• Nie Znaleziono Wyników

Experimentele woningbouw: Project 'De Bergen' Capelle a/d IJssel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Experimentele woningbouw: Project 'De Bergen' Capelle a/d IJssel"

Copied!
120
0
0

Pełen tekst

(1)

1 f-! ~, .-, ,..-, '1 ""11'1'11 I I ' t I ""11

EXPERIMENTELE

WONINGBOUW

Project

'De Bergen'

Capelle

aId

IJssel

Delftse

Universitaire Per

s

, '

(2)
(3)

\ )

--

NO con NCO ~,J)

EXPERIMENTELE WONINGBOUW

Project 'De Bergen'

Capelle aId IJssel

869' BIBLIOTHEEK TU Delft P 2148 1105

1111I11111

~

C 891282 ....

(4)

\

Dit is het laatste evaluatie-rapport in de serie 'Experimentele Woningbouw'. Eerdere delen zijn verschenen bij het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke

Ordening.

I

I

(5)

EXPERIMENTELE WONINGBOUW

Project 'De Bergen'

Capelle

aId

IJssel

prof. ir. E.E. Laddé ir. G. Dubbeid ir. K. van Ham dr. A.F. Mulder ir. S.J. Pluijmers ir. J.M. Post

ir. P.M.C. Scheers

(6)

r

Uitgegeven door:

Delftse Universitaire Pers Mijnbouwplein 11

2628 RT Delft (015) 783254

!n opdracht van:

Vakgroep Woningbouw en Stedebouwkundige Vormgeving van de Afdeling der Bouwkunde

Technische Hogeschool Delft Berlageweg 1

2628 CR Delft (015) 784136

CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Experimentele

Experimentele woningbouw: Project "De Bergen", Capelle a/d IJssel! E.E. Laddé ... [et al.] .. Delft: Delftse Universitaire Pers. -111.

Uitg. in opdracht van: Vakgroep Woningbouw en Stedebouwkundige Vormgeving van de Afdeling der Bouwkunde, TH Delft.

ISBN 90-6275·168·7

SISO 718.8 UDC 69:728.1 (492*2900)

Trefw.: experimentele woningbouw; Capelle a/d Ijssel.

Omslag en verzorging: A.G. Hoek van Dijke

© 1985 by Afdeling der Bouwkunde

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher: Delft University Press.

--

-

l

I

(7)

INHOUDSOPGA VE 1 Inleiding 2 Samenvatting 2.1 beschrijving 2.2 waardering 3 Conclusies en Aanbevelingen 4 Beschrijving 5 Analyse 6 Evaluatie 3.1 conclusies 3.2 aanbevelingen 4.1 het realiseringsproces 4.2 plangebied 4.3 het project 4.4 woningen 4.5 draagconstructie 4.6 afbouwconstructies 4.7 installaties 4.8 (stedeJbouwfysica

4.9 kosten~ huren~ onderhoud

5.1 stedebouwkundige stuctuur 5.2 de bepaling van de woonvorm 5.3 woningen

5.4 de verkeersvormgeving 5.5 enkele opmerkingen over de

bevindingen van de adviescommissie 5.6 draagconstructie

5.7 millieukundige aspecten 5.8 kosten

6.1 de verloren planstructuur 6.2 een nieuwe woonvorm

6.3 woningpZattegronden: gemiste kansen

6.4 verkeer zonder samenhang 6.5 tuinterras 6.6 dubbel grondgebruik 6.7 hoge dichtheid 9 9 15 19 19 21 23 23 29 30 32 39 41 42 43 45 49 49 53 63 74 79 83 85 86 91 92 94 95 98 100 101 103 1

(8)

r---~--~----~~~--~~~~~~----~~-

-

---6.8 constructie als sluitstuk 105

6.9 het belang van het project voor 106

de sociale woningbouw

Bijlagen 109

(9)

1 inleiding

Enkele projectgegevens plaats van het project

kenmerken bestemming bouwperiode bouwmethode opdrachtgever ontwerp constructie installaties hoofdaannemer beheer

nieuwbouwwijk Oostgaarde in groeikern Capelle aid IJssel

878 portiekwoningen van onregelmatige vorm in 65 torens van 4 woonlagen op een onderbouw; de torens zijn in 12 "cirkels" gegroepeerd

twee-, drie-, vier- en vijfkamerwoningen; bergingen en parkeren in onderbouw

november 1974 tot mei 1978

metselwerk met gewapend betonvloeren; onderbouw ter plaatse gestort gewapend be-ton

Stichting SVW (Samenwerking Verenigde Woningbouwkorporaties) namens woning-bouwvereniging "Woonstad-Capelle"

Bureau voor Architektuur en Stedebouw Benno Stegeman BV, Rotterdam

ir. A. Cornelis c.i., Rotterdam VEN installatiebedrijf BV

ERA-L TR Bouw- en Handelsonderneming BV, Lopik

Stichting SVW

(10)

Predikaat experimenteel

In mei 1968 stelde het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde-ning het programma Experimentele Woningbouw in. Het doel van dit pro-gramma was het bevorderen van ver-nieuwingen die konden bijdragen tot een betere kwaliteit van het wonen. Vernieuwingen konden betrekking heb-ben op de woning, de woonvorm of woonomgeving.

Aan plannen die genoemde verhoging van het woonpeil nastreefden kon het predikaat "Experimenteel Woning-bouwproject" worden toegekend. Op grond van dit predikaat konden de plannen die in de gesubsidieerde sfeer vielen in aanmerking komen voor ex-tra subsidie in de vorm van een bijdra-ge ineens; de normale subsidierebijdra-gelin- subsidieregelin-gen bleven ook van kracht.

Bovendien kon op grond van het predi-kaat vrijstelling worden verleend van bepaalde voorschriften uit de "Voor-schriften en Wenken" en de plaatselijk geldende bouwverordening, dit ter be-oordeling van de desbetreffende in-stanties.

Voor het verkrijgen van het predikaat moest het plan worden voorgelegd aan de adviescommissie Experimentele Woningbouw. Deze adviseerde de mi-nister over het al dan niet toekennen van het predikaat.

Mede als gevolg van gewijzigde . in-zichten in de problematiek rondom de woningbouw heeft het programma in 1977 een wijziging ondergaan. Het programma was sindsdien gericht op een drietal thema's:

urbanisatie i.p.v. suburbanisatie; - nieuwbouw in oudere woonmilieu's; - specifieke vormen van huisvesting. Inmiddels is de regeling stopgezet vol-gens circulaire MG 80-34, gedateerd 11-09-1980.

Evaluatie-onderzoek

Een onderdeel van de regeling vormde het evaluatie-onderzoek. Dit richtte zich vooral op de afzonderlijke projec-ten, hoewel ook de regeling als zoda-nig wel werd doorgelicht.

Allereerst werd door een delegatie uit de adviescommissie (of door de com-missie als geheel) een bezoek gebracht aan het uitgevoerde project. Dit om vast te stellen of het beantwoordde aan de verwachtingen die de commis-sie had in de fase van de beoordeling, én of gevolg was gegeven aan eventu-ele aanwijzingen of aanbevelingen welke waren opgenomen in het rapport aan de minister.

Een experiment heeft pas zin wanneer de resultaten op hun doelstelling wor-den getoetst en er gebruik wordt ge-maakt van de in het experiment opge-dane ervaringen. Na deze globale ver-kenning werd het "Evaluatie-onder-zoek Experimentele Woningbouw" ge-houden als middel om naderhand in-zicht te krijgen in de vraag of en in welke mate en opzichten, de als expe-rimenteel aangeduide aspecten hebben bijgedragen tot een verhoging van het woonpeil.

Het onderzoek werd in twee delen ge-splitst en door twee verschillende on-derzoeksinstellingen uitgevoerd:

A het "projectonderzoek"; hierbij worden de projecten op hun techni-sche merites geëvalueerd;

B het "bewonersonderzoek"; een so-ciaal wetenschappelijk evaluatie--onderzoek, waarbij de belevings- en gebruiksaspecten centraal staan.

T en aanzien van deze onderzoeksre-sultaten kan het volgende worden op-gemerkt:

- een van de belangrijkste uitgangs-punten voor het ontwerp (een alter-natief voor hoogbouw) is achter-haald, op dit ogenblik is een verge-lijk met gestapelde laagbouw meer op zijn plaats;

4

inZeiding

(11)

de (experimentele) aspecten als dichtheid, dubbel grondgebruik, vormgeving en woninggrootte zijn nog steeds actuele onderwerpen. Daarnaast heeft de onderzoeksgroep ook andere aspecten naar voren ge-haald, zoals energieverbruik, die bij (sociale) woningbouw nog meer aan-dacht zouden moeten krijgen.

Beoordelingscriteria

Gezien het doel van het programma Experimentele Woningbouw, zullen de experimentele projecten een bijdrage moeten leveren aan de verbetering van de "normale" sociale woningbouw. De beoordeling, en hiermee de crite-ria, zal/zullen gericht moeten zijn op: - toetsing van het project aan de

door ontwerper en adviescommissie Experimentele Woningbouw gestel-de experimentele eigenschappen van het ontwerp;

- de aanwezigheid van andere als ex-perimenteel aan te duiden eigen-schappen;

- de vraag of dit project een bijdrage kan leveren aan de verdere ontwik-keling van de sociale woningbouw. Het plan De Bergen is onder te bren-gen in het thema "urbanisatie in plaats van suburbanisatie"; één van de drie thema's van het programma Experi-mentele Woningbouw.

Toelichting ontwerper

Uitgangspunten bij het ontwerp waren onder meer:

- integratie bewoners bevorderen; de onbebouwde ruimte zoveel mo-gelijk voor "groen" te gebruiken; een verticale ontsluiting per groep-je woningen toepassen in plaats van bijvoorbeeld galerijen, hierdoor kan een grotere vrijheid ontstaan en zal integratie bevorderd worden;

deze ontsluitingen direct aan voet-gangerswereld en het interne rij-verkeer laten grenzen;

- een hoge bebouwingsdichtheid rea-liseren (125 wo/ha).

Een belangrijk deel van het experi-ment was volgens de ontwerper gele-gen in het realiseren van een project met een aantal eigenschappen die naar zijn mening de woonwaarde ten goede komen tegen een prijs die niet hoger ligt dan het ter plaatse geldende ni-veau voor etagewoningen.

Als bijzonderheden noemt de ontwer-per:

- het dubbel grondgebruik, door toe-gangswegen en parkeren onder de woonblokken;

de daarmee bereikte hoge bebouw-ingsdichtheid;

de inrichting van de woonomgeving ten behoeve van wandelaars en spe-lende kinderen;

het stedelijk compacte van deze opzet.

Bevindingen Adviescommissie Experi-mentele Woningbouw

De adviescommissie heeft - behoudens nader te noemen bedenkingen - grote waardering voor hetgeen de ontwerper nagestreefd en ook heeft weten te be-reiken. Als experimenteel werd het volgende aangemerkt:

ten aanzien van de woonvorm

- de plattegrond van de woonblokken volgens het achthoekig patroon en de hierdoor bereikte plasticiteit in de gevels;

- het tuinterras op de eerste woon-laag;

- de bijzondere schakeling en groepe-ring van de wooneenheden; het par-keren onder de woningen.

ten aanzien van de woonomgeving - de verkeersafwikkeling;

- de overbouwde straten;

het zogenaamde dubbel grondge-bruik;

- de hoge bebouwingsdichtheid bij toepassing van uitsluitend middel-hoge bouw.

(12)

De commissie heeft wel enige bedenk-ingen/kanttekeningen bij het voorge-legde ontwerp:

- het uiteindelijk gekozen indelings-principe (gebaseerd op constructie-overwegingen) doet volgens de commissie de bijzondere grondvorm niet ten volle tot zijn recht komen; enkele woningplattegronden verto-nen onvolkomenheden;

gezien een mogelijk identiteitsver-lies van de bewoner (het zich moge-lijk verloren voelen in een te groot en te gelijkvormig geheel) acht de commissie het noodzakelijk dat er extra aandacht wordt besteed aan vormgeving en inrichting van de woonomgeving, bewonersparticipa-tie zou hierbij wenselijk zijn.

Verder merkte de commissie nog op: - hoewel een minderheid binnen de

adviescommissie de woonvorm zo-als hier ontwikkeld zo-als dwingend er-vaart en negatieve belevingsaspec-ten verwacht (waarmede een stap terug gedaan zou worden op de weg van kwaliteitsontwikkeling), is de meerderheid van mening dat een accent op de vormverschijning geen bezwaar hoeft te betekenen indien voldoende woonkwaliteiten worden ontwikkeld;

de commissie acht het tegen deze achtergrond wel noodzakelijk dat zowel door ontwerper als opdracht-gever en opdrachtgevende instan-ties bijzondere aandacht aan de woonkwaliteiten worden besteed; de onderlinge schakeling van de woningen heeft beperkingen voor de daglichttoetreding, deze beperkin-gen zijn op aanvaardbare wijze op-gevangen;

de commissie zou het toejuichen in-dien wegen gevonden kunnen wor-den tot integratie van enige voor-zieningen in de verschillende buur-ten, dit vooral om de woonomge-ving aantrekkelijk te maken.

'10 ".Ll..-.LL _ _ ~I

I

Doelstellingen

De projectgroep heeft de volgende doelstellingen voor het onderzoek ge-formuleerd:

- het verduidelijken van het proces van realisering van het project met speciale aandacht voor de als expe-rimenteel aangeduide aspecten; het verschaffen van uitgebreide in-formatie over het project, zowel kwantitatief als kwalitatief;

het geven van aanbevelingen, voor toepassing van resultaten van het experiment, voor toekomstige (so-ciale) woningbouwprojecten en in-dien nodig voor verbeteringen van het te onderzoeken project;

het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van een methode van pro jectonderzoek/ -evalua tie.

Werkwijze

Het onderzoek zal in hoofdzaak be-staan uit een beschrijving en analyse van de technische aspecten van het project.

Om de benodigde informatie te krijgen is gekozen voor vier methoden waar-van de eerste twee waar-van de hieronder genoemde de belangrijkste zijn:

- documentatie-onderzoek (tekenin-gen, toelichtin(tekenin-gen, artikelen); - interviews met personen die bij het

proces betrokken zijn geweest; - . observatie in het project;

- onderzoek met behulp van maquet-tes.

Medewerkers

Het onderzoek stond onder leiding van prof. ir. E.E. Laddé. De begeleidende wetenschappelijke staf bestond uit: Ir. G. Dubbeid

Ir. K. van Ham Dr. A.F. Mulder Ir. B.J. Pluijmers Ir. J.M. Post Ir. P.M.C. Scheers

Fotografische Dienst van de afdeling Bouwkunde

Tekstverwerking: A. den Braber

I

I

(13)

De samenstellers van het voorliggende rapport zijn allen werkzaam op de af-deling Bouwkunde van de Technische Hogeschool Delft. De motivatie om aan het evaluatie-onderzoek naar ex-perimentele woningbouw mee te wer-ken, is gelegen in een interesse bij het onderzoek voor experimentele projec-ten met de daarin gelegen afwijkende of vernieuwende elementen. Deze zul-len ontstaan als aanpassing aan gewij-zigde omstandigheden of als uitdruk-king van gewijzigde inzichten.

De motivatie is gebaseerd 'op de wil een bijdrage te leveren aan de verho-ging van de kwaliteit van het wonen. Voor het onderwijs van onze afdeling zijn verder belangrijk de zakelijke contacten die dit soort onderzoek biedt met de praktijk, en de mogelijk-heid voor het onderwijs om gelijk dienstbaar te zijn aan diezelfde prak-Dankzegging

T en behoeve van de evaluatie hebben diverse besprekingen plaatsgevonden met personen en instanties die bij de ontwikkeling en exploitatie van het project betrokken zijn. Wij zijn voor de gegeven medewerking vooral dank verschuldigd aan:

- Bureau voor Architektuur en Stede-bouw Benno Stegeman BV te Rot-terdam

- Adviseur beton- en staalconstruc-ties ir. A. Cornelis c.i. te Rotter-dam

- Stichting SVW (Samenwerking Ve-renigde Woningbouwkorporaties) te Capelle aid IJssel

- Akoestisch adviseur Bruning te Delft

- ERA woningbouw J.P. van Eesteren te Zoetermeer

- Directie Volkshuisvesting en Bouw-nijverheid in de Provincie Zuid-Hol-land

- Directoraat . Gener aal voor de Volks huisvesting te Zoetermeer.

Overleg met de begeleidingscommissie In het kader van het projectonderzoek vond overleg plaats met de begelei-dingscom missie vanuit het ministerie, bestaande uit:

- Ir. P.J. Romeyn. - Ing. H.F. Stijgers

(14)

---

--

---1

I

(15)

2

samenvatting

2.1 BESCHRIJVING

2.1.1 Het proces

Eind jaren zestig werd het bestem-mingsplan Oostgaarde ontwikkeld door de gemeente Capelle aid IJssel. Van

de bebouwing zou 70% hoogbouw zijn in 8 - 15 lagen. Na contact met Open-bare Werken heeft het Bureau voor Architektuur en Stedebouw Benno Stegeman B V, onder invloed van de veranderende opinie over hoogbouw, een alternatief gemaakt voor het zo-genaamde vak F van het bestem-mingsplan. Daartoe werden samen met Openbare Werken de volgende uit-gangspunten opgesteld:

- minimaal 800 woningen;

- gevarieerd woningaanbod van twee-tot vijfkamerwoningen, vierkamer-woningen in de meerderheid;

- veel ruimte voor kijk- en gebruiks-groen;

- maximaal 4 lagen;

- verticale benadering van de wonin-gen, geen galerijen;

- goede toegankelijkheid, ook voor minder validen;

- vanuit de woningen goede uitloop-mogelijkheid naar tuinen, balkons en woonterrassen;

- scheiding tussen voetgangers- en rijverkeer;

- de daken moesten een prettig aan-zien hebben in verband met naast-liggende hoge flats.

Op verzoek van de gemeenteraad is eind 1972, begin 1973, in drie maanden tijd een plan met kostenbegroting

ge-maakt. De SVW (Samenwerking Vere-nigde Woningkorporaties) werd namens Woningbouwvereniging Woonstad Ca-pelle bereid gevonden om op te treden als opdrachtgeefster. Nadat de ad-viescommissie aanvankelijk negatief had geadviseerd werd op 4-3-'74 als-nog het predikaat "experimenteel" aan het project toegekend.

De toestemming tot gunning voor het eerste gedeelte van het bestand van de woningen (380) werd op 20 mei 1974 onder voorwaarden verleend. Met de bouw werd in november van dat jaar begonnen door aannemer ERA-L TR. De bouw bleef niet verschoond van problemen. Al snel ontstonden aanzienlijke kostenstijgingen en werd duidelijk dat de bouwtijd zou uitlopen. Omdat gevreesd werd dat "woningwet-huren" niet meer realiseerbaar zouden zijn werd medio 1976 geprobeerd het complex te verkopen. Dit mislukte en alsnog werd door de minister besloten met extra steun het complex in de woningwetsfeer te realiseren. Dat ge-beurde onder stringente voorwaarden; een maximum aan de stichtingskosten en de architect werd ontheven van het voeren van de directie.

Daarna verliep de bouw vlotter. Onder directie van W.A.H.W.M. Janssen kwamen in het voorjaar van 1977 de eerste woningen gereed. In mei 1978

(16)

PZangebied

was het complex voltooid en in sep-tember geheel bewoond.

Na de voltooiing werden claims van

architect en aannemer geregeld.

Daarbij werd aan de aannemer een

be-drag toegekend van

f

5.900.000,- voor

schade geleden door buiten zijn schuld ontstane vertragingen.

2.1.2 Plangebied

Het 7 hectare grote plangebied van De Bergen ligt in de wijk Oostgaarde ten oosten van de oude kern van Capelle

aId

IJssel.

Het terrein wordt aan drie zijden om-geven door wijkontsluitingswegen, aan de vierde zijde grenst het aan water. De Bergen wordt omringd door voor-namelijk laagbouw. In de directe

om-1

2

' -______ ~trap. ~---'

I i ft

4

3

Opbouw 'toren'

geving bevinden zich goede winkel- en sportvoorzieningen. Er is een busver-binding met het centrum van Capelle

aId

IJssel en een met Rotterdam.

2.1.3 Project

Het project omvat 878 woningen in 65 woontorens, van 3 - 4 lagen op een on-derbouw. Naar boven verjongen de to-rens zich. Iedere laag, behalve de bo-venste, bestaat uit 4 woningen, ge-groepeerd rond een centraal trappen-huis met lift. De onderbouw dient als parkeergarage en ontsluiting van de woontorens.

De woontorens zijn verdeeld over 12 "wooncirkels", ieder bestaande uit 6 of 7 woontorens. Elke wooncirkei omsluit een binnenhof, waar zich op het dak van de parkeergarage een ter-ras bevindt, behorende bij de woningen op de eerste laag.

De wooncirkels zijn weer geschakeld tot 4 bandvormige groepen. De groe-pen zijn gesitueerd rond een buurt-parkje.

Het complex wordt op 4 punten voor auto's ontsloten; er is directe toegang tot de parkeergarage.

2.1.4 Woningen

In principe is de wijze van ontsluiten voor alle woningen gelijk.De woning-grootte varieert van twee tot vijf ka-mers. Daarbij liggen de grote wonin-gen over het algemeen beneden en de

Doorsnede toren

10 samenvatting

(17)

w

5 K 8 Woningtype 2 Woningtype 1 8 Woningtype 3 Woningtype 4

w

5 K B

s

K B 5 Woningtype 5 ~loningtype 6 samenvatting , 11

(18)

kleine boven. De hiermee samenhan-gende verjonging per toren geeft de volgende kenmerken:

- één of meer terrassen, balkons of loggia's per woning;

- gevarieerd woningaanbod per toren. De architect onderscheidt 6 typen: type 1: vierkamerwoning (456 st.) type 2: vijfkamerwoning ( 32 st.) type 3: tweekamerwoning ( 48 ~t.) type 4: driekamerwoning (228 co •• 1 type 5: vierkamerwoning ( 16 st.) type 6: twee/driekamerwoning ( 98 st.) De opbouw van de woning is (op type 3 na, hier is de structuur van de woning anders van richting) éénduidig:

- beuk 1: entree, keuken, woonkamer; - beuk 2: badkamer, hal, slaapkamer; - beuk 3: slaapkameds).

Behalve naar woninggrootte kan ook een indeling worden gemaakt naar ruimtelijke organisatie en plaats in de wooncirkei:

- basistype, een aan de buitenring ge-legen tussenwoning; hofvariant, als basistype, maar gelegen aan bin-nenring en contact met buiten; eindvariant, als basistype, maar

te-Achthoeksegment in de onderbouw

vens op de zijkant georiënteerd ligt in eindtoren; koppelvariant, als ba-sistype, woning bij schakeling van wooncirkels;

- koppeltype, afgeleid type, ontwik-keld om de door de schakeling ont-stane problemen op te lossen; - daktype, afgeleid type met een

bo-ven de keuken en entree gelegen slaapkamer.

In totaal worden door de architect zo'n 60 typen/varianten onderschei-den. Vaak zijn de onderlinge verschil-len zo gering, dat niet van nieuwe ty-pen of varianten gesproken kan wor-den. Het betreft hier dan marginale verschillen in vorm en grootte van de slaapkameds) in beuk 2 en 3. Deze verschillen worden veroorzaakt door de verjonging van de woontorens en door de schakeling van woontorens en wooncirkels.

2.1.5 Draagconstructie

De draagconstructie kan worden on-derscheiden in een onder- en boven-bouw, beiden geënt op een raster van 2,30 x 2,30 m. De structuur van de onderbouw is afgeleid van de achthoek van de wooncirkei. De richting van de ter plaatse gestorte betonnen portalen staat loodrecht op de achthoekzijden. De onderbouw is via gewapend

beton-I~

1

~

,

Constructieschema 'woo

ntoren

'

12

samenvatting

(19)

stroken gefundeerd op palen. De stabi-liteit wordt ontleend aan de portalen en de wanden van de bergingen en trappenhuis. Elk achthoeksegment is gedilateerd.

De constructie van de bovenbouw be-staat uit een kruis gevormd door de woningscheidende wanden. Eén wand

is uitgevoerd als ankerloze spouwmuur van 20 x 150 mm kalkzandsteen, de andere als steensmuur. Evenwijdig aan de steensmuur staan 4 halfsteenswari-den van kalkzandsteen. Tesamen met het gemetselde trappenhuis zorgen de kalkzandsteen wanden voor de stabili-teit van de torens. Elke toren is gedi-lateerd.

2.1.6 Afbouwconstructie

De plastische gevels, inclusief de borstweringen van balkons en terras-sen, zijn gemetseld met een fel rood-bruine gevelsteen. De vurenhouten ko-zijnen zijn groen geschilderd.

Dakwoningen en dakopbouwen zijn voorzien van schaaldaken, gemaakt met een geïsoleerd multiplex, sand-wichpaneel. De platte daken zijn af-gedekt met isolatie, glasvlies (2 lagen) en 30 mm grind.

De woningterrassen zijn voorzien van isolatie, 3 lagen glasvlies en drainata-tegels. Het tuinterras in de binnenhof is afgedekt met 1 laag glasvlies en drainatategels.

In de onderbouw zijn trappenhuizen en ruimten voor algemeen gebruik afge-werkt met de rood-bruine gevelsteen. De rijvloer is geasfalteerd, boven de rijvloer is een akoestisch plafond aan-gebracht.

De natte ruimten zijn betegeld, de an-dere ruimte gestucadoord. De plafonds zijn afgewerkt met gipsspuitwerk. Be-halve de betegelde natte ruimten zijn alle vloeren afgewerkt met 25 mm es-trich.

2.1.7 Installaties

Van de installaties is een gedeelte per toren gecentraliseerd. De centrale verwarming, mechanische ventilatie en warmwatervoorziening zijn onder-gebracht op het dak. Van daaruit wor-den de 12 of 14 ondergelegen wonin-gen bediend. De mechanische ventila-tie bedient per woning de keuken, de badkamer en de wc. Voorts is het complex voorzien van een centraal--antenne-systeem.

Alle leidingen zijn rond het trappen-huis met lift gecentraliseerd. Het af-val wordt verzameld in containers die zich in de onderbouw bevinden.

2.1.8 Bouwfysica

Bij sommige woningen is de bezonning een probleem. Zij hebben door de wij-ze van schakelen van toren en woon-cirkels vrijwel geen zoninval. Andere woningen daarentegen hebben vrijwel de hele dag zon.

Zoals te verwachten door de lage bouwhoogte en de amorfe structuur van het complex, is er nergens sprake van windhinder •

Op een aantal punten ligt de bebouw-ing dichtbij (12,5 m) de wijkontslui-tingswegen. Doordat ook bussen ge-bruik maken van deze wegen, ontstaat geluidoverlast. Een andere bron van geluidoverlast zijn startende auto's in de parkeergarage. Op de terrassen van de binnenhof is dit goed hoorbaar. De thermische isolatie van de wonin-gen is slecht. De buitenwanden zijn niet geïsoleerd en er is gebruik ge-maakt van enkel glas. De daken zijn wel geïsoleerd.

De akoestische isolatie van de wonin-gen onderling is redelijk. Problemen doen zich alleen voor in verticale richting. De geluidsisolatie-index van de woningscheidende vloeren is-8 tot -12 dB. In horizontale richting is de geluidsisolatie van de

woningschei-samenvatting 13

(20)

dende muren voldoende tot goed. Zoals de commissie al opmerkte, is de daglichttoetreding op een bevredigen-de wijze opgelost.

2.1.9 Kosten, huren, onderhoud

Voornamelijk als gevolg van fouten en het niet voldoende onderkennen van het complexe karakter van het project door de verschillende partijen, zijn de

stichtingskosten opgelopen van

f 65.700.000,- tot f 91.353.721,-. De

. grootste posten zijn daarbij meerwerk en tijdgebonden kosten, zoals rente-verlies, risicoverrekening en schade-claim aannemer ten gevolge van tijds-overschrijding.

De huren werden medio 1973, geraamd

op

f

279,- gemiddeld, per woning, per

maand. In januari 1977 werden ze door

de minister vastgesteld op f 373,-

ge-middeld (peildatum 1978). De huurprijs

voor een parkeerplaats was f 30,-. De

woningen bleken tegen deze huur goed te verhuren. Leegstand kwam vrijwel niet voor.

Bij De Bergen is, op enkele uitzonde-ringen na, sprake van normaal houd. De belangrijkste extra onder-houdspunten zijn: de opstand bij de terrassen, die regelmatig wordt be-schadigd door stoelen; de losvriezende rollagen van de gemetselde borstwe-ringen; het lekkende dak van de par-keergarage; de riolering die door de verzakkende omgeving op de scheiding van de bebouwing afscheurt.

14

samenvatting

, 'M i ij i" • 4 4 A

I

(21)

2.2 WAARDERING

Het project is geëvalueerd op de expe-rimentele kenmerken, zoals aangege-ven door commissie en architect. Daarnaast zijn nog enige andere, voor het project belangrijke, aspecten aan de orde geweest: planstructuur en constructie.

2.2.1 PIanstructuur

Het plan De Bergen is op te vatten als een karakteristiek voorbeeld van een plan dat van klein naar groot is opge-bouwd. Het heeft een autonoom ka-rakter; zowel ten aanzien van de vorm van het plangebied, als ten aanzien van de wijk Oostgaarde. Geredeneerd vanuit het (overigens niet gerealiseer-de) prototype is het plan te typeren als het clusteren en schakelen op een wiskundige grondslag van kleine ele-menten tot grotere (stedebouwkundi-ge) constellaties. Bij de typering zijn de wiskundige begrippen spiegeling, translatie en rotatie gebruikt. De geometrie heeft echter geen betekenis gekregen voor de structuur van het totale plan. Bij de uitwerking is de geometrie niet gebruikt om samen-hang aan te brengen tussen de onder-delen en de aspecten van het plan.

Echter na het verlaten van het proto-type, met daaraan verbonden het geometrie-concept, heeft men ook niet de keuze gemaakt voor het bouw-blok in cirkelvorm. De keus had logi-scherwijze moeten volgen uit de ac-ceptatie van de woningplattegrond op basis van het vier-spänner principe. Tegen deze achtergrond is het te be-treuren dat de architect geen gevolg heeft gegeven aan de wens van de commissie om, alsnog het prototype uit te werken.

2.2.2 Woonvorm

In eerste aanleg is de woonvorm bij De Bergen te typeren als een spän-nero Een karakteristiek van de

vier-Prototype: niet gerealiseerde voorloper van de uiteindelijke plattegronden

spänner is dat het geschakeld wordt tot een lineair element. In dit plan wordt een stap verder gegaan door de vier-spänner te schakelen tot een dichte cluster. Samengevoegd met de hier aanwezige woonomgeving (tuin-terras, parkeergarage) is dat te be-schouwen als een nieuwe woonvorm. In die zin heeft het experiment zin ge-had; er is een nieuw type toegevoegd aan de bestaande werkvoorraad van woonvormen.

2.2.3 Woningplattegronden

De woningplattegronden zijn te be-schouwen als variaties op één thema. Er is één basistype met daarnaast een aantal variant- en afgeleide typen. De opbouw is met een aantal naast elkaar liggende beuken:

1 wonen + keuken; 2 slapen + badkamer; 3 slapen.

De woning wordt ruimtelijk gedomi-neerd door de "woonsuite" (suite is hier gebruikt in de oorspronkelijke zin van het woord: twee in elkaar overlo-pende ruimten, woonkamer + keuken). Ten opzichte van de Voorschriften en Wenken hebben de woonsuite en de slaapkamers "overmaat". Vooral in de woonsuite is de overmaat alleen visu-eel, en niet woontechnisch uitgebuit.

(22)

Basistype

In zijn algemeenheid geldt: bij het ontwerpen is niet ingespeeld op de mogelijkheden ~n eigenaardigheden die de woning bood (schuine hoeken, diepte woonkamer, compactheid plat-tegrond).

Nieuw in de plattegrond is de grote diepte van de woonruimte in combina-tie met de inpandige keuken. In de praktijk blijken de bewoners het hier-door optredende gebrek aan daglicht

in de keuken, soms als bezwaarlijk te ervaren.

2.2.4 Verkeer

Het uitgangspunt van de ontwerper dat de voetganger een centrale plaats heeft (of zou moeten hebben) in het

..

Parkeergarage

plan, is niet gerealiseerd. Dit komt vooral tot uiting op het "straatniveau" in de parkeergarage. Ondanks de grote oppervlakte van het voetgangersge-bied is bij het ontwerp niet als eerste van het voetgangersverkeer uitgegaan. Met de auto komende, kan men via de uiterst korte verkeerslijn de woning bereiken. Te voet is men gedwongen via lange, desoriënterende, paden te gaan. Verwonderlijk is ook dat de ka-rakteristieke binnenhoven met licht-hoven geen functie hebben voor de oriëntatie van de voetgangers. De ver-keersvoorzieningen zijn onsamenhan-gend, zowel ten aanzien van de ver-schillende verkeerssoorten onderling, als ten aanzien van de bebouwing.

2.2.5 Tuinterras

Door de invulling van de binnenhof als privé-terras wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat binnenhof en buitengebied (eveneens met privé--tuintjes) gelijkwaardig zouden zijn. Bovendien bieden de binnenhoven geen privacy als privé-gebied.

Door de lichthof in het terras, is de si-tuatie ontstaan dat de binnenhof nu te groot is als privé-terras en te klein als openbaar terras.

Opvullen van de lichthof met grond zou een oplossing kunnen zijn. Het terras zou (semi-)openbaar worden, en het motief wonen rond een binnenhof zou meer inhoud krijgen.

f

16

samenvatting

I

I

I

I

(23)

Tuinterras

• 2.2.6 Dubbel grondgebruik

Het dubbel grondgebruik is hier op pragmatische wijze ingevuld. Niet met een overvloed aan niet gebruikte (so-ciale) voorzieningen en niet mono-functioneel met alleen parkeren. De parkeergarage biedt onderdak aan parkeren, ontsluitingen van de woon-torens en aan wandelroutes. Bovendien is voldoende daglicht aanwezig. Men kan kritiek hebben op de wijze van verkeersafwikkeling, het principe van een pragmatische menging van activi-teiten (met sociale controle) is hier levensvatbaar gebleken. Het experi-ment is in dat opzicht geslaagd.

2.2.7 Hoge dichtheid

De bereikte hoge dichtheid bij middel-hoge bouw is als experiment ten dele geslaagd. Het risico bestond dat bij deze dichtheid (125 wo/ha) en uitge-voerd in middelhoogbouw een steen-achtige massaliteit zou ontstaan (ver-gelijk 1ge eeuwse arbeiderswijken). In dat opzicht is de architect er volledig in geslaagd om negatieve neveneffec-ten te vermijden.

De architect is er niet in geslaagd de dichtheid een eigen kwaliteit te ge-ven, daarvoor is het plan te onsamen-hangend in zijn onderdelen. In dat op-zicht is het experiment minder ge-slaagd.

Constructie

onderbouw

2.2.8 Constructie

De structuur van de draagconstructie is in bepaalde opzichten onlogisch. Dit geldt met name voor de constructieve samenhang tussen onder- en boven-bouw, ter plaatse van de koppeling van twee wooncirkels. De constructie is in de onderbouw zeer nadrukkelijk aan-wezig. Dit staat op gespannen voet met het ambachtelijke uiterlijk van het complex. De plastische bakstenen gevels doen bijna aan de tijd van de Amsterdamse School denken.

De regelmatige opbouw van de kernen van de woontorens wijzen niet naar ambachtelijk bouwen; prefabricatie ligt meer in de lijn der verwachtingen. Het ontbreken van samenhang tussen het beeld van het complex en de structie, maakt duidelijk dat de con-structie het sluitstuk is geweest van de planvorming.

GeveZ

(24)

2.2.9 Het belang van het project voor de sociale woningbouw

Van de geëvalueerde planaspecten en kenmerken zijn er een viertal die van belang zijn of kunnen zijn voor de so-ciale woningbouw. Twee aspecten zijn te beschouwen als een nieuwe ontwik-keling en twee meer als oplossing voor bestaande problemen.

De hier ontwikkelde woonvorm (vier-spänner in een dichte clustering met de hier aanwezige woonom~eving: tuinterras en parkeergarage) kan als

een nieuw type worden beschouwd. De verder in de diepte ontwikkelde wo-ningplattegrond heeft gecombineerd met het vier-spänner type geleid tot een bouwblok diepte van 24 m. De woonkwaliteiten zijn daarbij op niveau gebleven; ook dit is te beschouwen als een nieuwe ontwikkeling.

Er is een oplossing gevonden voor (zeer) hoge dichtheid bij middelho~e bouw; dit hoeft niet tot "benauwing" te leiden. Er blijft "licht, lucht en ruimte". Ook is aangetoond dat dubbel grondgebruik niet hoeft te leiden tot een "onderwereld" of tot een over-vloed aan ongebruikte voorzieningen. Ten aanzien van de kosten kunnen bij dit project door de veelheid aan pro-blemen geen conclusies voor de expe-rimentele kenmerken worden getrok-ken. Het beeld is te zeer versluierd om de balans op te kunnen maken. De kosten zijn opgelopen tot grote hoog-ten. In de analyse wordt aangetoond dat de oorzaak hiervoor in eerste ins-tantie moet worden gezocht in techni-sche en procedurele problemen en niet bij het experimentele karakter van het plan.

1&

samenvatting

(25)

3 conclusies

&

aanbevelingen

Conclusies

1. De planopbouw (van kleine ele-menten tot een groter samenstel) geeft het project een autonoom karakter ten opzichte van de vorm van het plangebied, en ten opzich-te van de overige bebouwing in de wijk Oostgaarde. De relaties met de wijk Oostgaarde zijn louter functioneel; voetgangersroutes, fietspaden en autoroutes.

In zijn algemeenheid zijn de ver-keersvoorzieningen in het plan on-samenhangend, zowel ten aanzien van de verkeerssoorten onderling, als ten aanzien van de bebouwing. Wanneer men het complex met de auto benadert, kan men via uiterst directe verbindingslijnen de wo-ning bereiken. Te voet wordt men gedwongen lange, donkere en de-soriënterende wegen te volgen. De centrale plaats die de voetganger, volgens de uitgangspunten van de architect, in zou moeten nemen heeft hij niet gekregen.

2. Het project heeft geen structuur in de zin dat het samenhangend in zijn onderdelen en aspecten is. Het verband tussen uiterlijke ver-schijningsvorm, plattegrondvor-men, constructie en binnen- en buitenruimte is onvoldoende aan-wezig.

De gevels suggereren een door-gaande structuur; de houten

schaal daken leggen de nadruk op de zelfstandigheid van de samen-stellende elementen. Een soortge-lijke dualiteit treft men in de plattegronden aan: de woningplat-tegronden zijn te karakteriseren als vier-spännertype, toch zijn er in de randzone van de woning (bij de slaapkamers) nog overblijfselen van het woontoren-idee waar-neembaar. Bij de koppeling van twee "wooncirkels" is het in één woning nodig de richting van de woningstructuur 900 te draaien; in de gevel komt dit op geen enkele wijze tot uiting.

De constructie is om drie redenen geen geïntegreerd onderdeel van het plan:

- er is geen samenhang tussen het beeld van het complex en de zeer manifeste constructie in de onderbouw;

er is onvoldoende samenhang tussen de constructie van on-der- en bovenbouw;

de "kern" van het trappenhuis met de woonkamer- en badka-merbeuk van de omliggende woningen is zo regelmatig van opzet, dat prefabricatie meer voor de hand zou hebben gele-gen dan stapelbouw.

Wanneer de architect de suggestie van de adviescommissie had uit-gevoerd, om alsnog het prototype te realiseren, was wellicht de

(26)

gelijkheid ontstaan om alsnog het project meer samenhang te geven.

3. De woonvorm is te typeren als een vier-spänner in een dichte cluste-ring. Dat is een nieuwe ontwikke-ling en als zodanig een belangrijke toevoeging aan de bestaande "voorraad" van woonvormen.

4. Het plan kent WeinIg specifieke woningen. Dezelfde woningen ko-men voor op elke oriëntatie en in verschillende situaties.

De woningplattegronden zijn typo-logisch te beschouwen als varia-ties op één thema. Er zijn op 878 woningen drie typen te onder-scheiden: een basistype en twee daarvan afgeleide typen, het kop-peltype en het daktype. Van het basistype bestaan nog drie vari-anttypen: de koppelvariant, de hofvariant en de eindvariant. Daarnaast zijn er nog een groot aantal varianten binnen de boven-genoemde typen.

Naar grootte zijn de woningen te onderscheiden in twee-, drie-, vier- en vijfkamerwoningen.

Het grote aantal typen (59) dat de architect opgeeft is geflatteerd. Het verschil tussen de "typen" is vaak minimaal en wordt bijvoor-beeld veroorzaakt door vorm en grootte van de slaapkamers te

va-riëren.

De woonsuite is door maat, vorm en ligging sterk dominant in de woning. In grote lijnen was de plattegrondvorm van de woonsuite reeds bekend; de grote diepte er-van, gecombineerd met een inpan-dige keuken is nieuw. Gezien de reacties in het bewonersonderzoek moet wel geconcludeerd worden dat de maximum diepte bereikt is. Woontechnisch is de plattegrond als redelijk tot goed te kwalifice-ren. De overmaat in de platte-grond ten opzichte van de Voor-schriften en Wenken levert, vooral

in de woonsuite, alleen in visuele zin voordeel op. Woontechnisch gezien bieden de extra vierkante meters nauwelijks meer, of andere mogelijkheden. De open keuken is naar oppervlakte gemeten ge-schikt als woonkeuken. Echter een verkeerslijn die voor de keuken loopt verhindert dit.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de eigenaardigheden in de plattegrond (denk aan schuine hoeken) en de extra oppervlakte niet tot meer, of andere, gebruik-smogelijkheden hebben geleid.

5. Een bijzondere karakteristiek van het complex is dat bij de hoge dichtheid, gerealiseerd in middel-hoge bouw, voldoende ruimte is overgebleven voor groenvoorzie-ningen.

Dit is bereikt door:

- de toegepaste woonvorm, die een zeer compacte manier van bouwen mogelijk maakt;

- het dubbel grondgebruik.

Wat het dubbel grondgebruik bet-reft kan men kritiek hebben op de uitwerking van de verkeersafwik-keling in de parkeergarage. Echter het principe van op een pragmati-sche manier mengen van activitei-ten heeft succes gehad. Duidelijk is dat dubbel grondgebruik niet hoeft te leiden tot een "onderwe-reld" of een overvloed aan onge-bruikte voorzieningen.

Ook is de architect er in geslaagd om de hoge dichtheid niet als zo-danig te laten ervaren. Bij een eerste bezoek maakt het complex, door de grote hoeveelheid groen, bijna de indruk van een tuinstad. De kwaliteit van het complex is dat bij de middelhoge bouw, in combinatie met de hoge dichtheid, geen negatieve neveneffecten op-treden (er blijft voldoende "licht", "lucht" en "ruimte"). Bovendien stelt de architect de gevormdheid (niet de maat) van de binnenhof

(27)

• " NnW""" _ _ ' rn~ t C Wt'

11 * ! ! ! !I.' !!

als voornaamste karakteristiek aan de orde. Dit als oplossing voor het verschijnsel hoge dicht-heid. De inrichting van de bin-nenhof als privé-terras, is daarbij ongelukkig. Enerzijds bieden de privé-terrassen geen privacy, an-derzijds krijgt het thema wonen rond een binnenhof in sociaal op-zicht nauwelijks betekenis.

Op zichzelf heeft de hier ontwik-kelde oplossing voor hoge dicht-heid nog maar beperkte kwalitei-ten; daarvoor is het plan te onsa-menhangend (zie ook conclusie 2). Echter de (vernieuwende) aanzet voor de oplossing van verschillen-de problemen is gegeven.

6. De thermische isolatie is volgens de huidige maatstaven niet meer aanvaardbaar; de wanden zijn niet geïsoleerd, de ramen zijn van en-kel glas.

De geluidsisolatie tussen de wo-ningen is in horizontale zin vol-doende. In verticale zin is ze be-slist onvoldoende. De geluidsisola-tie-index is hier, volgens metin-gen, -8 tot -12 dB.

Rond en in het complex treedt geen windhinder op. Oorzaken hiervan zijn de geringe hoogte, de plastische opzet van de bebouwing en het vele groen rond het comp-lex; deze hebben een sterk wind-remmende werking.

Voor een deel van de woningen is de situering ten opzichte van de zon bijzonder slecht. Ten gevolge van de wijze van clustering zijn er woningen die vrijwel de hele dag geen zon hebben.

7. De oorzaak van de zeer hoog op-gelopen kosten ligt primair in het niet onderkennen van de comp-lexiteit van het plan door de di-verse betrokkenen. Dit heeft ge-leid tot technische en procedurele problemen bij ontwerp en

uitvoe-ring.

Wel tonen de problemen rond de kosten aan dat de moeilijkheids-graad van de hier ontwikkelde en gebruikte thema's, een bijzonder zorvuldige ontwerp- en uitvoe-ringsaanpak vereisen.

Aanbevelingen

Dit project is belangrijk voor twee van de thema's van het voormalige pro-gramma experimentele woningbouw. Deze thema's zijn:

urbanisatie in plaats van

suburba-nisatie;

nieuwbouw in oudere woonmi-lieu's.

Vooral uit de conclusies 3 en 5 mag men afleiden dat de hier ontwikkelde oplossingen en vernieuwingen van be-lang zijn voor bovengenoemde the-ma's~ In situaties waar een zeer hoge woningdichtheid gewenst is kan de hier ontwikkelde woonvorm bijdragen tot verhoging van de kwaliteit van woning en woonomgeving. Met name in stadsvernieuwingsgebieden ontstaan vaak spanningen tussen de gewenste woningdichtheid en de gewenste kwa-liteit van de woonomgeving.

Kijken we naar de toekomstige bouw-opgave dan zal daar een verdere ver-schuiving optreden van uitbreiding van de woningvoorraad naar instandhou-ding van de gebouwde omgeving. Ge-zien de omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad in de grote(re) ste-den mag aangenomen worste-den dat de vervanging van en inpassing in stede-lijke milieu's met hoge woningdichthe-den een nog belangrijker opgave zal worden.

Beide in de aanvang van dit hoofdstuk genoemde thema's zullen dus van be-lang blijven. En daarmee ook de op dubbel grondgebruik en hoge dichtheid betrekking hebbende aspecten van dit project.

Ook in andere projecten van de serie

(28)

projectonderzoek (waar ook dit rap-port deel van uitmaakt) zijn op dit ge-bied waardevolle resultaten geboekt. Gedacht kan worden aan de projecten Meerzicht te Zoetermeer, Kasbah te Hengelo, Centrum Delft en Couperus-duin te 's-Gravenhage. Met name de projecten de Kasbah, Couperusduin en de Bergen zijn interessant in verband met de bereikte hoge woningdichtheid met behoud van woonkwaliteiten. Echter bij deze genoemde experimen-ten is onduidelijk hoe de bereikte re-sultaten toepqsbaar gemaakt kunnen worden voor de toekomstige bouw op-gave daar er te weinig inzicht is in de financiële aspecten. Zeker gezien de huidige noodzaak tot goedkoop bouwen is dat inzicht een voorwaarde voor een mogelijke toepassing op grotere schaal.

Aan de andere kant is inmiddels wel veel kennis en ervaring opgedaan over kostenbewust ontwerpen/bouwen en worden nog steeds ook door de over-heid activiteiten ontplooid op dit ge-bied. De belangrijkste daarvan zijn het actieprogramma Goedkoper Bouwen en de Stuurgroep Experimenten Volks-huisvesting.

In het licht van de toekomstige bouw-opgave verdient het aanbeveling om de bereikte resultaten uit het pro-gramma experimentele woningbouw op het gebied van bouwen in hoge dicht-heden met behoud van woonkwalitei-ten te koppelen aan de kennis, erva-ring en lopende activiteiten c.q. on-derzoeken met betrekking tot goede-kope ontwerp- en bouwmethoden. Op deze wijze kunnen dan deze resultaten uit de voormalige experimentele wo-ningbouw leiden tot bruikbare en dus betaalbare concepten voor de sociale woningbouw.

(29)

4 beschrijving

4.1 HET REALISERINGSPROCES

4.1.1 Historie

Eind jaren zestig is er een gebied ten oosten van de oude kern Capelle aid

IJssel een bestemmingsplan ontwik-keld, Oostgaarde geheten. Hier moest verdere groei van het aantal inwoners, vooral afkomstig uit Rotterdam, wor-den opgevangen.

Er zou 7096 hoogbouw in 8 tot 15 lagen en 3096 laagbouw komen. Van dit voornemen is om de volgende redenen weinig gerealiseerd:

- een groeiend aantal mensen kreeg negatieve denkbeelden over hoog-bouw (was in Capelle al op grote schaal toegepast);

- op een deel van het bestemmings-plan vervielen een aantal bestem-mingen;

- voor een deelplan was een alterna-tief plan ontwikkeld, waaruit bleek dat gestapelde laagbouw tot de mo-gelijkheden behoorde.

In oktober 1971 ging de gemeenteraad nog accoord met 2 woongebouwen van 9 verdiepingen in het westelijk deel van vak F. Een jaar later gaf het mi-nisterie hier de beschikking voor af. Tegelijkertijd met het vervallen van de bestemmingen voor bedrijfsterrein en metro-tracé in het oostelijk deel van vak F, komt binnen Openbare Werken en gemeenteraad een discussie op gang over de wenselijkheid van nog meer hoogbouw in Capelle

NII!.UWERII:ERK DEN IJSSEL

Gemeente Capelle aid IJsseZ~ het gearceerde gebied is de wijk Oostgaarde

4.1.2 Architect

Het Bureau voor Architektuur en Ste-debouw Benno Stegeman B V had in een cijfermatige analyse ideeën ontwik-keld voor een dergelijke problematiek. In samenwerking met Openbare Wer-ken werd aan de ontwikkeling van het hele vak F begonnen. Na enkele weken waren in oktober 1972 de eerste schetsen gereed. Samen met Openbare Werken werden de volgende uitgangs-punten geformuleerd:

gezien de normen die golden voor woningwetbouw moest het plan mi-nimaal 800 woningen omvatten;

beschPijving 23

(30)

er moest een gevarieerd woning-aanbod zijn van twee- tot vijfka-merwoningen, vier-kamerwoningen moesten in de meerderheid zijn; - veel ruimte voor kijk- en

gebruik-groen;

- maximaal 4 lagen.

Architect Stegeman heeft daar zelf nog een aantal uitgangspunten aan toegevoegd:

-een verticale benadering van de woningen, geen galerijen;

- goede toegankelijkheid, ook voor minder validen;

- vanuit de woning moest een goede uitloopmogelijkheid zijn naar tui-nen, balkons of terrassen;

- scheiding tussen voetgangers- en rijverkeer;

- de daken moesten een prettig aan zien hebben in verband met de naast liggende hoge flats.

4.1.3 Schetsplan

Bureau Stegeman kreeg 3 maanden de tijd om op basis van de uitgangspunten en de eerste schetsen een uitgewerkt schetsplan met kostenraming te ma-ken. De gemeenteraad wilde voor 1 april de plannen in haar bezit hebben. Gedurende de 3 maanden was er inten-sief overleg met Openbare Werken, de constructeur van de Berg, het bouw-bedrijf LTR en het akoestisch advies-bureau Bruning. Het bouwbedrijf L TR was via contacten met bureau Stege-man bij de gang van zaken betrokken geraakt. De akoestisch adviseur via de latere opdrachtgeefster Woonstad Capelle. In deze fase werd eerst het zogenaamde prototype ontwikkeld, dit zou later onder invloed van de con-structeur worden gewijzigd. Construc-teur van de Berg werd daarbij vervan-gen door ir. Cornelis.

4.1.4 Opdrachtgever

Via de gemeente werden contacten gelegd met de woningbouwvereniging Woonstad Capelle. Die bleek bereid op te gaan treden als opdrachtgeefster.

Zij zou op 4 mei 1973 de gemeente-raad verzoeken het eerder genomen besluit om mee te werken aan de tot stand koming van hoogbouw in vak F, in te trekken.

4.1.5 Goedkeuring gemeenteraad

Na kennisname van het plan wilde de gemeenteraad ook een prijsopgave van een aannemer. Na overleg en onder-handelingen tussen Bureau Stegeman en L TR, kwam laatste tot een vrijwel gelijke prijs als de eerste.

In september 1973 diende Woonstad Capelle het plan in bij B &. W, deze dienden het op hun beurt op 30 april in als raadsvoorstel. De raad keurde het plan goed op 20 november 1973. Om een verklaring van geen bezwaar te krijgen van het College van Gedepu-teerde Staten, in verband met het be-staande bestemmingsplan, werd door B &. W de artikel 19 procedure gestart.

4.1.6 Predikaat experimenteel en

gun-ning

Het plan was inmiddels al ingediend bij de Adviescommissie Experimentele Woningbouw, die op 29 augustus 1973 een negatief advies uitbracht. Archi-tect Stegeman gaf enige tijd hierna een mondelinge toelichting in de commissie op het plan. Op 4 maart verkreeg het ontwerp alsnog het pre-dikaat "experimenteel" van de minis-ter van Volkshuisvesting en Ruimtelij-ke Ordening.

De machtiging tot gunning werd in twee delen afgegeven met tussenpoos van een jaar; 20 mei 1974 voor 380 woningen en 25 juli 1975 voor 498 woningen. Op het ministerie bestonden twijfels ten aanzien van de architect en de complexiteit van het project. Met het oog hierop werden de volgen-de voorwaarvolgen-den verbonvolgen-den aan volgen-de machtiging tot gunning:

aannnemer L TR moest een bankga-rantie van f 20 miljoen geven in verband met de liquiditeitspositie;

(31)

- het architectenhonorarium mocht

maximaal

f

1 miljoen bedragen

(la-ter zou blijken dat gemeente en woningbouwvereniging deze voor-waarde niet hadden doorgegeven aan de architect);

- er mocht niet gerekend worden op

extra maatregelen om de verhuur-baarheid te verhogen in verband met een niet denkbeeldige tijdelijke leegstand;

- er mocht f 3000,- per woning

wor-den opgenomen in de huur- en

stichtingskosten van de kosten voor de rij- en parkeervoorziening, de resterende kosten moesten door de opdrachtgeefster gefinancierd wor-den;

- de verhuur van overdekte

parkeer-plaatsen mocht niet zonder meer gekoppeld worden aan de verhuur van de woningen.

4.1.7 Aannemers

De opdracht voor de bouw werd ver-strekt aan L TR Bouw- en Handelson-derneming B V te Lopik, de bankgaran-tie werd op 1 augustus 1974 gegeven. De bouw kon beginnen. Direct ont-stonden al vertragingen; er moest nog grondonderzoek worden verricht, het bouwrijp maken van het terrein liep achter op de planning en Bureau Stegeman had een aantal werkteke-ningen niet op tijd klaar.

Nog voor het slaan van de eerste paal (12 december 1974 door Z.K.H. prins Claus) kwam aannnemer L TR in liqui-diteitsproblemen. ERA woningbouw J.P. van Eesteren BV werd bereid ge-vonden om voor 50% in het project te participeren, de bankgarantie werd gewijzigd in een onbeperkte garantie door de OGEM-groep (eigenaar van ERA). De eerder overeengekomen aanneemsom bleef gehandhaafd, ook ERA was van mening dat het project

hiervoor gerealiseerd kon worden.

Verwacht werd dat de bouwtijd kon worden teruggebracht van 600 naar 500 werkbare dagen (het werden er uiteindelijk 675).

"'I lIil ''*ril ' ...

4.1.8 Voortgang werk

Bij het college van B &. W was al in september 1974 verontrusting ont-staan over de huur die te zijner tijd in rekening gebracht zou moeten worden. Er dreigde een verhoging door toege-nomen renteverliezen ten gevolge van het gestegen rentepeil. Met het minis-terie werd afgesproken ten tijde van het gereed komen van het complex opnieuw in over leg te treden.

In de zomer van 1975 ontstond er een briefwisseling tussen B &. W van Ca-pelle en de Directie Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in Zuid-Holland

over meerwerk ten bedrage van

f 950.000,-. De Directie erkende

daarvan maar een klein gedeelte om-dat bij zorgvuldige voorbereiding van het plan dit te voorzien zou zijn ge-weest. Het ging hier onder andere over de verplaatsing van de centrale verwarmingsruimten van de onder-bouw naar het dak, iets waarop Bouw-en Woningtoezicht de architect al in een vroeg stadium gewezen had. Ver-volgens werden in september 1975 weer veranderingen in het bestek ver-wacht. Ook hierover was contact tus-sen B &. W en het ministerie, er wer-den nog geen stappen ondernomen. Naast de problemen over meer- en minderwerk liep het werk ook aan-zienlijke vertraging op. Door het niet op tijd klaar zijn van werktekeningen moest onder andere de levering van breedplaatvloeren worden uitgesteld, wat de uitvoeringsplanning verstoorde. Over een aantal zaken bleef voorts onduidelijkheid heersen; installaties, afwerking van de "straat" in de onder-bouw, de kap van de dakwoningen en de uiteindelijke afwerking van het "tuin-terras" (als "hard" terras of als "zachte" tuin).

4.1.9 Verkoopplannen

Gezien het verwachte meerwerk, de vertragingen en de diverse onduide-lijkheden werd duidelijk dat zonder bijzondere maatregelen de te

(32)

~ _ _ ~~ _ _ _ _ WM~ _ _ _ _ ~~~ _ _ ~~~ug~~ _ _ ~ _ _ _ _ ~ _ _ ~au~~~ __ ~~~ __ ~~uu~~~~~-,

wachten huren niet meer binnen de woning wetsector zouden passen. Het ministerie deed toen (begin 1976) een ingrijpend voorstel; verkoop het pro-ject aan een instelling/belegger of aan particulieren. Deze voorstellen wer-den onderzocht door Kok-beheer. De gemeente had midden april contact met het Algemeen Burgerlijk Pen-sioenfonds. De woningbouwvereniging werd pas later op de hoog te gesteld, zij zou later op eigen initiatief nog contact hebben met AGO-verzekerin-gen. Het Algemeen Burgerlijk Pen-sioenfonds leek het project te kopen onder de volgende voorwaarden:

- de huur werd vastgesteld op f

375,-per woning, 375,-per maand;

- 25 - 3096 van de woningen mocht verkocht worden voor f 86.500,- in de premie-koopsector;

- architect Stegeman uit de directie. De koop ging uiteindelijk niet door in verband met onduidelijkheden op technisch en orginisatorisch gebied; afwerking tuinterras, architectenho-norarium, directie-voering en risico-verrekening.

4.1.10 Ingreep ministerie

Om uit de impasse te komen stelde het ministerie extra financiële steun voor. Het plan bleef zo in de woning-wet-sector. Aan deze steun waren wel voorwaarden verbonden:

- stichtingskosten gelimiteerd tot

f

84.728.347,-; alleen te verhogen door claims van architect of aan-nemer;

- gemiddelde kale huurprijs werd ge-steld op f 373,- per maand (prijspeil 1-4-1978);

bij gebleken tekorten (bijv. door leegstand) zou maximaal 25% van de woningen verkocht mogen wor-den voor f 110.000,- per woning, in de premie-koopsector;

- de huur van de parkeerplaatsen zou niet hoger mogen zijn dan f

30,-per maand, daarnaast zou het mi-nisterie een lokatie-subsidie ineens verstrekken;

- de architect moest worden onthe-ven van de directievoering;

- de woningbouwvereniging moest een projectleider aanstellen, voor-stel van het ministerie was de heer W.A.H.W.M. Janssen, deze was be-reid gevonden.

Per 31 januari 1977 werd de heer Janssen aangesteld, samen met inge-nieursbureau Dwars, Heederik en Verheij zou hij de directie gaan vor-men. Doel was de bouw zo snel moge-lijk weer op gang te krijgen (de ver-koopperikelen waren niet bevordelijk voor de werkvoortgang) en het project zo snel mogelijk bewoonbaar te ma-ken. Dhr. Janssen heeft een aantal wijzigingen doorgevoerd; het tuinter-ras in de binnenhof werd afgewerkt met tegels (dus geen "zachte" tuinaf-werking), de borstweringen rond het tuinterras werden van plexiglas (dus niet van beton) en de afwerking van de straat in de onderbouw werd van as-falt.

Gesteld kon worden dat de ingreep van het ministerie resultaat heeft gehad. Het werk kwam weer op gang en kort daarop werden de eerste woningen be-trokken. Claims van architect en aan-nemer zijn pas na de voltooiing van de bouw geregeld. Men is tot een schik-king gekomen. Dhr. Janssen is hierbij als adviseur opgetreden.

4.1.11 Bewoning

Toen in maart-april de eerste bewo-ners arriveerden bleek dit een gunsti-ge invloed te hebben op de werkvoort-gang. De werkmotivatie werd beter en bovendien werden rente ver liezen be-perkt doordat huurinkomsten binnen-kwamen. Wanneer de oorspronkelijk "verticale" bouwplanning was gevolgd, zouden de eerste woningen pas in een veel later stadium zijn opgeleverd. De hier gebruikte "horizontale" planning voorzag in een afronding per verticale unit (toren/cirkel) om daarna de vol-gende unit af te bouwen. Bij een ge-middelde huurprijs van f 373,- voor de

26

besehPijving

(33)

woning en f 30,- voor de parkeer-plaats, bleek de verhuurbaarheid goed te zijn.

De bewoners vormden in augustus 1977 een bewonerscommissie (nog naar een idee van architect Stegeman), die ideeën en suggesties heeft aangeleverd voor de inrichting van de woonomgeving. Er bleek weinig rekening te worden gehouden met de bewonerswensen. De binnenhoven en gedeelten van het buitengroen zijn buiten de bewoners om ingericht. Uit de bewonerscommissie is later de bewonersvereninging ontstaan. De laatste woningen werden in september 1978 betrokken, de bouwtijd was toen inmiddels opgelopen tot 675 werkbare dagen.

Ook na de oplevering bleven er pro-blemen; parkeren, huisvuil en beweg-wijzering. Inmiddels zijn zij alle opge-lost.

Bij het parkeren accepteerde men niet dat wel huur betaald werd maar dat men geen recht had op een eigen vaste parkeerplaats (zie ook bewoners-on-derzoek), dit is opgelost door het plaatsen van klaphekjes met slot. Bo-vendien bracht de woningbouwvereni-ging, in tegenspraak tot wat het mi-nisterie had gesteld, aan iedereen de huur van een parkeerplaats in reke-ning. Autobezitter of niet.

Bewegwijzering bleek vooral voor be-zoekers nodig, deze is aangebracht. Het huisvuil zou volgens plan van ar-chitect Stegeman per wooncirkei in containers worden verzameld, hier-voor was in het ontwerp ruimte gere-serveerd. De containers zouden met een trekker naar buiten worden gere-den om te worgere-den geleegd (normale vuilniswagens kunnen i.v.m. de geringe hoog te van de onderbouw daar niet naar binnen). De woningbouwvereni-ging vond dit plan te arbeidsintensief en het plan ging niet door.

Na enkele jaren is in 1981 de woning-bouwvereniging alsnog accoord gegaan met de plaatsing van de containers.

beschrijving

_ ", U i ".'W_ j i JI i J i ti i i t i ' I' liJ'" • _ . -=r

27 Et !Jii Cdlt

(34)

De

wijk

Oostgaarde

(35)

4.2 PLANGEBIED

4.2.1 Ligging

Het complex de Bergen ligt in de nieuwbouwwijk Oostgaarde, ten oosten van de oüde kern van Capelle aid

-IJssel. Het is een bijna rechthoekig terrein van 7 hectare, binnen het be-stemmingsplan Oostgaarde ligt het binnen het zogenaamde vak F.

4.2.2 Routes

Het plangebied ligt dichtbij de verbin-dingsweg van Capelle met Rotterdam en Nieuwerkerk aid IJssel. Aan drie zijden wordt het gebied begrensd door wijkontsluitingswegen. Aan de vierde zijde wordt het plangebied door water begrensd.

4.2.3 Omringende bebouwing

T en noorden staan als afscheiding van de provinciale weg Rotterdam-Nieu-werkerk aid IJssel drie Z-vormige flatgebouwen van 15 lagen. In de volksmond wordt deze de "Chinese -Muur" genoemd. Aan de oost- en west-zijde van de Bergen liggen laagbouw woonwijken. Ten zuid-oosten bevinden zich openbare gebouwen.

4.2.4 Voorzieningen

De Bergen ligt gunstig ten opzichte van verschillende voorzieningen. Het

uit~ebreide en overdekte

winkelcen-trum de Terp ligt op enkele minuten loopafstand ten zuiden van het com-plex. Iets verder naar het zuiden lig-gen sportterreinen; afstand 10-15 mi-nuten lopen. Aan de IJssel, ten zuid--oosten van De Bergen, bevindt zich de jachthaven van Çapelle. Het plan is aangesloten op een busnet; er is een directe verbinding met het centrum en met Rotterdam.

De vierde zijde begrensd met water

"Chinese Muur"

(36)

4.3 HET PROJECT

Het project bevat 878 woningen ver-deeld over 65 "woontorens" (van ±4 la-gen), op een halfverdiepte onderbouw. Naar boven toe verjongen de torens zich. De onderbouw dient als ontsluiting, parkeervoorziening en als onderdak voor de algemene ruimten. Vier woningen zijn per verdieping om een kern met trappen en lift gegroepeerd. De zo ontstane woontorens zijn geschakeld tot zogenaamde wooncirkels. Binnen de wooncirkels bevinden zich terrassen, horende bij de woningen op de eerste laag, en een groenvoorziening op het niveau van de onderbouw. De wooncir-kels zijn weer geschakeld tot banden, vier in to.taal. Tussen deze banden be-vinden zich de groenvoorzieningen. Alleen naar het water toe maakt het complex, door het centrale buurtpark-je, een opener indruk.

De wijze van verkavelen maakt een zeer hoge dichtheid mogelijk (125

wo/ha).

4.3.1 Ontsluiting

Vanaf de wijkontsluitingswegen wordt het complex op vier punten ontsloten. Hier is voor auto's de toegang tot de onderbouw met parkeerplaatsen. Ter plaatse van de auto-ontsluitingen be-vindt zich geen woontoren. De ontslui-tingen voor de voetgangers en fietsers zijn talrijker en liggen ter plekke van de schakelingen van de wooncirkels. In de onderbouw zijn de route's van au-to's en fietsers &: voetgangers ge-scheiden door middel van niveauver-schillen.

In de onderbouw is, naast bergingen of ruimten voor algemeen gebruik de toegang tot de trappenhuizen. Via de-ze trappenhuide-zen met lift worden de woontorens verticaal ontsloten.

4.3.2 Schakeling

Het kleinste zelfstandige element is

Het project

De

Bergen

Auto-ontsZuitingen

in

De

Bergen

de woontoren. Die bestaat uit drie of vier lagen woningen, per vier gegroe-peerd rond een trappenhuis. Het trap-penhuis ligt geheel inpandig. Een uit-gangspunt van de architect was een verticale ontsluiting om de omliggen-de woningen meer privacy te geven dan bij galerijwoningen het geval is. Door het schakelen van de woontorens tot cirkels ontstaan er woningen aan een binnenring en woningen aan een buitenring. De binnenringwoningen "grijpen" om de buitenringwoningen heen en hebben zo contact met "bui-ten".

Verticaal gezien bestaat de toren uit drie of vier lagen op een onderbouw. De eerste laag met tuin of terras, de vierde laag als dakwoning. De dakwo-ningen behoren altijd tot de buitenring en zijn twee aan twee geschakeld. Achter de dakwoning bevindt zich de liftopbouw en ketelhuis voor centrale verwarming etcetera. De torens

Cytaty

Powiązane dokumenty

In the first phase to be connected with the legio VIII Augusta (the Neronian period) the ascensus was running parallel to the rampart and after the construction of the stone

The question arises of whether, in the Polish translation, the translator should 

Próbą tej ostatniej jest właśnie szkic Powieści Nałkowskiej, tym bardziej wart przywołania, że pisany w przededniu „zalewu kobiecości” i że za przedstawicielkę (a

Th us, young people were turning proactive and attempted to control reality, and in particular to manage their career paths, but in interviews they also stated that they were

Ph.D., прафесар Гданьскай вышэйшай гуманітарнай школы, у мінулым прафесар Ягелонскага універ- сітэта, доктар хабілітаваны

We used the ODK to explore the user context and the product impact by posing the participants questions about their lives before and after implementation of the Chulha.. Apart

For pumping mode AWE systems, DC- link voltage control is a non-trivial task due to the bidirec- tional power flow: the underlying DC-link dynamics are nonlinear and non-minimum

It can be seen from the figure that a multitude of LEDs, circuit carriers for their electrical interconnection, external thermal management and optical components as well as several