• Nie Znaleziono Wyników

Aardbevingen en de woningmarkt in Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aardbevingen en de woningmarkt in Groningen"

Copied!
11
0
0

Pełen tekst

(1)

Delft University of Technology

Aardbevingen en de woningmarkt in Groningen

Slechte verkoopbaarheid beïnvloedt realisatie verhuiswensen

van der Heijden, Harry; Boumeester, Harry

Publication date

2016

Document Version

Final published version

Published in

Real Estate Research Quarterly

Citation (APA)

van der Heijden, H., & Boumeester, H. (2016). Aardbevingen en de woningmarkt in Groningen: Slechte

verkoopbaarheid beïnvloedt realisatie verhuiswensen. Real Estate Research Quarterly, 15(2), 38-47.

Important note

To cite this publication, please use the final published version (if applicable).

Please check the document version above.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download, forward or distribute the text or part of it, without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license such as Creative Commons. Takedown policy

Please contact us and provide details if you believe this document breaches copyrights. We will remove access to the work immediately and investigate your claim.

This work is downloaded from Delft University of Technology.

(2)

SLECHTE VERKOOPBAARHEID BEÏNVLOEDT REALISATIE VERHUISWENSEN

Aardbevingen en de woningomiarkt

in Groningen

In deze bijdrage brengen we w o n i n g m a r k t o n t w i k k e l i n g e n in het d o o r a a r d b e v i n g e n getroffen gebied in de p r o v i n c i e G r o n i n g e n in beeld. De resultaten laten zien dat het herstel van de w o n i n g m a r k t in het risicogebied achter blijft bij de rest van de provincie. De slechte v e r k o o p b a a r h e i d van w o n i n g e n b e l e m m e r t h u i s h o u d e n s bij het realiseren van een gewenste v e r h u i z i n g . Tegelijkertijd geven veel h u i s h o u d e n s aan van een v o o r g e n o m e n v e r h u i z i n g af te zien als de overheid de risico's van a a r d g a s w i n n i n g drastisch v e r m i n d e r t .

d o o r Harry van der Heijden en Harry Boumeester

D

e w i n n i n g van aardgas i n de pro-vincie Groningen leidt tot aard-bevingen die schade veroorzaken aan woningen en andere gebouwen. Maar de gevolgen voor het door aardbevingen ge-t r o f f e n gebied z i j n mogelijk versge-trekkender Ze Icunnen bijvoorbeeld ook de leefbaarheid en de w o n i n g m a r k t b e ï n v l o e d e n (zie onder meer De K a m en Raemaekers, 2014; Verlin-de, 2014). I n deze bijdrage presenteren we de resultaten van een beschrijvende analyse van ontwiklcelingen op de w o n i n g m a r k t i n het door aardbevingen getroffen gebied i n de provincie Groningen; het zogenaamde risicogebied. D i t gebied betreft de 9 ge-meenten die het meest getroffen z i j n door de aardbevingen: Appingedam, Bedum, Delfzijl, De Marne, Ten Boer, Eemsmond, Loppersum, Slochteren en W i n s u m . De vraag is o f de aardbevingen i n het risico-gebied gevolgen hebben voor ontwildcelin-gen op de woningmarkt. Daarbij is het uit-gangspunt dat effecten van de aardbevingen vooral merkbaar zouden moeten z i j n op de w o n i n g m a r k t na de grote aardbevingen b i j

Huizinge i n augustus 2012.

O m het effect van de aardbevingen op de woningmarkt i n kaart te k u n n e n brengen, vergelijken we i n eerste instantie de ontwik-kelingen op de w o n i n g m a r k t i n het risico-gebied met die i n de overige gemeenten i n de provincie Groningen. Daarbij is - vanwe-ge de bijzondere woningmarktpositie - de gemeente Groningen b u i t e n beschouwing gelaten.' De ontwild<elingen i n deze ove-rige gemeenten dienen dus als referentie voor de ontwildcelingen i n het risicogebied.

Overigens is ook i n een deel van deze 'ove-rige' gemeenten sprake van schade aan wo-ningen als gevolg van de aardbevingen (zie f i g u u r 1). Het gaat daarbij echter o m een re-latief Idein aantal woningen.

Niet alleen k u n n e n aardbevingen leiden tot verschillen i n woningmarktontwildcelingen tussen risicogebieden en referentiegebie-den, er kan ook sprake z i j n van verschil-len b i n n e n het risicogebied, bijvoorbeeld i n welke mate de aardbevingen hebben geleid tot schade aan woningen (zie fi-guur 1). Daarom is b i n n e n het risicogebied

(3)

T A B E L ! • GEBIEDSINDELING

I Risicogebied Referentiegebied

Krimp Niet krimp Krimp Niet krimp

Appingedam Bedum Bellingwedde Grootegast

De Marne Slochteren IVlenterwolde Haren

Delfzijl Ten Boer O l d a m b t Hoogezand-Sappemeer

Eemsmond W i n s u m Pekela Leek

Loppersum Stadskanaal [Vlarum

Veendam Z u i d h o r n

Vlagtwedde

een nadere onderverdeling gemaalct naar tal huishoudens verstaan (Rijksoverheid, 'schade-intensiteit'. We veronderstellen dat IPO, V N G , 2 0 0 9 ) . Een dalende bevolking de effecten van de aardbevingen op de wo- gaat veelal samen met ontgroening en ver-n i ver-n g m a r k t groter z i j ver-n , ver-naarmate de schade- grijziver-ng. D i t proces zet de sociaalecover-no- sociaalecono-intensiteit toeneemt. mische basis van een gebied onder druk.

Hierdoor z i j n voorzieningen zoals winkels, Naast de aardbevingen, speelt k r i m p i n de verenigingen en scholen steeds m o e i l i j -len van (het risicogebied in) Groningen een ker i n stand te houden. Uiteindelijk k o m t r o l op de woningmarlrt. Onder k r i m p wordt hierdoor de leefbaarheid i n de knel. ICrimp een daling van de bevolking o f van het aan- heeft ook gevolgen voor de woningmarkt:

de vraag naar vi^oningen neemt a f O m i n de analyse te k u n n e n 'corrigeren' voor de

F I G U U R ! • PERCENTAGE WONINGEN effecten van k r i m p , hebben we zowel het

MET SCHADE ALS GEVOLG VAN AARD- risicogebied als het referentiegebied nader

BEVINGEN PER 4PPC-GEBIED' ondei-verdeeld i n een krimpdeel en een

niet-krimpdeel(zie tabel 1).

• > 6 0 %

D e n e g e n r i s i c o g e m e e n t e n z i j n a a n g e g e v e n m e t z w a r t e l i j n e n B r o n : N A M / O T B - b e w e r k i n g .

Tenslotte spelen naast de aardbevingen en k r i m p n a t u u r l i j k ook de gevolgen van de financiële crisis van 2 0 0 8 een r o l op de Groningse w o n i n g m a r k t (zie ook figuur 2). De financiële crisis en de daarop vol-gende economische crisis hebben vanaf de tweede helft van 2 0 0 8 i n heel Nederland geleid tot een sterke afname van het aan-tal transacties, een daling van de p r i j z e n en een sterke afname van het vertrouwen van huishoudens i n de koopwoningmarkt. Landelijk gezien is het dieptepunt op de koopwoningmarkt, i n ieder geval voor wat betreft het aantal verkopen, i n het eerste Icwartaal van 2013 bereikt. De gevolgen op de w o n i n g m a r k t van de economische crisis

(4)

F I C U U R 2 I> ONDERSCHEIDEN INVLOEDEN OP WONINGMARKTONTWIKKELINGEN IN HET RISICOGEBIED IN GRONINGEN

Aardbevingen (intensiteit) Aardbevingen (intensiteit)

r

Woningmarkt (vraag/aanbodverhouding) > L \ Bevolking (krimp/niet krimp) Economie (crisis)

en van de aardbevingen 'overlappen' elkaar dus i n ieder geval vanaf het derde kwartaal van 20i2.Toen vonden de bevingen b i j H u i -zinge plaats en had de w o n i n g m a r k t na de start van de crisis het dieptepunt nog niet bereikt. Een mogelijk effect van de aardbe-vingen kan z i j n dat b i j het aantrekken van de koopwoningmarkt na het eerste Icwartaal van 2013, de risicogebieden achterbleven b i j de referentiegebieden.

We brengen de ontwildcelingen op de Gro-ningse woningmarlct op drie manieren i n beeld. Allereerst k i j k e n we naar de ontwik-keling van verhuisbewegingen naar, u i t en b i n n e n het risicogebied (Boumeester, 2016a). Hiei-voor is gebruik gemaalct van gegevens u i t het Sociaal Statistisch Bestand van GBS.^ Vervolgens zoomen we i n op de markt van koopwoningen. We volgen de ont-wildceling van het vertrouwen van huishou-dens i n de koopwoningmarkt op basis van de Eigen Huis Marktindicator (Boumeester, 2016b). Deze marktindicator is gebaseerd op een panelonderzoek en geeft een beeld van de ontwildceling van het vertrouwen van huishoudens i n de koopwoningmarkt. Daarnaast schetsen we ontwiklcelingen op de markt van koopwoningen aan de hand van een aantal indicatoren. Die z i j n

samen-gesteld op basis van registratiegegevens van de N V M (Van der Heijden, 2015).'Tenslotte gaan we, mede op basis van een i n de risi-cogemeenten gehouden b e w o n e r s e n q u ê t e (Hoekstra, 2016; Van der Heijden, 2015) na-der i n op verhuiswensen en belemmeringen o m deze wensen te reahseren.-* Omdat de b e w o n e r s e n q u ê t e alleen is afgenomen i n de risicogemeenten en niet i n het referentiege-bied, kan hierbij alleen worden ingegaan op het risicogebied.

V e r h u i z i n g e n

Op basis van het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS z i j n veranderingen i n woonadres van huishoudens vastgesteld voor de periode 2003-2014. Daarbij is on-derscheid gemaalct tussen intra- en inter-regionale verhuizingen b i n n e n het risico-gebied. De verhuisbewegingen z i j n daarbij getypeerd aan de hand van de woningmarkt-positie van het desbetreffende huishouden voorafgaand en na de verhuizing: startende huishoudens, doorstromende huishoudens en woningmarlctverlaters. Internationale migratie en verhuizingen van studenten z i j n buiten de analyses gebleven. Daarnaast is een onderverdeling naar vier woongebie-den binnen het risicogebied gebmikt: wel o f geen Icrimpgemeente en daarbinnen het

(5)

T A B E L 2 • GEMIDDELDESCOREVAN WOONCONSUMENTEN OP DE EIGEN HUIS MARKTINDICATOR, NAAR AL DAN NIET BEVOLKINGSKRIMP EN NAAR AL DAN NIET AARDBEVINGSRISICO'S, VOOR DE PROVINCIE GRONINGEN EN NEDERLAND ALS GEHEEL, TWEEDE TOT EN MET VIERDE KWARTAAL 2015 (100=NEUTRALE HOUDING / GEMIDDELD VERTROUWEN IN DE WONINGMARKT)

Gemiddelde score Eigen Huis Marktindicator

2015-2 2015-3 2015-4 G r o n i n g e n 101 101 108 Risicogemeenten 97 99 106 Risico- en krimpgemeenten 95 94 100 Risico- en niet-krimpgemeenten 102 104 115 Niet-risicogemeenten 104 104 110 Niet-risico-en krimpgemeenten 101 100 111 Stad Groningen 107 108 109 Nederland 104 105 112 Krimpgemeenten 99 103 106 Niet-krimpgemeenten 104 105 113 B r o n : a a n v u l l e n d e analyses o p de Eigen H u i s M a r k t i n d i c a t o r , 2015; b e w e r k i n g 0 T B

onderscheid naar hogere en lagere schade-intensiteit (op basis van het aandeel w^onin-gen met door de N A M geaccepteerde aard-bevingsschade: tot 39% en vanaf 39%; zie figuur 1).

Uit liet migratieonderzoek blijken i n de periode 2013-2014 geen duidelijke verande-ringen waar te nemen voor het totaal aantal verhuizingen i n het aardbevingsgebied. Net als i n voorgaande jaren is er sprake van een negatief migratiesaldo van huishoudens, dat voornamelijk het gevolg is van een ver-trekoverschot van startende huishoudens. Alleen i n het woongebied met meer aard-bevingsschade en liggend i n een Icrimpgemeente, is daarnaast ook een negatief m i -gratiesaldo van doorstromende zelfstandige huishoudens waar te nemen i n de bestu-deerde periode.

De totale omvang van de verhuismobiliteit is tijdens de crisisjaren op de woningmarkt

wel duidelijk geringer dan i n de periode daai-voor I n de jaren 2013-2014 neemt de verhuismobiliteit alleen i n het gebied met de meest gunstige omstandigheden (geen k r i m p en m i n d e r schade) weer licht toe. I n de andere woongebieden daalt het aan-tal verhuizingen nog enigszins. De invloed van het Icrimpproces en de invloed van de aardbevingsproblematiek op de verhuismo-biliteit l i j k e n elkaar te versterken.

I n het gebied met de m i n s t gunstige om-standigheden (krimpgemeente en meer schade) b l i j k t de uitstroom van huishoudens die doorstromen en die de huizenmarkt ver-laten i n de jaren 2013-2014 m i n d e r snel toe te nemen, dan i n de overige gebieden i n de provincie Groningen. De zelfstandig wo-nende huishoudens i n dit gebied z i j n dus óf iets m i n d e r geneigd o m te verhuizen, óf iets m i n d e r goed i n staat o m h u n verhuisplan-nen o m te zetten i n een werkelijke verhui-zing. Voor eigenaarbewoners spelen hierbij

(6)

T A B E L 3 • INDEX VAN INDICATOREN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE KOOPWO-NINGMARKT NAAR DEELGEBIED, 2015Q3 OP BASIS VAN VOORTSCHRIJDEND

TWEE-KWARTAALGEMIDDELDE (2012Q3=100) ^

Risicogebied

Rest Groningen (excl. Stad

'

-Aantal verkochte woningen 139 169

Gemiddelde verkooptijd van verkochte woningen 136 104

Gemiddeld verschil tussen transactieprijs en oorspronkelijke vraagprijs van verkochte woningen

96 78

Aantal te koop staande woningen 104 93

Gemiddelde looptijd van te koop staande woningen 143 136

Krapte-indicator 76 50

B r o n : N V M , b e w e r k i n g O T B

T A B E L 4 • INDEX VAN INDICATOREN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE KOOPWO-NINGMARKT NAAR DEELGEBIED, 2015Q3 OP BASIS VAN VOORTSCHRIJDEND TWEE-KWARTAALGEMIDDELDE (2012Q3=100)

Risicogebied Rest Groningen (excl. Stad Groningen)

Krimp Niet

krimp Krimp

Niet k r i m p

Aantal verkochte woningen 120 171 153 187

Gemiddelde verkooptijd van verkochte woningen

149 119 109 101

Gemiddeld verschil tussen transactieprijs en oorspronkelijke vraagprijs van verkochte woningen

102 91 91 67

Aantal te koop staande woningen 108 95 99 84

Gemiddelde looptijd van te koop staande woningen

144 138 134 134

Krapte-indicator 93 56 64 44

B r o n : N V M , b e w e r k i n g O T B

mogelijk de (verwachte) problemen bij de verkoop van de huidige woningen een rol. I n de voorlaatste paragraaf wordt hier nog op teruggekomen.

V e r t r o u w e n in k o o p w o n i n g m a r k t

De Eigen Huis Marktindicator ( E H M ) meet sinds 2 0 0 4 het vertrouwen onder woon-consumenten i n de koopwoningmarkt.'

Een score van '100' staat voor een neutrale h o u d i n g ten aanzien van de ontwildcelingen op de koopwoningmarlct; o f wel een gemid-deld vertrouwen. De woonconsumenten i n de risicogemeenten hebben i n het vierde Icwartaal van 2015 iets m i n d e r vertrouwen (een lagere score op de E H M ) i n de koop-woningmarkt, dan de woonconsumenten

(7)

i n de overige Groningse gemeenten en i n Nederland als geheel (zie tabel 2). Ten opzichte van het derde Icwartaal is dit ver-t r o u w e n i n de risicogemeenver-ten wel ver- toege-n o m e toege-n i toege-n eetoege-n vergelijkbare mate als elders i n de provincie Groningen en i n Nederland als geheel.

Binnen de risicogemeenten b l i j k e n de woonconsumenten die i n een krimpgebied wonen, duidelijk m i n d e r vertrouwen i n de koopwoningmarkt te hebben dan de woon-consumenten die i n een niet-krimpgebied wonen. Het verschil i n vertrouwen is i n alle Icwartalen vastgesteld en b l i j k t i n de afge-lopen Icwartalen ook te z i j n toegenomen. D i t verschil tussen woonconsumenten i n krimpgebieden en i n niet-krimpgebieden is - i n iets m i n d e r sterke mate - ook terug te zien op landelijk niveau. De aardbevings-problematiek en de krimpaardbevings-problematiek l i j k e n elkaar onderHng te versterken i n h u n effect op het v e r ü ' o u w e n van de wooncon-sumenten.

M a r k t o n t w i k k e l i n g e n k o o p w o n i n g e n

O m ontwildcelingen op de Groningse koop-woningmarlct i n beeld te brengen, is m e t behulp van NVMgegevens een aantal i n d i -catoren bepaald^:

Aantal verkochte woningen;

Gemiddelde verkooptijd van verkochte woningen;

Gemiddeld verschil tussen transactie-prijs en oorspronkelijke vraagtransactie-prijs van verkochte woningen;

Aantal te koop staande woningen; Gemiddelde looptijd van te koop staande woningen;

Krapte-indicator (verhouding tussen verkochte en te koop staande w o n i n -gen).

De ontwildceling van deze indicatoren sinds het derde Icwartaal van 2012 (toen de bevingen b i j Huizinge plaatsvonden) z i j n weergegeven als een index.^ Op deze wijze

kan de ontwildceling van de indicatoren i n de periode 2012 (derde kwartaal) tot en m e t 2015 (derde Icwartaal) i n de verschillende deelgebieden w o r d e n vergeleken.

R i s i c o g e b i e d v e r s u s r e f e r e n t i e g e b i e d

Allereerst worden de ontwildcelingen op de koopwoningmarlct i n de negen gemeen-ten van het risicogebied vergeleken m e t die i n de rest van de provincie Groningen (exclusief de gemeente Groningen). Voor alle onderscheiden indicatoren geldt dat de koopwoningmarlct i n het risicogebied zich minder goed heeft ontwildceld dan i n het referentiegebied (zie tabel 3).

Sinds het derde Icwartaal van 2012 is het aantal verkochte woningen i n zowel het risi-cogebied als het referentiegebied per saldo gestegen. De toename van het aantal trans-acties i n het risicogebied is echter achterge-bleven b i j die i n het referentiegebied. Ook is de gemiddelde verkooptijd van verkochte woningen sinds het derde Icwartaal van 2012 i n het risicogebied per saldo veel sterker gestegen dan i n het referentiegebied. Ver-der was de afname van het verschil tussen transactie- en vraagprijs i n de risicogebie-den kleiner dan i n de rest van de provincie. Bovendien is de afname van het aantal te koop staande woningen i n het risicogebied m i n d e r sterk en is de gemiddelde looptijd van te koop staande woningen sterker geste-gen dan i n het referentiegebied. Tenslotte is de krapte-indicator sinds het derde Icwartaal van 2012 i n de negen risico-gemeenten per saldo m i n d e r sterk gedaald dan i n de rest van de provincie Groningen.

R i s i c o g e b i e d , r e f e r e n t i e g e b i e d e n k r i m p

O m enigszins te Icunnen 'corrigeren' voor de effecten van k r i m p , hebben we vervol-gens zowel het risicogebied als het refe-rentiegebied nader onderverdeeld i n een l a i m p d e e l en een niet-lcrimpdeel (tabel 4). Het algemene beeld dat u i t de analyse naar voren k o m t is dat vanaf het derde Icwartaal van 2012 de koopwoningmarlct i n de

(8)

T A B E L 5 • INDEX VAN INDICATOREN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE KOOPWO-NINGMARKT NAAR DEELGEBIED, 2015Q3 OP BASIS VAN VOORTSCHRIJDEND VIER-KWARTAALGEMIDDELDE (2012Q3=100)

Risicogebie d naar schade-intensiteit

. . Rest Groningen (excl. Stad Groningen)" <39% 39-60% >60% Rest Groningen (excl. Stad Groningen)"

Aantal verkochte woningen 135 129 131 162

Gemiddelde verkooptijd van verkochte 140 110 135 110

woningen

Aantal te koop staande woningen 107 112 101 96

Gemiddelde looptijd van te koop staande woningen

147 152 150 140

Krapte-indicator 82 93 79 61

" D e w a a r d e v a n de i n d e x w i j k t a f v a n d i e in t a b e l 2 o m d a t h i e r m e t v o o r t s c h r i j d e n d v i e r - k w a r t a a l g e m i d d e l d e n is g e w e r k t . B r o n : N V M , b e w e r k i n g O T B

gemeenten zich m i n d e r goed heeft ontwik-Iceld dan i n de niet-lcrimpgemeenten. En i n zowel de krimpgemeenten als i n de niet-krimpgemeenten doen de risicogemeenten het m i n d e r goed dan de niet-risicogemeen-ten.

R i s i c o g e b i e d n a a r s c h a d e - i n t e n s i t e i t

Tenslotte zoomen we i n op ontwildcelin-gen op de koopwoningmarlct i n de neontwildcelin-gen risicogemeenten, waarbij b i n n e n het risi-cogebied een nadere onderverdeling wordt gemaalct naar aardbevingsintensiteit. D i t gebeurt op basis van het aandeel w o n i n g e n met door de N A M geaccepteerde aardbe-vingsschade (tabel 5). Een onderverdeling die is gebaseerd op de combinatie van scha-de-intensiteit m e t k r i m p en n i e t - k r i m p is helaas niet mogelijk als gevolg van een te beperkt aantal transacties i n verschillende deelgebieden.

U i t de analyse k o m t b i n n e n het risicoge-b i e d geen eenduidige relatie naar voren tussen schade-intensiteit en

ontwildcelin-gen op de koopwoningmarlct sinds het derde Icwartaal van 2012. Alle risicogebie-den scoren op alle indicatoren slechter dan het referentiegebied en de gebieden m e t relatief w e i n i g schadewoningen scoren beter dan de gebieden m e t meer schade-w o n i n g e n , maar de zschade-waarst g e t r o f f e n ge-bieden scoren niet op alle indicatoren het slechtst. Zo hebben het aantal en de loop-t i j d van loop-te koop sloop-taande w o n i n g e n en de krapte-indicator zich slechter ontwildceld i n de gebieden m e t tussen de 3 9 % en 6 0 % w o n i n g e n m e t schade, dan i n de gebieden m e t meer dan 6 0 % schadewoningen. H e t is goed m o g e l i j k dat de factor ' k r i m p ' , die zoals hiervoor bleek eveneens een groot effect heeft op ontwildcelingen op de koop-w o n i n g m a r k t , ervoor zorgt dat de relatie tussen schadeintensiteit en w o n i n g m a r k -tontwildcelingen niet eenduidig is. Ook is het m o g e l i j k dat i n het gebied m e t de grootste schade-intensiteit een deel van de verhuisgeneigde eigenaarbewoners h u n w o n i n g niet te koop zet, omdat ze v a n m e -n i -n g z i j -n dat de w o -n i -n g o-nverkoopbaar is.

(9)

V e r h u i s w e n s e n e n o n v e r k o o p b a r e w o n i n g e n

De voorgaande analyses geven geen uitsluit-sel over het aantal 'onverkoopbare' koopwo-ningen i n het risicogebied, maar maken wel duidelijk dat koopwoningen er relatief m o e i l i j k verkoopbaar z i j n . Dat b l i j k t ook u i t de resultaten van een b e w o n e r s e n q u ê t e i n de negen risicogemeenten (Hoekstra, 2016).^ Van de huishoudens die aangeven misschien i n de komende twee jaar te w i l len verhuizen, zegt bijna 4 0 % dat de h u i d i -ge w o n i n g mo-gelijk onvoldoende opbrengt o m een verhuizing te k u n n e n financieren. Bijna de h e l f t van deze huishoudens weet niet o f ze h u n huidige w o n i n g b i n n e n twee jaar kan verkopen. Ook noemt 2 0 % van de huishoudens, die i n de e n q u ê t e heeft aan-gegeven dat ze niet van plan z i j n o m bin-nen twee jaar te verhuizen, de ongunstige huizenmarkt als reden hiervoor.

De relatief moeilijke verkoopbaarheid van woningen i n de risicogemeenten belem-m e r t huishoudens bij het realiseren van een verhuiswens. Op basis van de e n q u ê t e r e s u l -taten kan een indicaties worden gegeven van de mogelijke effecten op verhuizingen u i t het risicogebied, wanneer door de i n -troductie van een generieke opkooprege-l i n g deze beopkooprege-lemmeringen worden wegge-nomen. I n de e n q u ê t e is n a m e l i j k aan de respondenten gevraagd i n hoeverre m e n het eens is met de stelling 'Als de overheid een redelijke prijs betaalt voor m i j n w o n i n g laat i k me graag uiücopen'. Binnen de ne-gen risicogemeenten is 4 6 % van de eige-naarbewoners ( r u i m 15.500 huishoudens) het (helemaal) eens met deze stelling.Ver-der is u i t de b e w o n e r s e n q u ê t e bekend dat van de eigenaarbewoners, die (misschien) w i l l e n verhuizen i n de komende twee jaar, meer dan 6 0 % aangeeft het risicogebied te w i l l e n verlaten. Daarnaast z i j n er ongeveer 6 . 0 0 0 eigenaarbewoners die eigenlijk hele-maal niet w i l l e n verhuizen, maar dit i n het geval van een gunstige opkoopregeling toch overwegen.

Op basis van de resultaten van de

bewo-n e r s e bewo-n q u ê t e kabewo-n verder wordebewo-n afgeleid, dat de introductie van een generieke op-koopregeling kan leiden tot maximaal 7.000 tot 8.000 woningbezitters die i n de komende jaren serieus ovei-wegen o m het risicogebied te verlaten (Van der H e i j d e n , 2015). D i t aantal is indicatief, maar maakt w e l duidelijk dat de uitstroom van huishou-dens u i t het risicogebied mogelijk fors k a n toenemen, wanneer de moeilijke verkoop-baarheid van koopwoningen als belemme-r i n g wobelemme-rdt weggenomen. Daabelemme-r staat tegen-over dat huishoudens die een verhuizing overwegen, aangeven dat het al dan niet rea-liseren van h u n verhuiswens i n sterke mate afhangt van het overheidsbeleid en de situ-atie op de woningmarkt. Naast de mogelijke introductie van een opkoopregeling, zullen overheidsinterventies'" voor een belangrijk deel bepalen welk deel van d e 7 . o o o a 8 . o o o bewoners uiteindelijk kan en wil verhuizen.

C o n c l u s i e s

Op basis van de hiervoor gepresenteerde analyses k a n voorlopig worden geconclu-deerd, dat de aardbevingsproblematiek het functioneren van de (koop)woningmarkt i n de periode medio 20122015 heeft b e ï n -vloedt. Zo b l i j f t het herstel van de koopwo-n i koopwo-n g m a r k t i koopwo-n het risicogebied achter b i j het referentiegebied. D i t herstel begint i n het risicogebied n a m e l i j k wat later i n de tijd en is ook m i n d e r sterk tot i n het derde Icwar-taal van 2015. Vooral i n gebieden waar de combinatie bestaat van aardbevingsproble-matiek en een proces van k r i m p , zien we relatief m i n d e r verhuizingen, een geringer herstel van het vertrouwen i n de koopwo-ningmarkt, m i n d e r woningtransacties en langere verlcooptijden. De invloed van het Icrimpproces en van de aardbevingsproble-matiek op de woningmarlct l i j k e n elkaar te versterken.

De onderzoeksresultaten geven een m i n d e r eenduidig beeld voor wat betreft het effect van de schade-intensiteit (de hoogte van het aandeel w o n i n g e n met schade i n de

(10)

staande woningvoorraad) op het functione-ren van de woningmarkt b i n n e n het risico-gebied. Duidelijk is wel dat de w o n i n g m a r k t i n gebieden met relatief veel w o n i n g e n met aardbevingsschade zich m i n d e r goed ont-wildcelt, dan i n gebieden met minder tot geen woningen met schade.

De slechte verkoopbaarheid van woningen i n (delen van) het risicogebied belemmert huishoudens b i j het realiseren van een verhuiswens. Het wegnemen van deze be-lemmering, bijvoorbeeld door de introduc-tie van een generieke opkoopregeling, kan ertoe leiden dat de uitstroom van huishou-dens u i t het risicogebied fors zal toenemen. Daar staat wel tegenover dat een groot deel van deze huishoudens aangeeft van de voorgenomen verhuizing af te zien, als de overheid de risico's van de aardgaswinning drastisch vermindeit.

Deze bijdrage is gebaseerd op een breed onder-zoek naar de effecten van de bevingen op de woningmarkt en de leefbaarheid in negen Gro-ningsegemeenten (Boelhouwer et al, 2016). Het onderzoek is in 201^ uitgevoerd door de afdeling OTB van de Faculteit Bouwkunde (TU Delft) met subsidie van de Dialoogtafel Groningen.

O V E R D E A U T E U R S Dr. H a r r y v a n d e r H e i j d e n i s s e n i o r o n d e r z o e l < e r b i j d e a f d e l i n g O T B v a n d e f a c u l t e i t B o u w k u n d e a a n d e T U D e l f t . Dr. H a r r y B o u m e e s t e r is u n i v e r s i t a i r d o -c e n t b i j d e a f d e l i n g O T B v a n d e f a -c u l t e i t B o u w k u n d e a a n d e T U D e l f t . VOETNOTEN 1 D e g e m e e n t e G r o n i n g e n h e e f t b i n n e n d e p r o v i n c i e G r o n i n g e n e e n s t e r k e en d o m i n a n t e p o s i t i e o p d e w o n i n g m a r k t . C i r c a 3 6 % v a n d e p r o v i n c i a l e w o n i n g v o o r r a a d s t a a t i n d e g e m e e n t e G r o n i n g e n en m e e r d a n 4 0 % v a n d e w o n i n g v e r k o p e n i n d e p r o v i n c i e v i n d t p l a a t s i n d e g e m e e n t e G r o n i n g e n (CBS S t a t l i n e , G e m e e n t e G r o n i n g e n ) . O m t e v o o r k o m e n d a t o n t w i k k e l i n g e n i n d e g e m e e n t e G r o n i n g e n d e o n t w i k k e l i n g e n in e e n ( d e e l ) g e b i e d v o l l e d i g g a a n b e p a l e n , is e r v o o r g e k o z e n o m d e g e m e e n t e b u i t e n d e a n a l y s e t e h o u d e n . 2 D i t k a n w o r d e n b e s c h o u w d als ' r e v e a l e d p r e f e r e n c e s ' , o m d a t h e t h i e r g a a t o m g e r e a l i s e e r d e v e r h u i z i n g e n . 3 Er is g e b r u i k g e m a a k t v a n e e n d o o r d e N V M s a m e n g e s t e l d e t a b e l w a a r i n p e r k w a r t a a l ( v o o r d e p e r i o d e 2 0 0 9 t o t e n m e t h e t d e r d e k w a r t a a l v a n 2 0 1 5 ) e n v o o r v e r s c h i l l e n d e o n d e r s c h e i d e n g e b i e d e n o p b a s i s v a n d e i n d e N V M d a t a b a s e o p g e n o m e n w o n i n g e n , d e w a a r d e v a n e e n a a n t a l i n d i c a t o r e n is b e r e k e n d . 4 H i e r b i j g a a t h e t o m ' s t a t e d p r e f e r e n c e s ' . 5 M a a n d e l i j k s w o r d e n er o n d e r b i j n a 7 0 0 l e d e n v a n e e n o n d e r z o e k p a n e l d e m e n i n g e n g e m e t e n t e n a a n z i e n v a n d e o n t w i k k e l i n g e n o p d e k o o p w o n i n g m a r k t . A a n d e h a n d v a n z e s s t e l l i n g e n w o r d e n d e g e p e r c i p i e e r d e e n v e r w a c h t e o n t w i k k e l i n g e n , in r e s p e c t i e v e l i j k d e afg e l o p e n 12 m a a n d e n e n d e k o m e n d e 12 m a a n d e n , m e t b e t r e k k i n afg t o t d e a l afg e m e n e k o o p s i t u a t i e , d e k o o p p r i j s o n t w i k k e l i n afg e n d e h y p o -t h e e k r e n -t e v a s -t g e s -t e l d . O p b a s i s v a n d e a n -t w o o r d e n o p d e z e z e s s -t e l l i n g e n w o r d -t p e r r e s p o n d e n -t d e s c o r e o p d e E H M b e r e k e n d . H e -t g e m i d d e l d e o v e r alle r e s p o n d e n t e n v o r m t d e g e m i d d e l d e s c o r e o p d e E H M i n N e d e r l a n d . H e t b e s t a a n d e s t e e k p r o e f k a d e r v a n d e E H M is g e r i c h t o p h e t v e r k r i j g e n v a n m e e t r e s u l t a t e n o p n a t i o n a a l n i v e a u . I n d e l a a t s t e d r i e k w a r t a l e n v a n 2015 is h e t a a n t a l r e s p o n d e n t e n i n d e p r o v i n c i e G r o n i n g e n e c h t e r o p g e h o o g d v o o r z o w e l d e g r o e p ' r i s i c o g e m e e n t e n ' (zie t a b e l 2) a l s o p d e g r o e p ' o v e r i g e g e m e e n t e n ' i n d e p r o v i n c i e G r o n i n g e n . H i e r d o o r is h e t m o g e l i j k o m h e t v e r t r o u w e n o n d e r d e w o o n c o n s u m e n t e n in d e b e i d e d e e l r e g i o ' s e n i n d e p r o v i n c i e als g e h e e l t e v e r g e l i j k e n m e t d e l a n d e l i j k e s c o r e . 6 Er z i j n g e e n p r i j s i n d i c a t o r e n m e e g e n o m e n o m d a t d e b e s c h i k b a r e g e g e v e n s h e t n i e t m o g e l i j k m a k e n o m t e c o r r i g e r e n v o o r v e r s c h i l l e n ( i n d e t i j d e n t u s s e n g e b i e d e n ) i n p a k k e t s a m e n s t e l l i n g : k w a l i t e i t s k e n m e r k e n v a n d e i n e e n b e p a a l d e p e r i o d e v e r k o c h t e w o n i n g e n . 7 D e i n d e x e n z i j n g e b a s e e r d o p v o o r t s c h r i j d e n d e t w e e ( o f v i e r ) k w a r t a a l g e m i d d e l d e n . H i e r v o o r is g e k o z e n o m d a t v o o r e e n d e e l v a n d e o n d e r s c h e i d e n d e e l g e b i e d e n g e l d t d a t p e r k w a r t a a l d e a a n t a l l e n t e k o o p s t a a n d e o f v e r k o c h t e w o n i n g e n z o d a n i g k l e i n z i j n , d a t d e o n t -w i k k e l i n g e n in d e l o o p v a n d e t i j d s t e r k f l u c t u e r e n . D o o r u i t t e g a a n v a n v o o r t s c h r i j d e n d e g e m i d d e l d e n -w o r d t er e e n m e e r t r e n d m a t i g e o n t w i k k e l i n g z i c h t b a a r .

(11)

8 D e b e w o n e r s e n q u ê t e is o n l i n e a f g e n o m e n . De s t e e k p r o e f ( d e e l s g e s t r a t i f ï c e e r d e n d e e l s a - s e l e c t ) b e d r o e g r u i m i g . o o o a d r e s s e n . D e r e s p o n s w a s 2 0 , 8 % . De r e s u l t a t e n z i j n o p g e s c h o o n d e n g e w o g e n v ó ó r a n a l y s e . Bij e e n b e t r o u w b a a r h e i d s n i v e a u v a n 9 5 % b e d r a a g t d e f o u t e n m a r g e o p h e t n i v e a u v a n d e o n d e r s c h e i d e n g e b i e d e n 2 a 3 % . Z i e H o e k s t r a ( 2 0 1 6 ) v o o r e e n u i t g e b r e i d e t o e l i c h t i n g o p d e u i t g e v o e r d e e n q u ê t e . 9 D e z e a n a l y s e is g e b a s e e r d o p w e n s e n v a n h u i s h o u d e n s ( s t a t e d p r e f e r e n c e s ) e n d a a r o m i n d i c a t i e f . 10 B i j v o o r b e e l d h e t t e r u g b r e n g e n v a n de a a r d g a s w i n n i n g , h e t a a r d b e v i n g s b e s t e n d i g m a k e n v a n w o n i n g e n , een i n d e o g e n v a n de b e w o -n e r s r e c h t v a a r d i g e c o m p e -n s a t i e v o o r w a a r d e v e r l i e s e -n m a a t r e g e l e -n d i e d e l e e f b a a r h e i d v e r g r o t e -n . LITERATUUR - B o e l h o u w e r , P. H . B o u m e e s t e r , D. G r o e t e l a e r s , j . H o e k s t r a , H . v a n d e r H e i j d e n , S. J a n s e n , W. K o r t h a l s A l t e s , H . d e W o l f f , C. S i m o n , F. d e H a a n , F. G r i s n i c h en R . R i n g e r s m a [2016]Woningmarkt- en leejboarheidsonderzoek aardbevingsgebied Croningen. D e l f t : T U D e l f t , O T B - O n d e r z o e k v o o r d e g e b o u w d e o m g e v i n g .

- B o u m e e s t e r , H . ( 2 0 1 6 a ) Migratiestromen in Noordoost-Croningen. D e l f t : T U D e i f t , O T B - O n d e r z o e k v o o r de g e b o u w d e o m g e v i n g . - B o u m e e s t e r , H . ( 2 0 1 6 b ) f / g e n Huis Marktindicator - regionaal, D e l f t : T U D e l f t , O T B - O n d e r z o e k v o o r d e g e b o u w d e o m g e v i n g . - H e i j d e n , H . v a n d e r {20^<^]Ontwikkelingen op de markt voor koopwoningen in Groningen, D e l f t : T U D e l f t , O T B - O n d e r z o e k v o o r d e

g e b o u w d e o m g e v i n g .

H o e k s t r a , j . ( 2 0 1 6 ) W o n e n en aardbevingen in Groningen, een onderzoekin negen gemeenten. D e l f t : T U D e l f t , O T B - O n d e r z o e k v o o r d e g e b o u w d e o m g e v i n g .

K a m , G . d e , e n J. R a e m a e k e r s (2o^4) Opvattingen van bewoners over de effecten von aardbevingen op het woongenot en de woningwaarde

in Groningen. G r o n i n g e n : R i j k s u n i v e r s i t e i t G r o n i n g e n .

R i j k s o v e r h e i d , I P G , V N G {20og)Krimpen met kwaliteit, Interbestuurlijk Actieplan bevolkingsdaling. D e n H a a g .

V e r l i n d e , A . A . {2014) Veran deringen in kwaliteit van leven, Noordoost Groningen 2012-2014, door de gevolgen van gaswinning. G r o n i n g e n : S t i c h t i n g W A G . O z O m N O m 7: •i

Cytaty

Powiązane dokumenty

Analizując oba wydarzenia, kaznodzieja rozważa:

[r]

Za ich sprawą możliwe staje się wypracowanie holistycznej definicji zrównoważonego rozwoju, która będzie spójna, w odróżnieniu od innych defini- cji, „mozolnie

Marcin Molenda Walory turystyczne jako czynnik rozwoju lokalnego gminy

Fatigue, Ship Structural Details, Design, Reliability, Loading History, Random Loading, Fatigue Data, High Strength

Alle overige concepten zijn zeer beperkt in de afmetingen van de te hijsen elementen; slechts elementen die 'kleiner' zijn dan de originele specificaties kunnen behandeld

Jeszcze jedną kwestią wartą poruszenia jest kwestia tezy postawionej przez autorów we wstępie, ale na którą nie udało mi się zna- leźć odpowiedzi w tekście.. Teza owa zakłada

However, we notice that all essential features for these samples, such as small magnitude of the effect, sinusoidal phase depen- dence, positive sign, and the long high