• Nie Znaleziono Wyników

Antoni Gaudi, een weg tot oorspronkelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Antoni Gaudi, een weg tot oorspronkelijkheid"

Copied!
397
0
0

Pełen tekst

(1)

ANTON I GAUD I

een weg tot oorspronkelijkheid

TR diss

(2)

ANTOHI GAUDl, EEN WEG TOT OORSPRONKELIJKHEID

Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Technische Universiteit Delft,

op gezag van de Rector Magnificus, professor dr. J.M. Dirken in het openbaar te verdedigen ten overstaan van een commissie aangegewezen door het College van Decanen

op 12 maart 1987 te 16.00 uur

door Jan Molema, geboren te Assen, bouwkundig ingenieur

(3)

COLOFON

: Kees Huijter, Amsterdam : Peter Bak, Delft

: Adm. Servicebureau Bominaar van Oordt, Papendrecht

: Jos Berndsen, Delft

: Fas Keuzenkamp, Hans Kruse, Hans Schouten, Delft

Druk en voorbereiding: Huisdrukkerij TU Delft Distributie : Aoademia, Delft

Copyright : Jan Molema, Delft Omslag Lay-out Tekstverwerking Produktie Fotowerk ISBN 90 711 37 04X

Zij die menen rechten op illustraties te kunnen doen gelden, worden verzocht daartoe contact op te nemen met de auteur.

(4)
(5)

Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotoren PROF.DR. A.W. REININK en PROF.IR. M.E. ZWARTS

(6)

ANTONI GAUDÏ, EEN WEG TOT OORSPRONKELIJKHEID een bouwkundig proefschrift.

A un dios desconocido , de fascinatie van het fenomeen "Gaudi"

Wat Antoni Gaudi i Cornet tot zo'n boeiend fenomeen in de geschie­ denis van de architectuur maakt, is de ogenschijnlijke tegenstrij­ digheid tussen de ervaring van zijn werk en de door hemzelf gefor­ muleerde uitgangspunten.

Terwijl vooral zijn werk uit de twintigste eeuw mensen voortdurend en bij herhaling met stomheid slaat of in lyrische formuleringen doet uitbarsten,zijn zijn benadering van het ontwerpen, zijn uit­ latingen daarover vervuld van een verlangen naar rationaliteit.

(7)

"The Casa Mila, both in plan and elevation, is like a sea-hollowed cliff, its rockcut fagade water-smoothed and eroded, hung with metal seaweed and dug with windows like eyes. The whole "rolls round" like Wordsworth's early nineteenth century image or a late painting by Van Gogh. It seems to embody a total human participation in the rhythms that infuse the natural world. This is why the strange gods that crowd the roof of Gaudi's sea-formed acropolis enjoy such an eerie life. They come, as icons and guardsmen, from somewhere underneath -hollow, plated and helmeted - and take their places above and beside the broken stairs. Gaudi's forms, like those of the best of Art Nouveau as a whole, are infused with the action of nature and are therefore somehow real."

Vincent Scully, Modern Architecture, 1961

rr

V —

\ \ !

-~r

—V-' SW

\

I ' ^ > A

K

" Wie het wil ondernemen over het oeuvre van Gaudï iets te zeggen wat de kern ervan raakt, wat betekenis heeft dus, moet of de gave hebben in een spontane, lyrische reactie het te bezingen, of hij zal moeten trachten door een voldoend diepgaande analyse van Gaudi's werk dit te toetsen aan de principes van alle archi­ tectuur."

(8)

"Mr. Ruskin's thoughts soar high enough in the poetry of visionary art, because poetry is his business, but they cannot stoop down to the plain prosaic details of the structuresque, because building is not his business"

Robert Kerr

"De ontwikkeling van gewelf, boog en pijler, waardoor een kerk bijna geheel uit glas ging bestaan, moet ook op de geometrie van invloed zijn geweest. Toch bevond de gotische architectuur zich op een dood spoor." (J.D. Bernal, Sociale Geschiedenis van de Wetenschap, 1965)

Het is evident dat de gotische kerk niet "bijna geheel uit glas ging bestaan", hoewel men op deze wijze de indruk kan geven, die men ervan kreeg. De gotische kerk "bestaat bijna geheel uit steen" komt dichter bij de werkelijkheid, hoewel in noordelijk Europa de kappen "bijna geheel uit hout bestaan".

Men komt tot de conclusie dat de weerslag van de waarneming door Bernal met het gebouw wordt vereenzelvigd. Het probleem is daar­ bij niet alleen dat de waarneming onnauwkeurig is maar ook dat de constructie van het gebouw versluierend werkt op de waarne­ ming, dat wil zeggen een schijn ophoudt. Deze blijft slechts overeind zolang de onwetendheid voortduurt. Naar gelang de kennis en het inzicht van de waarnemer toeneemt, neemt de nauw­ keurigheid van de waarneming toe. De vraag die over blijft is: Zijn kennis en inzicht nodig om een gebouw te kunnen waarderen?

(9)

"ANTONI GAUDÏ, EEN WEG tot OORSPRONKELIJKHEID", een bouwkundig onderzoek naar factoren die bij Gaudï een rol gespeeld hebben bij het ontwerpen en het realiseren van zijn bouwwerken.

"Het is niet gemakkelijk termen op te stellen voor een serieus onderzoek naar de betekenis en het navolgenswaardige van Gaudï. De overvloed aan redenen, die keer op keer met betrekking tot zijn technische en constructieve kennis zijn aangevoerd, raken niet de essentie van de vraag." Carlos Flores, De les van Gaudï, 1962,

Hoewel in de architectuur niet alleen "techniek" en "construc­ tie" van belang zijn, blijkt het juist bij Gaudï om meer dan gemiddelde interesse voor de diverse aspecten van de stoffelijke component van de architectuur te gaan. Een interesse die ook beduidend dieper gaat dan de oppervlakte en daarmee dieper dan bij menig ander architect of onderzoeker.

Vooropgesteld dat de architectuur uit twee componenten bestaat, namelijk ruimte en stof, had Carlos Flores het in 1984 bij het rechte eind met zijn uitspraak dat in het werk van Gaudï de ruimtevorming het belangrijkste is. Echter, de component "ruimte" van een gebouw wordt zintuiglijk waarneembaar gemaakt door de stoffelijke component. Dit houdt in dat de stoffelijke structuur van een gebouw de vormende component is. Dat de "technische en constructieve kennis" van Gaudï niet "de essentie van de vraag" zouden raken, is onjuist.

(10)

16

Het hier gepresenteerde werk is naar vorm en inhoud geen gebruikelijk proefschrift. Dit verdient enige toelichting:

1. Het ontstaan van het proefschrift, de voorgeschiedenis 2. De motivatie

3. Het onderwerp.

ad 1. Er wordt in dit proefschrift enige malen verwezen naar de studieresultaten van de Gaudïgroep Delft en het boekje "Gaudï, rationalist met perfecte materiaalbeheersing". Dit boekje en de eraan verbonden tentoonstelling hadden een on­ verwacht groot succes. Dit kan verklaard worden vanuit de prikkelende titel van boek en tentoonstelling, uit de toen­ tertijd toenemende belangstelling voor Spanje en die voor de negentiende eeuwse cultuur.

Hoewel de waardering groot was, was er ook kritiek. Deze kwam enerzijds voort uit de polemische stellingname met be­ trekking tot Gaudï's rationaliteit, anderzijds richtte de kritiek zich ook op een vermeend gebrek aan bewijs (en teveel aan overtuiging).

ad 2. De uitdaging voor dit proefschrift bestond dan ook in "meer bewijs en minder bewering". Die doelstelling is misschien bij voorbaat mislukt, want: klaarblijkelijk komt Gaudï's werk bij leken zodanig over dat iedere rationele uitleg van dat werk ondanks lawines van bewijzen als ongepast beschouwd wordt. Men wil immers in het irrationele sprookje geloven en niet daarvan beroofd worden. Toch is mijn overtuiging bij mijn verdere onderzoek alleen maar toegenomen. Een aantal ontdekkingen en constateringen waren tè frappant om toeval­ lig of incidenteel te zijn; bovendien zijn er Gaudï's eigen uitspraken. (Natuurlijk kan opgemerkt worden dat de uitspra­ ken van architecten niet altijd stroken met wat ze doen, des te overtuigender moet het dan zijn als een en ander wel in overeenstemming is.)

17

Ik ben mij zeer bewust van Blunt's opmerking: "Maar Borromini laat je niet meer los, als hij je eenmaal in zijn greep heeft" en ook van het risico van "hineininter-pretieren". Daar staat tegenover dat een aanname in een proefschrift volkomen legitiem is, terwijl een aanname niet noodzakelijkerwijs tot een bewijs voert. Wat immers is, als het over architectuur gaat, bewijs?

ad 3- Het onderwerp

De lezer zal merken dat in dit proefschrift een aantal, on­ losmakelijke, zaken een rol spelen. Welke rol is de belang-rijkte?

In essentie gaat het enerzijds om wat een architect maakt en welke overwegingen daarbij gebruikt zijn; anderzijds gaat het om wat daarvan overkomt bij de beschouwer en wat deze erover tot uiting brengt. Anders gezegd: "Mr. Ruskin's thoughts soar high enough in the poetry of visionary art, because poetry is his business, but they cannot stoop down to the plain prosaic details of the structuresque, because building is not his business", zoals Robert Kerr eens schreef. Hoewel?

Gaudï en zijn werk zijn in dit proefschrift op te vatten als voorbeeld dat bekeken is op wat er en hóe erover geschreven en gedacht is, op wat hij zelf zei en met name op wat er naar mijn bevinding in feite aan de hand was. Dit leidde tot ontdekkingen en conclusies in de diverse hoofdstukken en tot aanbevelingen voor het onderwijs voor bouwkundigen en histo­ rici aan het eind.

(11)

C 1 . Gaudï en de wetenschap 63 a. inleiding

b. Gaudï, wetenschap, kunst en wijsheid c. Gaudï en de bouwfysica

d. Gaudï en de geometrie e. Gaudï en de statica

2. Invloeden uit de vroegere architectuur 81 a. korte geschiedenis der bouwkunde op het Iberisch Schiereiland

b. de Islamitische bouwkunde in Spanje

c. herkomst van een aantal bouwwijzen in Catalonië

3. Gaudï en de vorm-geving 97 ■ a. inleiding

b. de kegelsnede c. de kettinglijn d. de parabolische boog

e. funïcula, funicular, catenaria f. de regelvlakken

g. vorm en norm

D 1. Inleiding tot de beschrijvingen 119 2. De beschrijvingen

a. Coöperatie, Mataró 121 b. El Capricho, Comillas 157 c. Gaudï en 1'Atlantida 179 d. Bisschoppelijk Paleis, Astorga 193

e. Casa de los Botines, Léon 227

f. Missiepost, Tanger 257 g. Bodegas Güell, Garraf 283 3. Antoni Gaudï, een weg tot oorspronkelijkheid; tot besluit 303

-inleiding

-Gaudï en de Barok, aanbevelingen voor verder onderzoek -meesters van onweerstaanbare grootheid

-algemene aanbevelingen voor het onderwijs

E 1. Samenvatting, summary, resumen 313

2. Literatuur 319 3. Personenregister 341 4. Zakenregister 351 5. Bijlagen 363

F Tweede band, illustraties 387

Gebruiksaanwij zingen:

- Bladnummering: loopt door over de twee delen.

- Noten : aan het eind van de alinea ( ) ; verzameld per hoofdstuk.

- Literatuur : de verwijzing vindt plaats in de noten. - Illustraties : nummering links van de kolommen.

(12)

INHOUDSOPGAVE A 1. Inleiding en probleemstelling 3 a. inleiding b. probleemstelling c. toelichting d. analyse en synthese e. de bouwkundige analyse

f. de structuur van de dissertatie

2. De architectuurgeschiedschrijving en Gaudi/v.v. 11 a. architectuurbeschrijving en de opleiding tot architect

b. Gaudl en de architectuurgeschiedschrijving c. de literatuur over Gaudi

d. aantekeningen bij de literatuur over Gaudi

e. (beoordelings-)criteria in de architectuur(beschrijving)

B 1. Afkomst, geboorte, jeugd, studiekeus a. afkomst, geboorte, jeugd

b. indrukken en ervaringen in de Camp de Tarragó c. studiekeus

2. Vooropleiding

a. invloeden op de studie

b. vooropleiding aan de polytechnische school c. de exacte wetenschappen in relatie tot Gaudi's op d. Joseph Gwilt, een architectuurhandboek

e. literatuur in de vooropleiding f. conclusie

3. Opleiding tot architect a. studieresultaten

b. de vakken, een vergelijking met Delft c. invloeden

d. de leraren

e. Gaudi's studieprestaties, een conclusie 4. Gaudi's aantekeningen 1878-1879

a. inleiding

b. over ontwerpmethode c. método, método, método

(13)

\

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

Inhoud

Inleiding' Probleemstelling

-wonder en is gheen wonder -toelichting

-analyse en synthese -de bouwkundige analyse -de methode van onderzoek -de methode van beschrijven -de structuur van de dissertatie

(14)

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

Inleiding

In de loop van de geschiedenis van de architectuuropleiding is de behoefte ontstaan "de constructie" als separaat vak te behan­ delen.

In zaken die langzamerhand gecompliceerder worden, ontstaat op een gegeven moment de behoefte weer overzicht te krijgen. Daar­ toe wordt menigmaal een oplossing gebruikt die zo zijn bezwaren heeft: de opsplitsing van het geheel in (sub-)disciplines. Ook in de opleiding tot architect is deze methode meermalen toege­ past; één van de gevolgen is het ontstaan"- van het vakgebied "constructie". Wij dienen ons af te vragen of dit een wenselijke situatie is en of deze niet door een andere vervangen dient te worden.

Er is meer: In direct verband met het ontstaan van separate onderwijsvakken staan de vigerende opvattingen over architec­ tuur. Als voorbeeld mag de moderne skeletbouw in ijzer, staal en beton dienen. Sinds het ontstaan van deze bouwwijze, waarin de verschillende functies van het stoffelijke deel van een gebouw door specifieke gebouwdelen worden vervuld, bestaat ook een op­ deling van het onderwijs in de diverse eigenschappen en ken­ merken van het stoffelijk ontwerp. Anders gezegd: Vandaag hebben we in de architectuuropleiding een groot aantal vakken, die alle tot het gebied "stoffelijk deel van het ontwerp" behoren. De synthese van deze vaak oneigenlijke deelgebieden is een probleem dat in feite niet bevredigend wordt opgelost.

Het oneigenlijke zit onder andere in het a priori toekennen van bepaalde functies aan specifieke gebouwdelen waarbij deze gebouwdelen als monofunctioneel worden gezien. De hoofdfunctie wordt tot enige te bestuderen functie. Ingevuld: in het huidige onderwijs wordt een kolom niet als scheidingsconstructie behan­

deld; een kozijn, een raam, een deur wordt niet als draagcon­ structie bestudeerd. Dit geeft een verarming van de architectuur omdat in de theorievorming de opvatting dat een kozijn een drager en pas in de tweede plaats onderdeel van een scheiding is geen plaats heeft.

1 Voor Gaudi was het volstrekt duidelijk dat in een bouwwerk ieder deel draagt èn gedragen wordt en dat dat uitgangspunt bij het ontwerpen dient te zijn: "Hij vertelde ons over de structuur van de Tempel (de Sagrada Familia) en over bouwkundige structuren in het algemeen. Hij zei dat alle structurele elementen hun

dragende functie hadden ( ) . " (7 augustus 1915) (l) En vervolgens:

"Hij gelooft dat de continue vormen de volmaakte zijn. De laatste tijd onderscheidt men met duidelijk gebrek aan stiptheid dragende en gedragen elementen. Immers er zijn elementen die tegelijk dragen en gedragen worden. Deze deling veroorzaakt de onvolmaakte toestand, die ontstaat uit de breuk in de samenhang bij de over­ gang van het als drager geziene element naar het gedragen element. Bij openingen wordt een of ander ornament geplaatst bij de over­ gang van de posten naar de (boven)dorpel om de aandacht af te leiden van het slecht opgeloste punt. Een fout in de architectuur­ opvatting wordt met een voor het oog aangenaam ornament bedekt; men verplaatst zodoende het probleem van het structurele naar het

decoratieve terrein." (2)

2 In het hele werk van Gaudi ziet men het belang dat hij aan een goede (stoffelijke) structuur hechtte, het plezier waarmee hij materialen verwerkte, hun eigenschappen uitbuitte, tot uitgangs­ punt voor zijn ontwerpen maakte. Reeds in zijn eerste bouwwerken zien wij hoe hij fabrieksmatig geproduceerde bouwmaterialen (bijvoorbeeld tegels) gebruikte om de stoffelijke structuur, en

(15)

3 Zijn werk is één lang pleidooi voor een synthetiserende stoffe­ lijke structuur, integraal en niet gedifferentieerd naar functie. Nooit is een dragend element als een kolom alléén maar dragend. Een skelet is, met name in zijn latere werk, niet een verzameling staafjes die, met touwtjes of lijm in de uiteinden verbonden, tot een min of meer stabiel geheel worden en waar­ tussen scheidingen en afwerkingen hun separate functies vervul­ len. Een skelet is, als in een levend wezen, een integraal en integrerend deel van een geheel waarvan niets weggelaten kan

worden. (4) Was Gaudï's keuze bouwtechnisch gezien altijd even gelukkig? In

zekere zin niet. Hoewel zijn werk, zestig tot meer dan honderd jaar oud, er vaak nog voorbeeldig uitziet, zijn sommige keuzes kennelijk niet gericht geweest op een lange levensduur. Zo ver­ baast het dat Gaudï onbehandelde ijzeren staven, banden en andere profielen in vochtige omgevingen (Park Güell, gevels Bellesguard, enzovoort) slechts bedekte met kalkmortela en steenbrokjes of -brokken, waardoor afbraak van binnenuit gega­ randeerd werd. Het zijn enkele van de weinige bevreemdende momenten in de stoffelijke structuur van zijn gebouwen. Naarmate men zich er meer in verdiept, veroorzaakt zijn werk steeds meer bewondering voor zoveel inventiviteit, over het vernuft en het plezier waarmee deze Meester-architect de uitdaging van "het constructieve probleem" heeft geaccepteerd en beantwoord.

4

Probleemstelling

"Wonder en is gheen wonder"

Een buitenlandse bezoeker aan Barcelona wilde graag eens zien hoe een trap "a la catalana" gemetseld wordt. Toen hij daartoe in de gelegenheid werd gesteld, kon hij zijn ogen niet geloven. Hij vroeg zich af hoe de uiterst dunne stenen zo maar zonder enige ondersteuning konden blijven staan, maar de op zijn ver­ zoek gegeven uitleg van de constructiewij ze bevredigde hem niet, voor hem was het weinig minder dan een wonder.

5 De bezoeker werd "toevertrouwd" dat de metselaar iedere steen hypnotiseerde door er een ogenblik naar te staren (terwijl hij in werkelijkheid wacht tot de specie hecht). Het schijnt dat de verbaasde kijker meer door de grap dan door de uitleg over de techniek overtuigd raakte.

k Deze practical joke heeft een veel ruimere strekking dan het

anecdotische: Hij is representatief voor de reacties op het werk van de verteller ervan, Antonio Gaudï i Cornet (Reus 1852 -Barcelona 1926). De verbaasde, misschien verdwaasde bezoeker van diens werk hecht eerder geloof aan een mirakel dan dat hij of zij een verklaring over structuur, ordening of constructie accepteert. Dit proefschrift opteert voor het laatste. Het voor­ liggende werk heeft dan ook tot doel het werk van Gaudï inzich­ telijk te maken, voor ontwerpers, voor beschrijvers, voor de be­ zoeker in het algemeen. (Het is zeker niet bedoeld om een bezoek aan of een studie van de werken zelf overbodig te maken.)

Toelichting

De uiteindelijke vorm van een gebouw is het resultaat van een arbeidsproces, dat gekenmerkt wordt door een reeks (vorm)beslis-singen die gebaseerd zijn op verschillende invariabelen en variabelen. Kennis van die (in-)variabelen betekent kennis van het waarom en waardoor van de vorm van een bouwwerk, en van de

(16)

daarvoor toegepaste methodes; dit bevordert toepassing van die methodes in de hedendaagse bouwkunde, waar zij tot een effi­ ciënte werkwijze kunnen leiden en een bevredigend gebouw op kunnen leveren.

De architectuur van Gaudï is, zeker in zijn laatste werken, zo geheel anders dan wij dagelijks om ons heen zien, dat zij ons in eerste instantie volslagen vreemd voorkomt.

Dat wij er, op wat voor manier ook, gevoelig voor zijn, bewijst dat het werk een zekere herkenbaarheid in zich draagt. Wij kunnen onderzoeken waarin de herkenbaarheid gelegen is; bijvoor­ beeld door naar de structuur van het gebouw te kijken, te zien welk maat- en welk verhoudingssysteem gebruikt werd, welke con­ structiewij zen en welke materialen, en ook welke statische en fysische principes aan het gebouw ten grondslag liggen. (5) Het decoratieve en het symbolische, de betekenissen, zullen ons daarna minder problemen opleveren. Interpretaties in de litera­ tuur, met name het "literaire .genre", zullen beter doorgrond kunnen worden, want:

"though mr. Ruskin's thoughts .cannot stoop down to the plain prosaic details of the structuresque, because building is not his business, they possibly sour high enough in the poetry of

visionary art, because poetry is his business." (6)

Analyse en synthese

Gaudï heeft zich menigmaal voorstander van de synthese getoond en zich in forse bewoordingen over de analyse uitgelaten. Voor hem was analyse de dood, synthese het leven. Hij verweet Noorde­ lingen hun hang naar analyse, en verklaarde dat de synthese een

kunst van de Mediterranen is. (7) Misschien heeft het feit dat Nederland zo met de zee verbonden

is bij Gaudï nog enige sympathie voor ons volk gewekt. ("De zee is het enige dat voor hem de drie dimensies - de ruimte - samen­

voegt.) (8)

De analytische geest die ons eigen zou zijn, mag bij Gaudï irri­ tatie en minachting hebben opgewekt, klaarblijkelijk stonden ook voor hem analyse en synthese in een soort dialectische verhou­ ding. Het mag zo zijn dat wij de synthese, die Gaudï als omega ziet van het bouwen, niet beheersen, wel de analyse. De ana­ lyse die nodig is om zijn werk te kunnen begrijpen. (In dit proefschrift zal men de stellingname van Gaudï niet verdedigd of aangevallen zien; evenmin de stelling, dat Gaudï impliciet be­ doelde dat Mediterranen in tegenstelling tot Noordelingen de zin voor analyse missen en derhalve wel niet tot een goed onderzoek

in staat zijn.) (9) Ik heb bij mijzelf en anderen de behoefte gevoeld aan een betere

kennis en begrip van Gaudï's architectuur en heb dan ook de uit­ daging die het werk van de meester bevat met graagte aangenomen. Ik heb geconstateerd en geconcludeerd dat het werk van Gaudï in hoge mate analyseerbaar is, dat het tevens in hoge mate berust op rationele overwegingen, en dat het met grote kennis van en inzicht in de technische en de natuurwetenschappen ontworpen is; daarbij droegen de mechanica en de fysica naast de geometrie enkele van de belangrijkste ontwerpoverwegingen aan. Versiering en symboliek hadden in deze ontwerpoverwegingen een grote in­ vloed doch op een andere wijze dan in de literatuur vaak gesteld wordt. De interpretatie van Gaudï's symboliek dient met de uiterste terughoudendheid te geschieden. Het valt te constateren dat de symbolen die Gaudï gebruikte, tijd- en plaatsgebonden als ze zijn, zelden universele waarde hebben. De wijze waarop Gaudï zijn architectuur ontwikkelde, kan echter universeel worden toe­ gepast. Het is wenselijk dat zijn ontwerp- en werkmethoden aan architecten bekend worden en in architectuurscholen worden toe­ gelicht.

Algemeen kan gesteld worden, dat de architectuurhistorici tekortgeschoten zijn in het geven van inzicht in de werkwijze van architecten; zeker geldt dat voor die van Gaudï. De

(17)

belang-stelling die er momenteel bestaat voor zijn produkten leidt hopelijk tot een juist inzicht in zijn werkwijze, daar het aan­ leren van de werkwijze tot resultaten kan leiden als die welke Gaudi bereikte. Een onjuist inzicht of het ontbreken van inzicht in de werkwijze en de gehanteerde middelen leidt daarentegen al gauw tot wanbegrip en depreciatie. In de literatuur waarin Gaudï's werk beschreven wordt, vindt men vaak een gebrek aan in­ zicht in de wijze waarop zijn gebouwen tot stand kwamen en in de invloed van het bouwproces op de vorm. Uiteraard zijn er uitzonderingen, zoals de geschriften van Isidre Puig Boada (die door de gebruikte talen, Catalaans en Spaans, helaas voor velen onbereikbaar zijn). Geconstateerd kan worden dat het werk begrijpelijker is als het door bouwkundigen beschreven is. De terminologie wordt bouwkundiger en bevat minder abstracties, abstracties

die niet zelden in de plaats gesteld worden van onwetendheid. (10)

De bouwkundige analyse

De bouwkundige analyse legt het werk van een architect uit met behulp van begrippen, die in ontwerp en uitvoering van een bouw­ werk van belang (kunnen) zijn.

Wat beweegt een architect in zijn werk? Welke factoren spelen een rol in de ontwerpbezigheden en de verwerkelijking van ideeën. Hoe combineert de ontwerper de^diverse factoren, welke waarden kent deze eraan toe en hoe bepaalt zij of hij welke fac­ toren een rol (dienen te) spelen?

Er zijn vele pogingen gedaan het werk van Gaudï te begrijpen, te duiden. Met wisselend resultaat. Dit proefschrift is een poging met gebruik van bouwkundige begrippen inzicht te geven in het werk van een ontwerper. De uitgangsstelling daarbij is dat het werk van een architect slechts begrepen kan worden door dat werk zelf, zelf te analyseren.

6

De methode van onderzoek

Deze is in wezen eenvoudig. Hij houdt in dat eerst en vooral de gebouwen worden bekeken, betast, beluisterd en gemeten; foto's, tekeningen, beschrijvingen worden pas geraadpleegd als het ge­ bouw zelf te weinig kennis verschaft. Een confrontatie van eigen met andermans bevindingen vindt pas daarna plaats.

Uitgangspunten bij het onderzoek voor dit proefschrift waren: - de literatuur geeft te weinig inzicht in de (ontwikkeling van

de) projecten om als leerstof te kunnen dienen voor toekom­ stige bouwkundigen

- het zelf opmeten en in tekening brengen is een uitstekende manier om gebouwen te doorgronden

- de literatuur dient aangevuld te worden met de resultaten van bouwkundige onderzoeken.

Deze uitgangspunten zijn in feite de conclusies die uit het onderzoek door de Gaudigroep - Delft getrokken werden.

De methode van beschrijven

De beschrijving is van oudsher naast de tekening de meest voor­ komende wijze van kennisoverdracht over de bouwkunde en zijn produkten. Pas in de laatste honderd jaar is de foto een (onmis­ baar) middel geworden, daarna de film, de video. Al deze midde­ len blijven beperkt; zij zijn voornamelijk visueel en, in mindere mate, acoustisch van aard. Voor de andere zinnen (tast, reuk, het gevoel voor maat) is in feite niets ontwikkeld. De beschrijving is derhalve altijd een surrogaat van het gebouw. Het is dan ook te wensen dat er betere middelen tot kennisover­ dracht worden ontwikkeld. Hoe primitief ook, de beschrijving, de vastlegging van een gebouw dient een belangrijk doel: Mocht een gebouw gedoemd zijn te verdwijnen, dan blijft ons althans het surrogaat van de beschrijving. Mocht men het gebouw willen her­ stellen, reconstrueren, dan bestaat althans dat surrogaat. Tevens overbrugt de beschrijving van het gebouw de afstand

(18)

tussen "Mohammed en de berg".

In dit proefschrift vindt men teksten, foto's, tekeningen. De teksten volgen alle eenzelfde schema, waarvan echter per stuk in onderdelen afgeweken kan zijn, indien dat wenselijk bleek. De kern van de stukken vormen de delen over de stoffelijke struc­ tuur, de functionele en de ruimtelijke structuur, die gezamen­ lijk de structuur van het gebouw vormen. Door hier de toegepaste (c.q. toe te passen) materialen aan toe te voegen en tevens de situatie, de massa-vorm en een typebeschrijving wordt het con­ crete gebouw dichterbij gebracht. Voor een goed begrip van de gebouwen en plannen en Gaudi's werkwijze is ook steeds de ont­ werpmethode ter sprake. Elke beschrijving van een gebouw of ont­ werp wordt voorafgegaan door een overzicht van wat er in litera­ tuur en bronnen aan informatie aanwezig is.

De structuur van de dissertatie

In een beschrijvend deel treft men een aantal werken uit de eerste helft van Gaudi's praktijkjaren, uiteengezet volgens een methode die tracht objectieve zaken en subjectieve zienswijze van elkaar te scheiden, en zo beter begrip te krijgen van Gaudi's ontwerpmethode en de bij de uitvoering van zijn gebouwen gevolgde bouwwijze. Daarbij vindt men uitgelegd wat en hoe de invloed van dit laatste op Gaudi's ontwerpen is geweest.

Dit proefschrift geeft voorts ter oriëntatie vijf doorgangen naar het werk van Gaudï:

1. de architectuurbeschrijving

2. het leven van Gaudï, zijn opleiding

3. de stand der exacte wetenschappen in zijn tijd 4. de architectuur in Spanje tot Gaudï

5. Gaudi's vorm-geving.

- Het eerste punt: de beschrijving van zowel gerealiseerde als te ontwerpen gebouwen (de architectografie), te onderscheiden in geschiedenis, kritiek en theorie, zou meer op het uitoefenen van

het architectenvak gericht kunnen zijn.

- Het tweede punt: behalve de afkomst van een architect, zijn omstandigheden, familie enzovoort, is van belang de opleiding die hij genoten heeft en de specifieke vakken daarin. Bij Gaudï blijkt er een sterke nadruk te liggen' op wiskunde, statica en fysica, sterker misschien dan bij zijn studiegenoten.

6 - Het derde punt:dit is bij punt 2. in zekere zin reeds 7 genoemd. Meer dan algemeen wordt aangenomen, is Gaudi's werk 8 bepaald door mathematische uitgangspunten. Terwijl langzamerhand

algemeen bekend is dat Gaudï interessante p5gingen deed de zwaartekracht ten voordele aan te wenden, herkent men niet even algemeen de haast letterlijke statische schema's in zijn ge­ bouwen. Zijn werk "barst" temet van het spelen met de natuur­ wetten.

10 - Het vierde punt: de architectuur in Catalonië kent een aantal specifieke trekken, die het werk van Gaudï sterk bepaald hebben. Het zijn niet de decoratieve, maar de architectonische, structu­ rerende elementen die daarbij een rol speelden, zoals de "arco diafragmatico" en de "bóveda catalana". Gaudi's architectuur was voorts nadrukkelijk op de westerse bouwkunst geënt.

- Het vijfde punt: architectuur is vorm-geving. Het is van belang te weten hoe ,een architect zijn vormen ontwikkelde. De vormen zelf, zijn een resultaat van een proces. Het kennen van dat proces is van belang voor de toekomstige ontwerper. De kwintessens van de ontwikkeling van Gaudi's architectuur is gelegen in de toepassing van kegelsneden, kettinglijn en evenwichtsconstructie en de consequenties die hij daaruit voor zijn vormgeving trok.

De hiervoor genoemde vijf punten vormen het zelf geschapen kader waarbinnen het werk van Gaudï bestudeerd is.

(19)

weinig lezers van dit proefschrift zullen de onder de genoemde punten bijeengebrachte kennis bezitten, hoewel velen er wellicht veel herkenbaars in zullen aantreffen.

(20)

Ho ten

(1) Martinell, C , "Conversaciones con Gaudï", p. 54. (2) Martinell, C., o.c, p. 54, 55.

Deze door Gaudï geconstateerde "fout" in de toenmalig actuele architectuur(=ontwerp)opvatting zou wel eens de oorzaak (geweest) kunnen zijn van opvattingen die heden nog over zijn werk bestaan.

(3) In feite probeerde Gaudï in zijn eerste werken het pro­ bleem op te lossen dat bijvoorbeeld Mies van der Rohe ge­ durende zijn hele Amerikaanse periode -heeft beziggehouden: hoe gaat een gebouw de hoek om, zowel uitwendig als inwen­ dig, wat betekent dit voor de plaatsing en de afmetingen van de toe te passen materialen. We zien hoe Gaudï in het begin (Casa Vicens) moeite heeft met de dikte van het materiaal (de tegel) en welke oplossingen hij daarvoor be­ denkt. Het probleem is trouwens al zo oud als de formele bouwkunde. Wij zien aan Brunelesschi's kerken, aan de wijze waarop hij dit probleem te lijf gaat, de datering binnen het totale werk. Ook Palladio hield zich, bijvoor­ beeld in de omhulling van zijn Basilica, met dit probleem bezig in combinatie met de door de belasting vereiste dimensionering van de normale en de hoekkolom, waarbij tevens nog zijn harmonieleer een rol speelde.

(4) Martinell, C , o . c , geeft verschillende uitspraken van Gaudï over de functie van het menselijk skelet en de relatie met de spieren "die de motoren zijn".

(5) Bergóa, J., "Conversaciones de Gaudï con Juan Bergós", II: Elk kunstwerk dient verleidelijk te zijn (daarin rust de universaliteit die allen aantrekt, kenners en leken); ... (6) Vrij naar het citaat van de woorden van Robert Kerr, in:

Peter Collins, "Changing Ideals in Modern Architecture". (7) Gaudi stelde: "De ontdekkingen van hen die analyseren maar

de synthese vergeten, vinden geen toepassing omdat elke

relatie vernietigd is." Ofwel het gaat om het verband der dingen.

En over het onderwijs: "De fout van een overmaat aan ana­ lyse maakt de school in de ogen van haar studenten af­ keurenswaardig, omdat wat ze daar leerden hen tot niets dient."

Bergós, J., o.c, 148, 168. Martinell, C , o.c, p. 89 e.v.

(8) Martinell, C , "Gaudï, his life, his theories, his work", p. 25.

(9) In zijn Histoire de la philosophie Occidentale (deel II, hoofdstuk VIII) schrijft Jean Francois Revel: "Precies zo­ als na Plato richt zich" (aan het eind van de zeventiende eeuw) "de aandacht van de logica, op het verschil tussen een a priori oordeel en een op de ervaring gebaseerd of a posteriori oordeel. Of, volgens Kant, tussen een analy­ tisch en een synthetisch oordeel, waarvan de laatste is gekenmerkt door het feit dat het attribuut van buiten aan het subject wordt toegevoegd en er niet door een analyse uit kan worden afgeleid; als het van buiten aan het sub­ ject wordt toegevoegd, moet die toevoeging op een of andere manier, meestal op grond van ervaring, gefundeerd worden."

Daar Kant de filosoof is aan wie Gaudï bij Bergós een ge­ dachte wijdde, Gaudï zich voorts herhaaldelijk over ana­ lyse en synthese uitliet (gekoppeld aan de verschillen tussen Mediterranen en Noordelingen) en ook Kant tot de Noordelingen rekende (die zich in schemering en nevelen hullen, hun geest voortdurend pijnigen en hun gevoelens onderdrukken), kan een studie over de relatie Gaudï-Kant tot interessante ontdekkingen leiden, die meer inzicht kunnen verschaffen in Gaudï's gedachtenwereld. (J. Bergós, Conversaciones, p. 58)

(21)

(10) Een voorbeeld: Nikolaus Pevsner, wiens werk nu zelf rijp is voor een historisch onderzoek, gebruikt de term "aesthetic appeal" voor dat wat een "gebouw" van een "stuk architectuur" onderscheidt. In zijn Dictionary of Architecture wordt deze term merkwaardig genoeg niet aangetroffen.

(22)

DE ARCHITECTUURGESCHIEDSCHRIJVING EN GAUDl/GAUDl EN DE ARCHITEC-TUURGESCHIEDSCHRIJVING

Inhoud

Architectuurgeschiedschrijving en de opleiding tot architect Gaudi en de architectuurgeschiedschrijving

De literatuur over Gaudï

Aantekeningen bij de literatuur over Gaudï

(Beoordelings)criteria in de architectuur(beschrijving) Noten

Uit de geschiedenis kan men leren, ook het foute.

De architectuuruitoefening is uitvloeisel van de studie van ge­ bouwen en beschrijvingen. De'; architectuurgeschiedschrijving is behalve doel in zich ook hulpmiddel voor de architect in zijn scheppende werk en is sinds haar ontstaan een invloedrijke, zo niet bepalende factor in dat werk gebleken.

(23)
(24)

2

Architectuurgeschiedschrijving en de opleiding tot architect In het begin van de jaren 70 deed zich in de architectuuropleiding aan de Technische Hogeschool van Delft de behoefte voelen aan een heroriëntatie op de architectuurgeschiedenis. Dit verschijnsel stond uiteraard niet op zichzelf en hing direct samen met de studenten-revolte aan het einde van de jaren 60, die in de bouwkunde-opleiding van Delft meer dan in enige andere afdeling van de Technische Hogeschool zijn diepe sporen trok. In de raads-verslagen van de Afdelingsraad lezen we op 7 november 1973 over het rapport "Historie nu of nooit" van de Werkgroep Geschiedenis: "De belangrijkste conclusie, die thans getrokken kan worden, is dat n.a.v. de gesprekken van de externe deskundigen het oor­ spronkelijke idee om een geschiedstheoreticus aan te trekken, is losgelaten. Er wordt nu meer gedacht aan een sociaal-economische historicus en verder nog aan een aantal andere disciplines"

(raadsverslag 21 november 1973).

In een aantal stellingen sprak de werkgroep zich uit over de "theoretische en praktische vraagstukken rond het geschiedenis­ onderwijs". De eerste stelling waarschuwde "tegen een te nauw toe-snijden van de vraag naar geschiedenis op het loutere nutseffect van de geschiedsbeoefening". In de zesde stelling was "de noodzaak aangegeven, dat het onderwijs rekening moet houden met de belang­ rijkste problemen waarvoor de studenten later in de praktijk komen te staan. Deze problemen zijn afgeleid uit een drietal structurele veranderingen: de niveaus binnen het bouw- en planningsproces, de sociaal-economische positie van b.i.'s en s.i.'s en de werkwijze van b.i.'s en s.i.'s."

Uit de verslagen blijkt een sterke hang naar een sociaal-econo­ mische benadering (van de geschiedenis) "om de maatschappelijke problemen rond het bouwen, de stedebouw, architectuur en kunst door te lichten en nader tot elkaar te brengen."

Het is een merkwaardige ontdekking, dat men niet eenvoudig gesteld

3

heeft dat het onderwijs in de architectuurgeschiedenis gericht dient te zijn op de opleiding van de toekomstige bouwkundige waar­ bij men uit het verleden opdiept wat van nut kan zijn voor de hedendaagse praktijk. Het is tevens merkwaardig, dat "Kunstge­ schiedenis wordt opgevat als een geschiedenis van beelden" en niet van beeldvorming (produkten en niet produktiewijze). (l) Het is ten derde merkwaardig, dat het verschil tussen de "oude" en de "nieuwe" vorm van geschiedenisonderwijs klaarblijkelijk "die sociologische" kant is.

Uit de verslagen wordt duidelijk dat de Afdeling Bouwkunde als geheel niet in staat was de veronderstelde kloof tussen de ge­ schiedenis van het vak en de opleiding erin te overbruggen, met andere woorden te ontdekken dat deze kloof een in wezen theore­ tische is en in de praktijk alleen bestaat bij de gratie van deze theoretische opstelling.

De architectuurgeschiedschrijving is er bij gebaat, en daarmee de­ genen die haar bestuderen (teneinde bijvoorbeeld bouwkundigen op te kunnen leiden) dat zij uitgeoefend wordt door mensen, die zich ervan bewust zijn, dat het om de GESCHIEDENIS VAN DE ARCHITECTUUR ALS PRODUKTIEWIJZE gaat.

Men zou verwachten dat deze gedachte de voorstanders van het introduceren van de sociaal-econoom in het architectuuronderwijs aan heeft gesproken en dat zij aandacht besteed hebben aan "de problemen van andere eisen, die aan kennis en vaardigheden worden

gesteld". Dat blijkt niet het geval. (2) Uit de geschiedenis kan men leren. Bijvoorbeeld hoe men zich aan

kan passen aan "andere eisen, die aan kennis en vaardigheden worden gesteld". Men kan de constanten ontdekken in het ontwerp­ en bouwproces en daarmee de variabelen. De resultaten zijn van fundamenteel belang voor de toekomstige beoefenaren van het

bouwen. (3) Het historisch onderzoek naar de bouwkundige ontwikkelingen, een

(25)

ander dan het traditionele vergelijkende onderzoek van de resul­ taten van die ontwikkelingen op zekere momenten, is een typisch

vakgericht onderzoek. (4) Dat het historisch onderzoek van bouwprodukten of produktiewijzen

voor de instandhouding en vermeerdering van kennis over het bouwen van fundamenteel belang is en dient te geschieden lijkt mij buiten kijf. Het is daarbij niet opportuun of het om nieuwe, oude of mo­ gelijk reeds verdwenen bouwwijzen gaat. In dié zin hoeven wij ook niet te spreken over de geschiedenis van het bouwen, maar gaat het om de beschrijvingen van bestaande (eventueel verdwenen of ge­ plande) bouwwerken. Dit proefschrift wil hiervoor een pleidooi

zijn. (5) Wat namelijk ook de betekenis van de architectuur en haar be­

schrijving mag zijn, steeds is de bouwkunst een produkt van een proces en is de bestudering van dat proces van fundamenteel belang voor de toekomstige architecten. De produkten (de gebouwen) zijn daarbij onze gids. Wij zien daarin het resultaat van het proces, de kwaliteit van het resultaat.

14

Gaudï en de architectuurgeschiedschrijving

Voor iedere architect (en architectuuronderzoeker) bestaan er in feite twee "bronnen" waaruit zij of hij kennis over eigen vak het bedenken en helpen realiseren van gebouwen - kan putten: ge­ bouwen en beschrijvingen.

Wat is er met gebouwen aan de hand? Er zijn er zovéél, de wereld staat er vol van en niemand is in staat de totaliteit aan "ge­ bouwde omgeving" in zich op te nemen. Terwijl vroeger de geringe verplaatsingssnelheid de omvang van de kennistoename beperkt hield, is dat nu de verplaatsingshoeveelheid van gebouw naar ge­ bouw, van stad naar stad, van land naar land en van continent naar continent die men zou moeten ondernemen om alles te zien; en hoe weinig tijd hebben wij I

Er dient dus immer geselecteerd te worden, liever: onze beperkte opnamecapaciteit veroorzaakt vanzelf een selectie.

Hetzelfde geldt voor de literatuur (en andere media: film, tele­ visie, video.) Er is een niet ophoudende stroom over oude en

nieuwe gebouwen, theorieën en theorieën over theorieën. (6)

Hoe stond Gaudï tegenover de architectuurgeschiedenis en de mani­ pulatie ervan in de geschiedschrijving?

Uit zijn aantekeningen van 1878-1879 weten wij dat Gaudï op de hoogte was van de oudere èn de eigentijdse bouwkunde. De Parijse Opéra kritiseerde hij, in een vergelijking met het Atheense Parthenon, met kennis van zaken. Het verhaal gaat, dat hij de Entretiens sur 1'Architecture van Viollet-le-Duc zeer grondig las

en van aantekeningen voorzag. (7) Later, omstreeks 1915-1920, heeft hij zich tegenover Bergós en

Martinell diverse malen over het bouwen in verleden en heden uit­ gelaten. Het was echter ook die schrijvers onbekend wat Gaudï verder aan literatuur bestudeerd had dat op de bouwkunde betrek­ king had. Er wordt gezegd, dat hij als student veelvuldig de schoolbibliotheek bezocht, hetgeen zeer goed mogelijk, maar niet

(26)

bewezen is. Zijn bibliotheek in de Sagrada Familia was bescheiden, van de aanwezige boeken noemt Martinell slechts enkele, die sociaal-economische zaken betreffen. Geen (historische) architec­

tuurbeschrijvingen echter. (8)

Volgens Martinell was Gaudï's kennis van de architectuurgeschiede-is buitengewoon: "Gaudï showed singular erudition as far as architectural literature is concerned" en "... his knowledge would be apparent in the "Notes on Ornamentation" where he showed an extraordinary acquaintance with art history, this is true also of the "Memorial" which accompanied his projects of lampposts for the

Plaza Real". (9) In Gaudï's "conversaciones" met Bergós en Martinell komt zijn ken­

nis van bouwwerken en bouwwijzen tot uiting. Men kan concluderen, dat Gaudï het gebouwde als voorbeeld zag voor zijn eigen werk maar:

"Originaliteit bestaat in een terugkeer naar de oorsprong, en wel zo dat diegene origineel is die nieuwe middelen met de eenvoud van de eerste oplossingen combineert. Het getuigt van oorspronkelijk­ heid als men de problematiek van de allereenvoudigste eerste basi­ liek weet op te lossen met de complexiteit van de eigen stabili­

teit van de gewelven (zoals in de Sagrada Familia)." (10) "Men moet het derhalve niet in buitensporigheid zoeken. Het is

voldoende te kijken naar irat er gewoonlijk gemaakt wordt en te

trachten dat te verbeteren." (il)

Voor scholen, theoretici en onderzoekers had Gaudï niet veel goede woorden over. Behalve zijn kritiek op de analytici, die wij veel­ vuldig bij Bergós en Martinell genoteerd zien, vinden wij ook: Gaudï zag in (architecten)kringen" "de charlatans, die praten maar niets maken; in tijdschriften vindt men, behalve reprodukties, teksten en velen houden het daarbij. Scholen, kringen en tijd

schriften zijn slechts hulpmiddelen." (12)

Critici "zijn bijna gesjeesde artiesten door gebrek aan kwaliteit en moed. Daarom is eenieder, die hen beluistert of met hen werkt

verloren." (13) "Er zijn twee openbaringen, zo zei Gaudï, de ene is de doctrine

van moraal en religie, de andere wordt gevormd door de feiten, het grote boek van de Natuur". "... de overige boeken zijn daaruit voortgekomen en bevatten bovendien de interpretaties en vergis­

singen van mensen". (14)

Enige pregnante uitspraken van Gaudï

In de architectuurbeschrijving heerst de misleidende gewoonte fan­ tasie te verwarren met verbeeldingskracht, voorstellingsvermogen: "Bij een andere gelegenheid, toen hij het verschil besprak tussen

"Imaginación y fantasia" (15) Gaudï: "Wij Mediterranen zijn niet gewend hersenschimmen,

fantasmas, te zien maar beelden, imagenes. Wij hebben meer ver­ beeldingskracht dan fantasie en zijn daarom geschikter voor de

plastische kunsten." (16) Voor Gaudï was het ruimtelijke voorstellingsvermogen een absolute

voorwaarde voor architectuurbeoefening:

"Die twee architecten die zich mijn leerlingen noemen, beheersen het "ketelmaken" niet. De ketelmaker is iemand die van een vlak een inhoud maakt. Ik heb mijn ruimtelijk voorstellingsvermogen omdat ik zoon, kleinzoon en achterkleinzoon van ketelmakers

(27)

De literatuur over Gaudi

In grote trekken kan men de literatuur over het bouwen indelen naar historie, kritiek en theorie; zo ook de literatuur met be­

trekking tot Gaudï. (18) Men kan deze laatste tevens naar de volgende categorieën indelen:

a. door Gaudï zélf gebruikt materiaal, zoals Viollet-le-Duc, Choisy, Vitruvius, Du Cerceau, Alberti, Palladio; daarbij is het probleem erachter te komen welke boeken Gaudï feitelijk kende

b. de literatuur waarin Gaudï een onderdeel vormt (de algemene architectuurbeschrijvingen)

c. de literatuur waarin Gaudï hoofdzaak vormt.

De over Gaudï verschenen literatuur kunnen we slechts lezen in het licht van zijn eigen notities (1878-1879) en uitspraken, zoals die voornamelijk zijn vastgelegd door César Martinell, Isidre Puig Boada en Juan Bergós Massó (+_ 1915-1926). Men moet er tevens op

bedacht zijn dat er een zee van verschil in betekenis is tussen de jeugdnotities en de uitspraken op latere leeftijd. Veel van deze door derden genoteerde uitspraken zijn weliswaar nauwkeurig geda­ teerd (Martinell), maar er schuilt een probleem in de afweging van het betrouwbaarheidsgehalte ervan. Zo noteerde Martinell veel uit­ spraken over de werking van klokken en carillons, terwijl Bergós

daarover niets vermeldde. (19)

In 1972 verscheen George Collins' "A Bibliography of Antonio Gaudi and the Catalan Movement, 1870-1930", mogelijk de uitvoerigste bibliografie die er over een architect verschenen is. Sindsdien is de stroom publikaties alleen maar groter geworden, en ook de omvang van de verschenen boeken.

Men kan zich echter beperken tot de boeken van Rafols en Folguera, Martinell, Bergós, Sweeney en Sert, Puig Boada, Bonet Garï, Pane en de jongste uitgaven van de schrijvers Carlos Flores, Juan Bassegoda Nonell, Tokutoshi Torii en de Nederlandse Gaudï-groep

16

Delft. Deze boeken vormen met elkaar de essentie van de Gaudï-beschrijving. Daarvan zijn slechts Martinell, Sweeney en Sert en de Gaudï-groep Delft in voor Nederlanders algemeen begrijpelijke talen gesteld (Engels, Duits en Nederlands).

Reeds in 1929 kwam José F. Rafols, samen met F. Folguera, met een biografie, die sedertdien als standaardwerk over Gaudï gezien mag worden. Rafols kon direct over alle toen nog in de Sagrada Familia aanwezige materiaal beschikken. Veel van wat Rafols kende en niet publiceerde, is helaas in de Spaanse Burgeroorlog verloren gegaan. Daardoor is het onderzoek naar Gaudï's werkwijze uiterst problema­ tisch geworden. (Ook vele andere archieven werden in die jaren

vernietigd.) (20) Pas in de jaren 60 hebben Roberto Pane en César Martinell uitge­

breide pogingen gedaan in hun boeken vat te krijgen op theorie en werken van de meester-architect. Ondanks de omvang en diepgang van deze studies vallen de boeken van Pane en Martinell in het niet bij de recentere van Juan Bassegoda Nonell, Carlos Flores López en

Tokutoshi Torii. (21) De laatste blinkt uit door een zeer uitgebreide bronnenstudie,

waarbij men echter kritisch dient te staan tegenover het illustra­ tiemateriaal waar Torii vormverwantschappen met delen van Gaudï's

werk wenst te demonstreren. (22) Carlos Flores schreef het overzichtelijkste werk van de drie. Het

is vooral op de relatie van Gaudï met Jujol gericht en laat de in­

vloed van de laatste op Gaudï's werk zien. (23) Het boek "Obras Completas de Gaudï" van Bassegoda Nonell,

ordinarius van de leerstoel Gaudï (Catedra Gaudï), heeft als voor­ lopig bezwaar dat het in het Japans werd uitgegeven en daarmee voor velen nog ontoegankelijker is dan de vele in het Catalaans of

Spaans gepubliceerde beschouwingen. (24)

(28)

plaatjes" dan verklaringen van het gebouw. De tekst echter is punctueel en verschaft veel data en is uiteraard zeer goed ge­

documenteerd. (25)

De belangrijkste oorspronkelijke werken zijn: a. algemene literatuur

b. specifieke literatuur: 1,

José F. Rafols en Francisco Folguera:Gaudï

Joan Bergós Massó: Antoni Gaudï, Arquitecte Genial vida i obra (26) César Martinell Brunett: Gaudï, su vida, su teorïa, su obra

C. Martinell: Conversacione3 con Gaudi

Joan Bergós Massó: Las conversa-ciones de Gaudï con Joan Bergós Massó

Bonet (27) 3. de door J. Puig Boada en LI.

Gari genoteerde uitspraken. de literatuur per gebouw:

Deze is meer specifiek dan oorspronkelijk te noemen daar in deze boekwerken nogal eens een beroep op de algemene literatuur wordt gedaan; voorbeelden zijn:

- Gaudï en Astorga

- Las Bodegas Güell en Garraf - 1'Església de la Colonia Güell - El temple de la Sagrada Familia

(Maria Jesüs Alonso Gavela) (J. Bassegoda Nonell) (J. Puig Boada) (J. Puig Boada).

De literatuur kan als volgt gekwalificeerd worden: - informatieve werken

- illustratieve werken, dat wil zeggen die herhalen wat in de in­

formatieve werken geponeerd wordt. (28)

De informatieve werken zijn voor dit proefschrift onderzocht op:

a. de teksten, b. de tekeningen, c. de foto's.

ad a. De teksten zijn bekeken op originaliteit en het sóórt infor­ matie, dat wil zeggen: in hoeverre geeft de tekst betrouwbare in­ formatie over opdracht, programma van eisen, planontwikkeling en toegepaste materialen en constructies? Welke informatie wordt verder nog gegeven?

Daarbij was het volgende een belangrijke leidraad:

. de gedachtengang die door Gaudï ontwikkeld werd in ontwerp en materiaalgebruik

. de statische en bouwfysische aspecten van materialen en con­ structies en de wijze waarop deze door Gaudï gebruikt werden. ad b. Zijn de tekeningen originelen of door de schrijver bezorgd? Wat is de relevantie van de gegeven tekeningen?

ad c. Wat is de relevantie van de foto's? ad a., b. en c.:

. wat is de datering van de verstrekte informatie?

. geeft de gegeven informatie een afgerond beeld van het onder­ werp?

(29)

Aantekeningen bij de literatuur over Gaudï

Indien men verwantschap wil leggen tussen Gaudi's werk en andere architectuur, dient men de populairste uitspraak van deze bouw­ meester op te volgen: "Originalidad es volver al origen." Terug­ gaan naar de oorsprong der dingen. Dat wil zeggen dat het onjuist is invloeden uit de geschiedenis van het bouwen op Gaudi's werk te suggereren, die stoelen op beeldverwantschap, zeker als er geen structurele verwantschap blijkt. Zo berust de relatie die nogal eens wordt gelegd tussen de toren van El Capricho en de minaretten in Cairo van El Moyed, El Ahzar en andere, op te oppervlakkige be­ schouwing. Gezegd kan worden dat de vergelijking nauwelijks dieper steekt dan de bekleding. Het waarom van een minaret op een buiten als El Capricho is dan ook door geen van de schrijvers verklaard, tenzij men grilligheid als verklaring accepteert. Evenzo berust het op oppervlakkige vergelijking te stellen dat Gaudï in zijn be-ginwerken door de Moorse bouwkunde werd beïnvloed. Het weerspreekt ten enen male Gaudi's eigen uitspraken betreffende originaliteit. Men dient, indien men zich genoodzaakt voelt tot het zoeken naar inspiratiebronnen van Gaudï (welke hij zelf niet aangaf), vele lagen diep te graven om die bronnen te vinden. Het zijn niet de gebouwen in hun uitgekristalliseerde vorm, zoals zij gebouwd staan, maar de structuren (functioneel, ruimtelijk en stoffelijk), de wijze van maken, de eigenschappen van materialen, de door architect en opdrachtgever gestelde eisen, de voorschriften, die Gaudï bij zijn analyse van architectuur probeert te vinden. (29) De vorm of het beeld van iets is voor Gaudï zeker niet zo maar de inspiratiebron; vormverwantsohap, die niet dieper gaat dan de oppervlakte, het oppervlakkige, is té oppervlakkig om bij het

werk van Gaudï te worden aangewezen. (30) Zo is de invloed, die Tokutoshi Torii in zijn respectabele werk

"El Mundo Enigmatico de Gaudï" van de duivetorens in Egypte doet uitgaan interessant maar niet juist, zo lang niet wordt aange­ toond, dat Gaudï daadwerkelijk de structuur en de constructiewijze

18

(het waarom en het hoe van de vormgeving) van deze veronderstelde voorbeelden onderzocht.

13 Indien Torii's benadering juist is, dan kan men naast de door hem gestelde verwantschap (een huis met vele duivetorens "dat ons direct leidt naar het project van Gaudï voor Tanger") andere stellen, namelijk tussen hetzelfde project en enige "merkwaardige" elementen op de kroonlijst en in de koepel en de lantaarn van San

Ivo alia Sapienza. (3D 14 De relatie die Torii legt met zekere bouwsels op Sardinië (waarin

15 structuur en bouwwijze, met name de paraboloïde gewelfconstruc­ tie, zeer duidelijk zijn weergegeven) en met de rationele projec­ ten van Francisco Roldan y Vizcaino (forten in Melilla en aan de

Frans-Spaanse grens) is heel wat begrijpelijker. (32) Het is in dit verband goed te wijzen op de tekeningen die Juan

Matamala vanuit zijn herinnering van een aantal niet gerealiseerde ontwerpen van Gaudï maakte. Hoewel deze tekeningen mogelijk met veel respect voor zijn meester werden gemaakt, dienen zij in een serieuze verhandeling over Gaudi's werk weggelaten te worden daar zij eerder vertroebelend dan verhelderend voor Gaudi's ideeën

zijn. (33) Is Gaudï gevoelig geweest voor de vele exotische vormen die in

zijn tijd overvloedig in tijdschriften, boeken en (wereld)tentoon­ stellingen aan de ogen van een verwonderde wereld werden getoond? Heel wel mogelijk dat hij geïnspireerd raakte door de vele grotten en spelonken, de gebouwen uit andere culturen en al het andere nieuw ontdekte, maar steeds zal hij gezocht hebben naar het hoe en het waarom. Het imiteren van de natuur ("de natuur is het grote boek waaruit wij allen leren") bestond in het volgen van de logica van de natuur. Daarin was Gaudï een typisch negentiende-eewse

(30)

(Beoordelings)criteria in de architectuur(beschrijving)

In de interpretaties van "De Tien Boeken over Architectuur" van Vitruvius vinden we waarschijnlijk de beste graadmeter voor de

veranderingen in de opvattingen over de bouwkunst. (35)

De voortdurende wisseling in de beoordelingscriteria vormt in de architectuurdiscussie mogelijk het grootste probleem en tegelijk zijn bestaansgrond. Het feit dat "iedere generatie recht heeft op haar eigen geschiedschrijving" is er de oorzaak van dat wat een aantal decennia geleden, gisteren haast nog, overeind werd gezet, nu al omvergeworpen is of wegens louter bouwvalligheid spontaan instortte. Wat onze leermeesters ons, overtuigend, als absolute waarheid bijbrachten, wordt door onze leerlingen, even overtuigd, bij het overige afval gedeponeerd. ' (36) Voorbeelden te over: de benaming "Gotiek" is ontstaan als deni­

grerende term, Rococo klinkt spottend, de bouw van de Sint Pieter werd de aanzet tot de "Reformatie", de voortzetting ervan werd symbool van de "contra-Reformatie", de "Barok" is en wordt nog vaak verfoeid, het Centraal Station van Amsterdam ligt dan weer goed, dan weer verkeerd. De een spreekt dramatisch over verdwenen cultuurgoed, dat door anderen in modern optimisme werd vervangen. De discussie over het "behoud van Zonnestraal" zal waarschijnlijk een langer leven beschoren zijn dan dit belangrijkste monument van het Nieuwe bouwen zélf.

De waardering voor het werk van Gaudï is in de laatste jaren enorm toegenomen. Wanneer zal hij weer terzijde worden geschoven, ver­ oordeeld door een Van Doesburg, in de marge behandeld door een Pevsner? Of vinden wij misschien enige beoordelingscriteria waar­ mee wij in zijn (wijze van) werken een algemene geldigheid kunnen herkennen?

Er zijn handelingen in de werkwijze van een architect die altijd in het ontwerp- en bouwproces een rol spelen, een aantal factoren, die misschien variabel zijn maar wel steeds aanwezig: de architec­

tuur wordt minimaal gekenmerkt door ruimtes, die hun begrenzingen ontlenen aan constructies die op een of andere wijze uit mate­ rialen zijn samengesteld, zodanig dat gewenste functies mogelijk worden.

De begrenzingen kunnen volledig of gedeeltelijk concreet zijn of gedeeltelijk imaginair, dat wil zeggen dat we ons de begrenzing kunnen voorstellen of verbeelden.

Architectuur impliceert structuur, zowel in stoffelijke, ruimte­ lijke als functionele zin.

Architectuur impliceert voorts vormverwantschap, een waarneembare relatie tussen de delen (en het geheel).

Architectuur impliceert ten leste complexiteit.

Waar een van de drie genoemde aspecten ontbreekt, is naar mijn mening geen sprake van architectuur, geen sprake van goed bouwen; waar een van de aspecten de boventoon voert ontstaat uitzonder­ lijke architectuur, uitzonderlijk goed of uitzonderlijk slecht.

Met betrekking tot het begrip complexiteit dient gesteld te worden dat eenvoud en armoede niet verward moeten worden, evenmin eenvoud en enkelvoud, dat gecompliceerd (ingewikkeld) voorts iets anders is dan complex (samengesteld). (Het eerste betekent chaos, onover­ zichtelijkheid; het tweede meerlagigheid, gestructureerde samenge­ steldheid, overzichtelijkheid ondanks mogelijke veelheid.) (37) Ogenschijnlijk gecompliceerde architectuur kan complex blijken, eenvoudig ogende architectuur armoedig blijken. Het is van groot belang door het behang heen de kwaliteiten van het structurerende linnen te bestuderen.

Slechte architectuur stelt bovendien bij nadere beschouwing steeds weer teleur, goede architectuur daarentegen blijft keer op keer verrassend goed.

(31)

Noten

(1) Happort: Het Geschiedenisonderwijs na 1973, blz. 11 (sten­ cil); van de afdeling der bouwkunde van de T.H. Delft. (2) De aanhalingen zijn uit het genoemde rapport.

(3) E. Viollet-le-Duc schreef over het onderwijs (Cinquième Entretien, Tome 1, p. 148): "Pour conclure j'ajouterai done: (...) ce n'est pas tant les formes d'art qu'il faut enseigner a la jeunesse que ses principes invariables, e'est-a-dire sa raison d'etre, sa structure, ses methodes

11

(4) De discussie over in hoeverre alle mogelijke disciplines binnen een opleiding een eigen leerstoel (moeten) hebben of anderzins geïnstitutionaliseerd dienen te zijn, blijft hier buiten beschouwing.

(5) Deze gedachte is onder architectuurhistorici geen gemeen­ goed, ook niet in "het actuele architectuurdebat" zoals Eenato de Fusco het noemt in zijn Storia e struttura. De Fusco geeft in zijn inleiding in twee alinea's de verschil­ lende betekenissen die het woord geschiedenis voor architec­ ten en historici heeft. Ook hier ontbreekt de, naar het lijkt consequent, uit de architectuurgeschiedschrijving weg­ gelaten betekenis die we "methoden en technieken in ont­ werpen en bouwen" kunhen noemen.

(Er zijn in de loop der tijd heel wat verhandelingen over de betekenis van de geschiedenis en het belang van historisch onderzoek verschenen, waarin de meningen over een en ander ver uiteenlopen. Terwijl in Delft een tijdlang het sociaal-economisch aspect een overheersende rol in de debatten vormde, vond er daarnaast de voortzetting, respectievelijk heropleving plaats van de interesse voor de formele kant van de architectuur.)

(6) Het invoeren van schrift en afbeelding heeft bijgedragen tot een overwaardering van het visuele aspect van de

archi-20

tectuur. Vóór het invoeren van het (multipliceerbare) boek waren reuk- en tastzin, maar ook het ruimtelijk voorstel­ lingsvermogen, wellicht veel sterker ontwikkeld dan erna, c.q. veel belangrijker voor de architectuur. Ook de be­ trokkenheid van de ontwerper/bouwer tot het materiaal was daarvóór veel sterker.

(7) Waarschijnlijker is dat Gaudï meer las dan alleen maar de boeken van Viollet-le-Duc, hoewel die zeer populair waren. Het zou goed zijn een systematisch onderzoek te doen naar de boeken die Gaudï in de loop van zijn. opleiding en loopbaan geraadpleegd kan hebben.

(8) Martinell, C , "Gaudï, his life, his theories, his work" XXXII, 142. (... He was not only attracted by technical and esthetic writings, but also.by books of history, general culture, and the literary classics which he had enjoyed with his taste for dramatic performances and the opera.) Hoewel Martinell zegt, dat Gaudï "a devotee of the reading room at the Barcelona Ateneo" was (volgens Juan Matamala), bleek bij navraag ter plaatse niet dat Gaudï (verplicht) lid is geweest.

Toen Martinell de Sagrada Familia bezocht (zie zijn "Conversaciones con Gaudï") waren daar "... a very few modest bookshelves with a discreet number of volumes, ..." J. Hafols noemt enkele boeken, die bij Martinell ontbreken, in verband met de Coöperatie van Mataró, waaruit Gaudï's (sociale) betrokkenheid bij deze socialistische onderneming moet blijken (Gaudï, p. 32).

(9) Martinell, C , o.c, XXXII.

(10) Bergós, J., "Conversaciones de Gaudï con Juan Bergós, 25. (11) Bergós, J., "Conversaciones de Gaudï con Juan Bergós, 26. (12) Bergós, J., "Conversaciones de Gaudï con Juan Bergós, 184. (13) Bergós, J., o.c, 210.

(32)

(15) Martinell, C , "Conversaciones con Gaudï", p. 111. (16) Martinell, C , o.c, p. 45.

De kwaliteit van architectuur hangt samen met de verhouding fantasie-voorstellingsvermogen. Hoe meer fantasie hoe slechter, hoe ongestructureerder de architectuur.

(17) Martinell, C , o.c, p. 98 (103, 106).

(18) Uiteraard vindt men veel mengvormen, zoals "A critical history" van Kenneth Frampton.

(19) Zowel de meningen van de schrijver als die van de spreker Gaudï, en van die van zijn kroniekschrijvers. (Bijvoorbeeld door de volgorde van belangrijkheid die de schrijvers aan­ leggen in Gaudï's ontwerpuitgangspunten en door het al of niet noemen van onderwerpen.)

Zie literatuurlijst onder: J. Pulg Boada, C. Martinell en J. Bergós. De uitspraken zijn in geen van de gevallen direct genoteerd en pas na vele jaren gepubliceerd.

(20) Rafols, J., "Gaudï".

Dit boek is in feite een tweedelig werk van Francisco Folguera en José F. Rafols, dat bekend staat als J. Rafols' "Gaudï", gevolg van het feit dat Rafols' aandeel over leven èn werk veel omvangrijker is dan Folguera's artikel over Gaudï's architectuur. Dit zegt echter niets over "de schat" aan informatie, die Folguera heeft geleverd.

Merkwaardig genoeg geeft de opmaak van het boek eigenlijk geen aanleiding tot het misverstand; het ware echter beter bij een eventuele herdruk Folguera's bijdrage een duide­ lijker plaats te verschaffen.

(21) Zie literatuurlijst.

(22) Mijn dank gaat bij deze uit naar dr. Tokutoshi Torii voor de vele uren, die ik met hem aan zijn en mijn studie over Gaudï heb mogen besteden.

(23) Dr. Carlos Flores López besteedde veel tijd aan mijn kri­ tische aantekeningen bij de literatuur over Gaudï en ver­

schafte mij inzicht in diverse Spaande bijzonderheden. (24) Een Engelse uitgave is in voorbereiding.

Mijn dank gaat hier uit naar prof. dr. J. Bassegoda Nonell voor het mogen inzien van het Spaanse manuscript en alle andere faciliteiten die hij de leden van de Gaudï-groep Delft heeft verschaft.

(25) Het eerste deel bevat hoofdzakelijk foto's van de Franse fotograaf René Roland; Bassegoda's tekst is bedoeld als (be­ langrijke) toevoeging (deel II).

(26) "Oorspronkelijk" is in feite alleen het eerste werk. Hoewel Bergós en Martinell Gaudï óók persoonlijk gekend hebben, zijn hun teksten veel later geschreven en uiteraard daardoor tevens op het boek van Folguera en Rafols gebaseerd.

(27) Ook I. Puig Boada en LI. Bonet Garï, tot voor kort op zeer hoge leeftijd nog werkzaam in de studio van de Sagrada Familia hebben Gaudï nog gekend. Hun notities zijn niet, zo­ als die van Bergós en Martinell in een aparte editie ver­ schenen.

Zowel Isidre Puig Boada als Lluis Bonet Garï ben ik dank verschuldigd voor de kennis en het inzicht dat zij mij in Gaudï's werk, speciaal de Sagrada Familia verschaften. (28) Hieronder vallen vele van de zogenoemde fotoboeken, waarin

de tekst tot een minimum wordt beperkt, de foto's (eventueel de tekeningen) vooral om visuele effecten worden gepubli­ ceerd en het geheel niet dient om bouwkundige informatie over het gebouw of zijn ontstaan te verschaffen.

(29) Helaas gaat het "programma van eisen" haast altijd verloren. In dit programma kan ook het thema, de toe te passen symbo­ liek begrepen zijn. Men bestudere onder andere de Pabellones Güell en de Sagrada Familia.

(30) Evenmin zijn geschiedenissen, sagen, mythes of tradities die géén betrekking hebben met de door Gaudï te ontwerpen ge­ bouwen van invloed geweest op zijn ontwerpoverwegingen.

(33)

(31) Deze overeenkomst zou wel eens niet de enige kunnen blijken tussen (het werk van) Gaudï en Borromini. Veel van wat Gaudï vanaf het project in Tanger ontwikkelde, lijkt heel sterk op Borromini's barokke werken geënt. A.W. Reinink attendeerde mij ook op parallellen in^ karakter en leven van beide archi­ tecten.

(32) Deze forten lijken, zoals Torii aangeeft-, rechtstreeks ver­ want aan de toren die Viollet-le-Duc publiceerde. (Les Andelys, Chateau-Gaillard) Torii meent dat Eoldan parabo­ lische bogen gebruikte (Torii I, p. 113) hetgeen evident onjuist is. Erger is dat Torii meent dat hoewel het niet gaat om parabolen in geometrische zin, dit wel juist zou zijn van uit statisch oogpunt. Ook gebruikt hij in verband met de bogen van de forten van Roldan het begrip "arcos equilibrados", een ernstig te nemen misverstand, dat tot geheel verkeerde opvattingen over Gaudï's uitgangspunten en werk leidt.

(33) Het is mij absoluut niet duidelijk waarom door schrijvers over Gaudï deze als hommage bedoelde tekeningen opnemen. Zij doen noch de tekenaar, noch Gaudï goed. Het is merkwaardig, dat iemand die als beeldhouwer bij Gaudï is opgegroe'id z5 weinig inzicht in de essenties van Gaudi's bouwkundige w.erk ontwikkelde.

(34) Martinell, C , o . c , p. 58: "Zoals Gaudï zelf zei, was zijn oorspronkelijkheid niet zo zeer oorspronkelijkheid ... Vol­ gens hem waren er ontelbare gevallen waarin de architectuur­ geschiedenis precedenten liet zien van zijn nieuwigheden. Het waren echter losse gevallen, gebruikt zonder systema­ tiek ... Als hij geen voorbeelden kon vinden beklaagde hij zich daarover."

(35) Een interessante vraag is hoe de wereld er vandaag uit zou zien zonder Vitruvius' herontdekking. De boeken komen in de tijd van Karel de Grote weer onder de aandacht en worden

ge-22

durende de Middeleeuwen voortdurend gekopieerd. Een "eigen­ tijds" werk ontstaat in de elfde of twaalfde eeuw met de ge­ schriften van de monnik Theophilus over in kloosters toege­ paste kunsttechnieken de Schedula Diversarum Artium.

In de vijftiende eeuw treedt Alberti op, tezelfder tijd Cernini, daarna vele andere theoretici. Baldwin Brown noemt in een inleiding van Vasari's "Over de techniek" de vol­ gende: Cellini, Borghini, Armenini, Pacheco, Palomino- en uiteraard Vasari zelf.

W. Goeree (Amsterdam 1681) noemt in zijn d'Algemene Bouw­ kunde volgens d'antyke en hedendaagse manier (naast een groot aantal Griekse en enkele Romeinse schrijvers • uit _det

Oudheid) Palladio, Serli, Alberti, Bolland, Scamoz^zi, Vignola, Catanea, Viola en de Lorme. «■ ;r

(36) De uitlating "iedere generatie heeft recht op haa.r e i g e n g e -schiedschrijving" is van ir. Hans van Dijk, hoofdredacteur van Archis, voormalig Wonen-Tabk.

(37) De Spaanse architect Francisco Saenz de Oïza onderscheidt dan ook goede van slechte architectuur als- volgt: goede architectuur is complex, slechte architectuur gecompliceerd. ("Good architecture is complex, bad architecture is- compli­ cated".) , •

(34)

AFKOMST - GEBOORTE - JEUGD - STUDIEKEUS

Inhoud

Afkomst, geboorte, jeugd -afkomst

-geboorte -jeugd

-schoolvorderingen

-verdere geestelijke ontwikkeling

Indrukken, ervaringen die Gaudï in zijn jeugd opdeed in de "Camp de Tarragó" voor zijn vertrek naar Barcelona

-de natuur -de architectuur Studiekeus Noten

De omstandigheden waaronder iemand ter wereld komt en opgroeit bepalen naast persoonlijke condities zijn of haar beroepskeuze en loopbaan. In dit hoofdstuk worden in grote trekken Gaudi's omstandigheden en conditie uiteengezet.

Wordt de beroepskeuze en de kwaliteit van het werk van een archi­ tect door zijn afkomst en jeugd bepaald?

(35)
(36)

Afkomst - geboorte - jeugd

Afkomst

Het geslacht Gaudï komt in de 17e eeuw vanuit de Auvergne naar Eiudoms, een kleine plaats in de buurt van Reus in de zogeheten Camp de Tarragó (het land van Tarragona). Uit Vilafranca del Penedés (noordoostelijker, in de buurt van Barcelona, gelegen) komt het koperslagersgeslacht Salvany, dat in de 18e eeuw gelieerd

raakt aan de Gaudi's. (l) Francesc Gaudï i Salvany (1778-1828) is de eerste Gaudï, die

koperslager wordt. Zijn zoon Francesc Gaudï i Serra (1813-1906), die hetzelfde beroep uitoefent, trouwt in 1843 met Antonia Cornet Bertran, die eveneens uit een koperslagersfamilie afkomstig is.(2)

Geboorte

Uit dit huwelijk wordt op 25 juni 1852 's morgens om 9.30 uur Anton Placito Guillem Gaudï i Cornet geboren. Vreemd genoeg is het onduidelijk waar hij geboren is. Reus strijdt met Riudoms om de eer. In I960 was er zelfs nog een radiouitzending met notariële actes van verklaring betreffende Gaudi's geboorteplaats. Vast staat wel, dat Gaudï zijn jeugd in Reus doorbracht, hoewel hij

vaak in Riudoms logeerde. (3)

Jeugd

Antonio was de jongste van vijf kinderen, van wie twee reeds voor zijn geboorte gestorven waren. Een broer en een zus groeiden met hem op. De broer stierf op jonge leeftijd kinderloos; de zuster trouwde en kreeg een dochter, Rosa, die na het overlijden van haar ouders bij oom Antonio en grootvader Francesc in ging wonen. Ook zij overleed kinderloos. De familie Gaudï i Cornet stierf uit in

1926 met het overlijden van Antonio. (4)

De jonge Antonio had een vrij zwakke gezondheid, hij leed aan ge­

wrichtsreuma, en verbleef naar het schijnt in verband daarmee veelvuldig op de hofstede van de familie Gaudï in Riudoms, vroegere woning en werkplaats van zijn ouders. Hij ging echter in Reus naar school (onder andere bij de vader van zijn latere

"rechterhand" Berenguer).

Aan zijn zwakke gezondheid tijdens zijn kinderjaren zou Gaudï, volgens Martinell, zijn scherpe waarnemingsvermogen te danken hebben. Als op een dag zijn onderwijzer uitlegt, dat vogels vleugels hebben om te kunnen vliegen, merkt Antonio op: "De kippen op onze hofstede hebben grote vleugels, maar ze kunnen niet

vliegen. Zij gebruiken ze om harder te kunnen rennen." (5)

Schoolvorderingen

Op de middelbare school had Antonio de eerste twee jaren aanzien­ lijke problemen met rekenen en aardrijkskunde. Ook behaalde hij in Latijn, Spaans, Christelijke leer en kerkgeschiedenis matige re­ sultaten. .

In de derde klas trof hij Eduardo Toda en José Ribera. (6) Hij schijnt in dat jaar "de geest" te krijgen; zijn cijfers, onder

andere voor rekenen en meetkunde, werden aanzienlijk beter. Daar­ naast was hij buitengewoon goed in Grieks. Ook in zijn vierde 'en vijfde jaar moet hij een heel goede leerling geweest zijn. Overigens was het aantal vakken per jaar opvallend beperkt, hoog­ uit vier. In 1868-1869 deed Gaudï nog twee vakken.op een school in Barcelona, het Instituto Balmés. Wellicht hangt deze schoolwisse-ling samen met de start die zijn broer Francesc in 1868 met zijn medicijnenstudie aan de universiteit van Barcelona maakte. (7)

Verdere geestelijke ontwikkeling

Gaudi's omzwervingen met Toda en Ribera brachten hem in contact met de vele historische en praehistorische overblijfselen in de omgeving van zijn woonplaats. Het is in die tijd dat zijn "voor­ keur voor de kunst" zich begint te ontwikkelen, zijn voorliefde

Cytaty

Powiązane dokumenty

La creación poética de Anna Świrszczyńska, una «huésped inesperada» en la poesía polaca, como la calificó Czesław Miłosz (Zaboklicka, 2016: 303), se caracteriza por una

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

very important and fundamental questions: does the comparative analysis of the textual witnesses (Massoretic Text, 4QSam, putative Hebrew source of the Septuagint) permit proving

Na pewno wielu współczesnych twórców kina oraz przedstawicieli admi­ nistracji rządowej odpowiedzialnych za kinematografię próbuje tworzyć kino zaangażowane, kino, które

Figuur 11.7 Snelheidsprofielen gemeten door Nikuradse; gladde wandstroming (figuur ontleend aan

Reading Rilke (1999) Williama Howarda Gassa i Rilke poetów polskich (2004) autorstwa Katarzyny Kuczyńskiej-Koschany są obecnie postrzegane jako fi lary literatury krytycznej

Wiel­ ka szkoda, że często pomija się nazwę pracowni, bo właśnie tam efekt końcowy jest współtworzony w stopniu równym do samego etapu jego graficznego kom­ ponowania.. Obecnie

‘Building with nature’: the new Dutch approach to coastal and river works de Vriend, van Koningsveld and