Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Directoraat -Generaal Rijkswaterstaat
Dienst Getijdewateren
Rijksinstituut voor Kust en ZeelRfKZDrie jaar kustlijnzorg
voortgangsrapportage
jj
dynam
isch hand haven
rrrapport DGW-93.055
december 1993
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Samenvatting
In 1990 hebben regering en Tweede Kamer gekozen voor 'dynamisch handhaven' van de kustlijn. Deze rapportage geeft een eerste beeld van de invulling van de beleidskeuze 'dynamisch handhaven'.
De 'basiskustlijn' is de norm voor dynamisch handhaven. Elk jaar wordt de actuele ligging van de kustlijn aan deze norm getoetst. Als dan blijkt dat de norm wordt overschreden wordt een zandsuppletie uitgevoerd. In de jaren 1991 t/rn 1993 is in totaal circa 22 miljoen m3 zand op de Nederlandse stranden gesuppleerd.
Op enkele plaatsen langs de Nederlandse kust kan de kustlijnzorg worden geoptimaliseerd door 'zeewaartse' kustverdedigingsmaat-regelen. Voor twee lokaties,Texel-Eierland en Zeeuws-Vlaanderen, zijn de mogelijkheden van 'zeewaartse' kustverdediging onderzocht.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
Inleiding
De afgelopen decennia zijn de zee-waterkeringen vrijwel zonder uitzondering op de vereiste sterkte gebracht. De ontwerp-Wet op de Waterkering [1] biedt het kader om ook in de toekomst de gewenste veiligheid tegen overstroming door de zee te handhaven. In de
ontwerp-Wet wordt de bestrijding van de structurele kusterosie aan het Rijk opgedragen.
Om een landelijk beleid voor de kustlijn zorgte ontwikkelen, is in 1989 de discussienota Kustverdediging na 1990 [2] uitgebracht. Daarin werden vier beleidsalternatieven gepresenteerd die alle een garantie boden voor het handhaven van de veiligheid, en daarnaast in meer of mindere mate bescherming boden aan strand en duinen en de daarmee verbonden belangen. Op basis van een beleidsanalyse, de inspraak, de uitgebrachte adviezen en het gevoerde overleg hebben regering en parlement in 1990 gekozen voor het alternatief dynamisch handhaven [3]. Sindsdien wordt de kustlijn gehandhaafd op de plaats waar hij begin 1990 lag.Doelstellingen van deze beleidskeuze zijn het duurzaam handhaven van de veiligheid door het bestrijden van de structurele kustachteruitgang en het duurzaam behoud van functies en waarden in duingebieden.
Op verzoek van de Tweede Kamer zal de uitvoering van de beleidskeuze in 1995 worden geëvalueerd. De voorliggende rapportage Drie Jaar Kustlijnzorg geeft een overzicht van de wijze waarop de afgelopen drie jaar van Rijkswege invulling is gegeven aan de beleidskeuze voor dynamisch handhaven.
In deze rapportage komt onder meer aan de orde:
*
de organisatie van de kustlijnzorg;*de uitwerking van de te hanteren norm voor het handhaven van de kustlijn -de besiskusiliin- en de methodiek van de jaarlijkse toetsing van de actuele kustlijn ligging aan deze norm;
*
de suppleties die in de jaren 1991 t/m 1993 zijn uitgevoerd om de structurele kusterosie te compenseren en de resultaten van een morfologische evaluatie van zandsuppleties.*
de resultaten van de haalbaarheidsstudies om de kustlijn plaatselijk zeewaarts te verschuiven.Drie Jaar Kustlijnzorg is geen volledige evaluatie van de uitvoering van de beleidskeuze voor dynamisch handhaven. Deze rapportage beperkt zich tot de stand van zaken op het gebied van de kustlijnzorg anno 1993.
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Kustlijnzorg
In 1990 hebben regering en Tweede Kamer gekozen voor een nieuw landelijk beleid voor de kustverdediging. Kern van dit beleid is de keuze
om geen blijvende kustachteruitgang meer te accepteren. Met ingang
van 1991 wordt de kustlijn gehandhaafd op de plaats waar hij begin
1990 lag. De beleidskeuze dynamisch handhaven is verwoord in de nota
Kustverdediging na 1990, beleidskeuze voor de kustlijnzorg [3].
Waar de kust uit dijken bestaat houdt handhaven in dat er maatregelen
worden genomen als de stabiliteit van de dijk in gevaar komt. Voor strandvlaktes -op enkele uiteinden van de Waddeneilanden- betekent
dynamisch handhaven maximale ruimte voor de natuurlijke processen
die zo kenmerkend zijn voor een zandige kust.
Voor de duinenkust betekent dynamisch handhaven dat een norm is afgesproken die niet mag worden overschreden. De norm voor de duinenkust is de basiskustlijn. Als de basiskustlijn door de
voortschrijdende kusterosie wordt overschreden, wordt tijdig een zandsuppletie uitgevoerd. Elk jaar wordt de actuele ligging van de kustlijn vastgesteld en getoetst aan de norm. Deze toetsing vormt de
basis voor het jaarlijkse suppletieprogramma. Zo wordt dynamisch
handhaven op een voor iedereen controleerbare wijze in praktijk gebracht.
Provinciale Overlegorganen
Voor een goede uitvoering van de kustlijnzorg is samenwerking tussen Rijk, provincies en waterschappen noodzakelijk. Deze samenwerking heeft sinds 1990 gestalte gekregen in de Provinciale Overlegorganen voor de Kust,de zgn. POK's. De verantwoordelijkheden van Rijk,
provincies en waterschappen zijn hierbij als volgt verdeeld:
- het Rijk is verantwoordelijk voor de ligging van de kustlijn door middel van bestrijding van de structurele erosie;
- de waterschappen zijn verantwoordelijk voor het op sterkte houden
van de waterkeringen. Een uitzondering hierop vormen de
Waddeneilanden, waar het Rijk is belast met zowel de kustlijnzorg als
de zorg voor de waterkering aan de Noordzeezijde van de eilanden;
- de provincies zorgen voor de algehele coördinatie en de relaties met andere beleidsterreinen, zoals ruimtelijke ordening, natuur- en recreatiebelangen. De provincie zit het overleg in het POK voor.
In alle kustprovincies -Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland- is het overleg in de POK's gestart. In Zeeland
worden kust-aangelegenheden besproken in het Zeeuws Overlegorgaan
Waterkeringen (ZOW), een overlegstructuur die circa 12 jaar geleden is
opgericht om de uitvoering van de deltaversterkingen te begeleiden. In
Groningen worden de kust-aangelegenheden ingebracht in de
Provinciale Commissie Waterhuishouding Groningen (PCWG).
In enkele provinciale overlegorganen hebben naast vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat, de kustwaterschappen en de provincie, ook
vertegenwoordigers van de kustgemeenten en
natuurbeschermingsorganisaties zitting.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Samenstelling POK in de vijf kustprovincies
Groningen Friesland Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Provo W'schap Kustgem. Nat.besch. 1) 1) RWS
1) Opde Waddeneilanden is RWS belastmetde zorg voor de waterkering aan de Noordzeezijde
In de POK's komen in principe allezaken aan de orde die betrekking
hebben op de kustverdediging. Daarbij worden tevens de relaties met
maatschappelijke belangen op het strand en in de duinen in
beschouwing genomen. In de afgelopen drie jaar hebben de POK's de
Minister van Verkeer en Waterstaat geadviseerd over diverse aspecten van de kustlijnzorg, bijvoorbeeld:
- de ligging van debasiskustlijn;
- hetjaarlijkse schema van suppletiewerken en het indicatieve meerjarenschema;
- plannen voor alternatieve methoden van kustverdediging, bijv. studies gericht op
zee
waart
se
kustverdediging Texel en Zeeuws-Vlaanderen.Stroomschema kustlijnzorg.
Drie jaar kustlijnzorg
>
Kustmetingen1
'"
~
Data opslagen-beheer-
,----J
/
~g~
~
J
/
Vaststellen werkschema -enaanbesteding suppleties Uitvoering suppleties 8Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
Planningscyclus kustlijnzorg
De planning van werken ten behoeve van de kustlijnzorg heeft een cyclisch karakter. Jaarlijks worden kustmetingen uitgevoerd en wordt de actuele kustlijnligging getoetst aan de norm, de basiskustlijn. De toetsing
vormt het uitgangspunt voor het indicatieve schema van
suppletiewerken. Randvoorwaarde daarbij is het jaarlijkse budget voor de kustlijnzorg. Over het indicatieve schema wordt advies bij de POK's
ingewonnen, waarna de Minister het werkschema vaststelt en de
suppleties worden aanbesteed.
Het wettelijke kader voor de kustlijnzorg wordt verankerd in de Wet op de Waterkering.
Rijksinstituut voor Kust enZeelRIKZ
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Basiskustlijn:
norm en toetsing
leder jaar wordt ter plaatsevanelke strandpaalde positievan de zgn.
momentane kustlijn berekenduit de ligging van hetstrandeneen gedeelte van de onderwateroever.
Depositie van demomentane
kustlijnwordt berekend door het volume vaneenvastgestelde
'rekenschijf' tedelen doordehoogte van dierekenschijf[4].In de praktijk ligtdemomentane kustlijnvoor vrijwel allemeetraaiendicht bijde gemiddeld laagwaterlijn.
De beleidskeuze voor
dynam
i
sch handhaven
impliceert de vaststellingvan de te handhaven kustlijn. De ligging van de kustlijn vóór de stormen van de eerste maanden van 1990 is daarbij maatgevend. De ligging van de kustlijn op 1januari 1990 wordt gehanteerd als de norm voor
d
y
n
a
m
i
sch h
a
ndha
v
en
.
Deze norm wordt deb
e
siskusil
i
in
genoemd. Elk jaar opnieuw vindt een toetsing van de actuele ligging van dekustlijnplaats aan de hand van de resultaten van de meest recente
kustmetingen. Dan wordt gekeken of de norm niet is overschreden, of overschreden dreigt te worden. Wanneer de basiskustlijn wordt overschreden, wordt eringegrepen. In de praktijk betekent dit dater
een zandsuppletie wordt uitgevoerd.
Basiskustlijn: de norm
Voor de berekening van de basiskustlijn is een methode ontwikkeld die uitgaat van de trend in de kustlijnverplaatsing over een periode van 10 jaar [4]. In defiguren wordt de rekenmethode verduidelijkt. De
berekeningsmethodiek van de basiskustlijn en de methode vanjaarlijkse toetsing zijn voor advies voorgelegd aan de Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen, die heeft geconcludeerd dat de gevolgde methode "in het algemeen voldoende eenduidig,
reproduceerbaar en toepasbaar is voor de gehele Noordzeekust" [5].
H = verschil duinvoet hoogte - gemiddelde laagwaterlijn [m]
o
= oppervlakte rekenschijf [m2]C = afstand duinvoet tot referentielijn [m]
o
B
=2H
[m]B
+
C = afstand momentane kustlijn tot referentielijn [m]momentane duinvoet kustlijn I
:
- ~
:
- - -
1
-
:
referentielijn gemiddeldlaagwaterlijn I I Hl l---r-- I I I Hl I 0 I I -- - - --I I BiC IRijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Wanneer deligging vande
momentane kustlijnvoor de periode 1980 t/rn 1989inde tijdworden uitgezet, kanuit deze punten een
trendlijn worden berekend.De positie van dezetrendlijnop1januari 1990 geeft deligging van debasiskustlijn aan. De positievan debasiskustlijn wordtuitgedruktinde afstand tot de
referentielijn,de zgn. Rijksstrandpalenlijn[4]. E .s I basiskustlijn 1980 1/1/'90 --+tijd
De basiskustlijn isberekend aan de hand van de meerjarige trend van de kustontwikkeling. Daardoor worden toevalligheden in de ligging van de kustlijn 'uitgefilterd', bijvoorbeeld als de jaarlijkse meting vlak na een storm heeft plaatsgevonden.
Uit de kustmetingen over meerdere jaren blijkt dat individuele stormen niet of nauwelijks invloed hebben op de structurele kustontwikkeling.
De ligging van de basiskustlijn wordt derhalve bepaald door de
structurele kustontwikkeling. Een dergelijke berekeningswijze schept bovendien ruimte voor enige dynamiek in dekustlijnligging van jaar tot jaar.
In
de notaKustverdediging na 1990 [3] is sprake van het handhavenvandekustlijn binnen marges. Degevolgde methodiek van norm en
toetsing, gebaseerd op structurele kustontwikkeling, maakt het hanteren
van marges overbodig. Dit isin lijn met hetadvies van de Technische Adviescommissie voor deWaterkeringen [5].
Voor de gehele duinenkust is de basiskustlijn berekend. Voor dijken zonder voorliggend strand (14 km) behoeft geen basiskustlijn te worden berekend. Hetzelfde geldt voor deafsluitdammen in het Deltagebied (11 km).
Denatuurlijke dynamiek van de strandvlakten op de Waddeneilanden wordt gewaarborgd door geen basiskustlijn vast testellen: loslaten van
de basiskustlijn. Dit betreft 29 km aan deuiteinden van de Waddeneilanden.
In
deKustnota 1990 is hierbij derestrictieaangebracht dat de eilanden als een geheel moeten bijven bestaan [3].
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Strandvlakten op de Waddeneilanden. Voor de aangegeven lokaties is geen basiskustlijn vastgesteld.
Noordkop Oerd Schierm.
oost
Noordvaarder
Vliehors Terschelling Ameland Schiermonnikoog R'plaat
Vlieland
De Hors
T""~
Op plaatsen waar, op grond van morfologische overwegingen, het
aanhouden van de berekende basiskustlijn tot een minder zinvolle
handhavingspraktijk leidt, heeft een landwaartse verlegging van de
basiskustlijn plaats gevonden. In totaal betreft dit 100 km van de Nederlandse kust. Verlegging heeft onder meer plaats gevonden op kustvakken met brede stranden die gekenmerkt worden door natuurlijke fluctuaties.
Door de Provinciale Overlegorganen voor de Kust is geadviseerd over de ligging van de basiskustlijn. Daarbij is bezien of de door Rijkswaterstaat voorgestelde basiskustlijn niet strijdig is met andere belangen op het strand en in de duinen. Dat heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat op sommige lokaties met smalle stranden de basiskustlijn zeewaarts is
verlegd waardoor de duinwaterkering minder kwetsbaar wordt. De
Minister heeft in de zomer van 1993 de basiskustlijn voor circa 90% van
de Nederlandse kust vastgesteld [6]. Over de resterende 10% wordt
momenteel nog overleg gevoerd.
Als later in de praktijk blijkt dat door het plaatselijk verschuiven van de basiskustlijn een gemakkelijker te handhaven situatie ontstaat, kunnen het POK of de Minister het initiatief tot zo'n verschuiving nemen. Na advisering door het POK kan de Minister de ligging van de basiskustlijn dan bij aanvullend besluit wijzigen.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Demethode van toetsing toont
sterke gelijkenis met de wijze van berekening van de basiskustlijn. Voor de toetsing van 1993, bijvoorbeeld,
wordt de trendlijn berekend over de
periode 1983 tlm 1992. De positie
van deze trendlijn op 1 januari 1993 geeft de 'tetoetsen kustlijn' voor dat .s
jaar.
Voorbeeld van een kustlijnkaart (Noordwest- Walcheren).
De kaart geeft de resultaten van de
toetsing op 1 januari 1993.
Jaarlijkse toetsing
In
1992 en 1993 is de ligging van de kustlijn getoetst aan de hand van de door Rijkswaterstaat voorgestelde basiskustlijn. Nu de basiskustlijn voor vrijwel de gehele Nederlandse kust is vastgesteld, zal deze in het vervolg als norm bij de jaarlijkse toetsing worden gehanteerd.basiskustlijnwordt naarverwachting in1995overschreden
(maatregelennemenvoor 1995)
E
trendlijnt.b.v.toetsing
basiskustlijn
1982 1984 1993 1994
--_tijd
De gegevens van de toetsing worden elk jaar gepresenteerd op de
kustliinkssrien
[7]. Deze kaarten bevatten de volgende informatie: de basiskustlijn, de trend in de kustlijnontwikkeling en het verschil tussen de getoetste kustlijn en de basiskustlijn. Voor eroderende kustvakken wordt tevens aangegeven in welk jaar de basiskustlijn naar verwachting zal worden overschreden. Indien uit de toetsing blijkt dat de basiskustlijn is overschreden, of in de komende jaren overschreden dreigt te worden, wordt een suppletie gepland.Rijksstrandpalenlijn(RSP) JARKUS-raaien+ nummers
/\..- Basiskustlijn zeewaarts gerichte trend TKL ligt zeewaarts van BKL
[]]]]]]]]]]
landwaarts gerichte trend TKL ligt zeewaarts van BKL (+ jaar waarin TKL de BKLsnijdt) zeewaarts gerichte trend TKL ligt landwaarts van BKL
-
landwaarts gerichte trend TKL ligt landwaarts van BKLBKL:Basiskustlijn TKL: te Toetsen Kustlijn
Kustlijn - trendin mIjaar
0,5 1 km
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Sterk geschematiseerdoverzicht van
de toetsing van de kustlijnligging op 1 januari 1993[7].Vande 300 km
kustmet eenbasiskustlijnvoldoet
circa 240 km aan denorm en 60 km niet.In1993 is daarvan inmiddels circa 25kmgesuppleerdenin 1994 wordt ongeveer 20 km gesuppleerd.
Op basis van de toetsingen per 1januari 1992 en 1 januari 1993 zijn de
indicatieve schema's van suppletiewerken voor 1993 en1994 opgesteld. In beidejaren bleek het om budgetaire redenen nodig om enkele suppleties eenjaar door te schuiven.
De redenvoor het doorschuiven van werken is dat de norm is gedateerd op 1januari 1990, terwijl
d
y
nam
i
sch handhaven
feitelijk in 1991 isgestart. Desuppleties diein 1990 zijn uitgevoerd waren in hoofdzaak 'herstelsuppieties'; voor de eigenlijke kustlijnzorg -erosiebestrijding door hetaanbrengen van een zandvoorraad- had dat weinig betekenis. Sinds1991 isjaarlijks circa 7 miljoen m3 zand gesuppleerd, maar daarmee is de 'achterstand' nog niet ingelopen. In 1993 is voor circa 2,5 miljoen m3 aan suppletiewerken naar het volgende jaar doorgeschoven.
Het werkschema voor 1994 en hetindicatieve meerjarenschema 1994
-1998 laten zien dat ook in de komende jaren werken een jaar doorgeschoven moeten worden.
I
'
11
1
1
J
.
I
.
J
/.:
•
/o
/o
•
•
•
voldoet1/1/'93 aannorm _ voldoet 1/1/'93 niet aannorm ~ suppletiein 1991.1992 of 1993 Driejaar kustlijnzorg 15Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Zandsuppleties
Suppletietypen.
In Nederland worden sinds de zeventiger jaren zandsuppleties uitgevoerd. De keuze voor suppleties als belangrijkste middel om de
kusterosie te bestrijden is ingegeven door de goede ervaringen met deze flexibele kustverdedigingsmaatregel in binnen- en buitenland. De belangrijkste voordelen van zandsuppletie boven 'harde'
kustverdediging -bijv. dammen, strandhoofden of dijken- zijn: - suppleren is een effectieve en voordelige werkwijze;
- suppleren sluit het beste aan bij het dynamische karakter dat een duinenkust van nature heeft;
- zandsuppleties kunnen flexibel worden gepland op de plaatsen met de hoogste urgentie, zonder dat opties voor de toekomst worden
ingeperkt;
- bij zandsuppleties ontstaan geen negatieve effecten op naburige kustvakken.
Type suppleties
In de jaren voorafgaand aan de keuze voor dynamisch handhaven werden suppleties veelal in de vorm van duinverzwaringen uitgevoerd. Het betrof versterkingswerken op basis van deDeltawet of
herstelwerken om de duinen op de vereiste sterkte te houden. Sinds 1991 worden hoofdzakelijk strandsuppleties uitgevoerd. Dat past beter bij dynamisch handhaven. Er wordt dan een stutleeg op het strand
aangebracht die voldoende is om de kustachteruitgang voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 5 jaar, op te vangen. In de loop van die tijd verdwijnt het zand van de stiitleeg en moet de strandsuppletie worden herhaald. Op deze wijze wordt blijvende aantasting van het
oorspronkelijke strand en duinen voorkómen.
zeewaartse duinverzwaring
strandsuppletie
onderwatersuppletie
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
'Splijthopper' zoals gebruikt voor de onderwatersuppletie bij Terschelling. Een belangrijk voordeel van deze
uitvoeringswijze isdegeringere weersgevoeligheid omdat niet op een vaste leiding naar de wal hoeft teworden aangekoppeld.
In 1993 is bij Midden-Terschelling voor de eerste keer in Nederland een
onderwatersuppletie uitgevoerd. In plaats van 1 miljoen m3 zand op het strand isdaar,tegen vergelijkbare kosten, 2 miljoen m3 zand op een waterdiepte van 5
à
7 meter aangebracht. Op basis van modelstudies en ervaringen elders -met name in Australië en de Verenigde Staten- wordt verwacht dat hetaanbrengen van eensliitlaa
g
op de onderwateroever op sommige kustvakken eveneens de kustachteruitgang kancompenseren. Een onderwatersuppletie vereist meer zand dan een
strandsuppletie om een vergelijkbaar effect op de ligging van de kustlijn te sorteren. Daar staat tegenover dat de kosten per kubieke meter lager zijn en dat het gehele seizoen kan worden doorgewerkt omdat geen overlast aan de recreatie wordt veroorzaakt.
Met behulp van een subsidie van de Europese Gemeenschap wordt, in
nauwe samenwerking met kustonderzoekers in Duitsland en
Denemarken -waar soortgelijke suppleties zijn uitgevoerd-, een
monitoring- en evaluatieprogramma voor de onderwatersuppletie bij
Terschelling uitgevoerd.
Effectiviteit suppleties
De effectiviteit van suppleties kan niet op basis van kustmetingen van een enkel jaar beoordeeld worden of alleen op basis van visuele waarnemingen. Zeker in de periode vlak na het aanbrengen van de suppletie zal, door de werking van golven, getij en wind, een
herverdeling van zand binnen de kustzone plaatsvinden. Daarbij kan
bijvoorbeeld suppletiezand van het strand naar de onderwateroever of
naar een 'stroomafwaarts' gelegen kustvak worden verplaatst. Dat zand
is dan weliswaar van de suppletielocatie verdwenen, maar is daarmee
nog niet als 'verlies' aan te merken. Zolang het zand binnen de kustzone
-het geheel van duinen, strand en ondiepe onderwateroever- blijft,
draagt het bij aan het handhaven van de kustlijn.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Invloed suppletie op kustlijnligging. Demate van zeewaartse verplaatsing van de kustlijn hangt vooral af van de hoeveelheid zand en de plaats van de suppletie in het kustprofiel.
t
suppletiebasiskustlijn
1980 1990
-tijd
Er zijn nu nog onvoldoende meetgegevens om de vanaf 1991
uitgevoerde 'handhavingssuppleties' op hun effectiviteit te beoordelen. Uit een recent afgeronde evaluatie van suppleties uit de periode 1975-1990 [8] kunnen echter enkele conclusies worden getrokken die van belang zijn voor de uitvoering van dynamisch handhaven:
*
Suppleties zijn voor een dynamische kust als de Nederlandse een doelmatige methode voor het handhaven van de kustlijn;* De evaluatie bevestigt de keuze voor strandsuppleties. Zandbuffers tegen het duinfront -zgn. banketten- hebben, vanuit de optiek van handhaven van de kustlijn, weinig zin omdat het zand in korte tijd binnen het kustprofiel wordt herverdeeld. Een uitzondering hierop vormen enkele lokaties in Zeeland waar de golfaanval gering is en door toepassing van banketten het zandverlies naar de getijgeul kan worden beperkt;
*Suppleties met een lange levensduur -10 jaar of meer- worden sinds
de keuze voor dynamisch handhaven niet meer uitgevoerd. De
evaluatie toont aan dat dergelijke suppleties uit morfologisch oogpunt ook minder gewenst zijn;
*
Voor elke kubieke meter zand die door structurele erosie uit het kustsysteem verdwijnt, is meer dan een kubieke meter suppetiezand nodig. Hoeveel meer precies, kan beter worden bepaald na evaluatie van enkele 'handhavingssuppleties';* Uit de evaluatie komt duidelijk naar voren dat suppleren maatwerk is waarbij moet worden ingespeeld op de lokale morfologische en hydraulische omstandigheden.
In de komende jaren zullen enkele recente suppleties worden geëvalueerd. De resultaten van die evaluatie worden in 1995 gerapporteerd.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Overzicht geëvalueerde suppleties [81. Deze suppleties zijn geselecteerd op basis vangrootte, type en geografische spreiding. Tezamen omvatten ze52% van het totale suppletievolume van de periode 1975-1990.
suppletie jaar beoogde hoeveelheid type
levensduur
(Mm3) (m3/m1)
Ameland 1980 8à10 2,20 365 duinfront
Texel, Eierland 1979 5 3,05 510 strand-banket
Texel, Eierland 1985 5 2,85 480 strand-banket
Texel, De Koog 1984 10 3,02 500 strand+banket
Noord-Holl., Callantsoog 1986 13 1,30 440 strand-duin
Noord-Holl., Zwanenwater 1987 15à20 1,70 400 strand-banket
Zuid-Holl., Scheveningen 1975 0,70 230 strand-banket
Zuid-Holl., Scheveningen 1985 0,33 130 strand-banket
Goeree 1977 5 1,27 420 strand-duinfr.
Goeree 1984/85 5 0,86 290 strand
Schouwen 1987 5 1,83 1080 strand-oever
Suppleties 1991-1993
In de periode 1991
tlm
1993 zijn langs de Nederlandse kust 27suppletiewerken uitgevoerd waarbij in totaal ruim 22 miljoen m3zand is
aangebracht. Sindsde keuze voor dynamisch handhaven zijn in
hoofdzaak strandsuppleties uitgevoerd meteen levensduur vaneen jaar
of vijf.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Overzicht uitgevoerde suppleties in deperiode 1991tlm 1993. jaar nr. locatie Mm3 1991 Texel-De Koog 2,0 2 Callanlsoog 0,5 3 Petten 0,4 4 Scheveningen 1,0 5 Hoekvan Holland 0,2 6 Schouwen-Kop 2,5 7 Westkap.-Zoutelande 0,8 1992 Ameland-Midden 1,6 2 DenHelder 0,9 Egmond-Camperduin 1,5 4 Hoek vanHolland 0,6 5 Slufterdam 1,0 6 Domburg 0,9 7 Zoutelande- Vijgeter 0,9 8 Vijgeter-Vlissingen 0,2 1993 Terschelling-Midden 2,0 2 Texel-Zuidoost 2,2 Kijkduin- Terheijde 1,1 4 Hoek vanHolland 0,2 5 's-Gravezande 0,6 6 Noord-Beveland 0,4 7 VeerseDam-Walcheren 0,2 8 Walcheren-Oranjezon 0,3 9 Breskens 0,1
192-11
I~
~
~
~
~
~
o
o
19
1
-41
\
Driejaar kustlijnzorg 21Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Zeewaartse kustverdediging
Kustlijnzorg is niet meer of minder dan het reguliere onderhoud van de kustlijn. Dat moet zo effectief en efficiënt mogelijk worden uitgevoerd,
rekening houdend met andere belangen in de kustzone, zoals natuur,
recreatie en drinkwatervoorziening. Bij de keuze voor
dynamisch
handhaven
hebben regering en parlement gekozen voor zandsuppletieals belangrijkste methode voor kustverdediging.
Zandsuppleties bieden mogelijk niet op àlle plaatsen langs de
Nederlandse kust de meest efficiënte oplossing. Op sommige lokaties
wordt het gesuppleerde zand via diepe getijgeulen relatief snel
afgevoerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij delen van Texel, de westpunt
van Ameland, de oostpunt van Vlieland en langs gedeelten van de kust
van Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen. Meer en vaker suppleren kan
hier erg duur worden. In dergelijke situaties kan worden overwogen de
kustlijn in zeewaartse richting te verschuiven zodat de kust met minder
inspanning kan worden gehandhaafd. Feitelijk betreft dit een
optimalisatie van de kustlijnzorg, waarbij ook de aanleg van bijvoorbeeld een dam of enkele strandhoofden overwogen zou kunnen worden. In
de Discussienota [2] zijn enkele voorbeelden van zo'n
zeewaartse
kustverdediging schetsmatig uitgewerkt. In 1990 is besloten om voor de
twee kleinste projecten, Texel en Zeeuws-Vlaanderen, de mogelijkheden
voor zeewaartse kustverdediging nader te onderzoeken [3].
Z
eeuw
s- Vlaanderen
Het onderzoek naar de mogelijkheden voor zeewaartse kustverdediging in Zeeuws-Vlaanderen is toegespitst op de kust voor de
Tienhonderdpolder, tussen strandpalen km 10 en 11,5. De
onderwateroever ter plaatse erodeert sterk en leidt tot een verlaging en versmalling van het strand. De duinen bij de Tienhonderdpolder zijn smal. Door de sterke erosie en de marginale duinbreedte is de
Tienhonderdpolder een van de kwetsbaarste kustlocaties in Zeeland.
In 1988 is in de omgeving van Cadzand -"stroomopwaarts" vande
Tienhonderdpolder- een zandsuppletie uitgevoerd. Deze suppletie heeft
goed voldaan ten aanzien van kustlijnhandhaving en erosiecompensatie
[8]. In 1990 heeft een duinverzwaring bij de Tienhonderdpolder plaats gevonden.
Uit de zeewaarts studie voor het kustvak Tienhonderdpolder blijkt dat
een zogenaamd
han
g
end strand
-een dam parallel aan de kust tussenenkele bestaande strandhoofden, aangevuld met een suppletie- het meest kansrijke alternatief is voor de huidige zandsuppleties [9]. Een dergelijke constructie verbreedt het strand ter plaatse en verhindert verdere erosie van de onderwateroever.
Er blijven echter grote onzekerheden over de werking ende effecten
van een hangend strand. Deze onzekerheden hangen vooral samen met
hiaten in de kennis omtrent de werking van dergelijke constructies. Zo kan bijvoorbeeld niet worden uitgesloten dat aan weerszijden van de
dam ongewenste ontgrondingskuilen ontstaan.
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
De gekapitaliseerde kosten van een hangend strand voor de komende ca. 35 jaar liggen naar verwachting in dezelfde orde van grootte als die van reguliere suppleties. Van een optimalisatie van de kustlijnzorg is niet of nauwelijks sprake. Vanuit natuur en landschap lijken er geen
overwegende bezwaren tebestaan tegen een hangend strand. De
bezwaren vanuit het oogpunt van recreatie zijn met beheersmaatregelen oplosbaar.
Hangend strand
a.
zij-aanzicht;b
.
boven-aanzicht.I>.~,,'ÇJuitgebouwd strand
am:rrm
vooroeververdediging + dam c::::::J zandsuppletieGLW
-
GL
W
-
~l~
~~~~~~IH,---.
b
GHW :, ,,::- - - - -
it
- - - -
- - - -
~
,
:
-- - - -
-
-
- - - - -
~
- - - -
-
:
t - -
- - - -
-i
~
- - -
--strandhoofd Drie jaar kustlijnzorg 24Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
Eierland
Voor het kustvak Texel heeft het onderzoek naar de haalbaarheid van
zeewaartse kustverdediging zich geconcentreerd op Eierland, het
gedeelte tussen de Slufter (strandpaal km 25) en de noordpunt van het eiland (km 31,5), waar sprake is van een gemiddelde kustachteruitgang
van ongeveer 7 meter per jaar. Elke circa 5 jaar wordt hier een
zandsuppletie van 2
à
3 miljoen m3uitgevoerd. Uit een evaluatie van desuppleties van 1979 en 1985 blijkt dat deze redelijk tot goed hebben
voldaan voor wat betreft het handhaven van de kustlijn [8].
Voor dit kustvak zijn, naast zandsuppleties, verschillende andere
kust-verdedigingsmaatregelen onderzocht. Voorbeelden hiervan zijn
golfbrekers op enige afstand uit de kust of het verplaatsen van de ebgeul in het zeegat tussen Texel en Vlieland. Naast zandsuppletie blijken slechts enkele alternatieven realistisch: één of meer dammen
loodrecht op de kust of een serie strandhoofden [10].
In het onderzoek zijn de volgende alternatieven voor
Eterland
vergeleken:
1. een 1500 meter lange dam bij km 30,5, aansluitend op de dijk op
de noordpunt van Texel. Dit is de enige variant waarbij belangrijke veranderingen in het zeegat tussen Texel en Vlieland zijn te
verwachten;
2. een dam van 800 meter bij km 29,5 gecombineerd met een 600
meter lange dam bij km 30,5. Dit is, technisch gezien, de meest
effectieve variant;
3. een dam van 550 meter bij km 30,5. Dit is de minst ingrijpende
variant;
4. een serie van vier strandhoofden met lengten van 200 tot 550
meter;
5. doorgaan met suppleren.
De alternatieven 1 tot en met 4 betreffen allemaal een combinatie van een harde constructie met aanvullende suppleties. Voor al deze alternatieven geldt dat de kust aan de zuidzijde van de
dammen/strandhoofden zal aanzanden. Aan de noordzijde kan erosie
optreden, waarvoor aanvullende maatregelen nodig zullen zijn; bijvoorbeeld een beperkte zandsuppletie of het plaatsen van zinkstukken. Indien de meest noordelijk gelegen dam of strandhoofd aangesloten wordt op het bestaande 'Bolwerk' -een dijk op de noordpunt van Texel- zal daar geen lijzijde-erosie optreden.
De omgeving van de Slufter wordt bij alle beschouwde varianten niet beïnvloed.
De onderzochte alternatieven zijn vergeleken op basis van de
gekapitaliseerde kosten over een periode van 50 jaar, de morfologische
effecten, de milieu effecten (m.n. landschap, terrestrische en mariene
ecologie) en de effecten ten aanzien van recreatie en toerisme.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Situatie na 50 jaar voor debeschouwde varianten.
1
2
VLIELAND WADDENZEE WADDENZEE3
4
WADDENZEE WADDENZEE -29POLDER EIERLAND TEXELKosten eneffecten vanvijf uitvoeringsalternatieven voor de
Eierlandse kust.
MAATREGEL lange dam van lange dam van dam van 550 m bij strandhoofdenreeks suppleren 1500 m bij km 30.5 800 m bij km 29.5 en km 30.5 (gefaseerd aangelegd)
van 600 m bij km 30.5
ASPECT
morfologische veranderingenin veranderingen in veranderingen in veranderingen in geen veranderingen v/h flinkemate over beperktemate over beperktemate over beperkte mate over veranderingen omliggend gebied groot gebied groot gebied beperkt gebied beperktgebied
geringe aantasting geen aantasting v/h geenaantasting v/h geenaantasting v/h toevoeging in
v/h zeegatsysteem zeegatsysteem zeegatsysteem zeegatsysteem suppletiezand
nietuitgesloten in systeem
landschap grote visuele behoorlijkvisuele visuele wijziging visuele wijziging lichte visuele
wijziging wijziging wijziging bij wijziging bij
uitvoering suppleties ontstaanvangrote ontwikkeling vanaan- ontwikkeling kleine ontwikkeling kleine
strandvlakte zienlijke strandvlakte strandvlakte strandvlakte
duinmilieu ontstaan meren, ontstaan meren, lichte toename toename geen invloedop
verlies vochtige gering verlies vochtige vochtige duinen vochtigeduinen grondwaterstand
duinen duinen in duinen
zeemilieu verwachting geen geennegatieve geennegatieve geennegatieve geen negatieve
negatieve effecten effecten effecten effecten effecten
recreatief nauwelijks effecten nauwelijks effecten nauwelijks effecten nauwelijks effecten nauwelijks
economie effecten
kosten in miljoenen 100-130 50-65 55-70 60-80 105-120
guldens voor 50 jaar
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
De alternatieven 2, 3 en 4 blijken elkaar voor wat betreft de kosten
niet veel te ontlopen. Uit de vergelijking blijkt tevens dat hoe grootschaliger de oplossing is, hoe ingrijpender de effecten hiervan
zijn op het milieu, het landschap, de economie en de recreatie. Ook
geldt: hoe langer de dam, hoe minder voorspelbaar de effecten op de
omgeving zullen zijn. Naast zandsuppleties brengen strandhoofden of
een korte dam de minst ingrijpende effecten met zich mee. Alternatief
3 -een circa 550 meter lange dam aansluitend op het 'Bolwerk'- kan
eventueel in een later stadium worden uitgebouwd tot alternatief 2 of 4 [10].
De Minister zal naar verwachting in december 1993 een besluit nemen
over de aanleg van een hangend strand bij de Tienhonderdpolder in
Zeeuws-Vlaanderen en/of een dam of een serie strandhoofden bij
Eierland.
Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ
Referenties
[1][2]
[3]
[4]
[5]
[6][7]
~ [8] [9] [10]Ontwerp- Wet op de Waterkering. Tweede Kamer,
vergaderjaar 1988-1989, 21.195, nrs.1-2.
Discussienota 'Kustverdediging na 1990'. Ministerie van
Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, 1989.
Kustverdediging na 1990, beleidskeuze voor de kusiliinzorg.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21.136, nrs. 5-6.
De besiskusiliin, een technisch/morfologische uitwerking.
Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, nota GWWS-91.006,
1991.
TAW-advies inzake de besiskustliin. Brief Technische
Adviescommissie voor de Waterkeringen aan de Minister van
Verkeer en Waterstaat dd. 19-09-1991.
De besiskustiiin, norm voor dynamisch handhaven.
Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, rapport DGW-93.035,
1993.
Kustliinkeerten
1992/1993. Rijkswaterstaat, DienstGetijdewateren/Regionale Kustdirecties, rapporten
DGW-92.012 en DGW 93.021, resp.1992 en 1993.
Evaluatie van zandsuppleties, een morfologische
beschouwing (interim-rapportage). Rijkswaterstaat, Dienst
Getijdewateren, rapport DGW-93.054, 1993.
Zeewaartse kustverdediging Zeeuws- Vlaanderen.
Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, 1993.
Eierland in de aanval, betere verdediging van een belengrii): natuurgebied. Rijkswaterstaat, Directie Noord-Holland, 1993.
Rijksinstituut voor Kust en ZeelRIKZ
Rijksinstituut voor KustenZee/RIKZ