• Nie Znaleziono Wyników

De Delftse markt in tijd en ruimte

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Delftse markt in tijd en ruimte"

Copied!
72
0
0

Pełen tekst

(1)
(2)
(3)

De Delftse Markt in tijd en ruimte

11111111111.' 11.1.1 \.1\1 1\ 1111111.1111111 11111 1 111\11 1.11111111111111\\1 lUi 1 I \\\\\\111111\\\\\\1\111111111111111111111111111111111\1\\1\\\\\\\1111\1 11111111111\ 1111\111111111111111111 \\111\ 1111111111111\\\\1

\\~\\

111111

Bibliotheek TU Delft

11111111 111I1

c

868732

(4)
(5)

De Delftse Markt in tijd en ruimte

ir. J

.

A. Kuiper

(6)

Delftse Universitaire Pers Mijnbouwplein 11

2628 R T DELFT Tel. (015) 783254

Ir J.A. Kuiper, die deze studie over de Delftse Markt heeft verricht, is oud-lid en naamgever van ons bureau.

Door een goede samenwerking tussen de Delftse Universitaire Pers en ons bureau is het mogelijk gebleken om de studieresultaten in deze vorm te publiceren. Kuiper Compagnons, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Architectuur

Rotterdam mei 1984

Copyright © 1984 by Delft University Press, The Netherlands. All rights reserved.

No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording or by any formational· storage and retrieval system, without written permission from Delft University Press.

(7)

1

Inhoud

Inleiding 1

I. De Grote Markt binnen de stedelijke structuur van het historische Delft 3

1. Van marctvelt tot Markt 3

2. De Nieuwe Kerk en haar kerkelijke erf 6

3. De Grote Markt als stedelijke structuur 9

11. De Grote Markt als ruimtevorm 15

1. Het stadhuis 16

2. De Nieuwe Kerk en het kerkhof 23

3. Het Marktplein: 26

De Markt "treflick regulier" 26

De Marktwanden 30

111. De optische effecten van afwijkingen in profielen en grondplan 33

1. Het dwarsprofiel van de Markt 33

2. Het langsprofiel van de Markt 35

3. Het grondplan 38

IV. Het beeld van Hugo de Groot 40

1. Het beeld 40

2. Het voetstuk 41

3. De plaats van het beeld 43

Samenvatting 53

(8)
(9)

"Het oude Delft is een wonder van stedebouwkunst. Het beste deel van iedere stad, zoals van ieder mens, is haar hart. Delft heeft een hart. En het is er beroemd om. Wie voor het eerst op de Grote Markt van Delft komt, houdt de adem in van bewondering. In zijn Markt bezit Delft een onbetaalbare schat. Het Marktplein is middeleeuws van ontstaan en klassiek van vorm: het is een gaaf afgerond geheel.

Het is eerbiedwaardig èn om zijn aanleg èn om zijn bestem-ming. Het is levend, want het is noch verlaten, noch overspoeld door het verkeer, maar het middelpunt van de stedelijke, soms van de nationale samenleving. Maar ondanks dit alles is de Delftse Markt toch in verval. Het is een schoon geheel uit vroeger tijden, maar in de loop der eeuwen, vooral ook in deze laatste eeuw, zijn de veranderingen geen verbeteringen ge-weest."

(10)
(11)

1

Inleiding

Het is ruim een halve eeuw geleden, dat een bouwkundig student een inleiding hield voor een Delftse stedebouwkundige studiekring. Zijn onderwerp was de Delftse Markt als ruimtevorm, zijn leidsman daarbij was het boekje 'Platz und Monument' van de kunsthistoricus A.E. Brinckmann (1). De inleiding was een pleidooi voor het aanbrengen van een zestal verbeteringen van het ruimtelijke

beeld. ,

De inleiding had tot gevolg, dat de leider van de studiekring, prof. Granpré Molière, contact zocht met zijn vriend, de oud-Delftenaar mr. K.P. van der MandeIe. Ook deze was overtuigd, dat in samenhang met de in uitvoering zijnde restauratie van de Nieuwe Kerk, het ruimtelijke beeld van de Markt meer aandacht verdiende. Hij stelde de student daarom in staat om na zijn ingenieurs-examen gedurende enige maanden zijn aanvankelijke denkbeelden verder uit te werken. De plantekeningen werden met perspectieftekeningen en een houten maquette tijdens een tentoonstelling daarvan op 5 mei 1934 aangeboden aan het gemeentebestuur van Delft. Op die zelfde dag riep mr. Van der Mandele de stichting 'De Groote Markt te Delft' in het leven. Deze had statutair tot doel 'de schoonheid van de Delftsche Markt met de omgeving van de Nieuwe Kerk en van het Stadhuis te bevorderen'.

De ontvangst van het verbeteringsplan was niet onverdeeld gunstig. Het voorstel om de Markt grotendeels verkeersvrij te maken, riep niet geheel ten onrechte verzet op van zowel Openbare Werken als de georganiseerde midden-stand. Daarmee was de beoogde gedachtenwisseling over de merites en de tekortkomingen van de Markt als stadsbeeld beperkt tot een discussie over een onderwerp, dat op dat ogenblik nog niet rijp was voor discussie: verkeer en parkeren in een historische binnenstad.

De overige voorstellen, die direct betrekking hadden op het stadsbeeld, zijn niet meer aan de orde gesteld. Twee jaar nadat - in 1937 - het verkeer in verband met het Grote Marktplan in de Delftse Courant nogmaals alle aandacht had gekregen, brak een wereldoorlog uit: voortaan vroegen andere problemen de aandacht.

Desondanks is na de oorlog aan drie van de genoemde wensen geheel of gedeeltelijk tegemoet gekomen. De Markt is aan de zijde van de Cameretten gesloten voor doorgaand verkeer, de bolrondte van de Markt werd verminderd en het beeld van Hugo de Groot - zij het tijdelijk - verplaatst.

De taak, die mr. Van der Mandele en prof. Granpré Molière in 1934 aanvankelijk met zoveel élan op zich hadden genomen, had een voortzetting verdiend. De Stichting 'De Groote Markt te Delft' is echter een stille dood

(12)

gestorven. Van het Stichtingsbestuur is alleen de adjunct-secretaris - de bouw-kundige student uit 1932 - overgebleven. Hij wil met dit boekje het werk van de initiatiefnemers in 1934 voortzetten en na een halve eeuw opnieuw belangstelling wekken voor de Delftse Markt als stadsbeeld. Een boekje, geen plan. Want de nadruk ligt ditmaal op de diagnose. Overwegingen en argumenten maken een gedachtenwisseling mogelijk.

Het boekje biedt een wandeling in tijd en ruimte. In de tijd omdat enige kennis van ontstaan en wordingsgeschiedenis van de Markt nodig is om het karakteristieke van de huidige Markt te begrijpen. In de ruimte omdat dit boekje alleen handelt over de Markt als ruimte: architectuur komt slechts ter sprake, voorzover zij een invloed uitoefent op de ruimte.

De vele citaten, ontleend aan 'Platz und Monument' vragen opnieuw aandacht voor de figuur van A.E. Brinckmann, wiens analyse van stedelijke ruimten van blijvende betekenis is geweest.

De omstandigheden zijn vandaag, evenals in 1934, ongunstig voor een spoedige uitvoering van de aanbevolen verbeteringen. Het moment is wel gunstig voor een bezinning, waaruit opnieuw de overtuiging moet ontstaan dat de Delftse Markt om verbetering vraagt.

Historische aanleidingen tot handelen zijn weldra aanwezig. In 1984 valt de h~rdenking van de dood van Willem de Zwijger. In hoeverre deze herdenking een blî}vend gevolg kan hebben voor de Grote Markt en omgeving, valt op dit ogef,blik nog niet te overzien •

. '\ Op 30 juni 1986 zal het 550 jaar geleden zijn, dat de stad Del ft van Philips d~ G~ede als Gra,af v~n Holland de vrije ?eschikkin~ kreeg over het M~,rktve~d. DIt voor de ontWIkkelIng van het economIsch leven In Delft zo belangrIjke feIt, zou een aanleiding moeten zijn om aandacht te geven aan het ruimtelijke beeld van de Markt en omgeving.

Daarbij mag dan tevens worden herdacht, dat het op 3 mei daaraan voorafgaande 450 jaar geleden is, dat de grote brand naast 2309 van de circa 2600 woningen het stadhuis, de beide parochiekerken en vele kloosters verwoest-te (2). Blaeu, zegt - en Dirck van Bleyswijck zal het hem later nazeggen - 'datse uyt desen brant, als de fenix uyt sijn assche, en als door dit vuer gesuyvert, veel heerlicker, dan sij te voren was, verresen is' (3).

Tenslotte: het beeld van Hugo de Groot werd in 1886 geplaatst. Mag ook dit beeld na 100 jaar zijn definitieve plaats vinden?

(13)

3

I. De Grote Markt binnen de stedelijke structuur van het historische Delft

1. Van marctvelt tot Markt

Midden in de polderstad Del ft ligt het rechthoekige Markteiland. Het is binnen de omringende grachten globaal 85 m breed, bijna 300 m lang en vandaag door zeven bruggen verbonden met de binnenstad van Delft. Het Markteiland had aanvankelijk - tot 1493 - aan drie zijden een volledige randbebouwing. Daar-binnen bleef een eveneens rechthoekig marctvelt over van globaal 55 bij 275 m. Ontstaan en ontwikkeling van dit marctvelt zijn uitvoerig beschreven door J.J. Raue in zijn recente dissertatie 'De stad Delft' vorming en ruimtelijke ontwikke-ling in de late Middeleeuwen (4). Hieraan wordt het volgende ontleend.

Tot in de elfde eeuw voerde een stelsel van kreken vanuit de toen nog brede Maasmonding tot diep in het moerassige land achter de duinen. Eén van deze kreken lag ter plaatse van het huidige Marktplein en liep via het Oosteinde in de richting van Pijnacker. Deze kreek is in de loop van de 12e eeuw verland. Op de vaste grondslag van zijn oeverwallen kon in de volgende eeuwen gaande-weg een bebouwing ontstaan, die de randbebouwing van het marctvelt zou gaan vormen.

Een belangrijk element in de ontwikkeling van dit marctvelt waren de .eigendomsverhoudingen. Terwijl het stedelijk gebied gedurende anderhalve eeuw zich gaandeweg rondom het marctvelt uitbreidde, bleef dit marctvelt tot het midden van de 15e eeuw grafelijk domein.

Nog een ander belangrijk gegeven komt uit het onderzoek van Raue naar voren. Hij toont namelijk aan, dat het historische Delft is ontstaan uit een planmatige ontginning. Daarbij werden haaks op de Nieuwe Delft (de huidige Koornmarkt, Wijnhaven en Voorstraat) in oostelijke richting evenwijdige kavel-blokken uitgezet. Het oudere grafelijke domein ter plaatse van de huidige Markt werd in dit verkavelingspatroon opgenomen. Het verkreeg daardoor de even-wijdige begrenzingen van Voldersgracht en Oude Langendrjk, waaraan de latere Markt zijn regelmatige vorm zou ontlenen.

Het westelijk gedeelte van het veld was opgehoogd om enkele grafelijke gebouwen, die daar lagen, te vrijwaren van wateroverlast. Die ophoging zal er wel de oorzaak van zijn, dat vandaag nog de grondslag aan de korte westwand van de Markt meer dan een meter hoger ligt dan die aan de Marktwanden naast de kerktoren. Het is daardoor ook begrijpelijk dat, ondanks vroegtijdige maat-regelen voor een goede waterafvoer, de oostzijde van het marctvelt naar de woorden van Delft's kroniekschrijver Van Bleyswijck een 'Riet-thuyn' was. Een omstandigheid, waaraan ook de naam Rietveld in het oostelijke gebied herinnert.

(14)

Wanneer Philips de Goede in 1436 het marctvelt aan de stad overdraagt, hebben de grafelijke gebouwen op 't rnarctveIt waarschijnlijk al plaats gemaakt voor het laat-gotische stadhuis (5). Nadat dit in 1536 en 1618 is afgebrand, wordt tussen 1618 en 1620 het huidige stadhuis gebouwd.

Belangrijker dan aan de westzijde waren in deze periode de ontwikkelingen aan de oostzijde van het marctvelt. De oostgrens van het marctvelt werd aanvankelijk gevormd door een gracht, die de huidige Gedempte Burgwal verbond met het Vrouwjuttenland (6), dat toen ook nog Burgwal heette. In 1355 begint de uitbreiding ten oosten van deze Burgwal, waardoor het Vrouwjuttenland en het Vrouwenrecht na de verstedelijking van dat gebied, het karakter van stadsgracht krijgen (7). Het lijkt aannemelijk, dat in die periode de Burgwal tussen Langen-dijk en Vrouwjuttenland wordt gedempt (afbeelding 1).

Gelijktijdig met de uitbreiding naar het oosten zal de behoefte zijn ontstaan aan een tweede parochiekerk. Het marctvelt met zijn centrale ligging was daarvoor de aangewezen plaats. Wanneer echter Van Bleyswijck dit gebied beschrijft, vermeldt hij dat 'het Oostelijckste gedeelte van dit Eylandt, daer toen ter tijd de Nieuwe Kerck begon gestigt te werden, een Justitie plaets was daer een houte galg stond. zijnde als een Riet-thuyn rondsom met Riet bewassen'. Mocht daarom een aarzeling hebben bestaan orn op deze grond een kerk te bouwen, dan wordt deze moeilijkheid weggenomen, wanneer in 1351 twee burgers ter plekke een helder licht zien en een visioen krijgen van Maria, gezeten op een troon in een gouden kerk (8). Wanneer deze verschijnselen zich in de volgende jaren herhalen, besluit men om de nieuwe parochiekerk op deze plaats te bouwen. In 1381 staat Albrecht van Beyeren een stuk van het rnarctvelt (voorlopig niet langer dan circa 80 m) voor dit doel af. Nog tweemaal wordt het kerkelijke erf vergroot: in 1395 met 9 roeden om de bouw van de toren mogelijk te maken, in 1421 met 4,5 roeden dat wil zeggen tot ter hoogte van de Oudemanhuissteeg -ter vergroting van het kerkhof. Hiermee heeft het res-terende rnarctvelt voor de eerstvolgende eeuwen zijn definitieve lengte gekregen (afbeelding 1).

De ontwikkeling van rnarctvelt tot Markt gaat inmiddels verder. Na de overdracht van het marctvelt aan de stad in 1436 wordt kort daarop in 1443 -de grafelijke woning aan -de Cameretten aangekocht en afgebroken (9), waardoor eindelijk een goede toegang tot de Markt wordt verkregen en tevens de Voldersgracht kan worden doorgetrokken tot de Wijnhaven. Dan beschikt Delft, precies op de helft van zijn lengte, over één doorgaande verbinding van de oostelijke wal (Koepoortsbrug) met het Oude Delft. Ook de andere westelijke toegang tot het marctvelt, namelijk die van de zijde van de Koornmarkt, is dan inmiddels tot stand gebracht.

In 1484 wordt het marctvelt circa 90 cm opgehoogd en bestraat (10). Pas daarna gaat men van de 'Markt' spreken. De Markt is gemeten vanaf westwand tot aan het kerkhof, gemiddeld 140 m lang bij een breedte, die varieert van 52 tot 58 m.

De benaming kan verwarring wekken, omdat de afmetingen van de Markt in de loop van de volgende eeuwen wijzigingen ondergaan. Wanneer in het vervolg van dit verhaal wordt gesproken over de (Grote of Delftse) Markt, dan is bedoeld de gehele ruimte tussen de westwand en de kerk, waar ook het vroegere kerkhof ten zuiden van de kerk in zekere zin op betrokken blijft. Met 'Marktplein' wordt aangeduid. aanvankelijk de ruimte tussen stadhuis en kerkhof, later na het opruimen van de grens van een kerkelijk erf, de ruimte tussen stadhuis en kerk.

Verdere ontwikkelingen van de Markt zijn een direct gevolg van de ontwikkelingen van het kerkelijke erf. Daarom moeten wij nu eerst aandacht geven aan de gebeurtenissen rondom de kerk en haar erf.

(15)

5

I

Afbeelding 1.

Het ontstaan van het 'maretvelt': de aanvankelijke loop van de Burgwal wordt rond 1355 ver-vangen door het Vrouwenrecht. Uitgaande van de opgegraven resten van de kerkhofmuur kan men de begrenzing van het kerkelijke erf in 1395 en 1381 bepalen.

(16)

2. De Nieuwe Kerk en haar kerkelijke erf

Uit het voorgaande is al naar voren gekomen, wat de bouwgeschiedenis van de Nieuwe Kerk heeft betekend voor de ontwikkeling van het marctvelt. De eerste fase daarvan werd bepaald door de reeds vermelde afstand van grond uit het grafelijke domein bij de oorkonden van 1381, 1396 en 1421, waardoor het kerkelijke erf - het kerkhof - zich uitstrekte tot aan de Oudemanhuissteeg. Hierbij is belangrijk, dat dit kerkelijke erf voorlopig nog gelegen was binnen het aanvankelijke marctvelt, dat zich ter weerszijden van de Nieuwe Kerk uitstrekte tot aan het Vrouwenrecht.

Een ruimtelijk nieuwe ontwikkelingsfase begint rond 1485 met de ver-lenging van de zuidelijke zijbeuk tot de voorkant van de toren en de bouw van de doopkapel, die in dit jaar worden voltooid (11). Kort daarna worden in 1493 tien woningen ten zuiden van de kerk afgebroken ter vergroting van het kerkhof (12). Waarschijnlijk moeten wij kerkhof hier interpreteren als kerkelijk erf, in ieder geval blijkt in 1512 het voornemen om dit erf grotendeels te benutten voor een verlenging van het zuidelijke dwarsschip en de bouw van een tweede zuidelijke zijbeuk (13).

De structurele betekenis hiervan was allereerst, dat vanaf dit ogenblik het marctvelt niet langer als openbare grond doorliep ten zuiden van de kerk; voortaan was de grond ten zuiden van de kerk kerkelijk erf. De in 1512 begonnen bouw zou, door de grotere breedte-ontwikkeling van de kerk, vanaf de Markt gezien aanleiding hebben gegeven tot een boeiende en rijke ruimte-ontwikkeling (afbeelding 2). Het liep echter anders. Na de aanleg van de funderingen in 1512 is de verdere afbouw vertraagd en na de verwoestende brand van 1536 voor goed opgegeven. Daarmee bleef de complexere en rijkere ruimte-ontwikkeling achter-wege, die in de plaats zou zijn gekomen van de aanvankelijke enkelvoudige ruimtestructuur. Die enkelvoudige structuur van de marktruimte was in dit proces inmiddels aangetast. Door de afbraak van de 10 woningen was er naast de toren voor goed een gat ontstaan.

Ook de verdere lotgevallen van de Nieuwe Kerk hebben hun gevolgen voor de Markt gehad. De brand van 1536 heeft namelijk nog op een andere wijze het ruimtelijke karakter van de Grote Markt beïnvloed. Van der Kloot Meyburg toont in zijn boek over de Nieuwe Kerk aan, dat aanvankelijk 'elke travee der zijbeuken was overdekt door een eigen schilddak'. De dwarskappen accentueerden van voren gezien de breedte van de kerk, waardoor de kerk een afsluitende wand vormde ten opzichte van het vóór de kerk gelegen marktplein. Wij kunnen dat in zijn meest uitgesproken vorm zien op het Pieterskerkplein in Leiden: hier is de vroegere kerktoren weggevallen, waardoor dankzij de afdekking van ·de zijbeuken met dwarskappen de meer dan 50 m brede gevel het daarvóór gelegen Pieters-kerkhof geheel kan bepalen. Op gelijke wijze heeft in Del ft het marctvelt aanvankelijk visueel een beëindiging gevonden in de met dwarskappen afgedekte eindgevels van de zijbeuken. Deze werking werd in 1485 verzwakt, doordat de verlenging van de zuiderzijbeuk werd afgedelj:t met een langskap.

Bij de herbouw na de brand van 1536 werden vervolgens de zijbeuken in hun geheel met langskapp~n afgedekt, iwaardoor de Markt sindsdien niet langer zijn definitieve einde vindt in kerktoren en kerkgevel. Daar.om kon Peters in het begin van deze eeuw al terecht schrijven, dat de Markt groter schijnt dan zij is onder meer 'wijl de Sint-Ursula met haar rijzigen en eleganten toren haar aan de oostzijde niet afsluit maar nog verlengt' (14). Een effect, dat ook aan de wijze van overkapping van de zijbeuken moet worden toegeschreven.

Het gat in de Marktwand, dat ontstaan was door afbraak van de 10 woningen, was de .eerstvolgende eeuwen nog niet storend. Vóór de kerk lag

(17)

7

...

-

- - -

-

- - - -

--Afbeelding 2.

Op grond van de opgegraven fundering, die in 1512 werd gelegd, neemt van der Kloot Meyburg aan, dat men een tweede zuidelijke zijbeuk of rij kapellen heeft willen bouwen.

,

(18)

immers het 20 m diepe kerkhof, afgescheiden van het marktplein door twee lage muurtjes. De zuidoosthoek naast de toren was daardoor een achteraf gelegen stille hoek zonder verkeer.

Die kerkhofmuurtjes vindt men al aangeduid op het schilderij in het Del ft se gemeentemuseum, dat een beeld geeft van de toestand direct na de brand van 1536 (15). Men vindt ze een eeuw later terug op de kaart van Blaeu (1649) (16).

Inmiddels is het kerkhof, dat op de kaart van Jacob van Deventer (circa 1550) nog groen is aangegeven, .vermoedelijk sinds de eerste helft van de 17e eeuw buiten gebruik gesteld en verhard (17). De muurtjes blijven voorlopig, men treft ze nog aan op de oorspronkelijke uitgave van de Kaart Figuratief van 1677, zoals afgebeeld bij Peters (18). Blaeu "tekent zes bomen achter deze muurtjes, deze ontbreken op de Kaart Figuratief en op de gravure van C. Decker (19), waarschijnlijk om de kerk beter te laten uitkomen. Immers toont een gecorrigeerde uitgave van de Kaart Figuratief in 1703 een rij paaltjes in plaats van de twee muurtjes, maar daarachter opnieuw zes bomen (20).

Op alle verdere gravures uit de 18e eeuw vinden wij deze bomen terug, zoals ook wordt aangetoond door E.A. Canneman. Hij laat ook zien, dat er rond 1880 nog vier bomen over waren (21). In 1928 stonden er nog twee bomen, die toen volkomen op hun retour waren (22). Kort daarna zijn zij opgeruimd, want in 1932 was de Markt definitief boomloos. Met dit opruimen van de laatste resten van de boomplanting rond 1930 is er meer gebeurd dan het verlies van een beetje groen. De ruimtelijke structuur, die tot dat ogenblik nog een laatste schijn vasthield van de oude tegenstelling Marktplein - kerkhof was verloren gegaan, zulks tot schade van zowel Marktplein als kerk. Alleen in de kadastrale eigendomsgrens bleef voorlopig de herinnnering aan het vroegere kerkhof be-waard.

De schade was zowel structureel als visueel. Canneman somt een aantal verliespunten op: de kerk heeft behoefte aan een eigen voorruimte en aan een architectonische inleiding, het effect van de hoge toren wordt versterkt, wanneer de voet van de toren door de bomenrij aan het oog wordt onttrokken, het groene scherm breekt enigszins de wat armoedige pleinwanden. Het voor-naamste argument voor het terugbrengen van een bomenrij vóór de kerk is naar zijn mening, dat er daardoor weer een indeling ontstaat in een kleiner en rustiger deel van het plein, dat bij de toren hoorde en een groter deel, dat diende als voorplein voor het stadhuis (23).

Wat het kerkhof ten zuiden van de kerk betreft, weten wij niet of dit terrein na het afzien van de voorgenomen kerkuitbreiding in gebruik is geweest als begraafplaats. Een tekening van A. Rademaker uit 1680 (afbeelding 3) laat zien, dat het kerkhof dan is getransformeerd tot een promenade. Oe rij bomen langs de gracht, die wij al kennen van de kaart van Blaeu (1648) en van de gecorrigeerde Kaert Figuratief in de uitgave van 1703, vervangen in ruimtelijk opzicht de in 1493 afgebroken 10 woningen. Visueel roepen zij een suggestie op van de lengte van het vroegere marctvelt, terwijl ook de openbare wandeling in feitelijke zin de situatie van vóór 1493, namelijk de aanvankelijke straat, herstelt. Een wandeling over het kerkhof is ook voordien altijd mogelijk geweest. Het toegangsportaal in de zuidgevel van de kerk (24) (pas later dichtgemetseld) moest bereikbaar blijven. Daarom vindt men op alle stadsplattegronden vanaf 1536 een brug tussen kerkhof en Vrouwenrecht en twee bruggen naar de Oude Langendijk.

(19)

9

Afbeelding 3.

Een gravure van A. Rademaker uit ~ 1680 laat zien hoe het kerkhof langs de Oude Langendijk dan een openbare wandelgelegenheid is geworden.

3. De Grote Markt als stedelijke structuur

Van oudsher heeft de Delftse Markt waardering gevonden. Die waardering had dan kennelijk betrekking op de ruimtelijke harmonie. 'Sij heeft een frayer en heerlijcker marckt als vele andere steden', zegt Blaeu, wanneer hij over Delft spreekt (16). Vele anderen hebben na hem een zei fde waardering getoond.

Bij al deze waardering klinkt nauwelijks iets door van wat de Delftse Markt structureel - of zo men wil stedebouwkundig - zo uitzonderlijk maakt. Zelfs ir. J.C. Visser gaat in zijn uitstekende artikel over 'het Delftse stadsplan' (25) niet verder dan de opmerking, dat de twee grachten (namelijk Oude Delft en Koornmarkt - Voorstraat) de ruggegraat van het stadsplan vormen, 'waarop de vrijwel in het centrum van de stad gelegen Markt op een logische wijze aansluit'. Toch is de ligging van de Markt binnen de stedelijke structuur van Delft, voor zover zij buiten het binnenstadsverkeer is gelegen, eerder uitzonderlijk dan logisch te noemen.

Het komt vaker voor, dat het bestuurlijke hart van een stad niet tevens het economische centrum van die stad vormt. Bij riviersteden als Deventer en Zutphen heeft bij de uitgroei van de stad het winkelcentrum de noodgedwongen eenzijdige stadsuitleg gevolgd. Stadhuis en hoofdkerk bleven op een stiller en gaandeweg meer perifeer gelegen plein achter, maar zij bleven wel als vanouds

(20)

opgenomen in het plaatselijke en regionale verkeer. Maar wáár elders vinden wij een bestuurlijk en kerkelijk centrum, tevens plaats van een belangrijke week-markt, dat zo volkomen buiten alle verkeerslijnen is gelegen. Je zou gemakkelijk Delft kunnen doorkruisen zonder de Markt op te merken, als er niet de 'landsmarks' waren: de torens van stadhuis en Nieuwe Kerk. In dit opzicht verschilt Delft van al die andere steden, waar op de Markt de belangrijkste straten van de oude stad samenkomen: Groningen, Haarlem, Breda.

Wat de ligging van de Delftse· Markt in het stedelijke stratenpatroon helemaal uitzonderlijk maakt, is dat de Markt niet alleen buiten alle verkeers-lijnen is gelegen, maar daarenboven van oudsher slecht toegankelijk voor ander verkeer dan voetgangers. Afgezien van de twee stegen aan de noordzijde van de Markt vormde aanvankelijk alleen de Jacob Gerritstraat een directe toegang. Een gevolg van deze uitzonderlijkheid is dat - terwijl men vandaag op andere marktpleinen maatregelen moet nemen om een verkeerscongestie tegen te gaan - in Delft juist een goede toegankelijkheid alle aandacht vraagt.

Ondanks deze slechte toegangen heeft de weekmarkt - nadat de Bees ten-markt in 1590 en de Paardenten-markt na de Kruitramp van 1654 naar elders waren verplaatst - zich vooral na 1945 tot een levendig en kleurrijk gebeuren ontwik-keld.

Aan de andere kant lag het voor de hand, dat de winkel functie in zo'n geïsoleerde ligging moeilijk tot ontwikkeling kon komen. Wel hebben na 1945 vooral buitenlandse eethuisjes, naast een aantal speciale winkels, zich op de Markt gevestigd. Ook zij hebben belang bij een goede bereikbaarheid en parkeergelegenheid.

Zolang de stad Delft een beperkte omvang had en nog voetgangersstad was, waren er in dit opzicht weinig moeilijkheden. Tot het einde van de 1ge eeuw is de Grote Markt in hoofdzaak georiënteerd op zijn bescheiden westelijke en zuide-lijke toegangen: de Cameretten en de Oude Langendijk. De oostezuide-lijke stadswal, die later achtereenvolgens de Oranje Plantage, Oosterstraat en Oostplantage zou worden, had toen nog geen verkeersfunctie (26). De toenmalige Koepoortsbrug, die tot ongeveer 1936 nog tegenover de Vlamingstraat lag, was lange tijd meer een uitgang van boerderijen binnen de stad naar de landerijen ten oosten van de stadsgracht dan een toegang tot de stad. Pas rond 1885 tekent zich met een reeks van gebeurtenissen het begin van een nieuwe ontwikkeling af.

In dat jaar begint de aanleg van het Provinciale kanaal (1885-1895), dat aan de oostzijde van Delft het tracé van de oude stadsgracht volgt. Daarbij moest de Oostsingel, die langs de buitenzijde van het kanaal liep, worden vernieuwd en de Koepoortsbrug (ter plaatse) worden vervangen.

Is er een verband tussen deze verbetering van de oostelijke toegang tot Delft en de verbreding van de Oudemanhuissteeg? Immers wordt in dat zelfde jaar 1885 het geboortehuis van Johannes Vermeer - het huis Mechelen, later 't Witte Hart genaamd - op de westelijke hoek van die steeg (27) afgebroken. Daarmee wordt de toegang tot de Markt van de zijde van de Koepoortsbrug langs Vlamingstraat en Voldersgracht verbeterd.

Enkele jaren na de opening van het Provinciale kanaal volgt een in-grijpender maatregel. In 1899 worden namelijk de Nieuwe Langendijk en de Oude Langendijk tot aan het huidige VVV-kantoor gedempt. Daardoor kan het profiel van dit stuk Oude Langendijk, dat tot dusverre 1 m trottoir en 4.35 m rijweg bedroeg, worden verbreed. Met die demping is plaatselijk de structuur van het Markteiland aangetast. Toch bleef ook daarna de herinnnering aan dat eiland bewaard. De sinds de 17e eeuw aanwezige rij bomen blijft immers tot in de jaren '20 staan (afbeelding 4). Zij vinden hun einde pas ter wille van de bouwketen, die voor de langdurige restauratie van de kerk (van 1923 tot 1938), nodig zijn. Foto's

(21)

11

Afbeelding 4.

Vóór de restauratie-werkzaamheden aan de Nieuwe Kerk beginnen, geeft een rij bomen langs de gedempte Oude Langendijk nog een suggestie van het vroegere Markteiland.

in het boek van Van der Kloot Meyburg (afbeelding 30, bladzijde 89) tonen, hoe desolaat het kerkhof na de restauratie-werkzaamheden er bij lag. Maar wanneer daarna een heesterbeplanting deze leegte opvult en daarmede - vanaf de Markt gezien - de dwarsrichting accentueert in plaats van de langsrichting, dan pas is de oude eiland-structuur ter plaatse volledig verloren gegaan (afbeelding 5).

Die heesterbeplanting was het eindresultaat van een langdurig touwtrekken over de herinrichting van het kerkhof. Aanvankelijk heeft Van der Kloot Meyburg Sr. overwogen om in overeenstemming met het verbeteringsvoorstel voor de Grote Markt van 1934 de gracht langs de Oude Langendijk weer open te leggen als terreinafscheiding (28). Dit stuitte op bezwaren van Openbare Werken. De overtuiging, dat Delft een urgent verkeersprobleem en een nijpend parkeer-probleem moest oplossen, was algemeen (29). Wat de verkeersproblematiek betreft werd het voorstel van Openbare Werken overgenomen: het van de Nieuwe Langendijk komende oost-west verkeer werd langs de zuidzijde van ,de Markt naar Koornmarkt en Peperstraat geleid, het west-oost verkeer langs de - na 1945 - verbrede Oude Langendijk (30). Voor het parkeren ten behoeve van de weekmarkt maakte men aanspraak op alle grond ten zuiden van de Nieuwe Kerk (31).

Het Bouwkundige Weekblad van 1936 nummer 46 geeft een - overigens weinig bevredigend - tussen-voorstel van Van der Kloot Meyburg Sr. met veel parkeerruimte en een restant van een kerkelijk erf, zonder gracht. Het parkeer-argument had de eerdere parkeer-argumenten van de directeur Openbare Werken tegen het graven van een gracht - de kosten van de kademuren en de vervuiling van alle oost-west lopende grachten door onvoldoende doorstroming (32) - op de achtergrond gedrongen.

(22)

Afbeelding 5.

De heesterbeplanting op het kerkelijke erf ontkent de structuur van het Markteiland.

Vanuit onze huidige omstandigheden is het niet moeilijk om begrip te

hebben voor het kostenargument. In 1937 was men de diepe crisis van de

voorgaande jaren nog niet te boven gekomen. De gedachte aan een

binnenstads-herstel moest nog tot ontwikkeling komen, de gedachte dat bij zulk een binnenstads-herstel

niet alleen visuele, maar bovenal structurele waarden aan de orde zijn, was nog

nauwelijks geformuleerd.

Gelukkig is het tussenvoorstel van Van der Kloot Meyburg niet tot

uitvoering gekomen. De huidige oplossing is belangrijk gunstiger. Het kerkelijk

erf is met 5.50 m versmald en afgesloten door een (overigens te hoge) muur. Het

is jammer, dat deze muur ten behoeve· van de verkeersafwikkeling tussen Markt

en Langendijk een grote afschuining onder nagenoeg 450 kreeg: een richting, die

niet past in de middeleeuwse structuur van Delft. Onjuist is, dat het kerkelijk erf

werd beplant met lage bomen en opgaande heesters: een beplanting, die niet

typisch is voor een middeleeuwse stad en die - zoals wij zagen - de stedelijke

structuur van Delft ontkent. Visueel neemt zij de sinds de 14e eeuw bestaande

doorkijk vanaf de Markt tot aan het Vrouwenrecht weg en daarmee ook de

herinnering aan het aanvankelijk doorlopende marctvelt. Ook het zicht vanaf de

Markt op de zuidgevel van de kerk is daarbij verloren gegaan.

De logische consequentie van de demping van de Nieuwe Langendijk komt

pas een kleine veertig jaar later. In de laatste helft van de jaren '30 wordt de

nieuwe en vergrote Koepoortsbrug tegenover de Nieuwe Langendijk in gebruik

gesteld. Hiermee heeft de binnemstad van Delft een volwaardige oostelijke

toegang gekregen. Het belang van deze maatregel wordt pas goed duidelijk na

1945. De snelle uitgroei van Delft en de nog snellere toeneming van het

gemotoriseerde verkeer - vooral ook van de grote vrachtauto's voor de

week-markt - stellen voortaan hogere eisen aan -een goede bereikbaarheid van

(23)

13

De wijze, waarop men daaraan beantwoord heeft, roept vandaag beden-kingen op. Het profiel van het gedempte gedeelte van de Oude Langendijk krijgt een indeling in twee rijbanen met een tussengelegen parkeerstrook. De verkeers-alIure van dit profiel past weinig in het historische hart van Delft. De bomen in de parkeerstrook spelen op deze plaats niet meer mee in het ruimtelijke beeld van de Markt, zoals de bomen in de 17e en 18e eeuw dat wèl deden.

Voor de voetganger is er langs het kerkelijke terrein een trottoir van niet meer dan 1.80 m overgebleven. Een dergelijke achterstelling van de voetganger bij het gemotoriseerde verkeer was niet ongewoon in de jaren '60, maar verdient vandaag een heroverweging.

Al deze bezwaren pleiten er voor om aan de Oude Langendijk een ander profiel te geven dan aan de Nieuwe Langendijk. Men wordt dan geleidelijk in de

schaal van Oud-Delft binnen gevoerd.

Nu het parkeren ten behoeve van de weekmarkt elders een oplossing heeft gevonden, staat er in principe niets meer in de weg aan een herstel van de historische stadsstructuur door het weer openleggen van een gracht langs de Nieuwe Kerk. Zou het gemeentebestuur tot deze stap besluiten, dan zou dit besluit aan betekenis winnen, wanneer het kerkelijke erf binnen deze gracht weer

wordt opengesteld als voetgangersgebied in samenhang met de Grote Markt, die

ook weer goeddeels voetgangersdomein is geworden. Daarmee zou men de

oorspronkelijke structuur van vóór 1493 en de situatie in de 17e en 18e eeuw herstellen. Binnen dit voorstel blijft er nog altijd een IS-tal parkeerplaatsen langs de Oude Langendijk beschikbaar voor kort-parkeerders.

Uit een oogpunt van stedelijke structuur blijft de verbinding van de Oude Langendijk met de Markt een moeilijk punt. Deze toegang is vandaag weliswaar hoofdtoegang geworden, maar zijn vormgeving is daar weinig mee in overeen-stemming. De flauwe S-bocht (afbeelding 6) past niet in de klare structuur van Delft en blijft het karakter van voorlopigheid dragen. De vormgeving is zowel vanaf de Oude Langendijk (als toegang) als van de zijde van de Grote Markt (als ui tgang) onbevredigend.

Afbeelding 6.

Een wonderlijke S-bocht vormt vandaag de hoofd toegang tot de Markt.

(24)

/

Wanneer wij een oplossing zoeken voor een toegang, die de structuur van de Grote Markt respecteert en die tevens de mogelijkheid biedt om de ruimte ten zuiden van de kerk weer als voetgangersgebied bij de Markt te betrekken, dan lijkt de meest bevredigende oplossing het afbreken van twee panden naast het VVV-kantoor (afbeelding 7). Op deze wijze kunnen wij in. deze hoek de zo nodige scheiding tussen voetgangers en gemotoriseerd verkeer bereiken. Het voorstel lijkt tamelijk ingrijpend, maar het biedt een aantal winstpunten. Allereerst ontstaat er een rustige hoek ten zuiden van de kerktoren, waar zowel een terras v66r de kerktoren als het voorgestelde voetgangersgebied ten zuiden van de kerk op royale wijze op aansluiten. Een VVV-kantoor kan het centrum van dit voetgangersrustpunt worden.

Daarnaast kunnen wij op deze wijze één van de suggesties honoreren, die indertijd werden gedaan in de nota 'Delft binnen de Veste' 33), namelijk om een voetgangersverbinding te maken van het winkelcentrum 'de Veste' via de Gedempte Burgwal en de verbrede Molenpoort (tegenwoordig St. Josephstraat) met de Grote Markt. De binnenstad van Delft heeft namelijk na 1945 ook een zuidelijke toegang gekregen, die van grote invloed is geweest op de sindsdien ter hand genomen reconstructie van het achtergebleven stadsdeel rond de Molslaan. Bij deze reconstructie is de structuur van dit stadsdeel drastisch gewijzigd. Er ontstond binnen het winkelcentrum 'de Veste' een op het centrum gerichte zuid-noord ontwikkeling. Een winkelpromenade langs de St. Josephstraat kan de Grote Markt direct betrekken op deze ontwikkeling van de 'de Veste'. Men kan overwegen om de aantrekkelijkheid van deze promenade bij slecht weer te vergroten door de St. Josephstraat hetzij over de halve breedte met een luifel te overdekken, hetzij als winkelpassage over de gehele breedte te overkappen.

Afbeelding 7.

Door de afbraak van twee

pan-den aan de Markt. en van één

pand aan de Oude Langendijk

kan zowel een nieuwe toegang tot de Markt als een winkel-verbinding naar de Veste ont-staan.

(25)

15

11. De Grote Markt als ruimtevorm

In het eerste hoofdstuk zijn de structurele kenmerken van de Delftse Markt behandeld. In dit hoofdstuk zullen de vorm-kenmerken nader aan de orde komen. De gemaakte onderscheiding kent geen scherpe grenzen. Met structurele ken-merken worden die kenken-merken bedoeld, die voortvloeien uit het Delftse stadsplan of omgekeerd invloed uitoefenen op dat stadsplan. In het algemeen zijn dat dus stedebouwkundige kenmerken.

De nu volgende vorm-kenmerken zullen in meerdere mate de Markt-op-zichzelf betreffen. Zij berusten op een wisselwerking tussen stedebouwkundige en architectonische gegevens en zijn meer visueel dan structureel van aard.

De ruimtevorm van de Delftse Markt wordt, zoals wij al zagen, allereerst bepaald door de onderlinge betrekkingen tussen de twee dominanten: stadhuis en kerk. Wij willen daarom nu eerst de invloed onderzoeken, die deze beide monumenten uitoefenen op Markt en Marktplein.

(26)

1. Het stadhuis

De voorganger van het huidige stadhuis wordt in 1618 door brand verwoest.

Twee schilderijen van de brand 34) tonen een 'hybridisch geheel, bestaande uit

middeleeuwse resten en nieuwere aanbouwen van een renaissancistisch tot

manieristisch karakter' (35).

De kaart van Braun en Hogenberg (1581) laat een nog volledig middeleeuws

bouwwerk zien. Het feit, dat op deze kaart de toren van de Nieuwe Kerk nog bekroond wordt met de 'appel', die in 1496 gereed kwam, maar in 1536 al door

brand werd verwoest, doet vermoeden, dat de afbeeldingen van stadhuis en kerk

beide terug gaan op een afbeelding van vóór 1536 (afbeelding 8). In ieder geval

blijkt er zowel vóór als na 1536 geen aanleiding te zijn geweest om het complex

tot een eenheid te brengen, die een krachtiger uitstraling van het stadhuis op de

omgevende ruimte mogelijk zou hebben gemaakt. Van een directe ruimtelijke

relatie tot de Nieuwe Kerk, die verder ging dan een samenspel tussen belfort en

kerktoren, was nog geen sprake. In dit opzicht zijn de ontwikkelingen na de brand

van 1618 voor het ruimtebeeld van het Marktplein van grote betekenis geweest.

Belangrijk is allereerst, dat Hendrick de Keyser het nieuwe stadhuis in een

U-vorf"]l om de bewaard gebleven muren van de oude toren ontwerpt en wel

zodanig, dat de plattegrond van het nieuwe stadhuis nagenoeg een vierkant

vormt. Plattegronden en gevels zijn, zoals Terwen heeft aangetoond (36), op

zowel geometrische als modulaire grondslag ontworpen. Dit verleent aan het stadhuis, ondanks de beperkte afmetingen, een uitstraling van innerlijke kracht.

Daartoe dragen ook bij de forse schaal en zware plastiek van de stadhuisgevels,

die in tegenstelling staan tot de kleinschaligheid van de vlakke Marktwanden.

Afbeelding 8.

(27)

17

Er is nog een ander belangrijk gegeven. Wie in het midden van het ingangsportaal van de Nieuwe Kerk staat, ziet dat de aslijn van het stadhuis precies op dit midden van de kerktoren is gericht. Daardoor ontstaat er eèn directe ruimtelijke relatie tussen stadhuis en kerk, waarbij het stadhuis een actieve en de kerk een passieve rol speelt. De as van de kerk valt namelijk vrijwel samen met de middellijn van het marktveld en treft het stadhuis op ongeveer 6 m naast het midden van de voorgevel. Maar deze as is op de Markt nauwelijks waarneembaar doordat het middenschip van de kerk achter de toren schuilgaat. Ogenschijnlijk vallen daarom de symmetrie-assen van stadhuis en kerk samen. Hierdoor staat het gehele Marktplein onder de invloed van deze as-lijn, zodat de indruk kan ontstaan, dat de Markt met kerk en stadhuis als één rl:limtelijke conceptie is ontworpen. Het is deze voor het 17e eeuwse Nederland zeldzame enkelvoudigheid, die aan de Delftse Markt een on-hollandse monumen-taliteit verleent.

De door zijn ruimtelijke effecten zo belangrijke as roept de vraag op: moeten wij deze as aan het toeval toeschrijven, of is zij bij de bouw in 1618 bewust gezocht? Anders gesteld: is de belfroot tijdens de bouw rond 1300 bij toeval gericht op het midden van de kerktoren, waarvan de fundamenten pas in 1396 zouden worden gelegd? Of is in 1618 bij het uitzetten van de symmetrie-as van het stadhuis aantoonbaar afgeweken van de richting van de bel froot om een relatie tot de kerktoren op te roepen?

Een definitief antwoord op deze vraag zouden wij alleen kunnen vinden door een nauwkeurige opmeting. De belfroot staat namelijk door een verzakking naar het noorden nogal uit het lood, zowel in de richting van de Markt als in die van de noordelijke Marktwand. De effecten hiervan op de aanvankelijke richting zijn met het blote oog moeilijk te schatten. Vanaf de Nieuwe Kerk gezien, krijgt men desondanks de indruk, dat de richting van de bovenbouw van de belfroot ongeveer evenwijdig loopt aan de noordelijke Marktwand en dus afwijkt van de as van het stadhuis (afbeelding 9). Als deze voorlopige waarneming juist is, dan betekent dit, dat Hendrick de Keyser of zijn plaatsvervanger de genoemde as-werking bewust tot stand heeft gebracht. Maar dit betekent dat, wanneer De Keyser redenen had om aan het stadhuis bewust een andere aslijn te geven dan die van de belfroot, hij om dezelfde redenen het dankbaar moet hebben aanvaard, wanneer hem gebleken zou zijn, dat de as van de belfroot toevallig precies op het midden van de kerktoren was gericht. Daarom is het niet relevant, of hier al dan niet sprake is van toeval. De vraag is, welke beweegredenen De Keyser had om de as-lijn tussen stadhuis en kerk te benadrukken.

De vraag zal wel niet met zekerheid te beantwoorden zijn: Terwen zwijgt er over in zijn eerder genoemde artikel. Maar wij kunnen veronderstellen, dat de architect van dit - voor de noordelijke Nederlanden eerste - volledig 'klassieke' en streng geometrische ontwerp geen genoegen kon nemen met een willekeurige plaatsing van zijn ontwerp op het Marktplein.

Nu was er maar één bouwwerk aanwezig, waarmee het stadhuis een zodanige ruimtelijke relatie kon aangaan, dat daardoor zijn eigen plaats op de Markt zou worden verankerd. Dat was de bijna 100 m hoge kerktoren aan de andere zijde van het Marktplein. Om zo'n relatie tot stand te brengen, moest men aan twee voorwaarden voldoen. Allereerst moest natuurlijk de as van het stadhuis gericht zijn op de verticale as van de kerktoren, maar daarnaast moest deze as van het stadhuis ruimtelijk zichtbaar worden gemaakt over de volle diepte van het stadhuis. In dit verband valt het op, dat de monumentale middenpartij van de voorgevel, die in het voorontwerp (37) nog maar 6 mboven de dakvoet hoog was, in het uitvoeringsontwerp tot 9,5 m werd verhoogd (afbeelding 10). Daardoor pas kon er een samenspel ontstaan tussen de hoge

(28)

I

Afbeelding 9 •.

~

I

~

I

8

~ 1L

~

\

~

I

Heeft de belfroot een iets andere rïchting dan het stadhuis, dat op het midden van de

(29)

19

r

'

[j

..

\

m :

~

~"Ö~~Q )1 "fi!!

.

~

l'J.L

·

~

·

1~~I~!§:~

iii;:=~

~

=4\±lb

t==

~

1= 1=

1==

1= ~"I-

,

j~

111 Afbeelding 10.

Het voorontwerp van het stadhuis (links) getekend op de zelfde gevel breedte als het uitge-voerde ontwerp (rechts). Opvallend is het effect van de grotere hoogte van de monumentale middenpartij in het uitgevoerde ontwerp.

(30)

belfroot op de achtergrond en de hoge middenpartij van de voorgevel. Een

samenspel, dat begeleid wordt door de perspectivische werking van de tweemaal

twee monumentale schoorstenen, die ter weerszijden van de as zijn opgesteld

(afbeelding ll). Dit totale samenspel blijkt een zo krachtige as-werking op te

roepen, dat deze de 120 m lengte van het Marktplein overspant tot aan de midden-as van de kerktoren.

In 1934 zei Granpré Molière bij de aanbieding van het verbeteringsplan voor de Delftse Markt onder meer: 'Het Marktplein is middeleeuws van ontstaan en klassiek van vorm'. Waarschijnlijk heeft hij 'klassiek' op dat ogenblik als een beeldspraak bedoeld. Het laat zich nu aanzien, dat wij de ruimte-as tussen

belfroot-stadhuis enerzijds en kerktoren anderzijds wel degelijk moeten zien als

een klassieke bijdrage van De Keyser aan het ruimtelijke beeld van de Markt. Het effect ervan is zo krachtig, dat wij deze as eerder als een structureel dan een formeel kenmerk van de Markt ervaren.

Een klassieke bijdrage wil niet zeggen, zoals wij hierna zullen zien, dat de

Markt van dat ogenblik af een klassieke ruimte was geworden. De Markt was en bleef voor het overige middeleeuws van karakter.

Afgezien van een dwingende invloed van deze ruimte-as op het Marktplein

blijkt overigens niet, dat Hendrick de Kèyser zijn aandacht voor een

geome-trische grondslag van de architectuur ook heeft willen uitstrekken tot de

buitenruimte rondom het stadhuis. Dok de volgende generaties hebben de door De

Keyser aangewezen mogelijkheden niet verder ontwikkeld. Toch was daar wel

aanleiding toe.

De keuze van De Keyser voor een symmetrische plattegrond heeft namelijk

een ruimtelijk effect op de Markt. De kaart· van Braun en Hogenberg laat zien,

dat het oude stadhuis zich ten zuiden van de belfroot verder uitstrekte dan ten

noorden daarvan en hoogst waarschijnlijk verder dan het huidige stadhuis

(afbeelding 12). Sinds 1618 bedraagt de afstand van stadhuis tot de zuidelijke

Marktwand 20 m tegen 12 m tot de noordelijke Marktwand. Dit betekent, dat de

ruimte ten noorden van het stadhuis een straatkarakter, die ten zuiden een

plein-karakter heeft. Dit door De Keyser opgeroepen zijplein heeft echter noch door

hem, noch later als zodanig een eigen vorm en karakter gekregen. Wel is in de

jaren '60, ten gevolge van de aanleg van verkeersstroken op de tot dan toe niet

onderverdeelde Markt, binnen deze stroken een stadhuiserf ontstaan.

Afbeelding ll.

De vier schoorstenen van het stadhuis laten er geen twijfel over bestaan, dat de as van het stadhuis op het midden van

(31)

21

Afbeelding 12.

De kaart van Braun en Hogen-berg suggereert, dat er ter weerszijden van het oude stad-huis een smalle straat lag.

Wanneer wij vandaag de door De Keyser aangegeven ontwikkelingslijn weer willen opnemen, dan betekent dat tweeërlei. In de eerste plaats zou het goed zijn, wanneer wij op het Marktplein een ruimtelijke geleding aanbrengen. De vroege 17e eeuw was namelijk in de Nederlanden nog niet toe aan wat in Italië al anderhalve eeuw eerder was bereikt: een spel en tegenspel van architectuur en ruimte, waarbij de architectuur verankerd werd in de ruimte en de ruimte-vorm een uitdrukking kreeg door de architectuur. Daardoor ligt het stadhuis - afgezien van zijn ruimtelijke relatie tot de kerk - nogal onbepaald op de Markt. Het Marktplein op zijn beurt, vloeit onbestemd over in de ruimte ten zuiden van het

stadhuis. In ruimtelijk opzicht bestaat er daarom een behoefte aan een

duide-lijker markering van een stadhuisplein ten opzichte van het Marktplein. Zowel het stadhuis, gelegen aan deze twee pleinen, als het Marktplein zouden daarbij aan duidelijkheid winnen.

Naast deze behoefte om de marktruimte te verduidelijken, is er een ander gegeven: er wordt wel een stadhuiserf afgebakend, maar dat is nog niet opgenomen in de door Terwen geanalyseerde modulaire orde van het stadhuis. Nu heeft Terwen aangetoond, dat de gevels onderworpen zijn aan twee maat-systemen. Kiezen wij de voor de voorgevel meest kenmerkende moduul van 15 Amsterdamse voet of 4.185 m tot grondslag, dan kunnen wij het stadhuiserf op basis van deze moduul indelen. Wij krijgen dan een vierkant van 8 x 8 modulen. In de ene hoek van dit vierkant ligt het stadhuis, een vierkant van 6 x 6 modulen. De andere hoek kan gemarkeerd worden door een plastisch element. Dit element

- waarvan wij de aard (standbeeld, stadswapen?) 'voorlopig nog in het midden laten - vervult dan een dubbele functie: het geleedt de ruimte in een stadhuis-plein en een Marktplein, terwijl het tevens zichtbaar maakt, dat het stadhuiserf en het daarop gelegen stadhuis onderworpen zijn aan een zelfde modulaire orde

(afbeelding 13).

Anders gezegd: het Marktplein zou op deze wijze niet meer worden

begrensd door het 26 m brede stadhuis, maar door het 33 m brede stadhuiserf.

Het stadhuiserf wordt daarmee een volledige tegenspeler van het kerkelijke erf,

(32)

."t-

+

+

a.

a..

a

'I I !

a.4.1S,sT'f) = 15 VI:!le\: van 2.7,9 Cm

Afbeelding 13.

(33)

23

2. De Nieuwe Kerk en het kerkhof

Als wij de vele veranderingen bezien, die zich in de loop der eeuwen aan en om de Nieuwe Kerk hebben voorgedaan, dan moeten wij helaas constateren, dat geen daarvan heeft bijgedragen tot een grotere uitdrukkingskracht van de kerk ten opzichte van de Grote Markt.

Het begon met de verzakking van de kerk en vervolgens de ophoging van de kerkvloer na 1415. Van der Kloot Meyburg is van mening, dat de tijdens de bouw van de kerk opgetreden verzakkingen al kort na het leggen van de funderingen van de middenkerk (1412-1415) aanleiding waren tot 'ophooging van den grondslag in de kerk alsmede die van het omliggende terrein ••• .' (38). Vermoedelijk lag dus ook het kerkhof sindsdien tot aan 1484 hoger dan 't marctvelt. Het is niet ondenkbaar, dat de eerder genoemde kerkhofmuurtjes onder meer tot taak hadden om tijdelijke niveau-verschillen tussen kerkhof en marctvelt op te vangen.

Een artikel over het Delftse Marktplein in de Delftsche Courant van 27 juni 1936 citeert een oud bericht waaruit blijkt, dat in de winter 1483-1484 de kerk, benevens alle altaren wel 'een Bier-tonne' wordt opgehoogd met aarde, en dat alle kerkdeuren verplaatst moesten worden. 'Jaers dair an dede die stede 't marckvelt hoegen ende 't kerkhoff moster oeck nae gehoicht wesen'. Deze keer dus een ophoging die noodzakelijk werd door de voorgenomen verhoging van 't marctvelt. Als Van der Kloot Meyburg dan bovendien op bladzijde 25 vermeldt, dat in het dwarsschip op 1.10 m onder de bestaande vloer de resten van een oude vloer werden aangetroffen, kan men zich enigszins een beeld vormen van de aanvankelijke proporties van de kerk, in het bijzonder van de vroegere hoogte van de zijbeuken.

(34)

Doordat de kerkvloer wel werd opgehoogd, maar de woonhuizen langs de Markt niet, kreeg het Marktplein een bol profiel. Vandaag ligt de kerkingang nog 0.60 cm hoger dan die van de naastliggende woningen. Het optische effect van de hoge toren en de zijbeuken, staande op het bolgebogen grondvlak van het Marktplein, is niet gunstig. Al is het huidige Marktprofiel verbeterd ten opzichte van dat in 1930 (39), het suggereert nog steeds een wankel evenwicht van de kerktoren en kerk.

Wij zagen verder al, dat door de andere richting van afdekking van de zijbeuken het kerkgebouw na 1536 in mindere mate dan vroeger een beëindiging vormt van het Marktplein en dat de westgevels van de zijbeuken visueel minder een tegenwicht leveren tegenover de richting, omvang en hoogte van de kerktoren. De afbraak van de 10 woningen ten zuiden van de kerk in 1493, het dempen van een gedeelte van de Oude Langendijk en tenslotte het opruimen van de laatste resten van een kerkelijk erf: dit alles heeft ruimte-problemen opge-roepen, die tot dusver geen oplossing hebben gevonden.

In het totale beeld van deze ontwikkelingen is er niets aan te wijzen, dat deze gestage vermindering van de ruimtelijke invloed van het kerkgebouw kon tegenhouden.

De voorstellen tot een structurele verbetering van de huidige situatie hebben om meer dan één reden bepleit om het kerkelijke erf te herstellen. Wij kunnen daar nu een formeel argument aan toevoegen.

Een zo hoge toren als de Nieuwe Kerktoren vraagt om een horizontaal grondvlak. Het huidige bolvormige Marktplein roept de genoemde ongewenste optische effecten op. Een verlaging van het Markt-oppervlak door afgraving is daarom noodzakelijk.

Deze overwegingen pleiten voor het maken van een kerkelijk erf in de vorm van een horizontaal bordes, hoger gelegen dan de Nieuwe Kerkstraat en hoger dan het diepste punt van een toekomstig marktprofiel, maar voldoende laag om de proporties van het kerkgebouw niet verder aan te tasten.

Moeten wij het advies van Canneman volgen en weer een bomenrij op dit bordes planten? Het antwoord op die vraag wordt niet in de laatste plaats bepaald door de ruimte die beschikbaar komt. Het verbeteringsvoorstel van 1934 gaf een terras aan met bomen, maar plaatste de bomen te dicht op de kerk. Opgaande bomen moeten ruimte hebben om zich te ontwikkelen. Canneman pleit in 1967 ev'eneens voor het opnieuw aanplanten van bomen, Hij denkt daarbij 'de verdeling van de ruimte tussen de beide belangrijke monumenten weer tot stand te brengen' en acht de 'inkorting van het tot parkeerruimte gedegradeerde marktveld, die daarvoor nodig is, •..•. bijzonder klein' (40). Niet duidelijk is, of hij bepleit om de situatie in de 17e en 18e eeuw, waarbij de ruimte tussen kerk en Oudemanhuissteeg kerkelijk gebied was, terug te brengen. Waarschijnlijk zal niet zo zeer de parkeerbehoefte als wel de ruimtebehoefte van de weekmarkt zich daartegen verzetten.

Realistischer schijnt het om te denken aan een bordes vóór de kerk van ten hoogste 7 m diep (afbeelding 14). Wil men op zo'n bordes bomen planten, die nog voldoende ruimte tussen bomen en kerk openlaten, dan moet men in navolging van de 18e eeuw geschoren linden toepassen (afbeelding 15). Die 18e eeuwse bo-men stonden echter vrij in de ruimte op circa 20 m vóór de kerk. Leilinden waren bovendien een uitdrukking van de 18e eeuwse verhouding van mens tot natuur: de natuur is het ruwe materiaal, waaraan de mens zijn vormwil moet opleggen.

Het genoeglijke ,en gezapige, dat de 18e eeuw zo hoog waardeerde, is weinig kenmerkend voor onze tijd. Het lijkt meer in de re.de te liggen om sterker dan voorheen een nadruk te leggen op het monumentale karakter van de Markt.

(35)

25

Afbeelding 15. de kerk in de

Leilinden voor

(36)

Dit kan betekenen een boomloos bordes. Een beeld of een plastiek op de noordhoek van het bordes zou bijdragen tot een nieuw ruimtelijk evenwicht. Dit evenwicht werd in 1485 verstoord, toen door de verlenging van de zuidelijke zijbeuk en de bouw van de doopkapel een sterke asymmetrie in de voorgevel van de kerk ontstond.

Wat het kerkelijke erf ten zuiden van de kerk betreft: in het vorige hoofdstuk werd uit structurele overwegingen bepleit om dit erf weer te be-grenzen door een gracht en om het erf zelf weer in te richten als voetgangers-gebied, zodanig dat tevens weer een doorkijk vanaf de Markt langs de zuidzijde van de kerk zou ontstaan. De wandelgelegenheid zou dan uiteraard niet bedoeld zijn voor haastige passanten: die kunnen elders hun weg vinden. Gedacht wordt aan een rustige promenade in een hof, waarvan de rust en de betekenis vergroot zou worden door de hof tot een beeldenhof te maken.

Er was aanleiding om al eerder de aandacht van het Gemeentebestuur te vragen voor de gedachte om deze beeldenhof op een centraal thema te richten. Als dit centrale thema - in verband met de nabijheid van de graven van de Oranje's in de Nieuwe Kerk - betrekking zou hebben op de band tussen de Oranje's en ons volk, dan zou de beeldenhof in zijn geheel tot een nationaal monument, een gedenkhof worden gemaakt (afbeelding 16).

Er zijn, behalve de genoemde structurele overwegingen, ook andere argu-menten, die pleiten vom het terugbrengen van een gracht. De zuidgevel van de kerk is weinig boeiend van plastiek en is bovendien in de loop der eeuwen verschraald in vormgeving onder meer door het weglaten van de borstwering boven de dakvoet. Het ergste is echter, dat de gevel door de verzakking van de kerk te laag is geworden. De kerk zou aanzienlijk winnen als de openbare ruimte door een gracht weer een geleding zou krijgen en als de bomenrij langs de gracht aan de kerk weer de intimiteit van een eigen ruimte zou teruggeven. Binnen de beperkte breedtematen van deze ruimte zou het vertikalisme van de gevels beter tot zijn recht. komen, zeker als de grondslag zou worden verlaagd om de gevels iets van hun vroegere hoogte terug té geven.

3. Het Marktplein

De Markt 'treflick regulier'

De Grote Markt heeft - vergeleken met andere bekende Nederlandse pleinen - eigenlijk maar bescheiden afmetingen. Het Plein in Den Haag is ongeveer 1.35 hectare, de Markt in Groningen 1,25 hectare, het Vrijthof in Maastricht 2 hectare en de Parade in 's-Hertogenbosch 1,5 hectare. Daartegen-over is de Delftse Markt met een gemiddelde breedte van 57 m en een lengte van 160 m na aftrek van de oppervlakte van het stadhuis 0.75 hectare groot.

Het is waar, dat dit verschil in oppervlak op het eerste oog niet zo opvalt: de Markt lijkt groter dan zij is. Maar de betekenis van de Grote Markt ligt minder in haar afmetingen dan in andere kwaliteiten. Die kwaliteiten betreffen allereerst de harmonie van haar pleinwanden. De bebouwing van de Marktwanden is - afgezien van de westwand achter het stadhuis, waar enkele monumentale gebouwen liggen - betrekkelijk laag, terwijl de gevelbreedte voornamelijk varieert tussen de 4 en de 6 m. De daardoor opgeroepen kleine schaal wordt nog versterkt door de grote gelijkwaardigheid van de bebouwing. Het zijn zonder uitzondering winkels met bovenwoningen, waarvan geen enkele door afmetingen of architectuur méér aandacht dan zijn buren vraagt. Daar komt dan nog bij, dat de toegangen tot de Markt smal zijn, waardoor de samenhang van de Markt-wanden en de beslotenheid van de Marktruimte worden versterkt. In deze kleinschalige beslotenheid schijnen stadhuis en kerk groter dan zij zijn.

(37)

27 Afbeelding 16. ~ lL ---l u.J

o

Z lL

o

:r:

:>L Z ll.J

o

IU (0 Z ll.J lLl

Een nationaal gedenkhof zou een nieuwe betekenis geven aan de nu nog oninteressante oost -zijde van de Markt.

(38)

Regelmaat en evenwicht vinden wij ook terug in de plattegrond van de Markt, die nagenoeg een rechthoek is. De regelmaat blijkt eveneens in de proporties van het huidige Marktplein: de ruimte tussen stadhuis en kerk is tweemaal zo lang als breed. Deze eenvoudige verhouding draagt ongetwijfeld bij tot de indruk van harmonie die de Delftse Markt blijkt op te roepen.

En dan: er is geen ander stedelijk plein in Nederland, dat zo zeer bepaald wordt door spel en tegenspel van twee tegenover elkaar gelegen monumenten. Hun dialoog wordt versterkt, zowel door de vrije ligging van het stadhuis op het Marktplein als door de eerder genoemde axiale betrokkenheid van dit stadhuis op zijn tegenspeler, de kerk. Tezamen scheppen stadhuis en kerk een merkwaardig evenwicht. Wat het stadhuis te kort komt in hoogte, wordt gecompenseerd door de innerlijke kracht van zijn geometrische opzet en door een accentuering van de breedte in de zware plastiek van zijn 17e eeuwse architectuur. Alles streeft naar evenwicht en goede proporties.

Hoe zeer moet dit evenwicht de laat-17e-eeuwer Dirck van Bleyswijck hebben aangesproken, als hij de Markt een 'treflick regulier vierkant plein' noemt. Maar juist deze waardering van het 'reguliere' maakt het noodzakelijk om een duidelijk ondèrscheid te maken tussen dit regelmatige middeleeuwse plein en de 17e en 18e eeuwse geometrische ruimten, die een hoogtepunt in de Eurorese ruimtekunst hebben betekend.

Geometrische ruimten vormen een spel van de geest. Zij zijn als een eenheid gedacht en vragen een eenheid van bebouwing. Zij hebben als geo-metrische figuur altijd een midQelpunt. Dat middelpunt of zwaartepunt wordt in de 17e of lBe eeuwse pleinen· vaak geaccentueerd met een plastiek: een beeld, een fontein, een obelisk. Het plein is eerder bedoeld als een ruimtelijke ervaring dan voor maatschappelijk gebruik. Het blijft primair een kijkspel voor mensen, wier ideaal is dat de menselijke geest in een alom zichtbare orde zal triomferen over de ongebondenheid van de natuur.

Het middeleeuwse plein is wezenlijk anders. Het is geen intellectueel spel. Het is gegroeid, vaak - zoals in Delft - in een proces van eeuwen en ook daarna blijft het vatbaar voor veranderingen. Het is bedoeld voor maatschappelijk gebruik en daarom een produkt van maatschappelijke verhoudingen méér dan van de vormwil van een enkeling. De regelmaat van de Delftse Markt is, zoals wij-zagen, geen uitgangspunt geweest, maar een uitvloeisel van een groot opgezet ontginningsplan, dat de grondslag vormt van het oostelijke gedeelte van Oud-Delft. De Delftse Markt, hoe treflick regulier zij ook moge zijn, kent geen geometrische regelmaat. Zij wordt niet gekenmerkt door een figuur, zij heeft geen middelpunt van waaruit de ruimte ontwikkeld zou zijn. Daarom bestaat er ook geen behoefte aan een accentuering van dat midden.

Daarmee komen wij op het verschiI tussen twee soorten van ruimte-rhytme. Formele, geometrische ruimten kennen een ruimte-rhytme, dat de relatie van de wanden tot het midden van de ruimte tot uitdrukking brengt. Dat midden vervult voor die ruimte een onmisbare functie. Bij middeleeuwse ruimten ligt dat anders. Wanneer Brinckmann de Piazza de' Cavalli in Piacenza be-spreekt, zegt hij onder meer (41): ... 'empfindet man eine wellenartige Raumbewegung, vom Pal ast zum Platzniveau abfallend und kürzer zu den niedrigen Bauten gegenüber aufsteigend. Während die Reiter nahe dem Palast noch im abfallenden Schwung der Kurve stehen ... ' enz. (afbeelding 17). Een. directe relatie dus van een gevelwand tot de tegenover gelegen gevelwand, die bepalend is voor de plaats van de monumenten op het plein.

Dit elementaire besef van ruimtelijke waarden is in de vorige eeuw ook in Italië verloren gegaan. Wanneer men rond 1860 een beeld voor Dante Alighieri opricht op de ongeveer rechthoekige Piazza Santa Croce in Florence, is men

(39)

29

Afbeelding 17.

Het middeleeuwse ruimte-rhytme bepaalt in Piacenza de plaats van de beide ruiter-standbeelden.

blijkbaar vergeten, dat het gegeven identiek is aan dat in Piacenza. Men plaatst het beeld midden op het plein (afbeelding 18). Het was verrassend om tijdens een recent bezoek aan Florence te zien, dat bij het herstel van het plein na de rampzalige overstroming in het najaar van 1966, men de gelegenheid heeft aangegrepen om het beeld te verplaatsen. Het staat nu - met een verlaagd voetstuk! - op het enige punt dat daar ruimtelijk voor in aanmerkng komt: links op het bordes voor de

s.

Croce op de hoek van de Via San Giuseppe, dáár tevens een tegenwicht biedend tegenover de nog al sterk terugwijkende noordwand van het plein. De ruimtelijke winst is opmerkelijk (afbeelding 19).

Duidelijker dan in de beide Italiaanse voorbeelden - waar immers sprake is van een plein dat beheerst wordt door één monumentaal gebouw - ligt het ruimtelijke gegeven op de Delftse Markt. Hier gaat het primair om een evenwicht tussen twee monumentale gebouwen, waarbij de Marktwanden maar een ondergeschikte rol spelen. Dat evenwicht tussen kerk en stadhuis vindt zijn apotheose in een feestelijk spel tussen de beide torens. Men had in 1886 moeten begrijpen, dat men de 'wellenartige Raumbewegung' tussen de·ze torens niet mocht onderbreken. Men plaatste het beeld echter juist dáár, waar het niet staan mocht.

Er is nog een andere reden, waarom de Marktruimte geen beeld in haar midden verdraagt. Wij zagen in het begin van dit hoofdstuk van hoe groot structureel belang de as tussen stadhuis en kerktoren is voor deze ruimte. Deze

_ as moet zichtbaar blijven en vrij van obstakels. Het beeld staat vlak naast deze as en belemmert daardoor het vrije zicht van stadhuis op kerk.

Afbeelding 18.

De Piazza Sante Croce in Florence vóór 1966. Afbeelding 19.

De huidige Piazza Santa Croce, het beeld is op het kerkbordes geplaatst.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Den  Untersuchungsgegenstand  des  nächsten  Beitrags bilden suffixoidale Adjektivbildungen,  die  von  Agnieszka Vogelgesang-Doncer 

Der  Beitrag  von  Reiner  Keller  „Das  Wissen  der  Wörter  und  Diskurse.  Über  Sprache  und  Wissen in der Wissenssoziologischen Diskurs-

Attributes that can be obtained from the microelec- trode recorded signal can be most generally divided into two groups: based upon spike occurrence and

Hieronimowe Listy są również przykładem przyjaźni, która może obrócić się we wrogość, czego przykładem jest historia Hieronima i Rufina z Akwilei.. Podsumowując, należy

Nałeży więc ustanawiać przez nałożenie rąk tego, którego wspólnota wybierze jako biskupa, nawet jeśłi jest on wyznawcą^.. Różne funkcje duchownych i

Organizacja oraz warunki pracy kancelaryjnej jednostek Policji Państwowej powiatu chełmskiego w latach 1919-19391.. Z akres poruszonego w tytule zagadnienia badawczego, w

In the present study, the three-dimensional flow organization of the boundary layer undergoing transition induced by isolated roughness elements (cylinder, square, hemisphere

Chrześcijaństwo II-V wieku wobec antycznych