Analyse van Differentiaalvergelijkingen
C.J van Duijn
M.J. de Neef
©VSSD
Eerste druk 1994
Delftse Uitgevers Maatschappij b.v.
P.O.Box 2851, 2601 CW Delft, The Netherlands Tel.015-123725, telefax 015-143724
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Voorwoord
Het modelleren van verschijnselen uit de technische wetenschappen en natuur-kunde komt dikwijls neer op het combineren van constitutieve- en balansvergelij-kingen, en daarmee op een formuleringin termen van differentiaalvergelij kingen . Afhankelijk van de aard van het probleem krijgen we te maken met (stelsels) gewone of partiële differentiaalvergelijkingen en met nevencondit ies in de vorm van begin- en/of randwaarden.
De grote verscheidenheid aan modellen gaat gepaard met een grote diversiteit in soortendifferentiaalvergelijkingen. Dus waar te beginnen en wat te behandelen in een inleidende cursus als deze? Ineerste instantie hebben we ons lat en leiden door wensen van de Faculteit der Technische Natuurkunde van de Technische Universiteit Delft, omdat dit boek wordt gebruikt bij het college Differentiaal-vergelijkingen voor tweedejaars studenten Natuurkunde. Daarnaast hebben we getracht ook enkele moderne ontwikkelingen te laten doorklinken. Met name het 'klassieke'standpunt dat iedere differentiaalvergelijkingexact oplosbaaris in termen van een min of meer expliciete uitdrukking (de zogenaamde analytische oplossing),ondervindt concurrentie van de filosofievan het kwalit ati efred ener en. Im m er s, dikwij lskan nuttige informatie uit een differentiaalverge lij king worde n verkregen, bijvoorbeeldover stabiliteit van evenwichten,zonderdeoplossin g zelf te kenn en. Om dit te ondersteune n behande len we uit voer ig de fasevlakanaly-se voor gewone different iaalve rgelijk inge nen verge lij kings princ ipe svoor part iële differe nt ia alvergelijk inge n . Tevens word en een tweet al voorbeeld en van niet-lineair epartiëledifferenti aalver gelijkingenbehandeld, waar ond er devergelijking van Burger s.
De stof wordt in driedelen geprese ntee rd. In deel I wordt vrij uit voerig in-gegaan op de theorie en toepassingen van beginwaardep ro bleme n voor gewone different iaalvergel ij kingen. We behan delen de existent ie-en eenduidighe idsres ul-taten, de fasevlak - en stabilite itsanalyse en we geven de gebru ikelij ke rekenr e-gels voor eerste- en tweede-ordevergelijkingen . Indeel II behandele nwe enkele belangrijke eigenwaardep rob lemenuit de quantumrnechanica, zoals deha rmoni-sche oscillator en het waterstofatoom, en we geven een aantal spec iale functies als resul t aat van machtreekssubstitutie. Tevens worden functies van Gree n en enkele aspecten van de Sturrn-Liouv ille-theorie behandeld . Als laat st e, in deel
6
lil, behandelen we partiële differentiaalvergelijkingen. We bespreken vergelij-kingsprincipes en eenduidigheidsresultaten en geven ruim aandacht aan gelijk-vormigheidsoplossingen voor diffusievergeli jk ingen, omdat deze een belangrijke rol spelen binnen het vakgebied der Fysische Transportverschijnselen. Natuur-lijk komt ook aan de orde de methode van scheiden van variabelen met daaraan gekoppeld de Fourier-reeksen voor de diffusie-, de Laplace- en de golfvergelij-king. Tevens behandelen we functies van Green voor de Laplace-vergelijking en de methode van D' Alembert voor de golfvergelijk ing. Ten slotteconstrueren we de fundamentele oplossing van deniet-li neaire poreuze-mediavergelijkingen van de Burgers-vergelij kin g.
De schr ijvers zijn dank ver schuldigd aan Tineke Hazelzet- Mulder voor het voorbe reidende 1I\TEX-werk en aan Ruud Schatti ng voor zijn Maple-ber ekenin-gen. Voorts houd en zij zich aanbevolen voor opmerkingen , met name van kant van de st udenten .
Delft , augustus 1994
C.J. van Duijn M.J.de Neef
Inhoud
I
Beginwaardeproblemen
voor gewone
differentiaal-vergelij ki n g en
15
1 Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen 17
1.1 Inleiding . . . 17
1.2 Voorbeelden . . . 20
1.3 Existentieen eenduidigheid . . . 24
1.4 Oplossingen als ban en in het fasevlak 34
1.5 Enkeleexplicietemethoden . . . 40
1.5.1 Vergelij kinge n van de vorm :
u'
+
p(t )F (u)
= 0 40 1.5.2 Vergelijkinge n van de vorm:u'
+
p(t )u
=r(t )
40
1.5.3 Vergelijkinge n van de vorm :u'
+
p(t )u
"=
r(t )u
k,
k
E Z (k-#
1) . . . 42 1.5.4 Exacte different iaa lvergelijkingen . . . 42 1.5.5 Vergelijk ingen van de vorm: Uil=F(t,
u'). 44 1.5.6 Vergelijkingen van de vorm : Uil=
F
(
U,u'
)
44 1.5.7 Vergelijk ingen van devorm: Uil =F(u) . .
45 2 Tweede-orde lineaire differentiaalvergelijkingen 512.1 Inleiding. . . 51
2.2 Structuur van deoplossing . 53
2.3 Expliciet erekenmethoden . 59
2.3.1 Reducti e van deorde 59
2.3.2 Homogenevergelijkingmet constante coëfficiënt en . 61 2.3.3 Inhomogene vergelijking . . . 62 2.3.4 Par tikuliereoplossing en voor bijzonderebrontermen . 63 2.3.5 Methode van variat ie van const ante n 67 2.4 "Oplossingen als banen in het fasevlak . . . 68 3 Stabiliteit van evenwichten van niet-lineaire autonome stelsels 81
3.1 Inleiding en definit iestabiliteit. . ' 81
3.2 Lineariseringrond een evenwicht . 83
3.3 Liap unov-funct ies. . . 88
8 INHOUD
A Existentie door middel van de explici et e Euler-methode 99
1I
Eigenwaardeproblemen en bijzo
n d ere functies
107
4 Eigenwaardeproblemen in de quant u m m e ch a n ica4.1 Inleidin g . . . . 4.2 Deeltj ein oneindig diepe potent iaa lput 4.3 Deeltj eineind ig diepe potentiaalput 4.4 Deharmonische oscillator
4.5 Het wat erst ofat oom . . . . 5 Methode van machtreekssubstitutie
5.1 Machtreeksoplos sing rond een norm aal punt .
5.2 De Euler-vergelijking .
5.3 Machtreeksoplos sing nabij een regul ier-singulier punt 5.4 De Bessel-vergelijki ng. . . . 6 Tweede-orde randwaardeproblemen
6.1 Inleiding . . . . 6.2 Sturm-Liouville-probl emen 6.3 Functies van Green . . . .
III
Partiële Differentiaalvergelijkingen
109 109 111 111 113 118 131 131 133 135 138 147 147 149 154
161
7 Formulering en achtergrond van de problem e n 1638 De diffusievergelijking 169
8.1 Eenduidigheid . . . 169 8.2 Gelijkvormigheidsoplos singop (0,00) . . 171 8.3 Gelijkvormigheidsoplo ssingop (-00,00) 173 8.4 Algem een beginwaardeprobleem op (-00,00) . 175
8.5 Randwaardeprobleem op (0,
L)
1788.6 Fourrier-reeksen met sinus-en cosinustermen . 182
9 De Laplace-vergelijking 191
9.1 Eenduidigheid ,fund am enteleoplossing en functiesvan Green. 191 9.2 Lapl ace-vergelijking in een strookin ]R2 . . . 196 9.3 Laplace -vergelijkingop een taartpunt in]R2. 198
10 Golfvergelijking 203
10.1 Energierelatie,eenduidigheid . . 203
INHOUD
10.3 Beginwaardeprobleem op
(- CX), CX))
11 Enkele niet-lineaire vergelijkingen 11.1 De poreu ze-m edi avergelijking 11.2 De Burgers -vergelijking . . . ..
11.2.1 Lop end e golven .. . .. 11.2.2 Fundamen t eleoplossing
9 207 213 213 216 216 218
L
ij st van Figuren
1.1 Oplossin gen van Voorb eeld 1.2.1 voor ver schillendewaarden van a. 21 1.2 Bifurcati edi agr am voor de Landau-verg elijking. 22 1.3 Oplossing van Voorbeeld 1.2.3 voor a = 1. . . 23 1.4 Familievan oplossingen in Voorbeeld 1.2.4 (geen eenduidigheid ). 24 1.5 Deslinger . . . 25 1.6 Banen in het fasevlak voor de slinger zonder wrijving. Voor het
bepalen van debanen is gebruik gemaakt van uitdrukking (1.14) 37 1.7 Banen in het fasevlak voor de slinger met wrijving, bepaald door
numeri ekeintegratievan de differentiaalvergelij kingen metgil = 1
en klm= 1. 39
1.8 Uit vergrot ing van de situatie in een omgeving van het zadelpunt
(- 7r, 0). 40
2.1 Lokati es van nulpunten en extremavan UI en Uz. 57 2.2 Een Hl.Cvcir cuit. . . 63 2.3 Amplitudemodulatie . . . 67 2.4 Ontbinding van een startvector Ua in termen van k, en kz. 69
2.5 Faseportret van een instabiel knooppu nt. 70
2.6 Faseportret van een zadelp unt. 71
2.7 Faseportretten van een stabiel knooppunt (links) en een inst ab iel knooppunt (rechts), voor
>'1
=>'z
=>.
metk-,kzlineair onafhan-kelijk. 72
2.8 Faseportretten van een stabiel knooppunt (links) eneen instabiel knooppunt (rechts), voor
>'
1
=
>'z
=
>.
zonder een volledig stelseleigenvectoren . 72
2.9 Voorbeeld van een inst abielknooppu nt met samenvallendee
igen-.waar den. 74
2.10 a
=
0, zuiver imaginaire eigenwaarde n: de oorsprong is eencen-trum. 75
2.11 Faseportret ten van een stabiel spiraal punt (links, a
<
0) en eeninstabiel spiraal punt (recht s,a
>
0). 752.12 Faseport ret van verg elijking (2.28). 77
12 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 A.1 A.2 A.3 4.1 4.2 4.3 4.4 5.1 5.2 5.3 6.1 7.1 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8
LIJST VAN FIGUREN
St abilit eit . 82
Asympt ot ische stabiliteit. 82
Inst abili t eit. 83
Geom etrischeint er pret ati e van deSt elli ng van Liapunov. 90 Ban en in het fasevl ak voor de niet-lin eai re oscillator van Voor -beeld 3.3.5 met a = 1. . . 93
Stuksgewij s lineaire ben ad ering van de oplossing (n = 1). 100
Partitie van het int er val [0,
a].
101Voorbeeld van functi e ip ECri(
J).
101Bepaling van de ene rgieniveaus voor een deeltj eineeneindig diep e
potentiaalput. 113
Bolcoördinaten . 119
Even en oneven Legendre-polynomen. 122
Enkele bolfuncties , vlnr: Yo,o,
Yi,o,
Y1,1 ' Y2,ö, Y2,1 'Y2,2' 125 Tweelineair onafhankelijke machtreeksoplossing en van de verge-lijking van Airy. 133
Nulde-orde en eerste-orde Bessel-fun cti es . . . 140 De eerste vier modi voor
t
= 0: Ui = JO(fl ir ),i = 1,2 ,3 , 4. 143 Voorbeelden van functi es metI
,J'
ECpw(
[O,
1D
.
152 Randwaarden voor verg elijking (7.8) . . . 165 De grafieken voor1
(7] )
en de concentratieC(
x, t
)
.
172 Concentratieis constant langs parabolen in x,t-vlak. 173 Het verloop van de concent r at ieC
(x,
t)
op vers chill endetijdstippen.174 Het diffusiegedrag van een puls bij toenemende tijd . 176 Voorbeeld van constructievanI:
oneven voortzetting 185 Voorbeeld van constructie vanI
:
even-voortzetting 186Oneven voortzetting van
I(x).
187Even voortzetting van
I(x).
. .
. .
1889.1 9.2 9.3 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
Laplace-verg elijking op een strook. Laplace-verg elijkingop een taartpunt.. Het randwaardeprobleem in poolcoördinat en Een snaar met vast e uit einden. . .
Randwaardepr obl eem voor degolfver gelijkingin het (x,t)-vla k . De oplossing
u(x, t)
op de tij dstippe nt
= 0,-21c, 1c, ~ .cDe begin sn elheid sverdelingg(x ).. Defuncti e
G(x)
.
.
.
197 199 199 · 205 · 205 · 209 · 209 · 210LIJST VAN FIGUREN
-10.6 Deoplossing
u
(x,
t)
op de tijdstippent
=
~ ent
=
~.13
. 210 11.1 Gelijkvormigheidsprofiel(11.15)met 1(0)
=
1en m=
3. . 215 11.2 Fundamenteleoplossing met fronten. . . 216 11.3 Locatie van de schok in delimietoplossi ngua. . 21811.4 De gelijkvormigheidsoplossing
cP
.
.
22011.5 De fundamenteleoplossing op enkele acht er eenv olgende t
ijdstip-pen. . 221
Deel I
Beginwaardeproblemen voor
gewone
differentiaalvergelijkingen
Hoofdstuk 1
Fundamentele aspecten van
beginwaardeproblemen
1.1
Inleiding
Veel problemen uit de natuurkunde wordenbeschrevendoor differ enti aalver gelij -kingen, waarin de onbekende(n) en afgeleide daarvan voorkomen als functi e van maar één onafhankelijke variabele(bijvoorbeeldde tijd of een plaatscoördinaat). We spreken in zo'n geval van gewone differentiaalvergelijkingen. Verder sp re-ken we van een ke-orde (;:: 1) vergelijking als de orde van hoogst voorkomende afgeleidekis.
Dikwijls kunnen vergelijkingen van orde
z
2 geschreven word en alseen stelsel eerste-orde vergelijkingen. We illustrer en dit voor k = 2 aan de hand van de lineaire differentiaalvergelijkingUil
+
p
(t )u
l+
q
(t )u
=o.
Hierin geven de accentendifferent iatie naar
t
aan en zijnp,q bekende coëfficiën-ten. Stelle nwe UI=
U en U2=
UI,dan onstaat het stelselofwel
met
A(t) =
(-~(t)
-
;(l) )'
Dus zonder onszel ferg te bepe rkenkun ne n we ons richtenop (stelsels) eerste-orde gewone different iaalvergelijkingen. In dit hoofdstuk beschouwen we begin waar -deproblemen voor zulke stelsels. De wiskundige formulerin g van zo'n probl eem luidt:
18 Fundamentele aspecten va n beginwaardeproblem e n
Zoekeen differentieerbare vectorfunctie (of gladde kromme)
(u = (UI(t), U2(t), .. ., un(t)),n ~ 1) zodat
{
d
u
- - F u t (BW P)dt
-
( , )
u
(to)
= Uo Hierin ishet rechte rlidvan(1.1)
een afbeel dingVt EI,
t
oEI.
(1.1
)
die aan ieder punt
(u
,t)
E ~n x ~ het punt (de vecto r)F
(u ,t )
E ~n toevoeg-t. Verder is de vector Uo E ~n de startvector of de beginw aarde voor P ro-bleem (BWP).Debedoelingisdusom deonbekendefuncti eu(t )tevinden die aan de diffe-rent ia alvergelijking
(1.1 )
voldoet en dieop het tij dst ipt
=t
osam envalt met de gegeven vector Uo. Deze oplossing van Probleem (BW P) beschrijft een baan in de Eu clidische ruimt e~n(
n
~ 1). Door vergelijkingenvan het type(1.1)
wordt op ieder tij dst ip desnelheidduldt
bepaald door depositi eu
(t )
en door de tijdt
.
We noem en de differen tiaalvergelijking (1.1) autonoom als de fun ct ie F niet expliciet van
t
afhangt , m.a.w. alsF= F(u).
In fysi sche modellen komt dit vaak voor. De differen tiaalvergelij king is lineair als F een lineairefuncti eis in de variabelen UI,.. .,Un,d.W.Z F is van de vorm :
F(u,
t)
=
A(t
)u
+
b(t), waarinA(t)
eenn
x n-matrix is.Bij het bestud eren van Probleem (BWP) onder scheid en we glob aal de vol-gende werkwij zen :
(i) Het zoeken naar expliciete oplossingen in gesloten vorm. Dit is alleen mogelijk in bijzond ere gevallen, waarv an wij er enkele zullen bespreken. Dit levert dus u =
u
(t )
als formule op.(ii) Kwalit at iefredeneren ,d.w.z. belan grijkekar akteristi eken van de oplossing geven zonder deze expliciet te kenn en. Hier zullen we flin k wat aandacht aan besteden.
1.1 Inleiding 19
(iii) Gebruik van numerieke oplosmethoden. Een eenvoudig voorbeeld hiervan is de expliciete Euler-methode, waarbij het Probleem (BWP) voor
t
~°
als volgt wordt gediscretiseerd:k = 0,1,2,...,
Hierin is
uk
een benadering vanu
(tk)
mettk
=
to
+
k6.t.
Met behulp van{uk}
OO
kan vervolgens een stuksgewijs lineaire benadering wordenk=O
geconstrueerd. In Aanhangsel A komen we hierop terug, met name ten aanzien van de convergentievan de benaderde oplossing naar de oplossing u als
6.t
--+0.In dit hoofdstukligt de nadruk op fundamentelevragenten aanzien van existentie en eenduidigheidvan oplossingenen continueafhan kelijkheidvan beginwaarden. In het deel van de theorie dat wordt aangeduid met het woord existentie, bewijzen we dat Probleem (BWP) een oplossing heeft in een geschikt gekozen interval rond het startpunt t = t~, zonder deze oplossing zelf te kennen. In het bewijs wordt het bestaan van een oplossing aangetoond door de lim iet te beschouwen van approximaties. Deze kunnen op verschillende wijzen worden gekozen. We geven hierva n twee voorbeelden : in paragraaf 1.3 gebruiken we Picard-iteratieen in Aanhangse lA de stuksge wijs lineaire approximatie afkom-stig van Probleem (E).
Met eenduidighei d(uniciteit) van een oplossing bedoelen we dat erten h oog-ste één krommeu(t) kan zijn dievoldoet aan de twee eisen van Probleem (BWP), namelijk:
u
(t )
voldoet aan de differentiaalverge lijking(
1.1)
en gaat op tijdstipt
=t
o door het punt uo.Opmerking 1.1.1. We zullen vaakgebru ik maken van de volgende not ati e:
•
C(l~n x R)={F:
~n X ~--+ ~:F
cont inu op ~nX R};• Voor een willekeuriginter val J
ç:
R:C(J; ~n) = {u :
J
--+ ~n: Ui cont inu opJ
voor 1~ i ~n};
• C(~)= {u :~ --+ ~ : u continu op ~}.(
n ) 1/2
•
Ilxll
=
~IXij2
voorx
E~n (E uclidische nor m ).20 Fundamentele aspecten van beginwaar d e p r oblemen
1.2
Voorbeelden
In het scalairegeval
(n
=1
)
noemen we vergelijking(
1.1)
se
parabel
alsHiermee is dus iedere autonome scalaire differ en ti aal verg elijking van de vorm
(
1.1)
separabel met F2 const a nt. Alsvoorber eiding op detheori e behandelen we hier enige voorbeelden van autonome vergelijkingen. Dezeillustreren een aantal conce pten dielat er zullen terugkomen.Voorbeeld 1.2.1. Beschouwhet begin waardeprobleem (n=l)
{
~~=ku
(I-U)
VtE
I,
u(t o)
= 0't
o EI ,
(1.2
)
L
11
t( ( ))
u'
(s )
d
s
= F2(s ) ds
to FI U S towaarin keen positi eve constante is en - 0 0
<
0'<
00.Vergelijking
(
1.2)
is autonoom en dus separa bel, metF
I(u )
=u(
1
- u
)
enF
2(t) =k.
We delen vervolgens(
1.2)
doorF
I(u)
en int egrer en het resultaat. Dan ontstaatofwel
[u (t)
~
(
)du
=t'
F2(s ) ds
.
i;
FI Ui
:
We noem en dit de methodevan scheiden van variabelen. Subst ituti e van
F
I en F2 in de laatste uitdrukking resultee rt inl
U(t)d
s
fat----,---....,_ = k
d
s
=kt
.
o
s(1-
s )
0(1.
3)
Uitwerking hiervan geeft1
u(t
)
= l -C> e- k t+
I'C>
Deze oplossing wordt gegeven in figuur
1.1.
Het maximale inter val waarop de oplossing bestaat noem en we het existent ie-interval. Dit voorbe eld toont aan dat dit existe nt ie-interval niet alt ij d gelij k is aan de gehele reële recht e, maar ook een deelinter val kan zij n. Omdat dit in het algemeen zal afhangen van de beginwaarde0' word t het hieraangegeven metI
c>
,
Voordit voorbeeldvinden we de volgende inter vallen:0'>1 :
I
c>
=(a,
00), O' E(O,I) : Ic>=~, 0'<
0:I
c>
= (- oo, b), lim u(t ) = 00 en u(oo )= 1, tin u(-oo )= 0, en u(+oo )= 1, u(- oo)= 0, en limu(t )= - 00, !Tb1.2 Voorbeelden
u(t)
1
I
21
a b
Figuur 1.1: Oplossingen van Voorbeeld 1.2.1 voor verschillende waarden van 0:'.
waarin a
=
-
j;
Ina~l voor 0:'>
1 en b=
-j;
Ina~l voor 0:'<
o
.
Merk op dat a<
0 en b>
O. Ia bevat dus het tijdstip i = 0 voor alle 0:'. De constante functies u=
0 en u=
1 zijn evenwichtsoplossingen: u=
0 is instabiel en u=
1 is stabiel. Hiermee bedoelen we dat voor iedere willekeurig kleine verstoring van de beginconditie Ua = 0, dus voor iedere 0:' met 10:'1«
1 en 0:'i-
0, de corre-sponderende oplossing bij toenemende i van u= 0 zal weggroeien. Daarentegen zal voor iedere niet te grote verstoring van de conditie Ua=
1, in het bijzonder voor iedere 0:'>
0, de corresponderende oplossing bij toenemende t naar u = 1 convergeren. Deze observaties volgen rechtstreeks uit de oplossingsformule(1.3) . Het is ook mogelijk, en vaak zelfs wenselijk, de stabiliteit van evenwichten direct met behulp van de vergelijkingvast te stellen, dus zonder de t ijdsafhan-kelijke oplossing zelf te kennen. We dienen dan het rechterlid van de d ifferen-tiaalvergelijk ing, in dit geval de functie F(u) = ku(l- u), te lineari seren rond de evenwichten ti; E {0,1}. We schrijven daartoe u = Ue+
v,lvi
«
1, en beschouwen voor de verstoring v de vergelijk ing~~
=
rç«,
+
v)~
F'(ue)v .Als nu
F'(
ue )<
0, dan is de absolute waarde van de verstoring een exponentieel dalende functie ini, hetgeen duidt op een stabiel evenwicht. Als echter F'(ue )>
0, dan is de absolute waarde van de verstoring een exponentieel stijgende functie in i, hetgeen duidt op een instabiel evenwicht. In dit geval hebben weF'(O)
=
k =} u.;=
0 instabiel, F'(1)= -k =} Ue=
1 stabiel.22 Fundamentele aspecten va n beginwaardeproblemen
In hoofdstuk 3 wordt deze lineari sati etechn iek theoretisch onderbouwd en
toe-gepast op stelsels verg elijkingen. 0
Soms bevat een differentiaalvergelijking een parameter die cruciaal is voor het aan tal evenwicht soplossinge nen hun stabiliteit. Als zo'n parameter een bepaalde kritische waarde passeert , dan kan het aantal evenwichten en hun stabiliteit ver ander en. Zo'n paramet er noem en we een bifu rcatieparam et er. Het volgende voorbeeld , afkomstig uit Boyce & DiPrima [2], behande lt zo'n situatie.
Vo o r b e eld 1.2.2. Beschouw de Landau-vergelijking
du 3
-dt = (R- Re)u - au ,
waarin
Re
enaposit ieveconstanten zijnenR
een par am et erisdieied er epositi eve waarde kan aannem en .We zien direct dat voor
R
<
Re,
Ue
= 0 de enige evenwichtso plossing is enomdat
F
'(O)
=
R
- R
e
<
0 is dit evenwicht st ab iel. Als echte rR
>
R
e
dan kom en er tweenieu weevenwicht en bij,namelijku
e
=±J(R~
Re).
Deze beideevenwichtenzijnstabiel,terwijl denuloplossinginst abiel is geworden . De situatiewordt weergegeven in een zogenaam d bifurcati edi agram (figuur 1.2)
o
s
Figuur 1.2: Bifurcati edi agr am voor de Landau-vergelijking.
In Voorbeeld 1.2.1is het existentieinterval waarop de oplossing is gedefin ieerd afhankelijk van de beginconditie,maar altijd slechts naar één kant begrensd . In het volgende voorbeeld treedt een eindigexistentie int erv al op.
1.2 Voorbeelden 23
-41t/3 o 1t/4
Figuur 1.3: Oplossing van Voorbeeld 1.2.3 voor a
=
1. Voorbeeld 1.2.3. Beschouw het probleem{
du = 1
+
U 2 Vt E I,dt u(O) = a. Scheiden van variabelen geeft
1
U(!) 1- -ds
=
t
o 1
+
s2 en dusu(t)
=
tan(arctana
+
t)
.
Er geldt nu (zie ook figuur 1.3):7f 7f 1
= (--
-
aretana - -
aretana)
o 2 ' 2 enu(t)
~ - 00 alst
1
-~-
aretana,
u(t) /'
+ 00 alst
T
~-
aretana
.
o
Soms hebben we wel existentie maargeen eenduidigheid . Later zalblijkendat dit samenhangt met het ontbreken van de different ieer baarheidvan het rechterlid van (1.1). Ter illustratie het volgende voorbeeld.
Voorbeeld 1.2.4. Beschouw het beginwaardeprobleem
-{ du = U I/ 2 dt u(O) = O. t > 0,24 Fundamentele aspecten va n beg inwaardeproblemen
Dit prob leem heeft een trivialeoplossing u
==
O. Het heeft ook een niet-trivialeop lossing:
{
U
1Jo S1/2ds = t
Het is zelfs mogelijk om een hele familievan oplossingen te construeren: voor
iedere c
>
0voldoet .{
0 0 ~ t ~ c,
u
c(t)
=
Ht _ C)
2
t
>
c.Deze oplossingen zijn geschetst in figuur 1.4. In dit geval is er dus geen ee
n-duidigheid voor het beginwaardeprobleem. Merk op dat het rechterlid F niet differentieerbaar is in u = 0:
F'(O+)
= 00. 0U(l)
o
Figuur 1.4: Familie van oplossingen lil Voorbeeld 1.2.4 (geen eenduidigheid) .
1.3
Existentie en eenduidigheid
Nadezeinleid end evoorbeeldenrichtenwijonzeaandachtop de existentie eneen -duidigheid van oplossing en van het Probleem (BW P) . Hierbij volgen wij Hirsch and Smale
[4].
Een alternatief existentiebewij s wordt gegeven in Aanhangsel A.Eerst merken weop dat we zonder verli esvan algemeenheidkunnen nemen to
=
0 en ua=
O.Immers stel
1.3 Existentie en eenduidigheid
Figuur 1.5: De slinge r.
25
Dan geld t dat
u
(t)
een oplossing is van Probl eem (B W P )dan en slechts dan als v(r)
een oplossing is van(BW Po) {
~~
= G(v ,r )V
i
E la,v
(O )
=o.
Hieri n islahet interval
la=
1 - t
o= {r :T =t -
iaentE
l} .
We maken de volgende fundamentele veronderstelling met betrekking tot de continuïteiten differ en ti eerbaarh eid van defunct ieF(u,i):
{
De functi e F : lRn
x lR ---t lRn is continu en continu differentieerbaar
(H) in u, op het gehe le definitiegebi ed: m.a.w. Fi, ~ E C(lRn
x lR) voor
1~ i,j ~ n.
Voordat de bet ekeni s van deze veronderstellingduidelijk wordt gemaakt, geven we eerst het voorbeeld van deslinger.
Voorbeeld 1.3.1 (Slinger met wrijving). Beschouw zoals in figuur 1.5 de bewegin g van een slinge r in een vloeistofof gas, ten gevolge waar van wrij vin g ontstaat die evenredi gismet de snelhe id . Even wicht van krachtengeeft
Dit betekent
mlû"
=
-mgsin0 - kW', oftewel26 Fun d a m e nt e le aspecten va n beginwaardeproblemen
We schrij ven de tweede-orde niet-lin eai re differentiaalvergelijkingalseen eerste-orde stelsel. Laat 0' = w (snelheid),dan ontstaat
{
0'= w,
w
'
=-
7
sin0-:/;;w
.
Stellen we u =
(
O,w)
en F(u ) =(
u2, -fsinu ] -
:/;;U2)T
da n geeft dit voor de functionaalma t rix:a
F
=(0
\
),
a
u
-7cosu]-;;-m.a.w. voor het probleem van de slinger voldoet defuncti eF aan (H). 0 Beschouw in~ndebol
B
R met straalR
>
0
,
BR=
{x
E~n:IIxl
l
<
R}. Dan geldt het volgend e.Gevolg 1.3.2 (Consequenties van Hypothese (H» Voor iedere R
>
0 be -staan er constanten M(R) enL(R) zodat(i)
II
F(x,
t)11
:s;
M(R)(
ii)
II
F
(x],
t
)
-
F(X2
' t)
11
:s;
L
(R )
Ilx] - x
211
"Ix E
B
R enVt E(
- R,
R);
V
x ., X
2
EB
R enVt E(
- R,
R).
BEW IJ S. De eerste ongelijkheid is een direkt gevolgvan de conti nuïteit van F. De tweedeongelijkheid iseen gevolgvan dedifferen ti eerbaarh eid van F in u en wordt alsvolgt afgeleid .Voor ieder paar punten x],
X
2
E BR geldt dat de recht e lijn diedeze punten verbindt, d.w.z.voor O:S;s
:s;
I,ook-in BR ligt. Voor iedere
t
E ~ en i E {l,.. .,n} vast gekozen ,geld t dat de functieg(s):= Fi(x(s)
,t) ,
differentieerbaar is. DusO:S; s :S;l ,
g(l) - g(O)
=
1
1g'(s )dsofwel
F
i(x] ,
t
) -
F
i
(X
2,
t
)
=1]
\7F
i · (
x , -
X
2)
d
s.
Omdat \7F, cont inu is in u en
t
,
bestaat ereenconstanteLo
(R )
zodat(1.4)
en voor alle x E BR en
t
E (-R, R) . Dit gebruiken we in (1.4), waaruit volgt dat1.3 Existentie en eenduidigheid
Fi(
XI'
t) -Fi(
X2'
t) ~ Lo(R )I
IXI
-
x
211,
hetgeen ongelijkheid (ii) impliceert met L(R )=
,;n
Lo(R ).We kunnen nu de volgende stelling formuleren .
27
o
Stelling 1.3.3 Stel dat F aan (H) voldoet. Voor iedere Uo E ~n en to E ~ bestaat er dan een getal a
>
0 en een unieke oplossing u : [to - a,to+
a] - t ~van Probleem (BW?).
BEWIJ S. Zoals eerde ropgemerkt nem enwe zonderverlies van algemeenh eidUo
=
o
en t« = O. In plaat s van Probleem (BWP) beschouwen we de geïntegreerd e vorm :u(t )= lF(u(s ),s )ds. Het zal duidelij k zij n dat
u(t ) oplossing van (1.5) <===} u(t )oplossingvan (BWP).
(1.5)
De beide formuleringen zijn equivalent. We zullen het bewijs van de st ellin g baseren op uitdrukk ing (1.5). Wat we verd er nodig hebb en is het volgend e technische lem ma uit de ana lyse (we geven het zonder bewijs: dit kan gevonden worden in Simmons [7]of Rudin [6]).
Lemma 1.3.4 Laat
I
>
OJ J =[-I, I]
en beschouw de rij vectorf uncties (ofkrommen) {Uk(t)};;:j! tE JJdie voldoet aan
(i) UkE
C(
J ;
~n) voor allek ENj(ii) Voor iederet
>
0 bestaat er een N = N(t )>
0 zodat voor alle i,j>
N maxIlu
i
- u
.]
<
t-tEJ
Dan bestaat er eenu E C(J;~n) zodat
maxIluk(t )-
u
(t)11
- t 0 als k - t 00.tEJ
We zeggen dan dat derij
{u
d ;;:1
uniform convergeert .Dus als we in staat zij neen rij vectorfunctieste const rue ren dievoldoet aan (i) en (ii), dan zegt het lemmadat deze rij een limiet heeft waarn aar derij uniform convergeert . Een gevolg hier van is dat de lim iet en int egr aal mogen worde n verwisseld . Met andere woord en ,
lim r F( uk(s),s)ds =
t
'
lim F(u k(s ),s )ds= rF(u (s ), s )ds ,28 Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen voor iedere continue functie F :IRn x IR- t IRn en
Uk
- t U, uniform als k- t 00. We benaderen de oplossing van de integraalvergelijking(1
.5)
door middel vansucessieve approximatie
(Picard iteraties).Laat
R
>
o
.
Kies vervolgens a zodato
<
a
<
min {M~)'
L/R)' R}
en laat
J
=
[
-a,
a].
We definiëren de rij krommen {ud~o op het intervalJ
door{
u
o(t )
=
°
t
'
(1.6)
U
k+l (t )
=J
o
F(Uk(S), s ) ds,
k=O,I, ....Stel nu dat
Iluk
(t )11
<
R
voor alletE
J
en zekere k ~o
.
Dan geldt ook Iluk+l(t)1I
lilF(U k(S), s)
dsll~
l .IIF(Uk(S),s)1Ids
~
la
IIF( Uk(S),s)11ds
~
aM(R)<
R.Om dat lIuoll = 0, vinden we met inductie dat de hele rij
[uj }~l
in de bolBR
ligt : m.a.w.Ilu k(t )1 1
<
R voor alle k= 0,1,... en alle t E1.Om tebewij zen dat de rij convergeert gebruiken weLem m a 1.3.4. Laat
c:= max Ilul(t)ll . tEJ
Dan geldt voorallet E J:
Ilu2(t) - Ul (t )11 lil {F( Ul(S),S) -
F(O , s )}
dsll~
l "F(Ul (S)' s ) - F(O, s )11ds
~ aL(R) maxll ul(t)11=
aL(R)c.
tEJ
Wegebruikenweer inducti e.
Stel dat voor zekere k ~ 2geldt
Ilu
k(t )
-
Uk-l(t)
11
~ (a
L(R ))k- l
c voor alletE
J. (1.7)Dan geeft
(
1.6)
lIu
k+l (t ) -
u
k(t )1 1
~
l
IlF (u k(s ), s ) -
F(u k- d s ), s )1I ds
~
l
L(R )
Iluk(S) - Uk-l(S)11ds
~
a L(R)
maxI
[u d t )
- u
k- d t )11
=
(a L(R))k
c, tEJen dus is (1.7) waar voor alle k;?2.
Laat nu 0':=
a
L(R). Merkop dat 0'<
1 (t.g.v. de keuze vana).
We hebben dan voor iedere i>
j>
N E N:Ilu
i (t )
- u
j (t)11
I
lui (t) -
U
i-l(t )
+
U
i-l(t)
- ...
+
U
j+l(t)
-
u
j(t)11
:::; ai -I c+
O'i- 2c+ ..
.
+
O'jci- I 00 CO'N
L
O'kc :::;L
O'kC= - -<
E,k=j k=N 1 - 0'
1.3 Existentie en eenduidigheid 29
voor N voldoende groot.
Dan volgt uit Lemma 1.3.4 dat op het interval J de rij
{
u.}
~o uniform convergeert naar een functie u(t ). Nemen we de limiet (k ---. (0) in het linker-en rechterlid vandan volgt voor de limietfunctie u dat
u(t) = l F(u(s),s) ds,
t
«
J,m.a.w.u is een oplossing van Probleem (BWP) met Uo = 0 en to= O. Dit geeft de existentie op het interval
J
=[-a, a]
.
De eenduidigheid wordt als volgt aangetoond. Stel dat u(t ) en
v
(t)
oplossin-gen zijn van (1.5) met de eioplossin-genschap datDan geldt u(t ),
v
(t )
EB
R voor allet
EJ. LaatI
lu(t) -
v(t)
11
:::;
l
t
IIF(u (s) , s ) -F
(v (s), s)11
ds :::; L(R)lllu(s )-v
(s)1 1
ds. (1.8) Q := maxIl
u(t) - v
(t)11,
tEJd.w.z. Q is de maximale afstand tussen twee oplossingen. Omdat
Il
u(t) - v
(t)1I
een continue functie is, wordt het maximum aangenomen voor zekere i" E J.
Ongelijkheid (1.8) geeft dan
30
ofwel
Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen
Q(1
-
et
)
~o.
Omdatet
<
1 enQ
~ 0 geeft ditQ
= 0, m.a.w.u
(t)
= v(t ) voor allet
E1.o
Voorbeeld 1.3. 5. Beschouw delineaire afbee ldingF
(u ,
t) = A(t)u
,
waarin
A(t)
eenn
X n-matrix waarvan de eleme ntenaij
cont inue functi es op JR zijn; m.a.w.aij
E C(JR ) voor 1 ~ i,j ~n.
Dan voldoe t F aan Hypoth ese (H) en heeft het beginwaardeprobleem{ du
di
=A(t)u
u(t
o)= ua,V
t
EI,t
oE I,een oplossing in een zekere omgeving van het punt to. In hoofdstuk 2 lat en we
zien dat het existentie-interval voor lineaire verg elijkingen met continue c oëffi-ciëntende heleJRis. Dus in bovenstaand stelselgeld t I = JR. AlsAeenconstante matrixis (onafhankelijk van
t)
,
dan geeft dePicardit eratiede benaderingenu
o(t )
UA,Ut(t)
(I
+
At)Ua,U2(t )
(I+At+~A2e)Uo
,
Volgens het bewijs van Stelling 1.3.3 convergeert deze rij naar een limiet
u(t ).
Deze limi et noteren we alsmet
o
Hierond er volgen enkelebelangr ijke consequenties van Stelling 1.3.3.
Gevolg 1.3.6 Bij autonome different iaalvergelijkingen, waarv an het rechterlid voldoet aan (H), snijden oplossingen elkaar niet .
BEWIJ S . Laat 1[,12
ç
IR. open int ervallen zijn . Stel dat u [1 - t IR.n en v : 12 - t IR.noplossingen zijn van vergelij king (1.1) en dat geldt1.3 Existentie en eenduidigheid 31
u(t d = v(t2) voor zekere ti E11en
t
2E 12.Laat nu
w(t ):= v(t 2- tI
+
t).Dan hebben we de situatie waarin u en w beid e oplossinge nzij n van (1.1), beid e gedefinieerd in een omgeving van ti, die voldoe naan u(td
=
w(t d. Wegens de eenduid ighe id van het beginwaardep ro bleem geldt dan datu(t )= w(t) in omgeving van i-:
Dus een sit uatiein IR.nzoalsgeschet st in defiguur hieronder kan niet optred en.
v(t)
u{t)
u(t)
v{t)
o
Gevolg 1.3.7 Laatu :IR.- t IR.n (defi nit iegebied IR.) een niet-constante oplossing
zijn van de vergelij ki ng (1.1), waarin het recht erlid voldoet aan
(H).
Als geldt dat u(td = u(t2 ) voorit
,
t2 E IR. dan is u(t) periodi ek met periodeIt
l - t21.
BEWIJS. Gebruik makend van Gevolg 1.3.6 kan worden aangetoond dat de on-derstaandesituatieniet kan optreden.
Wel kunnen gesloten krommen , als representatie van periodieke oplossingen, voorkome n .
32 Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen
(Geom etrischeinterpretatie van deoplossing )
o
Gevolg 1.3. 8 (Maximaal tijdsinterva l van op lo ssin g ) Laat u( t) de o plos-szngzZJn van{
du = F(u ,
t),
dt
u
(to)
= Uo,en laat (a-, a+) het maximale interval zijn waarop deze oplossing bestaat. Als
a+
<
00 dan geldtlim
Il
u(t)11
= 00 tla+Als a-
>
- 0 0 dan geldt eveneens(Opblazen van de oplossing).
lim
lI
u(t)1I
= 00.
tla-BEWIJS. We bekijken alleen het geval a+
<
00. Om een tegenspraak te creë renveronderstellenwe
lim
Il
u(t)11
<
00.tTa+ (1.9)
Beschouwvervolgens vergelijk ing(1.1) met startvector u(é),hetgeen goed ge -definieerd is volgens (1.9). Volgens Stelling 1.3.3 weten we dat er een e
>
0 is zodat de oplossing bestaat op het interval [a+ - e,a++
é
],
m.a.w. a+ is niet demaximalebovengrens. Dit levert de gewenste tegenspraak op. 0
Opmerking 1.3. 9 . We hebben dus aangetoond dat Probleem (BW P), met F
volgens(H), voor iedere UoE~n en
t
oE~ een oplossingheeft op een maximaal existent ie-int ervalf = (a-,a+). Dit interval zal afhangen van dewaarde van de start vector uo. We schrijven daarom dikwijls J=
f(u o). Als - 00<
a-<
a+<
1.3 Existentie en eenduidigheid 33
Vervo lgens beschouwen we de continueafhankelijkheid van de oplossing ten opzichte van de startvector (begin data), m.a .w. het goed gesteld zijn van Pro-bleem (BWP) (Engels: well-posedness). We zullen laten zien dat twee oplossin -gen van dezelfde differentiaalvergelijking, maar met verschillende startvectoren, nooit meer dan exponent ieel met de tijd uit elkaar kunnen groeien.
Stelling 1".3.10 (Continue afhankelijkheid va n beginwaarden ) Stel er be-staat eenL
>
0 zodatF : IRn x IR---+IRn voldoet aanIIF(u ,
t)
-
F(v , t)11 ~ LIlu - vii ,(
1.10)
Voor het bewijs hebben we een belangrijk e ongelij khe id nodig die word t ge -geve n in het Lemma van Gronwall.
voor alleu,v E IRn ent E IR. Laat u,v :J ---+ IR oplossingen zijn van vergelij-king
(l.l)
die voldoen aan u(O) = Ua env(O )= Va. DangeldtIlu(t) - v(t )11 ~
é
t Ilua - vall'ri
t
EJ.Lemma1.3.11 (Gronwall) Zij gegeven a
>
0 en u : [0, a] ---+ IR conti nu en niet-n egatief. Als er constanten C,L>
0bestaan zodat0:::; u(t) :::; C
+
l
Lu(s ) ds'rit
E[
0,
a
],
dan geldt'ri
t
E[O
,a].
BEWIJS. Definieer U:
[0
,
a] ---+ IR doorU(t )=
C
+
l
Lu(s)ds. Dan geldtDus
u(t) ~ U(t) en U'(t)
=
Lu(t)'rit
E[0,a].
U'(t) = Lu(t) ~ L
U(t) U(t) '"
waaruit door integratievolgt
U(t ):::; U(O)é t
'rit
E [0,
a],
'ri
t
E [0,a].
OmdatU(O) = C en u(t) ~ U(t), lever t dit de gevraagde ongel ijkhe id. 0
BEWIJS VAN STELLING 1.3.10. Voor de oplossing u(t ) en v(t ) schrijven we
34 Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen
Met dedrieho eksongelijkheidgeeft dit
Ilu( t) - v(t)1I
~
Ilua-voll
+
lIIF(U(s), s )- F(v (s ),s )11 ds. Hierin gebru iken we deongelijkheid (1.10). Dan ontstaatIlu (t ) - v(t)11
~
IJua - vo]+
l
LIlu(s) - v(s)11 ds.Toepassing van het Lemma van Gronwall geeft dan het gewensteresul aat. 0
Opmerking 1.3.12. Laat F voldoen aan (1.10) en laat F(u e)
=
0 voor een zekere u, E ~n. Deze constante vector is dan een evenwichtsoplossing van ve r-gelijking (1.1) . Volgens Stelling 1.3.10 hebben we, voorv(t)
=
u ,,Ilu (t )- uell ~
é
tIlua - uell, i«
J,hetg een impliceert dat Ilu(t)11 begrensd is op J. Volgens Gevolg 1.3.8bet ekent dit dat a+
=
00 en a-=
-00, met andere woorden, dat we onder dezeaannam eop F globaleexistentievan een oplossing hebben (existentie-intervalis ~) .
o
1
.4
Oplossingen als banen in het fasevlak
De oplossing
u: I - t R"
van Probleem (BWP) beschrijfteen baan in de ~n, de n-dimensionalefaserui m-te. Als n = 2 spreken we van het fasevlak. Dus corresponderend met ied ere startvector Ua is een baan in de faseruimteen vanwege Gevolg 1.3.6 kunnen bij
autonome vergelijkingen de verschillende banen elkaar niet snijden. Weg ebrui-ken dezeinformatie om oplossingenvan differentiaalvergelijkingenin kwalitati eve zin te onderzoeken. Om de ana lyse (relatief) eenvoudigte houden beperk en we ons hier tot autonome vergelijkingenen n = 2. Voorbeeldenvan fasevlakanalyse kunnen worden gevonden in Boyce & DiPrima [2] of in Peletier [5], waarbij de laatstevooral de moeite waard is voormeer wiskundig geori ën teeerde stude nten . Bij het tekenen van oplossingen als banen in het fasevlak speelt , naast het niet kunnen kruisen van de banen, het tekenschemavan het rechterlid van de vergelijkingeen belangr ijke rol. Als
dUI
dt
dU2
1.4 Oplossingen als banen in he t fasevlak 35
dan beweegt de baan naar rechts (links) in het ul-u2-vlak als FI
>
0 « 0) en naar boven (beneden) als F2>
0« 0). Voorts spelen de krommen gedefinieerd doorF
I = 0enF
2 = 0, de zogenaamde isoclinen, een belangrijke rol, omdat zij een scheiding aanbrengen tussen de verschillende gebieden in het fasevlak. We zullen het een en ander illustreren door Voorbeeld 1.3.1 weer op te pakken en verder uit te werken.Vo o r b e e ld 1.4.1. We beschouwen opnieuw de slinger en in het bijzonder het corresponde ren de beginwaardep robleem
{ 0"
+
!::;O'+
7
sin0= 0(S)
0(0)=
00' 0'(0)= O~. VtEJ, OEJ,(1.11)
Welat en eerst zien dat ditprobleem een glob ale oplossing heeft(1= IR).We g
rij-pen hier teru naar Voorb eeld 1.3.1 waarin vergelij king 1.11 werd omgeschreven
naar een eerste-orde stelsel met als vectorfunctie
(
U2 )
F(u )= . k .
-
7
sinUI - ;;;-U2(1.12)
Omdat deze functi e aan (H) voldoet heeft Probleem (S) een uniekeoplossing in een zekere omgeving van
t
= 0 (lokale oplossing). Omdatgeldt er
IIF (u) - F(v)112
=
(U2 - V2)2+ (
-y(sinUI - sinVI) _~
(U2 _ V2)) 2Gebruik makend van deongelijkheid
a,b E IR, en van demiddelwaardest elling toegepast op de sinus-funct ie
[sinUI - sinVI I I(UI - VI )cos ç l
~
lUI -
v
II,
ont st aater
voor ç tusse n UI en VI,
IIF( u) - F(v ) 112 2k
2 2g2
~
(1
+
m2)(U2- V2?+
r (sinUI - sinVI)22k2 2g2
~
(1
+
m2)(U2- V2)2+
r(ul -vd
~ L2 11u_ vl12,36 waarin
Fundamentele aspe ct e n van beg in wa a r d e p r oblemen
2
{
2P
2g2}L = max (1
+
m2 ),[2
.
Dus de functi eF voldoet aan de ongelijkheid genoemd in Stelling 1.3.10. Kies nuva
=
O. Omd atva= 0 ===} vet )= 0 geldt er volgens Stelling 1.3.10 voor
u
(t )
datlI
u(t)11
~I
luoll
eL!<
00VtE~,
VtE~.
(1.13) en geïntegreerd
Dus de oplossingisgoed gedefinieerd voor ieder
t
E~, m.a.w. het beginwaarde-probleem (S) heeft een globaleoplossing.Hoe zien de banen
u(t)
eru it in het fasevlak ? We onde rscheide n de sit uat ie zonder wrijvingen diemet wrijving.Zonder wrijving (k
=
0). Dan ontstaat het stelsel{ 0 '
, :" . . 0
w - - ,sm ,
het tekenschemavan 0enw is aangegeven in figuur 1.6. De isoclinen zijn hier de lijnen
{w
=
O}
en{O=
kx . kEZ}. Door de vergel ijkingen op elkaarte delen zien we dat langsdeoplossingskrommen geldtdw 9 sin0
dO
=
-Z ----:;;-
'
W2 =
w~
+
2!(cos0 - cos00 ) , (1.14)Deze vergelijkingengebruiken weom desituati e in het fasevlak te schet sen. De evenwichts- of kritieke punten zijn :
{(h,O)
:
kEZ}.In hoofdstuk 3 beschrijven wehoe kan wor den vastgsteld ofzij stabiel/i nst abiel. Om de banen nabij de evenwichte n te kunnen schetsen gebruiken we de geli -neariseerde vergelijkingen. Dit wordt uitgelegd in paragraaf 2.4. In het daar ontwikkeldejargon het en de punt en
(±1r,
0) zadelpunten en de oorsp rong (0, 0)een centrum punt.
Deseparat rix,dat wilzeggen dekrom me die de zadelpuntenverb indt,wordt gegeven door
1.4 Op lo ss ingen als banen in het fasevlak ca 37 I :8' >0,w' >0 I I I I , 1 / , j" "-,....n' I " I I I I I I I :8' < 0,w' > 0
o
p 8'>0,w'<0 :1t 8 I I I I I I I I I I 8' <0, w' <0 :Figuur 1.6: Banen in het fasevlak voor de slinger zonder wrij-ving . Voor het bepalen van de banen is gebruik gemaakt van uitdrukking
(1.14)
De ene rgie van de slinger wordt gegeven door
E
=
Ek+
Ep=
~m(lBI)2
+
lmg(l - cos B), ofwel2E 2 2g
mZ2 = W
+
/(1-
cosB).Dus de sep arat rix correspondeert met een energie van E = 2mgl. Deperiodieke
banen binnen de separatrixhebben E
<
2mgl, de banen daarbuiten E > 2mgl. We kunnen ook iet s zeggen overde periode van de periodiekeoplossingen, Debaan die op tijdstip
t
= 0start in punt P heeft als begincond it ies0(0)= Bo= 0,w(O)
=
Wo en voldoet volgens(
1.14)
aan 2 2 2g (W = Wo
+
/
cosB
-
I).Na een kwart periode
(t
=T/4)
geldter2 2g
o
= Wo+
'T
(
cosBM -1),
(1.15)
waarin BM de maximaleuitwijkingshoek is. Eliminati e van Wo uit
(
1.15)
geeftdO
w = - =
38 Fundamentele aspecten va n beginwaardeproblem e n
en dus ook dat
hetgeen im pliceert dat
-rO(I ) dO
/li
Jo
>leas0 - cosOM = i,- rOM dO
/li
Jo
>lcos0 - cosOMWe gebruiken deidenti teit
0<i
<
~,T
4
(1.16
)
Stellen we vervolg ens
(1.17)
en introduceren de vari ab ele
4J
E [0,
%]
door middel van. (0)
.
(OM) . Á-.sin
2" =
sin"2
sin '1".. OM
À= sm( - ) ,
2
dan geeft substi tutiehiervan in (1.16) na vereenvoudi ging
n
["/2d
4J
T
= 4yg
Jo
jl _
V
sin'4J
.
Dit is eenellipt ische integraalvan deeerste soor t (zie Abramowitz & St egun
[1]).
Er zijn tweeinteressantelimieten:
(i)
OM;::::j 0=>
À~
1=>
T = 27r1f;(ii) OM ---+7r
=>
À---+1=>
T
---+ 00.Het feit dat geldt (of liever gezegd: moet gelden )T ---+ 00 alsOM ---+7r volgt ook
uit een eenduidigheidsargument (ga dit na!).
Met wrijving
(k
>
0).We gaan nu uit van het stelsel
{
0'= w,
w' = -:!;w
- r sinO.Merkop dat delokati evan de evenwichts punten hetzelfdeis als in de situatie
zon-der wrijving. Bij de differenti aalvergelijkingen hoort het volgende tekenschema
in het fasevlak (zieook figuur 1.7)
0'
>
0 Ç::::::} w>
0,, mg . 0
1.4 Op lo ss in ge n als banen in het fasev la k
Figuur 1.7: Banen in het fasevlak voor de slinger met wrijving, bepaald door numerieke integratie van de differentiaalvergelij-kingen metgjl
=
1 en kjm=
1.39
Zoals reeds opgemerkt kan het gedrag van de oplossingen (banen) in de buurt van de evenwichtspunten worden onderzocht door de vergelijkingen te lineariseren.
Rond (0,0) ontstaat het lineaire stelsel
{
()' =w,
w
'
=-
-f;;w
-
t()
·
(1.18)
Volgens paragraaf 2.4 betekent dit dat de oorsprong een stabiele spiraal is, het-geen wordt bevestigd door de banen in figuur 1.7.
Rond
(-1l",
0) ontstaat het stelsel (met () =-
1l"
+
u,
w = 0+
v)
{ u' - V
v
' :
~-f;;v
+
t
u.
(1.19)
Dit betekent dat het punt
(-1l",
0) een zadelpunt is. Dit komt overeen met het gedrag van de banen in figuur 1.8. Deze figuur laat een uitvergroting van de situatie rond het evenwichtspuntzien . De stabiliteit kan worden bepaald met de theorie uit hoofdstuk 3.40 Fundamentele aspecten van beginwaardeproblemen
ij
Figuur 1.8: Uitvergroting van de situatie in een omgeving van
het zadelpunt
(-71",0).
1.5
En
ke le expliciete methoden
Wil men van een bepaalde vergelijk ing nagaan of er een expliciete uitdrukking
voor de oplossing bekendis, dan is het raadzaam om naast het gezondver standde
literatuurte raadplegen. Er is namelijkgoed encyclopedisch werk op dit gebied beschikbaar,bijvoorbeeld het zogenaamde "Hand book of Differential Equati ons"
van Zwillinger [8] waarin tevens veel referenties naar eerdere klassieke werken
voorkomen. Wij zullen ons hier beperken tot enkele veel voorkomende typen
van expliciet oplosbare vergelijkingen.
We beginnen met enkele eerste-orde scalaire vergelijkingen. Afgeleid en naar
t
worden soms met accenten aangegeven.
1.5.1
Vergelijkingen van de vorm:
u'
+
p(t)
F(u)
=
0
Dit is een separabele vergelijk ingendeze wordt aangepakt met de methode van
scheiden van variabelen, zoals besproken in Voorbeeld 1.2.1. Het oplossen va n
zo'n ver gelijk ing komt dus in feit eneer op het uitrekenen van twee integralen.
1.5.2
Vergelijkingen van de vorm:
u'
+
p(t)u
=
r(t)
Dit is een lineaire vergelijking. Als r
==
0 dan spreken we een homogen e verge-lijking. Deze is separabel en de methode van scheiden van variabelen geeft als
oplossing
Uh(t)
=
Cexp (-/p(s
)ds).
De constante C en de integratie grens volgen uit de begin condi ti e. Als r :1=
0, dan noemen we de vergelijking inhomogeen. Ied er e oplossing u(
t)
van zo'n1.5 Enkele expliciete methoden 41
de homogene vergelijking(Uh) en een willekeurige oplossing van de inhomogene
vergelijking, de zogenaamde particuliere oplossing
(Up):
Zo'n particuliere oplossing wordt dikwijls bepaald als verstoring van de oplossing van de homogene vergelijking: we proberen een oplossing van de vorm
Up(t)
=C(t)
exp (- /p(s) ds) .
Na integratie volgtU(t)
= { /
r(T)exp(+
r-
p(s)ds) dr
+
C}
exp (- /p(s)ds).
In
paragraaf 2.3 zal deze methode ook worden behandeld voor tweede-ordever-gelijkingen.
Voorbeeld 1.5.1. Los op het beginwaardeprobleem
{
U I - U = sin
t, t
EIR.,u(O)
= O.Volgens de theorie van paragraaf 1.3heeft dit probleem een eenduidige oplossing
in een omgeving van t = O. Dus als we met de hierboven beschreven procedure
een oplossing kunnen construeren, dan moet dit de enige zijn. We vinden
en
Dus
() C t 1. 1
u
t
=
e - - smt - -
cost.
2 2
Om aan de beginconditie te voldoen kiezen we C = ~. Het definitie gebied van
deze oplossing (het existentie interval) isIR.. 0
Soms lukt om via een transformatie een vergelijking naar een expliciet oplosbaar type om te schrijven.
42 Fundamentele aspect e n van beginwaardeprobl e me n
1.5.3
Vergelijkingen van de vor
m :
u'
+
p
(
t
)u
=r(t)u
k,k
E
Z
(k#l)
Dit is de vergelijking van Bernoulli. Voeren wedetran sform at ie z(i) = {u(
t)}
l - k uit,dan ontstaat voor z delineaire vergelijking1
d
z
- -1 - k.
-d
i+
p
(i )z
=r(i)
.
Dezelossen weop volgens deprocedure van subparagraaf 1.5.2.
Voorbeeld 1.5.2. Los op het beginwaardeprobleem
{
U I
+
i -l U = u2, i>
0,u(l
)=1.
Dit pro blee mvalt ook binnen de categorie zoals bespr okenin paragraaf 1.3
(zo-lang i
>
0) en heeft dus een eend uidige oplossing in een omgeving van i = 1.Deze vinden we via de transformatie
z
(i)
=
l
j u(i ),
omdatk
=
2. Voorz
volgt het begin waard eprobleem{
Z' - i-1Z = -1, i
>
1,z
(l )
= 1.Wevinden
zh
(i)
=
C
i
(kies directC
= 1wegens begin condi ti e)enz
p
(i)
={-l
exp(-l
T
~d
s)
dT}
i
= - iln i.Dus
1
z
(i )
=
i(1
-Ini
)
enu(i
)
=
i(1 - lnt
)"
Het existe nt ie interval is hier het interval
(0
, e
)
.
1.5.4
Exacte differentiaalvergelijkingen
Exacte differ en ti aal vergelijkingen zijn vergelijkingen van de vorm
du
aN
a
l
Vl
N(
u
,
i
)di
+
M
(u
,
i
)
= 0 metat
au
.
In zo'n geval zoeken we een functi elJ!
(u
,
i),zodatD
a
IJ!1.5 Enkele expliciete methoden 43
hetgeen alt ij d mogelijk is vanwege de conditiesop M en N. De oplossing van de different iaalvergel ij king wordt impliciet gedefinieerd door
l1I
(u(t ), t)
= constant. De const ante volgt uit de beginwaard e.Voorbeeld 1.5.3. Losop het begin waa rd ep robl eem
{
2t
uu'
+
2
t
+
u
2=
0,t
>
0,u
(l )
= 1.In een omgevingvan
t
= 1 isereeneenduidige oplossing en wekunnen hiervoor een uitdrukking vinden omdat devergelijking exact is,metN(u
,
t
)
=2tu
enM(u
,
t)
=2t
+
u
2•
Voor de functie 111 vinden wedan
111
(u,
t
)
=
tu
2+
t2
.
Deoplossingu
=
u
(t )
moet worden bepaald uitDit geeft
~
u
(t )
=
+V~-t-'met (0,-)2] als existentieinterval. D
Opmerking 1.5.4. Het loont dikwijls demoeite eerst opeigen intuïtieaf tegaan alvorens handboeken met oplosrecepten te raadplegen. Zo kan de vergelijking van het laatste voorbeeld, met w = u2
, omgeschr even worden naar de lineaire
verg elijking
dw
d
'i:
+
2t
+
w
=dt
(
tw)
+
2
t
= 0.De oplossing wordt gevonden door directe int egrati e, dus zonder enige kenni s
van exacte vergelijkingen. D
Sommige tweede-ord e vergelijkingen kunnen door betrekkelijk eenvoudige sub -st it ut ies of transformatiestot eeneerste-ordevergelijk ingworden teruggebracht. We geven hiervan enkele voorbeeld en.
Vt
E
I,
Vt E
I
,
44 Fundamentele aspecten van beginwaardep ro b le m e n
1.5.5
Vergelijkingen van de vorm:
Uil =F(t, u')
Dit is een vergelijking zonde r u. Het corresponderende beginwaardeprobleem,
{
u"
=F
(t ,
u')
u(t
o)
=Uo, u'(t
o)
= u~,to
EI
,
wordt als volgt opgelost. Stelu' = v. Dan ontstaat het eerste-orde probleem
{
V
' = F
(t ,V) VtE
I,
v(t
o)= u~, toE I, en hierui tu(t)
=Uo
+
1
tV(
T)
dr, to1.5.6
Vergelijkingen van de vorm:
Uil=
F
(
u, u')
Dit is een vergelij king zonder t. Om het beginwaardeprobleem
{
u"
=
F(u,
u')
u
(t
o
)
=Uo
,
u'(t
o
)
= u~,to
EI
,
op te lossen, gaan we als volgt tewerk. Stel u ismonot oon op subintervallenvan
Is
c
I.
Op zo' n interval werken we met de inver sea
=u-I
,
d.w.z.er(u(t ))
=t, t
E Is.
We beschouwen dan de functi eV(
u)
=u'(lJ (u )).
Dan geldtdv
"
da , , 1 " 1-=u -=U
=u
du
du
u'(lJ(u) )
V
Dus { V~>
F
:U,
v),
v(uo)
=Uo·
Hier lossen we