• Nie Znaleziono Wyników

WTI 2017 Onderzoek en ontwikkeling landelijk toetsinstrumentarium

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "WTI 2017 Onderzoek en ontwikkeling landelijk toetsinstrumentarium"

Copied!
47
0
0

Pełen tekst

(1)

ontwikkeling landelijk

toetsinstrumentarium

(2)
(3)

ontwikkeling landelijk

toetsinstrumentarium

Product 5.8 Validatie erosiebestendigheid overgangen

1209437-003

© Deltares, 2015, B

(4)
(5)

Titel

WTI 2017 Onderzoek en ontwikkeling landelijk toetsinstrumentarium

Opdrachtgever Rijkswaterstaat WVL Project 1209437 -003 Kenmerk Pagina's 1209437-003-HYE-0001- 36 Trefwoorden

belastingfactor, cumulatieve overbelastingsmethode, dijken, erosiebestendigheid, golfoploop, golfoverslag, grasbekleding, overgangen.

Samenvatting

Deze rapportage geeft een validatie van belastingfactoren voor geometrische overgangen, overgangen tussen bekledingen, trappen en overig dijkmeubilair. De validatie is gebaseerd op verschillende praktijkproeven uitgevoerd in Nederland en België, waar de cumulatieve overbelastingsmethode in relatie tot de definities van het schadegetal is toegepast. De engineering tools voor de belastingfactoren zijn deels gebaseerd op theoretische achter-gronden en deels op expert judgement. In de validatie is onderscheid gemaakt tussen de top-laagsterkte (talud gerelateerd) en de bezwijksterkte (sterkte van afschuiven). Bovendien is in de bureauanalyse rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals stenen die voor aanvang van de beproeving onzichtbaar onder het maaiveld lagen ofwel onderhoudswegen/ kruin-wegen, die de sterkte van grasbekledingen mogelijkerwijs beïnvloeden. Niet alleen klinkers op parkeerplaatsen en doorgroeistenen, maar ook wandeffecten zijn beoordeeld. De studie toont aan dat eerste stappen zijn gezet in het modelleren van de erosiebestendigheid van overgangen.

Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf

nav.2014 dr.ir.G.J.C.M. ir.T.P.Stautjesdijk ir.L. Vaagt

Haffmans

jan.2015 dr.ir.G.J.C. r.T.P.Stautjesdijk ir. L. Vaagt

~ Hoffmaus

Status

(6)
(7)

Inhoud

1 Inleiding 1 2 Cumulatieve overbelastingsmethode 3 3 Geometrische overgangen 5 3.1 Inleiding 5 3.2 Boonweg 5 3.3 St. Philipsland 7 3.4 Kattendijke 7 3.5 Afsluitdijk 9 3.6 België 11 3.7 Tholen 11 3.8 Nijmegen 12 3.9 Millingen 12 3.10 Synthese 13

4 Overgangen en overig dijkmeubilair 15

4.1 Inleiding 15 4.2 Delfzijl 15 4.3 Kattendijke 15 4.4 Afsluitdijk 16 4.4.1 Parkeerplaats 16 4.4.2 Trap 17 4.5 Vechtdijk 18 4.5.1 Doorgroeistenen 18 4.5.2 Boom 18 4.6 België 20

4.6.1 Overgang tussen bekledingen 20

4.7 Tholen 22 4.7.1 Asfaltberm 22 4.7.2 Trap 22 4.7.3 Afrastering en paal 23 4.8 Nijmegen 24 4.8.1 Sterktefactor 24

4.9 Millingen aan de Rijn 28

4.9.1 Overgang tussen bekledingen 28

4.10 Noord Beveland 29

4.10.1 Overgang tussen bekledingen 29

4.11 Synthese 30

5 Conclusies en aanbevelingen 31

5.1 Geometrische overgangen 31

5.2 Overgangen tussen bekledingen 31

5.3 Bomen en obstakels 31

5.4 Wanden en trappen 32

5.5 Samenvattende conclusies 32

(8)

6 Referenties 35

Bijlage(n)

A Cumulative Overload method A-1

A.1 Introduction A-1

A.2 Cumulative overload method A-1

A.3 Revetment transitions A-1

A.4 Geometrical transitions A-2

A.5 Flow blocking objects A-3

(9)

1 Inleiding

Vanaf 2007 tot april 2014 zijn diverse praktijkproeven in Nederland en België op grasbekledingen uitgevoerd. Met een golfoverslagsimulator, een golfklapgenerator en een golfoploopsimulator is de erosiebestendigheid van grasbekledingen op dijken onderzocht (zie Fig. 1). Vaak zijn meer-dere secties op dezelfde locatie onderzocht. Van elk onderzoek is een factual report beschikbaar en vanuit SBW- (= Sterkte en Belasting Waterkeringen) of WTI-2017-kader (= Wettelijk Toetsin-strumentarium) ook vaak predictie-, evaluatie- en modelontwikkelingsrapporten, zie ook Van der Meer (2014) waar aanvullende informatie over kengetallen en resultaten van de proeven wordt gegeven.

Figuur 1. Overzicht van locaties waar proeven zijn uitgevoerd met de golfoverslag- en golfoploopsimulator tot en met 2014 (Van der Meer 2014). Bezochte locaties met golfklapgenerator zijn Oosterbierum, Harculo, Olst en Berkum.

Proeven zijn uitgevoerd door met de golfoverslagsimulator een bepaald gemiddeld overslag-debiet meestal gedurende 6 uur op te leggen en de daarbij behorende overslaande golfvolumes te simuleren. Na deze 6 uur werd een nieuw en hoger overslagdebiet opgelegd. De volgende overslagdebieten werden meestal gesimuleerd: 0,1; 1; 10; 30; 50 en 75 l/s per m. Bij de proeven in Vlaanderen (Antwerpen - Tielrode) werd van een getij hoogwater op een rivier uitgegaan en was de proefduur per overslagdebiet maar 2 uur. Bij de laatste overslagproeven (2013-Nijmegen en Millingen) werd een kleine golfhoogte gesimuleerd, met veel kleine overslaande golven. Het grootste overslagdebiet was hier 200 l/s per m. Bij de golfoploopproeven in 2012 (pilot proef Tholen) en in 2014, werd uitgegaan van een golfhoogte van 2 m en een talud van 1V:4H. De proeven werden uitgevoerd met een “toenemende waterstand”, waarbij de 2%-golfoploop steeds hoger op de dijk kwam te liggen en soms virtueel ver daarboven, wat bij de proeven tot golf-overslag leidde.

(10)

De ervaring met de proeven leerde, dat het meestal niet een ononderbroken grastalud is wat de (eerste) schade liet zien, maar iets anders, zoals de teen van de dijk, een taludovergang, een boom, een parkeerplaats van klinkers aan de teen of een trap op het binnentalud. Deze rapportage geeft een validatie van de beschikbare engineering tools voor geometrische overgangen (van talud naar teen), obstakels (b.v. bomen) en overgangen van wegen naar grasbekledingen. Ook wordt de sterkte van gras langs wanden gevalideerd, dus in de stromingsrichting.

Hoofdstuk 2 beschrijft de cumulatieve overbelastingsmethode inclusief de uitbreidingen voor het voorspellen van de erosiebestendigheid bij overgangen; dus de extra belasting (belastingfactor) en de sterktevermindering (sterktefactor), zie ook Bijlage A waar de engineering tools voor het voorspellen van de belastingfactor worden gegeven. Hoofdstuk 3 behandelt de geometrische overgangen. Hoofdstuk 4 gaat in op de overgangen in bekledingen en de invloed van obstakels als bomen en overig dijkmeubilair. Hoofdstuk 5 geeft conclusies en aanbevelingen.

(11)

2 Cumulatieve overbelastingsmethode

Voor het bepalen van de erosiebestendigheid van gras is de krachtenbalans toegepast (kracht is

evenredig met U2 waarin U de stroomsnelheid is). Deze vergelijking is bekend als zijnde de

cumulatieve overbelastingsmethode:

(

2 2

)

1

for

N i c i c i

U

U

D

U

U

=

-

=

>

å

(1) waarin: D schadegetal (m2/s2)

Ui stroomsnelheid van overslaande golf (m/s)

Uc kritieke stroomsnelheid (m/s)

N aantal golven waarin Ui > Uc.

Elke golf geeft een bijdrage aan schade/erosie mits de stroomsnelheid van de overslaande golf groter is dan de kritieke stroomsnelheid. Het schadegetal bepaalt de mate van schade op het talud en varieert van ‘geen/begin schade’ tot ‘falen van de dijk’ en wordt bepaald na N golven. Indien de kritieke stroomsnelheid voor een goede grasbekleding groter is dan 3,5 m/s dragen de grootste golven meer bij aan de erosie dan de kleinere. Om de effecten van overgangen en obstakels te verdisconteren is vgl. 1 aangepast als volgt:

(

2 2

)

, , 1

for

N M i crest s c M i crest s c i

U

U

D

U

U

a

a

a

a

=

-

=

>

å

(2) waarin: aM belastingfactor (-) as sterktefactor (-)

De eerste term aan de linkerkant van vgl. 2 is een maat voor de belasting. De tweede term is een maat voor de sterkte. Vergelijking 2 vertegenwoordigt een hypothese, die in deze studie met prototype experimenten wordt gevalideerd. Voor overslaande golven wordt de stroomsnelheid

(Ui,crest) opde kruin van de dijk benaderd door (WTI-2013):

0.3 ,

4.5

i crest i

U

=

V

(3)

waarin V het golfvolume is (uitgedrukt in m3) en de coëfficiënten 4,5 en 0,3 hebben een dimensie.

De stroming op het binnentalud versnelt en is afhankelijk van de oorspronkelijke stroomsnelheid,

de hellingshoek en de ruwheid. Een eerste schatting kan worden gegeven met aa als een

ver-snellingsfactor (zie ook de WTI-2014 voor meer details):

, ,

i slope a i crest

U

=

a

U

(4)

Zeer recent zijn de volgende definities voor het schadegetal afgeleid (WTI-2014, Fig. 2.1):

‘geen schade’ 0 < D < 1000 m2/s2

‘begin schade’ D = 1000 m2/s2,

‘schade op meerdere kale plekken’ D = 4000 m2/s2

(12)

Begin schade Schade op meerdere plekken

Falen van de dijk (zandkern is zichtbaar) Geen falen

(13)

3 Geometrische overgangen

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk behandelt de validatie van de belastingfactor voor geometrische overgangen ofwel voor overgangen van het talud naar de teen van de dijk (Fig. 3.1). Hiervoor zijn achtereenvolgens de volgende proeven toegepast: Boonweg, St. Philipsland, Kattendijke, Afsluitdijk, Tholen en

Nijmegen (Paragrafen 3.2 t/m 3.9). De sterktes (of de kritieke stroomsnelheden uitgedrukt in Uc)

van het talud en de teen zijn met de cumulatieve overbelastingsmethode en de definities voor het schadegetal bepaald (zie ook Hoofdstuk 2 en Bijlage A). De opgelegde belasting komt hier overeen met de golven, die tijdens de experimenten met de golfoverslagsimulator zijn gesimu-leerd. De hieruit verkregen belastingfactor (of ‘gemeten’ belastingfactor) is met de berekende belastingfactor vergeleken (zie ook Bijlage A waar de engineering tools zijn beschreven). Bij de bepaling van de belastingfactoren is in eerste instantie aangenomen dat de sterkte van het talud en de teen hetzelfde zijn. Echter, als gevolg van heterogeniteit (sterktevariatie van gras) en door bijvoorbeeld stenen die net onder het maaiveld (onzichtbaar) liggen is deze aanname incorrect. Indien er sterkteverschillen zijn tussen talud en teen, dan zal dit worden opgemerkt/besproken. Paragraaf 3.10 geeft een kwalitatieve analyse.

Figuur 3.1. Boonweg. Sectie 3. Na de proef, schade aan het talud en aan de teen. 3.2 Boonweg

Voor sectie 1 bedraagt de sterkte van het grastalud Uc = 10 m/s. Hiervoor is de basis ‘geen

schade talud’ (Tabel 3.1). Indien de sterktes van het talud en de teen hetzelfde zijn, dan is de belastingfactor relatief groot en bedraagt 1,5. Indien de belastingfactor gelijk is aan 1,16 (conform

de theoretische formule), dan is de sterkte van het talud gelijk aan Uc = 8,5 m/s; dus 1,5 m/s

lager. Dit lijkt aannemelijk, omdat tijdens het experiment stenen zichtbaar werden, die mogelijkerwijs de teen verzwakten (Fig. 3.2).

Op basis van het criterium ‘geen schade talud’ wordt voor sectie 2 wederom een sterkte van Uc =

10 m/s gevonden (Tabel 3.1). Aannemende dat de sterktes van het talud en de teen gelijk zijn, dan is de belastingfactor gelijk aan 1,22. Deze waarde komt nagenoeg overeen met de

theoretische waarde (1,16) waarvoor geldt Uc = 9,5 m/s, dus een iets lagere sterkte dan het talud.

Het is niet uit te sluiten, dat de teen zwakker was vanwege stenen, die voor aanvang van de proef niet waarneembaar onder het maaiveld lagen (zie ook Fig. 3.2b).

Voor sectie 3 is de gemiddelde sterkte van het grastalud ongeveer Uc = 8 m/s. ‘Begin schade

talud’ geeft 9 m/s en ‘vrijwel bezweken grasbekleding’ resulteert in Uc = 7,5 m/s (Tabel 3.1).

(14)

de belasting-factor gelijk aan 1,10. Deze waarde is vergelijkbaar met de theoretische waarde (1,16).

Na ongeveer 6 stormen (5.45 uur in de storm met 75 l/s per m) bezweek het talud in sectie 4, terwijl op dat moment de teen van de dijk nog ongeschonden was. Omdat de belasting nabij de teen groter is dan de belasting op het talud als gevolg van een extra kracht (centrifugaal kracht),

is Uc nabij de teen groter dan 9 m/s.

Tabel 3.1 Belastingfactoren Boonweg (Secties 1 t/m 4)

Figuur 3.2a. Boonweg. Sectie 1. Na de proef, geen schade aan het talud wel aan de teen

Figuur 3.2b. Boonweg. Sectie 2. Na de proef, geen schade aan het talud wel aan de teen.

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud Geen schade 2,9 1,46 1,00 12550 5039 1677 440 0 - 1000 10,0

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,16 5419 2113 664 149

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,20 2403 787 189

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,25 2937 1023 271

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,30 3533 1300 376

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,40 4921 1986 657

Sectie 1, teen Begin schade 2,9 1,46 1,50 6568 2857 1054 1000 10,0

Sectie 2, talud Geen schade 2,9 1,46 1,00 12550 5039 1677 440 0 - 1000 10,0

Sectie 2, teen Begin schade 2,9 1,46 1,16 13957 6193 2341 722

Sectie 2, teen Begin schade 2,9 1,46 1,20 2705 870

Sectie 2, teen Begin schade 2,9 1,46 1,22 2967 979 1000 10,0

Sectie 2, teen Begin schade 2,9 1,46 1,25 3388 1160

Sectie 2, teen Begin schade 2,9 1,46 1,30 4761 1509

Sectie 3, talud Begin van schade (opbolmechanisme)2,9 1,46 1,00 6403 2317 659 1000 9,0

Sectie 3, talud Bezweken na opbolmechanisme2,9 1,46 1,00 12550 5039 1677 7000 7,5

Sectie 3, teen Begin schade 2,9 1,46 1,16 9797 4070 1393 358 1000

Sectie 3, teen Begin schade 2,9 1,46 1,10 2985 924 201 1000 9,0

Sectie 3, teen Begin schade 2,9 1,46 1,30 2611 835

Sectie 4, talud Begin van schade (opbolmechanisme)2,9 1,42 1,00 9046 3368 1013 1000 9,0

Sectie 4, talud Bezweken na opbolmechanisme2,9 1,42 1,00 9798 3682 1123 7000 7,5

Sectie 4, teen Geen schade 2,9 1,46 1,16 22227 10440 4238

(15)

Voor de criteria 'geen schade talud' en 'begin schade talud' wordt een hogere Uc gevonden dan

voor het criterium 'bezwijken talud'. Voor de criteria 'geen schade talud' en 'begin schade talud'

varieert Uc van 9 m/s tot 10 m/s. Voor het criterium 'bezwijken talud' geldt Uc = 7,5 m/s. Hier

wordt in paragraaf 5.6 op teruggekomen. Mogelijkerwijs is de toplaag sterker door een hogere worteldichtheid en een kleiig zandige laag. Op een diepte van 20 cm en meer is de worteldichtheid laag/verwaarloosbaar. Bovendien bestaat de kern van de dijk uit zand. Niettemin is het aanbevelingswaardig om deze trend in relatie tot de ondergrond nader te analyseren en verbanden hiervoor af te leiden.

Het experiment in sectie 4 heeft duidelijk aangetoond, dat de sterkte van het talud niet met de sterkte van de teen overeenkomt. De sterkte nabij de teen bleek hoger. Dit betekent dat het gras niet overal dezelfde sterkte heeft (heterogeniteit).

Indien de teen van de dijk verzwakt is door bijvoorbeeld stenen (niet zichtbaar; overgroeid door gras; in secties 1 en 2) dan blijkt, dat de ‘gemeten’ belastingfactor hoger is dan de berekende waarde. De proeven, uitgevoerd in secties 3 en 4, hebben laten zien, dat de ‘gemeten’ belasting-factor kleiner is dan de berekende waarde. Dit betekent dat voor deze overgangen de voorspel-ling voor de belastingfactor conservatief is/was.

3.3 St. Philipsland

Voor het criterium 'begin schade talud' is de sterkte Uc = 7,5 m/s en voor het criterium 'bezwijken

talud' wordt afgeleid Uc = 6,5 m/s (Tabel 3.2). Hieruit volgt dat voor 'begin schade talud' een

hogere Uc wordt gevonden; zie ook paragraaf 3.2. Voor zowel 'begin schade talud' als 'bezwijken

talud' wordt een zelfde ‘gemeten’ belastingfactor gevonden. Deze waarde van 1,15 wijkt nauwe-lijks af van de berekende belastingfactor (1,19) (Tabel 3.2).

Tabel 3.2 Belastingfactoren St. Philipsland (Sectie 1) 3.4 Kattendijke

Voor sectie 1 is de sterkte van de toplaag op het talud Uc = 9,5 m/s (basis is ‘geen schade talud’)

(Tabel 3.3). Nabij de teen van de dijk trad na 3 stormen 'begin schade teen' op. Na 6 stormen was er op het talud nog geen schade opgetreden. Wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de sterktes van het talud en de teen gelijk zijn, dan is de berekende belastingfactor groter dan de bovengrens (dus > 2) ofwel de sterkte van de teen is aanzienlijk lager. Door een belastingfactor van 1,16 (dus conform de theoretische waarde) aan te nemen volgt, dat de sterkte nabij de teen

gelijk is aan Uc = 6 m/s. Deze waarde van Uc voor de toplaag is dus beduidend lager dan van het

grastalud (Uc = 9,5 m/s). Omdat de teen van de dijk grenst aan een onderhoudsweg heeft de

ondergrond, bestaande uit zand en puin, zeer waarschijnlijk de sterkte van het gras verzwakt (Fig. 3.3).

De teen nabij de dijk (sectie 1) bezweek in de zesde storm na 3 uur. Op dat moment was het

talud nog intact; geen schade. Wordt aangenomen dat de sterkte van de teen gelijk is aan Uc =

9,5 m/s, dan wordt een relatief hoge belastingfactor van 1,6 gevonden. Indien de belastingfactor

gelijk is aan 1,16 (dus conform de theorie), dan is de sterkte nabij de teen gelijk aan Uc = 7,5 m/s;

dus 2 m/s lager. Mogelijkerwijs heeft het zand in de nabijheid van de onderhoudsweg een rol

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud Begin schade 2,4 1,45 1,00 9842 4343 1551 420 1000 7,5 Sectie 1, teen Begin schade 2,4 1,48 1,19 10125 5150 2222 795 1000 Sectie 1, teen Begin schade 2,4 1,48 1,15 1917 656 1000 7,5 Sectie 1, talud Bezwijken 2,4 1,45 1,00 23874 11768 4870 7000 6,5 Sectie 1, teen Bezwijken 2,4 1,48 1,19 24338 13438 6442

(16)

gespeeld (sterktefactor is ongeveer 7,5/9,5 = 0,8), maar de toplaagsterkte is mogelijk ook groter dan de bezwijksterkte; zie ook paragraaf 3.2.

Tabel 3.3 Belastingfactoren Kattendijke (Secties 1 en 2)

Figuur 3.3a. Kattendijke. Sectie 1. Aan het einde van de proef. Geen schade aan het talud, bezwijken van teen met onderhoudsweg, leidende tot headcut erosie op het talud.

Indien vooraf met een injecteur schade aan de dijk wordt gebracht (sectie 2), dan treedt ten op-zichtte van sectie 1 eerder schade en bezwijken op. Op basis van ‘begin schade talud’ en ‘vrijwel

bezweken talud’ wordt een gemiddelde gevonden van Uc = 7 m/s (Tabel 3.3). Voor 'begin schade

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m

2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D

Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud Geen schade talud 3,0 1,40 1,00 8933 3252 949 206 0 - 1000 9,5 Sectie 1, teen Begin schade 3,0 1,40 1,16 2458 919 257 48 1000 Sectie 1, teen Begin schade 3,0 1,40 2,00 3148 1426 546 1000 < 9,5 Sectie 1, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,16 23747 11416 4713 7000 Sectie 1, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,30 7976

Sectie 1, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,50 6615

Sectie 1, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,60 8919 3852 7000 9,5 Sectie 2, schade injecteurBegin schade talud 3,0 1,40 1,00 3141 1005 225 1000 7,0 Sectie 2, schade injecteurVrijwel bezwijken talud 3,0 1,40 1,00 9223 3532 7000 6,5 Sectie 2, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,16 29027 6800 2537 7000 Sectie 2, teen Bezwijken 3,0 1,40 1,00 9223 3532 7000 6,5

(17)

talud' (Uc = 7,0 m/s) wordt t.o.v. 'bezwijken' (Uc = 6,5 m/s) wederom een hogere Uc gevonden; zie

paragraaf 3.2. Zeer waarschijnlijk is de sterkte van de teen door de onderhoudsweg lager.

Wordt het schadebeeld 'bezwijken' gehanteerd, dus Uc = 6,5-7,5 m/s dan is de belastingfactor

voor secties 1 en 2 achtereenvolgens 1,16 (conform de theoretische waarde) en 1 (dus een conservatieve voorspelling).

Figuur 3.3b. Kattendijke. Sectie 2. Benedentalud met teen, na de proef. De onderhoudsweg was afgedekt en kon niet worden beschadigd.

3.5 Afsluitdijk

De gemiddelde sterkte van het talud voor sectie 1 bedraagt Uc = 7 m/s (Tabel 3.4). Dit is

geba-seerd op ‘begin schade talud’ en ‘meerdere locaties lokale plekken talud’ (Fig. 3.4). 'Begin schade teen' trad eerder op dan 'begin schade talud' wat conform de verwachtig is

(belasting-factor is per definitie groter dan 1). Indien de sterktes van de teen en het talud hetzelfde zijn (Uc =

7 m/s), dan wordt een te hoge be-lastingfactor (van 2) gevonden. Zeer waarschijnlijk was de toplaag nabij de teen zwakker dan de toplaag op het talud. Indien wordt aangenomen dat de sterktes van talud en teen verschillend waren en indien de belastingfactor gelijk is aan 1,2

(theoretische waarde), dan is de sterkte van de toplaag nabij de teen gelijk aan Uc = 4,5 m/s, dus

2,5 m/s lager.

(18)

Na het einde van 5 stormen was in sectie 1 een erosiekuil van 30 cm. De teen van de dijk

bezweek toen nog niet; dus D < 7000 m2/s2. Indien wordt uitgegaan van een belastingfactor

variërend van 1,0 tot 1,2 (= theoretische waarde), dan varieert Uc van 7 m/s tot 9 m/s. Dit houdt in

dat de sterkte van de toplaag (variërend van 4,5 m/s tot 7 m/s) en de bezwijksterkte (7 m/s < Uc <

9 m/s) niet overeenkomen. Ook zijn er verschillen met wat in Friesland, St. Philipsland en Katten-dijke is gevonden. Op deze locaties is de toplaagsterkte groter dan de bezwijksterkte. Waar-schijnlijk heeft dit te maken met de verschillende samenstelling/opbouw van de ondergrond. De Afsluitdijk bestaat uit keileem, terwijl in bovengenoemde locaties de dijkkern bestaande uit zand is afgesloten met een kleiig zandhoudende laag, zie ook paragraaf 3.2.

Op basis van 'begin schade talud' en 'meerdere locaties kale plekken talud' wordt voor de toplaag

in sectie 2 een Uc gevonden van 4 m/s (Tabel 3.4). Nabij de teen trad later schade op; dus de

teen had een sterkere toplaag dan het talud (omdat de belasting nabij de teen groter is). Indien

Uc voor de teen gelijk is aan 6,5 m/s, dan is de belastingfactor gelijk aan 1,2 conform de

theoretische waarde. Zeer waarschijnlijk varieert de sterkte van de toplaag in sectie 2 van 4 m/s tot 6,5 m/s.

Op basis van 'begin schade' en 'meerdere locaties kale plekken' wordt voor sectie 3 een Uc

gevonden van ongeveer 6 m/s. Indien de theoretische waarde voor de belastingfactor gelijk is

aan 1,2, dan is de sterkte gelijk aan Uc = 5,5 m/s. Indien de sterktes van teen en talud hetzelfde

zijn, dan is de belastingfactor hoger, te weten 1,4.

De sterkte van het talud varieert van 4 m/s tot 9 m/s niet alleen per sectie maar ook per locatie

(teen of talud en toplaag of ondergrond). De gemiddelde Uc is ongeveer 6,5 m/s. Deze spreiding

is relatief groot, in ieder geval groter dan voor de Boonweg en in Zeeland. Daarom is de spreiding van de belastingfactoren ook groot; deze varieert van 1 (ondergrens) tot 2 (bovengrens). Het is aanbevelingswaardig om deze grote variatie in belastingfactoren nader te onderzoeken en een eenduidig verband tussen toplaag- en bezwijksterkte af te leiden.

Tabel 3.4 Belastingfactoren Afsluitdijk (Secties 1 t/m 3)

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud Begin schade 2,3 1,42 1,00 20031 10537 4629 1648 1000 7,5

Sectie 1, talud Meerdere locaties kale plekken2,3 1,42 1,00 31241 17055 7969 3078 4000 6,5

Sectie 1, teen Begin schade 2,3 1,46 1,20 1534 760 302 92 1000

Sectie 1, teen Begin schade 2,3 1,46 1,30 961 415 142

Sectie 1, teen Begin schade 2,3 1,46 1,50 696 284 92

Sectie 1, teen Begin schade 2,3 1,46 1,70 1042 483 186

Sectie 1, teen Begin schade 2,3 1,46 2,00 1661 883 407 1000 7,0

Sectie 1, teen Erosiekuil 0,30 m diep 2,3 1,46 1,20 114236 75845 44785 24273 11627 4852 < 7000 > 9

Sectie 1, teen Erosiekuil 0,30 m diep 2,3 1,46 1,20 114236 75845 44785 24273 11627 4852 < 7000 > 9

Sectie 1, teen Erosiekuil 0,30 m diep 2,3 1,46 1,10 17940 7943 2999

Sectie 1, teen Erosiekuil 0,30 m diep 2,3 1,46 1,40 39502 21323 10312

Sectie 1, teen Erosiekuil 0,30 m diep 2,3 1,46 1,50 48252 27289 13963

Sectie 2, talud Begin schade 2,3 1,42 1,00 1020 409 120 25 1000 4,0

Sectie 2, talud Meerdere locaties kale plekken2,3 1,42 1,00 3859 1642 527 118 4000 4,0

Sectie 2, teen Begin schade 2,3 1,46 1,20 6628 3471 1485 501 1000

Sectie 2, teen Begin schade 2,3 1,46 1,00 4412 1982 686 1000 > 4

Sectie 3, talud Begin schade 2,3 1,42 1,00 8004 3883 1523 469 1000 6,5

Sectie 3, talud Meerdere locaties kale plekken2,3 1,46 1,00 18325 9798 4350 1560 4000 6,0

Sectie 3, teen Begin schade door trap 2,3 1,46 1,20 2552 1303 538 174 1000

Sectie 3, teen Begin schade door trap 2,3 1,46 1,10 1000 374

Sectie 3, teen Begin schade door trap 2,3 1,46 1,30 1635 733

Sectie 3, teen Begin schade door trap 2,3 1,46 1,40 957 1000 6,0

(19)

3.6 België

In België zijn verschillende proeven uitgevoerd ter bepaling van de taludsterkte. Echter geome-trische overgangen zijn niet specifiek getoetst/gerapporteerd.

3.7 Tholen

Op basis van 'begin schade talud' en 'meerdere plekken schade talud' is in sectie 4 de

gemiddel-de Uc van de toplaag gelijk aan 2 m/s (Tabel 3.5). Indien de sterkte van de toplaag nabij de teen

ook 2 m/s zou zijn, dan is de belastingfactor te hoog (groter dan 2). Indien de theoretische waarde voor de belastingfactor wordt aangehouden, dan is de sterkte van de toplaag nabij de teen zeer laag; vergelijkbaar met de sterkte van zand. Dit lijkt realistisch, omdat de kwaliteit van de grasbekleding zeer slecht was (fragmentarische graszode).

Op basis van het criterium 'bezwijken talud' is Uc van het talud gelijk aan 4,5 m/s. Indien de

bezwijksterkte nabij de teen ook 4,5 m/s bedraagt, dan is de belastingfactor ongeveer 1,3, verge-lijkbaar met de theoretische waarde (1,15).

Tabel 3.5 Belastingfactoren Tholen (Sectie 4)

Zeer waarschijnlijk was de toplaag nabij de teen lokaal zwakker dan op het talud (Fig. 3.4). De toplaag in Tholen is beduidend zwakker dan de toplaag in Friesland, Kattendijke en St. Philps-land. Dit is verklaarbaar door de slechte graskwaliteit in Tholen, terwijl het gras in Friesland en overige locaties in Zeeland goed was.

Figuur 3.4. Tholen, sectie 4, binnentalud. Bezweken teen.

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m

2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D

Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m

2/s2 )

(m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 4, talud Begin schade talud 2,4 1,45 1,00 1096 659 308 1000 2,0 Sectie 4, talud Meerdere plekken schade talud2,4 1,45 1,00 4693 2998 1533 4000 2,5 Sectie 4, teen Meerdere plekken schade teen2,4 1,48 1,19 1856 1478 975 540 4000 Sectie 4, teen Meerdere plekken schade teen2,4 1,48 2,00 3205 2827 2200 1572 4000 < 1 Sectie 4, talud Zakking van het talud door zandverlies2,4 1,45 1,00

Sectie 4, talud Bezweken talud 2,4 1,40 1,00 30415 21150 11968 5677 7000 4,5 Sectie 4, teen Bezweken teen 2,4 1,48 1,19 17689 12659 7829 4030 7000 Sectie 4, teen Bezweken teen 2,4 1,48 1,30 9411 5169 7000 4,5 Sectie 4, teen Bezweken teen 2,4 1,48 1,40 10902 6289 7000

(20)

3.8 Nijmegen

Op basis van de criteria 'begin schade talud' en 'meerdere plekken schade talud' is de sterkte van

de toplaag in sectie 1 gelijk aan Uc = 4,5 m/s (Tabel 3.6). 'Begin schade teen' trad later op dan

'begin schade talud'. Omdat de belasting nabij de teen groter is dan op het talud, is Uc nabij de

teen groter dan 4,5 m/s (een belastingfactor kleiner dan 1 is niet realistisch). 'Meerdere plekken schade talud' trad tegelijkertijd op met 'begin schade teen'. Dit betekent wederom dat de sterkte nabij de teen groter is, immers door een hogere belasting had meer schade nabij de teen moeten optreden.

Tabel 3.6 Belastingfactoren Nijmegen (Secties 1 t/m 3)

Op basis van 'begin schade talud' en 'meerdere plekken schade talud' is voor sectie 2 de sterkte

van de toplaag gemiddeld Uc = 6 m/s (5,5 + 6,5)/2 = 6 m/s (Tabel 3.6). 'Begin schade teen' en

'begin schade talud' traden tegelijkertijd op. Dit geeft wederom een belastingfactor van 1; de teen is sterker dan talud; zie ook opmerking bij sectie 1.

Een erosiekuil van 30 cm is nog geen falen dus D varieert van 4000 m2/s2 tot 7000 m2/s2.

'Meerdere plekken schade talud' trad later op dan 'grote schade teen'. Dit is te verwachten mits de sterkte van teen gelijk/groter is dan de sterkte van het talud. Indien wordt aangenomen dat D

< 7000 m2/s2 voor 'grote schade teen' dan geeft een belastingfactor van 1,17 een Uc die voor de

teen groter is dan 6 m/s. Dit lijkt realistisch.

Op basis van 'begin schade talud' en 'meerdere open plekken' is de sterkte voor sectie 3 gelijk

aan Uc = 8,5 m/s. ‘Begin schade talud’ en ‘begin schade teen’ traden tegelijkertijd op. Omdat de

belasting nabij de teen groter is, is de sterkte nabij de teen groter, zie ook opmerkingen bij secties 1 en 2.

Indien de sterktes van talud en teen hetzelfde zijn, dan wordt een belastingfactor van 1 gevon-den. Hieruit blijkt dat de voorspeller voor de belastingfactor conservatief is.

3.9 Millingen

In Millingen aan de Rijn werd niet het binnentalud van de dijk maar het buitentalud beproefd. Omdat nabij de teen geen grasbekleding aanwezig is/was, is er geen validatie van de belasting-factor.

Sectie Observatie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud Begin schade talud 5,5/1,9 1,42 1,00 1487 187 1000 4,5 Sectie 1, talud Meerdere plekken schade talud5,5/1,9 1,42 1,00 4177 1003 4000 4,5 Sectie 1, talud Bezweken talud bij zijwand (0,5 m diep)5,5/1,9 1.42 1,00 8212 2226

Sectie 1, talud Bezweken talud 5,5/1,9 1.42 1,00 17627 5080 7000 4,5 Sectie 1 Begin schade teen 5,5/1,9 1,50 1,23 11395 4100 1116 1000 Sectie 1 Begin schade teen 5,5/1,9 1,50 1,00 6387 1737 1000 > 4,5 Sectie 1 Begin schade teen 5,5/1,9 1,50 1,15 9890 3205 1000 Sectie 2, talud Begin schade talud 2,7 1,42 1,00 6867 1818 264 13 1000 5,5 Sectie 2, teen Begin schade teen 2,7 1,42 1,17 11646 3713 811 93 1000 Sectie 2, teen Begin schade teen 2,7 1,42 1,00 6867 1818 264 13 1000 > 5,5 Sectie 2, talud Meerdere plekken schade 2,7 1,42 1,00 100449 44499 13632 2885 4000 6,5 Sectie 2, teen Grote schade teen (0,3 m diep)2,7 1,42 1,17 73480 32523 9681 1915 4000 6,5 Sectie 2, teen Grote schade teen (0,3 m diep)2,7 1,42 1,17 73480 32523 9681 1915 4000 6,5 Sectie 3, talud Uc-proefBegin schade talud 3,0 1,37 1,00 12017 8717 4844 1733 316 1000 8,5 Sectie 3, talud Uc-proefMeerdere open plekken talud3,0 1,37 1,00 22910 17960 12136 6775 2808 4000 8,5 Sectie 3, Uc-proef Begin schade teen 3,0 1,37 1,16 15140 11840 7940 3828 1226 1000 Sectie 3, Uc-proef Begin schade teen 3,0 1,37 1,00 12017 8717 4844 1733 316 1000 > 8,5

(21)

3.10 Synthese

De analyse in dit hoofdstuk toont aan dat de toplaagsterkte (sterkte van het gras tijdens ‘begin schade’ en ‘meerdere kale plekken’) en bezwijksterkte (sterkte tijdens falen) verschillend kan zijn. Indien de ‘gemeten’ belastingfactor groter is dan de theoretische waarde, dan is zeer waar-schijnlijk het gras nabij de teen zwakker dan het gras op het talud. Indien deze factor kleiner is dan de theoretische waarde, dan is het gras nabij de teen vermoedelijk sterker. Omdat de sterktes niet altijd gebaseerd zijn op de drie schadecriteria (bezwijken werd niet altijd waar-genomen), kunnen de 'gemeten' en 'berekende' belastingfactoren verschillend zijn. Voorbeeld: soms zijn de sterktes van 'begin schade talud' en 'bezwijken teen' gebruikt voor het bepalen van de experimenteel gevonden belastingfactor. Dit leverde niet altijd een eenduidige validatie. Ook heeft de heterogeniteit van gras mogelijk een rol gespeeld op de grootte van de ‘gemeten’ belastingfactor; de sterkte van de zwakste locatie op het talud hoeft niet overeen te komen met de sterkte van de zwakste locatie nabij de teen. Recente grastrekproeven hebben aangetoond, dat per sectie de variatiecoëfficiënt van de sterkte 0,6 kan bedragen. Deze waarde wijkt af van het gemiddelde (gemiddelde variatiecoëfficiënt is 0,2), zie ook WTI-2014.

In de analyse is rekening gehouden met omgevingsfactoren, zoals stenen die niet zichtbaar on-der het maaiveld lagen en een onon-derhoudsweg op zand, die de sterkte van het gras aan de teen van de dijk mogelijkerwijs beïnvloedt.

De proeven op de dijken in Friesland, St. Philipsland en Kattendijke tonen aan, dat de toplaag-sterkte op deze locaties groter is dan de bezwijktoplaag-sterkte. Zeer waarschijnlijk is de toplaag van de grasbekleding op deze locaties sterker vanwege een goede graskwaliteit dus door een combi-natie van een hoge wortelintensiteit en een kleihoudende zandlaag. Indien voor zowel het talud als de teen of de toplaagsterkte of de bezwijksterkte worden gebruikt en indien met bovenge-noemde omgevingsfactoren rekening wordt gehouden, dan varieert de belastingfactor van 1,0 tot ongeveer de theoretische waarde van 1,2.

In Tholen was de graskwaliteit zeer slecht (fragmentarische graszode). Proefondervindelijk is aangetoond dat de toplaagsterkte hier vergelijkbaar is met de sterkte van zand, dus verwaarloos-baar. Op basis van de bezwijksterkte is voor één experiment de validatie uitgevoerd. De bere-kende waarde is 1,2 en de ‘gemeten’ waarde is 1,3.

De deklaag op de Afsluitdijk bestaat uit keileem met daarop ca. 0,5 m klei. Er is geen teelaarde aangebracht. Omdat de sterkte een grote spreiding heeft, het varieert van 4 m/s tot ruim 8 m/s, heeft de belastingfactor evenzo een grote variatie; de minimale en maximale waarden bedragen respectievelijk 1 en 2. Daarom is het zinvol om de belastingfactor in relatie tot de toplaagsterkte en de bezwijksterkte nader te analy-seren.

Voor Nijmegen is de grootte van de belastingfactor voor de drie beproefde secties kleiner dan de theoretische waarde. In alle gevallen was de teen van de dijk sterker dan het talud.

Dit hoofdstuk bespreekt de belastingfactor voor geometrische overgangen, waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:

1) Toepassing van de overbelastingsmethode;

2) Sterktes van het talud en de teen van de dijk zijn gelijk.

De sterkte van grasbekledingen varieert als gevolg van de heterogenieteit van grond (structuur-vorming) en wortelintensiteit. De mechanismen ‘begin schade’ en ‘schade op meerdere plekken’ treden random op en zijn vooraf niet te voorspellen. Met zekerheid kan worden geconcludeerd, dat deze locaties een sterkte vertegenwoordigen, die lager is dan de gemiddelde sterkte. Indien

(22)

het talud en/of de teen lokaal bezwijkt (grasbekleding is weg of zandkern ligt bloot) dan is op die plaats de sterkte minimaal.

Omdat tijdens de praktijkproeven ‘bezwijken’ niet altijd heeft opgetreden, strekt het tot de aanbe-veling om de sterktevariatie beter te onderzoeken met grastrek- en wortelproeven (bureaustudies van Alterra die nog in conceptvorm zijn). Bovendien zou het afstudeerverslag van Roel Bijlaard (student bij Infram) inzicht verschaffen in een verbetering van de huidige sterktemodellering. Thans is de sterktemodellering is zeer eenvoudig. Fragmetarische graszode kent geen sterkte en

(23)

4 Overgangen en overig dijkmeubilair

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft per testlocatie de validatie van overgangen en overig dijkmeubilair zoals trappen, bomen, klinkers op parkeerplaatsen, wegen van doorgroeistenen. Hiervoor wordt de cu-mulatieve overbelastingsmethode toegepast en de bijbehorende definities voor het schadegetal (zie ook Hoofdstuk 2 en Bijlage A).

4.2 Delfzijl

In Delfzijl zijn geen overgangen getest, wel versterkt gras (met geotextielen). Figuur 4.1 toont de verschillen tussen gras en versterkt gras, nadat in beide secties op het talud initiële schade was aangebracht. Ook met het geotextiel versterkte gras werd het afstropen van gras waargenomen, echter de erosie was daar minder.

Figuur 4.1. Delfzijl. Grastalud. Afstropen van het gras beneden de initiële schade. Links grastalud, rechts met geotextiel versterkt.

4.3 Kattendijke

Door de grond te injecteren met mest (injecteur) neemt de sterkte van het gras (sectie 2) zeer

waarschijnlijk af, maar niet noemenswaardig, Uc reduceert van 9,5 m/s (sectie 1) naar 7 m/s

(24)

Tabel 4.1 Belastingfactoren Kattendijke (secties 1 en 2) 4.4 Afsluitdijk

4.4.1 Parkeerplaats

Tijdens de beproeving in sectie 2 trad 'begin schade talud' eerder op (na 1.15 uur in storm 10 l/s per m) dan 'begin schade bestrating' (na 3 uur in 30 l/s per m). Uiteindelijk bezweek de bestrating in het vierde uur van de storm met 30 l/s per m. Op dat moment was de toplaag van het talud nog niet bezweken (Fig. 4.2). Omdat tijdens de proef het talud niet bezweek, is de bestrating ten opzichte van het gras minder sterk. Aanbevolen wordt om de sterkte van klinkers met verschil-lende stabiliteitsvoorspellers te bepalen en te vergelijken met de sterkte van gras (zie ook para-graaf 3.2 waar stenen de teen van de dijk verzwakten).

Figuur 4.2. Afsluitdijk. Sectie 2. Bezwijken van de klinkerbestrating op zand.

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud 3,0 1,40 1,00 8933 3252 949 206 0 - 1000 9,5

Sectie 2, schade injecteur 3,0 1,40 1,00 3141 1005 225 1000 7,0

Sectie 2, schade injecteur 3,0 1,40 1,00 9223 3532 7000 6,5

Open steenasfalt 3,0 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt Elastocoast 3,0 nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt

(25)

Tabel 4.2 Belastingfactoren Afsluitdijk (secties 1 en 2)

4.4.2 Trap

Op basis van de criteria ‘begin schade talud’ en ‘meerdere locaties kale plekken talud’ is de

ge-middelde sterkte in sectie 3 bij benadering gelijk aan Uc = 6,3 m/s (Tabel 4.2). Langs de trap trad

geen extra belasting op, immers in de stromingsrichting waren geen overgangen (Fig. 4.3).

Daarom is de belastingfactor gelijk aan 1. Het gras langs de trap bezwijkt, indien D = 7000 m2/s2.

Op basis van waarnemingen wordt met een belastingfactor 1 en een sterktefactor van 1 een Uc

van 7 m/s gevonden, zie Tabel 4.2. Gezien de grote spreiding in zowel de sterkte als belasting-factoren voor geometrische overgangen (zie paragraaf 3.5) is de orde grootte van zowel de belastingfactor als de sterktefactor in overeenstemming met theoretische achtergronden. Verder wordt opgemerkt dat bij scheve golfinval een grotere belastingfactor in rekening moet worden gebracht. Nader onderzoek hiernaar is gewenst.

Figuur 4.3. Afsluitdijk. Sectie 3. Meerdere/grotere kale plekken op het talud.

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Sectie 2, talud 2,3 1,42 1,00 1020 409 120 25 1000 4,0 Sectie 2, talud 2,3 1,42 1,00 3859 1642 527 118 4000 4,0 Sectie 2, bestrating 2,3 1,46 1,00 11369 5890 2518 867 1000 ? Sectie 2, bestrating 2,3 1,46 1,00 13687 7193 3129 1098 7000 5,0 Sectie 2, bestrating 2,3 1,46 7000 Sectie 3, talud 2,3 1,42 1,00 8004 3883 1523 469 1000 6,5 Sectie 3, talud 2,3 1,46 1,00 18325 9798 4350 1560 4000 6,0 Sectie 3, trap 2,3 1,46 1,00 16506 7325 7000 7,0

(26)

4.5 Vechtdijk 4.5.1 Doorgroeistenen

Na 23 min. in de zesde storm (50 l/s per m) is in sectie 1 de proef gestopt. Op dat moment lagen overal doorgroeistenen op het talud, terwijl het grastalud nog niet bezweken was (Fig. 4.4). Zeer waarschijnlijk is de belasting op de doorgroeistenen hoger geweest vanwege een overgang/af-stap van ongeveer 10 cm. Ten tijde van de proef is het gras in en onder de doorgroeistenen on-voldoende in kaart gebracht. Daarom is er twijfel aangaande het toepassen van de overbelas-tingsmethode voor dit type stenen.

In het ontwerp worden doorgroeistenen op deze manier niet meer toegepast, omdat er nauwelijks sterkte aan ontleend kan worden, alhoewel de meningen hierover verdeeld zijn. Aangezien door-groeistenen op dijken aanwezig zijn moet de toetsing er iets mee doen. Een mogelijkheid is om ze te vervangen door een overgang waarvan de sterkte is aangetoond. Meer experimenteel on-derzoek naar de stabiliteit van deze versterkingen/innovaties is wenselijk (onon-derzoek is gepland in periode 2015-2017: contactpersoon: Paul van Steeg).

4.5.2 Boom

Na 4 uur in de vierde storm (10 l/s per m) ontstond in sectie 2 de 'eerste schade' op het talud. Op dat moment erodeerde de eerste wortel rondom de boom. Op basis van de criteria 'eerste

scha-de' en 'meerdere locaties kale plekken' varieert de sterkte van het talud van 3,5 m/s < Uc < 4,0

m/s (Tabel 4.3). De proef is na 1 uur in de storm met 50 l/s per m definitief gestopt, omdat head-cut erosie nabij de boom optrad (Fig. 4.5). De ontgrondingskuil breidde zich naar boven toe uit. Daarom kan voor het talud op basis van bezwijken geen sterkte worden bepaald. Na 2 uren in de storm met 30 l/s per m waren 'meerdere locaties kale plekken' op het talud waargenomen. Tege-lijkertijd was er ook grote erosie rondom de boom waargenomen; het zand van de ondergrond was zichtbaar.

Vanaf dat moment erodeerde zand rondom de boom. Na ruim 5 uur in deze storm (30 l/s per m) werd de bodem rondom de boom bedekt vanwege een oncontroleerbaar mechanisme. Omdat na 2 uur in de storm met 30 l/s per m al zand uitspoelde wordt hier aangenomen, dat dan de boom faalt/zou falen. De berekende belastingfactor voor obstakels is ongeveer 1,4 (zie Bijlage A).

Toe-passing hiervan met een sterktefactor van 1 geeft Uc = 4,5 m/s, zie Tabel 4.3. Indien een

sterkte-factor van 0,9 wordt verrekend, dan is de sterkte ongeveer 4 m/s (0,9 x 4,5 m/s = 4,0 m/s). Deze waarde komt overeen met de sterkte van het talud, dus de experimenteel gevonden waarde voor de belastingfactor komt overeen met de theorie.

(27)

Figuur 4.4. Vechtdijk. Zeeregime met dijkovergang, proef 1; Talud na de proef niet bezweken.

(28)

Tabel 4.3 Belastingfactoren Vechtdijk (secties 1 en 2) 4.6 België

4.6.1 Overgang tussen bekledingen

In België is op de Durmedijk een overgangsconstructie beproefd, een overgang van een asfalt-weg naar gras (Fig. 4.6). Na 4 stormen van elk 2 uren was er geen schade op het talud. Op basis

van ‘geen schade talud’ is de sterkte van de grasbekleding ongeveer gelijk aan Uc = 6 m/s (Tabel

4.4). Aansluitend is de proef herhaald. Ook na afloop hiervan werd geen schade op het talud

waargenomen. Daarom is uiteindelijk de sterkte van de toplaag iets hoger, namelijk Uc = 6,5 m/s.

Nabij de overgang ontstond ‘begin van schade’, dus de belastingfactor is groter dan 1. Wordt aangenomen dat de belastingfactor gelijk is aan de theoretische waarde (dus 1,7; zie Bijlage A) en wordt geen sterktevermindering in rekening gebracht, dan is de sterkte bij de overgang

onge-veer Uc = 5,5 m/s, dus lager dan de taludsterkte. De sterktefactor is dan bij benadering 5,5/6,5 =

0,85. Voor een belastingfactor van 2 geldt Uc = 6,5 m/s. In dat geval is de sterktefactor 1.

Indien op de overgang van asfalt naar gras een stap of verhoging aanwezig is, bijvoorbeeld omdat het gras over de asfaltweg heen groeit, dan zal dit leiden tot een grotere belastingfactor. Dit zit nog niet in de huidige modellering, hierop wordt kort teruggekomen in de synthese (paragraaf 4.11).

Sectie Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, dijkovergang (gras) 2.75/7.5/3.8 1,36 1,00 1029 595 253 1000 2,0

Sectie 1, dijkovergang (gras) 2.75/7.5/3.8 1,36 1,00 6183 3024 4000 3,5

Sectie 1, dijkovergang (gras) 2.75/7.5/3.8 1,36 1,00 Sectie 1, dijkovergang (stenen) 2.75/7.5/3.8 1,30 Sectie 1, dijkovergang (stenen) 2.75/7.5/3.8 1,30

Sectie 2, boom (gras) 4,9 1,15 1,00 3572 1254 278 1000 4,0

Sectie 2, boom (gras) 4,9 1,15 1,00 7722 3181 4000 3,5

Sectie 2, boom (gras) 4,9 1,15 1,00

Sectie 2, boom 4,9 1,20 1,00 9223 4105 7000

(29)

Figuur 4.6a. Tielrode, België. Durmedijk. Na eerste serie. Begin schade overgang asfaltkruin naar gras. Geen schade aan talud of boom.

Figuur 4.6b. Tielrode, België. Durmedijk. Na alle series. Geringe uitbreiding schade overgang asfaltkruin naar gras. Geen schade aan talud of boom.

Tabel 4.4 Belastingfactoren België (Durmedijk)

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Talud 3,5 1,35 1,00 1939 421 0 - 1000 6,0 Talud 3,5 1,35 1,00 3878 842 0 - 1000 6,5 sterktefactor = 1 Overgang kruin-talud 3,5 1,00 1,70 1421 268 1000 5,5 Overgang kruin-talud 3,5 1,00 1,70 2842 536 1000 5,5 sterktefactor =1 Overgang kruin-talud 3,5 1,00 2,00 2853 731 122 1000 6,0 Overgang kruin-talud 3,5 1,00 2,00 5706 1462 244 1000 6,5

(30)

4.7 Tholen 4.7.1 Asfaltberm

'Ondermijnen en opdrukken van asfaltberm' treedt in sectie 1 tegelijkertijd op met 'meerdere plek-ken schade talud' (Fig. 4.7). Omdat het water bij de overgang van ruw (gras) naar glad (asfalt) stroomde, is de belasting op het asfalt lager (althans dit volgt uit de theorie). Figuur 4.7 laat zien, dat nabij de teen meer schade optrad dan op het talud. Dit is verklaarbaar vanwege een hogere belasting (extra centrifugaalkracht) nabij de teen, dus de grotere schade nabij de teen wordt niet door de asfaltberm maar door de geometrische overgang veroorzaakt.

Ook hier geldt dat indien op de overgang van asfalt naar gras een stap of verhoging aanwezig is, bijvoorbeeld omdat het asfalt duidelijk hoger of lager ligt dan het gras, dit zal leiden tot kleinere respectievelijk een grotere belastingfactor. Dit zit nog niet in de huidige modellering, hierop wordt kort teruggekomen in de synthese (paragraaf 4.11).

4.7.2 Trap

In sectie 2 trad ‘bezwijken van talud' eerder op (na 2 uur 5 l/s per m) dan 'bezwijken trap' (na 4 uur 5 l/s per m). Dit zou betekenen, dat de toplaag op het talud zwakker is dan de grond naast de trap. Figuur 4.8 toont aan, dat het glijvlak zich uitstrekt tot aan de trap; dus het glijvlak heeft niet alleen betrekking op het talud, maar ook op de traprand. Op basis van de cumulatieve overbelas-tingsmethode is de sterkte van het talud gelijk aan de kritieke stroomsnelheid van zand; dus verwaarloosbaar (Tabel 4.5). Daarom zou het talud ook eerder (dan de trap) kunnen bezwijken.

Op basis van de zeer lage Uc heeft het bepalen van de sterktefactor geen zin, immers er zou dan

een schijnnauwkeurigheid worden nagestreefd.

Figuur 4.7. Tholen. Sectie, buitentalud. Ondermijning en opdrukken asfaltberm. Einde proef. Eveneens meerdere plekken schade aan open talud.

(31)

Figuur 4.8. Tholen. Sectie 2, trap. Bezweken talud.

4.7.3 Afrastering en paal

In sectie 3 vond 'bezwijken van het talud' eerder plaats (na ruim 3 uur in 5 l/s per m) dan 'geen schade' nabij de afrastering (na ongeveer 1 uur in 50 l/s per m). Dit is verklaarbaar, omdat het talud nabij de afrastering relatief hoger lag (Fig. 4.9), dus de afrastering kreeg ten opzichte van het talud relatief minder water ofwel een lagere belasting. Ofschoon een belastingfactor kleiner dan 1 te verklaren is, heeft de erosieproef rondom de afrastering onder deze condities geen prak-tische waarde.

Tabel 4.5 Belastingfactoren Tholen (secties 1 en 2)

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Sectie 1, buitentalud 3,0 1,37 1,00 2221 867 246 1000 5,0 Sectie 1, buitentalud 3,0 1,37 1,00 5004 2185 4000 4,5 Sectie 1, buitentalud-berm 3,0 1,37 Sectie 2, trap 2,4 1,46 1,00 1495 1118 4000 0,0 Sectie 2, trap 2,4 1,46 1,00 3772 2949 7000 0,0 Sectie 2, trap 2,4 1,46 Sectie 2, trap 2,4 1,46

Sectie 3, afrastering, talud 2,4 1,51 1,00 3231 2117 1132 1000 4,0

Sectie 3, afrastering, talud 2,4 1,40 1,00 3706 2829 1731 4000 0,5

(32)

Figuur 4.9. Tholen. Sectie 3, afrastering. Bezweken talud.

Op basis van 'eerste schade talud' is de sterkte van het talud in sectie 3 gelijk aan Uc = 4 m/s

(Tabel 4.5). De sterkte voor 'meerdere plekken schade talud' en 'bezwijken talud' is Uc < 0,5 m/s,

dus vergelijkbaar met de sterkte van zand/puin. 'Bezwijken van talud' startte eerder (na ruim 3 uur in 5 l/s per m) dan ‘bezwijken paal’ (na bijna 1 uur in 50 l/s per m). Dit lijkt niet realistisch, omdat onder normale omstandigheden de paal meer wordt belast. Ook de paal lag relatief hoger dan het talud en heeft daarom net als de afrastering een lagere belasting gekregen, dus ook de erosie-proef rondom de paal heeft geen praktische waarde, zie ook de hierboven gemaakte opmerking. 4.8 Nijmegen

4.8.1 Sterktefactor

Op basis van drie verschillende schadecriteria is de gemiddelde sterkte van het talud in sectie 1

gelijk aan Uc = 4,5 m/s (Tabel 4.6). Op basis van ‘bezwijken talud’ is Uc gelijk aan Uc = 4,8 m/s.

Het talud langs de zijwand (Fig. 4.10) faalde eerder (na 2,5 uur in 50 l/s per m) dan het talud (na afloop van 50 l/s per m) ofwel de sterkte langs de zijwand was minder groot dan de sterkte van het talud. Het effect van de zijwand wordt theoretisch in de sterktefactor meegenomen. Voor

be-zwijken geldt: D = 7000 m2/s2. Toepassing geeft voor 'bezweken talud bij zijwand' een

experi-mentele sterkte van Uc = 4,2 m/s, dus de sterktefactor is ongeveer gelijk is aan 0,88 (Uc = 0,88 x

(33)

Figuur 4.10. Nijmegen, sectie 1. Bezwijken grastalud langs en onder de geleiding.

Na afloop van de storm met 50 l/s per m werd ‘begin schade langs betonnen wand’

waargeno-men (Fig. 4.11). Toepassing van een sterktefactor van 1 geeft voor D = 1000 m2/s2 een Uc = 4,5

m/s. Hoewel deze waarde van de sterkte hoger is dan de toplaagsterkte (Uc = 4,0 m/s) van het

talud, zijn de verschillen marginaal.

Op basis van de criteria 'begin schade talud' en 'meerdere plekken schade' is in sectie 2 de

ge-middelde sterkte van het talud gelijk aan Uc = 6 m/s ((5,5 + 6,5)/2 = 6 m/s; Tabel 4.6).

'Begin-schade naast wand' (na afloop van 10 l/s per m) trad ten opzichte van 'begin 'Begin-schade talud' (na 2 uur in storm 50 l/s per m) eerder op, dus de belasting naast de wand was groter, zie ook Fig. 4.12. Voor een rechthoekig schot bedraagt de belastingfactor 1,7 (zie Bijlage A). Toepassing

hiervan in combinatie met een sterktefactor van 0,9 geeft een gemiddelde sterkte van Uc = 6 m/s.

Voor ‘begin schade’ wordt afgeleid Uc = 6,5 m/s en voor bezwijken Uc = 5,5 m/s. Dit betekent dat

(34)

Figuur 4.11. Nijmegen, sectie 1. Begin schade langs betonnen rand.

Tabel 4.6 Belastingfactoren Nijmegen (secties 1 en 2)

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m2/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Sectie 1, talud 5,5/1,9 1,42 1,00 1487 187 1000 4,0 Sectie 1, talud 5,5/1,9 1,42 1,00 4177 1003 4000 4,0 Sectie 1, talud 5,5/1,9 1.42 1,00 17627 5080 7000 4,8 Sectie 1, talud bij zijwand 5,5/1,9 1.42 1,00 8212 2226 7000 4,2 Sectie 1, betonnen rand 5,5/1,9 1,10 1,00 2360 151 1000 4,5 Sectie 2, talud 2,7 1,42 1,00 6988 1823 264 13 1000 5,5 Sectie 2, talud 2,7 1,42 1,00 100570 44804 13632 2885 4000 6,5

sterktefactor = 1

Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,00 6337 1608 192 1000 4,5 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,00 12516 4298 7000 3,5 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,00 161566 100570

sterktefactor = 1

Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70 20484 9997 3581 855 1000 6,0 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70 9133 3233 7000 5,5 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70

sterktefactor = 0,9

Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70 4822 1400 252 1000 6,5 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70 11650 4545 7000 5,5 Sectie 2, betonnen wand 2,7 1,42 1,70

(35)

Figuur 4.12a. Nijmegen, sectie 2. Begin schade naast wand.

(36)

4.9 Millingen aan de Rijn 4.9.1 Overgang tussen bekledingen

Op basis van 'begin schade talud' is de sterkte van het talud in sectie 1 gelijk aan Uc = 6,5 m/s

(Tabel 4.7). Helaas werd ‘schade meerdere kale plekken’ en ‘falen grasbekleding’ niet bereikt. In het algemeen wordt de cumulatieve overbelasting D bij ‘falen grasbekleding’ gezien als de meest betrouwbare schatter. In de criteria voor ‘begin schade’ en ‘schade op meerdere plekken’ blijkt in de waarnemingen veel meer spreiding te zitten. In het geval van Millingen is de afwijking vrij extreem, daarom wordt in dit geval uitgegaan van een gemiddelde.

Bij de waarneming ‘begin schade’ (theoretisch D=1000 m2/s2), hoort een kritische snelheid van 2

m/s (eerste regel tabel 4.7, sectie 1). Bij de waarneming ‘schade op meerdere plekken’

(theoretisch D=4000 m2/s2), hoort een kritische snelheid van 3 m/s (2de regel tabel 4.7, sectie 1).

Bij de waarneming ‘falen grasbekleding’ (theoretisch D=7000 m2/s2), hoort een kritische snelheid

van 4,5 m/s (3de regel tabel 4.7, sectie 1). Hieruit volgt gemiddeld een sterkte van (2 + 3 + 4,5)/3

= 3,2 m/s. Een en ander er vanuit gaande dat de belastingfactor voor de overgang (Fig. 4.13) gelijk is aan de theoretische waarde (dus 1,7).

Wordt aangenomen dat de belastingfactor maximaal is; dus belastingfactor is gelijk aan 2, dan is de gemiddelde sterkte van het gras naast de asfaltweg ongeveer 4 m/s (3 + 3,5 + 5,5)/3 = 4,0 m/s. Hier wordt dus de (gemiddelde) sterkte van de drie verschillende schadecriteria beschouwd.

Tabel 4.7 Belastingfactoren Millingen (sectie 1)

Sectie

Talud-helling aa aM berekende D (m

2

/s2) (cumulatieve overbelasting) gemeten D Uc

cota Kritieke snelheid Uc (m/s) (m2/s2 ) (m/s)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Sectie 1, talud 3,0 1,40 1,00 9143 1819 170 1000 6,5 sterktefactor = 1 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 615 63 0 1000 2,0 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 3924 707 42 4000 3,0 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 19338 4681 7000 4,5 sterktefactor = 0,8 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 1024 192 11 0 1000 3,0 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 5803 1610 226 7 4000 3,5 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 1,70 29460 10228 2448 7000 5,5 sterktefactor = 1 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 2,00 1062 174 6 0 1000 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 2,00 6202 1552 180 10 4000 Sectie 1, asfaltverharding 3,0 1,00 2,00 9907 2082 7000 5,5

(37)

Figuur 4.13 Millingen, sectie 1. Asfaltverharding ondermijnd. Bezweken situatie.

Indien de belastingfactor 1,7 is en indien een sterktefactor van 0,8 wordt toegepast, dan is op

basis van alleen 'bezwijken' de sterkte van gras nabij de overgang ongeveer Uc = 5,5 m/s. Deze

waarde is hoger en nadert de sterkte van het talud (Uc = 6,5 m/s). Indien de belastingfactor gelijk

is aan 2 en wordt geen sterktevermindering in rekening gebracht dan wordt ook een Uc = 5,5 m/s

afgeleid. Voor de overgangsconstructie in Millingen varieert de belastingfactor van 1,7 tot 2,0. De bijbehorende sterktefactor ligt in de range van 0,8 tot 1,0.

4.10 Noord Beveland

4.10.1 Overgang tussen bekledingen

In de winterperiode van 2014 is in Colijnsplaat een overgangsconstructie getoetst, een overgang van bekleding naar gras, dus gelijksoortig als in België en Millingen. Echter deze overgang werd niet door golfoverslag, maar door golfoploop belast. Het toepassen van de cumulatieve

overbe-lastingsmethode geeft voor ‘begin schade talud’ een sterkte van minstens 8 m/s (dus Uc > 8 m/s).

Aannemende dat Uc = 8 m/s en wordt rekening gehouden met een sterktefactor van 1, dan

resul-teert dit in: belastingfactor = 1,05 en D = 869 m2/s2 (Tabel 4.8). Omdat de sterkte niet precies

bepaald kan worden, kan de belastingfactor in relatie tot de sterktefactor ook niet exact worden vastgesteld.

Indien wordt aangenomen dat Uc = 9 m/s en sterktefactor = 1, dan is de belastingfactor ongeveer

1,35. Is Uc groter dan 9 m/s, dit is niet uitgesloten omdat de toplaagsterkte in Kattendijke ook een

sterkte had van Uc = 9,5 m/s (zie paragraaf 3.4), dan is de belastingfactor groter dan 1,35. De

theoretische waarde varieert van 1,7 tot 2,0; zie ook paragrafen 4.6 en 4.9. Omdat de ‘gemeten’ waarde van de belastingfactor niet bepaald kan worden, heeft geen validatie plaats kunnen vinden. Nader onderzoek hiernaar is wenselijk.

(38)

Tabel 4.8 Berekeningsresultaten van belastingfactoren en schadegetallen (zie derde en vijfde kolom) (WTI-2014)

4.11 Synthese

Ook voor het beoordelen van de erosiebestendigheid van overgangen in bekledingen en overig dijkmeubilair is niet altijd uitgegaan van gelijke sterktes. Ook hier heeft de analyse aangetoond dat de toplaagsterkte (sterkte van het gras tijdens ‘begin schade’ en ‘meerdere kale plekken’) en bezwijksterkte (sterkte tijdens falen) verschillend kunnen zijn. Mogelijkerwijs heeft de graskwali-teit, de samenstelling van de ondergrond en heterogeniteit van gras een rol gespeeld (zie ook paragraaf 3.10 en Hoofdstuk 5 waar algemene conclusies en aanbevelingen worden gegeven). Op basis van enkele praktijkproeven is inzicht verkregen in de belastingfactoren voor overgangen en obstakels op dijken. Omdat dit een fractie is van wat werkelijk op dijken wordt aangetroffen wordt aanbevolen om de nuanceverschillen in overgangen/obstakels nader te duiden en of dit leidt tot een hogere of lagere waarde van de standaardwaarde voor de belastingfactor, zie ook bijlage A waar meer informatie over de standaardwaarden wordt gegeven.

Verder strekt het tot de aanbeveling om toetsschema’s op te stellen voor doorgroeistenen en klinkers. Uc=7 m/s Uc=8 m/s Uc=9 m/s aM aS 1.00 1.00 6773 0 0 1.05 1.00 9440 869 0 1.10 1.00 12710 2034 0 1.15 1.00 16641 3228 0 1.20 1.00 21285 4658 0 1.30 1.00 32895 8558 428 1.40 1.00 47842 14097 2756 1.50 1.00 66014 21561 5317 1.60 1.00 85969 31203 8844

(39)

5 Conclusies en aanbevelingen

5.1 Geometrische overgangen

De validatie met betrekking tot de belastingfactor voor geometrische overgangen varieert van 1,0 tot 1,2 (is ongeveer de theoretische waarde) en is dus conservatief en dus voldoende, behoudens voor de Afsluitdijk waar meer gedetailleerd onderzoek vereist is (zie ook paragrafen 3.5 en 3.10). Verder wordt opgemerkt dat voor overgangen met een afgeronde/geleidelijke vorm de belasting-factor zeer waarschijnlijk gelijk is aan 1. Echter deze hypothese dient nog wel met experimenten te worden gevalideerd.

5.2 Overgangen tussen bekledingen

In België en in Millingen aan de Rijn zijn overgangen op golfoverslag getoetst. Het water stroom-de van stroom-de kruinweg (asfalt; glad) naar het gras (ruw). In België is stroom-de belastingfactor bepaald op basis van ‘begin schade overgang’ en in Millingen op basis van ‘bezwijken overgang’. Deze vali-datie heeft aangetoond dat de ‘gemeten’ belastingfactor voor beide proeven varieert van 1,7 tot 2,0; dus conform theorie.

Kru en onderhoudswegen op en langs dijken zijn vaak gefundeerd op zand en puin. Het in-vloedsgebied van de fundering beperkt zich niet alleen tot de weg, maar ook tot de wegberm. Omdat de grasbekleding langs de wegranden zandiger is dan op de dijk zelf, is de sterkte daar minder groot. Deze studie heeft aangetoond dat de sterktefactor voor dit type weg in de range ligt van 0,8 tot 1,0.

In Noord-Beveland zijn ook overgangen beproefd; van asfalt naar gras en van steenzettingen naar gras. Zij werden niet door golfoverslag maar door golfoploop belast. Omdat de sterkte van de grasbekleding niet precies te bepalen is, er kan alleen een indicatie worden gegeven groter dan 8 m/s, heeft geen validatie van de belasting- en sterktefactoren plaats kunnen vinden. Nader onderzoek hiernaar is wenselijk.

Verschillende proeven hebben aangetoond dat klinkers en stenen de grasbekleding lokaal ver-zwakken (b.v. nabij de teen van de Boonweg). Op de Afsluitdijk is een parkeerplaats beproefd, waarbij het water van het gras (ruw) naar stenen (glad) stroomde. Hoewel dit een belasting-reductie op de klinkers geeft, bezweken de stenen eerder dan het gras op het talud. Aanbevolen wordt om de stabiliteit van klinkers nader te analyseren.

Op dit moment is er twijfel over het bepalen van de sterkte van doorgroeistenen met de cumula-tieve overbelastingmethode. Op de Vechtdijk is niet aangetoond of wortels door de openingen van de doorgroeistenen groeiden en zich in de ondergrond verankerden. Nader onderzoek hiernaar wordt aanbevolen.

5.3 Bomen en obstakels

De afrastering en de paal in Tholen (sectie 2) hebben geen doelmatige validatie opgeleverd, om-dat deze obstakels ten opzichte van het talud een lagere belasting kregen. De ‘gemeten’ en de berekende belastingfactoren komen overeen met de waarden voor de boom op de Vechtdijk (be-lastingfactor voor een boom (= rond obstakel) is 1,4). Het schot in Nijmegen geeft een belasting-factor van 1,7 conform de theorie. Voor zowel de boom als het schot is rekening gehouden met een sterktereductie. Ofschoon twee experimenten een goede validatie hebben opgeleverd, is de basis ervan smal. Daarom wordt aanbevolen om meerdere proeven uit te voeren ter verkrijging van een gedragen validatie.

(40)

5.4 Wanden en trappen

Proeven in Nijmegen hebben aangetoond dat wandeffecten, bijvoorbeeld langs een betonnen wand, met een sterktefactor variërend van 0,8 – 1,0 gemodelleerd kunnen worden.

Tijdens de beproevingen van 2007 tot 2014 is de sterkte van gras langs twee trappen voor golf-overslag getoetst, te weten op de Afsluitdijk en in Tholen. De belastingfactor langs de trap is gelijk aan 1, omdat de stromingsrichting evenwijdig aan de trap was. Indien er scheve golfaanval is, dan dient wel met een grotere belastingfactor dan 1 te worden gerekend. Omdat het gras naast de trap in Tholen nagenoeg geen sterkte had, heeft geen goede validatie plaats kunnen vinden.

In deze analyse zijn trappen niet gevalideerd, immers er was geen voorschrift voor het beoor-delen hiervan. Daarom wordt aanbevolen om een belastingfactor van 1 en de bijbehorende sterktefactor (langs trapwanden) voor meerdere trappen te valideren. Evenzo zou de invloed van scheve golfaanval nader geanalyseerd moeten worden.

5.5 Samenvattende conclusies

Op basis van een krachtenbalans is de cumulatieve overbelastingsmethode afgeleid en gevali-deerd voor verschillende experimenten (zie ook WTI-2014), waardoor het inzicht in de erosiebe-stendigheid van gras sterk is toegenomen. De validatie met betrekking tot de belastingfactor voor geometrische overgangen is conservatief (dus voldoende), behoudens voor de Afsluitdijk. Omdat de ‘gemeten’ sterktefactor in de range van 0,8 tot 1,0 ligt, dus binnen de theoretische onder- en bovengrenzen is de validatie van de sterktefactor voldoende.

Voor overgangen en overig dijkmeubilair is de validatie onvoldoende. Omdat nabij overgangen de belasting met een factor twee kan toenemen en omdat ook rekening gehouden moet worden met een sterktevermindering zijn dit zwakke schakels in en op dijken. Het implementeren van de be-schikbare engineering tools (zie Bijlage A) in het WTI wordt aanbevolen mits hiervoor een boven-grens wordt gehanteerd. Voor het verkrijgen van een beter inzicht in de veiligheid van het achter-land zijn nader experimenteel onderzoek en aanvullende validatiestudies vereist. Verder wordt ook aanbevolen om aandacht te besteden aan het versterken van overgangen (zie projectplan van Paul van Steeg)

5.6 Samenvattende aanbevelingen

Deze rapportage bespreekt de belastingfactoren voor geometrische overgangen, overgangen tussen bekledingen en bomen en obstakels. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

1) Toepassing van de overbelastingsmethode;

2) Sterktes van het talud en de teen van de dijk zijn gelijk.

De sterkte van grasbekledingen varieert als gevolg van de heterogenieteit van grond (structuur-vorming) en wortelintensiteit. De mechanismen ‘begin schade’ en ‘schade op meerdere plekken’ treden random op en zijn vooraf niet te voorspellen. Met zekerheid kan worden geconcludeerd, dat deze locaties een sterkte vertegenwoordigen, die lager is dan de gemiddelde sterkte. Indien het talud en/of de teen lokaal bezwijkt (grasbekleding is weg of zandkern ligt bloot) dan is op die locatie de sterkte minimaal.

Omdat tijdens de praktijkproeven ‘bezwijken’ niet altijd heeft opgetreden, strekt het tot de aanbe-veling om de sterktevariatie beter te onderzoeken met grastrek- en wortelproeven (bureaustudies van Alterra die nog in conceptvorm zijn). Bovendien zou het afstudeerverslag van Roel Bijlaard (student bij Infram) inzicht verschaffen in een verbetering van de huidige sterktemodellering.

(41)

Thans is de sterktemodellering is zeer eenvoudig. Fragmetarische graszode kent geen sterkte en

een open/gesloten graszode heeft een minimale sterkte van Uc = 4 m/s.

Op basis van enkele praktijkproeven is inzicht verkregen in de belastingfactoren voor overgangen en obstakels op dijken. Omdat dit een fractie is van wat werkelijk op dijken wordt aangetroffen wordt aanbevolen om de nuanceverschillen in overgangen/obstakels nader te duiden en of dit leidt tot een hogere of lagere waarde van de standaardwaarde voor de belastingfactor, zie ook bijlage A waar meer informatie over de standaardwaarden wordt gegeven.

(42)
(43)

6 Referenties

Van der Meer, J.W., 2014. Samenvatting kengetallen en resultaten golfoverslag- en golfoploop-proeven. (Conceptvorm).

WTI-2014. Onderzoek en ontwikkeling landelijk toetsinstrumentarium, Product 5.12 Analyse gras-erosie in oploopzone en golfoverslagzone, Auteurs: Jentsje van der Meer, Gijs Hoffmans, Andre van Hoven, project: 1209437-005, Deltares, Delft.

Geraadpleegde Literatuur

Deltares, 2008. Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 2B Predictie Boonweg, Project-nummer CO-423891/57, Auteurs: ir. A. van Hoven, ir. H. Verheij.

Deltares, 2008. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 2C Proefuitvoering Boonweg – afschuifproef, Projectnummer 423893 (zie ook Infram 2008, Factual Report Afschuif-proef Friese-Waddenzeedijk nabij de Boonweg, 08i037, versie 2.0, 01-12-2008).

Deltares, 2008. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 5D Evaluatie Zeeland, Projectnummer 423893. Auteur: A. van Hoven.

Deltares, 2009. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 2A Modelontwikkeling Boon-weg, Projectnummer 1001187-000-GEO-0001, Auteurs: ir. A. van Hoven, ir. H. Verheij, dr. ir. J.W. van der Meer.

Deltares, 2009. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 2D Evaluatie Boonweg, Pro-jectnummer 1001189-014. Auteurs: Andre van Hoven, Henk Verheij, Jentsje van der Meer, Gosse Jan Steendam.

Deltares, 2009. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 3A Modelaanpassing Afsluitdijk, Projectnummer: 1001189-015, Auteurs: Henk Verheij, Andre van Hoven, Jentsje van der Meer, Gosse Jan Steendam.

Deltares, 2009. SBW-Golfoverslagproeven, Factual report grondonderzoek Afsluitdijk, Project-nummer 1001189-010, auteur: Ronald van Etten.

Deltares, 2009. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 3B Predictie Afsluitdijk, Projectnummer 1001189, Auteurs: Andre van Hoven, Henk Verheij, Jentsje van der Meer.

Deltares, 2010. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 3D Evaluatie Afsluitdijk, Projectnummer 1200259-010, Auteurs: Henk Verheij, Gijs Hoffmans, Gosse Jan Steendam, Jentsje van der Meer, Andre van Hoven.

Deltares, 2010. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 4A Modelontwikkeling Vechtdijk, Projectnummer 1201541-000, Auteurs: Andre van Hoven, Gijs Hoffmans, Henk Verheij, Gert Jan Akkerman, Jentsje van der Meer.

Deltares, 2010. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 4B Predictie Vechtdijk, Projectnummer 1201541-000, Auteurs: Andre van Hoven, Gijs Hoffmans, Henk Ver-heij, Gert Jan Akkerman, Jentsje van der Meer.

Deltares, 2010. SBW Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 4D Evaluatie Vechtdijk Projectnummer 1201541-000, Auteurs: Jentsje van der Meer, Henk Verheij, Andre van Hoven.

Deltares, 2013. Evaluation and Model Development Grass Erosion Test at the Rhine dike, Projectnummer 1207811-002, Auteurs: Andre van Hoven, Henk Verheij, Gijs Hoff-mans, Jentsje van der Meer.

Deltares, 2013. SBW Wave overtopping and grass cover strength, Predictions of Prototype Tests Nijmegen Millingen aan de Rijn, Projectnummer 1206016-007, Auteurs: Gijs Hoffmans (Deltares), Jentsje van der Meer (Van der Meer Consulting), Joep Frissel (Alterra), Maurice Paulissen (Alterra), Henk Verheij (Deltares), Gosse Jan Steendam (Infram).

GeoDelft, 2007. Golfoverslag en Sterkte Grasbekleding, Fase 1D Evaluatie Delfzijl, Project-nummer CO-423891.0035, Auteurs: dr. ir. J.W. van der Meer, ir. G.J. Akkerman, ir.

Cytaty

Powiązane dokumenty

Deze belemmeringen vormen de aanleiding om binnen het Innovatieakkoord te experimenteren met het wegnemen van belemmeringen in regelgeving en ruimtelijke planning in de vorm

Панова вважає, що, виходячи з того, що на стадії досудового розслідування сторони збирають відомості, якими обґрунтовують

Kierownictwo polskiego wywiadu starało się, by placówki tworzone w Związku Sowieckim mogły liczyć na pomoc konsulatów28.. Takie rozwiązanie było bardzo korzystne dla Oddziału

Augustynem, którego życie i dzieło (słynne jest jego tłumaczenie Wyznań, New York 1991) poznał na tyle, by stać się kompetentnym jego znawcą.. Obecne wydanie, jest

Eschatologiczny, metafizyczny, religijny, m isteryj- ny, mistyczny, egzystencjalny i esencjalny w ym iar człowieczego bytu może znaleźć się jako m otyw (temat)

Kwaśniewski Andrzej, Statut Towarzystwa Przyjaciół Archiwum Diecezjalnego Imienia Błogosławionego Wincentego Kadłubka w Kielcach, „Archiwa, Biblioteki i Muzea Kościelne”,

This paper presents an improved setup that significantly reduces the photon noise level down to 2×10 -19 W/√Hz and reports the measured electrical NEPs of

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż