s
Gravenwaardsche
dam, Werwense Inlaagdijk, Hewense Geërfde Ban- d i j k en Pannerdense Bandijk, A-72.044 enA-73 081
I
\
Nr. 1 5 . 6 7 Omsc hri j v i ng
Situatie I s Gravenwaardse dam Situatie Herwense In1 aagdi j k S i t u a t i e Herwense Geërfde Bandijk
Situatie Pannerdense Bandijk
Schema Wenneropstef 1 i n g
Verloop rivierstand t e L o b i t h
Resultaten geo elektrisch onderzoek Is-Graverr waardse dam
Resultaten geo elektrisch onderzoek Herwense Inlaagdi j k
Resultaten geo elektrisch onderzoek Herwense Geërfde b a n d i j k
Resultaten geo elektrisch Onderzoek Pannerdanse
b a n d i j k fom/ tek. nr. . . . .. - 3 6 1 76.329 A l -75.020 A4 -76.239 A0 -76.326 A0 -76.322 A0 -76.323 A0 -76,324
1. Inleiding
2. Methode van onderzoek 3. Uitvoering van de metingen
3.1, 's Gravenwaardse dam 3.1.L Periode van uitvoering
3,1.2. WeersomstandSgheden en rìvlerstand 3.1.3. Ligging van de trenches
3,2.
3.2.1. Periode van uitvoering
3.2.2, Weersomstandigheden en tivierstand 3.2.3. Ligging van de trenchec
Herwense Inïaagdi j k; Herwense Geërfde Bandijk; Panner-
dense Bandijk 5
5 ;jj 6
1. Inleiding
In verband met de plannen t o t verbetering van de landsdijken heeft de Rijkswaterstaat, Directie Gelderland het Centrum voor
Onderzoek Waterkeringen verzocht een geo-elektrisch onderzoek uit
t e voeren i n de 's Gravenwaardse dam (dp*53,25 t / m dp 75,50), de Her-
wense I n l a a g d i j k ( d p 1 2 t / m dp 28), de Harwense Geërfde Bandijk ( d p
28 t / m dp 43) en de Pannerdense Bandijk (dp 43 t / m dp 66,50).
Het doel van d i t onderzoek i s het verkennen van de ondergrond, waar- door een eerste informatie wordt verkregen over de homogeniteit en eventuele discontinuïteiten i n de opbouw daarvan.
Het onderzoek is i n verschillende perioden uitgevoerd. De totale lengte van de onderzochte dijken bedraagt 7615 m. Voor de situatie van de onderzochte trenches wordt verwezen naar bijlage 1 - -
.
2. Methode van onderzoek
De geo-elektrische metingen worden uitgevoerd i n enige trenches, die meestal zoveel mogelijk evenwijdig aan de as van de d i j k
z i j n gelegen. In de meetpunten, die op constante afstand van el-
kaar z i j n gelegen, wordt de schijnbare soortel i jke elektrische weerstand p s van de grond bepaald b i j twee of meer verschillende elektrodenafstanden volgens de Wenneropstel 1 i n g .
In de Wenneropstelling (bijlage 2) staan de vier elektroden o p
onderling gelijke afstanden a en symmetrisch ten opzichte van het meetpunt. De vier elektroden staan op een rechte l i j n . Bij m i n i -
maal twee afstanden a wordt i n het meetpunt de elektrische weer- s t a n d R gemeten. De schijnbare soortelijke weerstand p s wordt be-
rekend volgens p s = C.R., waarin C = 2ra. Voor metingen op dijken
is C = 21~a een benadering.
Per meetpunt worden dus twee of meer, meestal verschillende waar- den van p s voor de reSpectieve1 i jke elektrodenafstanden gevonden. A l s vuistregel mag men aannemen d a t de diepte waarover wordt ge- meten, gelijk i s aan de afstand a tussen de elektroden, De ps- waarden b i j de kleine waarde van a hebben voorname1 i j k betrekking op de lagen aan het oppervlak en de ps-waarden b i j de grote waarde
van a geven informatie over de dieper gelegen lagen. Hierbij moet worden opgemerkt d a t i n het laatste geval de weerstand van de la-
gen aan het oppervlak wordt meegemeten. De keuze van de elektroden- afstanden is afhankelijk van de plaats van d e trench.
Bij d i t onderzoek z i j n drie gevallen t e onderscheiden:
a ) De trench l i g t i n de uiterwaard: De afstand a hangt a f van de t e onderscheiden dikte van het kleipakket.
In de meeste geval len kan met twee kleine waarden van a worden
vol staan.
b ) De trench l i g t op de d i j k : De afstand a hangt a f van de kerende hoogte van de d i j k , De afstand a t a l b i j een grotere kerende hoogte groter worden gekozen. De afstand a moet i n ieder geval zo g r o o t z i j n , d a t informatie kan worden verkregen over de weer-
s t a n d enige meters onder de d i j k . Omdat meestal over een grote
hoogte wordt gemeten, moeten vaak minimaal drie waarden voor a worden gekozen.
c ) De trench l i g t achter de d i j k : De t e onderzoeken diepte hangt a f
van de kerende hoogte van de d i j k . De afstand a zal b i j een gro- t e r e kerende hoogte groter worden gekozen, t e n z i j e r aanwi jzin- gen zijn dat de kleilaag een zeer geringe dikte heeft.
Als over een t r a j e c t de waarden van p s constant blijven, is daarover de grondopbouw hoogstwaarschi j n l i j k ook constant. Als de waarden van gs verschillen, dan verschilt i n het algemeen ook de grondop-
bouw. Hoe de grondopbouw is en wat de verandering van ps precies
i n h o u d t , kan niet u i t de metingen alleen worden afgeleid. Aanvul- lend grondonderzoek, bijvoorbeeld i n de vorm van sonderingen en/of boringen, is voor een volledige interpretatie vereist.
Slechts algemeen kan worden gesteld dat ps>4On rn op de aanwezig- heid van veel zand d u i d t en ps<300 m op de aanwezigheid van veel klei. Deze waarden gelden b i j de aanwezigheid van zoet grondwater,
3. Uitvoering van de metingen
3.1. 's Gravenwaardse dam 3.1.1. Periode van uitvoering.
De metingen zijn verricht in de periode van 1 t/m 10 oktober 1973. 3.1.2. Weersomstandigheden en rivierstand.
3.1.3.
De metingen zijn uitgevoerd in een tamelijk droge periode. Omdat de rivierstand in dit geval van vrij grote invloed kon zijn op de waarnemingensis deze gedurende de meetperiode opgenomen. Het bi ijkt dat de rivierstand een geringe daling ondergaat van N.A.P.
+
8,30 mop 1 oktober naar N.A.P. f 8,19 m op 10 oktober. Deze geringe peil-
daling heeft waarschijnlijk een te verwaarlozen invloed gehad op de meet- resu 1 ta ten.
Ligging van de trenches.
In de uiterwaard zijn twee trenches gemeten.
a) Trench 1 evenwijdig aan de as van de dijk op ongeveer 30 meter afstand van de teen.
Tussen dp 61,25 en dp 64,50 kon niet worden gemeten, omdat hier vrij- wel geen voorland aanwezig is.
b ) Trench 2 evenwijdig aan de as van de dijk op ongeveer 5 meter afstand van de teen.
Over de buitenkruinlijn is één trench (trench 3) gemeten.
In het achterland is één trench gemeten (trench 4) waar dit moge- lijk was, Van d p 56 t/m dp 69 ligt de trench op 2 m uit de binnen- teen. Van d p 69 t/m dp 75,50 ligt de trench op 5 m uit de binnen- teen.
In
alle trenches zijn de meetpunten op 25 meter afstand van elkaar gekozen3.2. Herwense inlaagdi j k ; Herwense Geërfde Bandijk; Pannerdense B a n d i j k .
3.2.1. Periode van uitvoering.
Behoudens
-
t 300 m van de Herwense Inlaagdijk (dp 12 t / m dp 15) i s gemeteni n de periode van 24 februari 1976 t / m 30 maart 1976.
Hierbij moet worden opgemerkt d a t i n deze periode niet op a l l e werkdagen i s
gemeten. Van dp 12 t / m dp 15 i s het onderzoek i n december 1975, uitgevoerd gedurende 2 dagen. De onderzoekperioden staan op bijlage 5;6 en 7 aan- gegeven. De Tigging van de trenches is iets verschillend van het overige gedeelte. Daarom zai deze i n hoofdstuk 3.2.3. apart worden vermeld.
3.2.2. Weersomstandigheden en riv i ersiiand.
Gezien de lange periode waarover i s gemeten, zal b i j het interpreteren van de metingen moeten worden nagegaan o f veranderingen i n weersomstandig-
heden en rivierstand van invloed z i j n geweest op de meetresultaten. Daar-
om v o l g t hieronder een overzicht van de weersomstandigheden. Voor het verloop van de rivierstand wordt verwezen naar bijlage 3.
Da turn Weersomst a nd i g heden
24-2- I76 25-2- I 7 6
26- 2-
'
76 Droog27- 2- I 76 Droog
Lichte regen na droge periode.
Af nemend b u i ï g
2-3- I 7 6
3-3- "76 Droog en zonnig
4-3- 76 Droog en zonnig
9-3- I 7 6 Droog en zonnig; licht vorst
Droog, na regenachtige periode
10-3- ' 7 6
11-3- I 7 6
17-3- I 7 6 Lichte regenbu ien
18- 3-
'
76 Mistig19- 3- 76
23-3-
'
7624-3- I76 Zonnig en droog
30-3- 76
11-8-'76 Droog en zonnig,
Droog en zonnig met lichte vorst i n de nacht Bewolkt en droog met nachtvorst
Droog en heiîg
Zonnig en droog; lichte vorst
Gezien h e t bovenstaande o v e r z i c h t z u i l en de weersomstandigheden van geringe i n v l o e d z i j n geweest op de meetresultaten.
3.2.3. L i g g i n g van de trenches.
I n de uiterwaard z i j n twee trenches gemeten:
a) Trench I: Van dp 12 t / m dp 15 op
-
t 5 m u i t de teen,b) Trench 11: Van dp 12 t / m dp 15 op
-
t 30 m u i t de teen.Van dp 1 5 t / m dp 66,50 op
-
+
10 m u i t de teen.Van dP 15 t/m'dp 66,50 op
-
t 25 m u i t de teen,Over de d i j k i s t r e n c h I 1 1 gemeten. De p l a a t s van deze t r e n c h v a r i e e r t , omdat h e t n i e t overal mogel i j k was om een meting u i t t e voeren vanwege de aanwezigheid van leidingen, hekken, bebou- wing e.d.
Van dp 1 2 t / m dp 15 l i g t t r e n c h 111 op de b i n n e n k r u i n l i j n . Van dp 1 5 t / m dp 38,25 l i g t t r e n c h I11 bovenin h e t binnentalud. Van dp 38,25 t / m dp 66,50 l i g t t r e n c h 111 hoog i n h e t buitentalud.
I n het achterland z i j n , waar d i t m o g e l i j k was, twee trenches ge- meten:
a) Trench I V : Van dp 12 t / m dp 1 5 op -..
+
5 m u i t de teen.Van dp 15 t / m dp 66,50 op
-
+
10 m u i t de teen. b) Trench V: Van dp 12 t / m dp 15 i s deze t r e n c h n i e t gemeten.Van dp 15 t / m dp 66,50 op
2
25 m u i t de teen. I n a l l e trenches z i j n de meetpunten op 25 meter afstand van e l - kaar ge kozen.C E N T R U M VOOR ONDERZOEK WAT ER K ER I NG E fJ 9.70 - - S C H A A L W E R K N R . A- 73.081
VAN
2 4 / 2 / ’ 7 6
t / m
30/3/’76
(+11-8-’76),&.
TEK. NR. 76.239OPNAME
RIVIERSTAND
TE LOBITH
BIJLAGE
3
et. vdl 5-76 9.60 a