• Nie Znaleziono Wyników

Nederlandse maritieme sektor: Economische structuur en betekenis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederlandse maritieme sektor: Economische structuur en betekenis"

Copied!
220
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)

, '

;.

."

) . ' . '

(3)

NEDERLANDSE MARITIEME SEKTOR

ECONOMISCHE STRUCTUUR EN BETEKENIS

DELFT UNIVERSITY PRESS

1994

Bibliotheek TU Delft

0964

(4)

DELFT MARINE TECHNOLOGY SERIES

1. ANAL YSIS OF THE CONTAINERSHIP CHARTERMARKET 1983-1992

2. INNOVATION IN FOREST PRODUCTS

3. INNOVATION IN SHORTSEA SHIPPING: SELF-LOADING AND UNLOADING

UNITLOAD SHIPSYSTEMS

4. NEDERLANDSE MARITIEME SEKTOR: ECONOMISCHE STRUCTUUR EN

BETEKENIS

Prof. Dr. C. Peeters doceert Openbare Financiën, Financiering van de

Inter-nationale Handel, Maritiem Transport en Algemene Transporteconomie aan de

Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit

Antwer-pen (België). waar hij verbonden is aan de Dienst Transporteconomie.

Drs. K. Debisschop is tijdelijk verbonden aan de Universiteit Antwerpen, Dienst

Transporteconomie van de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen.

Ir. P. Vandendriessche is Research Associate Econometrics van het management

consuiting bureau Policy Research Corporation N. V., Antwerpen.

Prof. Dr. Ir. N. Wijnolst doceert Scheepvaart. Scheepvaartinnovatie en

Rederij-kunde aan de Technische Universiteit Delft. Faculteit WerktuigbouwRederij-kunde en

Maritieme Techniek.

(5)

NEDERLANDSE MARITIEME SEKTOR

ECONOMISCHE STRUCTUUR EN BETEKENIS

(6)

Gepubliceerd en gedistribueerd door:

Delft University Press

Stevinweg 1

2628 CN Delft

Nederland

Tel:

+31-15-783254

Fax:

+31-15-781661

CIP-DATA KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

C. Peeters, K. Debisschop, P. Vandendriessche, N. Wijnolst

Nederlandse Maritieme Sektor/ C. Peeters, K. Debisschop, P. Vandendriessche,

N. Wijnolst.

Delft: Delft University Press.

-

111. - Lit.

ISBN 90-6275-984-X

NUGI834

Trefwoorden: Scheepvaart, scheepsbouw, economische impact studie,

multiple-multiple diamond-benadering.

Copyright

©

1994 by C. Peeters, K. Debisschop, P. Vandendriessche,

N. Wijnolst

All rights reserved.

No part of the material protected by th is copyright may be reproduced or utilized

in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying,

recording or any information storage and retrieval system, without permission of

the publisher: Delft University Press, Stevinweg

1,

2628 CN Delft, The

Nether-lands.

(7)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

EXECUTIVE SUMMARY . . .

.

WOORD VOORAF . . . .

.

.

.

. . . .

.

. . . .

1.

INLEIDING .

.

.

. .

. . .

.

. .

.

. . . .

.

. . . .

.

. .

.

. . .

..

3

1.1. VOORAF .

.

. . . .

.

.

..

.

.

. . . .

.

. . . 3

1.2. INTERNATIONALE CONCURRENTIE OP DE

SCHEEPVAARTMARKT .

.

.

.

...

..

.

. . . . .

.

.

. . . .

...

. . . .

4

1.3. ANALYSE VAN DE NEDERLANDSE VLOOT . . . . .

.

.

.

. . . . .

.

.

8

2.

CONCEPTUEEl REFERENTIEKADER. . .

.

. . . .

.

. . . .

.

.

16

3.

ANALYSE VAN HET GEVOERDE SCHEEPVAARTBELEID . . . ..

21

3.1. PARTIM INVESTERINGSFACILITEITEN (IPZ, ISZ, WSZ) ...

.

..

22

3.2. DE ISZ - REGELING (1993) . . . .

.

.

26

3.3.

DE WSZ - REGELING (VANAF 1994) . . . .

.

.

...

. . . 30

3.4. PARTIM FACILITEITEN MET BETREKKING TOT BEMANNING

..

30

3.5. PARTIM KWALITEITNEILIGHEID EN MILIEU . . . .

.

35

3.6. ALGEMENE CONCLUSIE MET BETREKKING TOT HET

GEVOERDE ZEESCHEEPVAARTBELEID . . . .

..

. . . 36

3.7. PARTIM FACILITEITEN VOOR DE NEDERLANDSE

SCHEEPSBOUWSEKTOR . . . .

.

. . . . .

. . . .

.

. . . ..

37

4.

EEN ECONOMISCHE IMPACT STUDIE (EIS) VOOR DE MARITIEME

SEKTOR IN NEDERLAND . . . .

. . . . .

.

. .

. .

.

. . ..

40

4.1. OVERHEIDSBELEID EN HET INSTRUMENT ECONOMISCHE

IM-PACT STUDIE (EIS)

.

.

.

. .

.

. .

.

. .

. . .

. . . .

.

. ..

40

4.2.

DE ECONOMISCHE IMPACT STUDIE ALS

BELEIDSINSTRU-MENT

.

...

.

. . . .

.

. . . .

.

.

.

.

.

.

.

.

.

. . . 43

4.3. TOEPASSING VAN DE EIS VOOR DE NEDERLANDSE

MARITIEME SEKTOR . . . .

.

..

.

..

..

.

.

..

.

.

.

47

4.4.

RESULTATEN VAN DE EIS VOOR DE MARITIEME SEKTOR

.

.

.

50

4.5. HET DIREKTE EN INDIREKTE ECONOMISCHE BELANG VAN DE

MARITIEME SEKTOR IN ABSOLUTE ZIN ...

..

. . . . .

.

. . . .

.

61

5.

BElEIDSOPTIES

.

. . . . .

. . .

.

. .

.

. . .

. . . . .

.

. . . .

.

..

81

5.1. INLEIDING . . . .

.

. . . .

..

.

.

..

.

..

.

.

.

.

.

.

81

5.2. KEUZE VAN EEN NON-INTERVENTIE - BELEID

.

.

.. . . .

.

.

. .

.

82

5.3. KEUZE VAN VOORTZETTING VAN HET HUIDIGE BELEID. . . .

.

88

(8)

Inhoudsopgave

6.

EEN AANZET VOOR EEN MOGELIJK NIEUW GEïNTEGREERD

MARITIEM BELEID VOOR NEDERLAND

.

. . . .

.

.

.

..

93

7.

CONCLUSIES.

. . . .

. . . .

.

. .

.

.

. . . .

.

.

. . . .

. . . .

..

97

ANNEX A: LIJST VAN DE GEïNTERVIEWDE PERSONEN

. . . .

.

.

.

. .

.

.

101

ANNEX B: SCHEPEN LIJST EN REDERSLIJST

.

.

. .

.

.

. .

. . . .

.. 103

ANNEX C: BUITENLANDSE REDERS IN NEDERLAND, 1992

.

.

.

. . .

181

ANNEX 0: AANVULLENDE INFORMATIE M.B.T. EIS . . .

183

(9)

Executive Summary

EXECUTIVE SUMMARY

Deze publicatie bevat de tussentijdse resultaten van de

studie

'De

economische

impact van

en

de noodzakelijke beleidsmaatregelen voor de Nederlandse zeescheepvaart' in uitvoering

voor het Ministerie van Verkeer

en Waterstaat,

Directoraat-Generaal

voor

Scheepvaart en

Maritieme Zaken (DGSM). Het doel

van

de

studie

is:

op

wetenschappelijk

gegronde wijze

de

economische

betekenis

van

de

Nederlandse

maritieme

sektor

in kaart brengen;

de

evaluatie

van het huidige

zeevaanbeleid

en, indien nodig, de ontwikkeling van

een

voorstel voor een nieuw overheidsbeleid;

de

evaluatie

van de

economische

impact van de voorgestelde mogelijkheid van

een

nieuw maritiem overheidsbeleid.

Binnen de Nederlandse maritieme

sektor wordt

via de bottom-up methode de

economische

betekenis van de Nederlandse zeescheepvaartsektor

geschetst

door uitvoering van een

Economische

Impact Studie (EIS). De

sterkte

van dit instrnment ligt in de berekening van

het direkte

en

het indirekte

economische

belang van de

sektor

voor de Nederlandse

economie.

Het indirekte belang betreft toegevoegde waarde

gecreëerd

in de

toeleveringsin-dustrieën van de sektor Daarnaast

wordt

op basis van

een

daartoe specifiek ontwikkeld

conceptueel

referentiekader

,

het huidige

zeescheepvaartbeleid

van de overheid geëvalueerd

en

wordt van daarnit een eerste aanzet

gegeven

voor

een

mogelijk nieuw geïntegreerd

zeevaartbeleid.

De

internationale concurrentie op de scheepvaanmarkt

is

groot

.

Voldoende

internationaal

concurrentieel

vennogen van Nederlandse reders

is

crnciaal willen

zij hun marktpositie

gehandhaafd

of

versterkt weten.

Dit vennogen

is

multidimensionaal van aard, zowel

geografisch

als sektorieel. Hierbij kan

genoemd worden:

bemanning, fiscaliteit

,

in-vesteringsklimaat,

opleidingsniveau

, kwaliteit,

veiligheid

en

milieu

,

etc

..

Elk van

de

aspecten

kent

een

zekere bijdrage in de graad van

concurrentieel

vennogen

(cfr Hoofdstuk

1 en 3):

Een vergelijking van

bemanningskosten op basis van verschillende mogelijke

bemanningsmodellen.

toont

aan dat het verschil tussen

reders varend

onder

Nederlandse

vlag

en

reders

varend

onder goedkope

v

lag

met

volledig

buitenlandse

bemanning tot J 50% bedraagt

.

Een

verbetering

van

de

concurrentiële

positie

begint onder andere met het 'competitie ver' maken van Nederlandse zeevarenden

ten overstaan

van

buitenlandse

zeevarenden.

De huidige maatregelen met

betrek-king

tot

bemanning

,

35%

-

regeling

,

geïntegreerde

bedrijfsvoering

en

goedkope

gezellen,

hebben tot

een

loonkostenverlaging geleid van

28%

ten opzichte van

een

(10)

Executive Summary

vrijstelling van loonbelasting en

goedkope

officieren

wordt

gewerkt

,

geven aan dat

een extra

verlaging van loonkosten tot 42% mogelijk is.

De afroming van periodieke winsten door vennootschapsbelasting maakt enenijds

dat de Nederlandse reders worden

geconfronteerd

met een bijkomend

concur-rentiee/ nadeel,

en

andenijds dat minder middelen vrijkomen

voor

investeringen.

Voor

het belangrijkste gedeelte

van

de reders in het buitenland blijft de volledige

winst beschikbaar. Wil men toegevoegde waarde creërende maritieme activiteiten

in Nederland behouden

,

dan dient ook dit element van het concurrentieel nadeel

ten aanzien van buitenlandse reders te worden weggewerkt door gepaste

maatregelen. Het is te verwachten dat de psychologische

en

ook financiële

stimulus

die hiervan zal uitgaan op het behoud van bestaande rederijen

en

het

aantrekken van nieuwe

,

groot

zal zijn.

Scheepvaart

is

een

bijzonder kapitaalintensieve activiteit. Een

vlotte

toegang tot de

kapitaalmarkt is

een

belangrijke factor voor

een

reder tot vestiging in

een

bepaald

land. Ook

een

aan de

zeevaartrealiteit

aangepaste fiscale benadering van de

sektor

beïnvloedt de aantrekkelijkheid van

een

bepaald land voor vestiging

van

scheepvaartbedrijven

.

De toestand van de Nederlandse zeescheepvaartsektor is bijzonder kritisch te

noemen. In 1993 heeft massale uitvlagging plaatsgevonden

,

mede als gevolg

van

het uitblijven van

een structurele

verbetering van het concurrentieel vennogen van

de

sektor.

Deze

situatie

heeft

er

inmiddels toe

geleid

dat de vloot onder

Neder-land

s

beheer, maar varend onder vreemde vlag, van dezelfde grootte-orde is als de

vloot onder Nederlandse vlag en beheer. De totale Nederlandse vloot maakt op die

manier circa

1.4%

uit van de

wereldvloot,

of iets minder dan

6 miljoen GT. Deze

vloot omvat dus ook uitgevlagde

schepen.

Het

gevaar

dat na uitvlagging ook het

beheer Nederland

zal verlaten

bestaat

echter

,

wat een groot

verlies aan

toegevoegde waarde betekent (cfr. Hoofdstuk

5)

.

Immers,

eens

een operationele

eenheid

gevestigd wordt in een ander land

,

bijvoorbeeld technisch en/of

com-mercieel beheer,

zal

ook het toeleveringspatroon

wijzigen.

De

exacte relatie in Nederland

tussen vlag, beheer

en

schip vonnt derhalve het

belangrijkste voorwerp

van

ondenoek. Hoofdstuk

4

geeft een eerste

inzicht in de

economische effecten

van activiteiten van de maritieme sektor, de zeevaartsekor in

het bijzonder

.

Hieruit blijkt duidelijk dat het

economische

belang van de sektor

veel verder gaat dan

de activiteit verbonden aan

de

direkte

exploitatie van

het

schip

.

Van

de direkte toegevoegde

waarde

van de zeevaartsektor

(ft. 1

.5

miljard)

is

40%

toe te

schrijven

aan beheeractiviteiten. Dit percentage loopt op tot 60%

wanneer ook de indirekte toegevoegde waarde

-

toegevoegde waarde

gecreëerd

bij

toeleveringsindustrieën van de

sektor

-

wordt meegerekend

(ft. 659 miljoen)

.

Een

van de belangrijkste conclusies van het boek is dan ook dat bij een mogelijk

nieuw

,

geïntegreerd beleid

,

de

creatie

van

economische

activiteit

en

dus

toege-voegde

waarde centraal

dient te

staan.

Het beleid moet zich bijgevolg richten op

vestiging van rederijen

in

Nederland ongeacht de vlag die zij voeren. Om

een

(11)

Executive Summary

duidelijker inzicht te krijgen op (ontwikkelingen van) de totale Nederlandse vloot

hebben de auteurs een zogenaamde Schepenlijst opgemaakt van alle schepen

waar-van de vlag, het eigendom (juridisch of feitelijk) of het beheer Nederlands is (zie

Annex

B). Deze Schepenlijst laat toe om in

een

volgende publicatie de

Nederlandse zeevaartsektor van daaruit te definiëren

en

te veifijnen (bottom-up).

Voor

de analyse

van

het huidige

en

in het

verleden

gevoerde zeescheepvaartbeleid wordt

in Hoofdstuk

2

een

conceptueel referentiekader ontwikkeld dat uitgaat

van een

zogenaam-de multiple-multiple diamond benazogenaam-dering. Het

concept

'diamond' is afkomstig

van

de

single

home base theorie

van

Michael Porter

waarin

wordt

gesteld

dat internationale

competitiviteit

van

een

onderneming zijn oorsprong vindt in de thuisbasis. De diamant,

voorgeste

ld als

een

enkelvoudige ruit,

kent vier hoekpunten die

concurrentieel

vennogen

beïnvloeden, in casu aanbod-

en

vraag/actoren, aanverwante en ondersteunende sektoren

en

tenslotte ondernemingsstrategie (voor meer gedetailleerde toelichting, zie Hoofdstuk 2).

Wanneer door de sektor enlof overheid rekening gehouden wordt met zowel

eigen

natio-nale als buitenlandse vraag-

en

produktiefactoren, etc. voor de ontwikkeling van

concur-rentieel

vennogen,

dan wordt

een

multiple diamond benadering

gehanteerd.

Deze

laa

tste

benadering kan louter

geografisch

zijn

-

bijvoorbeeld de

e

i

gen

diamant

van

de

zeevaart-sektor en

de diamanten van ander landen

-

enlof

sektoriee/. Het laatste

geval

is

van belang

voor

het overheidsbeleid. Wordt

een strikt

uni-sektorieel overheidsbeleid gevoerd, dan is

er

sprake

van

een

sektorieel single diamond beleid. Wordt

een geïntegreerd

overheidsbeleid

gevoerd

,

met andere woorden wordt naast

een

beleid voor

een

bepaalde sektor A ook een

beleid gevoerd voor relevante sektoren

voor

sektor A dat

e

lkaars

concurrentieel vennogen

wederzijds versterkt, dan wordt een multiple diamond benadering

gehanteerd.

Een

multi-ple-multiple

-

diamond benadering is de

samenvoeging

van

een

geografische en sektoriële

multiple diamond benadering.

De analyse van het gevoerde zeescheepvaartbeleid in Hoofdstuk 3 heeft betrekking op

twee vragen:

werd

in het beleid

een geografische

en/of sektoriële multiple of single diamond

benadering gehanteerd?

heeft het gevoerde beleid aanleiding gegeven tot niet-efficiëntie gerichte

onder-nemingsstrategieën of zogenaamde Jourth-option'-strategieën waarbij het gevaar

voor

subsidie

-afhank

elijkheid

duidelijk aanwezig is?

Hoofdstuk 3

brengt de volgende

conclusies:

het

scheepvaartbe

leid

in

Nede

rland

is

tot nu

hoofd

zakelijk geric

ht

op

het

behoud

van zoveel mogelijk gespecialiseerde

en

hoogwaardige

sc

h

epen

onder Nederlandse

vlag;

(12)

Executive Summary

een eerste analyse van het huidige scheepvaartbeleid leidt tot de conclusie dat het

beleid vanuit een verkeerd perspectief werd gevoerd. Het overheidsbeleid heeft

zich te expliciet toegelegd op de creatie van een hoogwaardige en moderne

Ne-derlandse vlagvloot in plaats van op de creatie van duurzame toegevoegde waarde

in Nederland. Het beleid is te bestempelen als een geografisch en sektorieel single

diamond beleid. Een beleid dat zich daarentegen richt op duurzame toegevoegde

waarde richt zich dus op de vrijwaring van het concurrentie el vermogen van de

sektor

.

Een geïntegreerd overheidsbeleid is noodzakelijk willen alle

randvoor-waarden voor de verbetering van het concurrentieel vermogen worden ingevuld

(multiple-multiple diamond);

de investeringsfaciliteiten, vanaf 1994 'WSZ' genaamd, bieden geen voldoende

garantie voor bedrijfseconomische efficiëntie en kunnen aanleiding geven tot

qfhankelijkheid van subsidies. De resultaten zijn zeer tijdelijk en de overheid

plaatst zich op de stoel van de reder. Duurzame toegevoegde waarde creatie

veronderstelt maatregelen met duurzame effecten. Bovendien moeten

investe-ringsmaatregelen dusdanig zijn uitgewerkt dat ook gedurende perioden van

laag-conjunctuur geïnvesteerd kan worden met de steun van de overheid

;

de maatregelen met betrekking tot bemanning

(35% -

regeling) en de

voornitstre-vende bemanningsmodellen (geïntegreerde bedrijfsvoering en goedkope gezellen)

hebben tot een loonkosten verlaging van

28%

geleid ten opzichte van een volledig

Nederlandse bemanning zonder 35%-regeling. Loonkostenvergelijkingen duiden

echter aan dat het nuttig effect onvoldoende

is

om Nederlandse bemanning

'com-petitief' te maken. Een faciliteit met betrekking tot de loonkosten vormt een

over-heidsinstrnment om op lange termijn een exploitatiekostenvermindering voor de

reders te realiseren zonder gevaar voor subsidie-afhankelijkheid;

het algemeen fiscaal klimaat

is

ongunstig voor de Nederlandse zeevaartsektor in

vergelijking met andere scheepvaartlanden. Bij handhaving van de

vermogensbe-lasting in de huidige vorm en bij ongewijzigd tarief van vennootschapsbevermogensbe-lasting

is

het niet realistisch nog grote maritieme ambities te koesteren;

veiligheids- en milieunormen zijn van zeer groot belang. Bij de reders leeft het

idee als zou Nederland strengere eisen opleggen inzake kwaliteit

,

veiligheid en

milieu, dan internationaal aanvaard. In hoeverre deze perceptie waar is

,

dient in

extenso onderzocht;

gelet op het grote belang (zie Hoofdstuk

4), is

de verdere ontwikkeling van een

beleid ten aanzien van de Nederlandse scheepsbouw sektor noodzakelijk. Op die

manier wordt een geïntegreerd maritiem beleid gevoerd, en dus een sektorieel

multiple diamond beleid.

Het instrnment Economische Impact Studie, kortweg EIS en zoals beschreven in

Hoofd-stuk

4,

geeft essentiële informatie met betrekking tot direkte en indirekte toegevoegde

waarde

,

terngvloei en werkgelegenheid. De EIS kan, ex post of ex ante, de effectiviteit

(13)

Executive Summary

aanduiden van

een

beleidsmaatregel in tennen van deze parameters. In dit onderzoek

wordt

de

EIS

toegepast voor de Nederlandse maritieme

sektor

die gedefinieerd wordt als het

geheel van

economische

activiteiten causaal verwant met watergebonden vervoer. De

onderscheiden

sub-sektoren zijn derhalve:

zeevaa

rt;

scheepsbouw en scheepsherstelling;

zeevaartverwante

se

ktor;

binnenvaartsektor

;

binnenvaartverwante

sektor;

maritieme expediteurs, cargadoors, bevrachters en aanverwante

activiteiten;

veem- en

pakhuisbedrijven met vestiging in de havens.

De

b

e

langrijkste

conclusies

met betrekking

tot Hoofdstuk 4

zijn:

de

economische

betekenis

van de maritieme sektor is nog groot:

2.3%

van het

bruto binnenlands produkt

of meer

dan 115 duizend

arbeidsjaren

,

waarvan bijna

73 duizend

direkt

en 43 duizend in de Nederlandse toeleveringsbedrijven;

de

totale

toegevoegde waarde van

de maritieme

sektor

bedraagt

bijna

fl. 11

mil-jard,

waarvan

fI.

7.6

miljard

direkt

en

fI.

3.3

miljard

in

de

Nederlandse

toeleveringsbedrijven

;

de

direkte toegevoegde

waarde van

de zeevaartsektor

in

1993 bedraagt ft. 1.543

miljard, de totale toegevoegde

waarde fI.

2.202

miljard;

van

deze totale toegevoegde waarde wordt gemiddeld 60% aan wal gecreëerd

en

40%

door direkte

exploitatie van

het schip;

het

is

duidelijk dat het maritieme beleid zich niet op de

eerste

plaats dient te

richten op het

schip

maar de totale toegevoegde waarde creatie in ogenschouw

dient te nem en.

In Hoofdstuk

5 worden een aantal beleidsopties aangegeven, naar aanleiding van de

conclusies dat de overheid teveel belang heeft gehecht aan de vrijwaring van de eigen

diamantspecifieke voordelen van de Nederlandse

zeevaartsektor

,

te weinig belang heeft

gehecht aan de integratie van diamantspecifieke voordelen van de zeevaartsektor van

andere landen (geografische

single

diamond) en aan de

externe

werkomgeving van de

sektor

(sektoriële single diamond). Deze opties zijn:

een non-interventiebeleid: economische efficiëntie wordt bereikt door de werking

van

vraag en aanbod;

(14)

Executive Summary

Deze publicatie geeft

een

kwantitatieve analyse in tennen van toegevoegde waarde,

terugvloei

en

werkgelegenheid van de

eerste

twee opties, non

-

interventie en continuering

van het beleid. De voornaamste conclusies kunnen als volgt worden samengevat:

een

non-interventie - beleid leidt

,

onder de hypothese van volledige uitvlagging,

uiteindelijk tot een totaal jaarlijks verlies van:

fl.

2,330 miljoen aan toegevoegde waarde

;

fl.

641

miljoen aan terugvloei naar de overheid;

of ook

een

uiteindelijk verlies van meer dan 22

,

000 arbeidsjaren. Het betreft hier

een

maximaal verliescijfer;

de kosten van het huidige beleid bedragen

fl.

180 miljoen (zeevaart

en

scheeps-bouw), doch de huidige allocatie leidt niet tot een structurele verbetering van het

concurrentiee

l

vennogen

van de Nederlandse zeevaartsektor. Bij voortzetting van

het huidige beleid, en onder de hypothese van volledige uitvlagging, 90% - verlies

aan walfuncties en 60% van de

zeescheepsbouw,

is

het verlies vergelijkbaar met

het non-interventiebeleid. Ook hier gaat het om de berekening van een

maximum-cijfer.

Tenslotte

wordt

in Hoofdstuk. 6

een eerste

aanzet gegeven voor een

mogelijk nieuw

over-heidsbeleid. De voorstellen zijn samen te vatten in de 'Achthoek van het Nederlandse

zeescheepvaartbeleid', en met als hoekpunten:

Bemanning;

Fiscaliteit;

Financiering;

Kwaliteit/Veiligheid en Milieu

;

Opleiding;

Scheepsbouw ;

Onderzoek;

Spin-off - effecten.

E

lk

van de hoekpunten vonnt

een

cruciaal deel

van

het voorgestelde beleid. Het beleid

kan

,

wil het een structurele verbetering van de sektor bewerkstelligen, derhalve niet

gefragmenteerd worden (multiple

-

multiple diamond beleid).

Een

kaderscheppend beleid is te verkiezen omdat de overheid nooit over de vereiste

marktkennis kan beschikken om echt sturend te werken. Bovendien moet worden

venneden dat situaties van subsidie-cifhankelijkheid optreden (Jourth

-

option~.

(15)

Woord Vooraf

Woord Vooraf

WOORD VOORAF

Eind jaren zestig bevond de Nederlandse scheepvaart zich in een fundamenteel

veranderingsproces, waaraan een decennium later ook de scheepsbouw

onder-hevig was. Deze veranderingsprocessen waren het gevolg van de zich immer

wijzigende internationale economische verhoudingen.

Teneinde adequaat op deze veranderingen en bedreigingen in te spelen, heeft de

Nederlandse overheid al in een vroeg stadium beleidsstudies van de maritieme

sektor laten uitvoeren, die op zich weer geleid hebben tot concrete

steun-maatregelen en een modernisering van de Nederlandse vloot en regelgeving.

Ondanks bijna vijfentwintig jaar veranderings- en steunbeleid, waarin de

Neder-landse maritieme sektor een ware transformatie heeft ondergaan, is een van de

belangrijkste pijlers van het beleid "het instandhouden van de Nederlandse

vlagvloot" niet succesvol gebleken.

Dit heeft op zich weer geleid tot de vraagstelling of het eigenlijk nog wel zinvol

is de maritieme sektor, en

in

het bijzonder de Nederlandse scheepvaart, te

blijven steunen.

Het beantwoorden van deze relevante vraag kon tot voor kort niet eenduidig

geschieden, daar het ontbrak aan een kwantitatief evaluatiekader.

In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal

Scheepvaart en Maritieme Zaken (D.G.S.M) is echter een beleidsstudie

uitge-voerd, die een nauwgezet, kwantitatief beeld van de maritieme sektor heeft

opgeleverd.

Zelden is de economische structuur en betekenis voor de Nederlandse economie

van de maritieme activiteiten op een zo accurate en volledige manier in beeld

gebracht.

Dit boek bevat een deel van deze beleidsstudie en vormt een tussentijdse

rap-portage ten behoeve van een groter publiek. Deze raprap-portage

is

van belang

omdat de resultaten nieuwe inzichten ten aanzien van de samenhang en het

belang van de maritieme sektor hebben opgeleverd. De auteurs zijn D.G.S.M.

erkentelijk voor de toestemming die zij hebben verkregen tot publicatie van deze

eerste resultaten onder eigen verantwoordelijkheid.

De methodologische basis van de studie is ontleend aan de door Prof.Dr. C.

Peeters ontwikkelde Economische Impact Studie (EIS). Vanuit dit gedetailleerde,

kwantitatieve model is een nieuw conceptueel referentiekader ontwikkeld, dat

(16)

Woord Vooraf

mulering van nieuw beleid. Dit laatste onderwerp zal wellicht in een

vervolg-publicatie in detail aan de orde komen, nadat de voorstellen binnen de overheid

zijn besproken.

Het referentiekader betreft onder meer een zogenaamde 'multiple-multiple'

diamond benadering van het industriële sektorbeleid. Deze benadering leidt tot

de creatie van een coherent en geïntegreerd maritiem en scheepvaartbeleid,

gebaseerd op het concept van duurzame toegevoegde waarde.

Vanuit een conceptueel perspectief wordt hierbij de 'single diamond' benadering

van Michael Porter verworpen en vervangen door een meer relevante

'multiple-multiple' diamond benadering.

De auteurs komen op basis van het referentiekader tot de vaststelling dat het

huidige vlag- en vlootbeleid een te eenzijdige 'single diamond' benadering is

geweest.

Eén van de meest belangwekkende resultaten van de Economische Impact

Studie is dat toegevoegde waarde creatie door de beheeractiviteiten aan de wal

(zowel van Nederlandse als vreemde vlagschepenl minstens even belangrijk is

als toegevoegde waarde creatie door direkte exploitatie van schepen onder

Nederlandse vlag.

Op basis van de 'multiple-multiple' diamond benadering en het uit de EIS naar

voor gekomen belang van beheerfuncties voor de Nederlandse economie,

ont-wikkelden de auteurs een voorstel voor een nieuw geïntegreerd maritiem beleid.

Dit voorstel, waarvan een eerste aanzet in dit boek wordt weergegeven, is

samengebracht in de zogenaamde Achthoek van het nieuwe Nederlandse

scheepvaartbeleid.

Daarnaast biedt het boek, op basis van de EIS, een inzicht in het mogelijke

verlies aan direkte en indirekte toegevoegde waarde bij voortzetting van het

huidige beleid en bij non-interventie beleid.

Dit boek beoogt de discussie rond de noodzaak voor een nieuw

scheepvaartbe-leid in Nederland te objectiveren en te stimuleren. Vandaar dat uw commentaar

en reacties zeer welkom zijn.

U kunt deze richten aan: Prof. Dr. C. Peeters, Universiteit Antwerpen RUCA,

Middelheimlaan 1, 2020 Antwerpen, België, tel.

+

32.3.218.07.32,

fax

+

32.3.218.07.46.

(17)

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.

INLEIDING

1.1. VOORAF

Het doel van de studie 'De economische impact van en de noodzakelijke

beleids-maatregelen voor de Nederlandse zeescheepvaart' is:

op wetenschappelijk gegronde wijze de economische betekenis van de

Nederlandse maritieme sektor in kaart brengen;

de evaluatie van het huidige zeevaartbeleid en, indien nodig, de

ontwik-keling van een voorstel voor een nieuw overheidsbeleid;

de evaluatie van de economische impact van de voorgestelde

mogelijk-heid van een nieuw maritiem overmogelijk-heidsbeleid.

De studie wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Verkeer en

Wa-terstaat en ving aan in de tweede helft van oktober 1993. Deze publicatie is een

weergave van de tussentijdse resultaten zoals beschikbaar op 17 januari 1994.

Voorafgegaan door een korte situatieschets van de Nederlandse

zeescheep-vaartsektor, wordt een conceptueel referentiekader ontwikkeld. Dit

referentie-kader geldt als toetsingsreferentie-kader voor het huidige en in het recente verleden

ge-voerde scheepvaartbeleid, alsook voor de ontwikkeling van voorstellen voor

nieuwe beleidsmaatregelen. Cruciale informatie, beschikbaar door het uitvoeren

van een Economische Impact Studie (EIS) voor de maritieme sektor, zal hierbij de

ontwikkeling van beleidsmaatregelen op wetenschappelijke wijze onderbouwen.

Deze informatie wordt tevens gebruikt voor de constructie van scenario's tot

meting van de economische impact van voortzetting van het huidige beleid en

van uitvlaggen.

Het boek bestaat uit volgende Hoofdstukken:

Hoofdstuk

1:

Inleiding

Hoofdstuk 2:

Conceptueel referentiekader

Hoofdstuk 3:

Analyse van het gevoerde scheepvaartbeleid

Hoofdstuk 4:

Een Economische Impact Studie (EIS) voor de maritieme

sektor in Nederland

(18)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Hoofdstuk 6:

Hoofdstuk 7:

Een eerste aanzet tot een mogelijk nieuw geïntegreerd

mari-tiem beleid in Nederland

Samenvattend overzicht van de onderzoeksresultaten.

Een volgende publicatie zal zich vooral richten op de evaluatie van de

economi-sche impact van de voorgestelde beleidsmaatregelen die vervat zijn in een

geïntegreerd beleid.

De auteurs wensen een bijzonder woord van dank te richten aan dhr. P.

Ver-biest, dhr. Stulemeijer, dhr. C. Steenlage en dhr.

J.

Kattevilder van het Centraal

Bureau voor de Statistiek (CBS), voor de zeer professionele en plezierige

samen-werking.

De basisinformatie gebruikt voor deze publicatie is

·

reeds zoveel mogelijk op

interne consistentie getest. Dit neemt niet weg dat er gedurende het verdere

verloop van het onderzoek aan de data nog wijzigingen kunnen worden

aange-bracht. Het is normaliter te verwachten dat het vooral verdere detailleringen en

verfijningen zullen betreffen en dat de in dit boek weergegeven conclusies met

betrekking tot het beleid niet fundamenteel zullen veranderen.

Beleidsanalyse vergt ook praktische, kwalitatieve informatie. Teneinde zeer

con-crete beleidsaanbevelingen te kunnen doen, is het niet enkel nodig

beleidsdo-cumenten en wetteksten te bestuderen, maar ook om met verscheidene agenten

uit de sektor en bevoorrechte getuigen diepgaande gesprekken en discussies te

voeren (zie Annex A). Van de reeds bezochte rederijen werden tevens actuele

vlootbestanden aangelegd.

1.2.

INTERNATIONALE CONCURRENTIE OP DE SCHEEPVAARTMARKT

De internationale concurrentie op de scheepvaartmarkt is groot. Naast de

tradi-tionele scheepvaartlanden zijn er steeds meer nieuw geïndustrialiseerde en

ontwikkelingslanden die trachten een deel van de markt te veroveren door

middel van goedkope registers. Traditionele scheepvaartlanden zoals Noorwegen

en Denemarken, hebben recentelijk op deze situatie gereageerd door de

intro-ductie van tweede registers. Argumenten hiervoor zijn het behoud of de creatie

van werkgelegenheid en economische activiteit, het strategische belang van een

eigen vloot (om in kritische situaties niet afhankelijk te zijn van andere landen),

het belang van maritieme activiteit voor de betalingsbalans en het verwerven

van vreemde valuta.

De scheepvaart wordt gekenmerkt door omvangrijke investeringen en bijgevolg

hoge kapitaalkosten. Deze kapitaalkosten verschillen echter weinig voor reders

uit verschillende landen. Hetzelfde geldt voor vele toeleveringen, zoals

bunker-kosten en zware stookolie

.

De concurrentiepositie wordt derhalve in belangrijke

mate bepaald door bemanningskosten en fiscaliteit, alsook door de uitgaven

(19)

Hoofdstuk 1: Inleiding

verbonden met veiligheids- en milieunormen en door administratiekosten

(wal-functies). De concurrentiepositie is tevens functie van de mate van steun

ver-strekt door de onderscheiden overheden, van welke aard dan ook. Uit het reeds

uitgevoerde veldonderzoek blijkt dat reders bereid zijn de relatief hoge

Neder-landse lonen te dragen voor de walfuncties

.

Factoren die hierbij meespelen zijn

de aanwezigheid van onder meer de uitgebouwde infrastructuur van een

wereld-haven, van maritieme expertise, alsook de relatief lage huurprijzen voor

kanto-ren

.

Het aspect 'traditie' speelt ongetwijfeld ook mee.

Partim bemanningskosten

Het verschil tussen de loonkosten in Nederland en in een nieuw

geïndustriali-seerd of ontwikkelingsland is voor de zeescheepvaart, zoals ook voor andere

sektoren, heel groot. De activiteit van een zeescheepvaartbedrijf is bovendien

niet strikt plaatsgebonden, zodat het verlagen van de bemanningskosten door

registratie onder een goedkopere vlag voor de Nederlandse reders een mogelijke

oplossing is

.

Wanneer een structurele verbetering van het concurrentieel vermogen van de

Nederlandse zeevaartsektor uitblijft door een gepast overheidsbeleid, dreigen op

relatief korte termijn ongeveer 6,000 arbeidsplaatsen van de Nederlandse

zeeva-renden op het spel te staan. Op langere termijn komt, als gevolg daarvan, een

einde aan de instroom van ex-zeevarenden in de andere sub-sektoren van de

maritieme sektor. Een verlies aan kennis en praktijkervaring kunnen op die

manier ook de concurrentiepositie van de Nederlandse havens en de maritieme

dienstverlening ondermijnen.

Om een vergelijking te maken van de bemanningskosten voor verschillende

bemanningsmodellen die voor reders mogelijk zijn, wordt gebruik gemaakt van

gegevens ter beschikking gesteld door de KVNR en van enkele door de auteurs

toegevoegde modellen (Tabel

1).

Navolgende modellen vormen een eerste

verge-lijkingsbasis:

Model A: volledig Nederlandse bemanning, zonder toepassing van de

35% - regeling;

Model B: volledig Nederlandse bemanning, mét toepassing van de 35%

- regeling;

Model C: bemanning met Nederlandse senior en junior officieren,

Filip-pijnse gezellen, mét toepassing van de 35% regeling;

Model E: volledig Filippijnse bemanning.

(20)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Scheepstype' 4 000 GT droge lading Aantal per functie

Ranglfunctie Model: A 8 C E

Ni. senior officier inci. fiscale faciliteit 3 3

Ni. senior officier exci. fiscale faciliteit 3

Filippijnse senior officier 3

Ni. junior officier inci. fiscale faciliteit 2 2

Ni. junior officier exci. fiscale faciliteit 2

Filippijnse junior officier 4

Ni. gezel inci. fiscale faciliteit 4

Ni. gezel exci. fiscale faciliteit 4

Filippijnse gezel 4 6

Bemanningskosten, x 1.000 gulden/jaar 1461 1270 1048 439

Scheepstype' 9 000 GT droge lading Aantal per functie

Ranglfunctie Model: A B C E

Ni. senior officier inci. fiscale faciliteit 3 3

Ni. senior officier exci. fiscale faciliteit 3

Filippijnse senior officier 3

Ni. junior officier inci. fiscale faciliteit 4 4

Ni. junior officier exci. fiscale faciliteit 4

Filippijnse junior officier 6

Ni. gezel inci. fiscale faciliteit 7

Ni. gezel exci. fiscale faciliteit 7

Filippijnse gezel 7 8

Bemanningskosten, x 1.000 guIdenIjaar 1999 1738 1350 540

Scheepstype: 3.000 TEU containers Aantal per functie

Ranglfunctie Model: A 8 C E

Ni. senior officier incl. fiscale faciliteit 3 3

Ni. senior officier exci. fiscale faciliteit 3

Filippijnse senior officier 3

NI. junior officier incl. fiscale faciliteit 5 5

Ni. junior officier exci. fiscale faciliteit 5

Filippijnse junior officier 7

Ni. gezel inci. fiscale faciliteit 9

Ni. gezel exci. fiscale faciliteit 9

Filippijnse gezel 9 11

Bemanningskosten, x 1.000 guIdenIjaar 2310 2008 1509 625

Toelichting: Zie pagina 5.

(Bron: Policy Research Corporafion N. V., op basis van KVNR)

(21)

Hoofdstuk 1: Inleiding

De fiscale faciliteit voor de Nederlandse zeevarenden (de 35%-regeling)

vermin-dert de loonkosten van de Nederlandse zeevarenden met gemiddeld 13%

(ver-schil tussen Model A en B, Tabel

1),

terwijl het toestaan van buitenlandse

gezel-len een verdere reductie met 18 tot 25 % betekent (verschil tussen Model B en

C, Tabel

I).

Het verschil met de loonkosten voor schepen onder andere vlaggen

blijft niettemin groot: tot 150% hoger dan voor een schip geregistreerd onder

goedkope vlag varend met volledig buitenlandse bemanning (Model E, Tabel

I

t.O.V. Model Cl.

Bijgevolg:

Een verbetering van de concurrentiële positie van d

e

Nederlandse zeevaartsektor

begint onder andere bij

het 'competitiever' maken van Nederlandse zeevarenden ten

overstaan van buitenlandse zeevarenden.

Het

verschil

tussen

de

loonkosten

voor de

werkgever en

het netto loon

van de Nederlandse zeevarende

moet daartoe

drastisch

verkleinen.

Het netto

loon

van de Nederlandse zeevarende

blijft

daarbij

ongewij-zigd.

Partim veiligheid en milieu

De Nederlandse vlag wordt erkend als een kwaliteitsvlag

.

Toch leeft bij de reders

het idee als zou Nederland strengere eisen inzake kwaliteit, veiligheid en milieu

opleggen dan internationaal aanvaard. Deze perceptie dient naar waarheid

onderzocht en zonodig moeten de oorzaken weggenomen (zie Hoofdstuk 3).

Partim fiscaliteit

De inkomsten van vennootschapsbelasting zijn relatief gering te noemen voor de

Nederlandse overheid, slechts fl. 30 miljoen per jaar (Bron: KVNR: Maritiem

Keerpunt). Desalniettemin vormt de vennootschapsbelasting een • kostenpost'

(tarief van 40% tot fl. 250,000 en 35% daarboven) voor de Nederlandse

rede-rijen, en dit in een praktisch winstbelastingloze scheepvaartmarkt. En ofschoon

de gemiddelde winstgevendheid laag is, worden periodiek toch aanzienlijke

winsten geboekt in functie van de evolutie van de vrachtenmarkten en/of door

de verkoop van schepen. Deze winsten worden, na belasting, grotendeels

gebruikt om de kapitaalintensieve investeringen in nieuwe schepen mogelijk te

maken.

Bijgevolg:

De qfroming van periodieke winsten door vennootschapsbelasting maakt

enerzijds

dat de

Nederlandse

reders worden geconfronteerd met

een

bijkomend concurrentieel

nadeel

,

en

anderzijds dat minder middelen vrijkomen voor investeringen. Voor het

(22)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Nederland

houden

, dan

dient

ook

dit

element van

het

concurrentieel

nadeel ten

aan-zien van

buitenlandse reders

te worden weggewerkt

door

gepaste

maatregelen. Het

is

te

ve1Wachten dat

de

psychologische

en

ook

financiële stimulus die

hiervan zal

uitgaan

op

het behoud

van

bestaande rederijen

en

het aantrekken van nieuwe,

groot

zal zijn.

Het bestaan van een algemene vermogensbelasting wordt ervaren als een

be-langrijke aanzet om bedrijfsvoering niet langer vanuit Nederland te doen. In vele

gevallen dient vermogen van de onderneming geactiveerd tot betaling van de

belasting. Dit houdt tegelijkertijd een rem in voor inbreng van kapitaal in

bedrijfs-vermogen van een Nederlandse zeevaartonderneming.

Bijgevolg:

Scheepvaart is een

bijzonder kapitaalintensieve

activiteit. Een

vlotte

toegang tot de

kapitaalmarkt is

derhalve een

belangrijk factorvoordeel voor

een

reder

én voor een

vestigingsplaats.

Er blijken individuele problemen te zijn van Nederlandse reders met de fiscus

omtrent de fiscale behandeling van typische zeescheepvaartsituaties. Als

voor-beeld kan aangehaald worden de discussies omtrent de vaststelling van een

redelijke charterprijs betaald aan buitenlandse dochterondernemingen.

Bijgevolg:

Een aan de zeevaartrealiteit aangepaste fiscale

benadering

van de sektor

bepaalt in

belangrijke mate het

fiscale

klimaat.

Een gunstig fiscaal

klimaat voor

de zeevaart is

van groot belang om

nieuwe

scheepvaartbedrijven

aan te trekken alsook om te

vennijden

dat

nog meer

rederijen

Nederland verlaten.

1.3. ANALYSE VAN DE NEDERLANDSE VLOOT

Figuur 1 toont duidelijk de sterke afname van de Nederlandse vlagvloot

(Neder-landse én Antilliaanse vloot) ten overstaan van de wereldvloot. In 1958 bedroeg

het aandeel van de Nederlandse vlagvloot nog bijna 4% en in 1970 2%, terwijl

in 1992 nog amper 1

%

overblijft.

Vanaf 1988 kan inzicht worden verkregen in het Antilliaanse deel (geregistreerd

in de Nederlandse Antillen) en het

"Nederlandse"

deel (geregistreerd in

Neder-land) van de Nederlandse vlagvloot. Na een inzinking in 1989 en 1990, bereikte

de Nederlandse vlagvloot (exclusief Nederlandse Antillen) in 1992 opnieuw het

niveau van 1988 (cfr. Figuur 2). Sindsdien is echter een sterke daling waar te

nemen: een afname met 8% tussen juli 1992 en juli 1993. In december 1993

was het aandeel van de Nederlandse vlagvloot verminderd tot 0.7% van de

wereldvloot.

(23)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Aandeel Nederlandse v/agvtoot in de wereld (incl. Antillen)

O,M ~--- --0,035 0,Q3 0,025 0,02 0,015 0,01 0,005

°

1~ 1~ 1 6 1~ 1~ 1&

1m

1m 1B 1~ 1& 1~

Figuur 1:

Evolutie van het aandeel van de Nederlandse vlagvloot ten

aan-zien van de wereldvloot, (Bron: Policy Research Corporation

N.

V.)

Beschouwt men de Nederlandse vlagvloot in de Kleine Handelsvaart, i.e.

zee-schepen met een inhoud kleiner dan 4,000 BRT respectievelijk GT, per 1 januari

1988 tot en met 1 juli 1993, dan blijkt deze zowel qua aantal als qua GT vrijwel

continu gedaald. Het dalingspercentage inzake aantal schepen is evenwel hoger

dan dit voor de tonnage, respectievelijk 24% en 22%. De kleine handelsvloot is

derhalve gedurende deze periode met meer dan 1/5 afgenomen

.

Kunnen

ge-noemd worden, de conventioneel multipurpose stukgoedschepen en vooral de

koel/vriesschepen. De vlootomvang, zowel uitgedrukt in varend aantal als varend

DWT, van de enkeldeks droge lading schepen waaronder de conventioneel

multi-purpose bulkschepen en de pure bulkschepen, is anderzijds gestegen.

Voor-noemde schepen vormen overigens, qua aantal schepen, meer dan 50% van de

Kleine Handelsvaart, per 1 juli 1993 250 schepen groot en 456,000 GT.

In dezelfde periode -1 januari 1988 tot en met 1 juli 1993- blijkt de vlootevolutie

van zeeschepen met een inhoud groter dan 4,000 GT, aanvankelijk stijgend,

althans in aantal, tot 1992, daarna dalend zowel in aantal als in GT. Vooral in de

periode 1990-1991 is de toename substantieel te noemen: een aangroei met

netto 12 schepen met een equivalent van 117,000 GT, tot 146 schepen. Per 1

juli 1993 beliep het aantal pnder Nederlandse vlag ingezette schepen in de Grote

Handelsvaart 131 schepen, met een totaal GT gelijk aan 2,199,000 GT. De

(24)

Hoofdstuk 1:

Inleiding

Evolutie Nederlandse

vtagvloot (excl.

Antillen), 1988-1993

3.300 ~---3.200 3.100 3.000

~

2.900 2.800 2.700 2.600 2.500

Figuur

2:

jul 1988 jul 1989 jul

1990

jul

1991

jul

1992

dec

1992

jul

1993

dec

1993

Evolutie van de Nederlandse vlagvloot na 1988, exclusief

Neder-landse

Antillen,

(Bron: Policy Research Corporation N. V.)

is vooral

toe

te schrijven aan de segmenten conventionele multipurpose

stuk-goedschepen, conventionele

multipurpose

bulkschepen, pure bulkschepen en

zware ladingschepen. Opvallend

is

dat de conventionele multipurpose

bulk-schepen en de pure bulkbulk-schepen de omgekeerde trend volgen dan gelijksoortige

schepen ingezet in de

Kleine

Handelsvaart. Specifieke containerschepen echter

vertonen een stijgende trend in vlootomvang en GT.

De vloot inzake zeesleep-, bergings- en offshorevaartuigen, evenals pontons,

kende in de periode

1988-1993

een lichte daling in aantal schepen (8 %), doch

een beduidend sterkere daling

in

tonnage (22

%).

De afname vindt vooral zijn

oorzaak in aantal en tonnage veranderingen van transport pontons,

respectieve-lijk

-15%

en -21%

.

Daarnaast wordt een verlies van 30% tonnage genoteerd

van offshore support schepen.

De meest recente ontwikkelingen in de periode van 6 maanden tussen 1 januari

1993 en 1 juli 1993, zijn niettemin de interessantste. Het zeer recente

uitvlag-gen van de zware ladingschepen van Wijsmuller, thans gefusioneerd met

Dock-express tot Dockwise, reduceert het aantal zware ladingschepen met 7 schepen,

of 134,000 DWT. Ten opzichte van 1 januari 1993 hebben bovendien netto 5

enkeldeks droge

ladingschepen

de Nederlandse vlag verlaten, een equivalent van

191,000 DWT. Voor de Grote Handelsvaart en de Kleine Handelsvaart samen is

Cytaty

Powiązane dokumenty

Die Handlungsstruktur von einem Text zu beschreiben, bedeutet nach Schröder, sowohl die Beschreibung der funktio- nalen als auch der thematischen Beziehungen zu

Inny- mi słowy, „dyskryminacja” zakłada istnienie: (1) aktorów społecznych jako sprawców należących do konkretnej grupy społecznej lub kulturowej, (2) kon- kretnych osób

Wywiad  w  gazetach  anglojęzycznych  ma  inną  formę.  W  gazetach  anglo-

nie  się  do  upodobań,  zainteresowań  i  języka  „zwykłego”  człowieka  to  element 

der  Wissenschaft  im  allgemeinen  ist  man  sich  im  klaren  darüber,  dass  Polen  bis  heute  ein  Land  ist,  das 

Postać zmysłowa jest niejako lustrzanym odbiciem bytu, w takim porządku, jak go poznajemy. Dlatego też dominują w niej informacje o przypadłościach, pod którymi swoiście

During the 2011 floods, water flowed into Bangkok near the Don Muang Airport through weaker and lower sections of the ring dyke around the city (see Fig. It would be a no

Jednocześnie był bezw zględny w dom aganiu się ści­ słości m yślenia, rozum ow ania i form ułow ania sądów... Dowodem niesłabnących sił