• Nie Znaleziono Wyników

De Heldersche Falgabuurt: Evaluatie van maatregelen tegen verval

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Heldersche Falgabuurt: Evaluatie van maatregelen tegen verval"

Copied!
66
0
0

Pełen tekst

(1)

w

Cl

Z

:J

~ Cf)

0::

:J

:J

~ Cf)~

W

Q) al 0

W

~

:::r:

Q)

u"o

Cf)

c:

zB

:::r:~

u

co

W

E

~ 0)

0::

c:

o

·c

o

0

>~

~

c:

:J

Q)

:J

L.

~ ~

~...c: Cf) Q)

z:§

Cf)

ca

~ ~

W

t-o

0 N 0

0::>

W

Q)

Cl

.~

Z

~

VMF

WERKDOCUMENT

DE HELDERSE FALGABUURT

'

Evaluatie van maatregelen tegen verval

Marja Elsinga

91-20

. . . ' .. : : : : :

~D~~D(

...

o . o • • • • • • • • • • • • •

[//WO::

...

:OijOjij

:~Dt~3:~

...

...

...

..

.

.. .

.

.

.

.

:

/<~~<D}

...

...

...

....

lU~)t~(

...

...

.

...

.

...

...

... .

... . .

...

.

.

.

... ..

.. .

.

...

... .

...

. .

.

(2)
(3)

DE HELDERSE FALGABUURT

EVALUATIE VAN MAATREGELEN TEGEN VERVAL

Bibliotheek TU Delft

(4)

WERKDOCUMENT OTB

Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) Technische Universiteit Delft

(5)

DE HELDERSE FALGABUURT

EVALUATIE VAN MAATREGELEN TEGEN VERVAL

(6)

De werkdocumenten van het OTB worden uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers

Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon: 015-783254 In opdracht van:

om

Thijsseweg 11 2628 JA Delft

CIP-GEGEVENS KONINKLUKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

De Helderse Falgabuurt: evaluatie van maatregelen tegen verval j Marja Elsinga. - Delft : Delftse Universitaire Pers. - 111.- (Werkdocument j Onder-zoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde, ISSN 0923-9871; 91-20.

Met lit. opg.

ISBN 90-6275-727-8jCIP NUGI655

Trefw.: buurtbeheer; Falgabuurt (Den Helder); geschiedenis

Copyright by M. Elsinga

Overname van (gedeelten van) dit werkdocument is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

(7)

VOORWOORD

Deze evaluatie is uitgevoerd in het kader van het onderzoek 'Kleine kriminaliteit

en na-oorlogse etagebouw'. Doel van dit onderzoek is te achterhalen op welke wijze beheerders van woning en woonomgeving een bijdrage kunnen leveren aan het verminderen dan wel voorkomen van kleine criminaliteit. De Falgabuurt is wat dit betreft een insteressante buurt: vele mensen zijn actief geweest en hebben op vele manieren gepoogd het verval van de buurt te keren. Zonder naar volledigheid te streven, heb ik geprobeerd deze pogingen en de resultaten daarvan in kaart te brengen.

Op deze plaats wil ik de volgende personen bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek: mevr. M. Kos (Algemene Zaken gemeente Den Helder), T. Krol (Bewonerszaken Woningstichting Den Helder), F. Stoter (bewonersorgani-satie 'Streven naar beter leven'), J. Holman (EG-project Nieuw Den Helder Plus), J. Grubben (archief Woningstichting Den Helder), J. van der Plas (stafbu-ro gemeentepolitie), J. Kreykamp (Milieudienst, gemeente Den Helder), R.

Koningstein (gemeentepolitie), P. Cruyff (Dienst Stadsontwikkeling, gemeente Den Helder) en M. de Boer (Sectie Onderzoek en Statistiek gemeente Den Helder).

Tevens bedank ik de leden van de begeleidingscommissie 'Kleine kriminaliteit en naoorlogse etagebouw' voor het kritisch lezen van de teksten en het leveren van commentaar: mevr. J. Junger-Tas (WODC), mevr. A. Vroege (NCIV), M. van Oostrom (MVROM), mevr. D. Cardinaals (NWR), G. Milort (VNG) en mevr. B. Haasbroek (DCP, Justitie). Tot slot een woord van dank aan mijn collega's van het OTB die eveneens hun kritisch oog over de teksten lieten gaan.

(8)
(9)

INHOUDSOPGA VE

1 INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING . . . '. . . . . . . . . . . .. 1 1.1 Achtergrond. . . • . . . .. 1 1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen . . . .. 1 1.3 Centrale begrippen ... 3 1.4 Werkwijze. . . . .. 4

2 VAN MARINEBUURT TOT PROBLEEMBUURT (1959-1986) .. . . .. . .. . .. 7

2.1 De Falgabuurt, een situatieschets. . . .. 7

2.2 De achteruitgang van de Falgabuurt in de jaren 70 . . . 8

2.3 De reactie van de woningstichting op de achteruitgang . . . .. 9

2.4 Maatregelen om de verhuurbaarheid te verbeteren ... 11

2.5 Sloop op termijn .. . . . .. . . .. 14

2.6 De bewoners van de buurt ... : . . . .. 15

2.7 Conclusies. . . .. 17

3 WERKEN AAN DE OPBOUW VAN EEN SLOOPBUURT (1986-1990) .... 19

3.1 De inspraakgroep 'Sociaal Plan Falga' ... 19

3.2 Maatregelen naar aanleiding van het Sociaal Plan Falga .... 21

3.3 Het buurtpreventieproject ... ,... 24

3.4 Ontwikkelingen, drugsproblematiek en leegstand ... 29

3.5 Heroverweging van het sloop besluit . . . .. 30

3.6 Conclusies . . . .. 32

4 EEN TOEKOMST VOOR DE FALGABUURT? (1990-1991) . . . 35

4.1 Projectgroep beheersmaatregelen . . . .. 35

4.2 Maatregelen. . . .. 35

4.3 Een definitief besluit . . . .. 39

4.4 Ontwikkelingen . . . .. 40

4.5 Conclusies . . . .. 43

5 SAMENV ATIING EN CONCLUSIES . . . . . . . . . . . . .. 45

5.1 Maatregelen. . . .. 45

(10)

LITERATUUR. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 53 BIJLAGE 1 TABELLEN EN FIGUREN . . . . . . . . .. 55

(11)

1

INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING

1.1 Achtergrond

De sterke toename van de kleine criminaliteit, die sinds jaren is waar te nemen,

heeft in 1985 geleid tot het beleidsplan 'Samenleving en Criminaliteit' van het

kabinet Lubbers I. Hierin wordt de bestuurlijke preventie als aanpak

voorge-staan. In navolging van het beleidsplan is de 'Stuurgroep Bestuurlijke Preventie

van Criminaliteit, (SBPC) opgericht. Deze stuurgroep is het resultaat van een samenwerking tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie en heeft tot taak experimenten op te zetten die gericht zijn op de preventie van criminali-teit. Tevens worden in opdracht van de stuurgroep enkele onderzoeksprojecten uitgevoerd. Een van deze onderzoeksprojecten is 'Kleine criminaliteit en naoor-logse etagebouw', een meerjarig onderzoek dat wordt uitgevoerd door het On-derzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde van de Technische Universiteit in Delft. Dit onderzoek bestaat uit een vijftal casestudies en een aantal themati-sche onderzoeken. Dit rapport heeft betrekking op een van de vijf casestudies, namelijk de Falgabuurt in Den Helder. De andere vier casestudies betreffen: Hoptille in Amsterdam, de Tjalk in Lelystad, de Gilliswijk in Delft en een aantal hoogbouwflats in Capelle aan den IJssel.

1.2 Probleemstelling en onderzoeksvragen

De centrale probleemstelling van het gehele onderzoeksproject 'Kleine criminali-teit en naoorlogse etage bouw' is als volgt geformuleerd:

Welke factoren zijn vanuit het beheer van de woning en de woonomgeving in met name de volkshuisvestingssector manipuleerbaar, zodat de kleine criminali-teit afneemt c.q. voorkomen wordt? (Bentvelsen en Van der Zon, 1987) De vijf casestudies in het onderzoek 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etage-bouw' hebben betrekking op buurten die in verval geraakt zijn en waarvoor vervolgens een aantal maatregelen geformuleerd is om het verval te keren. De oorspronkelijke opzet was om in deze buurten de situatie vóór het treffen van de maatregelen te vergelijken met de situatie na de maatregelen.

(12)

De Falgabuurt in Den Helder vertoonde in het midden van de jaren 70 de eerste tekenen van verval. Vanaf 1976 worden voorstellen gelanceerd en maatregelen getroffen om het verval een halt toe te roepen. In 1986 wordt een integrale aanpak van de wijk voorgesteld. Het voorkomen van kleine criminaliteit speelt een belangrijke rol in deze aanpak. Deze aanpak was dan ook de reden om de Falgabuurt bij dit onderzoeksproject te betrekken.

In de Falgabuurt is in de periode 1985-1988 een voormeting gehouden. Het verval in de Falgabuurt en de oorzaken daarvan staan beschreven in 'Sloop in de Falgabuurt' (Vermeeren, 1989). Ten tijde van deze meting werd een aantal maatregelen, die deel uitmaakten van de integrale aanpak, getroffen. In

Vermee-ren (1989) worden de maatregelen beschreven en wordt een vooruitblik gegeven op het effect van deze maatregelen. De belangrijkste conclusie luidt dat het besluit om de buurt op termijn te slopen, het effect van de maatregelen tegen-werkt. Deze conclusie wordt bevestigd in een tussenevaluatie van het buurtpre-ventieproject die in 1989 verscheen.

Deze conclusies waren voor de eigenaar van de woningen in de Falgabuurt aanleiding om het sloopbesluit te heroverwegen. In afwachting van het resultaat van deze heroverweging, gaat men in de Falgabuurt door met het treffen van maatregelen. In december 1990 wordt uiteindelijk officieel bekend gemaakt dat de Falgabuurt niet gesloopt zal worden. Dit betekent een nieuw perspectief voor de Falgabuurt en de inspanningen die geleverd worden om deze buurt te verbe-teren.

Deze gang van zaken heeft zijn consequenties voor de te houden nameting in deze buurt. Het houden van de oorspronkelijk geplande nameting lijkt weinig zinvol. Het vergelijken van· de resultaten van zo'n nameting (een moment-opname) met de resultaten van de voormeting leidt niet tot de bedoelde effect-meting. Zo'n tweede momentopname meet noch de effecten van de maatregelen destijds (er zijn sindsdien nieuwe maatregelen getroffen), noch het effect van de nieuwe maatregelen (hiervoor is het nog te vroeg en de tijd tussen de voorme-ting en de namevoorme-ting is te groot). Bovendien is er sprake van een storende factor (het sloopbesluit) die in deze periode is weggevallen.

De Falgabuurt is, gezien het grote aantal maatregelen dat in deze buurt getrof-fen is, toch een interessante buurt. Daarom is besloten om hier. een ander soort onderzoek te verrichten. Dit rapport is het resultaat van een zogenaamde proce-sevaluatie. Doel van deze evaluatie is lering te trekken uit de jarenlange strijd tegen verlOedering, vandalisme en andere vormen van criminaliteit in de Falgabuurt. Hiertoe worden de inspanningen die men in de Falgabuurt geleverd heeft om het verval van deze buurt te keren, in kaart gebracht. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar het bestrijden en voorkomen van kleine criminali-teit en verloedering.

De probleemstelling voor dit onderzoek luidt daarom als volgt:

Op welke wijze heeft men de afgelopen 15 jaar geprobeerd verloedering, vandalisme en andere vormen van criminaliteit in de Falgabuurt te vermin-deren? Welke resultaten heeft men daarbij geboekt?

(13)

Bij deze procesevaluatie staan de volgende onderzoeksvragen centraal:

hoe hebben de problemen in de Falgabuurt zich ontwikkeld in de afgelopen jaren?

welke maatregelen zijn voorgesteld en getroffen om de problemen in de Falgabuurt aan te pakken?

welke partijen waren betrokken bij het formuleren en treffen van maatre-gelen?

hoe hebben partijen samengewerkt bij het formuleren van oplossingen voor problemen en het treffen van maatregelen?

hoe zijn de maatregelen gefinancierd?

wat is er bekend over de effecten van de maatregelen?

1.3 Centrale begrippen

In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt in drie soorten maatregelen die gericht zijn op de preventie van kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de omgeving:

techno preventie

Maatregelen gericht op het beperken van de mogelijkheid om een delict te plegen: door het afsluiten van ruimten (zoals bergingsgangen en trappenhuizen) of door het verstevigen van bepaalde objecten (zoals sloten en deuren).

sociopreventie

Maatregelen die erop gericht zijn de drempel voor de potentiële dader te verho-gen. Een eerste mogelijkheid hiertoe is het verhogen van de sociale controle: formele sociale controle door de politie, semi-formele sociale controle door bijvoorbeeld huismeesters en tenslotte informele sociale controle door bewoners. Een andere groep sociopreventieve maatregelen heeft betrekking op het be-invloeden van de bevolkingssamenstelling: bijvoorbeeld door potentiële delictple-gers uit een buurt te weren.

intensief onderhoud

Hiermee wordt gestreefd naar een nettere buurt, die bewoners niet uitnodigt tot het plegen van delicten. Men probeert met andere woorden erosie-vandalisme (en erosievervuiling) tegen te gaan (technopreventieve component). Daarnaast is er een sociopreventieve component te onderscheiden; door meer onderhoudsac-tiviteiten is er sprake van een toename van de semi-formele sociale controle. Vervolgens is er een aantal partijen en doelen te onderscheiden die een rol kunnen spelen bij het treffen van bovengenoemde maatregelen.

woningbeheerder

Voor de beheerder van huurwoningen staat de verhuurbaarheid centraal. De verhuurbaarheid valt uiteen in een technische, een financiële en een sociale dimensie.

(14)

bewonersjhuurders

Het doel van de bewoners is samen te vatten in het streven naar een verbetering

van de leefbaarheid. In ruime zin zal gestreefd worden naar het optimaliseren

van de fysieke woonsituatie, de verzorgingssituatie, het woonklimaat en de

inkomenssituatie. Een organisatie van bewoners, al dan niet ondersteund door

bet opbouwwerk, treedt op als belangenbehartiger namens alle buurtbewoners.

gemeente

De taak van de gemeente is te omschrijven als de zorg voor het welzijn van haar

inwoners. Voor dit ondenoek wordt een onderscheid gemaakt naar de verschil-lende gemeentelijke diensten en afdelingen van de gemeente Den Helder.

Aller-eerst is er een aantal diensten verantwoordelijk voor de inrichting en het

onderhoud van de woonomgeving: Openbare Werken, Stadsontwikkeling en de Milieudienst (de Plantsoenendienst ende Reinigingsdienst). Ook de woonruimte-verdeling in de gemeente valt onder de dienst Stadsontwikkeling. Vervolgens is in het kader van dit onderzoek de afdeling Algemene Zaken van belang; deze

afdeling is. namelijk verantwoordelijk voor de bestuurlijke preventie van kleine

criminaliteit. Tenslotte is de afdeling Welzijn verantwoordelijk voor de

welzijns-instellingen in een buurt.

politie

De gemeentepolitie draagt zorg voor de handhaving van de openbare orde.

EnerZijds door het aanpakken van de criminaliteit in repressieve zin, anderzijds door preventie van criminaliteit. Op het gebied van preventie wordt ondersteu-ning verleend door het Regionaal Bureau Voorkoming Misdrijven.

1.4 Werkwijze

Dit rapport is voor een deel gebaseerd op een secundaire analyse van het aanwezige materiaal. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: - onderzoeken, notities, discussienota's, beleidsstukken, plannen van aanpak,

evaluaties e.d. die betrekking hebben op de Falgabuurt; - notulen van vergaderingen van overleggroepen;

- beschikbaar cijfermateriaal van politie en woningcorporatiel

.

Deze informatie is aangevuld met interviews met betrokkenen van gemeente, woningstichting, bewonersorganisatie en politie.

Het proces van verval en de maatregelen om het verval te keren worden in de

hoofdstukken 2 tot en met 4 in chronologische volgorde· beschreven.

1 Alleen voor het aantal inbraken en voor leegstand zijn geschikte cijfers aangetroffen. Registraties van andere giminaliteitsdelicten zijn niet op buurtniveau beschikbaar bij de politie. Cijfers inzake uitgaven voor. onderhoud en aantallen mutaties"'zijn niet beschikbaar·

voor de Falgabuurt afzonderlijk. De galerijflats in de Falgabuurt make~ administratief deel uit van een groter (4 maal zo groot) complex.

(15)

Hoofdstuk 2 omvat de periode 1959 tot 1986. Dit hoofdstuk beschrijft de toename van het aantal problemen in de Falgabuurt en de eerste maatregelen die getroffen worden. Het hoofdstuk eindigt met het voorstel om de buurt op termijn te slopen. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op de periode 1986 tot en met

1990. In dit hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op de maatregelen die voortvloei-en uit evoortvloei-en integraal plan van aanpak. De woningvoortvloei-en voortvloei-en de woonomgeving wordvoortvloei-en aangepakt en er wordt een buurtpreventieproject gestart. Maar is nog steeds sprake van (gedeeltelijke) sloop van de buurt. Hoofdstuk 4 beschrijft de periode vanaf 1990. Er wordt een projectgroep beheersmaatregelen in het leven geroe-pen die aan de slag gaat om de problemen van overlast en vervuiling in de buurt te beheersen. Dit vormt één van de aanleidingen voor de Woningstichting Den Helder om het sloopbesluit in te trekken. In hoofdstuk 5 wordt het voorgaande samengevat en worden conclusies weergegeven. Bijlage 1 geeft een overzicht van het verloop van het aantal inbraken en het aantal lege woningen in de Falga-buurt.

(16)
(17)

2

VAN MARINEBUURT TOT PROBLEEMBUURT

(1959-1986)

2.1 De Falgabuurt. een situatieschets

In de inleiding van dit rapport wordt gesproken over de Falgabuurt, maar in werkelijkheid heeft het onderzoek maar betrekking op een beperkt deel van de Falgabuurt. Het gaat om 13 flatblokken. Voorheen werd deze buurt Grevelin-genbuurt genoemd. Deze naamsverandering is eigenlijk al een eerste maatregel om de slechte naam van de galerijflats de wereld uit te helpen.

De galerijflats werden aan het eind van de jaren '50 gebouwd en maken deel uit van de wijk Nieuw Den Helder. De wijk bestaat uit ongeveer 6.000 woningen en ligt ten zuid-westen van het centrum van Den Helder (zie afbeelding 2.1). De uitbreiding van Den Helder met een nieuwe wijk was nodig om onderdak te kunnen bieden aan het grote aantal nieuwkomers in Den Helder. Als gevolg van het feit dat Den Helder door het Rijk werd aangewezen als concentratiepunt van marine-activiteiten, nam het aantal inwoners van Den Helder sterk toe. De flats in de Falgabuurt werden na de oplevering dan ook grotendeels betrokken door marinepersoneel en hun gezinnen. De woningen in de Falgabuurt zijn door de gemeente gebouwd en vervolgens overgedragen aan de Woningstichting Den Helder. Eind jaren vijftig werden deze woningen gekwalificeerd als woningen van een redelijke kwaliteit met een redelijke huur.

Het stedebouwkundig ontwerp van de buurt is te zien in afbeelding 2.2. De ligging is gunstig te noemen: de buurt ligt niet ver van het stadscentrum en het strand ligt op enkele kilometers afstand. Ook wat de voorzieningen betreft ligt de buurt vrij ideaal. Het winkelcentrum Falga telt een groot aantal voorzienin-gen.

De Falgabuurt bestaat uit 752 woningen: 348 galerijflatwoningen en 404 portiek-woningen. De 13 galerijflats, waarop deze evaluatie betrekking heeft, tellen vier verdiepingen. Zes van de flatblokken liggen aan de Grevelingenstraat, 2 blokken aan de Marsdiepstraat en 5 blokken aan de Eendrachtstraat. Het merendeel van de woningen (74%) bevat 3 kamers en de overige 26% bestaat uit vierkamerwo-ningen. Op de begane grond (half verdiept) zijn de bergingen van de woningen gesitueerd. Deze bergingen zijn bereikbaar via een bergingsgang die over de gehele lengte van de flat loopt. Overige semi-openbare ruimten in de flatblokken zijn: het hoofdtrappenhuis, het noodtrappenhuis en de galerijen op de vier

(18)

ver-Afbeelding 2.2 De Falgabuurt

verdiepingen. De terreinen tussen de flatblokken zijn ingericht als openbaar groen met een enkele speelvoorziening voor kleine kinderen.

2.2 De achteruitgang van de Falgabuurt. in de jaren 70

De marinestad Den Helder groeide door en in het midden van de jaren 70 werd de tweede grootschalige stadsuitbreiding opgeleverd. De oplevering van deze wijk met veel eengezinshuizen leidde in de Falgabuurt tot een massale verhuis-beweging. Het hogere marinepersoneel verhuisde naar deze nieuwe wijk en het lagere kader verhuisde van de flats naar de laagbouw in de Falgabuurt. De flats in de Falgabuurt gingen tot de minst gevraagde woningen van Den Helder behoren: het woningtype was niet geliefd en bovendien voldeden de woningen bouw- en woontechnisch niet aan de eisen van die tijd: kleine badkamer, tocht-en vochtproblemtocht-en. Slechts mtocht-enstocht-en die niet veel te kieztocht-en haddtocht-en op de wo-ningmarkt, kwamen naar de Falgabuurt.

Tegelijkertijd deden zich andere ontwikkelingen voor die de bevolkingssamen-stelling in de Falgabuurt ingrijpend hebben beïnvloed. In een notitie van de

(19)

gemeente genaamd 'Huisvestingsbeleid en de Falgabuurt' worden de volgende ontwikkelingen genoemd.

Begin jaren zeventig werd echtscheiding steeds meer aanvaard: ook in Den Helder vonden meer echtscheidingen plaats. Dit leidde tot een toename van het aantal onvolledige gezinnen op de woningmarkt. De financiële situatie na een echtscheiding (bijstandsmoeders) maakte relatief goedkope huisvesting noodza-kelijk, terwijl de persoonlijke omstandigheden snelle herhuisvesting vereisten. In 1975 werd het mogelijk dat jongeren vanaf 18 jaar in aanmerking kwamen voor zelfstandige huisvesting. Deze starters op de woningmarkt beschikten en beschikken over weinig geld, zodat relatief lage huren en een sobere inrichting noodzakelijk waren.

Vanaf het eind van de jaren 60 verspreidde het gebruik van verdovende midde-len zich op grote schaal. In de jaren 70 werden steeds meer harddrugs gebruikt. Deze ontwikkeling deed zich vooral voor bij jongeren, die mede door de kosten van hun verslaving weinig geld konden reserveren voor het wonen.

Tegen het midden van de jaren 70 zijn steeds meer voormalige rijksgenoten naar Nederland gekomen. De vooruitzichten voor deze groep waren somber door het relatief lage opleidingsniveau en de toenemende werkloosheid. Op korte termijn dienden deze nieuwe inwoners aan huisvesting geholpen te worden. In het alge-meen kan bovendien worden gesteld dat de eisen die door mensen uit etnische en culturele bevolkingsgroepen worden gesteld aan de kwaliteit van het wonen, afwijken van die van de autochtonen.

Door deze trends, in combinatie met' een snelle doorstroming, werd de Falga-buurt bij uitstek geschikt voor de huisvesting van mensen in acute woningnood, behorend tot de minima, veelal in een psychische probleemsituatie met een relatieve oververtegenwoordiging van alleenstaanden, jongeren en etnische minderheden.

2.3 De reactie van de woningstichting op de achteruitgang

De Woningstichting Den Helder kreeg in de loop van de jaren zeventig steeds meer te maken met negatieve signalen uit de buurt:

- Een geruchtenstroom dat de buurt snel zou verpauperen.

- Een toenemend aantal woningzoekenden dat de aanbieding van een woning in met name de Grevelingenstraat niet op prijs stelde.

- Een periode waarin leegkomende flats in de Grevelingenstraat voornamelijk aan sociaal zwakkeren, veelal alleenstaand, werden toegewezen (dit beleid is inmiddels verlaten).

- Een hoge verhuisfrequentie.

- Uitingen van onvrede met de woonsituatie zoals die door bewonerscomité's in het contact met het bestuur naar voren werden gebracht.

In het begin van 1976 maakte de woningstichting het voornemen om de galerij-flats op termijn te slopen, bekend. Een schilderbeurt van de galerij-flats werd nog wel nodig geacht. Een eerste argument voor het sloopbesluit was het feit dat galerij-flat al te veel maatschappelijke schade had veroorzaakt. Een tweede argument

(20)

was de verslechterde verhuurbaarheid van de woningen onder meer door de

verruiming van de woningmarkt. .

Volgens de woningstichting zou op de beschikbaar gekomen grond nieuwbouw op economisch verantwoorde wijze uitstekend mogelijk zijn~ Na sloop zou men uitkomen op een grondprijs van

f

18.000,- per nieuwe woning. Het op peil brengen van de woningen bracht een investering van

f

10.000,- met zich. Dit verschil van

f

8.000,- was volgens de woningstichting de moeite waard om tot vervangende nieuwbouw over te gaan.

Naar aanleiding van de ondervonden problemen werd door de woningstichting een commissie Hoogbouw ingesteld. Deze commissie Hoogbouw had tot taak de woonsituatie in het gebied te analyseren en nieuwe alternatieven aan te dragen voor het desbetreffende gebied.

Er werd een enquête gehouden onder 764 hoofdbewoners van flatwoningen (niet alleen de galerijflats, maar ook de portiekflats in de Falgabuurt). De respons op deze enquête was 55%.

Uit de enquête bleek dat een derde van de respondenten ontevreden was over de woonsituatie, voor de galerijflats bedroeg dit 50%. Wat de buurt betreft, was een kwart van de bewoners ontevreden. Ook hier geldt dat het percentage voor de galerijflats hoger was, namelijk 42%. Bij de vroegere bewoners van de buurt viel een dergelijke tendens te bespeuren, ofschoon zij milder in hun oordeel waren.

Vervolgens werd in de enquête ingegaan op de positieve en negatieve punten van de woningen en de buurt. Als positieve punten van de woning werden de gelijkvloersheid en het uitzicht genoemd. Spontaan gegenereerde· klachten ten aanzien van de woning waren: tocht en koude, gehorigheid, slechte muren en plafonds, vochtigheid en slechte ventilatie, keuken en badkamer te klein,· ten over onderhoud en schoonhouden van het trapportaal, geen cv. Deze klach-ten kwamen meer voor bij de galerijflats dan bij de portiekflats.

Wat de buurt betreft, werd het winkelcentrum genoemd als positief punt. De meest voorkomende klachten ten aanzien van de buurt waren: vervuiling, over-last van buurtbewoners: lawaaioverover-last, het over de galerij gooien van vuilniszak-ken, vandalisme en diefstal. Ook hier bleek dat de galerijflats het meest proble-matisch waren.

Niet alleen de bewoners zijn geënquêteerd, maar ook de huisartsen in Den Helder zijn benaderd met een enquête. Van de vijftien aangeschreven huisartsen hebben er negen een vragenlijst ingevuld. .

Alle negen waren van mening dat het functioneren van de bewoners van de desbetreffende flats in een of meer opzichten ongunstig werd beïnvloed door de woonsituatie. Er was sprake van een verhoogd percentage lichamelijke klachten, met name verkoudheden tengevolge van tocht. Vervolgens hadden bewoners relatief vaak psychische klachten: diverse angsten, klachten van nerveuze aard (maagklachten, slapeloosheid, hoofdpijn). Ten slotte constateerden de artsen een negatieve beïnvloeding van het sociaal functioneren: geremde ontwikkelingsmo-gelijkheden voor de kinderen en beperking van ontplooiingsmog~lijkheden voor volwassenen.

(21)

Afbeelding 2.3 Aanbevelingen van de commissie Hoogbouw

- de woningen dienen te voldoen aan eisen die in 1977 met betrekking tot woon-comfort mogen worden gesteld: ruimte, indeling, afwerking, warmte, ventilatie, identiteit en privacy

- aan te brengen voorzieningen, met uitzondering van cv, kunnen niet ten laste van bewoners worden gebracbt

- geluidsbronnen dienen zoveel mogelijk te worden geïsoleerd

- de toegang tot de woningen vanaf de straat dient zoveel mogelijk een individueel

gebeuren te zijn

- de commissie prefereert een naar leeftijdsopbouw en gezinssamenstelling ge-mengde populatie, dit zal in een gedifferentieerd woningaanbod tot uiting moeten komen.

- de eenvormigheid van de woningen dient doorbroken te worden

- aan de woonomgeving dient grote zorg te worden besteed. Bebalve kijkgroen dienen mogelijkheden gegeven te worden tot buitensbuis recreëren voor alle leeftijdsgroepen

- verkeersvoorzieningen waaronder parkeermogelijkheden dienen te worden aange-past

- bet grote aantal bonden baart de commissie zorgen, zij beeft ecbter geen oplos-sing voorbanden.

Naar aanleiding van haar bevindingen heeft de commissie Hoogbouw een aantal conclusies opgesteld (zie afbeelding 2.3). Deze waren het uitgangspunt voor het onderzoek naar de mogelijkheden om de Falgabuurt aan te pakken. Van vier varianten zijn de financiële consequenties onderzocht: 1. sloop en vervangende nieuwbouw, 2. hoogwaardige renovatie in combinatie met nieuwbouw, 3. eenvou-dige renovatie en 4. beperkte renovatie. Elk van deze vier varianten werd op dat moment te kostbaar gevonden. De woningstichting besloot daarom (voorlopig) af te zien van het plan om de flats te slopen.

2.4 Maatregelen om de verhuurbaarheid te verbeteren

Het in gang gezette vervalproces zette zich voort. De verhuurbaarheid van de flats verslechterde en het aantal mutaties nam toe. Om toch de verhuurbaarheid van de Grevelingenflats te verbeteren ging de woningstichting op zoek naar minder ingrijpende maatregelen. Ze wilde de woningen aantrekkelijker maken door een lagere huur. Er werd door de woningstichting een voorstel gedaan om de huren van de 348 galerijflats per 1 juli 1978 te bevriezen. Woningstichting Den Helder voerde voor deze aanvraag een drietal argumenten aan:

- het wooncomfort in de flats laat veel te wensen over, waardoor zich steeds meer sociale en andere problemen manifesteren;

- de woonkwaliteit is bepaald onvoldoende;

- de huurprijzen van de 404 portiekflats die tot hetzelfde complex behoren, zijn lager dan die van de galerijflats, terwijl de bewoning van de portiekflats geen of vrijwel geen moeilijkheden geeft.

(22)

Het verzoek tot huurbevriezing is door het Ministerie niet ingewilligd. Een onderzoek van het ministerie wees uit dat de genoemde gebreken niet van zodanige aard waren, dat een huurbevriezing gerechtvaardigd was.

Vier jaar later ging de woningstichting alsnog (in 1977 werd deze optie te duur bevonden) over tot een beperkte renovatie van de galerijflats. Woontechnische verbeteringen zouden de woningen aantrekkelijker moeten maken voor bewoners en woningzoekenden. De woontechnische verbeteringen hielden een renovatie van de keuken en/ of badkamer in. Het drooghok werd bij de keuken getrokken en de badcel werd voorzien van nieuw tegelwerk. Bovendien is de elektrische installatie gemoderniseerd en zijn de trappenhuizen opgeknapt. Deelname aan één of beide renovaties was facultatief voor de bewoners. De belangstelling voor de verbetèringen was groot: voor de keukenrenovatie 82,3% en voor de badka-merrenovatie 78,8% van de bewoners.

Deze renovaties werden voor de helft betaald uit de ABR van de woningstich-ting, de andere helft werd doorberekend in de huur. De kosten voor de woning-stichting bedroegen 1,2 miljoen gulden. De andere helft moest door de bewoners worden opgebracht. Voor de keukenrenovaties werd in 1981 een bedrag van

f

30,- aan huurverhoging doorberekend. Na de badkamerrenovatie werd de huur verhoogd met

f

14,50 per maand.

In dit zelfde jaar (1981) gebeurde er ook voor het eerst iets op het sociale vlak. Er is weliswaar geen sprake van een maatregel, maar het volgende is toch de moeite van het vermelden waard. .

Op initiatief van wijkverpleegkundigen die betrokken waren bij problemen van bewoners van het Grevelingencomplex, werd de wijkorganisatie 'Streven naar beter leven' (SNBL) opgericht. Deze werd ondersteund door de Stichting Sa-menlevings Opbouw Orgaan (SOO). Deze ondersteuning was financieel en adviserend van aard. Het doel van de SNBL was het leefmilieu van de Grevelin-genstraat en de Eendrachtstraat te verbeteren en de belangen van de wijkbewo-ners te behartigen. In 1983 werd de SNBL een stichting. Er was op dat moment geen sprake van een structureel of goed overleg tussen de SNBL en de Woning-stichting Den Helder.

Het effect van de woontechnische verbeteringen was marginaal. De bewoners waren weliswaar tevreden over de verbeteringen, maar de slechte verhuurbaar-heid en de negatieve naam van de buurt speelden de woningstichting nog steeds parten. Vanaf 1984 werd door bureau Huisvesting van de gemeente een ad hoc toewijzingsbelèid gevoerd ten aanzien van de vierkamerwoningen in de galerij-flats. In een aantal gevallen werd afgeweken van de passendheidscriteria. Door dit versoepelde toewijzingsbeleid was er weliswaar geen leegstand, maar de leegstandsdreiging werd steeds groter.

In 1984 ging de aandacht uit naar een totaal-aanpak tot verbetering van de flatblokken zelf, van de stedebouwkundig situatie en van de woonomgeving. De architect Verwey kreeg de opdracht van de woningstichting om een plan te ont-wikkelen voor de galerijflats van het Grevelingencomplex (zie afbeelding 2.4).

(23)

Afbeelding 2.4 De plannen van Verwey

- De eerste galerij op het eerste woonniveau (1.5 m) zal worden gesloopt, de wonin-gen krijwonin-gen een individuele entree door middel van een buiten trap. Het openbaar groen voor deze woningen zal voor een deel privé groen worden zodat een eigen voortuin ontstaat.

- De tweede galerij verdwijnt als ontsluiting en er worden per blok een aantal por-tieken bijgebouwd (deels inpandig). Vanuit de bestaande en nieuwe porpor-tieken wor-den per laag twee (soms één) woningen ontsloten. Op de galerij worwor-den aan de woningen uitbouwen (serres) gemaakt, in relatie met de keuken of de slaapkamer. De resterende ruimte op de galerij tussen portiek en voordeur van de woning wordt privé-terras (zie afbeelding 2.4).

- De bergingen onder de woningen worden opnieuw ingedeeld en de vrijgekomen ruimte komt ten goede aan een aantal bovenliggende woningen; deze krijgen extra slaap-/hobbyruimte.

- Tevens wordt voorgesteld om de Grevelingenstraat te overdekken, de opzet hier-van is tweeledig. Ten eerste wordt de auto visueel, gedeeltelijk uit het woon milieu gehaald (eigen plek). Ten tweede ontstaat er door overkapping/dekking stede-bouwkundig een aantal besloten ruimten. Er wordt langs de rand van het plangebied een aantal extra parkeerplaatsen gecreëerd.

- Zoals aangegeven krijgt de woning op het eerste woonniveau een voor- en een achtertuin, in de verwachting dat deze gebruikt en beplant worden. De resterende openbare ruimten tussen de flats zullen in gezamenlijk overleg met de bewoners worden ingericht als speel plek/groen/volkstuinen etc.

- Er wordt tenslotte voorgesteld om de blokken aan de Volkerakstraat en de Mars-diepstraat te koppelen door middel van nieuwe bebouwing. Aan de Marsdiep-straat zal in deze nieuwe bebouwing een tweetal liften worden opgenomen, zodat deze woningen voor ouderen geschikt kunnen worden gemaakt. Bij deze twee blokken zullen de galerijen, zij het in gewijzigde vorm, gehandhaafd blijven. Gedacht wordt om in de nieuwbouw een buurt/wijkcentrum en/of school in het complex op te nemen.

Opvallend is dat bij deze planvorming geen aandacht is besteed aan de proble-matiek in de Eendrachtstraat. De bedoeling van de woningstichting was namelijk om na de aanpak van het Grevelingencomplex een gelijksoortige aanpak voor de galerijflats van de Eendrachtstraat op te zetten, Verwey streefde in zijn plannen

(24)

naar een integrale aanpak van de problemen die speelden rond het Grevelin-gencomplex. De problemen waren volgens hem:

- bouwtechnische problemen: kozijnen, gebrek aan isolatie; - sociale problemen: vandalisme, verpaupering, drugsgebruik; - woontechnische problemen: plattegronden, differentiatie;

- stedebouwlrundige problemen: parkeren, ontsluitingen, woonomgeving; - negatieve beleving van de gebouwde omgeving: eenvormigheid ..

Hij heeft een aantal studiemodellen ontwikkeld. Hij was van mening dat de door hem voorgestelde ingrepen, die vooral betrekking hadden op de bouwteèhnische en stedebouwkundige staat, in ieder geval gepaard zouden moeten gaan met maatregelen als een ander toewijzingsbeleid en een beleid ten aanzien van het drugsprobleem. Uit deze modellen is na overleg tussen verschillende betrokken partijen een verbeteringsvoorstel geselecteerd dat door Verwey nader is uitge-werkt. In dit plan wordt voor het eerst aandacht geschonken aan de preventie van criminaliteit. Er worden technopreventieve ingrepen voor de semi-openbare ruimten voorgesteld.

2.5 Sloop op termijn

Na enkele bezuinigingen bedroegen de totale bouwkosten voor het plan van Verwey

f

39.985,- per woning. Er is een aanbesteding geweest. Maar begin 1986 zag de woningstichting alsnog van de plannen af. Oorzaken hiervan waren vol-gens Verwey een interne (persoonlijke) machtsstrijd tussen voor-en tevol-genstan- tegenstan-ders van de voorgestelde plannen binnen de woningstichting en de angst van de woningstichting om te investeren.

De woningstichting heeft vervolgens zelf gezocht naar een alternatief. Allereerst dacht men aan een gefaseerde uitvoering. De galerijwoningen aan de Marsdiep-straat zouden in eerste instantie gerenoveerd worden. In een latere fase zou de renovatie van de overige blokken plaatsvinden. De woningen aan de Marsdiep-straat kwamen in aanmerking voor een renovatie omdat deze woningen vrij constant bewoond werden, terwijl dit voor de overige woningen veel minder het geval was. In het voorjaar van 1986 werd echter besloten om de overige 11 blok·

ken niet meer te renoveren, maar op een termijn van 10 jaar te slopen. Om de periode tot 1996 te overbruggen zou een bedrag van

f

8.000,- per woning ge-investeerd worden.

De voor renovatie geëiste verhuurbaarheid van 25 jaar kon door de woningstich-ting niet gegarandeerd worden. Naast de toekomstige verhuurbaarheid speelde de benodigde aanspraak op de financiële reserve een belangrijke rol. Men vond het onverantwoord om een groot deel van de financiële reserve van de woning-stichting te besteden aan de galerijflats in de Falgabuurt, omdat er dan te weinig zou overblijven voor het onderhoud van het overige woningbezit. Van de 13 flat-blokken zouden er 11 op termijn worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw van een meer gewenste woonvorm, waarbij deze termijn uit financieel-economi-sche motieven werd gesteld op tien jaar. Er werd daarbij gewezen op de theore-tische mogelijkheid dat de Falgabuurt door alle aandacht en maatregelen zo zou worden opgevijzeld, dat de vraag naar woningen in de toekomst enorm zou

(25)

stijgen. Mocht dat gebeuren, dan zou het beleid kunnen worden herzien in de

zin dat meer blokken worden opgeknapt in plaats van gesloopt. Op dat moment

was het echter van belang dat de woningstichting zich naar buiten toe duidelijk presenteerde. De gemeenteraad is uiteindelijk ook akkoord gegaan met het sloopbesluit op termijn.

2.6 De bewoners van de buurt

In een enquête die in 1985 werd gehouden door het OTB (in het kader van de voormeting) in samenwerking met SNBL en de SOO, werd de bewoners ge-vraagd naar hun mening over een aantal aspecten van de woonomgeving. Het betrof hier zowel bewoners van de galerijflats als bewoners uit de portiekflats in

de Falgabuurt. De resultaten van de bewonersenquête sloten aan bij de bevin

-dingen van de commissie Hoogbouw: de bewoners van de galerijflats waren duidelijk ontevredener over hun woonsituatie dan de bewoners van de portiek-flats in de Falgabuurt. Bewoners van de galerijportiek-flats bespeurden meer vervuiling en vernielingen in en om de flats. Daarnaast bleken de bewoners van de Een-drachtstraat negatiever dan bewoners van de Grevelingenstraat. Voorts bleek uit de enquête dat de verhuis geneigdheid onder de bewoners van de galerijflats groot was. Van de bewoners van de Eendrachtstraat wilde zelfs maar 7% in de

flat blijven wonen. Het merendeel van de verhuisgeneigden wenste in

aanmer-king te komen voor een eengezinshuis. Ook met betrekaanmer-king tot contacten met

buurtbewoners scoort de Eendrachtstraat het slechtst. Bijna de helft (45,7%) van

de bewoners bemoeide zich met niemand uit de buurt; voor de

Grevelingen-straat bedroeg dit percentage 37. Vervolgens werd in de enquête ingegaan op de

onveiligheidsgevoelens van bewoners. Ongeveer 80% van de bewoners van de galerijflats voelde zich onveilig op een of meer plaatsen in en rond de flats, tegen bijna 30% in de portiekflats. Opnieuw viel de Eendrachtstraat hierbij in negatieve zin op.

De aanwezigheid van drugsdealers in de flatgebouwen en de groep mensen die daarmee werd aangetrokken, werden als belangrijkste veroorzakers van

vervui-ling, vandalisme en onveiligheid gezien.

Vervolgens werd de bewoners gevraagd wie zij de aangewezen .instantie vonden om de problemen in de buurt aan te pakken. Hieruit bleek dat bewoners vaak de politie de eerst aangewezen instantie vonden om iets aan de situatie in de buurt te doen. In tweede instantie werd de woningstichting genoemd. Een vijfde deel van de bewoners vond bovendien dat bewoners zelf zouden moeten optre-den tegen de veroorzakers van klachten. Over de verbeteringen volgens de

plannen van Verwey waren de bewoners grotendeels dezelfde mening toegedaan.

De maatregelen die men bijna unaniem positief beoordeelde, hadden alle be-trekking op het privatiseren van de semi-openbare ruimten in de complexen. Voor het plan om de Grevelingenstraat te overdekken, waren de bewoners minder enthousiast. Wat mogelijke beheermaatregelen betreft, was het meren-deel van de bewoners enthousiast over het uitzetten van lastige bewoners, het aanstellen van een huismeester en een goede selectie van bewoners door de gemeente. Het aantal bewoners dat woongedragregels op prijs stelde was hoog.

(26)

Opvallend was de zeer hoge waardering voor het maken van afspraken over het tegengaan van geluidsoverlast. Verder werden afspraken over het opruimen van papier/reclame uit de brievenbussen, het toezichthouden en tegengaan van

vandalisme, op prijs gesteld. .

In deze zelfde periode vond op gemeentelijk niveau een onderzoek plaats naar de jongerenproblematiek in Den Helder. De informatie werd verzameld door de Stichting Begeleiding Jeugd- en Jongerenwerk en is gebaseerd op interviews met sleutelpersonen: mensen die door hun (on)betaalde maatschappelijke activiteiten goed geïnformeerd zijn over de wijk en over jongeren in de desbetreffende wijken.. In het onderzoeksrapport wordt een hoofdstuk gewijd aan de wijk Nieuw Den Helder Oost, waarin de Falgabuurt ligt. Uit de hierna volgende resultaten van het onderzoek blijkt dat het aantal (potentiële) daders in de Falgabuurt groot was.

Nieuw Den Helder Oost werd over het algemeen gezien als een prettige wijk om te wonen. Alleen de Grevelingenbuurt werd als een minder prettige woonbuurt gezien. De contacten van de bewoners van de galerijflats zijn onpersoonlijker en er schortte het een en ander aan de flatwoningen. De bewoners van de galerij-flats waren bang om gebruik te maken van hun kelder. Jongeren gebruikten de kelders als ontmoetingsplaats. Een voortdurend wisselend aantal (ca 15) zwer-vende jongeren sliep in de kelders van de galerijflats. In de hele buurt werd veel ingebroken. Veel jongeren waren werkloos, ze hadden weinig geld, hadden niets te doen en de verveling was daarom een groot probleem. De problemen van de jongeren met de politie en justitie betroffen vooral het dealen van drugs, heling, inbraak en winkeldiefstal. In de Grevelingenbuurt bestond objectief gezien de grootste concentratie van problemen onder de jongeren in Den Helder. Ondanks de lage inkomens van de bewoners in de wijk en de problematiek onder jonge-ren, waren er geen specifieke voorzieningen of activiteiten.

De beschreven situatie van Den Helder bood over het algemeen weinig perspec-tief voor jongeren. Gezien de grote jeugdwerkloosheid, het overwegend lage opleidingsniveau van de jongeren die in de stad blijven en het gebrek aan een behoorlijk toekomstperspectief, verkeerde deze groep in een situatie waarin negatieve effecten de boventoon zouden kunnen gaan voeren. Het grote aantal drugverslaafden (naar schatting 500-600) was een teken aan de wand.

De woningstichting heeft in 1987 het aantal verhuizingen in de periode · 1959-1987 geïnventariseerd. Hieruit bleek dat de flats in de Grevelingenstraat ruim 7 keer van bewoner gewisseld waren en in de Eendrachtstraat 5,5 keer. Dat bete-kende dat iedere woning gemiddeld eens in de 4,7 jaar een nieuwe bewoner kreeg. Voor de Grevelingenstraat was dat eens in de 4,3 jaar en voor de Een-drachtstraat eens in de 5,4 jaar.

Van de bewoners van de galerijflats woonde 39% korter dan een jaar in de buurt. De gemiddelde woonduur in de buurt was kort,. in de Grevelingenstraat nog iets korter dan in de Eendrachtstraat (17,2 tegen 18,4 maanden). Toch woonde ruim 13% van de bewoners al langer dan 5 jaar in de buurt.

(27)

In totaal waren 50 van de 296 hoofdbewoners (17%) op de onderzoeksdatum bij Bureau Huisvesting geregistreerd als woningzoekende. Een relatief hoog percen-tage was al 2 jaar of langer op zoek naar andere woonruimte (38%). Van de 50 ingeschreven woningzoekenden opteerde 52% voor een eengezinshuis 40% gaf

een flat op als gewenst woningtype. .

2.7 Conclusies

De aanvangskwaliteit van de woningen vormde geen probleem; de woningen voldeden aan de eisen van die tijd, de ligging was gunstig en de eerste verhuur verliep dan ook zonder problemen. Maar in de loop van de jaren 70 liet de kwaliteit van de woningen te wensen over: tocht, vocht en te kleine badkamers. Dit was op zich nog geen reden voor ongerustheid; een renovatie had de wijk kunnen redden. Echter, een externe factor -de oplevering van een nieuwe wijk met eengezinshuizen- zorgde ervoor dat naast de woningen ook de buurt 'achter-uitging'. Er ontstond een grote verhuisstroom vanuit de Falgabuurt naar de nieuwe eengezinshuizen, die gepaard ging met een instroom van sociaal-econo-misch zwakkere groepen.

De woningstichting greep meteen naar de meest drastische maatregel om de achteruitgang van de buurt tegen te gaan: sloop. Argumenten die hiervoor wer-den genoemd zijn de problematische verhuurbaarheid en de maatschappelijke schade die aan bewoners wordt berokkend door het wonen in een flat. Er

wor-den verschillende plannen ontwikkeld, maar financieel bleek het sloopvoorne-men niet uitvoerbaar en er werd overgegaan tot minder drastische maatregelen: een poging tot huurverlaging, een nieuwe naam en een beperkte renovatie van

de flatwoningen. Bewoners waren weliswaar tevreden met de verbeteringen, maar het slechte imago van de buurt bleef. Reden voor de verhuurder om op-nieuw aan een meer ingrijpende aanpak te denken. De keuze viel op een totaal-aanpak van de woningen en de woonomgeving; hiervoor werd een plan ontwik-keld. Dit plan omvatte een aantal technopreventieve ingrepen in de semi-open-bare ruimten. De plan voldeed aan de eisen van bewoners en woningstichting, maar werd op grond van financiële argumenten aan de kant gezet.

Uiteindelijk viel de keuze op een compromis: de flats zouden over 10 jaar (wan-neer er sprake was van een lagere boekwaarde) gesloopt worden. De gemeente-raad ging met dit plan akkoord.

Tot zover de kant van de verhuurder. De bewoners vormden de tweede partij die direct met de problemen geconfronteerd wordt. Een eerste groep bewoners verkoos een eengezinshuis en verliet de Falgabuurt. De ingezette achteruitgang zorgde ervoor dat er een verhuisstroom volgde. Nieuwe bewoners gebruikten de Falgabuurt veelal als opstapje voor een betere woning. Daarnaast was er een groep bewoners die wel in de Falgabuurt bleef, een deel van hen noodgedwon-gen omdat zij zich geen eengezinshuis konden permitteren. Maar dit betekende niet dat alle blijvers zich negatief opstelden ten opzichte van de buurt. Een deel van hen wilde zich inzetten voor verbetering van het leefklimaat in de buurt. Zij waren tegen de sloopplannen van de woningstichting. De harde kern van deze groep werd gevormd door de SNBL die in het begin van de jaren 80 werd

(28)

opge-richt. Zij hield (begeleid door het opbouwwerk) de plannen van de woningstich-ting nauwlettend in de gaten. Van enige samenwerking met de woningstichwoningstich-ting was op dat moment geen sprake.

Bewoners waren van mening dat ingrijpen door de politie of de woningstichting en het formuleren van woongedragsregels, de buurt zouden kunnen verbeteren. Kenmerkend voor deze periode was de dominerende rol die de woningstichting speelde bij de pogingen om de problemen op te lossen. De problemen werden beschouwd als een verhuurbaarheidsprobleem waarvoor de woningstichting met de tot haar beschikking staande (technische) middelen een oplossing probeerde te vinden.

Tabel 2.1 Ovenicht van betrokken partijen en ondernomen acties in de periode 1959 - 1986

;aar "art;; art;p. <nnrt ,aatr".

1976 woningstichting voorstel tot sloop

1977 woningstichting voorstel tot huurverla· ging

1981 woningstichting keuken- en badkamer-renovatie uitgevoerd

1981 wijkverpleging, opbouwwerk, oprichting SNBL bewoners

1984 woningstichting voorstel tot totaalaan- (technopreventiet) pak

1986 woningstichting besluit tot sloop op termijn

1986 gemeenteraad gaat accoord met sloop op termijn

(29)

3

WERKEN AAN DE OPBOUW VAN EEN

SLOOP-BUURT (1986-1990)

3.1 De inspraakgroep 'Sociaal Plan Falga'

Na herhaald aandringen van bewoners en gemeenteraadsleden, dat de proble-men moesten worden aangepakt, is de gemeente Den Helder overgegaan tot het instellen van de inspraakgroep 'Sociaal Plan Falga'. De installatie 'van de in-spraakgroep viel samen met het bekendmaken van de renovatie- en sloopplan-nen van de Woningstichting Den Helder. Na het bekend worden van het sloop

-besiuit leek de instelling van de inspraakgroep misschiep achterhaald. Echter, de gedachte dat de wijk ook gedurende de periode voorafgaand aan de sloop leef-baar moet blijven en het feit dat het beleidsplan zich niet specifiek zou richten op verbeteringen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat maar op de gehele Falgabuurt, was voor de gemeente voldoende aanleiding om toch over te gaan tot instelling van de inspraakgroep. Het doel van deze inspraakgroep werd als volgt geformuleerd: "het voorkomen dat er verdergaande verarming van de Falgabuurt optreedt, dat de bewoners zich niet meer in de buurt thuis voelen en dat er een eenzijdig samengestelde bevolking komt te wonen". Aan deze in-spraakgroep namen de volgende personen/instanties deel: de wethouders van welzijn en stadsontwikkeling, vier buurtbewoners, vertegenwoordiger van de etnische en culturele bevolkingsgroepen, SNBL, Woningstichting, HVBWS (Hel-derse Vereniging voor Buurt, Wijk en Speeltuinwerk), de SOO, enkele gemeen-telijke diensten, een winkelier, de Karel Doormanschool, het jeugd- en jonge-renwerk, de Nicolaas Parochie en het Ondersteuningsinstituut Noord-Holland. Deze laatste participant had opdracht gekregen om in samenspraak met de inspraakgroep aanbevelingen voor de integrale aanpak voor de buurt te formule-ren.

Tijdens de eerste bijeenkomst van deze inspraakgroep werd besloten om met twee subgroepen verder te werken. Een sociale werkgroep kreeg als taak een aanpak te ontwikkelen voor het verbeteren van het woonklimaat (instellen informatiewinkel, contacten bewoners, veiligheid, maatschappelijke hulp en organisatie, recreatie). Een technische werkgroep richtte zich voornamelijk op de technische verbeteringen binnen de renovatie- en onderhoudsplannen (verbete-ring 11 flatblokken, renovatie 2 flatblokken, woonomgeving, verkeerssituatie,

(30)

toewijzingsbeleid). Door middel van het werken in werkgroepen probeerde men een eenvoudige en snelle werkwijze te waarborgen.

Eind september 1987 vond de laatste bijeenkomst plaats van de inspraakgroep Sociaal Plan Falga. Op deze bijeenkomst werden de aanbevelingen van het Ondersteuningsinstituut Noord-Holland besproken. In atbeelding 3.1 zijn de voor deze evaluatie relevante aanbevelingen weergegeven. De eerste aanbeveling, inzake het intrekken van het sloopbesluit, lokte discussie uit. Op aandringen van de woningstichting werd uiteindelijk besloten tot aanpassing van de aanbeveling: "Het sloopbesluit dient heroverwogen te worden. Afhankelijk van de ontwik-kelingen, onder andere de sociale integratie, de afname van vandalisme en crimi-naliteit en de verhuurbaarheid van de flats, dient het besluit teruggenomen dan wel aangehouden te worden waarbij eventueel op kortere termijn tot sloop overgegaan zal worden." De vertegenwoordigers van de woningstichting waren tegen het opnemen van een termijn. De overigen waren voor een termijn van drie jaar. De andere aanbevelingen werden in grote lijnen alle overgenomen door de inspraakgroep.

Afbeelding 3.1 Aanbevelingen van het Ondersteuningsinstituut Noord Holland

- Het sloopbesluit blokkeert de verbetering en de sociale opbouw van de buurt en dient in die zin te worden ingetrokken.

- Er dient overleg tussen buurtorganisaties, gemeente, politie en Woningstichting plaats te vinden rond drie onderwerpen te weten: 1. beheer van flatgebouwen, 2. onveiligheid, criminaliteit en vandalisme 3. de omgeving van de flats, de straten en de plantsoenen.

- De Stichting Streven Naar Beter Leven vertegenwoordigt de bewoners in het overleg met de Woningstichting. Eerstgenoemde dient, om dit goed te kunnen doen, de bewoners van elk flatgebouw uit te nodigen om een contactpersoon te benoemen.

- De Woningstichting zal, om het overleg te stimuleren, moeten overgaan tot het aanstellen van een participatiemedewerker. De noodzaak hiervan is al eerder door de Woningstichting erkend.

- Ter bestrijding van het gevoel van onveiligheid, criminaliteit en vandalisme moet snel gestart worden met het zogenaamde buurtpreventieproject.

- Dit project dient te achterhalen op welke ervaringen het gevoel van onveiligheid berust. Ook zal door voorlichting aan de bewoners meer inzicht moeten worden gegeven in de wijze waarop de bestrijding van criminaliteit plaatsvindt.

- De belangrijkste oorzaken van vervuiling van de omgeving van de flats dienen achterhaald te worden, waarna gerichte maatregelen genomen kunnen worden.

- De plaatsing van een vuilniscontainer bij het winkelcentrum is noodzakelijk. - De buurtorganisaties dienen door de gemeente in staat gesteld te worden om een

gezamenlijk, regelmatig verschijnend buurtkrantje uit te geven. De samenwerking tussen organisaties wordt daarmee gestimuleerd, bewoners worden beter over de buurtactiviteiten geïnformeerd en kunnen ook kennis nemen van ideeën vanuit de etnische groepen.

(31)

3.2 Maatregelen naar aanleiding van.'het Sociaal Plan Falga

De aanbevelingen van het Ondersteuningsinstituut werden door de inspraak-groep uitgewerkt. De inspraakinspraak-groep is vervolgens overgegaan in een evaluatie-platform. De taak van dit platform was het uitoefenen van toezicht op de uitvoe-ring van de maatregelen en het evalueren van de maatregelen. Het ging hierbij om de hieronder uitgewerkte maatregelen

renovatie van 2 flatblokken

In 1987 werd de renovatie van de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat (ca 50 woningen) gestart. Deze twee flatblokken aan de rand van de buurt bleken het meest geliefd bij wwel bewoners als woningzoekenden.

Een eerste categorie maatregelen richtte zich op het verminderen van de toegan-kelijkheid van de flatblokken. Door middel van verticale en horizontale splitsing is een portiekachtige ontsluiting ontstaan. Van deze twee was de horizontale splitsing de minst omvangrijke; deze ingreep beperkte zich tot. het aanbrengen van een intercom en een bellentableau en het opnieuw afsluiten van de toe-gangsdeuren tot de trappenhuizen, de galerijen en tot de bergingsgangen. De verticale splitsing vroeg verdergaande ingrepen. De bestaande trappenhuizen werden verbeterd; na renovatie waren de kelderbergingen ook met de fiets bereikbaar via de aangebrachte hellingbaan. De bestaande noodtrappenhuizen aan de kopgevel werden verbouwd tot een tweede hoofdentree. Tenslotte wer-den zowel de galerijen als de kelderbergingsgangen in tweeën gedeeld door het plaatsen van afscheidingen.

De tweede groep maatregelen richtte zich op het verhogen van de veiligheid en dan met name het tegengaan van inbraak in de kelderbergingen. Maatregelen die hiertoe werden getroffen, zijn het verstevigen van de bergingsdeuren met multiplex, het schilderen van de kelderbergingsgangen in een lichte kleur, het aanbrengen van infraroodlampen in de bergingsgangen en het aanbrengen van draadglas en een ventilatierooster in de kelderramen.

De laatste categorie maatregelen richtte zich op het verbeteren van de isolatie in de flatblokken: de kopgevels werden geïsoleerd, de kozijnen werden vernieuwd en voorzien van isolatieglas en de mechanische ventilatie werd verbeterd. Daarnaast bestond voor de bewoners de mogelijkheid om alsnog, waar dit in 1981 niet gebeurd was, keuken en badkamer te laten renoveren. De kosten van de verbeteringen bedroegen gemiddeld

f

38.063,83 per woning, in totaal bijna twee miljoen gulden. Volledige doorrekening van de kosten, zou voor de bewo-ners gemiddeld een huurverhoging van

f

48,75 inhouden. De werkelijke huurver-hoging bedroeg echter

f

38,15. De woningstichting leverde een bijdrage, omdat zij de huurverhoging over de renovatie van 1981 achteraf onevenredig hoog vond.

verbetering 11 flatblokken

In 1988 kwamen de woningen in de Grevelingenstraat aan de beurt. Voor deze woningen stond een minder ingrijpende aanpak op het programma. Met een onderhoudsingreep verwachtte de woningstichting de komende 10 jaar (de perio-de tot sloop) beheermatig en bouwtechnisch te kunnen overbruggen. De

(32)

maatre-gelen die tot dit plan behoorden, spitsten vooral zich toe op extra onderhoud aan de gemeenschappelijke ruimten. De keldergangen en trappenhuizen werden grondig opgeknapt. Evenals bij de renovatieplannen werden de bergingsgangen

in tweeën gesplitst, de bergingsdeuren werden verstevigd en van sloten voorzien.

Naast deze maatregelen werd onderhoud gepleegd aan de woning. Dit hield in:

een beperkte isolatie van de gevels, het aanbrengen van nieuwe tochtprofielen,

het schilderen van de buitenkant van de woning, het vernieuwen van de

borstwe-ringen aan de galerijzijde en het plaatsen van dubbelglas (in de oude kozijnen).

De kosten van de verbeteringsbeurt bedroegen per woning

f

8.000,-. De totale

investering van ca 2,3 miljoen gulden werd onttrokken uit de ABR van de wo-ningstichting. De bewoners hoefden geen huurverhoging te betalen.

verbetering technisch beheer

De Woningstichting stelde in 1986 een vaste onderhoudsmedewerker aan in de

buurt (voor 25 uur per week). Deze medewerker kreeg als taak controlerondes

in de tlatblokken te houden, kleine reparaties te verrichten en aanvullende

schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. Reparaties die niet door de

onder-houdsmedewerker konden worden verholpen, werden (sneller dan voorheen) doorgegeven aan de woningstichting.

(33)

In 1988 heeft de woningstichting overwogen om subsidie aan te vragen voor een huismeester. Uiteindelijk heeft zij besloten hiervan af te zien zolang er geen duidelijkheid is over de toekomst van de buurt.

verbetering woonomgeving

In 1988 werden voor /30.000,- verbeteringen in de woonomgeving uitgevoerd door de woningstichting: het opruimen van prikkeldraad en paaltjes, schoffelen, opruimen rommel van de renovatie.

Ook de gemeente trof maatregelen ter verbetering van de woonomgeving. Er werd groen aangebracht rondom de flats, het speelterrein aan de Marsdiepstraat werd gedraineerd, er werden speeltoestellen geplaatst, het straatwerk werd verbeterd, de reinigingsdienst zorgde voor vuilniscontainers en er werden extra lantaarnpalen geplaatst. In totaal werd er voor ruim / 200.000,- in de woonomge-ving geïnvesteerd door de gemeente. Wegens gebrek aan financiële middelen en de ongunstige uitgangssituatie blijft een gehele stedebouwkundige renovatie van de buurt echter achterwege.

maatregelen ten behoeve van de bewonersorganisatie

De woningstichting heeft een flat in de Grevelingenstraat ter beschikking gesteld aan de SNBL. Door deze stichting werd een symbolische huurprijs van / 25,- per jaar betaald. In november 1986 is deze infoflat van de bewonersorganisatie SNBL geopend. Vanuit deze winkel werd informatie gegeven over het project Falgabuurt. Daarnaast werden er spreekuren door verschillende instellingen gehouden en was de flat beschikbaar als vergaderruimte.

In 1987 werd voor de Falgabuurt een opbouwwerkster aangesteld. De taak van de opbouwwerkster was het opbouwen van een goed contact met de bewoners, het activeren van bewoners en het ondersteunen van de SNBL. Bij het vervullen van deze taak heeft de opbouwwerkster veelvuldig samengewerkt met de coördi-nator van het buurtpreventieproject. Dit buurtpreventieproject is een volgende maatregel; deze komt uitgebreid aan de orde in paragraaf 3.3.

Andere activiteiten naar aanleiding van het Sociaal Plan Falga waren: het orga-niseren van een buurtdag en een videoproject voor buurtbewoners. Bovendien werd vanaf die tijd een buurtkrantje uitgegeven door de SNBL om de buurtbe-woners op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen.

woningtoewijzing

De belangstelling van woningzoekenden voor de Falgabuurt was klein. Daarom besloot men medio 1986 het toewijzingsbeleid voor de vierkamerwoningen in de Falgabuurt nog verder te versoepelen. Vanaf dat moment kon ook een alleen-staande in aanmerking komen voor een vierkamerwoning in de Falgabuurt. Naar aanleiding van een discussie in de inspraakgroep werd besloten dat er inspannin-gen geleverd moesten worden om de Falgabuurt bij de woningzoekenden en medewerkers van Bureau Huisvesting in een beter daglicht te stellen. Er werd een voorlichtingsmiddag georganiseerd in de infoflat voor medewerkers van Bureau Huisvesting en de afdeling Bewonerszaken van de Woningstichting. De wethouder verzorgde een inleiding waarna de mogelijkheid bestond om een gerenoveerde flat te bezichtigen. Vanaf die tijd probeerden deze medewerkers

(34)

via gesprekken aan de balie kandidaten voor de Falgabuurt te vinden. Met name de snelle beschikbaarheid van een woning in de Falgabuurt werd gepromoot. De SNBL en de woningstichting hebben samen actie ondernomen om de slechte naam van de Falgabuurt bij woningzoekenden te verbetereli. De door hen ont-wikkelde folder "Wonen in de Falgabuurt ... waarom niet?" belichtte de positie-ve kanten van de Falgabuurt. Iedereen die een woning in de Falgabuurt kreeg aangeboden, ontving deze folder. Bovendien werd de folder aan belangstellenden uitgereikt door de woningstichting en de gemeente.

Daarnaast probeerde men bepaalde kandidaten juist de toegang tot de Falga-buurt te ontzeggen. Men was van mening dat dealers geweigerd moeten worden, ook als deze te kennen gaven hun gedrag te willen verbeteren. Sinds 1987 wer-den woningzoekenwer-den die bekend waren als druggebruikers of drugdealers -voor zover mogelijk- geweigerd in de galerijflats. De SNBL speelde hierbij een signa-lerende rol. Daarnaast uitte de woningstichting het voornemen om overlast ver-oorzakende drugdealers uit te plaatsen.

Tenslotte werd door de toewijzingscommissie een soort spreidingsbeleid gevoerd ten aanzien van het geslacht van de woningzoekende. Een alleenstaande vrouw werd niet zo snel in de Falgabuurt geplaatst, tenzij dit haar uitdrukkelijke wens was.

3.3 Het buurtpreventieproject

opzet van het buurtpreventieproject

Het idee om een buurtpreventieproject te starten werd in Den Helder voor het eerst in de inspraakgroep Falga gelanceerd. Een van de aandachtspunten binnen het Sociaal Plan betrof het verminderen van de kleine criminaliteit en het verho-gen van de veiligheid van de bewoners van de Falgabuurt. Op voorstel van de gemeente werd een aanvraag ingediend bij de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie Criminaliteit voor een gesubsidieerd buurtpreventieproject. De politie, die niet in de inspraakgroep vertegenwoordigd was, werd op de hoogte gesteld van het plan. De commissaris van politie stond positief ten opzichte van het idee een buurt-preventieproject op te zetten in de Falgabuurt. De taken van de politie zijn niet

tot in detail besproken en vastgelegd. De politie heeft slechts toegezegd te doen

wat in haar vermogen lag.

De aanvraag voor subsidie werd gehonoreerd en het buurtpreventieproject kon

van start gaan. Er werd voor een periode van drie jaar jaarlijks

f

32.000,-

be-schikbaar gesteld voor de coördinatie van het project. Daarnaast werd een

bedrag van

f

2.500,- beschikbaar gesteld voor projectondersteuning. Andere

maatregelen in het kader van het buurtpreventieproject dienden door de

desbe-treffende instanties zelf gefinancierd te worden. Het buurtpreventieproject in de Falgabuurt maakte deel uit van het beleidsplan 'Samenleving en criminaliteit' in de gemeente Den Helder.

In 1988 werd ten behoeve van het buurtpreventieproject een Preventieraad opgericht. In deze raad werd overleg gevoerd over de problemen op het gebied van criminaliteit in de Falgabuurt en het preventiebeleid werd hier uitgestippeld.

Cytaty

Powiązane dokumenty

In conclusion, we have determined the strain field inside small Ge hut clusters on Si s001d by performing model cal- culations using kinematic theory to simulate the measured

From the Polish perspective coal is not only the energy security matter but also a tradable good which could, according to Luttwak and Lorot, strengthen the stra- tegic position

To­ masza w formalizacji Ojca Bocheńskiego”, Studia Philosophiae Christianae 42(2006)1, 27-35, powtórzony w celu eliminowania błędów, które wkradły się przy

Rozważania programowe Stronnictwa Demokratycznego „Prostokąt”, Stron- nictwa Polskiej Demokracji, Ruchu Młodej Demokracji zostały opublikowane na łamach własnej

The following Table 2 presents histograms showing the distributions of particular elastic parameters including Pois- son’s ratio (ν), Young’s modulus (E), shear modulus (G) and

[r]

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż

This may suggest legacies with our analytical solution of the Saint-Venant-Hirano model in the multiple-fraction case in Figure 9, where pulsa- tions in total bed load are