•
Nr:
2658o
.
•
laboratorium voor Chemische Technologie
•
•
•
Verslag behorendebij het fabrieksvoorontwerp (
van
•
.E._ S .•...
van ..
DQesbwrg_.en.T._ ..
Baart
..
de .. la.F.a.llle.
•
onderwerp:.. Kostenv:er,gelij.king .. :van .. thet'lTlische .. en .. enzymatische
•
... 4:lFeum.hyffi?G-ly-se··insta-lla-tie···•
•
adres: Zuidzijde 130 2411 RX Bodegraven opdrachtdatum : jan. 1986 Hof van Delftlaan 39 2613 BJ Delft verslagdatum : mei 1986•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
SamenvattingEen enzymatisch en een thermisch hydrolyseproces, beiden om het stikstofgehalte in de afvalwaterstroom van 31 ton per uur van een ureumfabriek te verminderen, worden op kostenbasis met elkaar vergeleken. De thermische hydrolyser bestaat uit een schotekolom. De enzymatische hydrolyser bestaat uit een
fluïde-bed, waarbij de geïmmobiliseerde urease deeltjes, door middel van doorregenen, semicontinu door de kolom gevoerd worden. De overige procesomstandigheden zijn voor beide processen nagenoeg gelijk.
Uitgaande van de gegeven capaciteit en milieu-eisen zijn beide processen geoptimaliseerd. Voor de optimale situatie is de apparatuur gedimensioneerd, waarmee vervolgens de kosten berekend kunnen worden. Gestreefd wordt om een gebied af te bakenen binnen welke grenzen een van beide processen
commercieel de voorkeur verdiend.
De prijs van geïmmobiliseerd urease op zand is berekend op f 220,-jkg. Na een uitgebreide kostenanalyse blijkt dat de energie prijs nauwelijks enige invloed op de commerciële discriminatie tussen de beide processen heeft. De
energiebehoeft blijkt namelijk nauwelijks afhankelijk van de proceskeuze, maar voornamelijk bepaald te worden door de nadesorber. De beginactiviteit en stabiliteit van het urease en de aanschafkosten van de thermische hydrolysekolom blijken wel grote invloed op de kosten en daarmee op de proceskeuze te hebben.
•
•
~.I
.
•
~r
•
•
•
•
•
•
•
ConclusiesDe resultaten van de kostprijsschatting voor geimmobiliseerd urease wijzen uit dat het mogelijk lijkt het geimmobiliseerde urease voor f 220,-/kg discontinu te produceren. Hierbij kan misschien het mengen en drogen van grote hoeveelheden vaste stof voor problemen zorgen waardoor een langere verblijf tijd en/of duurdere apparatuur nodig is. Het is gewenst nadere
gegevens hierover te verzamelen.
Het grootste deel van bovengenoemde kosten bestaat uit
fermentatiekosten waarvan de investerings- en onderhoudskosten het grootste deel vormen.
De enzymatische hydrolyser bestaat uit een zeefkolom van ca. 7 schotels, met een hoogte van ca. 4 m en een diameter van ca.
0,55 m. Deze waarden zijn afhankelijk van de beginactiviteit
en stabiliteit van het enzym.
De thermische hydrolyser bestaat uit een zeefkolom van 19
schotels met een hoogte van 15,5 m en een diameter van 1,65 m.
De desorbtiekolommen zijn voor beide processen nagenoeg gelijk. Dit geldt ook voor de warmtewisselaars, voor de enzymatische hydrolyse is echter een extra koeler nodig. Voor de enzymatische hydrolyse blijken de kosten voor
geimmobiliseerd urease kostenbepalend te zijn. De volgende kosten bepalende factor is de stoom.
Voor de thermische hydrolyse zijn de stoomkosten kostenbepalend, gevolgd door de aanschaf van de hydrolysekolom.
Vergelijkt men de enzymatische hydrolyse installatie met de thermische dan valt op dat het energieverbruik in beide
gevallen nagenoeg hetzelfde is. In beide gevallen is verreweg de meeste stoom nodig voor de nadesorbtie.
Een economische keuze tussen beide processen komt in het kort neer op een kostenvergelijk tussen enerzijds een thermische hoge druk hydrolysekolom en anderzijds de enzymkosten. Deze enzymkosten zijn weer in hoge mate afhankelijk van de
beginactiviteit en stabilitei t van het enzym.
In dit verslag is verder geen rekening gehouden met mogelijke enzymvergiftiging, afgezien van een nog onbekende
•
•
;
.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Inhoudsopgave 1. 2 • 2.1. 3. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 5. 5.1. 5 . 2 . 5.3. 5.4. 6. 6.1. 6.2. 7 • InleidingUitgangspunten voor het ontwerp Lijst van fysische constanten Procesbeschrijving
Procescondities, apparaatkeuze en optimalisatie Enzymatische hydrolyse Thermische hydrolyse Berekening desorbers Berekening warmtewisselaars De immobilisatie procedure Fermentatie Coaten Immobilisatie Kostprijsberekening
Kostprijsbepaling en commerciele discriminatie Enzymatische hydrolyse Thermische hydrolyse Massa en warmtebalansen Symbolenlijst Literatuur Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 13 1 2 4 5 9 9 15 18 25 31 31 32 32 33 36 36 37 38 41 46 47 50 52 54 56 58 59 60 61 62 63 64 65
•
•
~. 1 .•
•
•
•
•
•
•
1 InleidingEen ureum-plant bij DSM heeft een totale afvalwaterstroom van 31 ton per uur. De samenstelling van deze stroom is: 1% (w/w) ureum, 5,6% (w/w) ammoniak en 3,6% (w/w) kooldioxide. Om
milieu redenen moet de stikstofbelasting tot 10 ppm gereduceerd worden.
Ureum kan hydrolytisch omgezet worden in ammoniak en
kooldioxide, welke weer teruggevoerd kunnen worden naar de synthesesektie. Deze hydrolyse van ureum tot ammoniak en kooldioxide volgens de volgende reactie:
CO(NH2)2 + H20
<=>
CO2 + 2 NH3kan zowel thermisch als enzymatisch geschieden. In dit
fabrieksvoorontwerp worden deze beide processen op commerciële basis met elkaar vergeleken. Hierbij is uitgegaan van een voorgaand fabrieksvoorontwerp [1], welke economisch
geoptimaliseerd en wat betreft de kostenberekening uitgebreid is. De enzymatische hydrolyse kan continu uitgevoerd worden in een meertraps fluïde-bed zonder de door la Riviere en van den Oever genoemde problemen [1], zoals het semi-discontinu
werken, met als gevolg hogere personeelskosten.
Voor een commerciële evaluatie is een reële schatting van de kostprijs van het geïmmobiliseerde enzym noodzakelijk. Om deze reden is een ontwerp gemaakt voor de immobilisatie van
Bacillus Pasteurii met een capaciteit van 500 kg/week. Er is gebleken dat het moeilijk is de door NOVO gegeven
specificaties voor beginactiviteit en stabiliteit te halen. Dit heeft grote gevolgen voor de commerciële discriminatie tussen beide hydrolyse processen. Het wordt daarom van belang geacht de invloed van enzym stabiliteit, beginactiviteit en energieprijs op de discriminatie tussen beide processen te bepalen. Gestreefd wordt een gebied te kunnen afbakenen binnen welke grenzen een van beide processen commercieel de voorkeur
•
•
~. 2 .•
•
•
•
•
•
•
•
•
2Uitgangspunten voor het ontwerp
Voor het maken het van ontwerp wordt uitgegaan van een continue afvalwaterstroom van 31 ton per uur met een samenstelling in massaprocenten van [2]:
89,8% 1,0% 5,6% 3,6%
Om de reactie zover aflopend te maken dat aan de eis van
10 ppm wordt vodaan, mag de ingangsconcentratie ammoniak niet boven de 1% (w/w) liggen omdat het strippende effect van de stoom anders ontoereikend is [2].
Voor het enzymatische proces met urease van geimmobiliseerde B. Pasteurii op zand geldt ook een evenwichtssituatie. Omdat niet met levende organismen gewerkt wordt is het hydrolyse proces niet aflopend, wel zal het evenwicht gunstiger liggen als bij de thermische hydrolyse, hetgeen ook noodzakelijk is omdat het strippende effect van de stoom hier niet aanwezig is. Omdat tijdens experimenten is gebleken dat produkt
inhibitie optreedt, maar het nog onduidelijk is in welke mate dit gebeurt, is ervan uitgegaan dat voor de enzymatische
hydrolyse dezelfde eisen aan de ingaande vloeistofstroom van de hydrolyser gesteld moeten worden. Het reduceren van het ammoniakgehalte geschiedt in de predesorber, aangenomen is dat als het ammoniakgehalte in de uitgaande vloeistof stroom tot 1%
(w/w) daalt het CO
2 gehalte tot 0,1% (w/w) daalt [1,2]. In
de hydrolysestap wordt het ureumgehalte teruggebracht tot 9 ppm. Voor de samenstelling van de uitgaande vloeistofstroom van de hydrolysestap is uitgegaan van de door Bruls [2]
gegeven verhouding:
CO(NH2)2 : NH
3 : CO2 = 10 ppm : 1,34% : 0,017% (w/w)
De tweede desorber reduceert het ammoniakgehalte tot 1 ppm in de uitgaande vloeistofstroom. Samen met de 9 ppm ureum voldoet dit aan de eis voor de stikstofbelasting.
De retourstroom wordt naar de synthsessektie van de fabriek
teruggevoerd en dient daarom zo min mogelijk water te
bevatten.
Er is stoom aanwezig bij twee drukken: 4 en 15 bar.
Voor het bepalen van de kostprijs van het geïmmobiliseerde enzym is uitgegaan van de immobilisatie procedure op
- - - -- - - -- - - - --
---•
•
:
.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
3
Bij het ontwerp is uitgegaan van een capaciteit van
500 kg/week. Verder is aangenomen dat geproduceerd enzym met verschillende beginactiviteit en stabiliteit dezelfde
kostprijs heeft.
Voor de fermentatie is ervan uitgegaan dat perslucht aanwezig is.
Aangenomen wordt bovendien dat afgekeurde korrels worden geloosd, eventueel kunnen deze teruggevoerd worden.
De tijdens de immobilisatie gebruikte chemicalien
hexamethyleendiamine en glutaaraldehyde zijn irriterende
stoffen. Salpeterzuur is een bijtende stof, de MAC-waarde is 2 ppm. Aan de hand van de literatuur [4,5] is zowel voor de produktie van geimmobiliseerd enzym als voor de
afvalwaterzuivering gekozen voor austenitisch roestvaststaal 316, daar dit zeer corrosiebestendig is. Dit is vereist omdat anders.het ~~zym vergiftigd kan worden en omdat NH3 met CO
2 corroslef zlJn.
r - -
---•
•
[0.r
I 2.1.I
•
•
•
•
•
•
4
Lijst van fysische constanten
fz+e
f z (Je d p Km= dichtheid geimm. urease korrel = dichtheid zand
= dichtheid cellen
= deeltjes diameter (geimm. korrel)
=
affiniteitsconstantebeginactiviteit gelmm. urease = halfwaardetijd geïmm. urease MNH = molecuulgewicht ammoniak 3
M
= molecuulgewicht ureum CO(NH2)2 C'o
g = molecuulgewicht kooldioxide molecuulgewicht water= doorstroomcoefficient zeef schotel = doorstroomcoefficient valpijp = gravitatie constante 1520 2600 3 kg/m 3 kg/m 1080 kg/m3 0,83 10- 3 m 10 kg ureum/m3 1,5-8 10- 3 s-l 150-1500 hr 17 kg/kmol 60 kg/kmol 44 kg/kmol 18 kg/kmol 0,67 0,55 2 9,82 mis
I
I
,•
•
-•
•
•
-·
e
-I
II
I
-3 •
5
ProcesbeschrijvingHet processchema van de enzymatische hydrolyse is gegeven in schema A. De ureumbevattende afvalwaterstroom van 42'C en 1 atm wordt opgevangen in het opvangvat Vl.
Nadat de stroom op 3,5 bar is gebracht met pomp P3 en warmtewisselaar H2 gepasseerd is komt ze met 118'C en 3,5 atm de predesorber T4 in.
In deze predesorber wordt het ammoniakgehalte in de
afvalwaterstroom gereduceerd tot 1% met stoom welke uit de nadesorber T9 komt en dus al wat ammoniak en kooldioxide bevat, echter nog ver genoeg beneden het evenwicht. Deze stroom levert tevens de warmte nodig voor het verdampen van ammoniak en kooldioxide omdat de stoom uit deze stroom
condenseert. De stroom verlaat de predesorber op 3,5 atm en 139'C. De stoom die de predesorber verlaat wordt teruggestuurd naar de synthesesektie.
Omdat de enzymatische hydrolyse optimaal werkt bij 35'C [2] moet de afvalwaterstroom gekoeld worden van 139'C tot 35'C. Dit gebeurt met warmtewisselaar H2 en koeler H6.
De enzymatische hydrolyser bestaat uit een schotelkolom,
waarin het geimmobiliseerde enzym boven ingevoerd wordt en de afvalwaterstroom beneden. Elke schotel werkt als een fluide bed. Door de vloeistofstroom telkens even te onderbreken, vindt doorregenen van het geïmmobiliseerde enzym plaats. De afvalwaterstroom die de hydrolyser verlaat bevat 9 ppm ureum, 1,34% (w/w) ammoniak en 0,0117 % (w/w) kooldioxide. De
ammoniak en de kooldioxide worden verwijderd in de nadesorber T9 door desorptie met lage druk stoom, welke ook de benodigde energie levert. Alvorens de afvalwaterstroom de nadesorber bereikt, passeert ze de warmtewisselaar H8, welke de stroom op 126'C brengt. De afvalwaterstroom die de nadesorber verlaat heeft een stikstofbelasting onder de 10 ppm en kan geloosd worden nadat ze gekoeld is tot 40'C door passage van
warmtewisselaar H8 en koeler H10.
Schema C toont het processchema van de immobilisatie van Bacillus Pasteurii op zandkorrels. Bacillus Pasteurii wordt opgekweekt in een batch fermentatie-trein ~an 4 fer~entoren
met oplopend volume van 3,5 1, 70 1, 1,4 m en 20 m. Dit is noodzakelijk omdat 5% voorkultuur geent moet worden en een eindopbrengst van 625 kg natte cellen nodig is bij een concentratie van 14-15 g natte cellen/I. De cellen worden vervolgens afgescheiden in een nozzle-centrifuge en hierin
gew~~sen ~et KH 2P04 . Voor het ~mmob~liseren is van een batch-geWlJze dlscontlnue procesvoerlng ultgegaan. Zand wordt
gewassen met salpeterzuur en vervolgens in een konische menger met roterende schroef gebracht, waarin het gecoat wordt met een in een apart vat bereid coat-mengsel. Drogen vindt plaats
I,---~-~---
-•
•
..
•
•
•
•
I.•
•
•
•
6
in een fluïde bed droger. Door een tweetal zeefplaten wordt lucht geblazen. Tevens wordt dit apparaat als zeef gebruikt, nadat de lucht is stopgezet. Te kleine deeltjes vallen door de tweede zeef, terwijl sammen geklonte te grote deeltjes op de eerste zeef blijven liggen. Vervolgens vindt immobilisatie van de cellen plaats door toevoegen van het cellen-immobilisatie-mengsel aan gecoat zand in eenzelfde konische menger met roterende schroef. Na drogen met stikstof in een fluïde bed droger wordt het geïmmobiliseerde enzym verpakt en koel bewaard onder stikstof .
Het proces schema van de thermische hydrolyse is gegeven in schema B. Het belangrijkste verschil met de enzymatische hydrolyse is uiteraard de hydrolyser. In de thermische hydrolyser wordt in tegenstelling tot de enzymatische
hydrolyser bij hoge temperatuur (195'C) en druk (gem. 14 bar) gewerkt. Hierdoor moet de warmtewisseling worden aangepast en is een stevigere kolom nodig. Een ander verschil met de
enzymatische hydrolyser is dat nu zowel de gasstroom uit de nadesorber als ook de gasstroom uit de hydrolysekolom naar de predesorber worden teruggevoerd. De gasstroom uit de
hydrolysekolom wordt geexpandeerd van 13 tot 3,5 bar, waardoor de temperatuur van 192'C tot 164'C daalt. De vloeistofstroom uit de thermische hydrolysekolom moet ook van 15 tot 3,5 bar geexpandeerd worden. De warmtewisselaar hoeft de stroom maar tot 147'C te koelen verdere koeling wordt bereikt door
expansie, hierdoor onstaat een vloeistof/damp evenwicht bij de evenwichtstemperatuur 139'C.
•
AFVALWATER u.-.uml.brt.k•
•
GEMM ~ SCHEMA A V 1 VOORRAADVAT H 2 WARMTEWISSELAAR P 3 CENTRFUGAAlPOMP T .. YOORDESORBER T ~ ENZYMATISCHE HYDROlYSER H 6 I<OE.lER P 7 CENTRifUGAALPOMP H 8 WARMTEWISSELAAR T 11 NADESOBER H10 KOELER•
•
•
•
•
NH,/COZ/HzO-m .. ng'''1 naa, Synth ... ktle
T9 STOOM ~ .... GEZUIVERD WATER AFVALWATER
SCHEMA'S VAN ENZYMATISCHE (SCHEMA A) EN THERMISCHE (SCHEMA B) HYDROLYSE VAN UREUM IN AFVALWATER
t 8aa,t de la Failie E.s. van Do ... bu'g
o
St'Oomnr.D
T .. mp. In·C0
Ab.oIute d,uk In ba'r.V.O. No 26~ ", .. 1 1986
•
•
•
NH3/C02/H~-m .. ng ... 1 naa' Svnth ... s .. ktie V 1 VOORRAADVAT H 2 WARMTEWISSELAAR P 3 CENTRFUGAAlPOMP T .. VOOROE.SORBER H ~ WARMTEWISSELAAR T8 STOOM SCHEMA B P 6/CENTRFUGAAlPOMP T 7 THERMISCHE HYDAOl YSER T 8 NADESORBERH 11 KOELER
•
ZUUR LOOG ENT--
I ,
~
Perslucht Stoom ZAND HNO) ___ TE_..:R-,-_~~_~ M1 ~~F M 2 MENGER F 3 S TER1ELFLTER F 4 S TERIELFt. TER R!> FERMENTOR M 6 I(()NISCH( MENGER•
F4MET ROTERENDE ~HROEF
•
•
GDA ~ ____ ~ ~r.lucht COATEN F 7 STERIELFILTER R 8 FERMENTOR P 9 POMP MlO MENGER F 11 STER1ELFILTER M12 FLUIDE BED DROGER•
FERMENTAnE AGAR EPILINK HMD WATER EPIUNK HMD PEl ~ R 13 FERMENrOR M14 MENGER P"6 POMP F 16 STER1ELFILTER•
M'7 KONISCHE MENGERMET ROTERENDE SCHROEF
•
•
I M M08I LISEREN R18 FERMENTOR T 19 OROOGKOLOM C20 COMPRESSOR M2' CENTR1FLGE M22 FLUIDE BED DROGER•
-
0
,•
•
rTl~:
~21
i
I
BIOMASSA N2 CD GEIMMOBILISEERO UREASE NAAR KOELCELBEREIDING VAN GEIMMOBIUSEERD UREASE (HYDROL KAn OP ZAND
ta.rt ~ 18 FeII~ ES "., Doesburg
Sc
hema
C
F.V.O. No. 26!>8 MeI 1986•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
9
4. Procescondities, apparaatkeuze en optimalisatie
4.1. Enzymatische hydrolyse
Kinetiek
De kinetiek van de door het enzym gekatalyseerde reactie kan volgens BruIs [2] beschreven worden met de Michaelis-Menten kinetiek: R = R max C K + C m ( 1) waarin: R R Cmax K m = omzettingssnelheid = max. omzettingssnelheid ureumconcentratie affiniteitsconstante (kg
ureum/m~
vloeistof/sj (kg ureum/m ~loeistof/s) (kg ureum/m 3 vloeistof) (kg ureum/m vloeistof)Uit voorgaand onderzoek [1] is gebleken dat het enzym niet stabiel is, maar dat de activiteit afneemt in de tijd. Voor de afname van de omzettingsgraad in de tijd kan de volgende formule opgesteld worden:
R max waarin: z+e 1 - [ [ exp(-kt) ( 2) aO
=
[ beginactiviteit (~g ureum /kg 3enzym/hr)volume fractie vloeistof (m vloeist./m reacto5)
dichtheid geimmobiliseerde enzymkorrel (kg/~l)
k z +e
=
verouderingsconstante (hr )t tijd (hr)
volume fractie enzym (m3 vloeist./m3 reactor)
1-
E.
=
Aangenomen is dat geen diffusie limitatie optreedt in de fluid-bed reactor en in de enzymkorrels.
In [1] is ubt de Thiele modulus de efficiency bij Oe orde
kinetiek (n
=
1) en 1e orde kinetiek (n=
0,96) berekend.Specificaies enzymmateriaal
Volgens DSM [2] heeft het enzym materiaal de volgende eigenschappen: deeltjes diameter dichtheid zand dichtheid enzymdeeltje affiniteitsconstante : d
:
p~
: ;; z+e : K m -3 0,8 10 ~ = 2600 kg/m 3 1520 kg/m 3 10 kg ureum/m vloeistof•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
10 ~Om de invloed vap de enzymstabiliteit op de commerciêle discriminatie tussen het enzymatische en thermische proces te bekijken, is het enzymatische proces doorgerekend voor de volgende waarden voor de halfwaardetijd Th: lSO, 300, 750 en 1500 hr. Deze waarden liggen tussen de NOVO specificatie voor het geïmmobilisèerde urease Th = 1500 hr en de door DSM
bereikte stabiliteit Th = 150 hr.
Voor het bepalen van de invloed van de beginactiviteit op de commerciële discriminatie wordt het enzymatische proces
doorgerekend voor de volge~~e waar33n voor_~e -3
beginactiviteit a
O: l,S 10 , 3 10 , 5 10 en 8 10 kg ureum/kg enzym s.
Ook deze waarden liggen tussen de NOVO-specificatie en de door DSM behaalde resultaten.
Reactor beschrijving
Om het enzymmateriaal optimaal te benutten wordt de
enzymatische hydrolyse als tegenstroom proces uitgevoerd. Het enzym met de laagste activiteit komt dan in contaèt met
afvalwater met de hoogste ureumconcentratie en omgekeerd.
Voor de hydrolyse wordt uitgegaan van een meertraps fluïde-bed met een pulserende vloeistofstroom. De vaste fase wordt
getransporteerd door het periodiek doorregenen van het geïmmobilisgerde enzym naar een lager gelegen schotel, als gevolg van de korte onderbrekingen van de vloeistofstroom. Bij een groter enzymverbruik moet het aantal malen doorregenen per tijdseenheid vergroot worden. Er is voor deze uitvoering
•
•
•
•
•
•
,
.
•
•
•
•
•
11Berekening van de enzymatische hydrolyser
Voert men in een gepakt bed de snelheid van het fluïdum op, dan zal de drukval over het bed evenredig met de fluïdum snelheid toenemen. Dit gaat door totdat een situatie wordt bereikt waarin de kracht op het bed gelijk is aan het
schijnbare gewicht van de deeltjes. Door de stroming expandeert het bed. De deeltjes raken in gefluïdiseerde
toestand, die wordt gekarakteriseerd door een goede menging, vooral van de deeltjes, deze zijn homogeen over het bed
verdeeld. Vandaar de aanname; geen externe diffusielimitatie. Voert men de snelheid verder op dan worden de deeltjes uit het bed geblazen, te beginnen met de kleinste deeltjes. De
lineaire vloeistof snelheid v
o
moet dientengevolge tussen de minimum fluïdisatiesnelheid en de maximumfluïdisatie-snelheid, die gelijk is aan de stationaire valsnelheid v , liggen. Om een uniform gefluïdiseerd bed te krijgen moetSde hoogte van het bed niet veel groter zijn dan de diameter. Gekozen is voor H/D=l en H/D=2. Omdat de doorregentijd kort is ten opzichte van de procestijd wordt de doorregentijd verwaarloosd. Omdat tevens frequent wordt doorgeregend wordt de vaste stof stroom als continu beschouwd.
Vloeistofsnelheid Voor 1
<
Redeeltje [6] c (Re) 2
w
s<
103 geldt voor de valsnelheid vwaarin: c
R'g
weerstandscoefficient Reynolds van een s (3 ) Re ,0 s IReynolds betrokken op de valsnelheid = dichtheid van de vloeibare fase
(-) (-) (-) 3 (kg/m ) ( ' L g
= viscositeit van de vloeibare fase = gravitatieconstante
(pa
2)
(mIs)
2 -3 3
Invullen van g39,8 mis,
re
=0, 7!j4 10 Pas, (J=9~4 kg/mf
=1520 kg/m , en d =0,83 10 m geeft C (Re) =7548.I~t~rpolatie
in tabelP
1 levert Re=79. Dit~eeft
voor de valsnelheid v =0,069 mis. Dit is gelijk aan de maximumfluïdisatie s~elheid. De minimum fluïdisatie snelheid volgt uit onderstaande vergelijking [6]:
v
Ol ' D u
J2
= [170 vOi
-V Du (1- [ ) + 1,75}-1 ( -r.»E3
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
1
2
waarin: vOi
'
V
= minimum fluidisatie snelheid
kinematische viscositeit (m (~I Is) s)
Volgens Richardson en Zaki [6,7] kan de expansie van een gefluidiseerd bed berekend worden met :
waarin:
n = (4,4 + 18d/O)Re-O,1 1
<
Re<
200( 5)
De fluidumsnelheid is berekend voor verschillende
volumefracties vloeistof. Telkens is nagegaan of deze snelheid tussen de berekende grenzen ligt. Is de fluidumsnelheid
eenmaal bekend dan kan de kolomdiameter bepaald worden uit: 4 <jÓ
o
= ( v )0,5 (6)V
o
Irwaarin:
o
= diameter van de kolom~ = volumestroom van de vloeibare fase
'f'v
3 (m)
(m Is)
Hydrodynamisch gedrag van de vloeibare en vaste fase
Volgens Bruinzeel [8] is de stroming van de vloeibare fase te beschrijven met het "Continu Ideal Stirred Tank Reactor (CISTR)" model. Het aantal CISTR's in serie bedraagt 11 per meter bedhoogte. Dit aantal is volgens Bruinzeel
onafhankelijk van de deeltjesgrootte, de kolomdiameter, de vloeistofsnelheid en de bedhoogte, indien deze parameters zich binnen bepaalde grenzen bevinden. De waarden van deze parameters bij dit ontwerp vallen volgens la Riviere en van den Oever [1] bij benadering in de gegeven intervallen. Voor de geimmobiliseerde enzymdeeltjes wordt aangenomen dat ze
homogeen over het kompartiment verdeeld zijn. Aangenomen wordt dat per kompartiment de geimmobiliseerde enzymdeeltjes
dezelfde activiteit hebben. In stationaire toestand is de
verdeling van de activiteit over de kolom onafhankelijk van de tijd.
De massabalans over 1 CISTR
Over 1 CISTR geldt voor de massabalans:
V
~
v (C in - Cuit ) = ( c R Y=>
C=
[ V c R + C. Y ~v ln ( 7)•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
13
stel Q = - - RE.
V c Y.p
v max C=>
C=
-Q K+C + Cin waarin: C. Cln V c yde ingangs concentratie ureum
= concentratie ureum in de CISTR
= volume van een kompartiment y
aantal CISTR's per kompartiment
Uit de massabalans volgt de volgende vierkantsvergelijking voor C: C2 + (K - C. + Q) . C -K C. ln ln ste 1 P K - C. + Q ln
°
=>
C=
(-P + (P2 + 4K.C. )0,5)/2 lnC wordt C. voor de bovenliggende CISTR.
De uitganq~ concentratie van de CISTR wordt de ingangs concentratie voor het volgende kompartiment.
Computermodel voor de enzymatische hydrolyse
( 8)
Het flowschema en het programma van dit model zijn gegeven in bijlage 1
Na de invoerprocedure berekent het programma in de regels 47 t/m 51 de minimum vloeistofsnelheid (afhankelijk van
epsilon ), en de vloeistofsnelheid uit de valsnelhei v . V
s s
wordt ingevoerd omdat ze onafhankelijk van [ is.
In de regels 53 en 54 worden de diameter van de kolom en de hoogte van een kompartiment berekend.
In de regels 55 en 56 worden het volume van het kompartiment en de hoeveelheid enzym per kompartiment berekend.
Regel 59 bepaalt het aantal CSTR's per kompartiment. In de
regels 64 t/m 73 wordt volgens de massabalans en de Michaelis-Menten vergelijking de uitgangsconcentratie ureum uit de kolom berekend.
De regels 74 t/m 81 zijn criteria voor de iteratie. Als zelfs met de maximale tijd de vereiste uitgangsconcentratie niet gehaald wordt, wordt gestopt evenals wanneer bij de minimale tijd de vereiste uitgangsconcentratie al overschreden is. N wordt dan opgehoogd.
In regel 82 wordt het enzymverbruik per uur berekend. Na elke berekening wordt het aantal kompartimenten met een opgehoogd.
Als de totale verblijf tijd van het enzym bij toevoeging van een extra kompartiment niet meer dan 1% met de vorige
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
14
verschilt wordt het zinloos geacht nog een extra schotel te berekenen, omdat dit dan nauwelijks invloed heeft op de
uitgangsconcentratie. Er is dan namelijk evenveel enzym nodig en ook nog eens een extra compartiment.
In de regels 89 t/m 102 worden de enzym kosten de kolom kosten en de totale kosten berekend.
Optimalisatie van de enzymatische hydrolyser
Voor elke combinatie van beginactiviteit en stabiliteit is de enzymatische kolom doorgerekend voor verschillende
waarden van [ .
Steeds is voor elke combinatie die waarde van [ en dat aantal schotels gekozen waarbij de som van de enzym kosten en de hydrolysekolom kosten het laagst zijn.
De resultaten zijn weergegeven in tabel 2 + 3.
Het activiteitsverloop over de schotels is weergegeven in figuur 1.
Met deze waarden is het verdere proces doorgerekend.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
. __ ._ - - - -- -- - - --15
4.2. Thermische hydrolyseDe hydrolysekolom werkt met stoom van 15 bar, die aan de
bodemzijde wordt ingevoerd. De stoom wordt zowel gebruikt voor
het opwarmen van de proces stroom als ook als strippende fase. De druk en temperatuur aan de top van de hydrolysekolom
bedragen 192'C en 13 bar. Aan de bodemzijde bedraagt de druk 15 bar en de temperatuur 198'C.
Aan de hand van de enthalpiebalans wordt de ingangstemperatuur van de processtroom, die boven in gevoerd wordt, zo bepaald dat zo min mogelijk stoom nodig is en dat de warmtewisselaar niet te groot wordt.
Het totaal van massabalansen over de waterstromen en de
enthalpiebalansen levert een stelsel met twee vrijheidsgraden, hierdoor is het mogelijk de twee ingaande stoomstromen te
kiezen.
Omdat blijkt dat de stoomkosten kostenbepalen zijn, wordt het systeem doorgerekend, met behulp van de computer, totdat de hoeveelheid benodigde stoom minimaal is. Als limitatie wordt
gesteld dat de HIO verhouding van de desorbers kleiner of
gelijk is aan 10. Omdat een deel van de stoom in de
hydrolysekolom condenseert, wordt voor de dimensionering van de kolom uitgegaan van de gemiddelde gas stroom en
vloeistofstroom. De kolomdiameter wordt zo gekozen dat de superficiele gassnelheid v a l t i j d groter of gelijk is aan
0,01 mis. De diameter van ae kolom wordt dus berekend met de kleinste gasstroom, met onderstaande formule:
4
ebv
0,5 0 = ( -r(v s waarin:o
çbv v s= diameter van de hydrolysekolom
= volumetrische gas stroom
superviciele gassnelheid
(9 )
3 (m)
(m Is)
(mis)
Aangenomen wordt dat de hydrolyse beschreven kan worden met een eerste-orde reactiekinetiek en dat de kolom beschreven kan
worden als een aantal CSTR's in serie. Voor het
concentratieverloop geldt dan:
C
=
(1 + k t)-NCo
waarin: CCo
k einconcentratie ureum initiele ureumconcentratiegem. reactiesnelheids constante
(10) (ppm)
( PET)
(min ) .; 'lI
•
•
•
•
•
•
i
·
i
•
•
t N16
gem. verbijftijd per schotel aantal schotels
(min) (- ) Uit metingen [2] is gebleken dat de reactiesnelheidsconstante als volgt berekend kan worden:
12
k = 1,076 10 exp(-13677/T)
waarin:
T = absolute temperatuur
Experimenten [2] hebben aangetoond dat deze eerste orde
kinetiek tot dicht bij het evenwicht gebruikt kan worden.
(11 )
(K)
Om de verblijf tijd van de vloeibare fase te berekenen is het
noodzakelijk dat de volumefractie vloeistof bekend is. Deze is bepaald als de volumefractie gas bekend is. Voor de volume
fractie gas
E.
geldt:g v [ = s g v c b + vl . s waarln: c
v
l = vloeistof circulatie snelheid in het
midden van de kolom
= stijgsnelheid van de bel (=0,25)
(12 )
(m/s) (m/s) De superficiele vloeistofsnelheid beinvloedt de vloeistof circulatiesnelheid alleen als deze veel groter is dan de superficiele gassnelheid. Hiervan is in dit ontwerp geen
sprake, zodat voor de vloeistof circulatiesnelheid gesteld kan worden:
0,9(g D
v
)1/3s
Voor de verblijf tijd op een schotel geldt (1 - [ ) V
t -
-
çp
60 g1 waarin:
V = volume van 1 schotel
~l volumestroom vloeibare fase
Omdat H/D~0,5 [2] geldt
V =
1.
îf D21.
D =~8
'
D34 2
Hiermee wordt de verblijf tijd dan: (1 -
E.
)
D3 g t = 8 60rfJ
l (13 ) (14) (15) (16)•
•
•
•
•
•
•
•
•
I I•
•
•
17
Invullen van de verblijf tijd, de concentratie CO=10.000 en eindçoncentratie C=10 in formule 10 geeft het aantal
theoretische schotels. Voor het bepalen van het aantal
practische schotels wordt uitgegaan van een rendement van 75% [2]. In tabel 4 staan de resultaten van het computerprogramma voor verschillende waarden voor de beide stoomstromen. De optimale waarden voor de massastromen zijn vermeld in de massa en enthalpiebalans (bijlage 4 + 5). Verder geldt in de
optimale situatie: t 2,9 min t g 0,016 El 0,984 D 1,65 m N = 14 Ntherm= 19
H~~t
15,5 mDe predesorber en nadesorber zijn op dezelfde manier berekend als voor het enzymatische proces. De resultaten staan vermeld in de apparaten lijsten.
I
.
I
e
I I II
e
•
•
I
e
I I•
•
•
e
18
4.3. Berekening desorbersDe desorbers worden zo geoptimaliseerd dat zo min mogelijk stoom nodig is en dat de H
t t/D van een desorber kleiner dan
10 is. 0
De desorbers worden gedimensioneerd op de ammoniak concentratie omdat deze component het moeilijkst te verwijderen is [1].
Uit de massabalans kunnen de ureum, ammoniak en kooldioxide stromen berekend worden. Uit de massabalans en de
enthalpiebalans samen kunnen dan vervolgens de waterstromen berekend worden.
Evenwichten desorbers
Voor de verdelingscoëfficiënten is in dit ontwerp uitgegaan van de door la Riviere en van de Oever [1] gevonden waarden. Aan de hand van Koalsky [9] vinden zij uit massabalansen en ladingsbalansen met de empirische formules uic [9] :
K = 11
Kpredesorber = 12 nadesorber
en de evenwichtslijn in het McCabe-Thiele diagram.
Predesorber
Uit de massa- en enthalpiebalans volgt voor de molfracties ammoniak: x. 0,059 l 0,41 Yu = x 0,011 u 0,107 y. = l waarin:
x,y de molfracties in L resp. G stroom i,u : ingaande resp. uitgaande stroom
In fig
2
is het McCabe-Thiele diagram getekend. De bepaling van de evenwichtskromme is beschreven in lito [1]. Er blijken 5 theoretische schotels nodig te zijn (zie fig 2), om degewenste scheiding te bereiken.
De dimensionering van de kolom is gemaakt aan de hand van lit [10]
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
I
19
waarden van de massastromen.
L = (8,6111 + 8,4074)/2 = 8,5092 G (1,5737 + 1,3701)/2 = 1,4719
kg/s kg/s
Voor de verdere dimensionering van de kolom moet allereerst de flowparameter berekend worden.
Voor de flowparameter geldt de volgende formule:
rf;
=~
(L:L)0,5G
P
l
waarin: rIJ L = flowparameter= massastroom vloeibare fase massastroom gasfase
= dichtheid gasfase
dichtheid vloeibare fase
De dichtheid van de gasfase wordt berekend met:
;0g
P M
R T
waarin:
P = gemiddelde druk in de "kolom
M = molekuulgewicht van de gasfase (=water)
R = gasconstante
T = gemiddelde temperatuur in de kolom
(17) (-) (kg/s) (kg/j) (kg/m 3) (kg/m ) (18 ) (N/m2) (kg/mol) (J/mol K) (K) Voor de dichtheid van de vloeibare fase wordt de dichtheid van water bij de gemiddeld
3
temperatuur ~n de kolom genomen[5] .Dit geeft ~ =1,85 kg/m , ~ =928 kg/m en ~=0,26. Voor de een aantal dimeHsies van de kolom worden de onderstaande waarden aangenomen : H
w
s d bg = = = hoogte overlooprand steek perforatie gatdiameter lengte overlooprand per schoteloppervlakschotelafstand
vrije ruimte schotel
50 10-3 25 10-3 2 5 10-3 m 0,5 0,4 0,1 Uit fig ~ volgt dan dat de belastingsfactor bij "flooding"
m m m m/m 2
m (berekend op de kolomdoorsnede)
A
=0,052 mis en dat 14% van het schoteloppervlak beschikb~á~ats voor de bovenkant van de valpijp. Als gewerkt wordt bij een belastingsfactorÀ s van 75% van . ~ s max betekent dit dat
A
s =0,039 mis. Aangezlen geldt: 'u
g À s
.(~)0,5
P
g
•
•
•
•
•
•
•
'
.
•
•
•
II
ii
.
I
20 waarin: u g = gassnelheid (mis)volgt hieruit voor de gassnelheid u =0,87 mis.
Met u bekend is het mogelijk het o~pervlak van de schotel te be~alen: A
=
waarin: A Gp
u g g= oppervlak van de schotel
2
Invullen van de gegeven waarden geeft A=0,91 m . Dit betekent een diameter van 1,1 m.
(20)
Vervolgens dient de rest van de kolomdiameter zo bepaald te worden dat binnen de belastingsgrenzen gewerkt wordt.
Voor zeefschotels geldt voor de heldere vloeistofhoogte:
hl = 0, 6. (Hw) 0 , 5 . (
~
) 0 , 2 5 . s 0 , 2 5 ( 2 1 ) -2Invullen geeft h =4,5 10 m
Om geen vroegtijdige flooding te krijgen moet de tegendruk groot genoeg zijn. Uitgedrukt in vloeistofhoogte geeft dit:
1 6H =
Tg
waarin: uIF
'.l.. - g - ) CD CD = doorstroomcoefficient (voor zeefschot~~s C D=0,67) Invullen geeft AH=6,2 10 mVoor een goede werking van de valpijp
LlH vp
<
0,5 (H s + H ) wwaarin:
moet gelden:
~H = vloeistofhoogte van de valpijp vp - 6 H + hl + hs
Gekozen is voor: 6H + hl + h = 0,5.H Dit geeft h =0,093 m s s
Uit onderst~ande formule kan de vloeistofsnelheid u in
de uitlaatspleet bepaald worden: l,sp
h s 1
Tg
u l,spleet ]2 C ' D (22) (-) (23) (m) (24 )•
•
I•
•
•
•
•
•
21
waarin: Co' = doorstroomcoefficient (=0,55)Invullen geeft uI ,sp ee 1 t=0,74
mis
Voor de perforatiestuwdruk geldt:
u
IF
2
P
=
0,5 (-i ( - g - )p g CD
(- )
(25)
deze moet kleiner zijn dan de statische druk om ~oorregenen
te voorkomen. De perforatiestuwdruk A P =70,5
Nim
ligt bovende minimale waarde, zie fig ~.
P
Berekening schotelrendement
De stofoverdrachtscoefficient vloeistofzijde k
l wordt
geschat met de formule:
k = 1 waarin:
fll
2,6 10- 51.
0,25 1viscositeit van de vloeistoffase bij de gemiddelde temperatuur in de kolom
(26 )
(Pa s)
Voor de viscositeit van de vloeistof wordt uitgegaan van de
formule [8]:
waarin:
= 1,3272(20-T)-0,001053(T-20)2
T+105
= viscositeit van de vloeistoffase bij temperatuur T
= viscositeit van de vloeistoffase bij 20'C temperatuur
( 27)
(Pa s) (Pa s) ( 'C)
V?or T=139'C wordt b~ermee gevonden ~T=0,195
Dlt geeft k =2,2 10
De
stofover~rachtscoefficient
gasfase wordt geschat met de formule: k = 0,13 g ?g Invullen geeft k =0,07 Uit onderstaandegvergelijking: uK~
= m~
Lkan (m) de verdelingscoefficient als verhouding van de
(28)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
22coticentraties bepaald worden.
Uit fig 1 blijkt dat de verdelinscoefficient als verhouding van de molfracties (K) 92middeld 11 is.
Hieruit volgt m=2,18 10 .
Met deze gegevens kan de overall stofoverdrachtscoefficient
gaszijde (K ) berekend worden.
og K
og
1
-3
Invullen geeft K =8,83 10 mis.
Het overall aant~~ schotels aan de volgt berekend worden:
N og = waarin: k a og u g
gaszijde (N ) kan als og
a = grensvlak per m 2 schoteloppervlak
Voor a geldt: (ugu l
(f
gP
I)0,5)0,6 b .() a= 11,5 waarin:cr
= grensvlak spanning (=0,07) 2 2 (3 0) (31) (32 ) (Nim)Invullen geeft a=46,7 m
Im
en N =0,472Hieruit volgt voor het plaatseli~~e schotelrendement gaszijde
E pog
E 1 - exp ( -N ) ( 33)
pog og
Invullen geeft E =0,376
Dit geeft voor hg~goverall schotelrendement gaszijde:
E mog waarin: S 1 = -S (exp(S E pog )-1) = scheidingsfactor ( = KG) L (34) (
-
)Met S=1,9 geeft dit: E =0,55
Voor het gemiddelde scW8~elrendement EO wordt dan uiteindelijk
met onderstaande formule:
ln[l + E (S-l)]
mog
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
23
gevonden E O=0,63Het aantal praktische schotels is dus 8.
Hiermee wordt de kolomhoogte 8 0,4+2 0,5=4,2 m Voor de drukval 6.P per schotel geldt:
A P tot = ~ l ' g H
2
Invullen geeft 567 Nim
Hiermee wordt de drukval over de kolom 0,045 bar.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
NadesorberOmdat het vanwege de lage concentraties niet reëel meer is om het aantal theoretische schotels grafisch uit het MacCabe-Thiele diagram te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de vergelijking: N
=
waarin: Nx.
l X SU ln(x./x (l-l/S) + l/S l u In Shet aantal theoretische schotels ingaande mol fractie ammoniak uitgaande molfractie ammoniak scheidingsfactor (=k G/L) (37) (- ) (-) (-) (-)
Uitgegaan wordt van een gemiddelde verdelingscoefficient K=12 [1]. De gemiddelde gasstroom G=1,44 kg/s en de gemiddelde vloeistofstroom L=8,4774 kg/s. Dit betekent voor de
scheidingsfactor S=2,04. Verder volgt ui~6de massa- en enthalpiebalansen x.=0,017 en x =1,06 10 .
Invullen in formulel 37 geeft 13Utheoretische schotels.
Voor de dimensionering van de nadesorber wordt verder dezelfde werkwijze gevolgd als voor de predesorber. De berekende
•
•
4.4•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
- - - -- - - _ .. _-25
Berekening warmtewisselaars. Warmtewisselaar H2 in schema ADe bodemstroom van predesorber T4 (stroom 5) moet worden
afgekoeld van 139'C tot 61,5'C, waarbij de voedingsstroom van T4 (stroom 2) opgewarmd wordt van 42'C tot 118'C. De
massastroom van de warme stroom m bedraagt 8,4074 kg/s, de w
massastroom van de koude stroom m
k bedraagt 8,6111 kg/s. Hieruit voègt dat de hoeveelheid over te dragen warmte
Q =2,749 10 W. De stofgegevens voor de gemiddelde temperatuur
~an beide stromen, uitgaande van zuiver water, zijn:
koude stroom (T ê =80'C) Cp = 4,1964 lij m J/kg K warme stroom (T 3100'C) Cp = 4,2160gi~ J/kg K À = 0,670 -3 Wim K 2 1 0,3547 10 N s/~ 1\ = 0,681 -3 Wim K 2 'L 0,2818 10 N s/~
r
= 972 kg/mP
= 958 kg/mDe maximaal5toel~atbare drukval voor de stromen bedraagt ~p = 0,5 10 N/m.
De vervuiling zal voor beide stromen gelijk zijn, hierdoor is de keuze van de pijpstroom vrij. In dit ontwerp is gekozen voor de koude stroom door de pijpen.
Het logaritmisch gemiddelde temperatuurverschil is [11]:
waarin: T max · T . mln T - T . max mln T ln( max T . mln = 20,24'C
maximale temperatuur verschil tussen beide stromen
minimale temperatuur verschil tussen beide stromen
Voor de warmtekapaciteis verhouding geldt [11]: T . - T R = Wl WU = 1,020 Tku - Tki waarin: w,k i,u
warme resp koude stroom
= ingaande re sp uitgaande stroom De temperatuursefficiency is [11]~ (38) (K) (K) (39 ) .,
I
I
·
•
I
II
.
II
I
•
•
•
•
•
I
I.
•
•
P = T ku - Tki Twi - Tki = 0,783526
(40) Om een korrectiefact6r F(P,R) groter dan 0,75 te krijgen is een warmtewisselaar nodig met 4 romppassages en 8 pijppassages[11]. Hiervoor geldt F=0,94 (zie fig 5). Hieruit volgt:
6T = F6T
ln = 19,03'C
Uit eerdere berekeningen is gebleken dat de ~otale
warmteoverdrachtscoefficient h + 1100 Wim K Hieruit volgt voor het benodigde oppervlak: u
A = u
O
w
h .oT u = 131,3 m 2 (41 ) Een extra oppervlak van 20% voor in- en uitloop verschijnselen levert:A = 157,6
u
2
m
Gekozen wordt voor een pijpenbundel met uitwendige di~meter
d van 3/4" (=0,019 m) en driehoekige steek s van 1"
(~0,0254 m). De inwendige diameter d.is 0,015 m. Bij een
pijpenbundel bestaande uit 424 pijpeB is de benodigde lengte:
A
1 =
u
= 6,227m
z TC' d u
waarin:
z
= het aantal pijpen(42) (-) De interne manteldiameter van de warmtewisselaar wordt in dit geval (zie tabel 5):
Di = 0,635 m
In dit geval is de lengte diameter verhouding LID kleiner dan 10, zodat dit geen konstruktie technische problemen oplevert. Berekening drukval voor stroming in de pijpen.
Voor de stroomsnelheid ckin de pijpen geldt:
C
k =
pïL/4 d. 2 z .
l l
0,4729 mis (43)
Deze snelheid is, uit oogpunt van vuilaanslag zeer laag, maar omdat het hier om nauwelijks vervuilende stromen gaat, zal dit
•
•
•
•
•
•
•
•
•
I
•
27
geen problemen opleveren. De friktiefactor is afhankelijk van:
= 1,944 104 (44) waarin:
rl viscositeit van de koude stroom (N slm) 2
Voor de frictiefactor wordt hiermee gevonden zie fig 6 (fig A14 l i t [11]) f = 144 0,00023 = 0,03312 Met deze Hiervoor gegevens kan geldt [11]:
de totale drukval uitgerekend worden.
6p = n f 1 [do (1IfJw) + l ' 1 2 4]
"2
P
ck waarin:n = het aantal romppassages Invullen levert:
3 2
~P = 7,716 10
Nim
= 0,077 barDit is-nog ver onder de toegestane drukval van 0,5 bar. Berekening drukval voor de stroming om de pijpen.
Voor de equivalente diameter van driehoekige steek geldt [11]:
D e = 4 [0,86/2 s2 -lT/8 d 2] u 1/2 -rr d u
een pijpenbundel met 0,0182 m
(45) (- )
(46) De keerschot afstand B moet liggen tussen de grenzen B=D. en
B=1/5 D . . Een keerschotafstand van B=0,1448 m levert de l
l
volgende resultaten:
De massastroom per eenheid van oppervlak G is [11]: s m 2 G = (D. w 362,9 kg/s Is) m s
e
B l waarin:e
= de afstand tussen 2 pijpen (=s-d ) u(47) (m) Een keerschotafstand van 0,1448 m betekent dat D./B ongeveer gelijk is aan 4, waarbij een keerschotopening vaÀ 17% hoort,
zie fig 7.
.'
.
'
\
.
I
.
•
•
•
•
,I
I
.
!
I I!
.
•
28
De frictiefactor is tevens afhankelijk van:
Re =
G D
__ s ___ e = 2,344 10 4
'L
w
Voor de frictiefactor wordt hiermee gevonden zie fig 8 (fig AlS lit [11]).
f = 144 0,0033 = 0,4752
(48 )
Voor de drukval van de stroming om de pijpenbundel geldt de formule .van Kern [11]:
f G 2 D, (N+1)
liP = S l (49)
('1/f(w) 2
r
Dewaarin:
N = het aantal keerschotten Invullen levert:
6 P
=
49003 N/m2=
0,49 barDit is nog net onder de maximaal toelaatbare drukval.
Berekening warmteoverdrachtscoefficient ~, voor de stroming
door de pijpen. l
~, kan men berekenen via het Nusselt kental, welke afhankelijk i§ van 4 andere kentallen [11]:
Nu
t
/8
(Re-1000) Pr [1 +(l ) ]
di2/3
1 + 12, 7(
f
18)
112
(pr 21
3
-1) met: -2r
=
(1, 82 log Re - 1, 64 ) hierin is: Re 1,944 1Q3 4 d,11
= 2,41 10 l Cprt
Pr - À -Pr/Pr = 1 w = Invullen levert: Nu = 90,73 2,222 Pr }0,11 Pr w (5 O)•
•
•
•
•
•
I
I
·
•
.
e
•
•
Voor D< . geldt 1 \ 0<. = Nu. -d 1 1 . 12
9
[11] : = 4052 w/m2 KBerekening warmteoverdrachtscoefficient ~ voor de stroming langs de pijpen. u
Voor de warmteoverdrachtscoefficient C>( geldt [11]: u
waarin:
6
H
= de Colburn parameter( 51) (-)
De Colburn parameter is afhankelijk van Reyn~lds. Uit fig 9
(fig A13 l i t [11]) volgt dat bij Re=2,344 10 : ~ H = 125
Invullen van de stofeigenschappen levert: Cp
'1.
Pr=
À = 1,745 waaruit volgt: \)( = 5631 w/m2 K uControle gemiddelde wandtemperatuur
Voor de gemiddelde wandtemperatuur geldt:
0< T T. + u (T T. ) (d./d )
ex.
-wa 1 + D( U 1 1 U 1 U waarin:T. = de gemiddelde temperatuur van de
1
in de pijpen
T = de gemiddelde temperatuur van de u om de pijpen Invullen levert: T = 92 7'C wa ' stroming stroming (52) ( 'C) ( 'C)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
~.
30
VuilweerstandenBeide vuilweerstanden, zowel inwendig als uitwendig, R. en R
zijn geschat met behulp van tabel 6 (tabel A8 l i t [ll]f, de u
gevonden waarden zijn: R. 1 R = 0,001/5,67 = 1,76 10-4 m2 K/W u De totale warmteoverdrachtscoefficient
Voor de totale warmteoverdrachtscoefficient geldt:
hu waarin: du
cr:-1 1 0< . 1 + R.) + 1 1 du ln(du/di) 2,\ Fe 1 + - + o(uÀ Fe = warmtegeleidingscoefficient van ijzer
(=74,4 [16]) Invullen levert: h
=
1088 w/m2 K u (53 ) (W/m K)Deze berekende waarde komt nagenoeg overeen met de geschatte waarde aan het begin van de berekening, dus voldoet dit
ontwerp.
Overige warmtewisselaars
De overige warmtewisselaars zijn op dezelfde wijze
uitgerekend, de berekende waarden zijn te vinden op het
specificatie blad verderop in dit verslag.
Berekening koelers.
In beide processen zijn koelers nodig om de gezuiverde
processtroom te koelen tot 40'C voor deze geloosd kan worden. In het geval van het enzymatische proces is nog een koeler nodig de koeling van de proces stroom tot 35'C voor deze de hydrolysekolom binnengaat. Deze koelers zijn op dezelfde wijze berekend als de warmtewisselaars. Het grote verschil is hier echter dat voor de koeling gebruik wordt gemaakt van
onbehandeld rivierwater, wat een aanzienlijke kans op
vervuiling geeft. Hiebij is het noodzakelijk dat het koelwater
door ~e pijpen stroomt (hetgeen eventueel schoonmaken
vergemakkelijkt) en dat de vloeistofsnelheid boven de 1,5 mis
ligt om vuilaanslag te beperken.
De berekende waarden zijn eveneens te vinden in het specificatie blad.
•
•
5.•
•
5.1.•
•
•
•
•
•
31
De immobilisatie-procedureVoor het ontwerpen van de immobilisatie-procedure wordt uitgegaan van een capaciteit van 500 kg/week. Verder wordt ervan uitgegaan dat 60% van de cellen wordt gelmmobiliseerd.
Gegeven zijn de volgende waarden: .
= 0,55 mm
0,83 mm 3
= 2600 kg/m 3 1080 kg/m
40% (v/v) van ~et deeltje bestaat dan uit zand. Dan is
?z+E=1520 kg/m en krijgt men uit 1 kg zand en 1 kg cellen
ongeveer 0,8 kg gelmmobiliseerd enzym. Dit betekent dat uitgegaan moet worden van 625 kg zand en 625 kg cellen.
Er is uitgegaan van de door NOVO [12] beschreven immobilisatie procedure.
Fermentatie
In de literatuur [12] wordt gegeven dat B. Pasteurii geoogst kunnen worden na 48 uur. De fermentatie stap duurt dus, met vullen en schoonmaken, ongeveer 3 dagen. Er kan dus twee maal per week gedraaid worden.
De concentratie cellen bedraagt ten tijde van het oogsten 14-15 g natte cellen per liter [12] (droge stof gehalte ca. 25%).
Voor 500 kg/week geïmmobiliseerde deelt~es is 625 kg cellen
nodig. Dit betekent een volume van 42 m . 2mdat twee maal per week gedraaid kan worden betekent dit 21 m per keer. De
literatuur [12] geeft dat met 5% van een 1 dag oude
voorcultuur geënt moet worden. Er zijn dan na een voorcultuur 4 fermentatie stappen nodig.
Aangenomen wordt [13] dat een fermentor voor 75% (onbelucht)
gevuld is met alleen vloeistof. Dit be
3
ekent d~t 4 fermentorsnodig zijn met volumina van resp. 28 m , 1,4 m , 70 I en 3,5 1 De in de fermentoren gebrachte lucht wordt door een
sterielfilter geleid alvorens ze in de fermentor komt. De lucht verlaat de fermentor via een drukregelaar ook weer door een sterielfilter zodat geen infectie op kan treden. Het
debiet van de luchtstroom wordt geregeld. Verder is op elke fermentor een pH regeling aangebracht. De afdichting van de roerder moet ook steriel zijn. Het toerental van de roerder
wordt geregeld. De temperatuur wordt geregeld met een
vewarmingsspiraal (koelspiraal) , kleine fermentoren zullen verwarmd moeten worden, grote gekoeld. Het voedingsmedium
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
32
wordt in de fermentor gesteriliseerd door stoom van 120'C door te leiden. Ook alle leidingen worden gesteriliseerd door
stoom door te leiden.
Na de laatste fermentatiestap worden de cellen afgescheiden met een nozzle-centrifuge. Pe~ry [5] geeft voor een 16 inch nozzle centr~fuge met [=20 10 sq.ft. en 6.250 rpm een doorzet van 5,6-34 m /h. Voor bacteriebeslag zal dit lager zijn, maar hiermee is het beslag snel genoeg te scheiden.
5.2. Coaten
5 . 3 •
Alvorens de cellen op het zand aangebracht worden, wordt het zand eerst van een coating voorzien. Het zand wordt hiervoor gewassen met 1,5* zijn volume 2N HN0
3 gedurende 2-3 uur bij 60'C onder voortdurend roeren en vervolgens tot zuurvrij uit te wassem met water.
Gebleken is dat de beste coating wat betreft erosie bestaat uit een mengsel van agar/epilink 360 en hexamethyleen diamine
(hmd) hetgeen verknoopt wordt met glutaardialdehyde (gda). Epilink 360 is een uit caseïne-amide bestaande
betontoeslagstof (AKZO). Het mengsel van 13,5 g agar/40 g 25% epilink en 40 g 25% hmd per kg zand wordt gegeleerd door langzaam tot ca 100'C te verwarmen. Dit mengsel wordt toegevoegd aan het reeds gewassen zand (ca 60'C) in een konische menger met roterende schroef.
Na afkoelen tot 40'C onder af en toe mengen, wordt per kg zand 30 g 25% gda als fijne druppels versproeid, langzaam aan de mengende massa toegevoegd. De massa wordt bij
omgevingstemperatuur gedurende vier dagen aan de lucht gedroogd in een trillende fluïde-bed zeef, gedroogde niet samengekitte deeltjes vallen door de eerste zeef. Na drogen wordt de lucht gestopt waardoor de te kleine deeltjes door de tweede trillende zeefplaat met een maaswijdte kleiner of
gelijk aan twee maal de minimale zanddeeItjes grootte. Er wordt nog 2 dagen nagedroogd om de coating goed uit te harden. Hierna wordt het gecoate materiaal in de gewenste zeeffracties verdeeld.
Immobilisatie
Bij immobilisatie van bacterie cellen is het gebruikelijk dat deze via de celwand-NH
2-groepen met gda verknoopt worden. B. Pasteurii urease, dat hoogstwaarschijnlijk -SH-groepen in het actieve centrum heeft, wordt door gda gedesactiveerd. Om het enzym te beschermen gebruikt NOVO bij het immobiliseren van urease polyethyleenimine (pei), dat ook met gda reageert. Door toevoegen van epilink tijdens de immobilisatie wordt de erosiebestendigheid verhoogd.
In een apart reactievat wordt een mengsel van 1000 g gewassen B. Pasteurii cellen (ds-gehalte ca 22%), 100 g 20% pei (met
•
•
•
'
.
•
I:
.
II
.
33
HCI op pH 8 gebracht), 20 g 25% hmd --(met HCI op pH 8,5 gebracht) en 10 g epilink 360 per kg gecoat .zand tot een homogene dunne pap gemengd. Dit mengsel wordt onder goed mengen aan gecoat zand toegevoegd. Per kg zand wordt 190 mI
25% gda als fijne druppeltjes versproeid op de mengende massa. De korrelige, iets plakkerige massa wordt bij
omgevingstemperatuur onder N
2 gedroogd in dezelfde trillende fluïde-bed als bij de coating. Na 5 dagen wordt de massa gezeefd door de stikstof stroom te stoppen. De stikstof stroom wordt met silicagel in een gepakte kolom gedroogd,
zodat het hergebruikt kan worden.
Om activiteits verlies tegen te gaan wordt het
gelmmobiliseerde enzym na in droge toestand verpakt te zijn in een koelcel bij 4'C bewaard.
5.4. Kostprijs berekening Immobilisatie urease
Per week is nodig aan voedingsstoffen: Gistextract 20 gil 840 kg Pepton 20 gil = 840 kg K 2HP04 1 gil = 42 kg MgS0 4 7H2O 0,1 gil = 4,2 kg Ureum 10 g~l = 420 kg Gedest. water 40 m
Dit betekent f 26,-/kg eindprodukt
a f 7,-/kg a f 7,-/kg a f22,-/kg a f21,-/kg = f5880,-f 924,-= f 88,20 a f 2,50/m3 = f 100,-f 12.872,20 Per 500 kg geimmobiliseerd materiaal in nodig aan
immobilisatie chemicalien: agar epilink 360 hexamethyleendiamine glutaardialdehyde polyethyleenimine zand silicagel 13,5 40 60 220 100 g/kg g/kg g/kg g/kg g/kg Dit betekent f 9,-/kg eindprodukt Apparatuur kosten zand zand zand zand zand a f47,- /kg a f 2,- /kg a f28,- /kg a f10,50/kg a f58,- /k<j a f60,- /m a f12,- /kg f 397,-f 25,-f 263,- f1444,- f1450,-f 15,-f 600,- f4194,-Voor het bepalen van de kosten van de 4 fermentoren inclusief randapparatuur is uitgegaan van een offerte van Chema PAG 1982 voor een 300 I en een 30 I fermentor. De prijzen voor 1982 zijn omger~kend tot prijzen voor 1986 door vermenigvuldigen met (1,05) . Met de zes-tiende regel:
•
•
I:
.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
, m=0,6 waarin: 10Co
investeringskosten bij bekende capaciteit
Co
= bekende capaciteitI
c
inverteringskosten bij de gevraagde capaciteit C = gevraagde capaciteit
zijn de kosten voor de fermentoren met het benodigde volume bepaald.
Voor de 4 fermentoren worden dan de onderstaande waarden voor de kosten 28 m3 3 1,4 m 70 I 3,5 1 gevonden: f 4.000.000,-f 680.000,-f 300.000,-f 77.000,-f
5.057.000,-Voor de overig apparaten wordt de kostprijs uit het WEBCI prlJzen boekje 1982 [14] gehaald, behalve de koelcel, 4 centrifuge en menger [5] Door vermenigvuldiging met (1,05) wordt de prijs voor 1986 berekend. Omdat de konische menger en de droger voor zowel coaten als immobiliseren gebruikt worden is van ieder maar een exemplaar nodig. Ook voor de beide keren mengen van het coatmengsel wordt eenzelfde vat gebruikt.
centrifuge
3 f 200.000,-vat voor zand wassen 0,5 m
3 f 40.000,-vat voor mengsel 1 m
3 f 50.000,-konische menger l,S m f 100.000,-fluïde-bed droger f 90.000,-sproeier f 2.000,-droogkolom voor de N 2 f 20.000,-koelcel f 200.000,-f
702.000,-Om de totale investeringskosten te berekenen wordt gebruik gemaakt van de Lang-factor [15]
A apparatuur kosten f
5.759.000,-B fundamenten + montage 0,43 A f
2.476.370,-C leidingen enz. 0,6 (A+B) f
4.941.222,-D elektrische installatie
"off-sites" 0,5 (A+B+C) f 6.588.296,-E constructie, -overhead
en engineeringskosten 0,35(A+B+C+D) f 6.917.711,- f26.682.600,-Aangenomen wordt dat de apparatuur in 10 jaar rechtlijnig wordt afgeschreven. Dit betekent f 100,-/kg eindprodukt. Met
•
•
•
I
-•
•
•
•
•
•
•
35
de "Wessel relatie"
[lb]
wordt geschat dat 8 mensen nodig zijnom het proces te begeleiden. Dit betekent f 18,50/kg
Aangenomen wordt verder dat de onderhoudskosten per jaar 5%
van de investeringen bedragen. Dit betekent f 50,-/kg. De
algemenekosten worden op f 12,-/kg geschat. Dit geeft
voor de totale kostprijs per kg:
chem.k. + invest.k. + arbeid.k. + onderh.k + algm.k.
220,-•
•
6 • 6.1.'
.
•
I'
.
I
•
'
.
•
I'
.
kostprijs bepaling en commerciele discriminatie Enzymatische hydrolyse
Voor alle combinaties van de beginactiviteit en de
halfwaardetijd zijn in tabel 2 + 3 de optimale waarden voor de relevante grootheden gegeven. Voor de kostprijs van het
geimmobiliseerde enzym is f 220,-/kg gekozen. De
hydrolysekolom kosten zij~ bepaald uit WEBcr [14] en aangepast voor 1986 door met (1,05) te vermenigvuldigen. Tevens is al vermenigvuldigd met de LANG-factor. Voor de overige
procesapparatuur worden de aan de hand van het WEBcr prijzen boekje de volgende prijzen gevonden.
voorraadvat pomp warmtewisselaar koeler predesorber pomp warmtewisselaar nadesorber koeler f 63.000,-f 9.500,-f 220.000,-f 80.000,-f 7.000,-f 300.000,-f 170.000,-f 87.500,-f 70.000,-
1.007.000,-Voor het bepalen van de investeringskosten wordt de Lang-factor methode [15] gebruikt.
A apparatuur kosten f
1.007.000,-B fundamenten + montage 0,43 A f
434.000,-C leidingen enz. 0,6 (A+B) f
865.000,-0 elektrische installatie
"off-sites" 0,5 (A+B+C) f 1.153.000,-E constructie, -overhead
en engineeringskosten 0,35(A+B+C+D) f 1.314.500,-f 4.773.500,-Aangenomen wordt dat rechtlijnig in 10 jaar wordt
afgeschreven. De arbeidskosten worden berekend met de Wessel relatie [16]. Hiermee wordt geschat dat 18 mensen nodig zijn. Dit komt neer op f 1.080.000,-/jaar.
De onderhoudskosten per jaar worden geschat op 5% van de
investeringskosten [15]. 6
Voor de produktie
5van stoom is nodig 4,5 10 J/kg, dit betekent 2,142 10 GJ/jaar.