• Nie Znaleziono Wyników

Widok Adpositionele configuraties in het Nederlands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Widok Adpositionele configuraties in het Nederlands"

Copied!
15
0
0

Pełen tekst

(1)

Wrocław 2014

Cor VAN BREE (Universiteit Leiden)

Adpositionele configuraties in het Nederlands

Abstract

Dutch has three kinds of adpositional constructions: prepositional (unmarked in use), postpositional (denoting trajectivity) and circumpositional (denoting directionality). In practice the differences are very subtle; moreover, there are regional preferences, in the south (Flanders) for prepositions, in the northeast for circumpositions and in the west (Holland) for postpositions. Dutch adpositions of space can be syntactically and semantically divided into at least four categories: 1. indicators of direction: ik ga naar huis ‘I am going to my house (home)’; 2. indicators of distance: ik liep langs het huis ‘I walked along the house’; 3. rough indicators of space (‘rest’): ik stond voor het huis ‘I stood in front of the house’; 4. precise indicators of space: ik stond in het huis ‘I stood in the house’. This contribution describes the interplay between constructions and categories. For instance, in the first category doubling is possible: ik ga naar huis toe (‘to’). Members of category 2 have the most possibilities: besides prepositions they can be postpositions: ik liep het huis langs, first parts of circumpositions: ik liep langs het huis heen (‘away’), and last parts: ik liep voor het huis langs.

In the third example voor is an adposition of category 3; thus it can be a preposition and a first part of a circumposition. Members of category 4 can be postpositions: ik liep het huis in ‘I walked into the house’. In the last section Dutch is provisionally contrasted with Polish, which only has prepo- sitions. To translate these four Dutch categories into Polish, we can use prepositions with different cases (genitive, accusative, locative, instrumentalis), perfective and imperfective verb forms and non-adpositional ways of expression.

1. Inleiding

1

Het Nederlands is een bijzondere taal, in ieder geval in zoverre dat het drie soorten adposities kent: preposities oftewel voorzetsels (in de tuin), postposities oftewel achterzetsels (de tuin in) en circumposities, eventueel omzetsels te noemen (door de tuin heen); bij de laatste soort vinden we een prepositioneel (door) en een postpositioneel element (heen). Preposities kunnen enkelvoudig of samengesteld

1 Ik dank voor informatie over het Fries Phlippus Breuker (Bôzum), over het Duits Matthias Hüning (Berlijn) en over het Pools Stanisław Prędota en Agata Szubert (Wrocław). Maaike Beliën dank ik voor kritiek op een voorlopige versie.

(2)

zijn (van tegenover vanuit, vanaf); een samengestelde postpositie is onderdoor (de brug onderdoor). Deze samengestelde adposities moeten goed onderscheiden worden van combinaties van adposities. Zo maakt Van der Lubbe (1958, 259) verschil tussen vanuit en tot in; in het laatste geval kan er tussen de beide adposi- ties iets in komen te staan: tot diep in de nacht; bij vanuit kan dat niet. Zie in dit verband ook Helmantel 2008.

Door te spreken van postposities en postpositionele elementen is al in zoverre een beslissing genomen dat we de na het substantief geplaatste elementen niet als bijwoord of deel van een samengesteld werkwoord opvatten. Voor argumenten voor deze keuze zie Helmantel 2002 (in generatief kader), Zwart 2011 (idem), Be- liën 2008 (in cognitief kader) maar ook Van Bree 2011 (een omwerking van Van Bree 2010). Vergelijk ook het vzaz (voorzetsel-achterzetsel), als één taalelement opgevat, van Paardekooper (bijv. 1977).

We beperken ons in deze bijdrage tot die gevallen waarin van ruimtelijke re- laties, van rust of beweging, sprake is. Verder is er nog in die zin een beperking dat we zinnen met een zogeheten voornaamwoordelijk bijwoord buiten beschouwing zullen laten. Vergelijk bijvoorbeeld de boom staat achter het huis met de boom staat erachter. Dat het voornaamwoordelijk bijwoord om een aparte beschrijving vraagt, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het niet met een adpositie als rond ge- vormd kan worden: *daarrond, *waarrond. Om die reden rekent Zwarts (1997) rond niet tot de core maar tot de derived prepositions. Voor een overzicht van de verschillen tussen deze beide groepen zie Zwart 2011 par. 5.5. Ook met zonder lukt het niet, in ieder geval niet goed: ?daarzonder, ?waarzonder. Diachrone as- pecten worden op z’n hoogst slechts terloops aangestipt. Zie voor materiaal hier- voor Van der Horst 2008 (per hoofdstuk in de par. 10.1.1 en 10.1.2). Maar zie ook Stoett 1923, 83.

Er is intussen over de adposities een belangrijke syntactische c.q. semanti- sche literatuur ontstaan. Zie hiervoor de genoemde publicaties maar zie verder bijvoorbeeld ook Broekhuis 2002, Van Canegem-Ardijns & Van Belle 2004, Van Langendonck 1988, Van Langendonck, Lamiroy & van Belle 2008, Leys 2003 en De Schutter 1974. Van deze literatuur heb ik uiteraard een dankbaar gebruik gemaakt.

2. Semantische en regionale verschillen

Ik heb in Van Bree 2011 een poging gedaan om de semantische verschillen tussen de verschillende adpositionele constructies te beschrijven. Meer dan een poging was dat niet; dat geldt ook en nog meer voor de aanduidingen die ik hieronder geef en die een korte samenvatting zijn van wat ik in 2011 te berde heb gebracht.

Soms zijn de verschillen heel duidelijk: vergelijk in de tuin (op één plaats) met de tuin in (verandering van plaats), soms zijn ze afwezig of heel subtiel: vergelijk

(3)

hij viel van de berg, van de berg af, de berg af, hij viel vanaf de berg. Uitgebreid corpusonderzoek (zoals we in Beliën 2008 vinden) is gewenst. Voor het vervolg is enige semantiek echter nodig die ik hieronder probeer te geven.

Prepositionele constructies zijn locatief2; er kan dan sprake zijn van locatief- statisch (bij ‘rust’) of van locatief-dynamisch (bij ‘beweging’). Vergelijk hiervoor het vat ligt op de straat met het vat rolde van de straat. De postpositionele con- structie (met een term ontleend aan Draye 1992) is trajectief. We kunnen er als prototypische betekenis aan toekennen: ‘het afleggen van een bepaalde afstand (het eigenlijke trajectieve aspect) totdat een ander punt in de ruimte bereikt is (het perfectieve aspect)’. In het vliegtuig vloog het meer over zijn beide elementen aanwezig: er wordt een afstand afgelegd en een andere locatie bereikt. In een zin als hij rende de klapdeuren door is laatstgenoemd element dominant, in een zin als het vat rolde de straat af de afstand die er wordt afgelegd. In deze zin stellen we ons het gebeuren bij voorkeur als overlangs voor. Bij het prepositionele het vat rolde van de straat doen we dat bij voorkeur als overdwars. Let op de cur- sivering van bij voorkeur: het gaat inderdaad zoals duidelijk uit het in Van Bree 2011 beschreven dialectonderzoek naar voren kwam, om voorkeursinterpretaties.

De circumpositionele constructie is primair directioneel; aan het prepositionele deel is een richtingspartikel toegevoegd: het vat rolde van de straat af. Omdat de prepositie hier al richting aanduidt, spreekt men wel van dubbeling (doubling) of intensifiëring (Helmantel 2008). De voorkeursinterpretatie blijft dat het rollen overdwars plaatsvindt.

‘Richting’ is altijd impliciet gegeven bij het afleggen van een afstand: trajec- tiviteit impliceert dus directionaliteit. De omgekeerde implicatie: directionaliteit impliceert trajectiviteit, waarbij in feite beide op hetzelfde neer zouden komen, is minder duidelijk. Bij bijvoorbeeld het vat rolde van de straat af lijkt in verge- lijking met het vat rolde van de straat de kans groter dat het vat buiten de straat terecht komt. Er is dus van een zekere trajectiviteit sprake. Die is echter duidelijk minder geprononceerd dan bij het vat rolde de straat af (waarin wél duidelijk di- rectionaliteit geïmpliceerd is). Hoe het ook precies met deze implicaties zit, in het postpositionele geval domineert het trajectieve (plus perfectieve), in het circum- positionele het directionele aspect.

Een vierde mogelijkheid vormen de constructies met samengestelde preposi- ties, bijvoorbeeld vanaf: het vat rolde vanaf de straat. Hierbij verwachten we een aanvulling als het weiland op. We kunnen dit geval ingressief (of inchoatief) noe- men; vergelijk ook vanaf in hij viel vanaf de berg (de afgrond in). Geen aanvulling verwachten we bij het vat kwam vanaf de straat aanrollen: we zien het gebeuren dan vanuit het bereikte eindpunt waar we ons in gedachten bevinden. Vergelijk verder een zin als de trein vertrekt vanaf perron 2; ook hier is een aanvulling niet

2 Locatief bedoel ik hier uiteraard als semantische aanduiding; de term kan zoals bekend ook voor een bepaalde naamvalsvorm gebruikt worden.

(4)

nodig. Waarschijnlijk houdt dit verband met het werkwoord vertrekken (dat altijd aangeeft dat iets ergens vandaan gebeurt). Bij rijden zouden we zo’n aanvulling eerder verwachten: de trein rijdt vanaf perron 2 in oostelijke richting. Van een eind- punt is sprake bij ik liep totaan het huis.

Navraag bij diverse groepen Leidse studenten bevestigden de hierboven be- sproken voorkeursinterpretaties. Bij wijze van samenvatting:

prepositioneel: statische of dynamische locativiteit

postpositioneel: trajectiviteit (directionaliteit geïmpliceerd)

circumpositioneel: directionaliteit (enige trajectiviteit geïmpliceerd)

In veel gevallen maakt het niets of heel weinig uit welke constructie we gebruiken. Soms is er weinig verschil tussen prepositie en circumpositie en doet een postpositie op z’n minst vreemd aan: vergelijk hij viel van zijn stoel (af) met

?hij viel zijn stoel af (er is immers nauwelijks sprake van afstand); soms gaan postpositie en circumpositie gelijk op: vergelijk we liepen om het meer heen / het meer om met we liepen om het meer. Een geval waarin zowel de prepositie als de postpositie kan worden gebruikt, is de kinderen sprongen in het water tegenover de kinderen sprongen het water in; springen is een (mutatief) werkwoord dat van zichzelf al een verandering van toestand aangeeft waarbij een postpositie niet nodig is. Hier blijkt de prepositie als de neutrale (ongemarkeerde) adpositie naar voren te komen. Voegen we de bepaling op en neer toe, dan is alleen de prepositionele variant mogelijk; er is dan sprake van dynamische locativiteit.

In de praktijk van het taalgebruik is dus de context medebepalend voor de ac- ceptabiliteit van zinnen. Dat geldt ook voor het adpositieobject zoals bleek uit

?hij viel zijn stoel af; bij hij viel de berg af is er wel van een duidelijke afstand sprake. Als het niets (of weinig) uitmaakt welke adpositie we gebruiken, kun- nen we van referentiële neutralisatie spreken: er is wel een (subtiel) semantisch verschil maar er wordt in feite naar dezelfde stand van zaken verwezen. Overi- gens heeft uiteraard iedere adpositie ook haar eigen individuele semantiek. Daar zullen we ons hier niet in begeven. Zie bijvoorbeeld Beliën 2008 o.a. voor over, Claessens & Zwarts 2010 voor heen, Honselaar 2006 voor tot (weliswaar vooral in temporele betekenis), Janssen 2007 voor uit en van (af / vandaan), Zwarts 2006 voor om en rond.

De situatie wordt nog complexer doordat er ook regionale verschillen in het spel zijn: het zuiden heeft een duidelijke voorkeur voor preposities (in de tuin wordt daar ook gebruikt in plaats van de tuin in) en het noordoosten voor cir- cumposities: bij de sloot langs (bijvoorbeeld Gronings) of langs de sloot heen (bijvoorbeeld Twents) in plaats van langs de sloot of de sloot langs, terwijl het westen een lichte voorkeur heeft voor de postpositie. Er is sprake van een sub- tiel en moeilijk te beschrijven samenspel tussen semantiek en regionale voorkeur.

Voor meer details verwijs ik naar Van Bree 2011.

(5)

3. Het onderzoek

De adposities kunnen in vijf groepen ingedeeld worden: 1. zuivere richtingaan- duiders: naar huis, 2. afstandsaanduiders: door het huis, 3. globale plaatsaan- duiders: achter het huis, 4. precieze plaatsaanduiders: in het huis, 5. begin- of eindpuntaanduiders: vanuit het huis, totaan het huis. Deze indeling komt voor een groot deel overeen met die van Helmantel (2008, zie o.a. de appendix daarin), die ook laat zien dat de categorieën die ze onderscheidt, zich in syntactisch opzicht verschillend gedragen. Achtereenvolgens spreekt ze van point locative adpositi- ons (+path) (inherently directional) = categorie 1, extended locative adpositions (+path) = categorie 2 en narrow locative adpositions no path (= categorie 3 en 4).

De begin- of eindpuntaanduiders ontbreken bij haar als aparte categorie. Binnen de adpositionele constructie in het algemeen kunnen we vier posities onderschei- den: de prepositionele positie, de postpositionele positie, de prepositionele (eer- ste) positie binnen een circumpositie en de postpostionele (tweede) positie binnen een circumpositie.

In het vervolg zullen we nagaan welke configuraties er in het Nederlands mogelijk zijn: welke adposities, van welke categorie, kunnen in welke posities voorkomen? Zo kan bijvoorbeeld door (categorie 2) behalve prepositie ook post- positie zijn: vergelijk het huis door, achter (categorie 3) kan dat niet. Een moge- lijk configuratie (pp = postpositie) is dus [object — cat. 2 (pp)], [object — cat. 3 (pp)] dus niet. We zullen ook nagaan hoe we de mogelijke configuraties vanuit het semantisch samenspel van adpositionele categorie en adpositionele constructie kunnen verklaren.

De empirische basis vormt mijn eigen intuïtie als native speaker van het Ne- derlands. Daarnaast heb ik diverse lemmata in de Grote Van Dale gecontroleerd en zoals gezegd van bestaande literatuur gebruik gemaakt. Dat laatste betreft ook het door anderen verzameld voorbeeldmateriaal. Helmantel geeft een uitvoerig overzicht van de mogelijkheden: enkelvoudige preposities (met een indeling in categorie), enkelvoudige postposities, circumposities met enkelvoudige prepositie en enkelvoudige postpositie, enz. Van dit overzicht heb ik een dankbaar gebruik gemaakt evenals van appendix 2 in Zwart 2011 (dat in hoge mate gebaseerd is op Zwarts 1997). Maar ik herhaal dat uitgebreid corpusonderzoek gewenst is waarbij we het googlen niet mogen vergeten.

4. Zuivere richtingaanduiders (categorie 1)

Tot de zuivere richtingaanduiders kunnen we naar, tot, van, heen, toe, vandaan, weg en af rekenen (weg laat ik als synoniem van vandaan verder buiten beschouw- ing). Deze adposities duiden van zichzelf een richting aan. De eerste drie kunnen als prepositie optreden; we kunnen ze zelfstandige richtingaanduiders noemen. Er

(6)

is steeds (vergelijk naar huis) sprake van dynamische locativiteit maar vanwege de aard van de prepositie ook van directionaliteit. Ze kunnen daarnaast ook eerste deel van een circumpositie zijn. De overige, behalve af, kunnen we onzelfstandige richtingbepalers noemen. Deze adposities (heen, toe, vandaan en ook af) kunnen tweede deel van een circumpositie zijn: naar huis toe enz. Zoals opgemerkt duidt het tweede deel van een circumpositie richting aan; dat richtingaanduiders als zo- danig kunnen verschijnen, is dus niet verbazingwekkend. De adpositie af kan ook postpositie zijn, dus zelfstandig optreden: vergelijk de berg af naast van de berg af. Er is hier duidelijk sprake van trajectiviteit. Vergelijk:

met prepositie: (ik ging) naar het huis, (niet verder dan) tot dat punt, van het huis (in de richting van de rivier);

met circumpositie: naar huis heen (dialectisch, noordoostelijk), naar huis toe, tot het huis aan toe (met twee postpositionele elementen3; dit lijkt ook wat noordoostelijk), van het huis vandaan, van de berg af;

met postpositie: de berg af .

In de combinaties naar huis toe, tot het huis aan toe, van het huis vandaan, van de berg af wordt de specifieke richting twee keer uitgedrukt; er is sprake van dubbeling of intensifiëring (hierboven al genoemd). Het tweede element van de circumpositie kan dan ook vaak gemakkelijk worden weggelaten; het levert slechts een minimale bijdrage aan de betekenis. Deze combinaties zijn dus in ster- ke mate directioneel waardoor ze ook iets trajectiefs kunnen krijgen: vergelijk (zie paragraaf 1) het valt rolde van de straat af met het vat rolde van de straat of hij viel van de berg af met hij viel van de berg. De weglaatbaarheid wisselt overigens nogal. Ze is goed mogelijk bij (hij liep) naar de berg toe, minder bij tot het huis aan toe en van de berg vandaan maar weer beter bij totaan de berg toe (overigens met een samengestelde prepositie). De context kan hier een factor zijn: vergelijk bijvoorbeeld van berg tot berg dat heel goed mogelijk is.

Opmerkelijk is dat alleen af als postpositie kan optreden. De verklaring is dat er weliswaar in alle gevallen impliciet sprake is van het afleggen van een traject maar dat het object dat traject niet altijd aangeeft: het geeft vaak alleen het begin- of eindpunt ervan aan. Vergelijk ik reed naar huis of ik reed van het huis vandaan (‘ik reed niet via het huis’). Bij (van) / af kan het object wél het traject aanduiden:

ik viel de berg af (‘ik viel langs de berg naar beneden’).

Op grond van complementaire distributie kunnen we toe als variant van tot opvatten en vandaan resp. af als variant van van. Tot / toe, van / vandaan (‘hori- zontaal’) en van / af (‘verticaal’) komen dan op drie manieren voor, als prepositie, als eerste deel van een circumpositie en als tweede deel daarvan (van / af daar- naast ook als postpositie). Heen zouden we om semantische redenen als variant

3 Of is hier sprake van een samengestelde adpositie? Voor aan zie par. 9.

(7)

van naar kunnen opvatten; dan geldt de genoemde distributie ook voor naar / heen. In dit verband is interessant dat in het noordoosten, dat we als het typische heen-gebied kunnen karakteriseren, heen in plaats van naar kan worden gebruikt:

ik ga heen Groningen.

Een aparte beschouwing verdient de adpositie op in ik liep op hem af of ik liep op hem toe. Hier is niet een „verticaal” maar een „horizontaal” op in het spel. Het lijkt erop dat op hier richtingaanduider is. Af en toe kunnen echter op straffe van een andere betekenis niet worden weggelaten. Het betreffende op kan echter wel als zelfstandige prepositie optreden in een uitdrukking als hij rijdt op Vlissingen (als habituele activiteit). Misschien is dit op tweede deel van een circumpositie in de uitdrukking hij reed tegen een lantarenpaal op. Voor het „verticale” op zie categorie 4.

5. Categorie 2: afstandsaanduiders

Tot de afstandsaanduiders kunnen we door, langs, om, uit, over, rond(om) en voor- bij rekenen waarbij we rond en rondom als varianten opvatten.4 De vier eerstge- noemde: door, langs, om, uit bezitten de meeste mogelijkheden van alle adposi- ties: ze kunnen prepositie, postpositie, eerste deel van een circumpositie en tweede deel van een circumpositie zijn. Over en rondom zijn in zoverre een uitzondering dat ze geen tweede deel kunnen zijn (zie voor een verklaring par. 6). Voorbij is wat twijfelachtig als eerste zowel als tweede deel. Vergelijk:

als prepositie: (ik liep) door de gang, langs het kanaal, om het meer, uit de klas, over het meer, rond(om) het meer, voorbij het huis;

als postpositie: de gang door, het kanaal langs, het meer om5, de klas uit, het meer over, het meer rond, het huis voorbij;

als eerste deel: door de gang heen, langs het kanaal heen (noordoostelijk), om het meer heen, uit de klas weg, over het meer heen, rond het meer heen, voor- bij mij heen (ouder Nederlands);

als tweede deel: onder de brug door, onder de berg langs, achter het huis om, onder het bed uit, aan het huis voorbij (wat schrijftalig).

Omdat deze adposities een afstand (traject) aanduiden, kunnen ze goed als postpositie optreden. Ze duiden ook impliciet een richting aan, die door een (meestal goed weglaatbaar) tweede deel expliciet gemaakt kan worden. Zo’n tweede deel is dan een adpositie van categorie 1 (heen). Behalve over en rondom

4 Historisch zijn rondom en voorbij samengestelde preposities.

5 Gevallen met de postpositie om kunnen storende ambiguïteit oproepen. Vergelijk we liepen de lantarenpaal om. Hilarisch werkt we liepen de kerk om. We liepen het hoekje om is geen probleem.

(8)

kunnen ze dus ook zelf tweede deel zijn en wel bij een adpositie van categorie 3 (zie par. 6).

Soms kunnen deze adposities (als prepositie) voor een statisch locatieve in- terpretatie zorgen: er staan bomen langs het kanaal of om (rond, rondom) de kerk, hij woont over of voorbij de kerk, de vlaggen hangen uit de ramen. Met door lukt dat minder goed maar met heen erbij gaat het beter: deze bomen staan door het hele park (heen). Het kan zijn dat we hier met wat we secundair gebruik zouden kunnen noemen, te maken hebben. Zo zou er staan bomen langs het kanaal gepa- rafraseerd kunnen worden als ‘de bomen staan zo ten opzichte van het kanaal dat wanneer je langs het kanaal loopt, je ook langs de bomen komt’.

In deze categorie horen ook samengestelde adposities die alleen postpositie kunnen zijn: (ik liep het huis) achterlangs, (ik liep hem) achterna, (ik kwam hem) achterop, (ik liep de brug) onderdoor en (hij ging er) tussendoor. Laatstgenoemde adpositie kan het beste met een zogeheten R-woord (er, daar enz.) gecombineerd worden. Een adpositie als achterlangs is ook als prepositie mogelijk (vgl. ik liep achterlangs het huis).

6. Globale plaatsaanduiders (categorie 3)

Tot de globale plaatsaanduiders behoren achter, boven, buiten, bij, naast, onder, tegen, tussen, vóór en verder beneden, benoorden, beoosten, bewesten, bezuiden, bezijden. Deze adposities kunnen wel prepositie maar geen postpositie zijn; eerste deel van een circumpositie is wel mogelijk6. Vergelijk:

als prepositie: (ik liep of stond) achter het huis, boven het huis, buiten het huis, bij (ook nabij) het huis, naast het huis, onder het huis, tegen de muur, tussen de huizen, vóór het huis, beneden de stad, bezuiden enz. de stad;

als eerste deel van een circumpositie: (ik liep) achter het huis langs, boven het huis langs, buiten het huis om, bij het huis vandaan, naast hem op, tegen de kerk over (ouder Nederlands), tussen de mensen door, vóór het huis langs, beneden de stad langs, bezuiden enz. de stad langs;

In het eerste, prepositionele geval is steeds sprake van statische, in het tweede circumpositionele geval van dynamische locativiteit. Als postpositie kunnen deze adposities niet optreden omdat ze geen afstand aanduiden, en omdat ze al dan niet impliciet geen richting aanduiden, kunnen ze ook geen tweede deel van een cir- cumpositie zijn. Wel kunnen ze zoals blijkt met een richting- of afstandsbepaler,

6 Beneden enz. bevatten historisch gezien het prefix be- uit bi- dat in sterk gereduceerde vorm ook in boven en buiten zit. Combinaties als beneden de stad langs, bezijden het gebouw langs enz.

zijn misschien niet helemaal zeker.

(9)

resp. van categorie 1 (vandaan, horizontaal op) of 2 (langs, om, door), gecom- bineerd worden. In de globale ruimte die ze aanduiden, kan zonder bezwaar een bepaalde richting dan wel een afstand (met daarin richting geïmpliceerd) worden aangegeven. In de vorige paragraaf hebben we gezien dat combinatie met over en rond(om) niet mogelijk is. Onverenigbaarheid van betekenissen kan daarbij in het spel zijn: vergelijk bijvoorbeeld *hij liep achter het huis over, *hij liep achter het huis rondom. Men kan niet tegelijk achter een huis lopen en eroverheen of tege- lijk achter en rondom een huis. Voor combinaties als hij reed tegen de boom aan, tegen de wind in, tegen de berg op zie par. 9.

De oude circumpositie tegen (de kerk) over (cat. 3 + cat. 2) vinden we tegen- woordig terug als de samengestelde prepositie tegenover: hij woonde tegenover de kerk. Hier was oorspronkelijk over dus toch tweede deel. Tegenover kan nu alleen maar prepositie zijn en bij ‘rust’ gebruikt worden7. Zie voor deze adpositie Van der Horst 2008, par. 10.1.1.

7. Categorie 4: precieze plaatsaanduiders

Tot de precieze plaatsaanduiders behoren in, binnen en op. Met op is nu het „ver- ticale” op bedoeld.8 Deze drie kunnen niet alleen prepositie maar ook postpositie zijn; in en op kunnen daarnaast tweede element van een circumpositie zijn (bin- nen kan dat niet9). Eerste element kunnen deze drie adposities niet zijn tenzij met (dialectische) dubbeling (zie Aelbrecht en Den Dikken 2011). Vergelijk:

als prepositie: (ik bevond me) in het huis, binnen de kring, op de berg;

als postpositie: (ik liep) het huis in, de kring binnen, de berg op;

als eerste deel: hij liep in de tuin heen (misschien noordoostelijk?), dialec- tisch (zuidelijk) in de tuin in met dubbeling;

als tweede deel: (hij fietste) tegen de wind in, tegen de helling op.

7 Dat geldt ook van de samengestelde adposities als bovenin (het kastje, namelijk in het bovenste deel ervan) of achteraan (de wagen, namelijk aan de achterzijde ervan), die niet verward mogen wor- den met boven in het kastje of achter aan de wagen waarin boven en achter bijv. het bovenste deel of het achterste deel van een huis aanduiden.

8 Zoals de aanhalingstekens laten zien, moet verticaal niet al te letterlijk worden genomen.

In de vlieg zit op de muur of zelfs op het plafond moet de verticaliteit als het ware vanuit de vlieg gezien worden begrepen.

9 Binnen is ontstaan uit be-innen en sluit dus etymologisch aan bij buiten < be-uiten), boven

< be-oven en adposities met be- als beneden, bezuiden enz. Het behoorde dus oorspronkelijk tot categorie 3. Het gebruik als postpositie zal secundair zijn. Of binnen als eerste deel kon of kan voorkomen (hij liep binnen het huis door?), is twijfelachtig. Interessant is dat we in Van der Horst 2008, 696 van rond 1444 de constructie (ontfermicheit) es tuwer herten binnen vinden, met binnen dus als tweede deel.

(10)

Er is een verschil met de vergelijkbare adposities van categorie 3 die wel zonder probleem eerste deel kunnen zijn. Constructies met de adposities van cate- gorie 3 zijn te combineren met het bijwoord vlak (zie Helmantel 2002: 107-108);

vergelijk hij staat vlak achter het huis. In, binnen en op zijn niet met vlak te com- bineren.10 Ze zijn als het ware al precies genoeg van zichzelf.

Omdat we ons bij deze drie adposities de aangegeven ruimte niet globaal, vaag, uitgebreid maar heel precies begrensd voorstellen, is er geen „ruimte” voor het aangeven van een richting.Vandaar niet de mogelijkheid van combinatie met een tweede element van een circumpositie. Merkwaardig is dan wel dat ze als postpositie kunnen optreden. Door hun preciesheid zijn ze in staat een punt in de ruimte aan te duiden (perfectief) die na het afleggen van een bepaalde afstand wordt bereikt. Omdat afstand ook richting impliceert, kunnen ze wel tweede deel van een circumpositie zijn.

Ook de in deze paragraaf besproken adposities kunnen net als de adposities van categorie 3 voor een situatie van rust worden gebruikt. Dat geldt ook voor in als postpositie in hij woont een eind het bos in. Waarschijnlijk is hier weer sprake van secundair gebruik en moeten we deze zin begrijpen tegen de achtergrond van ‘men moet een eind het bos in lopen om bij zijn woning te komen’. Vergelijk in dit verband ook ze woont twee huizen van de hoek af (met richtingbepalers van categorie 1).

8. Categorie 5: beginpunt- en eindpuntaanduiders

De begin- en eindpuntaanduiders zijn samengesteld en komen alleen als preposi- tie voor. De beginpuntaanduiders vragen (zoals we al in par. 2 gezien hebben) al gauw om een aanvulling in de vorm van een postpositionele constructie: vergelijk (hij viel) vanaf de berg (de afgrond in), (hij reed) vanuit de garage (de straat op).

Een eindpuntaanduider is totaan: (ik liep) totaan het huis; hieraan kan heel goed een vanaf- of vanuit-constructie voorafgaan: ik liept vanaf / vanuit het huis tot aan de stoeprand.11

9. De adposities aan en tegen

Aparte aandacht verdient de adpositie aan waarmee we verschillende kanten uit kunnen gaan. We zouden het tot categorie 3 kunnen rekenen (niet tot categorie 4

10 Combinatie van tussen (categorie 3) met vlak blijkt bij googlen, anders dan Helmantel stelt, mogelijk te zijn. Ook adposities van categorie 2 kunnen ermee gecombineerd voorkomen: vgl. langs in de kleine planeet scheerde vlak langs de aarde. Met googlen kwam ik bijvoorbeeld ook nog bij vlak voorbij terecht.

11 Er is ook nog het zuidelijke type doorheen, langsheen; zie hiervoor Van Bree 2011.

(11)

omdat vlak aan (zee) mogelijk is); bij Helmantel behoort het in ieder geval tot de narrow locative adpositions (no path). Het kan prepositie zijn: hij liep aan de wa- terkant, daarnaast ook eerste deel van een circumpositie getuige, het weliswaar wat schrijftalige, hij liep aan me voorbij. Maar het kan daarnaast ook tweede deel zijn wat bij categorie 3 niet mogelijk is. Vergelijk hij reed tegen die boom aan. Dit aan lijkt meer op een richtingaanduider van categorie 1. Dat lijkt ook het geval wanneer het voorkomt in een combinatie met toe: (ik liep) tot het huis aan toe. Bij ‘rust’

vinden we het in hij woont tegen de kerk aan of de fiets stond tegen de muur aan.

We kunnen hier weer aan secundair gebruik denken, bijvoorbeeld: ‘hij woont zo ten opzichte van de kerk dat wanneer je a.h.w. tegen de kerk aan loopt, je bij hem komt’. Kan aan ook zelfstandige richtingbepaler zijn? Het treedt zelfstandig op in ik gaf het boek aan Jan maar dan hebben we niet meer met een typisch ruimtelijke relatie te maken. Een andere mogelijkheid is dat we het richtingbepalende aan als variant van een richtingbepalend tegen opvatten. Vergelijk weer hij reed tegen die boom aan (met dubbeling). De adpositie tegen komt dan in twee categorieën terecht, in categorie 1 en categorie 3. Komt tegen dan ook als zelfstandige rich- tingbepaler voor? Op die mogelijkheid zouden de, weliswaar overdrachtelijke, uitdrukkingen hij loopt tegen de lamp, ik liep tegen de muur kunnen wijzen. Rich- tingbepalend zou het ook kunnen zijn in hij reed tegen de helling op, tegen de wind in, met (verticaal) op of in uit de 4e categorie, die (postpositioneel) afstand en impliciet richting aanduiden. Zelfs postpositioneel gebruik is mogelijk als we dat mogen concluderen uit een regel van Marsman in zijn gedicht Polderland: ik loop den morgen tegen… Nader onderzoek is echter gewenst.

10. Samenvatting

We kunnen nu het volgende schema opstellen (waarbij we tot en toe enz. als va- rianten opvatten en secundair gebruik evenals samengestelde adposities buiten beschouwing laten):

prep. 1e dl 2e dl post “rust”

categorie 1 + + +

van / af + + + +

op + + +

(horizontaal)

tegen / aan(?) + + + +?

categorie 2 + + + + +

random, over + + + +

categorie 3 + + +

(12)

prep. 1e dl 2e dl post “rust”

categorie 4 + + + +

binnen + + +

We constateren als we dit schema overzien, dat een adpositie alleen dan als eerste deel van een circumpositie optreedt wanneer ze ook prepositie is (alle adpo- sities zijn als prepositie mogelijk!). We kunnen verder globaal constateren dat een adpositie alleen dan postpositie is wanneer ze ook als tweede deel van een circum- positie optreedt. Rondom, over en binnen zijn in dit opzicht een uitzondering. In categorie 1 bevinden zich de adposities die wél tweede deel van een circumpositie maar geen postpositie kunnen zijn; af is daarbij een uitzondering. Aan is bij cate- gorie 1 genoemd maar kan ook adpositie van categorie 3 zijn.

11. Enkele contrastieve analyses

Tot dusver zijn we in deze bijdrage binnen het Nederlands gebleven. Het is na- tuurlijk ook interessant om naar andere talen te kijken en tot contrastieve analyses te komen. Het ligt dan in de eerste plaats voor de hand om het Nederlands met verwante talen te vergelijken. Het Fries en het Duits komen in hoge mate met het Nederlands overeen. Bij het Duits moeten we echter rekening houden met naam- valsverschillen: ‘in de tuin’ en ‘de tuin in’ worden daarin respectievelijk uitgedrukt met een datief en een accusatief: im Garten tegenover in den Garten, eventueel, met een soort dubbeling, in den Garten hinein. Uit deze voorbeelden blijkt dat het Duits preposities en circumposities heeft; een voorbeeld van een postpositie is sie fiel die Treppe hinunter. Alle drie soorten komen ook in het Fries voor: yn ‘e tún

‘in de tuin’, de tún yn ‘de tuin in’, hy falt fan de berch ôf (en hier dan niet: hy falt de berch ôf). Beide talen hebben een duidelijke voorkeur voor circumposities. Zie voor het Duits Draye 1992 en voor het Fries ook de in Van Bree 2010 of 2011 beschreven onderzoeksresultaten. Het Engels heeft (zoals het Frans) alleen maar preposities. Hoe komen de in dit artikel besproken betekenisverschillen in deze talen tot uitdrukking (voor zover ze tot uitdrukking komen)? Uit een Engels voor- beeld wordt duidelijk dat er soms in een equivalente vertaling van een adpositie geen sprake is: zo wordt hij loopt door de gang in het Engels weergegeven als he passed the corridor. Het Hongaars (bijvoorbeeld) heeft alleen maar postposities.

Als we het Nederlands met het Pools (dat zoals alle Slavische talen ook alleen preposities heeft) vergelijken, moeten we weer met naamvallen rekening houden (het Pools heeft er nog zeven) en met niet-adpositionele manieren van uitdrukken, daarenboven ook met het aspectverschil tussen de perfectieve en imperfectieve werkwoordsvarianten. Vergelijk als een zeer voorlopige proeve de volgende Ne- derlandse en Poolse zinnen (die soms ook nog wel op een andere manier zouden kunnen worden vertaald):

(13)

het vliegtuig vloog in de wolk — samolot latał w chmurze

lett. ‘het vliegtuig vloog (imperfectief) in de wolk (prepositie met locatief)’

het vliegtuig vloog de wolk in — samolot wleciał w chmurę

lett. ‘het vliegtuig in-vloog (perfectief) in de wolk (prepositie plus accusatief)’

(er zijn verschillende werkwoorden gebruikt: latać en wlecieć) ik liep het huis in — wszedłem do domu

lett. ‘ik in-liep (perfectief) tot het huis (prepositie met genitief)’

ik liep in het huis — chodziłem po domu

lett. ‘ik liep (imperfectief) over = door / in het huis (prepositie met locatief)’

ik liep heen en weer door de gang — chodziłem po korytarzu tam i z pow- rotom

lett. ‘ik liep (imperfectief) door de gang (prepositie met locatief) heen en weer’

ik liep in een minuut de gang door — w ciągu minuty przeszedłem przez korytarz

lett. ‘in een minuut ik door-liep (perfectief) door de gang (prepositie met ac- cusatief)’

het vat rolde de straat af — beczka toczyła się ulicą

lett. ‘het vat rolde van (imperfectief) de straat (instrumentalis, zonder prepo- sitie)’

het vat rolde van de straat — beczka toczyła się w poprzek ulicy

lett. ‘het vat rolde van (imperfectief) dwars van de straat (prepositiegroep w poprzek met genitief)’

het vat rolde van de straat af — beczka stoczyła się z ulicy

lett. ‘het vat rolde van (perfectief) — van de straat (prepositie met genitief)’

(het werkwoord heeft steeds się ‘zich’ bij zich)

De contrastering heeft dus haken en ogen. Toch tekent zich bij een globale vergelijking het volgende patroon af:

bij categorie 1 duikt vaak de genitief op: do uniwersytetu ‘naar (het gebouw) van de universiteit’, echter na uniwersytet (acc.) ‘naar (het instituut) van de uni- versiteit’;

bij categorie 2 eveneens de genitief: wzdłuz góry ‘langs de berg’, echter przez korytarz en ook po korytarzu ‘door de gang’ resp. met accusatief en locatief;

bij categorie 3 bij “rust” de instrumentalis: za domem ‘achter het huis’, bij beweging de accusatief: za dom ‘tot achter het huis’;

bij categorie 4 bij “rust” de locatief: w domu ‘in huis’, bij beweging de ac- cusatief: w chmurę ‘de wolk in’.

(14)

Toegegeven moet worden dat als we meer in detail treden, het patroon wordt er niet duidelijker op. Uitvoeriger onderzoek is dus nodig en ook hoogst interes- sant: hoe komen in typologisch nogal verschillende talen bepaalde semantische noties tot uitdrukking?12 Het mooiste zou zijn als we tot de ontdekking van een universele semantiek zouden komen. We moeten er echter rekening mee houden dat allerlei vormen van lexicalisatie ons danig parten kunnen spelen.13

Literatuur

Aelbrecht, Lokke & Marcel den Dikken 2011, ‘Doubling PPs in Flemish dialects’, in: Jacqueline van Kampen & Rick Nouwen (eds.), Linguistics in the Netherlands 28, 1–13.

Beliën, Maaike 2008, Constructions, constraints, and construals: adpositions in Dutch, Utrecht [dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam].

Bree, Cor van 2010, ‘Adpositionele constructies in het Nederlandse (en Friese) taalgebied’, in: Jo- han de Caluwe & Jacques van Keymeulen (red.), Voor Magda. Artikelen voor Magda Devos bij haar afscheid van de Universiteit Gent, Gent, 613–628.

Bree, Cor van 2011, ‘Nog eens de adpositionele constructies in het Nederlandse (en Friese) taalge- bied’, in: Taal en Tongval 63 , 197–228 (ook online).

Broekhuis, Hans 2002, Adpositions and adpositional phrases (voorlopige uitgave), Tilburg.

Canegem-Ardijns, Ingrid van & Willem van Belle 2004, ‘Pronominal adverbs, containing adpos- tions of direction in Dutch’, in: Hubert Cuyckens, Walter de Mulder & Tanja Mortelmans, Adpositions of movement [Belgian journal of linguistics 18], 115–143.

Claessen, Charlie & Joost Zwarts 2010, ‘On the Dutch directional particle heen’, in: Jacqueline van Kampen & Rick Nouwen (eds.), Linguistics in the Netherlands 27, 31–44.

Draye, Luc 1992,‘Zum Trajektiv. Ein Kapitel aus einer kognitiv orientierten niederländisch-deut- schen Kontrastivgrammatik’, in: Leuvense Bijdragen 81, 163–203.

Helmantel, Marjon 2002, Interactions in the Dutch adpositional domain, Utrecht [dissertatie Lei- den].

Honselaar, Wim 2006, ‘Nader tot TOT: semantische aspecten van een voorzetsel’, in: Voortgang.

Jaarboek voor de neerlandistiek 23, 260–272. (ook online, DBNL)

Horst, J.M. van der 2008, Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis, 2 delen, Leuven.

Janssen, Theo 2007, ‘Bronpreposities als uit en van (…af/vandaan)’, in: Fons Moerdijk, Ariane van Santen & Rob Tempelaars (red.), Leven met woorden, Leiden, 385–396.

Langendonck, W. van 1988, ‘Preposities, postposities en circumposities in het Nederlands’, in: Cor Hoppenbrouwers e.a. (red.), Syntaxis en lexicon, Dordrecht, 39–50.

Langendonck, W. van, Béatrice Lamiroy & William van Belle 2008: ‘Statische en dynamische spa- tiale adposities in het Nederlands en het Frans’, in: Verslagen en Mededelingen van de Konink- lijke Academie voor Nederlands taal- en letterkunde 118, 33–47.

Leys O., 2003, ‘Trajectieve structuren van het type de trap op, de klok rond’ in: Leuvense Bijdragen 92, 1–12.

Lubbe, H.F.A. van der 1958, Woordvolgorde in het Nederlands. Een synchrone structurele beschou- wing, Assen [4e druk 1978].

Paardekooper, P.C. 1977, Beknopte ABN-syntaksis, 5e druk, Den Bosch.

12 De grammatica van Monika Skibicki kan hierbij voor het Pools goede diensten bewijzen.

13 Voor een vergelijking van een aantal zinnen in het Engels, het Fins en het Russisch zie Janssen 2007.

(15)

Schutter, G. de 1974, De Nederlandse zin. Poging tot beschrijving van zijn struktuur, Brugge.

Skibicki, Monika 2006, Polnische Grammatik, Hamburg.

Zwart, Jan-Wouter 2011, The syntax of Dutch, Cambridge.

Zwarts, Joost 1997, ‘Complex prepositions and P-stranding in Dutch’, in: Linguistics 35, 1091–1112.

Zwarts, Joost 2006, ‘Om en rond: een semantische vergelijking’, in: Nederlandse Taalkunde 11, 101–123.

Cytaty

Powiązane dokumenty

The area excavated in the eastern portico (Square XvII 60) has produced two large loess pits which are probably to be connected with an action of preparing the site for the

To otw arcie pola spustoszonego przez nihilizm

Bardzo często w pracach na temat krytyki feministycznej podnosi się analogię pomiędzy współczesnym feminizmem a postmodernizmem i ruchami awangardowymi^Tak charakterystyczne

Próbą tej ostatniej jest właśnie szkic Powieści Nałkowskiej, tym bardziej wart przywołania, że pisany w przededniu „zalewu kobiecości” i że za przedstawicielkę (a

&#34;Communicative behavior and.

– характеристики, такі як навчальна (за місцем навчання), виробнича (з кожного місця роботи), службова (за місцем служби),

Kontekst antropologiczny mariologii według św.. Marek Gilski Kontekst antropologiczny mariologii według św. Augustyna, związku pomiędzy mariologią a antropologią. Doktora z

Choć nie musimy wiedzieć, dlaczego papierek lakmusowy zmienia kolor pod wpływem kwasu czy zasady, a mimo to możemy stosować go na włas- nej skórze (przynajmniej w