S
Rapport no. 1402LABORATORIUM VOOR
SCH EEPSBOUWKUNDE
TECHNISCHE HOGESCHOOL DEIFT
WEERSTANDS- EN VOORTSTTJWINGSPROEVEN MET EEN MODEL VAN DE "S.A. VAN DER STELtt
OSCILLEREND IN VLAK WATER
door
A. Goeinan
L
N
INHOTJD pag. 1
Samenvatting 2
Inleiding 3
Beschrijving van het experiment 3
De meetresultaten
Konklusies 6
Lijst van gebruikte synibolen
I
Lijt van 'iguren 8
Literatuur 9
Tabel 1
-2-Samenvattin
In dit rapport wordt een onderzoek beschreven naar de invloed van een yertikale
sic11atie op de gemiddelde werking van een schroef achter een schip. Deze schroefwerking blijkt binnen enkele procenten constant te zijn.
De weerstand van het schip blijkt door de domposcillatie te worden beinvloed, waarbij de sneiheid van geen belang lijkt te zijn.
Inleiding
In het kader van een serie voortstuwirigsproeven met een model van de "S.A
Van der Stel", een snelvareid vrachtschip werd een onderzoek verricht naar bet
gedrag van een in open water oscillerende schroef Li] . Daarbij werd vstgesteld
dat de schroefkarakterjstjeken niet werden beinvloed door de oscillatie van de schroef (dompen en stampen).
In dit rapport wordt een onderzoek beschreven waarbIj voortstuwingsproeven
worden uitgevoerd met een model van de "S.A. Van der o8cillerend in viak
water. Het model heeft een domp- of stamp oscillatie opgelegd gekregen, gedurende welke de voortstuwingsgrootheden zijn gemeten. De oscillatie bewegingen zijn zo-danig beperkt dat de schroef geen lucht heeft angezogen zodat schroef"racing" niet is opgetreden.
Beschrijving van het experiment
- Een model van bet vrachtschip "S.A. Van der Stel" werd onder
een vertikale
oscilla-tor bevestigd. Tussen de poten van de oscillaoscilla-tor en het model werden tee dynamo-meters gemonteerd om horizontale langsscheepse krachten te kunnen meten (weer stand of trossentrek). De voortste dynamometer werd in het model bevestigd op een scharnier. De achterste dynamómeter werd in het model bevestigd op een licht lopende slede. Tussen de aandrijfmotor en de schroefas werd een dynaniometer gemonteerd
voor het rneten van stuwkracht, askoppel en toerental van de modelschroef.
De gehele opstelling is schematisch weergegeven in 1,gt1Ur 1, De niodelgegevens zijn
vermeld in tabel I.
Het mde1 was voorzien Van turbulentiepinnen [3] . Tijdens weertandsproeven waren
schroef en roer niet aanwezig Tijdens de voortstuwingsproeven was het roer aan-gebracht in de middenstand. De experimenten zijn verricht onder de volgende kondities
Sneiheclen : F .20 .25 .30
m 1.0914 1.368 1.6141 rn/sec
15 18.8 22.6 kn
Schroeftoerentaflen Het toerental n werd zodanig gekozen dat bij ledere sneiheid 3 belastingsgevallen werden onderzocht n.l.
0.50 0.70 0.90
Oscillatiesneiheden dompen
- 5 -
6 - 6.5
-- 8 -10
z=0.014 m stampen:- 5 -
6 -- 8 - 10
0= bgtg 0.02.Tijdens de runs werden ingestelde grootheden zoals oscillatiesneiheid,
schroef-toerental en wagensnelheid. zo goed mogelijk konstant gehouden. De meettijd
ge-durende de runs werd. gesteld op een geheel aantal oscillatieperioden. In verband met de beschikbare tanklengte werd de tijd beperkt tot 20 25 seconden. Bij -0.5 betekent dat een meettijd. van 2 oscillatieperioden. Bij alle tverige u's een meet-tijd van 20 of meer perioden..
Gedurende de nieetruns werd de gemiddelde waarde bepaald van stuwkracht, askoppel,
toerental, wagensnelheid en lngsscheepse kr4cht,
Dovendien werd van stuwkracht, askoppel en laugsscheepse kracht een infasekoniponent en een uitfasekomponent t.o.v. de oscillatiebeweging bepaald met fasemeetapparatuur zoals beschreven in [2]
De langsscheepse kracht werd gemeten op 2 dynamometers, waarvan de resultaten tijdens de berekeningen werden bijeengevoegd.
De ineetresultaten
Alle gemeten waarden zijn oingerekend naar cheepswaarden. Daarbij is voor de be-rekening van de scheepsweerstand gebruik gemaakt van de ITTC-formule voor de wrijvingsweerstand. De restweerstand inclusief de extra weerstand ten gevOlge van de oscillatiebeweging is omgerekend door vermenigvuldiging met A3, De waard.en zijn niet dimensieloos gemaakt omdat het gebruikte computerprograrnrna daarop niet was
ingericht. Dit heeft echter geen invloed op de vergeliking
van de diverse gróot-heden bij verachillende oscillatiefreq,uenties.In de figuren 2 tIm 14 werden de gemiddelde waarden gegeven van T en w op basis
van w. Het volgstrooingetal w (volgens Taylor) is bepaald met behuip van een open water diagram dat is verkregen met dezelfde schroef bij ongeveer hetzelfde Reynoldsgetal in stil water. EerderLl]was gevonden
dat een oscillatie bij
vol-doende indompeling geen invloed. heeft op de schroefkarakteristiek.Uit de fiuren blijkt dat de oscillatie
geen merkbare invloed heeft op de werkingDe spreiding van PD,T en (1-w) is slechts enIge procenten.
In fig. 5 wordt de weerstand ET gegeven. Deze wordt wel beipvloed door de domp-oscillatie. 1-ret blijkt dat de weerstandstoename weinig
fhankelijk is vn de
snelhTeid en vooral bij lagere sneiheden niet te verwaarlozen. Bij de
stamp-bewegingen is gemiddeld vrijwel,geen weerstandsverandering gemeten. Tijdens de voortstuwingsproeven werd de trossentrek FT gemeten. FT is te besehouwenals de
overbelasting van de schroef. De som van RT+FT wordt gegeven in fig. 6.
In fig. I wordt de gemiddelde waarde vri het zoggetal 1. gegeven. ]Jeze varieert
wel maar in overeenstemming met de variaties in T en (RT+FT) waarvan t wordt
af-geleid. De meeste variatie treedt op rond c =6, met waarde verschillen van de
zog-factor (i-t) tot 20%. Daar de grootte variaties optreder bij de laagste
schroef-belasting is het duidelijk dat meetonnauwkeurighederi een grote rol kunnen spelen.Er zullen meer metingen nodig zijn om tot betrouwbare conclusies te koinen.
De variaties van D in rIg. 8 zijn in overeensteniming met de variaties van
(RT+FT) en D waarvan
is afgeleid. Ook hier treden de grootte yerschillen op
bij de laagste schroefbelasting en kunnen dus meetonnauwkeurigheden een grote rol spelen.
tJit de reeds eerder genoemde infase- en uitfase koinponenten werd voor stuwkracht,
askoppel en langsscheepse krachten de amplitude van de variatie en de fase t.o.v.
de oscillatiebeweging bepaald. Ult deze berekeningen en uit de uitgeschreven
signalen bleek dat stuwkracht en askoppel niet of nauweiijks varieerden tijdens
n oscillatie periode. De kracht gemeten op de achterste dynamometer was
ver-waarloosbaar klein en werd in principe alleen opgeuekt door de wrijving van cle slede.
De kracht op de voorste dynamoineter varieerde wel, zowel bij de
weerstands-proeven als bij de voortstuwingsweerstands-proeven. In de figuren 9 en 10 wordt de amplitude
van de vriatie en de faseverschuiving van weerstand en trossentrek vergeleken.
In tegenstelling tot de ovei'ige figuren zijn bi.j fig. 9 en 10 de krachten niet
omgerekerid naar scheepswaarden. Uit de figuren blijkt dat RT en FT zodanigvarieren dat het totaal
TT
konstant is gedurenden oscillatië periode.
Uit fig. 9 blijkt dat de variatie van
en FT gelijk is; Uit fig. 10 blijkt dat
de faseverschuivingen van RT en FT juist 1800 verschillen dat wil zeggen als
RT toeneent, neemt FT af en omgekeerd. De vergelijking is gegeven voor J=.50. Bij
andere waarden van J. blijkt uit de berekeningen dezelfde tendens. Bij stampen
heeft de fasemeetapparatuur fliet bevredigend gewerkt zodat een vergelijking riiet mogelijk is.
S
Konklus ies
De werking van een schroef achter een schip wordt niet beinvloed door een
vertikale oscillatie van dat schip, zolang die oscillatie van dien aard is dat er geen lucht wordt aangezogen door de schroef.
De over meerdere perioden geniiddelde veerstand wordt wel beinvloed door de oscillatie. De van de weerstandrnetingen afhankelijke grootheden vertonen wel
variaties die echter flog moeilijk op hun waarde beoordeeld kunnen worden. 6
Lijst van gebruikte symbolen AE/AO bladoppervlakverhouding B breedte CB blokcoefficient CM grootspantcoefficient CF prismatische coefficient C waterlijncoefficient D diameter van de schroef F getal van Froude
n
FT trossentrek
belastingsgraad J=v/nD
lengte tussen de loodlijnen L lengte op de waterlijn n toerentalvari de schroef P/D spoedverhoucling
geleverd vermogen PD2U Qn effektief vermogen FE(RT+FT)V
Q askoppel
RT weerstand
S nat opperviak
t zoggetal t1_(RT+FT)/T
Tgem diepgang gemiddeld
V sneiheid van het schip V waterverplaatsing
V sneiheid van het model volgstroomgetal W=1_Va/V Z aantal bladen van de schroef
z dompamplitude
voortstuwingsrendement
DE'D
A schaalfaktor
6 stamphoek
-1 cirkeifrequentie van de oscillatie (sec
U)
Lijst van figuren
Fig. 1 Schema van de meetopstelling
Fig, 2a Geleverd vermogen,
D' dompend Fig. 2b Geleverd vermogen,
D' stampend Fig. 3 Stuwkracht, T, dompend en stampend. Fig. a Volgstroomgetal, w, dompend
Fig. 4b Volgstroomgetal, w, stampend
Fig. 5 Weerstand, RT, dompend en stainpend
Fig. 6 Weerstand en trossentrek, RT+FT, dompend en stampend
Fig. 7 Zoggetal, t, dompend en stampend Fig. 8 Rendement,
D' dompend en stampend
Fig. 9 Vergelijking van de amplitude van de variatie van modeiweerstand en trossentrek, dompend J=.50
Fig.1O Vergelijking van de faseverschuiving van modeiweerstand en
trossen-trek t.o.v. de oscillatie dompend J.50.
Literatuur
9
A. Goeman
"Bepaling van de schroefkarakteristieken van de"van der Stel" schroef in
dompende toestand.
Rapport 360, Laboratorium voor Seheepsbouwkunde, TH. Deift
11.3. Zunderdorp en M. Buitenhek
"Oscillatortechniques at Shipbuilding Laboratory"
Rapport 111, Laboratorium voor Scheepsbouwkunde TH-Delft
3."Standard procedure for resistance and propulsion experiments with ship models
Thbei I Modeigegevens
:Narn: .5.q. V4,d'.STE1.
Mod1nr:SIfSchaat.: X = 50.
Gegevens Schip Modet
. 4S2.5o m rn LORD m rn LWL . rn rn B . 22.8k rn rn rn rn
rn,
rn TA . . m rn TGEM m rn V . 47%. rn3 rn3 S . 4289 rn2 m2 CB.= ô CM P cx = ,Cp
a Opp.CWL m2OcWL t.ov. Ord.10
- 4c2o
m rn:Ii
.6 t.o.v. Ord. 10 rn .. .rnKG.
m m V.DIENST . kfl rn/s DSCHROEF-
m .417 m AE /A0 P/P 0/rn 0/SH mterator
--I -(Resolvers Demodulator -Oscillator -1 i-Integrator Printer
-/80 /70 //0 C
._
--.-_.__
U-w£ **
___
S..
-"5Fig. 2a Geleverd vermogen, P, dompend
--i-U--U
-a----w25
£
a
£4)
i:o £ib
Uir':5:,Fn
-6 7 40
k. .SEC'
£TA11'/
OiO AvPO o6
Fig. 2b Geleverd vermogen,
D' starnpend leo170 -0 0 0 a ° lb -100 C 0 0 A (3 F.:.2ø 0 FA 3o a ao A- A A 'A
o _p
LA A -8 A 8 APn.20 -0-0-o-
0 .40 -_p _O r,O.Zo
0 p I I II
6 4Eo zoo aS-a
o S-
S 0 Uso4A
A U A a 8 a jJ, EC12: o
a : '
j:.
ojr
'5 Air . oao ID C) 2o .I0 '/0 .- W.
_0pPsn'
.i.
ijg'74&.5
Fig. 1-ia Volgstroomgetal, w, dompend
I
I
U
0
r
'/O 0 I/O 10 a §
ft.
'2
0 0 0 0 o /0 W,.3,,n',,1
A%O
Fig. Ib Volgstroomgetal, w, stampenci
a
6°
Fig. 5 Weerstard, RT, dompend en sta!npend
I I I
79
ia - £iJ ______ -I II -----0-- -_-
-I /c0
e-1
...
c__ __!J3'
a U±2o
S S S 5 S -m S 0S_
6 78
0-.v,1ew
£j70
ur.5o
.SThIIPE# o.1 3øAi '
DiFig. 6 Weerstand en trossentrek, RT+FT, dompend en stanipend
0 0
-_F25
o .LP=2o A £ A 6 £ £ A A 6'to
30-10
'/0
0-Fig. 7 Zoggetal, t, d.ompend en stampend
/0
j:&,
&.l:.7c,AI'
or,o
'-4EELTi
-.VCMPE# So
2:.5
_3r,qp,p,j oJcSo t1:'?o
ofo
Fig. 8 Rendement,
D' donipend en stempend
I
'S
0
Fig. 9 Vergelijking van de amplitude van de variatie van modeiweerstarid
en trossentrek, dompend J.50. 0 0 0 U 0
04-0 C 0 0 0 0 0 0 0 0 .5. 78
/0 A) 0 L /.00-
I-F
go 60 30 078
/03'
--24o -210 -240 ieo -27o -aoFig. 10 Vergelijking van de faseverschuivirig van modelweerstand en
trossen-trek t.o.v. de oscillatie dompend J.50.
0 '1 1% 0 0 0 U 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 .5 5. C -a70