• Nie Znaleziono Wyników

Circulair bouwen in de gevelindustrie: Een verkennende studie naar de sociale aspecten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Circulair bouwen in de gevelindustrie: Een verkennende studie naar de sociale aspecten"

Copied!
23
0
0

Pełen tekst

(1)  . CIRCULAIR  BOUWEN  IN  DE  GEVELINDUSTRIE   EEN  VERKENNENDE  STUDIE  NAAR  DE  SOCIALE  ASPECTEN            . Opdracht in het kader van MIT haalbaarheidsstudie topsector Logistiek – VMRG en VKG.             R.J. Geldermans MSc. – TU Delft, Klimaatontwerp & Duurzaamheid In opdracht van VMRG en VKG December 2014  .  .

(2)  . Inhoudsopgave    .  . FIGUREN  ...............................................................................................................................................................  3   TABELLEN  ............................................................................................................................................................  3   TERMEN  ...............................................................................................................................................................  3   1.  INLEIDING  .......................................................................................................................................................  4   1.1  Leeswijzer  ..................................................................................................................................................  5   2.  SOCIALE  ASPECTEN  CIRCULAIR  BOUWEN;  INBEDDING  ...........................................................................  6   2.1  Historie  en  context  .................................................................................................................................  6   2.2  Product-­‐Dienst  Systemen  ....................................................................................................................  6   2.3  Normeringsraamwerk  sociale  aspecten  ......................................................................................  8   3.  SYSTEEMANALYSE  .......................................................................................................................................  11   3.1  Speelveld  .................................................................................................................................................  11   3.2  Prestatie  model  ....................................................................................................................................  12   3.3  Standaardisatie  en  modulariteit  ..................................................................................................  14   4.  IMPLICATIES  VAN  EEN  CIRCULAIR  PARADIGMA  ......................................................................................  17   4.1  Implicaties  beoordelingsraamwerk  ............................................................................................  17   4.2  Sociale  aspecten  beoordelingsraamwerk  in  het  prestatiemodel  ...................................  19   4.3  Sociaal-­‐culturele  randvoorwaarden  ..........................................................................................  19   4.4  Kansen  en  uitdagingen  .....................................................................................................................  21   5.  CONCLUSIE  EN  EEN  ELFTAL  TOPICS  VOOR  VERVOLGONDERZOEK  .......................................................  22   BRONNEN  ..........................................................................................................................................................  23  . 2    .

(3)  . Figuren   Figuur  1:  Levenscyclus  benadering  prEN  15643  en  de  focus  van  prEN  16309   Figuur  2:  CEN/TC  werkprogramma  met  positionering  van  prestatiecomponenten     Figuur  3:  Concentrisch  speelveld  circulair  bouwen   Figuur  4:  Circulaire  processen  in  de  bouw     Figuur  5:  Prestatiemodel  en  omgevingsinteractie  bouwproject   Figuur  6:  Sociale  aspecten  beoordelingsraamwerk  per  fase  in  het  prestatiemodel  . Tabellen   Tabel  1:  Sociale  prestatie  categorieën  +  aspecten  in  normeringsraamwerk   Tabel  2:  Vier  aspecten  uit  normeringsraamwerk  relevant  voor  circulair  bouwen   Tabel  3:  Kansen  en  uitdagingen  sociale  aspecten  circulair  bouwen  . Termen  . Beoordelingsraamwerk:  beoordelingscriteria  binnen  het  normeringsraamwerk   specifiek  met  betrekking  tot  de  sociale  aspecten  van  duurzaam  bouwen:  prEN   16309  (2014)   Grondstoffenpaspoort:  identiteitskaart  van  een  product  of  materiaal  met   gedetailleerde  informatie  over  de  eigenschappen,  herkomst,  verwerking  en   toepassing  van  het  product  of  materiaal  ten  einde  een  circulaire  economie  te   ondersteunen  (geen  formele  definitie,  concept  wordt  momenteel  verder   ontwikkeld)   Normeringsraamwerk:  vierdelig  Europees  raamwerk  getiteld  ‘Sustainability  of   construction  works’,  ontwikkeld  door  de  technische  commissie  CEN/TC  350,   voor  de  normering  van  duurzame  bouwwerken:  prEN  15643-­‐1  t/m  4  (2010-­‐ 2012)     Open  Bouwen:  duurzame,  flexibele  bouwmethode  waarbij  de  structuur  van  een   gebouw  gescheiden  wordt  van  de  inbouw,  zodat  dit  –  het  binnenwerk  –  kan   worden  aangepast  naar  de  maatschappelijke  wensen   Product  Dienst  Combinatie:  een  waarde-­‐propositie,  bestaande  uit  een  combinatie   van  productcomponent(en)  en  dienstcomponenten,  waarbij  het  bedrijfsmodel  zo   is  opgezet  dat  de  finale  klantenbehoeften  optimaal  worden  ingevuld  [15]   Product  Dienst  Systeem:  Product  Dienst  Combinatie  inclusief  het  (waarde-­‐)   netwerk,  de  (technologische)  infrastructuur  en  de  beleidsstructuur  of   inkomstenmodel  [15]   Systeembenadering:  werk-­‐  en  denkwijze  om  verschijnselen  te  bestuderen  als  een   geheel  met  onderlinge  samenhang  en  wisselwerking  met  de  omgeving   Transitie(management):  aanduiding  van  de  overgang  van  een  bepaalde  situatie   naar  een  andere.  In  deze  context  betreft  het  de  overgang  naar  een  duurzame   samenleving.  Deze  overgang  kan  gemanaged  worden  ten  einde  sturing  aan  te   brengen.         3    .

(4)  . 1.  Inleiding     De  Vereniging  Metalen  Ramen  en  Gevelbranche  (VMRG)  en  Vereniging  Kunststof   Gevelelementen-­‐industrie  (VKG)  maken  zich  hard  voor  herziening  van  het   bouwproces,  ten  einde  dit  beter  te  laten  aansluiten  bij  milieufactoren  aan  de  ene   kant  en  gebruikersdynamiek  aan  de  andere.  Circulair  bouwen  wordt  gezien  als   een  van  de  trends  die  bepalend  kan  zijn  bij  die  herziening.  Bijpassende,   innovatieve  business  modellen    zijn  er  echter  nog  niet  of  nauwelijks  in  de   branche.  Het  door  VMRG  en  VGK  geïnitieerde  (en  mede  door  de  topsector   Logistiek  gesubsidieerde)  haalbaarheidsproject  ‘Circulaire  Gevel-­‐economie’  richt   zich  op  de  consequenties  van  een  circulair  model  voor  de  (Nederlandse)   bouwsector  in  het  algemeen  en  de  toeleverende  gevelbranche  in  het  bijzonder.   Onderzoeksvragen  daarbij  kunnen  geformuleerd  worden  als:       1. Wat  verandert  er  voor  de  gevelbranche  als  het  bouwparadigma  verschuift   van  lineair  naar  circulair?     2. Welke  verdienmodellen  zouden  van  toepassing  kunnen  zijn  op  de   gevelbranche  binnen  een  circulair  paradigma?     VMRG  en  VKG  hebben  in  samenwerking  met  Real  Capital  Systems  b.v.  een   concept  visiedocument  opgesteld  dat  een  drietal  verdienmodellen  beschrijft  [1].   Dit  concept  visiedocument  heeft  centraal  gestaan  tijdens  een  workshop  met   verschillende  partijen  uit  de  bouwkolom  [2].  De  resultaten  uit  deze  workshop   worden  meegenomen  in  een  definitief  visiedocument,  dat  idealiter  als  startpunt   dient  voor  verdergaand  onderzoek  in  2015.  Bij  de  ontwikkeling  van  dit   definitieve  document  is  nog  nadere  uitwerking  benodigd  met  betrekking  tot   technische,  economische  en  sociale  dimensies  van  circulair  bouwen.       Onderliggend  verslag  is  een  verkennende  studie  naar  laatstgenoemde  dimensie:   de  sociale  aspecten  van  circulair  bouwen.  Sociale  aspecten  zijn  uiteraard  nauw   verbonden  met  de  technische  en  economische  (evenals  ecologische)  dimensies,   maar  kunnen  afzonderlijk  belicht  worden.  Als  hulpmiddel  daarbij  is  voor  deze   verkenning  gebruik  gemaakt  van  het  Europese  normeringsraamwerk  voor   sociale  prestaties  bij  de  beoordeling  van  gebouwen:  prEN  15643-­‐3  en  prEN   16304.       Deze  studie  richt  zich  primair  op  circulariteit  in  relatie  tot  bouwcomponenten  en   -­‐materialen.  Specifiek  met  betrekking  tot  de  gevelfunctie  kan  natuurlijk  ook   gedacht  worden  aan  het  sluiten  en  continueren  van  andere  stromen.  Afvang  van   regenwater  bijvoorbeeld.  Of  zelfs  de  verwerking  en  hergebruik  van  afvalwater,   met  daarin  aanwezige  nutriënten,  in  groene  gevels.  Deze  aspecten  worden  hier   verder  buiten  beschouwing  gelaten.       Naast  literatuuronderzoek  is  voor  deze  verkenning  gebruik  gemaakt  van   interviews  met  experts  uit  de  branche  –  of  buiten  de  branche  waar  van   toepassing  –  voor  aanvullende  informatie.       4    .

(5)   De  auteur  is  als  onderzoeker  verbonden  aan  de  Technische  Universiteit  Delft,   Faculteit  Bouwkunde,  Afdeling  Bouwtechnologie,  leerstoel  Klimaatontwerp  en   Duurzaamheid.  Met  een  achtergrond  als  industrieel  ecoloog  is  de  auteur   geïnteresseerd  in-­‐  en  betrokken  bij  onderzoek  naar  duurzaamheid  in  de  bouw   vanuit  een  systeemperspectief;  daarbij  vormen  technische  en  sociale  aspecten  als   het  ware  twee  zijden  van  dezelfde  munt.     1.1  Leeswijzer   Het  eerste  hoofdstuk  gaat  achtereenvolgens  in  op  de  rationale  achter-­‐  en   inbedding  van  circulair  bouwen,  product-­‐dienst  combinaties  als  business  model   en  de  NEN  normering  voor  sociale  aspecten.  Het  tweede  hoofdstuk  zoomt  in  op   het  systeem  waarbinnen  de  beoogde  verandering  plaatsvindt;  het  speelveld  en   de  prestatiemodel  van  producten  en  diensten.  Dit  hoofdstuk  legt  specifiek  het   accent  op  standaardisatie  en  ‘de  gebruiker  centraal’  met  enkele  praktische  en   theoretische  voorbeelden.  In  het  vierde  hoofdstuk  worden  de  sociale  implicaties   van  circulair  bouwen  nader  bediscussieerd,  in  eerste  instantie  op  basis  van  het   normeringsraamwerk,  maar  ook  in  een  breder  verband.  In  het  afsluitende   hoofdstuk  worden  conclusies  getrokken  en  aanbevelingen  gegeven  voor   vervolgstudie.  .  .  . 5    .

(6)  . 2.  Sociale  aspecten  circulair  bouwen;  inbedding   2.1  Historie  en  context   Om  iets  te  kunnen  zeggen  over  de  sociale  aspecten  van  circulair  bouwen  is  het   onvermijdelijk  om  naar  de  historie  te  kijken  en  naar  de  context  waarbinnen  dit   model  moet  gaan  gelden.  Circulariteit,  vanuit  de  natuur  bezien,  is  iets  van  overal   en  alle  tijden.  Circulariteit  als  economisch  model,  wat  hier  centraal  staat,  is   echter  nog  onvolwassen.  Toch  zijn  er  –  ook  met  betrekking  tot  de  bouw  –  eerder   concepten  ontwikkeld  die  het  dominante  lineaire  model  ter  discussie  hebben   gesteld.  Soms  vanuit  een  filosofisch-­‐holistische  overtuiging,  soms  meer   pragmatisch,  zoals  de  rol  van  circulair  denken  bij  het  creëren  van  banen,   voorgesteld  door  Walter  Stahel  en  Genevieve  Reday  in  de  jaren  ’70  [3].       De  reden  dat  de  circulaire  gedachte  als  propositie  steeds  weer  terug  keert  in   enige  vorm,  getuigt  enerzijds  van  een  soort  tijdloze  waarde  die  er  door  velen  aan   gegeven  wordt,  en  anderzijds  van  een  gebrek  aan  haalbaarheid  om  werkelijk   wortel  te  schieten  binnen  de  heersende  economische  cultuur.  Hoe  tot  een   symbiose  te  komen  van  deze  twee  elkaar  tegenwerkende  krachten  is  een   complex  socio-­‐technisch  vraagstuk,  waarvoor  geen  makkelijke  oplossing  bestaat.   Dat  gezegd  hebbende,  op  dit  moment  is  er  meer  dan  ooit-­‐  en  uit  vele  geledingen   van  de  maatschappij  aandacht  voor  circulair  georiënteerde  concepten,  of  dat  nu   onder  de  noemer  Circular  Economy  valt  of  verpakt  wordt  binnen  Cradle  to  Cradle.   Er  lijkt  langzaam  een  kritische  massa  te  ontstaan  die  van  circulariteit  meer  kan   maken  dan  een  heimelijke  wens.  Ook  in  de  bouwwereld  is  dit  waarneembaar.       De  haalbaarheid  in  de  bouw  hangt  echter  af  van  verschillende  factoren.  Ten   eerste  zal  de  cultuur  van  fragmentatie  er  een  dienen  te  worden  van  integratie   waar  het  de  organisatie  rondom  een  bouw-­‐  of  renovatie  project  betreft.  Want   circulair  bouwen  impliceert  per  definitie  een  systeembenadering.  Indien  de  wil   er  is,  dan  nog  zullen  er  innovatieve  verdienmodellen  moeten  komen  die  de   omslag  ook  werkelijk  faciliteren.  Dit  is  waar  de  VMRG  en  VKG  momenteel  staan:   verkennen  van  verdienmodellen  die  technisch,  economisch  en  sociaal  haalbaar   zijn.     2.2  Product-­‐Dienst  Systemen   Een  essentieel  aspect  van  circulair  bouwen  is  de  terugname  logistiek.   Herbruikbaarheid  an  sich  betekent  weinig  wanneer  die  herbruikbaarheid  niet   ook  gefaciliteerd  en  gegarandeerd  wordt.  Een  kans  ligt  besloten  in  de   verschuiving  van  productfocus  naar  dienstfocus  via  zogenaamde  product-­‐dienst   combinaties  (PDC),  of  product-­‐dienst  systemen  wanneer  omringend  netwerk,   infrastructuur  en  beleidsstructuur  worden  inbegrepen.  In  een  dergelijk  concept   wordt  sturing  op  prestatie  leidend  en  verandert  de  eigendomsstructuur.     Het  goede  nieuws  is  dat  hier  meerdere  drijfveren  prachtig  samenvallen,   gebaseerd  op  waarde-­‐  of  kwaliteitsbehoud:  efficiëntie  en  kostenbesparing  aan  de   ene  kant  en  een  betere  milieuprestatie  aan  de  andere.  Bovendien  biedt  het  een   opening  om  de  gebruiker  op  een  veerkrachtiger  manier  te  bedienen.       6    .

(7)   Het  minder  goede  nieuws  is  dat  dit  weliswaar  goed  werkt  in  bijvoorbeeld  de   auto-­‐  en  printer  industrie,  maar  niet  vanzelfsprekend  ook  in  de  bouwindustrie,   niet  in  de  laatste  plaats  gezien  de  vaak  lange  tijdshorizon  van  gebouwen  en   componenten.  De  voorbeelden  waar  het  wel  al  wordt  toegepast  in  de  bouw  zijn   vooral  gerelateerd  aan  installaties.  Een  jong  voorbeeld  van  PDC  innovatie   gerelateerd  aan  façades  is  te  vinden  in  product-­‐dienst  constructies  rondom   toegangstechniek,  middels  financiële  of  operationele  lease  contracten  (Imtech).   Op  moment  van  schrijven  was  niet  bekend  wat  de  huidige  status  –  en   succesniveau  –  is  van  deze  nieuwe  dienstverlening  in  de  toegangstechniek.       Technisch  bezien  zijn  er  vele  aanknopingspunten  voor  hoogwaardig  hergebruik.   Voor  een  deel  is  dit  ook  al  bewezen  praktijk,  kijkend  naar  de  lange  historie  van   prefab  en  modulair  bouwen  bijvoorbeeld.1  Maar  organisatorisch  blijkt  het   meenemen  van  de  lange  termijn  –  waarde  behoud  in  de  toekomst  –  een  hele   lastige.       Onder  een  product-­‐dienst  contract  schaft  de  klant  niet  het  product  aan,  maar  de   dienst  en  het  daarbij  horende  onderhouds-­‐  en  upgrading  programma.  Een  groot   voordeel  is  dat  er  aan  de  basis  dus  geen  sprake  is  van  een  financieel  obstakel   voor  verandering:  verouderde  gevelcomponenten  kunnen  vervangen  worden   zonder  stringente  afbetalingszorgen  die  aan  het  oude  product  hangen.  Verder   blijft  in  het  product-­‐dienst  model  het  engagement  van  de  betreffende   aanbiedende  partij  met  haar  product  intact,  zodat  alle  kennis  die  deze  partij  heeft   haar  waarde  kan  behouden.  Met  andere  woorden,  de  aanbieder  houdt  zowel   controle  over  waardevolle  materialen  als  over  het  contact  met  de  klant.  En  deze   klant  blijft  niet  zitten  met  een  verouderd  product  en  een  tekort  aan  know-­‐how   voor  een  moderniseringsslag.  Al  met  al  een  behoorlijk  goede  grondslag  voor   marketing-­‐optimalisatie,  met  niet  alleen  de  gebruiker  maar  ook  kwaliteitswaarde   centraal.  Dit  komt  terug  in  Hoofdstuk  3.          .                                                                                                                 1  De  technische  en  economische  aspecten  hieromtrent  worden  behandeld  in  twee  andere  studies   7    .

(8)   2.3  Normeringsraamwerk  sociale  aspecten   In  deze  sectie  wordt  een  algemene  schets  gegeven  van  de  sociale  aspecten  die   volgens  Europese  en  Nederlandse  normering  meegenomen  moeten  (gaan)   worden  bij  bouwopgaven.     In  de  bouw  bestaan  al  geruime  tijd  talloze  keurmerken  en  labels  voor  duurzaam   bouwen.  Een  algemeen  geldende  –  geïntegreerde  –  norm  in  Europa  op  het  gebied   van  hele  bouwwerken,  om  besluitvorming  te  informeren,  is  er  nog  maar  sinds   kort.  De  technische  commissie  CEN/TC  350  is  verantwoordelijk  voor  deze  –   vrijwillige  –  standaardisatie  en  heeft  een  vierdelig  raamwerk  ontwikkeld  getiteld   ‘Sustainability  of  construction  works’:  prEN  15643-­‐1  t/m  4  (2010-­‐2012).2  Dit   raamwerk  is  gebaseerd  op  een  levenscyclus  benadering  en  heeft  betrekking  op   alle  typen  bouwwerken,  zowel  nieuw  als  bestaand  [4].  De  NEN,  meer  specifiek  de   normcommissie  ‘Duurzaamheid  van  Bouwwerken’,  volgt  deze  standaardisatie.       De  beoordeling  van  sociale  aspecten  wijkt  af  van  die  van  andere  aspecten   vanwege  de  aanwezigheid  van  zowel  kwantitatieve  als  kwalitatieve  criteria.   Gerelateerd  aan  prEN  15643  is  er  daarom  een  nieuw  document  ontwikkeld  voor   beoordelingscriteria  van  de  sociale  aspecten:  prEN  16309  (2014)  [5].  Echter,  de   systeemgrenzen  bij  de  eerste  generatie  beoordelingscriteria  voor  sociale   prestaties  beperken  zich  tot  de  gebruiksfase  in  plaats  van  de  gehele  levenscyclus.   Bovendien  is  er  een  tweetal  prestatie  categorieën  nog  niet  meegenomen  in  deze   eerste  generatie.       Figuur  1  toont  de  levenscyclus  benadering  van  het  ‘sustainability  of  construction   works’  raamwerk,  met  rood  omlijnd  de  restrictieve  focus  van  de  nieuwe   beoordelingscriteria  voor  sociale  aspecten.  Verder  toont  Figuur  2  het  CEN/TC   350  werkprogramma  met  de  positionering  en  integratie  van  de  verschillende   aspecten  in  het  normeringsraamwerk.             Figuur  1:  Levenscyclus  benadering  prEN  15643  en  de  focus  van  prEN  16309  .  .                                                                                                                 2  15643-­‐1:  algemeen  raamwerk,  15643-­‐2:  raamwerk  voor  de  beoordeling  van  milieuprestatie,   15643-­‐3:  raamwerk  voor  de  beoordeling  van  sociale  prestatie  en  15643-­‐4:  raamwerk  voor  de   beoordeling  van  economische  prestatie    . 8  .  .

(9)  .  . Figuur  2:  CEN/TC  werkprogramma  met  positionering  van  de  prestatiecomponenten  .  . Voor  onderliggende  studie  is  geput  uit  zowel  prEN  15643-­‐3  en  prEN  16309  bij   het  belichten  van  belangrijke  sociale  prestatie  categorieën  –  en  de  indicatoren   erachter.  Als  gezegd  is  bij  16309  een  tweetal  prestatie  categorieën,  die  bij  15643   wel  genoemd  zijn,  achterwege  gelaten.  Deze  twee  prestatie  categorieën  zijn  door   de  commissie  nog  niet  klaar  geacht  voor  standaardisatie.  Ze  zijn  echter  wel  van   groot  belang  binnen  deze  studie,  zie  ook  Hoofdstuk  4.  Dit  leidt  tot  de  volgende   acht  sociale  prestatie  categorieën:     • Toegankelijkheid   • Aanpasbaarheid   • Gezondheid  &  Comfort   • Omgevingsdruk   • Onderhoud   • Veiligheid  &  Zekerheid   • Inkoopbeleid  materialen  en  diensten  (nog  geen  deel  van  16309)   • Stakeholders  betrokkenheid  (nog  geen  deel  van  16309)     De  onderstaande  tabel  is  een  uiteenzetting  van  de  geïdentificeerde  aspecten  per   prestatie  categorie,  zoals  hierboven  genoemd.  Ieder  aspect  omvat  een  of   meerdere  indicatoren  die  grotendeels  kwantitatief  van  aard  zijn,  maar  in  enkele   gevallen  ook  kwalitatieve  beschrijvingen  kunnen  bevatten.  Ook  voor  de  twee   laatste  categorieën  zijn  relevante  aspecten  geïdentificeerd,  maar  deze  zijn  nog   niet  verder  uitgewerkt  in  het  Europese  normeringsraamwerk.   9    .

(10)     Tabel  1:  Sociale  prestatie  categorieën  +  daaronder  vallende  aspecten  prEN16309  .  .  .  .  . 10    .

(11)  . 3.  Systeemanalyse   Bij  het  belichten  van  de  sociale  aspecten  geassocieerd  met  circulair  bouwen  is   een  systeembenadering  essentieel.  De  eerste  sectie  van  dit  hoofdstuk  geeft  een   grove  schets  van  de    spelers  in  het  veld  bij  een  bouwproject  als  circulair  systeem.   In  de  tweede  sectie  ligt  de  focus  op  het  prestatiemodel  van  een  gebouw  of   bouwcomponent.  In  de  laatste  sectie  van  dit  hoofdstuk  wordt  dieper  ingezoomd   op  een  kernthema:  standaardisatie.   3.1  Speelveld   Het  directe3  speelveld  rondom  een  bouwproject  is  lang  voorgesteld  als  een   gelaagde  kolom  of  een  keten  aan  geschakelde  partijen  met  een  eigen  specialisme.   In  een  vereenvoudigde  voorstelling  zou  je  daarbij  de  volgende  categorieën   kunnen  onderscheiden:  opdrachtgevers,  financierders,  ontwerpers/architecten,   bouwers/aannemers,  installateurs,  toeleveranciers/producenten,  onderhouds-­‐   en  logistieke  partijen.  De  kerntaken  zijn  hier  vertegenwoordigd,  maar  uiteraard   ontbreken  er  schakels,  denk  aan  stakeholders  als  makelaars,  groothandelaars,   adviseurs  etc.     In  de  totstandkoming  van  het  gebouw  in  kwestie  gaven  deze  partijen  het   ‘functionele  estafettestokje’  door  aan  de  volgende  schakel.  De  grote  gemene  deler   was  kosten-­‐efficiency  en  sturen  op  –  de  laagste  –  prijs.  Lange  tijd  ging  dat  goed,   omdat  de  vraag  het  aanbod  overtrof.  Dat  is  verleden  tijd  en  de  noodzaak  tot  een   andere  benadering  heeft  postgevat.  Daarbij  is  onderscheidend  vermogen  en   kwalitatief  maatwerk  belangrijker  geworden.  Circulair  bouwen  doet  daar  nog   een  schepje  bovenop,  omdat  de  factoren  hergebruik  en  tijd  sterker  worden   ingebed.  Dit  heeft  zijn  weerslag  op  alle  partijen  en  de  onderlinge  samenwerking.   Maar  bovenal  brengt  dit  een  verschuiving  teweeg  in  de  relatie  tot  de  gebruiker   van  de  huisvesting.       Figuur  3  stelt  het  netwerk  rondom  een  bouwproject  voor  als  een  concentrische   cirkel  met  de  gebruiker  als  middelpunt.  Deze  voorstelling  lijkt  beter  te  passen  bij   de  wensen  van  deze  tijd  en  die  van  morgen,  waarbij  een  geïntegreerd  aanbod  en   keuzevrijheid  belangrijk  zijn  voor  de  klant/gebruiker.  Een  benodigde  nieuwe   functie  dringt  zich  dan  op,  namelijk  die  van  de  coördinerende  partij,  die  enerzijds   de  ontzorging  van  de  gebruiker  borgt  en  anderzijds  de  terugkoppeling  tussen   aanbiedende  partijen.  Dit  centrale  aanspreekpunt  is  in  Figuur  3  weergegeven   met  een  lichtgrijze  ring  tussen  gebruiker  en  aanbiedende  partijen.       Het  is  goed  voorstelbaar  dat  deze  coördinerende  of  regisserende  rol  niet  wordt   vervuld  door  de  architect  of  aannemer,  maar  door  een  nieuwe  speler  die  boven   de  partijen  staat.  Een  speler  die  een  resultaatsverplichting  op  prestatie  kan   garanderen  –  niet  op  laagste  prijs  –  met  wederzijdse  voordelen  op  de  langere   termijn;  zowel  voor  de  gebruiker  als  voor  de  aanbiedende  partijen.          .  .                                                                                                                 3  Stakeholders  en  omgevingscontext  verder  up-­‐  en  downstream,  alsmede  stedenbouwkundige   context  rondom  het  gebouw  komen  aan  de  orde  in  sectie  3.2  . 11    .

(12)  . Figuur  3:  Concentrisch  speelveld  circulair  bouwen  .  .   3.2  Prestatie  model   Het  product-­‐dienst  concept,  zoals  aangehaald  in  hoofdstuk  2,  is  gericht  op  de   invulling  van  gebruikerswensen  en  niet  op  toenemende  verkoop  van  fysieke   producten.4  Het  heeft  als  belangrijke  eigenschap  dat  kwaliteitsbehoud  (en/of   ontwikkeling)  voorop  komt  te  staan.  Behoud  en  ontwikkeling  zijn  hier  essentiële   termen  omdat  dit  de  gewenste  performance  door  de  tijd  garandeert.       In  plaats  van  een  benadering  gebaseerd  op  de  beoogde  levensduur  van  een   product,  zou  je  hier  dus  eerder  spreken  van  een  prestatiebenadering  rondom  een   product-­‐dienst  combinatie.  De  geleverde  prestatie  verandert  mee  met  de   behoeften  van  de  gebruikers  en  het  gekoppelde  product  moet  dit  ondersteunen.   Dit  laatste  valt  binnen  de  scope  van  de  aanbiedende  partijen.  Consequentie  is  dat   materialen  en  componenten  ontwikkeld  en  toegepast  zullen  gaan  worden  op  een   wijze  die  voor  deze  partijen  operationeel-­‐  en  financieel-­‐technisch  effectief  is.   Blijvende  controle  op  de  materialen  en  producten  in  een  cyclusbenadering  hoort   daarbij.  Figuur  4  is  een  weergave  van  hoe  zo’n  cyclusbenadering  er  dan  uit  kan   zien.  In  deze  figuur  is  uitgegaan  van  geprefabriceerde  modules  die  gemakkelijk   vervangbaar  zijn  en  die:  direct  hergebruikt  kunnen  worden  (stroom  a),  eerst   bewerkt  moeten  worden  voor  hergebruik  (stroom  b),  gerecycled  kunnen  worden   naar  secundaire  materialen  (stroom  c)  of  uiteindelijk  als  afval-­‐  of  vulmateriaal   eindigen  (stroom  d)  [2].                                                                                                                   4  Dit  concept  is  hierdoor  bij  uitstek  geschikt  om  tot  een  duurzaam  en  circulair  systeem  te  komen.  . Met  als  kanttekening  dat  duurzaam  niet  per  se  circulair  is  en  vice  versa.  . 12    .

(13)  .  . Figuur  4:  Circulaire  processen  in  de  bouw  [2]  . Bovenstaande  diagram  is  een  sterk  vereenvoudigde  weergave,  waar  een  wereld   achter  schuilt  gaat.  Deze  wereld  is  gebaseerd  op  netwerkinnovatie  waarin   functies  en  partijen  geïntegreerd  zijn.  Zoals  eerder  aangegeven  is  dit  nu  zelden   het  geval.  In  de  huidige  bouw  krijgt  de  klant  eigendom  en  verantwoordelijkheid   over  individuele  systemen,  zonder  daar  noodzakelijk  de  kennis  of  infrastructuur   voor  te  hebben.  Deze  individuele  systemen  zijn  bovendien  vaak  matig  ingebed  in   de  rest  van  het  gebouw,  evenals  in  de  rest  van  de  cyclus.  De  zogenaamde  end-­‐of-­‐ life  fase  is  bijvoorbeeld  in  veel  gevallen  slecht  georganiseerd.  Materialen   verdwijnen  doorgaans  uit  het  zicht  op  de  recycling-­‐  en  afvalverwerkingsmarkt.     Overeenkomstig  sectie  3.1  kan  het  prestatiemodel  van  een  circulair  bouwproject   grofweg  uitgesplitst  worden  in  vijf  hoofdcategorieën  die  de  directe  relatie  met   het  gebouw  weergeven:  planning  (inclusief  ontwerp),  (her)productie,  transport,   (de)montage,  gebruik  (inclusief  onderhoud).  Daarnaast  is  er  sprake  van   geassocieerde  inputs  (grondstoffen,  energie,  water)  en  outputs  (emissies,   rest/afvalstromen).  Al  die  activiteiten  vertegenwoordigen  impacts  en  interacties   op  verschillende  plaatsen  en  in  verschillende  tijdsfasen.  Voor  het  gemak  duiden   we  dit  met  omgevingsniveau  I  (gebouwcontext)  en  omgevingsniveau  II   (productie  en  transport  context).  Figuur  5  illustreert  dit.       De  omgeving  representeert  ook  governance  en  regelgeving  dat  inspeelt  op  de   prestatie  van  het  bouwproject.  De  huidige  regelgeving  is  nog  niet  helemaal   ingesteld  op  circulaire  processen,  maar  kan  een  grote  rol  spelen  bij  de   totstandkoming  en  continuering  daarvan.  Een  goed  voorbeeld  ligt  besloten  in  de   recycling  van  vlakglas.  Sinds  enige  tijd  wordt  een  verwijderingsbijdrage  geheven   teneinde  een  doelmatig  en  kostendekkend  landelijk  recycling  systeem  te   faciliteren.  Producenten  en  importeurs  van  vlakglas  hebben  hiertoe  met  de   overheid  een  algemeen  verbindend  verklaring  afgelegd.  Dit  zorgt  ervoor  dat   juiste  verwijdering  en  terugname  van  vlakglas  geborgd  wordt,  waarmee  de   circulaire  mogelijkheden  van  vlakglas  ondersteund  worden.  Zonder  de   verwijderingsbijdrage  als  incentive  zou  dit  niet  vanzelfsprekend  zijn.  De   algemeen  verbindend  verklaring  loopt  tot  en  met  31  december  2015  [6].            . 13    .

(14)  . OMGEVING  (NIVEAU  I  &  II)  . EMISSIES   AFVALSTROMEN  . GRONDSTOFFEN  . Afb.  gebouw:  MKSD  architects  . Figuur  5:  Prestatiemodel  en  omgevingsinteractie  bouwproject  .  . 3.3  Standaardisatie  en  modulariteit   Aan  de  basis  is  de  gevelindustrie  al  vrij  modulair  en  prefab  ingesteld.  Dit  heeft   voornamelijk  te  maken  met  de  hoge  prestatie-­‐  en  risico  eisen  (wind,  water  etc.).   De  eisen  qua  U-­‐waarde  zijn  bijvoorbeeld  steeds  strikter  geworden  in  de  loop  der   tijd.  Hieraan  kan  niet  worden  voldaan  als  er  naar  materialen  afzonderlijk  wordt   gekeken;  het  is  vooral  een  samenspel  van  de  geassembleerde  materialen.  En  er   kan  zonder  al  te  grote  reserves  gesteld  worden  dat  de  gevelindustrie  op  deze   kwalificatie  al  aan  de  grens  zit.  Met  andere  woorden,  er  is  nauwelijks  speling  om   hier  nog  meer  efficiëntieslagen  te  behalen  [7].       De  hang  naar  modulair  en  prefab  bouwen  is  dus  ingegeven  door  prestatie  eisen   tijdens  de  gebruiksfase.  Daarnaast  zijn  er  inherente  voordelen  met  betrekking  tot   montage  en  transport  fase.  End-­‐of-­‐life  (of  end-­‐of-­‐performance)  overwegingen  of   Extended  Producer  Responsibility  (EPR)  zijn  echter  zelden  drijfveren  bij  het   ontwerpen  van  geveldelen.  Dat  lijkt  opmerkelijk,  aangezien  de  kwaliteitscontrole   op  materialen  en  montage  aan  de  voorkant  als  logisch  gevolg  zou  kunnen  hebben   dat  materiaalhergebruik  en  demontage  een  belangrijk  aspect  vormt  voor  de   industrie.  Navraag  leert  dat  veel  fabrikanten  ook  graag  hun  materialen  weer   terug  zouden  werven,  eenvoudigweg  omdat  ze  de  kwaliteit  ervan  kennen.   Gebruikt  aluminium  (als  dominant  gevelmateriaal)  verdwijnt  echter  veelal  op  de   stock  exchange  [7].     Bovengeschetste  situatie  is  toch  niet  zo  opmerkelijk  als  het  lijkt,  wanneer  je  je   beseft  dat  in  (Nederlandse)  bouwprojecten  de  maatvoering  verschilt  per  project.   Er  is  dus  nauwelijks  sprake  van-­‐/ruimte  voor  standaardisatie.  Zonder  repetitieve   maatvoering  levert  hergebruik  van  materialen  de  nodige  problemen  op  met   betrekking  tot  her-­‐fabricatie,  dichtingen,  bevestigingen  en  kosten.  Effectief   hergebruik  vereist  bovendien  innovaties  op  het  vlak  van  terugname  logistiek  en   financiering.         14    .

(15)   Resumerend  kun  je  stellen  dat  standaardisatie  een  sleutelterm  is  in  deze  context.   Want  standaardisatie  in  de  maatvoering  van  geveldelen  maakt  hoogwaardig   hergebruik  in  volgende  projecten  relatief  eenvoudig.  Hier  stuiten  we  op  een   dieperliggend  krachtenveld,  dat  aan  de  basis  sociaal-­‐cultureel  van  aard  genoemd   kan  worden,  inmiddels  verpakt  in  financiële,  economische  en  wettelijke   mechanismen.  Enerzijds  wordt  standaardisatie  –  terecht  of  niet  –  gezien  als  het   tegenovergestelde  van  architectonische  vrijheid.  Anderzijds  is  de  bouwcultuur  in   Nederland  geëvolueerd  op  een  wijze  die  gebruikersdynamiek  niet  (genoeg)  heeft   geïntegreerd.  En  om  een  gestandaardiseerd  marketingmodel  te  laten  slagen  is   het  centraal  stellen  van  huidige  en  toekomstige  gebruikers  cruciaal.  Bovendien   staat  de  bouw  niet  bekent  om  hoge  R&D  budgetten  die  innovatie  voortstuwen.       Open  Bouwen   Een  sociaal-­‐culturele  fenomeen  dus,  dat  vaak  onderwerp  van  gesprek  is  geweest.   Gesprek  dat  ook  heeft  geleid  tot  innovatieve  concepten  om  het  tij  te  keren,  maar   zonder  daarmee  een  paradigmaverschuiving  teweeg  te  kunnen  brengen.  Denk   aan  het  open  bouwen  (OB)  concept  van  John  Habraken,  dat  in  de  jaren  ’60  startte   met  een  sociaal  manifest  gericht  tegen  de  massa  woningbouw  [8].  Kernpunt  was   dat  we  (zouden  moeten)  bouwen  aan  huisvesting  voor  gebruikers  die  –  en   gebruik  dat  –  we  niet  kunnen  voorspellen.  Die  dynamiek  kan  wel  geanticipeerd   worden  wanneer  de  gebruiker  zelf  ontwerpvrijheid  heeft.  OB  propageert  het   koppelen  van  een  dragende  structuur  met  een  vrij  in  te  vullen  inbouw,  naar  de   wensen  van  de  gebruikers.  De  dragende  structuur  kan  lange  tijd  blijven  bestaan,   terwijl  de  inbouw  wisselt  volgens  de  maatschappelijke  veranderingen.  Dit  heeft   grote  implicaties  voor  de  rol  van  de  architect.  Enerzijds  omdat  hij/zij  zich   primair  bezig  houdt  met  de  dragende  structuur,  veel  minder  met  de  plattegrond,   anderzijds  omdat  dit  een  grote  mate  van  gestandaardiseerde  maatvoering  vraagt.     Het  gelijk  blijven  van  de  structuur  terwijl  de  inbouw  verandert  is  iets  dat  ook   terug  komt  in  het  boek  ‘De  legolisering  van  de  bouw’  van  Hennes  de  Ridder.  De   Ridder  spreekt  hierin  de  wens  –  of  voorspelling  –  uit  dat  er  producenten  ontstaan   die  zich  profileren  met  bouwwerken  die  het  DNA  delen  maar  qua  vorm  bepaald   worden  door  locatie,  gebruik  en  tijd.  “Het  wiel  uitvinden  per  bouwproject  is  dan   voorgoed  verleden  tijd.  Daarvoor  in  de  plaats  komen  leer-­‐  en  repetitie-­‐effecten.   Design  &  Construct  maakt  plaats  voor  Research  &  Development”  [9].     Huisvesting  op  maat     Waar  het  de  woningbouw  betreft  heeft  Japan  een  zeer  efficiënt  systeem   ontwikkeld,  gelijk  aan  manufacturing  principes.  Het  komt  neer  op  het  aanbieden   van  woonconcepten  in  catalogi  (en  demonstratieparken)  die  de  klant  zelf  naar  de   hand  kan  zetten.  Het  gebruik  van  een  standaard  maatvoering  staat  een  grote   variatie  aan  architectonische  uitkomsten  niet  in  de  weg.  Een  goed  voorbeeld  ligt   besloten  in  het  Big  Frame  concept  van  de  firma  Sumitomo.  De  innovatieve   constructiemethode,  gebaseerd  op  grote  houten  kolommen  met  stalen   verbindingen,  vermijdt  50%  aan  dragende  wanden  en  is  gemakkelijk  mee  te   ontwikkelen  met  veranderingen  in  gebruik  [10].  Sumitomo  heeft  een  stevig   prestatiegericht  programma,  waarbij  contracten  op  maat  gemaakt  worden  om   een  toegewijd  –  vaak  levenslange  –  relatie  met  de  klant  aan  te  gaan.   15    .

(16)     In  de  lage  landen  bestaat  iets  dergelijks  alleen  als  nicheverschijnsel.  De  firma  De   Meeuw  uit  België  heeft  bijvoorbeeld  veel  ervaring  in  het  leveren  van   gestandaardiseerde  tijdelijke  of  permanente  huisvesting.  Dit  is  de  uitzondering   die  de  regel  bevestigt,  met  als  kernaspect  dat  de  gehele  huisvesting  wordt   verzorgd  en  niet  een  enkel  component.        .  .  . 16    .

(17)  . 4.  Implicaties  van  een  circulair  paradigma   4.1  Implicaties  beoordelingsraamwerk     De  prestatie  categorieën  uit  het  beoordelingsraamwerk  rondom  sociale  aspecten   van  duurzaam  bouwen  (Tabel  1  in  sectie  2.3)  zijn  aan  de  basis  relevant  voor   ieder  bouwproject,  ongeacht  een  hoog  of  laag  ambitieniveau  met  betrekking  tot   circulariteit.  Dat  gezegd  hebbende,  er  zijn  wel  indicatoren  die  een  andere  waarde   krijgen:  vooral  aan  relevantie  winnen,  maar  in  een  enkel  geval  ook  verminderd-­‐   of  anders  relevant  worden.  Tabel  2  belicht  een  viertal  categorieën  en  aspecten  uit   het  raamwerk  dat  in  een  circulair  paradigma  specifieke  aandacht  verdient.  De   overige  categorieën  zijn  hier  niet  gekenmerkt  als  kerncategorie,  maar  zijn  nauw   gerelateerd  en  worden  zeker  ook  beïnvloed  door  de  verschuiving  van  lineair   naar  circulair.  Dit  wordt  in  de  eerste  sectie  van  dit  hoofdstuk  kort  toegelicht.     Onderliggende  studie  leert  dat  in  de  beoordelingsraamwerk  ook  de  nodige   sociale  aspecten  of  randvoorwaarden  niet  aan  de  orde  (kunnen)  komen.  Deze   zaken  worden  in  de  tweede  sectie  van  dit  hoofdstuk  nader  belicht.     Tabel  2:  Vier  aspecten  uit  normeringsraamwerk  relevant  voor  circulair  bouwen  .     Aanpasbaarheid;  modificatiegemak   Het  spreekt  voor  zich  dat  de  aanpasbaarheid  bij  circulair  bouwen  extra  aandacht   krijgt.  Continuïteit  van  product-­‐dienst  combinaties  binnen  veranderlijk  gebruik   wordt  daarmee  immers  gefaciliteerd.  Dit  veranderlijke  gebruikspatroon  kan   betrekking  hebben  op  dezelfde  gebruiker  of  op  nieuwe  gebruikers.  Het  eerste   voorbeeld  zien  we  nu  bijvoorbeeld  ook  al  terug  in  het  levensloopbestendig   bouwen.  Dit  past  uitstekend  binnen  een  circulair  paradigma,  maar  dan  met  nog   een  dimensie  toegevoegd.  Deze  dimensie  manifesteert  zich  in  een  fysieke,   functionele  aanpassing  van  de  plattegrond.  Denk  bij  geveldelen  bijvoorbeeld  aan   het  aanpassen  van  toegangsdeuren  en/of  daglichttoetreding  (directe  link  met  de   eerste  prestatiecategorie  in  Tabel  1  en  2).  Componenten  die  hierbij  terug  worden   genomen  komen  zo  beschikbaar  voor  hoogwaardige  hergebruik  routes,  zie  ook   het  kopje  ‘Onderhoud  &  demontage’.     Inkoopbeleid;  traceerbaarheid   Een  ander,  maar  gerelateerd,  aspect  is  de  traceerbaarheid  van  producten  en   materialen.  Ten  einde  hoogwaardig  te  kunnen  hergebruiken  dienen  zowel  de   intrinsieke  (materiaal-­‐eigen)  als  de  extrinsieke  (materiaal  gerelateerde)   eigenschappen  van  materialen  en  producten,  alsmede  leveranciers,  bekend  te   zijn.  Dit  vraagt  een  hoge  mate  van  data  transparantie.  Daar  zijn  verschillende   methoden  voor  te  bedenken.  BIM  zou  hier  bijvoorbeeld  een  rol  kunnen  spelen,   evenals  keurmerken.  Data  transparantie  staat  echter  vaak  op  gespannen  voet   17    .

(18)   met  administratieve  werkdruk  aan  de  ene  kant  en  vertrouwelijkheids-­‐issues  aan   de  andere.       Stakeholder  betrokkenheid   Stakeholder  betrokkenheid  is  een  aspect  dat  te  maken  heeft  met  meerdere   dimensies  van  de  bouw.  Bij  circulair  bouwen  kan  het  bijvoorbeeld  verbonden   zijn  met  juridische  en  financiële  aspecten  rondom  eigendom.  Dit  zal  een  rol   inhouden  voor  financiële  en  wetgevende  instellingen  (maar  ook  van  aanbieder   en  klant,  zie  sectie  4.2).  Een  ander,  gelieerd  aspect:  om  circulariteit  over  de  lange   termijn  te  borgen  moeten  de  juiste  stakeholders  op  de  juiste  momenten  (op  tijd!)   betrokken  worden  in  een  bouwopgave.     Verder  zullen  met  het  oog  op  werkgelegenheid  en  concurrentieverhoudingen   brancheverenigingen  zeggenschap  in  besluitvorming  opeisen  bij  circulaire   bouwprocessen.  Een  verschuiving  van  on-­‐site  naar  off-­‐site  werk  is  immers  te   verwachten  en  dit  vraagt  andere  vaardigheden.  Ook  zullen  wellicht  andere   materialen  de  overhand  gaan  nemen  dan  momenteel  het  geval  is  in  de  bouw.  Dit   alles  gaat  gevolgen  hebben  voor  de  industrie.5  Gerelateerd  zal  hier  ook  sprake   (moeten)  zijn  van  een  verschuiving  in  het  onderwijs.       Onderhoud  &  Demontage   Binnen  een  circulair  model  zou  (de)montage  ook  onderdeel  kunnen  worden  van   prestatiecategorie  ‘Onderhoud’,  in  tabel  2  is  dit  dan  ook  toegevoegd  bij  het   betreffende  aspect.  Te  verwachten  is  namelijk  dat  onderhoudswerkzaamheden   voor  een  deel  zullen  gaan  bestaan  uit  demontage,  gevolgd  door  verdere   bewerking  off-­‐site  en  re-­‐montage.  Dit  zal  niet  zozeer  betrekking  hebben  op   kleiner  reinigingsonderhoud,  maar  wel  op  grotere  en  specialistischere   onderhoudsbeurten,  bijvoorbeeld  in  relatie  tot  verbindingsmechanieken.  Dit   betekent  niet  vanzelfsprekend  minder  druk  –  in  de  vorm  van  overlast  –  op  de   gebruiker  van  het  pand,  maar  die  druk  zal  anders  van  aard  zijn.       Bijkomend  gegeven  is  dat  condities  die  samenhangen  met  de  sociale   prestatiecategorieën  ‘Gezondheid  &  Comfort’,  ‘Veiligheid  &  Zekerheid’  en   ‘Omgevingsdruk’  beter  gegarandeerd  kunnen  worden.  Enerzijds  voor  de   arbeiders,  omdat  het  werk  deels  verplaatst  wordt  naar  gecontroleerde  off-­‐site   locaties.  En  anderzijds  voor  gebruikers,  omdat  componenten  eenvoudiger  –  en   op  natuurlijke  onderhoudsmomenten  –  ge-­‐upgrade  kunnen  worden.  Circulair   bouwen  faciliteert  zo  de  ontwikkeling  van  ‘lerende  gebouwen’  [11].  Dit  laatste  is   ook  zeker  van  toepassing  op  geveldelen,  zie  ook  het  kopje  ‘Aanpasbaarheid’.       Aanvullend  ontstaat  hier  de  situatie  dat  visuele  uitstraling  van  het  gebouw  –  in   potentie  –  mee  verandert  met  het  nieuwe  gebruik  of  de  upgrade.  Een  spannende   gedachte,  maar  wel  eentje  die  impact  op  de  omgeving  heeft  (en  als  zodanig  een   additioneel  aspect  zou  kunnen  vormen  binnen  het  beoordelingsraamwerk).                                                                                                                       5  In  het  beoordelingsraamwerk  zou  een  extra  categorie  voorstelbaar  zijn  die  ‘sociaal-­‐economisch’   welzijn  vertegenwoordigt  en  waarbij  werkgelegenheid  bijvoorbeeld  een  meetbare  sociale   indicator  is,  niet  enkel  een  economische.  . 18  .  .

(19)   4.2  Sociale  aspecten  beoordelingsraamwerk  in  het  prestatiemodel   Wanneer  de  sociale  aspecten  uit  het  CEN/NEN  beoordelingsraamwerk  worden   vertaald  naar  het  prestatiemodel  uit  sectie  3.2,  dan  ziet  dat  er  ongeveer  uit  zoals   weergegeven  in  Figuur  6.  Daarbij  dient  te  worden  vermeld  dat  het  raamwerk   zich  (nog)  niet  op  de  gehele  levenscyclus  richt  maar  enkel  op  de  gebruiksfase.  De   aspecten  uit  het  raamwerk  kunnen  worden  geëxtrapoleerd  naar  de  verschillende   fases  van  het  prestatiemodel  (zoals  in  Fig.  6)  maar  dat  biedt  geen  compleet  beeld.     Circulair  bouwen  zal  naar  verwachting  een  vermindering  van  de  afvalstroom   betekenen.  Aan  de  voorkant  zal  de  aanvoer  van  nieuwe  grondstoffen  voor   materialen  deels  vermeden  worden  door  circulatie  van  gebruikte  materialen.   Grondstoffen  zullen  echter  altijd  nodig  blijven.  Denk  in  dat  verband  ook  aan   opkomende  technieken  als  3D  printing;  dit  zou  zeker  een  rol  kunnen  spelen  bij   het  vervangen  van  bestaande  componenten,  maar  een  voorspelling  van  de   geassocieerde  milieu-­‐  en  gezondheidsdruk  is  moeilijk  te  maken.  Wat  er  binnen   een  circulair  model  gebeurt  op  het  vlak  van  werk  omstandigheden,  watergebruik   en  emissies  up-­‐  en  downstream,  is  dus  niet  helemaal  goed  in  te  schatten,  gezien   de  vele  variabelen.  Dergelijke  facetten  zijn  hier  niet  meegenomen,  aangezien  de   betreffende  fasen  van  de  levenscyclusbenadering  (nog)  niet  terugkomen  bij  het   beoordelingsraamwerk  voor  sociale  aspecten.    .  . Figuur  6:  Sociale  aspecten  beoordelingsraamwerk  per  fase  in  het  prestatiemodel  . 4.3  Sociaal-­‐culturele  randvoorwaarden   Zoals  benoemd  in  eerdere  hoofdstukken  zijn  er  zogenaamde  basisvoorwaarden   voor  het  slagen  van  een  transitie  naar  circulair  bouwen  die  sociaal-­‐cultureel  van   aard  zijn.  Deze  komen  niet  terug  in  het  normeringsraamwerk.       Het  beoogd  circulaire  model  kan  technisch  en  financieel  prachtig  uitgewerkt  zijn   en  ook  organisatorisch  goed  ontworpen,  het  garandeert  nog  geen  transitie,   19    .

Cytaty

Powiązane dokumenty

Gesty śpiewaków operowych Teksty : teoria literatury, krytyka, interpretacja nr 1, 133-142.. 1972.. Horowlicz: Teatr operowy. Historia opery, realizacje sceniczne,

Wspominany już opis stanowczego stanowiska świątobliwego biskupa Nicecjusza wobec komesa Armentariusza, któremu biskup zakazuje – jak pa- miętamy – rewizji osądzonych

are the high expectations supported by the potential of wind power at higher altitudes, the evolution and increase of entrepreneurial activities, the diversity in knowledge

The developed mission-driven resource management solution directly defines the end-user’s mission as the optimization objective for reconfigurable sensing systems. As a result,

wa się mnóstwo zastrzeżeń wobec tak pojętej prawdy – jednak w badaniach na- ukowych ona się realizuje; często jest to prawda częściowa, aspektowa, analogicz- na,

Conference on the Behaviour of OffThore Srtuctures, 1994.. Hydrodynamics and Cable Dynamics, Ed. Numerical Investigations of hyd,odynomk coefficients and hydrodynamnic

Simulated and experimental EQEs of n-i-p a-Si:H solar cells deposited on the nanoparticles (a) and on the grating (b) reflectors, assuming different silver datasets.. Large and