle partijen en de onderlinge samenwerking. Maar bovenal brengt dit een verschuiving teweeg in de relatie tot de gebruiker van de huisvesting. Figuur 3 stelt het netwerk rondom een bouwproject voor als een concentrische cirkel met de gebruiker als middelpunt. Deze voorstelling lijkt beter te passen bij de wensen van deze tijd en die van morgen, waarbij een geïntegreerd aanbod en keuzevrijheid belangrijk zijn voor de klant/gebruiker. Een benodigde nieuwe functie dringt zich dan op, namelijk die van de coördinerende partij, die enerzijds de ontzorging van de gebruiker borgt en anderzijds de terugkoppeling tussen aanbiedende partijen. Dit centrale aanspreekpunt is in Figuur 3 weergegeven met een lichtgrijze ring tussen gebruiker en aanbiedende partijen. Het is goed voorstelbaar dat deze coördinerende of regisserende rol niet wordt vervuld door de architect of aannemer, maar door een nieuwe speler die boven de partijen staat. Een speler die een resultaatsverplichting op prestatie kan garanderen – niet op laagste prijs – met wederzijdse voordelen op de langere termijn; zowel voor de gebruiker als voor de aanbiedende partijen. . . 3 Stakeholders en omgevingscontext verder up-‐ en downstream, alsmede stedenbouwkundige context rondom het gebouw komen aan de orde in sectie 3.2 . 11 .
(12) . Figuur 3: Concentrisch speelveld circulair bouwen . . 3.2 Prestatie model Het product-‐dienst concept, zoals aangehaald in hoofdstuk 2, is gericht op de invulling van gebruikerswensen en niet op toenemende verkoop van fysieke producten.4 Het heeft als belangrijke eigenschap dat kwaliteitsbehoud (en/of ontwikkeling) voorop komt te staan. Behoud en ontwikkeling zijn hier essentiële termen omdat dit de gewenste performance door de tijd garandeert. In plaats van een benadering gebaseerd op de beoogde levensduur van een product, zou je hier dus eerder spreken van een prestatiebenadering rondom een product-‐dienst combinatie. De geleverde prestatie verandert mee met de behoeften van de gebruikers en het gekoppelde product moet dit ondersteunen. Dit laatste valt binnen de scope van de aanbiedende partijen. Consequentie is dat materialen en componenten ontwikkeld en toegepast zullen gaan worden op een wijze die voor deze partijen operationeel-‐ en financieel-‐technisch effectief is. Blijvende controle op de materialen en producten in een cyclusbenadering hoort daarbij. Figuur 4 is een weergave van hoe zo’n cyclusbenadering er dan uit kan zien. In deze figuur is uitgegaan van geprefabriceerde modules die gemakkelijk vervangbaar zijn en die: direct hergebruikt kunnen worden (stroom a), eerst bewerkt moeten worden voor hergebruik (stroom b), gerecycled kunnen worden naar secundaire materialen (stroom c) of uiteindelijk als afval-‐ of vulmateriaal eindigen (stroom d) [2]. 4 Dit concept is hierdoor bij uitstek geschikt om tot een duurzaam en circulair systeem te komen. . Met als kanttekening dat duurzaam niet per se circulair is en vice versa. . 12 .
(13) . . Figuur 4: Circulaire processen in de bouw [2] . Bovenstaande diagram is een sterk vereenvoudigde weergave, waar een wereld achter schuilt gaat. Deze wereld is gebaseerd op netwerkinnovatie waarin functies en partijen geïntegreerd zijn. Zoals eerder aangegeven is dit nu zelden het geval. In de huidige bouw krijgt de klant eigendom en verantwoordelijkheid over individuele systemen, zonder daar noodzakelijk de kennis of infrastructuur voor te hebben. Deze individuele systemen zijn bovendien vaak matig ingebed in de rest van het gebouw, evenals in de rest van de cyclus. De zogenaamde end-‐of-‐ life fase is bijvoorbeeld in veel gevallen slecht georganiseerd. Materialen verdwijnen doorgaans uit het zicht op de recycling-‐ en afvalverwerkingsmarkt. Overeenkomstig sectie 3.1 kan het prestatiemodel van een circulair bouwproject grofweg uitgesplitst worden in vijf hoofdcategorieën die de directe relatie met het gebouw weergeven: planning (inclusief ontwerp), (her)productie, transport, (de)montage, gebruik (inclusief onderhoud). Daarnaast is er sprake van geassocieerde inputs (grondstoffen, energie, water) en outputs (emissies, rest/afvalstromen). Al die activiteiten vertegenwoordigen impacts en interacties op verschillende plaatsen en in verschillende tijdsfasen. Voor het gemak duiden we dit met omgevingsniveau I (gebouwcontext) en omgevingsniveau II (productie en transport context). Figuur 5 illustreert dit. De omgeving representeert ook governance en regelgeving dat inspeelt op de prestatie van het bouwproject. De huidige regelgeving is nog niet helemaal ingesteld op circulaire processen, maar kan een grote rol spelen bij de totstandkoming en continuering daarvan. Een goed voorbeeld ligt besloten in de recycling van vlakglas. Sinds enige tijd wordt een verwijderingsbijdrage geheven teneinde een doelmatig en kostendekkend landelijk recycling systeem te faciliteren. Producenten en importeurs van vlakglas hebben hiertoe met de overheid een algemeen verbindend verklaring afgelegd. Dit zorgt ervoor dat juiste verwijdering en terugname van vlakglas geborgd wordt, waarmee de circulaire mogelijkheden van vlakglas ondersteund worden. Zonder de verwijderingsbijdrage als incentive zou dit niet vanzelfsprekend zijn. De algemeen verbindend verklaring loopt tot en met 31 december 2015 [6]. . 13 .
(14) . OMGEVING (NIVEAU I & II) . EMISSIES AFVALSTROMEN . GRONDSTOFFEN . Afb. gebouw: MKSD architects . Figuur 5: Prestatiemodel en omgevingsinteractie bouwproject . . 3.3 Standaardisatie en modulariteit Aan de basis is de gevelindustrie al vrij modulair en prefab ingesteld. Dit heeft voornamelijk te maken met de hoge prestatie-‐ en risico eisen (wind, water etc.). De eisen qua U-‐waarde zijn bijvoorbeeld steeds strikter geworden in de loop der tijd. Hieraan kan niet worden voldaan als er naar materialen afzonderlijk wordt gekeken; het is vooral een samenspel van de geassembleerde materialen. En er kan zonder al te grote reserves gesteld worden dat de gevelindustrie op deze kwalificatie al aan de grens zit. Met andere woorden, er is nauwelijks speling om hier nog meer efficiëntieslagen te behalen [7]. De hang naar modulair en prefab bouwen is dus ingegeven door prestatie eisen tijdens de gebruiksfase. Daarnaast zijn er inherente voordelen met betrekking tot montage en transport fase. End-‐of-‐life (of end-‐of-‐performance) overwegingen of Extended Producer Responsibility (EPR) zijn echter zelden drijfveren bij het ontwerpen van geveldelen. Dat lijkt opmerkelijk, aangezien de kwaliteitscontrole op materialen en montage aan de voorkant als logisch gevolg zou kunnen hebben dat materiaalhergebruik en demontage een belangrijk aspect vormt voor de industrie. Navraag leert dat veel fabrikanten ook graag hun materialen weer terug zouden werven, eenvoudigweg omdat ze de kwaliteit ervan kennen. Gebruikt aluminium (als dominant gevelmateriaal) verdwijnt echter veelal op de stock exchange [7]. Bovengeschetste situatie is toch niet zo opmerkelijk als het lijkt, wanneer je je beseft dat in (Nederlandse) bouwprojecten de maatvoering verschilt per project. Er is dus nauwelijks sprake van-‐/ruimte voor standaardisatie. Zonder repetitieve maatvoering levert hergebruik van materialen de nodige problemen op met betrekking tot her-‐fabricatie, dichtingen, bevestigingen en kosten. Effectief hergebruik vereist bovendien innovaties op het vlak van terugname logistiek en financiering. 14 .
(15) Resumerend kun je stellen dat standaardisatie een sleutelterm is in deze context. Want standaardisatie in de maatvoering van geveldelen maakt hoogwaardig hergebruik in volgende projecten relatief eenvoudig. Hier stuiten we op een dieperliggend krachtenveld, dat aan de basis sociaal-‐cultureel van aard genoemd kan worden, inmiddels verpakt in financiële, economische en wettelijke mechanismen. Enerzijds wordt standaardisatie – terecht of niet – gezien als het tegenovergestelde van architectonische vrijheid. Anderzijds is de bouwcultuur in Nederland geëvolueerd op een wijze die gebruikersdynamiek niet (genoeg) heeft geïntegreerd. En om een gestandaardiseerd marketingmodel te laten slagen is het centraal stellen van huidige en toekomstige gebruikers cruciaal. Bovendien staat de bouw niet bekent om hoge R&D budgetten die innovatie voortstuwen. Open Bouwen Een sociaal-‐culturele fenomeen dus, dat vaak onderwerp van gesprek is geweest. Gesprek dat ook heeft geleid tot innovatieve concepten om het tij te keren, maar zonder daarmee een paradigmaverschuiving teweeg te kunnen brengen. Denk aan het open bouwen (OB) concept van John Habraken, dat in de jaren ’60 startte met een sociaal manifest gericht tegen de massa woningbouw [8]. Kernpunt was dat we (zouden moeten) bouwen aan huisvesting voor gebruikers die – en gebruik dat – we niet kunnen voorspellen. Die dynamiek kan wel geanticipeerd worden wanneer de gebruiker zelf ontwerpvrijheid heeft. OB propageert het koppelen van een dragende structuur met een vrij in te vullen inbouw, naar de wensen van de gebruikers. De dragende structuur kan lange tijd blijven bestaan, terwijl de inbouw wisselt volgens de maatschappelijke veranderingen. Dit heeft grote implicaties voor de rol van de architect. Enerzijds omdat hij/zij zich primair bezig houdt met de dragende structuur, veel minder met de plattegrond, anderzijds omdat dit een grote mate van gestandaardiseerde maatvoering vraagt. Het gelijk blijven van de structuur terwijl de inbouw verandert is iets dat ook terug komt in het boek ‘De legolisering van de bouw’ van Hennes de Ridder. De Ridder spreekt hierin de wens – of voorspelling – uit dat er producenten ontstaan die zich profileren met bouwwerken die het DNA delen maar qua vorm bepaald worden door locatie, gebruik en tijd. “Het wiel uitvinden per bouwproject is dan voorgoed verleden tijd. Daarvoor in de plaats komen leer-‐ en repetitie-‐effecten. Design & Construct maakt plaats voor Research & Development” [9]. Huisvesting op maat Waar het de woningbouw betreft heeft Japan een zeer efficiënt systeem ontwikkeld, gelijk aan manufacturing principes. Het komt neer op het aanbieden van woonconcepten in catalogi (en demonstratieparken) die de klant zelf naar de hand kan zetten. Het gebruik van een standaard maatvoering staat een grote variatie aan architectonische uitkomsten niet in de weg. Een goed voorbeeld ligt besloten in het Big Frame concept van de firma Sumitomo. De innovatieve constructiemethode, gebaseerd op grote houten kolommen met stalen verbindingen, vermijdt 50% aan dragende wanden en is gemakkelijk mee te ontwikkelen met veranderingen in gebruik [10]. Sumitomo heeft een stevig prestatiegericht programma, waarbij contracten op maat gemaakt worden om een toegewijd – vaak levenslange – relatie met de klant aan te gaan. 15 .
(16) In de lage landen bestaat iets dergelijks alleen als nicheverschijnsel. De firma De Meeuw uit België heeft bijvoorbeeld veel ervaring in het leveren van gestandaardiseerde tijdelijke of permanente huisvesting. Dit is de uitzondering die de regel bevestigt, met als kernaspect dat de gehele huisvesting wordt verzorgd en niet een enkel component. . . . 16 .
(17) . 4. Implicaties van een circulair paradigma 4.1 Implicaties beoordelingsraamwerk De prestatie categorieën uit het beoordelingsraamwerk rondom sociale aspecten van duurzaam bouwen (Tabel 1 in sectie 2.3) zijn aan de basis relevant voor ieder bouwproject, ongeacht een hoog of laag ambitieniveau met betrekking tot circulariteit. Dat gezegd hebbende, er zijn wel indicatoren die een andere waarde krijgen: vooral aan relevantie winnen, maar in een enkel geval ook verminderd-‐ of anders relevant worden. Tabel 2 belicht een viertal categorieën en aspecten uit het raamwerk dat in een circulair paradigma specifieke aandacht verdient. De overige categorieën zijn hier niet gekenmerkt als kerncategorie, maar zijn nauw gerelateerd en worden zeker ook beïnvloed door de verschuiving van lineair naar circulair. Dit wordt in de eerste sectie van dit hoofdstuk kort toegelicht. Onderliggende studie leert dat in de beoordelingsraamwerk ook de nodige sociale aspecten of randvoorwaarden niet aan de orde (kunnen) komen. Deze zaken worden in de tweede sectie van dit hoofdstuk nader belicht. Tabel 2: Vier aspecten uit normeringsraamwerk relevant voor circulair bouwen . Aanpasbaarheid; modificatiegemak Het spreekt voor zich dat de aanpasbaarheid bij circulair bouwen extra aandacht krijgt. Continuïteit van product-‐dienst combinaties binnen veranderlijk gebruik wordt daarmee immers gefaciliteerd. Dit veranderlijke gebruikspatroon kan betrekking hebben op dezelfde gebruiker of op nieuwe gebruikers. Het eerste voorbeeld zien we nu bijvoorbeeld ook al terug in het levensloopbestendig bouwen. Dit past uitstekend binnen een circulair paradigma, maar dan met nog een dimensie toegevoegd. Deze dimensie manifesteert zich in een fysieke, functionele aanpassing van de plattegrond. Denk bij geveldelen bijvoorbeeld aan het aanpassen van toegangsdeuren en/of daglichttoetreding (directe link met de eerste prestatiecategorie in Tabel 1 en 2). Componenten die hierbij terug worden genomen komen zo beschikbaar voor hoogwaardige hergebruik routes, zie ook het kopje ‘Onderhoud & demontage’. Inkoopbeleid; traceerbaarheid Een ander, maar gerelateerd, aspect is de traceerbaarheid van producten en materialen. Ten einde hoogwaardig te kunnen hergebruiken dienen zowel de intrinsieke (materiaal-‐eigen) als de extrinsieke (materiaal gerelateerde) eigenschappen van materialen en producten, alsmede leveranciers, bekend te zijn. Dit vraagt een hoge mate van data transparantie. Daar zijn verschillende methoden voor te bedenken. BIM zou hier bijvoorbeeld een rol kunnen spelen, evenals keurmerken. Data transparantie staat echter vaak op gespannen voet 17 .
(18) met administratieve werkdruk aan de ene kant en vertrouwelijkheids-‐issues aan de andere. Stakeholder betrokkenheid Stakeholder betrokkenheid is een aspect dat te maken heeft met meerdere dimensies van de bouw. Bij circulair bouwen kan het bijvoorbeeld verbonden zijn met juridische en financiële aspecten rondom eigendom. Dit zal een rol inhouden voor financiële en wetgevende instellingen (maar ook van aanbieder en klant, zie sectie 4.2). Een ander, gelieerd aspect: om circulariteit over de lange termijn te borgen moeten de juiste stakeholders op de juiste momenten (op tijd!) betrokken worden in een bouwopgave. Verder zullen met het oog op werkgelegenheid en concurrentieverhoudingen brancheverenigingen zeggenschap in besluitvorming opeisen bij circulaire bouwprocessen. Een verschuiving van on-‐site naar off-‐site werk is immers te verwachten en dit vraagt andere vaardigheden. Ook zullen wellicht andere materialen de overhand gaan nemen dan momenteel het geval is in de bouw. Dit alles gaat gevolgen hebben voor de industrie.5 Gerelateerd zal hier ook sprake (moeten) zijn van een verschuiving in het onderwijs. Onderhoud & Demontage Binnen een circulair model zou (de)montage ook onderdeel kunnen worden van prestatiecategorie ‘Onderhoud’, in tabel 2 is dit dan ook toegevoegd bij het betreffende aspect. Te verwachten is namelijk dat onderhoudswerkzaamheden voor een deel zullen gaan bestaan uit demontage, gevolgd door verdere bewerking off-‐site en re-‐montage. Dit zal niet zozeer betrekking hebben op kleiner reinigingsonderhoud, maar wel op grotere en specialistischere onderhoudsbeurten, bijvoorbeeld in relatie tot verbindingsmechanieken. Dit betekent niet vanzelfsprekend minder druk – in de vorm van overlast – op de gebruiker van het pand, maar die druk zal anders van aard zijn. Bijkomend gegeven is dat condities die samenhangen met de sociale prestatiecategorieën ‘Gezondheid & Comfort’, ‘Veiligheid & Zekerheid’ en ‘Omgevingsdruk’ beter gegarandeerd kunnen worden. Enerzijds voor de arbeiders, omdat het werk deels verplaatst wordt naar gecontroleerde off-‐site locaties. En anderzijds voor gebruikers, omdat componenten eenvoudiger – en op natuurlijke onderhoudsmomenten – ge-‐upgrade kunnen worden. Circulair bouwen faciliteert zo de ontwikkeling van ‘lerende gebouwen’ [11]. Dit laatste is ook zeker van toepassing op geveldelen, zie ook het kopje ‘Aanpasbaarheid’. Aanvullend ontstaat hier de situatie dat visuele uitstraling van het gebouw – in potentie – mee verandert met het nieuwe gebruik of de upgrade. Een spannende gedachte, maar wel eentje die impact op de omgeving heeft (en als zodanig een additioneel aspect zou kunnen vormen binnen het beoordelingsraamwerk). 5 In het beoordelingsraamwerk zou een extra categorie voorstelbaar zijn die ‘sociaal-‐economisch’ welzijn vertegenwoordigt en waarbij werkgelegenheid bijvoorbeeld een meetbare sociale indicator is, niet enkel een economische. . 18 . .
(19) 4.2 Sociale aspecten beoordelingsraamwerk in het prestatiemodel Wanneer de sociale aspecten uit het CEN/NEN beoordelingsraamwerk worden vertaald naar het prestatiemodel uit sectie 3.2, dan ziet dat er ongeveer uit zoals weergegeven in Figuur 6. Daarbij dient te worden vermeld dat het raamwerk zich (nog) niet op de gehele levenscyclus richt maar enkel op de gebruiksfase. De aspecten uit het raamwerk kunnen worden geëxtrapoleerd naar de verschillende fases van het prestatiemodel (zoals in Fig. 6) maar dat biedt geen compleet beeld. Circulair bouwen zal naar verwachting een vermindering van de afvalstroom betekenen. Aan de voorkant zal de aanvoer van nieuwe grondstoffen voor materialen deels vermeden worden door circulatie van gebruikte materialen. Grondstoffen zullen echter altijd nodig blijven. Denk in dat verband ook aan opkomende technieken als 3D printing; dit zou zeker een rol kunnen spelen bij het vervangen van bestaande componenten, maar een voorspelling van de geassocieerde milieu-‐ en gezondheidsdruk is moeilijk te maken. Wat er binnen een circulair model gebeurt op het vlak van werk omstandigheden, watergebruik en emissies up-‐ en downstream, is dus niet helemaal goed in te schatten, gezien de vele variabelen. Dergelijke facetten zijn hier niet meegenomen, aangezien de betreffende fasen van de levenscyclusbenadering (nog) niet terugkomen bij het beoordelingsraamwerk voor sociale aspecten. . . Figuur 6: Sociale aspecten beoordelingsraamwerk per fase in het prestatiemodel . 4.3 Sociaal-‐culturele randvoorwaarden Zoals benoemd in eerdere hoofdstukken zijn er zogenaamde basisvoorwaarden voor het slagen van een transitie naar circulair bouwen die sociaal-‐cultureel van aard zijn. Deze komen niet terug in het normeringsraamwerk. Het beoogd circulaire model kan technisch en financieel prachtig uitgewerkt zijn en ook organisatorisch goed ontworpen, het garandeert nog geen transitie, 19 .
Powiązane dokumenty
Gesty śpiewaków operowych Teksty : teoria literatury, krytyka, interpretacja nr 1, 133-142.. 1972.. Horowlicz: Teatr operowy. Historia opery, realizacje sceniczne,
Wspominany już opis stanowczego stanowiska świątobliwego biskupa Nicecjusza wobec komesa Armentariusza, któremu biskup zakazuje – jak pa- miętamy – rewizji osądzonych
are the high expectations supported by the potential of wind power at higher altitudes, the evolution and increase of entrepreneurial activities, the diversity in knowledge
The developed mission-driven resource management solution directly defines the end-user’s mission as the optimization objective for reconfigurable sensing systems. As a result,
wa się mnóstwo zastrzeżeń wobec tak pojętej prawdy – jednak w badaniach na- ukowych ona się realizuje; często jest to prawda częściowa, aspektowa, analogicz- na,
Conference on the Behaviour of OffThore Srtuctures, 1994.. Hydrodynamics and Cable Dynamics, Ed. Numerical Investigations of hyd,odynomk coefficients and hydrodynamnic
Simulated and experimental EQEs of n-i-p a-Si:H solar cells deposited on the nanoparticles (a) and on the grating (b) reflectors, assuming different silver datasets.. Large and