o
....
~o
o
·
o
o
o
o
o
,
o
o
o
o
"
4{~{81.
\ <:::>"--'-Nr:
2520Laboratorium voor Chemische Technologie
Verslag behorende bij het fabrieksvoorontwerp
van
... ~.: ... ~.~ ... ~~~~ .. ~? ... -!.:.y.:.~.:
..
~~?: ... .onderwerp:
, .
adres: Sonoystraat 45, Vlaardingen. Pleinweg 175b, Rotterdam. opdrachtdatum : verslagdatum : sept. '81 jan. '82. '" ,.'
..
-,'" "" ' .... - ~.. .. ,.o
-""...
",,'.'..
, i 'l'1 ."o
o
o
o
o
~. ,.'~. .~""o
o
o
o
o
o
)
c
(c
o
()DE BATCHGEWIJZE PRODUKTIE VAN DIBUTYLFTALAAT.
R. de Goede. Sonoystraat 45.
3132 ZC Vlaardingen.
J. v.d. Hey. Pleinweg 175b.
)
-1-Samenvatting.
Dit fabrieksvoorontwerp handelt over de produktie van dibutyl-ftalaat uit ftaalzuuranhydride en 1-butanol. De mogelijkheid bestaat om een mengsel van monobutylftalaat en 1-butanol af te tappen. Het monobutylftalaat kan dan gebruikt worden voor de produktie van gemengde diësters. Als katalysator voor de produk-tie van dibutylftalaat werd gekozen voor tetrabutoxytitanaat
{Ti(OC4H9)4). Het proces verloopt als volgt: De verestering
vindt in twee aparte stappen plaats. In de eerste stap wordt de manoester gevormd, in de tweede stap vindt de tweede
vereste-ring plaats bij een temperatuur van 1650C. Oe inhoud van de
reactor waarin de tweede verestering plaats vindt is 10 m3
Bij deze tweede verestering wordt een dampfase gevormd die bestaat uit water en 1-butanol. Deze damp wordt met behulp van twee schotelkolommen gescheiden in de zuivere componenten. Na afkoelen van het reactiemengsel wordt de katalysator
gehydrolyseerd en afgefiltreerd. Vervolgens wordt 1-butanol in een schotelkolom met behulp van stoom uit het reactiemeng-sel gestript. Het resterende water wordt vervolgens in een andere schotelkolom met warme lucht gestript. Behalve de
butanolstripper werkt het gehele pro~es onder een druk van
1 bar. Voor het proces gelden de volgende specificaties: Rendement: 99,7%. 'r
Selectiviteit: 100%.
Opbrengst: 22,7 kmol (6310 kg) dibutylftal aat per charge.
Zuiverheid: 99 mol%.
Tijdsduur per charge: 8 uur.
Produktiekosten: +
f
12.000,= per batch.De voornaamste conclusie die uit dit voorontwerp getrokken kan worden is, dat voor een gefundeerd ontwerp meerdere
gegevens nodig zi jn, vooral met betrekking tot de kinetiek van
de beide veresteringen en de hydrolyse en filtratie van de katalysator.
·(~i~~~~it~~~.Af~~~?,;~~.~A~~~~~~~:r~~,~.:·~v.~;·~ .. ~J·~,J~Cf:;t~I:Wk:~~;.6~::f~~;~·;~/~t1"~':;~'~·~~ ·~2::;~'~~_;:::;··~;~~-~:~~~;.~~~~~~!~f~;~~~~~~~~~~~~~~ ,) "" , " ~
o
-2-Conclusies.Het is opmerkelijk dat er zo weinig gegevens over de batch-gewijze produktie van dibutylftalaat bekend zijn. Uit het literatuuronderzoek is wel naar voren gekomen dat tetrabutoxy-titanaat een zeer geschikte katalysator is voor de produktie van dibutylftalaat.
Vanwege het geringe aantal gegevens dat voorhanden bleek te zijn
is dit voorontwerp voornamelijk gebaseerd op veronderstellingen en schattingen. Voor een meer gefundeerd voorontwerp zouden meer gegevens verzameld dienen te worden biQvoorbeeld uit
laboratoriumonderzoek of uit cont~Eten met het bedrijfsleven.
Deze gegevens moeten betrekking hebben op:
Oe kinetiek en de thermodynam~ca van zowel de vorming van
monobutylftalaat als van dibutylftalaat.
- Oe hydrolYs3 en de filtratie van de katalysator.
Als slotopmerkingen nog het volgende:
rHet blijkt dat de collegedictaten en handleidingen niet
~'~,,'
v ,I toereikend ZlJn voor het ontwerpen van batchprocessen.
~,
,.,,1.-
~
'<I
Voo r het 0 n t w er p van sc hot elk 0 lom men zij n b v. g ren zen ges tel d ( .' h... '~
v
Y
\
a a n d 8 min i m a a I toe 1 a atb are kolom d i am e ter ( 4 0 cm). E r wor d t "".' \,~~\
\ /' ",'1 ') ( .)
.•
\~
echter geen ontwerpprocedure beschreven voor het ontwerp van'l:lv~,'''
(~
,- '-(".
/o
o
Inhoudsopgave. Samenvatting Conclusies Hoofdstuk 1. Inleiding-3-Hoofdstuk 2. Algemene beschouwingen 2.1. Oe veresteringsreactie ~ 1 2 5 6 6
2.2. Enkele processeo en de katalysatorkeuze 6
Hoofdstuk 3. Uitgangspunten voor het ontwerp 10
Hoofdstuk 4. Procesbeschrijving 12
Hoofdstuk 5. Procescondities en dimensionering van de apparatuur
5. 1 • Inleiding 5.2. Oe reactor 5.3. Oe katalysator
5.4. Oe vor"ling van monobutylftalaat 5.5. Oe vorming van dibutylftalaat 5.6. Oe butanol-water scheiding 5.6.1. Oe destillatie toren T10 5.6.2. Oe destillatietoren T20 5.7. Hydrolyse en filtratie van de
katalysator
5.8. Oe butanolstripper T9 5.9. Oe waterstripper T18
5. 10. Het wachtvat V6
5.11. Herziening van de kolomontwerpen voor T10 en T20
5.11~1. Oe destillatietoren T10 5.11.2. Oe destillatietoren T20
Hoofdstuk 6. Kostenschatting.
7. Symbolenlijst
8. Lijst van geraadpleegde literatuur
14 14 14 15 15 17 22 22 28 30 32 35 '7"7 " I 38 38 40 41 42 44
() , -, , ,
c
r, j ,"] () Bijlagen Bijlage 1 • Bijlage 2. Bijlage 3. Bijlage 4. Bijlage 5. Bijlage 6. -4-Evenwichtsgegevens. 46Gegevens voor het kolomontwerp. 50
Oe berekening van de steek. 52
Het maken van kl ei n e ·,s cho tel kolommen 53
Massa- en warmtebalansen 54
r .,
.--o
-5-Hoofdstuk 1. Inleiding.In eerste instantie was onze opdrauht een batch-proces te
ontwerpen voor de produktie van monobutylftalaat uit 1-butanol en ftaalzuuranhydride. Literatuuronderzoek met behulp van de Chemical Abstracts leverde echter te weinig bruikbare gegevens op om tot een redelijk voorontwerp te kunnen komen. Derhalve is overgestapt op een voorontwerp voor de produktie van dibutyl-ftalaat uit ftaalzuuranhydride en 1-butanol, met de
mogelijk-heid om monobutylftalaat af te tappen voor de produktie van gemengdE ftalaatesters, zoals butyl-octylftalaat.
Dibutylftalaat is een veel gebruikte weekmaker voor nitro-celluloseplastics. Ook voor dit proces is een literatuuronder-zoek verricht. Opmerkelijk daarbij is, dat ook voor de
pro-d~ktie van dibutylftalaat weinig bruikbare gegevens werden gevonden. Daar bij dit voorontwerp het literatuuronderzoek een
belang-rijke plaats heeft ingenomen worden de resultaten daarvan vermeld in hoofdstuk 2.
c
. ~ ' )o
-6-Hoofdstuk 2 • Algemene beschouwingen.
2.1. Oe veresteringsreacties.
Oe verestering van ftaalzuuranhydride met 1-butanol kan als volgt worden voorgesteld:
0 I
G
~/
~
~
+ C 4Hg OH 0 11 C-O-C H 4 9 C-O-C Hg
4 9 ) + H 20o
~-O-C
H 4 9 C-OH~
Oe eerste stap, de vorming van monobutylftalaat, vereist geen
katalysator eo is exotherm. Oe vorming van dibutylftalaat vereist
een zure of een amorfe katalysator en/of hoge temperatuur. Deze
reactie vertoont vrijwel geen warmteeffect. Het evenwicht van deze
tweede stap ligt vrijwel geheel aan de kant van het mono-butylftalaat.Het gebruik van een overmaat alkohol en ver-wijdering van het gevormde water hebben een gunstige invloed op de vorming van het dibutylftalaat. (3,4).
Het dibutylftalaat vindt zijn toepassing voornamelijk als weekmaker voor nitrocelluloseplastics. (1). Daarnaast vindt het nog enige toepassingen bij de produktie van insecticiden,
coatings en smeermiddelen(2).
2.2. Enkele processen en de katalysatorkeuze.
In de literatuur worden een aantal procesroutes voor de vorming
van dibutylftalaat beschreven. Opmerkelijk is , dat men vrij weinig aandacht schenkt aan de vorming van monobutylftalaat.
( 'I. J
c
I . , , ,~)o
I
(J'·;
-7-Immers, vanwege de warmteontwikkeling kan deze stap van groot belang zijn.In het algemeen wordt vermeld, dat de monoester binnen één uur is gevormd, wanneer men ftaalzuuranhydride onder roeren en verwarmen oplost in 1-butanol. Toevoegen van enkele gewichtsprocenten zwavelzuur, een mogelijke
kata-lysator voor de tweede veresteringsstap,versnelt dit proces(5,6). Volgens Grogging(7) reageren primaire alkohol en sneller dan
secundaire alkoholen; tertiaire alkohol en worden gedehydrateerd. De diëster kan men zonder katalysator verkrijgen door de reactie
uit te voeren bij een temperatuur van 200-3000 C. Door het gevormde
water af te dampen kan vrijwel 100% conversie worden bereikt. Nadat het anhydride vrijwel volledig is omgezet tot de diëster worden de vluchtige componenten gestript. De diëster wordt
daarna, meestal onder vacuum, gedestilleerd (1). Daar dit procces
een te gekleurd eindprodukt opleverde wordt het niet meer toegepast. Immers, voor commerciële doeleinden is het gewenst dat de diëster kleurloos is(toepassing als weekmaker).
Een Duits proces, dat onder hoge druk(10 bar) en hoge
tempe-ratuur (200-3000C) werkt~ levert wel een redelijke
produkt-kwaliteit; de opbrengst echter is in vergelijking met andere processen te laag(75%),(8). Een bijkomend nadeel van de hoge temperatuur is de geringe stabiliteit van de esters. Toevoegen
van aluminaten verhoogt de thermische stabilit eit(17). Betere
resultaten kan men verkrijgen door gebruik te maken van een katalysator. Meestal gebruikt men hiervoor p-tolueensulfonzuur of zwavelzuur(9-15). Gewerkt wordt met een overmaat alkohol. Het gevormde water wordt verwijderd óf als een butanol-water azeotroop óf met behulp van een entrainer, bijvoorbeeld
benzeen of tolueen. Helaas kleven er aan het gebruik van
zwavelzuur ook een aantal nadelen:
Boven 1400 C kan er onder invloed van het zuur dehydratatie
van de alkohol plaatsvinden. Hierdoor ontstaan ethers en/of alkenen(5,16,18,21). Vooral de vorming van .lkenen is een
van de belangrijkste oorzaken van de verkleuring van het
eindprodukt. Ook verontreinigingen in de alkohol kunnen met
zwavelzuur ongewenste produkten geven (10). Het gebruik van
actieve kool verminderd de verkleuring enigzins (22). Een van
de allergrootste nadelen v.n het gebruik van zwavelzuur is
'./
'-. ( ( -~ ( I ij - -8-RCH20H + H 2S04 • RCH 2OS0 3H + H20 RCH 2°
~
RCH2OH+ RCH2OS0 3H•
0 / 502 + H20 RCH 2-Oe dialkylsulfonaten hebben een slechte invloed op de
sta-biliteit van het produkt en kunnen moeilijk verwijderd
worden(21).
Veel belangrijke veresteringskatalysatoren zlJn verbindingen van
titanium,zirconium of zink. Vooral de organotitaanverbindingen zijn uitermate geschikt bevonden voor de produktie van
hoog kwalitatieve weekmakers (18,21,22). In het bijzonder is
tetrabutoxytitanaat een goede katalysator gebleken.
De voordelen blijken uit de onderstaande tabel: (overgenomen uit lit.21)
Tabel 1. Onderlinge vergelijking van enkele veresterings-katalysatoren.
ëha~aete~isties Remarks ~
of Treatment eonditions of ester (figures
Acid no. Ester show fra
Reaetion Length of erude sorbents bulk
reaetien, neutra1iza- e010r yie1d tions 0 Cata1yst tempera- ester, (in aeid resisti- (Hazen (7.)
ture, °c hr mg KOH/g tion and terms of no. vity, cire. a1eo~
washing
este~) ohm--em seale) hol addeql
1
4.2 2% s01ution ehareoal 0.08 1.5'1011 100 94
NaOH and 0.57. ,
H2S0 " 135 5 one washing e1ay 0.5'
4.0 the same the same 0.12 4.5'1010 300 92 20%
{
2.5 1% solution ehareoa1 0.10 4.5'1010 20 94
NaOH and 1%
Al2(SO,,)3 + NaOH 210 7 3 washings
2.5 the same eha~eoa1 0.15 1.0'10 9 70 85 1/3
sr.
1
0.12 no neut., ehareoa1 0.05 2.0'1011 10 99
no washing 0.5%
Ti (OH}t; 210 3 3.85'1011 20 98 1/3
0.12 the same ehareoal 0.06
1%
0.11 no neut. , ehareoa1 0.06 2.0'1011 20 99 no washing 0.5r.,
elay
O.Sr.
Ti(OC"H9)" 175 3 0.11 the same the same 0.05 2.0'1011 20 99 35%
0.11 the same the same 0.07 3.1'1011 20 99 35%, addèd af ter IS washings
.\
,
./ '.:~ .~ ( 'o
o
'." '.-9-Een klein nadeel van tetrabutoxytitanaat t.o.v. zwavelzuur is de hogere reactie temperatuur. Dit nadeel weegt echter niet op tegen de grote voordelen:
een veel eenvoudigere procedure
er vinden geen nevenreacties plaats zodat afgedampt
alkohol(alkohol/water azeotroop wordt continu verwijderd) zonder tussentijdse zuivering opnieuw gebruikt kan worden. eventueel niet verwijderde katalysatorresten hebben geen nadelige invloed op de kwaliteit van de ester.
Het zal uit het bovenstaande duidelijk zijn dat voor dit
voorontwerp gekozen is voor tetrabutoxytitanaat als katalysator. Daar het kookpunt van butanol( bij 1 bar 1170 C) veel l~ger is dan de gewenste reactietemperatuur moet óf onder druk worden gewerkt(19) óf men moet de samenstelling van het reectiemengsel zodanig regelen dat de kooktemperatuur bij 1 bar steeds
gel i jk i s aan 1650C. Di t om cons t~~afvoer van alkohol/wa ter I
"""-,-",,,y~i...-~p te realiseren (18). Aan de laatst genoemde methode wordt de voorkeur gegeven. De uitvoering is dan iets een-voudiger en het volume van het reactiemengsel is dan zo klein mogelijk, omdat niet met een grote overmaat butanol gewerkt kan worden. Daar tegenover staat, dat de
reactie-
...-snelheid vanwege de kleine overmaat 1-butanol wel lager zal zijn dan wanneer men met grote overmaat 1-butanol onder druk zou
werken. Helaas zijn er geen gegevens bekeod over hoeveel
dit uitmaakt. VBrondersteld wordt dat het nadeel van een meer gecompliceerde inst allatie, -die nodig is voor het werken onder verhoogde druk, het voordeel van de hogere reactie-snelheid overschaduwt.
" ,~} .~ ( ( , I
I
"
n
-10-Hoofdstuk 3. Uitgangspunten voor het ontwerp.
Oe voornaamste uitgangspunten voor dit ontwerp zijn: 3
- een reactor met een volume van 5 a 10 m ;
- het verbruik van zo weinig mogelijk butanol, dus zo veel
mogelijk terugwinnen van deze reactant;
- er moet een mogelijkheid aanwezig zijn om monobutylftalaat
te verkrijgen. Dit betekent dat de katalysator niet
on-middellijk aan het mengsel van ftaalzuuranhydride en 1-butanol kan worden toegevoegd. De verestering dient te worden uitgevoerd in twee stappen;
- een goede produktkwaliteit moet verkregen kunnen worden.
Het grondstoffenverbruik per charge bedraagt: ftaalzuuranhydride 1-butanol (20% overmaat) tetrabutoxytitanaat 22,7 kmol=3363kg. 54,5 kmol=4033kg. 16 mol = 4,5 kg
Verder wordt er gebruik gemaakt van de utilities stoom en lucht. Volgens Bolotina(21) kan met het door ons gekozen proces
de volgende produktkwaliteit gehaald worden:
(ter vergelijking zijn de russische normen eveneens gegeven)
kleur op jodometrische schaa1~
kleur op platina-cobalt schaal zuurwaarde(mg KOH/g) flashpoint(oC) 0,5 100 0,03 176
GOST
- - 1 0, 15 168Het rendement van het proces is 99,7% (voor de berekeningen
is het rendement gelijk gesteld aan 100%). Opbrengst 22,7 kmol dibutylftalaat met een zuiverheid van 99%.08
verontrei-nigingen zijn 1~butanol en water.
Enkele fysische constanten van de bij het proces betrokken
I~"
~
"",
-11-Tabel2.Enkele fysische constanten van de verschillende
stoffen.
butanol ftaalzuur monobutyl dibutyl
anhtdride ftalaat ftalaat
!VI kg/kmol 74 148 222 278 smpt. oe -89,5 131 ,6 73,5 -40 kookpt. oe 117 295 340
P
kg/m 3 810 1527 1100(80oe) 1044 e kJ/kgOe.* 2,9 1 , 7 2,0 2,0 p°
29,open 137,closed 176Flashpoint e cup cup n.a.
oe **
A.LT. 340,
"
"
571,"
"
n.a. 404MAe-waa
3
de e 150 n.a. n.a. 5(mg/m )
f
1,4 1,7 n.a. 0,5explosiegrenzen 11 , 3
10,4 n.a. n.a.
(vol% in lucht)
*) Dit zijn gemiddelde en geschatte waarden ,zie par.5.4
en lit.5
**) A.I.T
=
auto ignition temperature.o
c
... ~,"
") r) é) -12-Hoofdstuk 4. Oe procesbeschrijving.8utanol wordt in de reactor R3 gepompt en via een stoomspiraal opgewarmd tot 990C. Dan wordt ftaalzuuranhydride toegevoerd via silo S1 en transportband Tr2. Oe stoomtoevoer moet dan zo groot zijn' dat de afgegeven warmte gelijk is aan de hoe-veelheid warmte die nodig is om ftaalzuuranhydride op te warmen van 20 tot 100°C, plus de oplosenthalpie. Oe warmte die vrijkomt bi.j de vorming van monobutylftalaat zorgt er ~~~ dan voor dat na afloop van de eerste verestering het
reactie-1v-,;> (,>
'~r .... ,·,v.,inengsel (monobutyl ftalaat en butanol) een temperatuur heeft
~r
\
berei~t
van 1650 C. Op dit moment kan een gedeelte van het reactiemengsel worden afgetapt. Door bv. destillatie kandan zuiver monobutylftalaat worden verkregen. Deze scheidingstrap wordt in dit voorontwerp niet behandeld •
..
Nadat de katalysator is toegevoegd wordt er zoveel warmte
toegevoerd dat het gevormde water samen met een bepaalde
hoeveel-*
.
heid butanol wordt afgedampt. Olt butanol-waterdampmengsel wordt gecondenseerd met behulp van condensor H5 en via de
wachttank V6 als kokende voeding ingebracht in destillatiekolom
~
T10.0e wachttank is tussengevoegd omdat ,zoals later zal blijken, de dampstroom afkomstig van de reactor niet constant is. Dankzij deze wachttank kan de voedingsstroom voor de destillatiesectie wél continu zijn. Het bodemprodukt van T10 is zuiver butanol, over de top komt butanol/water mengsel met azeotropischè samen-stelling. Bij condensatie ontmengt deze az~otroop in twee fasen. De twee vloeistoflagen worden in de fasenscheider V17 gescheiden. Oe fase die het meeste butanol bevat gaat als refluxstroom
terug naar kolom T10. De waterrijke laag wordt naar do stillatie-kolom T20 gevoerd. Het bodemprodukt van T20 is zuiver water, het topprodukt is de butanol/water azeotroop. Dit topprodukt wordt naar de vlgeisof-vloeistofscheider V17 gevoerd.
Wanneer de reactie is afgelopen wordt het reactiemengsel via de aanwezige spiraal afgekoeld tot 850C. Door water aan het reactiemengsel toe te voegen wordt de katalysator gehydroly-seerd, terwijl bij deze temperatuur geen gevaar bestaat voor hydrolyse van het dibutylftalaat. Oe gehydrolyseerde katalysator wordt met een roterend vacuumfilter ~fgefiltreerd
(F4).
Het reactiemengsel wordt hiermee en via condensor H11 ( met vacuümapparatuur) op een druk van 0,13 bar gebracht.
() .-~ ,.
è
(-13-Deze druk is nodig om butanol in stripper
Tg
met stoom tekunnen strippen. Het resultaat is dan een butanol/water mengsel dat met behulp van de kolommen T10 en T20 weer gescheiden kan worden in de zuivere componenten. Voor deze scheiding wordt het
~wV
~l eerst met behulp van pomp P13 op een druk van
één bar gebracht. Het gestripte dibutylftalaat moet nu nog ontdaan worden van water. Dit geschied in kolom T18, waar water afgestript wordt met lucht. Het produkt na deze laatste bewerking is een produkt, dat geen verdere bewerkingen nodig heeft.
*)
Om de hoeveelheid butanol in de reactor constant te houdenwordt butanol toegevoerd via de stromen 2 en 8. Ce toe te voegen butanolstroom is tijdsafhankelijk: deze hoeveelheid daalt
volgens een e-macht (zie vgl. 14). Stroom 8 is echter constant. Op een gegeven tijdstip zal stroom 8 gelij~ zijn aan de totaal toe te voegen hoeveelheid butanol. Stroom 8 moet vanaf dat
moment niet meer in de reactor gevoerd worden. De butanolstroom naar de reactor moet dan via stroom 2 geregeld worden. Een
andere mogelijkheid is om stroom 8 vanaf het begin van de reactie naar een voorraadvat te sturen en de vereiste butanolstroom
') J ' J BUTANOL FTAALZUUR-ANHYDRIDE 51 Tr 2 stoom - - - - -I I I I
~---é
kOelwatero
Slroorrnr $ynlhe~~tap @ Stroomnr ZUiveringsstap S 1 SI LO Tr2 TRANSPORTBAND R 3 Rf: AC TOR F • YACUUMFILTER H 5 COND[>'SOR V 6 V\lAC'HTTAt-lK o R3 : ~I :g~: T 91 STRIPPER T 10 DE ST! LLATIEKOLOM H 11 CONDE NSOR H 12 REBOI LER naar OPSlag koelwater BUTANOL STOOM P 1) POMP P 14 POMP H 15 CONDENSOR H 16 HEATERv 17 VLOEISTIVLOEIST-SCHEIDER
T \8 STRIPPER "' P 191 BLowER T 20 DE S TIL LAT r E KOLOM H21 KOELER HU REBOILER ~ ) \J T20 DIBUTYLFTALAAT
H2(/r
LUCHTBATCH-GEWIJZE PRODUKTIE VAN
DIBUTYLFTALAAT J v,)n der Mei. R Oe Goede OS\roomnr FVO No 2520 decem~'" 1961 8 T("fT'IPtr"'l-C
0
0bSdt"\Jlttnbil r vc
c
., :.iI
11)
I
··i (!-14-Hoofdstuk 5. Procescondities en dimensionering van de apparatuu~.
5.1. Inleiding.
Het gehele proces is onder te verdelen in een aantal stappen. Deze stappen zijn weergegeven in onderstQand blokschema en zullen in de volgende paragrQfen worden besproken.
butanol + ftaalzuur-anhydride hydrolyse en -- filtratie van de katalysator vorming van monobutyl-ftalaat butanol vormin ---..~Idibu ty 1-ftalaat water stripper strippen butanol/ ---.~I wat er destillatie ----·~I dibutyl-ftalaat.
fig. 1 schematische weergave van de procesvoering.
Daar er aan apparatuur zoals pompen geen bijzondere eisen
worden gesteld zullen deze apparaten verder buiten beschouwing
worden gelaten. Behalve het strippen van~utanol verlopen alle
stappen bij 1 bar. Wel wordt enige aandacht geschonken aan
de reactor en de katalysatorbereiding.
Omdat er in de literatuur weinig bruikbare gegevens zijn
gevonden kunnen bepaalde onderdelen niet worden berekend
en zullen er grove benaderingen worden aangewend.
5.2. Oe reactor
Oe reactor is een standaard geroerd vat van 10 m3 inhoud.
In de reactor bevindt zich een spiraal dat zowel voor verwarming
als voor koeling gebruikt kan worden. Het materiaal waaruit
de reactor is opgebouwd moet corrosiebestendig zijn, bijvoorbeeld
rosie-,t;r~·" "~~","":,~'.", ... ;'~~.{::~;:j:1": -:i!"~;":"\~:: ~~p:'~'
o
(I J", . ) , (')-15-bestendig te z1Jn, omdat de processtromen da.r geen zuur (monobutylftalaat) bevatten .Over eventuele corrosieve eigenschappen van tetrabutoxytitanaat is niets bekend.
Aan de reactor dienen de volgende voorzieningen aanwezig te
zijn:
1. Oe mogelijkheid moet aanwezig zijn om monobutylftalaat af te tappen;
2. Er moet een toevoeropening zijn voor de katalysator en voor het water dat nodig is voor de hydrolyse daarvan.
5.3. Oe katalysator.
Oe katalysator, tetrabutoxytitanaat, kan op eenvoudige W1Jze in het laboratorium worden gemaakt. Immers per batch heeft men maar drie liter van deze gele, olieachtige vloeistof nodig. Het tetrabutoxytitanaat kan verkregen worden uit een reactie tussen een titaanhalogenide(TiCl
4, TiBr4) en butanol, in aanwezigheid van bijv. pyridine (20). I[r}---'; v-v •
.l-..:.
,1.' I ' .Cr- , ol Ict ·· /'./(1'--;) , L.; ')1'-" f-(
5.4. Oe vorming van monobutylftalaat. ~~~
\ Uit de weinige literatuurgegevens van deze stap kan
gecon-l
cludeerd worden dat de oplossnelheid van ftaalzuuranhydride \bepalend is voor de vormingssnelheid.We gaan uit van de volgende veronderstellingen:
- de begintemperatuur van de stoffen is 200C.
- de soortelijke warmtes zijn onafhankelijk van de temperatuur.
de oplosbaarheid van ftaalzuuranhydride is onafhankelijk
van de temperatuur.
het ftaalzuuranhydride is binnen één uur volledig opgelost
en omgezet tot monobutylftalaat.
*)
Dit is beslist niet waar. Oe temperatuursafhankelijkheidzou bv. met een groepsbijdragemethode benaderd kunnen
worden. Voor onze schattingen is een gemiddelde waarde echter reeds voldoende.
In de reactor wordt 2013 kg(27,2 kmol) 1-butanol gepompt
*
en opgewarmd tot 99°C. Aan deze warme butanol wordt onder roeren
3363 kg ( 22 , 7 kmo 1 ) f t a a 1 z u u r a n h y d'r i de met een sn e 1 hei d van
0,93 kg/s toegevoegd. Ftaalzuuranhydride bestaat uit pellets, zodat het toevoegen weinig problemen zal geven. Oe vrijkomende reactiewarmte is niet bekend en wordt geschat op 35000 kJ /kmol.
---,) '; -~ ";.; ".-·i ':j
In
[,
I'~ (î-16-Dit op grond van de reactieenthalpie van de reactie tussen
maleinezuuranhydride en n-hexanol. Deze bedraagt 33,S.103kJ/kmol.
(26), De soortelijke warmte van fta.lzuuranhydride wordt geschat op 1,7 kJ/kgOC.
De benodigde hoeveelh~id warmte voor deze stap is gelijk a.n
de hoeveelheid warmte die nodig is voor opwarming ,van
ftaal-zuuranhydride(component A) plus de hoeveelheid nodig voor
het opwarmen van 1-butanol(component
B).
De totaal benodigdehoeveelheid warmte wordt dan dus gegeven door:
Deze hoeveelheid warmte be~raagt dus (3363*1,7 + 2013*2,9)*79
=
9,1.10SkJ. Dit wordt geleverd door condensatie vanmiddendruk-stoom. Lage druk stoom is niet toereikend.
Doordat er bij de reactie een aanzienlijke hoeveelheid warmte vrijkomt wordt het reactiemengsel opgewarmd. Indien er geen warmteuitwisseling met de omgeving pla.tsvindt
kan de adiabatische temperatuurstijging berekend worden volgens:
4T
ad
=
(-4H) • CA P • P C
,0 (2')
fen C zijn in dit geval gemiddelde waarden en worden als
p volgt bepaàld: 1 P N.B. hier is x. de 1 Voor de berekening =
L
xi,O i p. 1 ( 3 ) x.d
=
P'I:
1 , (4) p.* C . 1 p , lgewichtsfractie van component i.
van dichtheid en soortelijke warmte
wordt uitgegaan van de volgende wa.rden: PA = C
p,A
xA=
C A,O -3 1S30 kg.m=
1,7 kJ.kg-1•OC-1 O,S97=
4,8 kmol.m- 3 PB=
810C B=
p, 2,9 kg.m -3 kJ.kg-,.oC-1 xB
=
0,403"."-.-.0_-; t " -() ,'~ \ -17-Uit vgl.2,3 en 4 volgt nu:
o ó T ad= 66 C. -1 0 -1 C = 2,2 kJ.kg • C p -3 p
=
1148 kg.m5.5. De vorming van dibutylftalaat.
Na volledige omzetting van ftaalzuuranhydride tot
monobutyl-ftalaat wordt aan het reactiemengsel 3 liter tetrabutoxytitanaat toegevoegd. Hierdoor begint de vorming van dibutylftalaat.
Aangezien het gevormde water een negatieve invloed heeft op de conversiegraad is het zaak dit water te verwijderen. Daartoe wordt onder toevoer van warmte water en butanol verdampt. Het ver-lies aan butanol wordt gecompenseerd door vers butanol toe te voegen • De samenstelling van het reactiemengsel wordt
steeds zodanig geregeld dat de kooktemperatuur gelijk blijft aan 165°C. In de vorige paragraaf is gesteld dat 80%
mono-butylftalaat en 20% butanol kookt bij 1650C. Dit is niet geheel
juist. Door te veronderstellen dat de katalysator,
mono-en dibutylftalaat bij 16SoC een verwaarloosbare dampdruk hebben
ten opzichte van die van water en butanol,kan met de wet van Raoult berekend worden dat onderstaand mengsel een kookpunt
heeft van 1650C (in mol%):
katalysator + monoester + diëster
butanol
water
80%
zie oag.19,20. De snelheid waarmee butanol toegevoerd moet
worden om het reactiemengsel kokend te houden is als volgt
te berekenen:
Uit de massabalans over water en butanol volgt:
G*y
=
-rA.V (5 )( 6 )
.;
o
-18-G
=
damp stroom uit de reactor (kmol.h- 1 ) y=
mol fractie water (-)-rA = reactiesnelheid (kmol.m-3.~-1) V
=
volume van het reactiemengsel (m 3 )L = butanolstroom naar de reactor. (kmol.h- 1 )
Uit optellen van vgl 5 en 6 volgt:G
=
L. Dit ingevuld in vgl.5 levert:
-rA· V
L
=
(7 )Y
Van de reactiekinetiek in de aanwezigheid van tetrabutoxy-titanaat als katalysator is zeer weinig bekend. Verondersteld wordt dat de reactie eerste orde is zowel in de concentratie van butanol(C
B) alsin de concentratie van monobutylftalaat(CM):
( 8 )
Oe butanolconcentratie wordt constant gehouden. De concentratie van monobutylftalaat volgt uit de massabalans over deze
component:
=
k *C *. C ~c c:. k CM 8 - 2.D ",/ ( 9 )
Integratie van vgL 9 levert:
( 10)
Uit vgl.8 en 10 volgt nu:
-rA
=
k*C *C B M, 0 *exp(-k*C *t) 8 ( 11 )Oe butanolstroom naar de reactor wordt nu gevonden door invullen van (11) in 7:
L
= V*k*C *C B M,D * exp(-k*C *t) B y ( 12),
, -' .. ~;o
;ij -~ I .~,
Io
-19-Het volume van het reactiemengsel blijft niet constant. Bij aanvang van de reactie i~ het volume bij 1650C:
, -3 3
5040 kg monobutylftalaat a 1000 kg.m
=
5,04m 11 kg ( 0,6 kmol) waterá
900 kg.m-3=
0,01 m3 377 kg(5,1 kmol)buta~ol
á 500 kg.m-3=
0,75 m33
Het totaal volume bedraagt dus 5,8 m •
Na afloop van de reactie is er 6311 kg( = 22,7 kmol) dibutylftalaat gevormd, met een dichtheid van 950 kg.m-3
3
Het totaal volume is dan gelijk aan 7,3 m • Het gemiddelde volume wordt gesteld op 6,5 m3.De concentraties worden dan:
-3
CB
=
0,9 kmol.m ,-3
CM
,
0=
3,5 kmol.m •De reactiesnelheidsconstante is niet bekend. Uit de laborato-riumexperimenten van Bolotina(21) valt op te maken dat
met het gekozen proces binnen 5 uur 99,7% conversie wordt bereikt. De reactiesnelheidsconstante wordt geschat volgens vgl .10: Invullen van: ~
=
0,997 t=
5 uur -3 C B=
0,9 kmolom k=
-
In(1-~) C *t B 3 -1-1 levert: k=
1,3 m kmol h • ( 13)Invullen van de in het voorgaande berekende waarden in vgl.12 levert de butanolstroom naar de reactor als functie van de tijd:
L
=
164* exp(-1,16*t) ( 14)De totale dampstroom uit de reactor heeft dus dezelfde tijdsfunctie. De samenstelling van deze dampstroom is 84%
butanol en 16
%
water. Deze samenstelling is als volgt bepaald: Verondersteld is dat de dampspanningen van monobutylftalaat,dibutylftalaat en de katalysator verwaarloosbaar zijn ten opzicte van die van water en butanol.
.. ~:, ., ( ) .:-., .. .ei .~ ~)
o
I
11) ';.-. ' ... - ..••• t'< ,., '... ~ ... 4 .• ."-... .-20-Volgens de wet van Raoult geldt: *"
p.
=
p. *" X .1 1 1
en volgens de wet van Dalton:
Uit vgl.15 en 16 volgt: *" y.
=
1 p. 1 *" X. 18ij 1650 C geldt:
p~
0=
8,0 bar2
( 15)
( 16)
( 17)
*
P8
=
4,6 bar ( grafiek 4, bijlage 1).Omdat Ptot
=
1 bar geldt:YH 0 2 Ook geldt: + Y8
=
8,0*"x H 0 2 + x8 + x. lner t + 4,6*"x 8=
1=
1 ( 19) Eliminatie van x 8 uit vgl.18 en 19 levert: Xinert=
3, 6 + 3,4 *" x H2 0 4,6 ( 18) (20) Omdat xH 0 uit vgl.2Ö:altijd groter dan of gelijk is aan nul volgt x. lner t ~ 0,78.
Co.
Eliminatie van x
H 0 uit vgl 18 en 19 levert.op dezelfde wijze:
2
x. t~ 0,88.Het mengsel kan dus alleen dan koken wanneer lner
-de waar-de van x. t ligt tussen 0,78 en 0,88. Indien de inert-lner
concentratie zo laag mogelijk wordt gekozen, bestaat de reste-rende hoeveelheid reactiemengsel uit een relatief grote
concentratie butanol ten opzichte van de waterconcentratie. Dit is gunstig voor de reactiesnelheid. Daarom wordt gekozen voor xi nert = 0,80. Uit vgl 20 volgt dan: x H 0
=
0,02.Uit vgl. 19 volgt: x
8
=
0,18. Uit vgl. 17vo~gt
dan de samenstelling van de dampstroom.I -> ( , j '~ .,
o
-21-De warmtestroom naar de reactor.
De warmte die aan het reactiemengsel toegevoegd moet worden bestaat uit twee termen:
- De warmte, nodig om de butanolstroom die de reactor ingaat
op te warmen van 117 tot 165
°c
(L)- De verdampingswarmte,nodig om het butanol-watermengsel
te verdampen (G)
De verdampingswarmten van water en butanol zijn overgenomen uit lit.5:
4H B
=
9200 kcal.kmol-1=
38640 kj.kmol-1,v, -1 -1
4H H 0 = 10000 kcal.kmol = 42000 kJ.kmol •
v, 2
De verdampingswarmte van het mengsel wordt nu geschat op
. -1
0,84*38640 + 0,16*42000
=
39180 KJ.kmol •De totale warmte stroom volgt uit:
Q = G*óH + L*C *(165 - 117) ( 21) Met C B p,
=
2,9 v2,
B kJ.kg-1oC=
215 kJ.kmol-10C-1 en vgl.14 levert dit: Q=
81*10 *exp(-1,16*t) 5 (22) o 0Bij condensatie van stoom va~ 10 bar}220 C naar 165 C
-1
komt 2110 kJ.kg aan warmte vrij. Met behulp van dit gegeven
volgt nu uit vgl. 22 de hoeveelheid stoom die gecondenseerd moet worden als functie van de tijd:
met G s G s 3
=
3,8*10 *exp(-1,16*t) -1 = stroom stoom, kg.h (23))
,~
I
)
-22-5.6.oe butanol-water scheiding.
5.6.1. Oe destillatietoron T10
In deze toren wordt de voeding, de butanol-water stroom uit de reactor, gescheiden in zuiver butanol en de butanol-water azeotroop(75 mol% water). Oe azeotroop wordt gecondenseerd waardoor er twee lagen ontstaan. Oe lichte fase bevat 40 mol% butanol, de zware fas 2 mol% butanol. Zie bijlage 1. Oe butanol-rijke laag dient als refluxstroom voor de destillatietoren. Oe waterrijke laag dient als voeding voor destillatietoren T20.
Oe dampstroom die uit de reactor komt(16mol% water, T=1650 C)
moet eerst worden gecondenseerd, en vervolgens worden opgeslagen
in het wachtvat V6. Immers, deze dampstroom is in het begin
van de reactie erg groot,maar wordt steeds kleiner :zie vgI14).
Zonder dit wachtvat zou de destillatiesectie ontworpen moeten worden op de zwaarste belasting, aan het begin van de reactie. Oe afmetingen zouden dan onevenredig groot worden. Nu kan
echter gezorgd worden voor een continue voedingsstroom.
Oe voeding wordt als verzadigde vloeistof de destillatiesectie
binnengebracht. Tijdens de reactie wordt 22,7 kmo 1 water gevormd.
Oe dampstroom bestaat uit 16 mol% water zodat in totaal 119,2 kmol butanol met het water meekomt. Geëist wordt dat de
de~tillatie plaatsvindt gedurende de reactie, dus in een
tijdsbestek van 5 uur. Oe voedingsstroom is hiermee vastgelegd op 28,4 kmol per uur. Oe scheidingsberekeningen worden
uitgevoerd op de door Zuiderweg (28) aangegeven methoden:
F
=
0 + B (24)massabalans water: (25)
Met xe
=
0 volgt uit vgl 24 en 25:,-,
'''''
'. 7!..
C (.
, -; .)-23-r
=
28,4 kmol.h -1 xr
=
0,16 xo
=
0,98 Dus: 0=
4,6 kmol.h -1 , 8=
23,8 kmol.h -1 •Voor de verklaring van de symbolen zie fig.2 ...
I
x"u
----Vl~--
)
t
\:
--
--.1. L,xl.t
T10F.
)<10I
:.Bx .,Bfig 2. Principeschets van de destillatietoren T10
met de fasenscheid~r V17, met de bijbehorende
nomenkl.tuur van de stromen.
Omd.t de gehele butanolrijke fase wordt teruggevoerd naar de kolom is de refluxverhouding te berekenen volgens de
hefboomregel: Invullen van X
o
=
0,98 xAZ=
0 0 . r-xL =~ ~O) -1 levert: R=
1,53, L=
7,1 kmol.h • (27)De werklijn voor de ropsectie van T10 ligt nu dus vast.
De vergelijking van de werklijn luidt:
R
*x 1 *
'I
=
R + 1 . + R + 1 Xo
(28)Met R
=
1 ,53 en Xo
=
0,98 volgt uit vgl.28:... ~
o
, " /. :)-24-In gr~fiek 2, het x,y-di~gr~m voor butanol-water (zie bijlage 1) is deze lijn getekend. Met q=1 voor de q-lijn blijkt dat
de werklijn voor de onderste kolomsectie kan worden weergegeven door:
y
=
3,1*x (30)Hieruit blijkt eveneens dat voor de scheiding 7 theoretische evenwichtstrappen nodig zijn, dus 6 theoretische schotels. ( de reboiler is ook een evenwichtstrap).
Kolomontwerp.
Voor het schotelontwerp wordt uitgeg.an van de meest ongunstige situatie.De flowparameter:
cp
=
( 31)is het grootst in het onderste kolomgedeelte,omdat:
1. de verhouding
LIG
daar het grootst is,2. de vloeistoffase daar uit vrijwel zuiver butanol bestaat,
dus
P
l is daar het kleinst,3. de gasfase eveneens uit vrijwel zuiver butanol bestaat,
dus
p
is daar het grootst. gOe dichtheid van de vloeistoffase ,
P
l ,is
bij benaderinggelijk aan de dichtheid van butanol bij 117°C. Dit is gelijk
aan 725 kg.m-3(5). Oe dichtheid van de gasfase wordt benaderd
volgens de ideale gaswet:
p ' p
=
gR*T
*
~y.Mi 1 1 . Invullen van :MB
P=
T=
R=
-1 = 74 kg.kmol 1 atm. 390 K,
-3 3 -1 -1 82,057*10 m .atm.kmol .K -3 levert:p
= 2,3 kg.m • g (32)) i . '/ [) )
-25-Met L/G
=
3,1 voor de bodemsectie wordt de flowparameter9'=
0,175.Gekozen~ordt voor een schotel met een vr~Je ruimte van 6%,
omdat een dergelijke schotel qua rendement het meest
flexibel is. De volgende grootheden worden eveneens gekozen: Oe schotelafstand
Hoogte v.d.overlooprand 2 Lengte overlooprand per m
H s
=
H w=
b= 0,5 m. 50 mme 2 0,5 m/m •De maximale belastingsfactor volgt dan uit grafiek 6, bijlage2:
À
=
0,075s,max
-1
m.s • Oe te gebruiken belastingsfactor wordt: <:>
À
=
0 75·À=
s ' s,max 0,056.oe belastingsfactor is gelijk aan:
(33)
-1
Uit vgl.33 volgt dan: U
=
1,0 m.s • Uit grafiek 5,bijlage 2gJ.1
volgt met À = 0,056 m.s het overall-rendement: E = 0,85.
s 0
De dampbelasting van de kolom volgt uit de massabalans over
het onderste gedeelte van de kolom:
(34) Met
G'= G'=
!
'
-1L G
=
3,1 en 8=
23,8 kmol.h volgt uit vgl.34:-1
11,3 kmol.h .Toepassen van de ideale gaswet levert:
3 -1 3 -1
361,9 m.h
=
0,1 m .sHet schoteloppervlak wordt bepaald volgens:
G'
s
=
(35)U g,s
UIt vgl. 35 volgt:S = 0,10 m 2 •
De diameter van de toren volgt uit:
o
=(4:S)~
(36)Dus 0
=
0,35 m.%
Uit grafiek 6, bijlage 2 blijkt dat de valpijp 12,5 van het schoteloppervlak in beslag neemt. De "bubbling area" is dan 75%, dus 0,075 m2.De lengte van de overloopran d per rfI2
o
-26-Oe drukval over de kolom.
Oe drukval over de kolom wordt uitgedrukt in kolom 6H. Deze wordt berekend volgens:
hoogte vloeistof-6H -Hierin is 1 2g
tP=
CC)
2 ~~ (~)-
*
.1
U p b G g LG
kan vgl.39 herschreven worden tot:tP=
<P
bInvullen van
<P=
0,175 en b=
0,67 levert:f=
0,26. Oe steek, s, is 2 cm groot (voor de berekening daarvan bijlage 3).Oe holdup hL wordt dan 0,036 m.
Oe gassnelheid betrokken op de bubbling area,
/ -1 0,10 0,075 = 1,33 m.s •
F
= 0,06,Co
=
0,67(28). U , is g (37) (38) (39) (40) zieIngevuld in vgl.37 levert dit voor de drlikval over de schotel:
AH
=
0,21 m vloeistofkolom.Oe vloeistofhoogte in de valpijp wordt berekend volgens:
( 41 )
Oe vloeistofhoogte h , die nodig is om de vloeistof door de
5
constrictie te laten stromen wordt berekend volgens:
_1
(U
l t sp)2hS
=
2g Co
(42)
Hierin is U de lineaire vloeistofsnelheid in de uitlaatspleet
l,sp -1
,
I. .j"',
i
-,
-27-3 -1 .=
0,001 m.s .Ind1en de oppervlakte van de uitlaatspleetgelijk wordt gekozen aan de oppervlakte van de horizontale valpijpdoorsnede ( = 0,0125 m2),dan wordt:
U
l,sp
=
0,001 0,0125-1
=
0,08 m.s •Met CD = 0,55 volgt dan uit vgl.42: hS = 0,001 m vloeistofkolom. De vloeistofhoogte in de valpijp is dan volgens vgl. 41
gelijk aan 0,25 m vloeistofkolom.
Voor een goede werking van de valpijp moet gelden:
ÓH < 0,5*(H + H )
vp - s w (43)
In dit geval geldt:
H
+H
=
0,55m , zodat aan voorwaardes w
43 is voldaan. De druk val over de schotel wordt dus voornamelijk bepaald door de eerste term in vgl.37. Deze term, dus ook
de drukval, wordt kleiner bij bovenliggende schotels. Immers PI wordt groter en Pg wordt kleiner. Ook f , en daarmee hl' wordt kleiner. Bovenliggende schotels zullen dus niet over-belast worden.
Voor het kolomgedeelte boven de voedingsschotel gelden
i.h.a. andere condities omdat hier de,~amp- en vloeistofstromen anders zijn dan in het onderste kolomgedeelte. Opde voedings-schotel is de samenstelling van de dampfase 55 mol% water en de samenstelling van de vI oei stof fase 16 mol% water~
Oe temperatuur is hier 375
K
(zie grafieken 1 en2,
bijlage 1.) Oe dichtheid van de dampfase wordt hier geschat volgens:P.
g= (
x *M H + (1 - x) *M ) * 20 8 -3 pRT
(44 ) Uit vgl.44 volgt: p=
1,40 kg.m • 9 -3De dichtheid van de vloeistoffase wordt geschat op 747 kg.m (Geschat met behulp van gegevens uit lit.5).
De massabalans over het bovenste kolomgedeelte luidt:
G
=
l + 0 (45)Uit de vergelijking van de werklijn blijkt: liG
=
0,6. Met°
=
4,6 kmol.h -1 wordt G=
11 ,6 kmol.h -1 l=
7,0 kmol.h -1 •û
o
- ... i,d
Cl
( 1 ()o
n
-28-Omgerekend naar massastromen, met: M damp = 0,55*MH 0 + 0,45*MS 43,2 -1
=
kg.kmol , M 0,16*MH20 0,84*MS 65,0 -1 vldt.=
+=
kg.kmol , 2 wordt G=
499,4 kg.h -1 L=
451,8 kg.h -1 •Dit ingevuld in vgl. 31 levert: ~= 0,039.
De damp stroom is in beide kolomgedeelten gelijk. Ook de
-1
belastingsfactor, " , heeft dan dus dezelfde waarde: 0,056m.s s
Uit grafiek 6, bijlage 2,volgt dan dat een schotelafstand van 0,40 m voor het bovenste kolomgedeelte voldoende is. Voor het oppervlak van de valpijp wordt dan 8
%
van het schoteloppervlak gereserveerd. Oe bubbling area wordt dan 0,084 m2 en b=
0,05/0,084=
0,60 m/m2. vgl.40~ 'lP=
0,065. v g 1 • 3 8--7 hL=
0, 0 3 m. U g=
0,10/0,084=
1,2 -1 m.s • vgl. 37~ 6H = 0,11 m vloeistofkolom.Het oppervlak van de uitlaatspleet wordt weer aan de oppervlakte van de valpijp
=
0,016 m2• Oe volumestroom vloeistof bedraagt 451,8/747=
1,68 * 10-4 m3. s -1. Hieruit volgt: UI , s-p=
v g I. 4 2.-..) h S=
vlg. 41 ~.6.H=
vp 1,6*10-5 m vloeistofkolom. 0,14 m vloeistofkolom.Aan voorwaarde 43 is dus voldaan.
gelijk gekozen
3 -1
= 0,605 m .h
-2 -1
10 m.s •
Het schotelrendement is evenals in de bodemsectie gelijk aan 0,85. Er waren 6 theoretische schotels nodig, dus 7
praktische: 3 boven de voedingsschotel en 3 eronder.
De lengte van de kolom wordt daarmee gelijk aan :
3*0,50 + 3*0,40
=
2,7 m.De diameter was reeds berekend op 0,35 m.
5.6.2~ ÖB destillatietoren T20.
In daze kolom wordt de waterrijke laag, afkomstig van de vloeistof-vloeistof scheider V17 als voeding ingebracht.
.'
.~
.d
-29-Het topprodukt is de butanol-water azeotroop, het bodemprodukt
is zuiver water. Het water wordt geloosd. Ook voor dit ont-werp wordt er van uitgegaan dat de voeding binnen 5 uur verwerkt moet kunnen worden. De voeding komt binnen als
verzadigde vloeistof. Daar de Berekeningen analoog zijn
aan de in 5.6.1. gegeven berekeningen wordt hier volstaan met te verwijzen naar de gebruikte formules.
-1 F2
=
4,6 kmol.h xf2=
0,98 xD2=
0,75 x 82=1,00 vgl. 24 en 2 5 - },
02 82 -1=
0,4 kmol.h , -1=
4,3 kmol.h •Oe minimale refluxverhouding voor dsze scheiding is nul. Oe scheiding in de bodemsectie vereist dan een zeer groot
aantal schotels, omdat de werklijn dan vrijwel samenvalt met de
evenwichtskromme. Op grond hiervan wordt nu gekozen voor R
=
1.De vergelijking van de werklijn voor het bovanste kolo~gedeelte
wordt dan: YC4H90H
=
0,5*xC4HgOH + 0,125 en voor de bodemsectie: YC H OH=
6,7*xC H DH 4 9 4 9 (46) (47) Het aantal theoretische contactplaatsen wordt geschat op 7.(In grafiek 3, bijlage 1 konden er slechts 5 getekend worden~. Kolomontwerp.
Oe flowparameter zal ook hier het grootst zijn in het onderste kolomgedeelte. Hier bevindt zich vrijwel zuiver water. Oe
temperatuur is dan ongeveer 100°C. Ook hier wordt het
percen-tage vrije ruimte van de schotel gesteld op 6%.
vgl.32~ fg
=
0,6 kg.m -3-3
lit.S )
fl
=
960 kg.m vgl 31 --;. cp= 0,166. v g l . 4 7 - - j LIG=
6,7) 1 :. ~ .. ;1
o
.
)-30-Gezien de geringe belasting van de kolom wordt de
schotel-afstand gekozen op H
=
0,30 m. s -1 Grafiek 6, bijlage2---"7 À=
0,033 m.s s,max -1 À s s ,=
0,75*À max=
0,025 m.sVoor de valpijp wordt 12,5% van het schoteloppervlak
gereser-veerd.
Grafiek 5, bijlage 2 ---:JE = 0,85.
0
vgl.33-)U = 2,3 m.s -1 •
g,s
Uit de massabalans over het onderste kolomgedeelte:
, ,
L2 = G2 + 82 (48)
' j , -1
volgt met L2 G2 = 6,7 en 82 = 4,3 kmol.h :
-1 -3 3 -1
G2'= 0,75 kmol.h
=
6,4*10 m.sHet oppervlak van de schotel is dan volgens vgl.35: S
=
2,8*10-3 m2.Uit vgl. 36 volgt dan: 0
=
6 cm.Dit is dus een zeer smalle kolom.Zuiderweg(28) heeft als eis
vermeld dat de afstand tussen vloeistof toe- en afvoer
op de schotel minstens 40 cm moet zijn. In het vorige geval
(kolom T10) kan nog wel worden aangenomen dat de benadering
redelijk is; hier kan dat echter niet meer, Het.is dan nog
maar de vraag of een schotelontwerp zoals dat in 5.6.1
is gegeven hier ~og toegestaan is. Daarom wordt deze kolom
hier niet verder doorgerekend. ~e stellen derhalve het volgende:
o
=
6 cm6 E
theoretische sChotels~7 praktische schotels.
= 0,85
o
De lengte van de kolom wordt dan gelijk aan 2,1 m.
Een glazen spijkerkolom van 2 m zal hier waarschijnlijk al voldoende resultaat geven. Een dergelijke kolom kan goed beschermd worden door hem in een metalen pijp te plaatsen. 5.7. Hydrolyse en filtratie van de katalysator •
Na afloop van de reactie zal het mengsel de volgende samenstelling hebben: (in mol~s)
,'-0', ~"
.
-:) ( J. :;I
I~
. ~.
. ,~ . -' .. .,-.~' .. _-, " ,' .. .. '.' ,"" .. . '....,' . 80%
dibutylftalaat, 18%
butanol, 2%
watslt, :-.
,
-31-0,06%
tetrabutoxytitanaat. .IOe sootelijke massa van tetrabutoxytitanaat was niet bekend en
- 3
werd derhalve (hoog) geschat op 155 kg.m- .oe hydrolyse van de
katalysator kan worden voorgesteld door de volgende reactieverge-lijking:
(49)
Voor hydrolyse is dus theoretisch 6,4*10-2 kmol water nodig.
Deze hoeveelheid is ruim aanwezig in het reactiemengsel. Het
reactie-mengsel zou dus alleen nog maar afgekoeld moeten worden om de
hydro-lyse te laten verlopen.In de praktijk is echter 0,5-2,0
gewichts-proeent nodig, vermoedelijk door de ongunstige ligging van het
evenwicht van de hydrolysereactie. Boven 2 gewichtsprocent treedt
ontmenging op(19). Om zeker te zijn van een zo volledig mogelijk
verlopende hydrolyse wordt door toevoegen van 113 kg water het
gewichtspercentage water ingesteld op 2 (20 mol%, 6,9 kmol in het
mengsel). Het reactiemengsel wordt met koelwater via de aanwezige
spiraal afgekoeld tot B50 C. Oe reden waarom B50 C is gekozen zal in
de volgende paragraaf worden uiteengezet. Bij de hydrolyse ontstaat
eveneens een hoeveelheid butanol (6,4*10-2 kmol). Deze hoeveelheid
heeft vrijwel geen onvloed op de concentratie(nu 15 mol%).
Er is geen kinetiek bekend van de hydrolyse van tetrabutoxytitanaat. Verondersteld wordt derhalve dat de hydrolyse is verlopen wanneer het reactiemengsel een temperatuur van 85°C. heeft bereikt.
Oe gehydrolyseerde katalysator wordt door middel van filtratie uit het reactiemengsel verwijderd.Gegevens om dit filtartieproces te kunnen berekenen ontbreken. Oe af te filtreren hoeveelheid is echt -zeer weinig( ca. 4,5 kg), zodat er weinig problemen met deze
stap te verwachten zijn (Overleg met de leverancier van filtratie-apparatuur kan uitkomst bieden.)ooor een roterend vacuumfilter te gebruiken , waarbij het residu wordt afgeschraapt, kan verstopping van het filter voorkomen worden en zal de filtnatie
-I )
-32-t@n gevolge van het vacuum vrij snel verlopen. Daar bij de
volgende stap, het strippen van butanol, een druk van 100 mm Hg
(= 0,13 bar) gewenst is,kan deze druk reeds hier ingesteld
worden. Om een gefundeerde uitspraak te doen omtrent de
filtratie~tap zijn meer gegeven~ nodig.
5.8. Oe butanolstripper T9.
Om een scheiding te kunnen bewerkstelligen moet gelden dat:
s
=
K~G ~
1 (50)Oe verdelingscoëfficiënt ,Kt wordt gegeven door:
*
K
=
1.=
.P.x
p ( 51 )Uit vergelijking 51 blijkt dat K groter wordt bij lager wordende druk of bij verhoging van de temperatuur. Oe temperatuur mag echter niet zo hoog gekozen worden dat hydrolyse van de ester op kan treden. Combinatie van vgl. 50 en 51 geeft als
voorwaarde:
> 1 (52)
In de literatuur wordt als druk 100 mm Hg voorgesteld.(19).
Als stripgas wordt stoom van 0,13 bar gekozen. Het
butanol-water mengsel dat hierbij ontstaat kan met de aanwezige destil-latietorens worden gescheiden in de zuivere componenten.
Daardoor wordt het butanolverlies van het gehele proces nihil. Wanneer geëist wordt dat het produkt niet natter gemaakt mag worden door het strippen met stoom,dan moet de stoomdruk kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de dampspanning van water boven de
ester. In formulevorm:
(53)
Oe druk was reeds gekozen op 0,13 bar. Oe eenvoudigste
proces-condities worden verkregen als in vgl.53 gekozen wordt voor
gelijkheid tussen linker- en rechterlid. Met xH 0= 0,2
(molfractie) volgt uit 53:
p~
0=
0,6 bar. 2)
-33-Oe bijbehorende temperatuur volgt uit grafiek 4, bijlage 1:
T
=
85°C. Uit dezelfde grafiek blijkt: P;(850C)=
0,3 bar.Uit vergelijking 52 volgt nu:
(GIL).
=
0,4. We kiezenmln
GIL
=
1,25*G/L . •
Uit verg. 51 volgt dan ook: K=
2,5.mln
Uit vgl. 50 volgt dan: S
=
1,25. De fractie butanol die nietgestript wordt volgt uit:
3 - 1
f
=
(54)Stellen we als eis dat de butanolconcentT8tie in de uitgaanue
dibutylftalaatstroom niet groter mag zijn dan 0,5 mol%,dan kan,
met 15 mol% butanol in de inkomende stroom,uit vgl.54
worden berekend: N
th
=
3,5.Het kolomontwerp.
Ook dit ontwerp verloopt analoog aan dat in 5.6.1. Volstaan wordt hier met de verwijzingen naar de formules. Gekozen wordt voor een schotelkolom met 5 mm gaatjes in driehoekspatroon.
Voor de berekening van de flowparameter moeten~ en Pg bekend
zijn. Deze variëren echter met de plaats in de stripper en worden als volgt bepaald:
?
is het grootst bovenin de stripper. PI is daar kleiner danonderin de kolom, terwijl Pg bovenin juist groter is dan onderin. Hier geldt:
M vIst.
=
O,2*MH 0 2 + O,15*MB + O,65*MOBF (55)
-1
=
193 kg.kmolUit vergelijking 55 volgt: M 1 t
v s . Evenzo geldt:
M damp = YH 0 * M 2 H + YB*MB
20
(56) De samenstelling van de dampfase volgt uit de massabalans over de kolom:
(57)
Met y.
=
0 en x ' t/x,=
f volgt uit vgl . 57:ln Ul ln
() û
c
( I(I
(' j-h
-34-Invullen van LIG = 2, x.ln = 0,15 en f = 0,03
-1
levert: y, 't=0,29.*)
Ul Uit vgl.56 volgt nu: Md amp = 34 kg.kmol •
Uit vgl. 32 volgt nu: Pg = 0,15 kg.m -3 •
Bij 85°C wordt de dichtheid van de vloeistoffase als volgt berekend: 1kmol vloeistof weegt 193 kg en bevat 3,6 kg water, 11,1 kg butanol en 178,1 kg dibutylftalaat. Bij 85°C geldt:(5)
IJ -3
I DBF
=
995 kg.m ,-3
PH 0 = 970 kg.m , PB2 = 755 kg.m-3
Onder aanname dat het meng volume nul is wordt met de gegeven dichtheden het molair volume berekend:
V
= 0,1974 m3•Met behulp van de molmassa wordt nu berekend:P
l Uit vgl. 31 volgt nu: r,P= 0,14.
Gekozen wordt voor een schotel type met: H
=
50 mm, w b=
0,5m/m
2, 6%
vrije ruimte. -3 = 978 kg.m.Voor de schotel afstand wordt een waarde gekozen van 0,5 m. Uit grafiek 6, bijlage 2 volgt:À s,max = 0,078 en
12~% van het oppervlak is gereserveerd voor de valpijp.
~ -1
Met À = 0,75*A volgt uit vgl.33: u = 4,8 m.s
s s,max g,s
Uit grafiek 5, bijlage 2 volgt: E = 0,85, N
th=3,5, N = 4.
o pro
Gesteld wordt dat het gehele reactiemengsel in één uur verwerkt
moet kunnen worden. (22,7 + 5,1 + 6,9
=
34,7 kmol). Dus:-1
I
-1L = 34,7 kmol.h • Met L G = 2 volgt daaruit: G
=
17,4 kmol.h .RT 3-- -1 - I
Voor de dampfase geldt:
V
= - - = 223 m .kmol , zodat devolume-p 3 -1
stroom damp geltjk is aan 1,08 m.s • Het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de schotelkolom wordt dan volgens vlg.35
gelijk aan 0,23 m2• Uit vgl 36 volgt dan: 0 = 0,50 m. De lengte van de kolom wordt gelijk aan 4*0,5 = 2 m.
Oe druk val over de kolom. "but!Jbling area"
steek s = 2 cm.
2
=
0,175 m(zie bijlage 3).
Lengte overlooprand
=
0,12 m b =~:~~5
= 0,69m/m
2 bubbling areaVgl. 4o~t= 0,20.
Vgl. 38~ hl = 0,03 m.
Vgl.37~~H = 0,22 m vloeistofkolom per schotel.
*)
Indien niet met constante dampstroom wordt gerekend:y 't= 0,22. UlOe dampstroom be;taat in werkelijkheid uit 17,4 kmol water en 5 kmol butanol.
I
o
() ( )-35-Het oppervlak van de uittreespleet wordt weer gelijk gekozen aan
het oppervlak van de horizontale valpijpdoorsnede
=
0,12*0,23=
2 -1 ( ) - 1 -1
0,028 m. Ul,sp
=
L*Ml*Pl * 0,028=
0,07 m.sVgl.42--) h =;) 0,B01 m.
s
V g 1 • 41~ 6.H vp
=
0,25 m.Aan voorwaarde 43 is dus voldaan.
Oe uitgaande butanol··waterdamp kan na flashen bij 1 bar
gescheiden worden in de zuivere componenten met behulp van de reeds aanwezige destillatietorens T10 en T20. Deze
butanol-waterstroom komt dan binnen in V17. Oe desti. latietoren T20
krijgt nu een grotere stroom te verwerken dan werd berekend in par. 5.6.2. (Zie bijlagen 5 en 6). Op grond hiervan moet de dia-meter van kolom T20 herzien worden. Deze wordt dan 10 cm.
(zie par.5.11.2).
Er rest nu nog de vraag hoe stoom van 0,13 bar en 850e
verkregen kan worden. 8ij adiabatisch flashen kan de verhouding tussen begin- en eindtemperatuur als functie van de verhouding
tussen begin- en einddruk gesGb~t worden volgens:
-1 -1
Voor stoom geldt: e z 36,7 J*mol *K •
(59)
P
Met flashen van lage druk stoom (3 bar, 190oe) naar 1 bar
wordt volgens vgl. 59 de eindtemperatuur gelijk aan 88 oe.
Dit is echter onder het atmosferisch condensatiepunt van water,
hetgeen een gevolg is van de onnauwkeuri gheid van vgl.59.
In ieder geval kan wél geconcludeerd worden dat stoom van
850 e e n , 0 13 b ar nle . t ver regen k kan wor en d d oor h t fl e as en van h
lage druk stoom, tenminste, niet door een adiabatische flash. Het flahsen zal dan moeten geschieden onder toevoer van warmte, hetgeen ons geen groot probleem lijkt op te leveren.
5.9. Oe waterstripper. (T18)
Oe vloeistofstroom uit de butanolstripper wordt eerst op een
druk van 1 bar gebracht. Dit heeft vrijwel geen invloed op de
temperatuur van de vloeistoffase. Deze stroom bestaat nu uit:
22,7 kmol dibutylftalaat, 6,9 kmol water
)
('
-36-Om geen temperatuursverschil over de kolom te krijgen wordt
gestript met lucht van 850C. Deze stap verloopt tegelijkertijd
met het strippen van butanolj de totale tijdsduur is dus 1 uur.
P*H 0(850C) = 0,6 bar, p = 1 bar, vg1.51 ~ K
=
0,6.Indfen G/L = 2 wordt gekozen is de scheidingsfactor 5 gelijk aan 1,2. Stellen we als eis dat er in het eindprodukt 0,5 mol% water over mag blijven dan is f gelijk aan 0,02. Uit vgl.54
volgt dan: N th = 13. Het kolomontwerp. -1 L = 29,7 kmol.h • -1 G = 59,4 kmol.h • -3
P
I = 993 kg.m • -3fg=
0,93 kg.m(De dichtheden van beide fasen zijn op dezelfde wijze berekend als bij het vorige kolomontwerp.)
Gekozen wordt weer voor een schotel type met:
6
%
vrije ruimte, H=
50 mm, w s=
2 cm, 2 b=
0,5 m/m •De schotelafstand wordt weer gekozen op 50 cm. 11= 0,12.
>-
= 0,08~ À =0,06. s,max s VgI.33~ U g,s -1 = 2,0 m.s Grafiek 5, bijlage 2~ E=
o Vgl. 35 - - 4 . oppervlak 5 0,85, ~ 2 = 0,25 m • Vgl. 36--?') diameter 0 = 0,60 m. Kolomlengte = 15*0,5=
7,5 m. N = 15. prGrafiek 6, bijlage 2 ~ percentage oppervlak voor valpijp =
12
;10
Lengte overlooprand
=
0,125 m, bubbling area=
0,19 m2, b = 0,66 m/m2 bubbling area. Vgl. 40 Vgl. 38 Vgl. 37---'7-;-
=
0,18 ~ h l = 0,03 m.--+LlH
=
0,22 m vloeistofkolom per schotel.-1 m.s
UI ,sp
=
0,06Vgl. 42 ~ h s
=
0,0006 mû
ç
c
)I
IJ
I Io
- - - - -. _ . _ --37-Aan voorwaarde 43 is voldaan. 5.10. Het wachtvat V6.
De dimensies van het wachtvat worden bepaald door de maximale hoeveelheid vloeistof die èr in opgeslagen is. De massabalans over het vat luidt:
Ophoping
=
In - Uit (60)De inkomende stroom wordt gegeven door vgl. 14.
De uitgaande stroom is gelijk aan de voedingsstroom van
destil--1
latietoren T1D: 28,4 kmol.h • Invullen hiervan in vgl.60
~evert:
dN
dt
=
164*exp(-1,16*t) - 28,4 ( 61)Het maximale aantal kilomolen vloeistof in het vat wordt gevonden door dN/dt gelijk te stellen aan nul. Uit vgl.61 wordt dan gevonden: t
=
1,5 h. Integratie van vergelijking 61 levert :N(t)
=
~*(1
exp(-1,16*t))-
28,4 *t (62) 1 , 1 6Invullen van t
=
1 , 5 h levert: N=
32 km ol ~ 2,6 m 3.
max3