· I j
J
...!
I I I--~~
1
\..
i
~=
y-
--I
I i f-. , -LJ- - - -~ R-~-~-~-~-~-~-~-~ I-~-~ R-~-~-~-~-~-~ -~-~g-~ -~-~-~-~!è-~-~-~s-~ I-~ ~~~~~~ ~1~~ x~r~r~~~~ ~~~ ~~~~~~x~~~~· Januari
1958
Indeling. A. Inleiding J.F.Kemkes, Provenierssingel35,
Rotterdam. B. Mogelijke fabricagemethoden. C. Beschrijving van het proces. D. Berekening van het proces.E. Berekening van de destillatiekolom. F. Literatuur.
A. l~J~~~l~~.
In het algemeen wordt benzeen op technische schaal verkregen uit :
1. Cokesovengas ; 2. Steenkolenteer ;
3.
Aardolie door toepassing van de z.g. "reformingsprocessen". Hoewel de produktie van "petroleumbenzeen", vooral in de Verenigde Staten, toeneemt, blijft de belangrijkste benzeenbron het cokesovengas, waarin het in combinatie met anderearomatische koolwaterstoffen tot een bedrag van 1% voorkomt. De produktie van benzeen neemt vooral na de tweede
wereldoorlog snel toe. Enige cijfers zijn: (1)
Produktie van "ruwe benzeen" in
1000
ton I~
1946
ll22
Verenigde Staten495
560
825
Duitsland317
84
430
Engeland163
232
260
Frankrijk89
49
85
Nederland 2213
40
De uit het cokesovengas verkregen lichte olie bestaat voornamenlijk uit benzeen, tolueen, de
3
xylenen en enige hogere aromatische koolwaterstoffen, terwijl in kleinere hoeveelheden voorkomen : olefinen en diolefinen,en zwavelkoolstof, pyridine en chinoline fenolen en cumaron.
zwavelverbindingen, zoals thiofeen stikstofverbindingen, zoals
en zuurstofverbindingen in de vorm van De lichte olie wordt uit het Ç.okesovengas gewonnen door : a. Absorptie in hoogkokende wasolien, gevolgd door de~sorptie
met b~hulp van stoom; (2)
b. Adsorptie aan vaste stoffen, zoals bijvoorbeeld actieve kool, gevolgd door de~sorptie door middel van stoom;
(3).
De eerst genoemde methode wordt in de industrie verreweg het meeste toegepast, terwijl tevens met name in Engeland (3),
Duitsland, Frankrijk en Zwitserland (2) lichte olie verkregen
wordt volgens de tweede methode.
De gebruikelijke en vrijwel algemeen toegepaste methode voor de zuivering en verwerking van de verkregen lichte olie
bestaat in een voorfractionering ter verwijdering van de lichtste en zwaarste componenten van de olie gevolgd door
een behandeling met 93%-ig zwavelzuur, neutralisatie en
fractionering van het verkregen gezuiverde mengsel van aromatische koolwaterstoffen. Bij het genoemde
zwavelzuur-wasproces worden verschillende ongewenste bijprodukten, die in de lichte olie voorkomen, hieruit verwijderd of omgezet in produkten, die gemakkelijk te verwijderen zijn. Er vinden bij deze behandeling verschillende reacties plaats, zoals : a. Oxydatie van zwavelverbindingen en sommige koolwaterstoffen b. Zoutvorming van stikstofverbindingen, die daarbij in de
waterige fase overgaan ;
c. Polymerisatie van onverzadigde koolwaterstoffen ;
d. Condensatie van aromatische + olefinische koolwaterstoffen
e. Sulfonering van sommige aromatische koolwaterstoffen.
Door deze zuivering wordt een groot deel van de zwavelver-bindingen, alsmede van verzwavelver-bindingen, die aanleiding kunnen geven tot vorming van gommen en harsen, verwijderd.
Benzeen wordt afgeleverd in verschillende graden van
zuiverheid: (2)
1. Motorbenzeen, doorgaans het ongedestilleerde raffinageprodukt
2. Industriële 90%-benzeen, gek~rakteriseerd door de eis, dat bij
100 C 90% overgedestilleBrd moet zijn.
3. Industriële benzeen ;
4.
Nitratiebenzeen, vaak het uitgangsprodukt voor desynthetisch-organische industrieën
5.
Chemisch zuivere - thiofeenvrije benzeen.Het aantal toepassingen van benzeen neemt steeds verder toe met de uitbreiding van de chemische industrie. Benzeen wordt toegepast als :
a. Motorbrandstof in combinatie met alcohol of met zuivere benzine.
Aan deze motorbenzeen worden verschillende eisen gesteld :
Afwezigheid van gom- en harsvormende bestanddelen en een laag zwavelgehaltw in verband met het corrosieve gedrag van het bij de verbranding gevormde zwaveldioxyde.
b. Oplosmiddel in de lak- en verfindustrie.
c. Uitgangsmateriaal in de synthetisch-organische industrie : 1. De bereiding van styreen voor de fabricage van synthetische
rubbers ;
2. De bereiding van fenol voor de bereiding van de
fenolformaldehydeharsen ;
3. De bereiding van aniline voor de fabricage van verschillende
kleurstoffen ;
4.
De
bereiding van male1nezuur(anhydride, chloorbenzeen, DDT,B. Mg~~j.ii1t~ f~Rf~~~~W~~~g:2-~~·
Uitgaande van de uit cokesovengas verkregen lichte olie kan men ter bereiding van benzeen met een zo laag mogelijk gehalte aan thiofeen één van de volgende zuiveringsprocessen volgen :
1. Het reeds in de inleiding aangegeven zwavelzuurraffinageproces 2. Het drukraffinageproces door katalytische hydrogenering.
Naast het eerst genoemde, reeds sinds lange t~d algemeen toegepaste zuiveringsproces is de laatste jaren een nieuwe werkwijze in opkomst : De drukraffinage door hydrogenering van de in de lichte olie aanwezige ongewenste bijprodukten.
Reeds in
1920
werd door de Badische Anilin- und Soda-Fabrik in Ludwigshafen op de mogel~kheden van een dergel~kzuiveringsproces gewezen
(4).
Hoewel de ontzwavelingsprocessen voor aardoliedestillaten door katalytische hydrogeneringreeds uitgebreid werden toegepast, kwam de drukraffinage van lichte olie pas in
1950
tot een technische uitvoering.Aanvankel~k werkte men met zuivere waterstof b~ een
bet~ekkelijk hoge druk van
70
ata en b~ een temperatuur van350
C onder invloed van een selectieve ontzwavelings-katalysator. De processen werden uitgevoerd in een tweetal
installaties met een gezamenlijke capaciteit van
300.000
ton/jaar door de Scholven-Chemie A.G. te Gelsenkirchen/Buer endoor de Harpener Bergbau A.G. te Zeche Amalie.
Daarbij bleek, dat een minimale capaciteit van
60.000
ton/jaar per ontzwave lingsinstallatie nog economisch verantwoord •. was.Het gelukte tenslotte de firma Lurgi - Gesellschaft fur
~ärmetechnik M.B.H. te Frankfurt am Main een nieuwe werkwijze te ontwikkelen, waardoor het mogelijk is de ontzwaveling te
doen plaats hebben met behulp van het veel goedkopere cokesovengas b~ een druk van slechts
35
ata. Met deze werkw1jze is het nu mogelfjK bij een capaciteit van slechts5000
ton/jaar per installatie nog economisch verantwoord te werken.De voordelen van dit drukraffinageproces ten opzichte van het zuurraffinageproces zijn de volgende J
a. Bij de omzetting van de lichte olie in het geraffineerde
produkt (in het volgende verder aangegeven door IIruwe benzeenII) staat tegenover een rendement van 85~90% bij de zuurraffinage een rendement van
97-99%
bij de drukraffinege. De betrekkelijk grote verliezen, die b~ de zuurraffinage optreden, zijn een gevolg van verschillende ongewenste nevenreacties, die b~de behandeling met zwavelzuur optreden : verhersing,
polymerisatie, condensatie, oxydatie en sulfonering, waarbij de lagere aromatische koolwaterstoffen betrokken zijn.
b. Verwijdering van de lichtste en zwaarste componenten van de lichte olie vóór de raffinage wordt bij de zuurraffinage toegepast om al te grote verliezen, zoals onder a genoemd, te voorkomen. Deze vó6rfractionering is bij de drukraffinage niet meer nodig.
c. Het verkregen drukraffinaat, te beschouwen als een motor-benzeen, is veel zuiverder dan het overeenkomstige produkt verkregen door zuurraffinage. Zo is bijvoorbeeld het
zwavelgehalte lager dan ~5% ,tegenover 0,2% bij de
zuurraffinage. Verder is het drukraffinageproces met betrekking tot de uitvoering dusdanig flexibel, dat het
mogelijk is door verandering van de reactie omstandigheden
uit het drukraffinaat een praktisch geheel thiofeenvrije
~_ benzeen (zwavelgehalte lager gan 0,01%) te verkrijgen, welk
produkt langs andere industriele w~g nog niet verkregen was.
d. De nadelen, voortvloeiende uit de corrosieve werking van
z~avelzuur, vallen bij het drukraffinageproces geheel weg. e. Het enige bijprodukt, optredende bij het drukraffinageproces,
is een kleine hoeveelheid pek (0,4%), bestaande uit de boven de 200 g kokende bestanddelen van de lichte olie. Hier tegenover staat het zeer moeilijk te verwerken restzuur
bij de zwavelzuurraffinage. Ook het verbruik aan cokesovengas
bij de drukraffinage is gering, omdat het zwavelwaterstof en
ammoniak houdende restgas weer terug gevoerd kan worden naar
de reinigingsinstallaties voor het cokesovengas.
Hieruit blijkt, dat het drukraffinageproces zeer geschikt is voor de produktie van motorbenzeen en vooral voor de produktie van verschillende soorten hoogwaardige benzeen, waaraan de
zich steeds verder uitbreidende organisch-synthetische industrie zoveel behoefte heeft. (4,5,6).
Het is daarom te verwachten, dat het drukraffinageproces
I steeds verder de zwavelzuurraffinageprocessen zal gaan
, / . (\' " C (. \,' , vervangen.
,J-v.,~( .~.~_)/'
;: ~~~~~fW:!~5 X~lt ~~~ -gf~~~~·
.. 0( \" • Via een zuigerpomp wordt 3500 kg/h lichte olie, te
\ beschouwen als een cokesovengascondensaat, onder een druk
van 37 ata door ~en v80rwarmer gevoerd. Hierin wordt de ol~e
met behulp van b~ 225 0 condenserende stoom van 20 tot 210 0
verwarmd. In de er op volgende verdamper, te beschouwen als
een met stalen,.ringen gevulde gepakte kolom, wordt de olie door versproeiing in een stroom van cokesovengas verdampt.
Daarbij wordt een zeer klein deel van de olie (14 kg/h) onder
in de veràamper als een pek afgevoerd, bestaande uit de boven 200 0 kokende componenten van de lichte olie.
Het genoemde cokesovengas (3076 k~h) is een c8mbinatie
van een circulatiegasstroom van 2505 kg/h van 29 0 en 36 ~ta
en een stroom van 570 kg/h vers cokesovengas, dat in een
drietrapscompressor van 1 tot 36 ata wsrdt opgeperst onder
een temperatuursstijging van
40
tot 147o.
De compressor isvoorzien van twee koelers, die het ui
Ö
de eerste en tweedecylinder tredende gas afkoelen tot
40
O. 0Voordat de gecombineerde gasstroom van 36 ata en 51 0
de verdamper betreedt wordt deze in warm~ewisseling gebracht
met de van de reactor terugkerende partieel condenserende
damp in condensor 2. De te~peratuur van het cokesovengas
neemt daardoor toe tot 220 0, welke temperatuur juist hoog
genoeg is om een volledige verdamping te bewerkstelligen van de in de verdamper aankomende lichte olie.
Het met een temperatuur van 16000 uit'de verdamper tredende
gasmengsel wordt vervolgens in warmtewisgeling met het van de
~.x reaktor terugkerende gas van 160 tot 280 0 verwarmd, waarna
, "'\... vvl in een voorverhitter de temperatuur wordt opgSllloerd tot 340°0
'1., b fr\~ '_, met behulp van condenserende Dowtherm .JZ:8.n 360 C (6,4 ata).
"-> '" /---(~---~- Onder een ~ v~m1 àà:eld ,3.2:jiaJ-troomt het gasmengsel
\},," (6562kglhJ met een sne1lleiáVän:cr;5
m;
sè'c door het in deI}':\\ reaktor aanwezige katalysatorbed Infrl;- eelî totale hoogte van 4 m.
/ ,,,,,1)-1.' , De katalysator bestaat uiteen combinatie van Zn, Mg en Mo op
i, Q~" 'D ~l0 'I ~\ kieselguhr. Tijdens het doorstromen van de reakt0l) neemt de
\
'~"
V-'" \
',i?I-\ temperatuur van de gasstroom toe van 340 tot 350 0 als gevolg\z.c,
:V' \ \ '-- van de plaatsvindende omzettingen :; trI(" "'. ,,' Zwavelverbindingen wo~den omg~zet in zwavelwaterstof,
i (0 '/
re, }-
\.~\c~. stikstofverbindingen 1n ammomak en de zuurstofverbindingen in1
0"
\f
v'<..tY~'\~'" ' water, terwijl de olefinen en diolefinen worden verzadigd. Onder deze omstandigheden blijven de aromatische koolwaterstoffen! " onveranderd.
\ {\ . Het uit de reactor tredende gasmengsel doorloopt eerst de
I
'\
v
\'}
reegs genoemde warmtewisselaar onder afkoeling van 350 tot\~! 230 0, waarna het nog een deel van zijn warmte overdraagt aan
\j{~ het circulatiegas in condensor 2. Daarbij condenseert reeds
\}Y' een gedeelte van de geraffigeerde "ruwe benzeen" (163 kg/h) bij
een eindtemperatuur van 125 O. De in een afscheiger
verzamelde vloeistof stroomt na afkoeling tot 25 0 in een koeler via een regelafsluiter naar een buffervat. Het uit de
afscheider tredendeogasmengsel (6399 kg/h) stroomt met een
temperatuur van 125 0 verder naar condensor 1" waar de rest
van de in het gas aanwezige 01ie4ampLcondeyseerllj Het
vloeistof-gasmengsel wordt bij een tempéJratllUr van 25 0 in een tweede afscheider verdeeld in de "ruwe benzeen" (3267 kg/h) en het
circulatiegas (3132 kg/h). De olie vloeit nu via een
regel-afsluiter naar het reeds genoemde buffervat, terwijl een deel van het circulatiegas (626 kg/h) via een regelafsluiter
wordt afgevoerd als restgas. Het restant, 2506 k~h, wordt
met behulp van een gascirculatiepomp van
J4
to~ 36 ataopgeperst, waarbij de temperatuur van 25 tot 29 0 stijgt.
De in het buffervat aanwezige "ruwe benzeen" wordt tenslotte
naar de voedingsschotel van een destillatiekolom gepompt. Hierin vindt plaats een continue rectificatie, waarbij uit
3430 kg/h voeding met een samenstelling : 70% benzeen ; 15% tolueen ; 8% xylenen ;
en 7% residu wordt
-verkregen: 2411 kg/h van een destillaat met eën
-samenstelling : 99,5% benzeen en 0,5% tolueen, en
1019 kg/h van een bodemproduct met een samenstelling' 0,4% benzeen ;
49,2% tolueen ; 26,8% xylenen en 23,6% residu.
In het volgende wordt nog nader ingegaan op de werking van deze
Verkregen worden derhalve na koeling tot 25°0 :
2411 kg!h thiofeenvr~e benzeen en 1019 kg/h bodemproduct, ongeveer voor de helft bestaande uit tolueen, welk produkt
eventueel door aansluitende gefractioneerde destillatie hieruit kan worden verkregen.
De capaciteit van de fabriek bedraagt : 30.000 ton lichte olie/jaar. Be,fjkepJ.a.s ~ ~ N.oS-~~·
De berekeningmvan de warmte ba lansen van de verschillende
apparaten wordt zeer bemoeilijkt door het teit, dat men bij dit proces te maken heeft met slecht gedefinieerde mengsels van stoffen. Zowel de samenstelling van de lichte obie als d~e van van het cokesovengas z~n slechts globaal bekend, zodat men bij
de berekening gebruik moet maken van benaderde grootheden. De waarden van soortel~ke en verdampings-warmten van de verschillende in dit proces voorkomende mengsels bij
verschillende drukken en temperaturen zijn derhalve berekend uit de gemiddelde waarden van de zuivere componenten.
Kleine verschillen in samenstelling van cokesovengas en lichte olie blijken vaak meer invloed op de warmtebaláns te hebben dan afw~kingen van de soortel~ke warmte a~kankelijk van
de temperatuur. Voorwarmer.
Aangezien de samenstelling van de lichte olie kan worden voorgesteld door 70% benzeen; of : 0,740 mol% benzeen
15% tolueen; 0,134 mol% tolueen 15% xylenen; 0,126 mol% xylenen vindt men voor het gemiddeld moleculaire gewicht :
Daar nu de bedragen :
(7)
1
0,70/78 +
0,15/92
+0,15/106
=
82,3 •soortelijke warmten van geze koolwaterstoff~n bij 100°0 Benzeen: 0,49 kcal/kg 0
=
38,2 kcal/kmol 0tolueen: 0,49
=
45,1xylenen: 0,46 - 48,8 ;
vindt men voor de gemiddelde soortelijke warmte van lichte 016e 0,740 • 38,2 + 0,134 • 45,1 + 0,126 • 48,8 • 40,47 kcal/kmsl C
- 0,49 ksal/kg C. 3500 k~h lichte olie worden verwarmd van 20 tot 210 0 m.b.v.
bij 225 0 condenserende stoom. De benodigde hoeveelheid
?
warmte bedraagt derhalve :
-Je.
"
3500 • 190 • 0,49
=
326.000 kcal/h ; hiervoor is een p p_ I~\
hoeveelheid condenserende stoom nodig van À_ A .tA/f~.
326.000/440
=
740 kgf ileI8. '" . -!
Y""~ . W" Verdamper Materiaalbalans : Inkomend : 3076 kg/h~oo k~h
Totaal 76 k hcokesovengas van 220~0 en 36 ata lichte olie van 210 0 en 37 ata
!.'I
r
r L6-vt t-f ::.. 2d ... ·, .. ---- S "Zl.t-r
·
[
/
Uitgaande
6562
kg/h gasmengsel van "be:szeen" en cokesovengas~an
160
C en36
ata ;14
k~h pek van160
C en36
ata ;Totaal
6576 k h.
Warmte ba lans :
Benodigde warmte
=
verdampingswarmte lichte olie :3076 . 0,852 • (220 -160)
+3500 . 0,421 . (210 - 160) ...
3486 • 66
kcal/h -230.000
kcal/hoHierbij is gebruik gemaakt van de soortelijke warmten van
cokesovengas en ~benzeen"-damp en van de verdampin~swarmte van tlbenzeen" bij 500 K volgens (8) van 32,80 kcal/km0b C 11:
0,421
kcal/kg C.Stellen we de samenstelling van cokesovengas namenlijk voor als
60%
waterstof ; 25% methaan ;15%
koolmo~oxyde; dan volgt hieruit een gemiddeld moleculairgewicht van :
0,60 • 2
+0,25 • 16
+0,15 . 28 ... 9,4.
Daar nu de soortelijke war~ten van
Waterstof :
3,5
kcal/kg C...7,0
kcal/kmol~CMethaan :
0,67
=
10,7
kcal/kmol CKoolmonoxyde : 0,26
=
7,3
kcal/kmoloC bedraagt(7),
vindt men voor de aangenomen samenstelling cokesovengas :
0,60 . 7,0
+0,25 • 10,7
+0,15 • 7,3
= 8,0
kcal/kmol~C..
"" 0,852
kcal/kg C.Als geinterpoleerde waarde voor de verdampingswarmte v~n
benzeen wordt tenslotte gevonden
(7) : 66
kcal/kg bij210
C.Warmte-wisselaar.
Hberin worden
6562
klV'h dampmengsel van@
ata van.1&.0
tot280
C verwarmd door6562
~g/h terug-kerende damp van~ata, afkoelend van350
tot230
C.De combinatie van
3076
kg/h cokesovengas en3486
kg/h"benzeen" damp heeft een gemiddelde soorte lijke warmte, die als volgt wordt berekend :
3486
kg/h "benzeen"damp ...42,3
kmol/h ;3076
kgJh cokesovenges=327
kmol/h;Totaal
369,3
kmol/h= 6562
kg ;Het moleculair gewicht van de damp bedraagt derhalve
17,8,
met een molfractie "benzeentl :
0,115.
De soortelijke warmte vanhet mengsel bedraagt dus : 0 0
0,115 • 32,80
+0,885 • 8,0
= 10,85
kmal/kmol C ...0,610
kcal/kg C.De warmte balans wordt dan :
6562 • 0,610 • (350 - 230)
=6562 • 0,610 • (280 - 160)
- - -
-Voorverhi tter.
6562 kg/hovan het gasmengsel van 7$,5 ata worden verhit v~n 280 tot 340 C met behulp van condenserende Dowtherm van 360 C en 6,4 ata. De hoeveelheid benodigde warmte bedraagt derhalve 6562 • 0,610 • (340 - 280) = 244.000 kcal/ho
Bij een latente warmte van de Dowtherm van 131,6 kcal/kg is er een hoeveelheid Dowtherm nodig van :
244.000/131,6
=
1860 kg/ho Reaktor.Aannemende dat in de lichte olie aanwezig zijn: (2) 0,2% thiofeen
0,5% zwavelkoolstof
2,0% olefinen met een gemiddeld moleculair gewicht van octeen
=
112, vindt men dat de volgende hoeveelheden in reactie treden : 0,2% thiofeen =: 7,0 kWh = 0,0834 kmol/h ;0,5% zwavelkoolstof
=
17,4 kg/h : 0,235 kmol/h; 2,0% olefinen=
69,7 kg/h=
0,622 kmol/h; De plaatsvindende reacties zijn nuC8;--+' 4H2 -+ CH 4 + 2H2S + 58,2 kcal/mol HC---CH Hë~s,ëH + 4H2 -+C4H10 + H2S + 17,98 kcal/mol C 8H16 + H2 -+ C8H18 + 30,0 kcal/mol.
De ontwikkelde reactiewarmte bedraagt derhalve :
0,235 • 58200 + 0,0834 • 17980 + 0,622 • 30000 = 33830 kcal/ho
Hierbij is nog geen rekening gehouden met de hydrogenerings-warmten afkomstig van de geringe hoeveelheden aanwezige
stikstof en zuurstofverbindingen. Verhoogt men hiervoor de
hoeveelheid reactiewarmte nog met bi~oorbeeld 20%, dan vindt men 1,2 • 33830
=
40600 kcal/ho Deze warmte worèt geheel opgenomen door de gasstroom zelf. Derhalve treedt er t~dens het door-stromen van de reactor een temperatuursverhoging plaats van40600 0
6562 • 0,610
=
10,1 C.Daar het gasmengsel de reaktor intreedt met een temper~tuur
van 340 C bedraagt de uittredetemperatuur derhalve 350 C. Condensor 1.
6562 kg/h gasmengsel van 34,5 ata sondenseert partiëel
tot een vloeistof/gBsmengsel van 125 C. De warmte wordt daarbij afgegeven aan 3076 kg/h cokesovengas (- circulatiegas)ovan 36 ata, dat daarbij in temperatuur stijgt van 51 tot 220 C.
De warmtebalans wordt derhalve :
(220 -51) • 0,852 • 3076
=
443.000 kcal/h=
(230 - 125) • 0,852 • 3076 + (230 - 125) • 0,421 • 3486 + 86 • 163 De materiaalbalans levert derhalve :
6562 gasmengsel - 6399 kg/h verzadigde damp + 163 kg/h condensaat. kglh
Condensor 2.
6399 kg/h verzadigde damp van 34 ata en 1250C gaat h~erin over in : 3267 kg/h condensaat C= ruwe benzeen) van 25 C
+ 3132 kg/h cokesovengas C-circulatiegas) van 25°0 en 34 ata. De af te voeren warmte bedraagt derhalve :
3267 • (86 + 0,49.(125 - 25)) + 3132 • 0,852 • (125 - 25) "" 708.000 kcal/h.
Hieruit volgt de benodigde hoeveel~eid koelwater, dat in temperatuur stijgt van 15 tot 40 0 :
m8:0~
=
28.300 kg/he Destillatiekolom.Deze wordt speciaal besproken onder E.
Tenslotte wordt de materiaalbalans over het gehele proces Lichte olie Cokesovengas Totaal 3500 kg/h 570 kg/h
4070
kg/h Topprodukt=
Bodemproduct Restgas Pek TotaalE.
~~f~~~~~~~ X~~ ~~ ~~g~~11~~~~~~1~~· benzeen 2411 kg/h 1019 kg!h 626 kg/h 14 k~h407ö
k h •Gegeven een voeding van 3430 kg/h met een temperatuur van 25°0 en een samenstelling : 70% benzeen = 2401 kg/h = 15% tolueen = 515 = 8% xylenen
=
274 "" 7% restant=
240=
30, 78 kIn°
l/h 5,60 2,58 2,00 10Q%totaal 3430 kg/h=
40,96 kmol/h molfractie molfractie=
0,751 - 0,136 "" 0,064=
0,049=
1,000 • Het restant is samengevat als een produkt met een gemiddeld moleculair gewicht van 120.Gevraagd is nu een topprodukt met de samenstelling : 99,5% benzeen ;
en 0,5% tolueen.
en een bodemprodukt met de samenstelling : 0,4% benzeen ;
en 99,6% tolueen, xylenen en restant.
De hoeveelheden topprodukt CD) en bodemprodukt (K) worden
gevonden uit de materiaalbalansen over de gehele kolom,
berekend voor alle componenten tesamen èn voor benzeen alleen D + K = F "" 40,96 kmol/h ;
0,995.D + 0,005.K
=
0,751,K "" 30,78 kmOl/h • Hieruit volgt: D=
30,88 kmol/hK = 10,08 kmol/h F
=
40,96 kmol/h •Voor het topprodukt vindt men nu :
99,5%
benzeen=
2397
kg/à=
30,73
kmol/h0,5%
"tolueen=
8 14
kg/h=
0,15
kmol/h molfractie molfractie=
=
0,995
0,005
100,0%
totaal -2411
kg/h=
30,88
kmol/h molfractie =1,000
Voor het bodemprodukt vindt men :
Benzeen
2401 - 2397
=4
kg/h=
Tolueen515 -
14
=501
kg,lh = Xylenen274
kg/h=
Restant240
kg/h=
0,4% - 0,05
kmol/h49,1%
=
5,45
kmol/h26,9% = 2,58
kmol/h23,6% = 2,00
kmol/h Totaal Benzeen Tolueen Xylenen Restant1019
kg/h=
100,0% =10,08
kmol/h Totaal molfractie=
0,005
0,541
0,256
0,198
1,000
Samenvattende hebben we : MolfractiesVoeding Topprodukt Bodemprodukt Component
Benzeen
0,751
0,995
0,005
Tolueen
0,136
0,005
0,541
Xylenen
0,064
°
0,256
Restant
0,049
0
0,198
Het ligt nu voor de hand benzeen en tolueen als
sleutel-componenten te kiezen. Daarbij is dus in eerste instantie
verondersteld, dat de xylenen en de hogere produkten,
samengevat onder de naam "restant" niet boven de voedingsschotel voorkomen.
Voor de berekening van de q-waarde moet men de gemiddelde
soortelijke en verdampingswarmte van de voeding weten, die men kan berekenen uit die van de componenten in de veronderstelling, dat men te maken heeft met een ideaal vloeistof mengsel :
Men vindt dan voor de verdampingswarmte van de voeding :
0,751 • 7070 . 0,136 . 7970
+0,113 • 8670 = 7467
kcalÁmol ;en voor de soortelijke warmte van de voeding: 0
0,751 . 37,6
+0,136 . 49,1
+0,113 '045,5 =
4O,Okval/kmolc.
Daar het kookpunt van de voeding
85
C bedraagt, terwijl devoeding wordt aangevoerd met een temperatuur van
25
C vindt menvoor de q-waarde ,
q
=
60 •~~~
+7467
=1,32.
Men berekent nu het aantal schotels van de kolom in de veronderstelling, dat slechts de sleutelcomponenten, benzeen
en tolueen, voorkomen uitgaande van de verhouding, waarin deze componenten voorkomen in het topproduct en het bodemprodukn.
De bij de berekening gebruikte evenwichtsrelatie berust op een in het betrokken temperatuursgebied constante
relatieve vluchtigheid van benzeen t.o.v. tolueen I
~:aT
=
2,05
waarddor de evenwichtsbetrekking wordt
YB
= 2,05.
xE--1
+1,05 .
xBDe vergelijkingen van de beide werklijnen volgen nu uit de volgende gegevens : (XB)D ...
0,995
(xB)m=0,005
q ,.~--l'32
I~ ... "T~U')'
1)
-
;'
--
30-;88
kmol/h K=
10,08
kmol/h F=
40,96
kmol/h •De eerste werklijn heeft de vergelijking :
(YB)n
+1
=
0,8 • (xB)n
+0,199
terwijl de tweede weklijn voorgesteld kab worden door
(YB)m +
1 = 1,06 ·
(xB)m .-0,0003
Bij de bereking wordt uitgegaan van de gecorrigeerde molfracties van het destillaat en het bodemprodukt :
( X
B) D
=
0, 995 ;
(xB)K ...
0,05/5,45 ... 0,0091 ;
Men rekent nu vanaf de condensor en de kookketel, totdat men een gecorrigeerde waarde van (xB)F heeft verkregen overeenkomende met de molverhouding, waarin de sleutel-componenten in de voeding voorkomen :
(xB)F ...
~:~
= 0,847 ·
Gevonden wordt dan het volgende verloop s
~~!~l
(YB)n (XB)n~~~~l (~)m
1
0,995
0,9925
k0,0091
20,993
0,986
k -1
0,0178
3
0,988
0,976
k -2
0,0341
4
0,980
0,959
k -3
0,0673
5
6
0,968
0,949
0,9~70,900
k -k -4
5
0,1220
0,2100
7
0,919
0,847
k - 60,333
k -7
0,502
k -8
0,637
k - 90,740
k-10
0,805
k
-110,847
(YB)m0,0186
0,0359
0,0710
0,1289
0,2219
0,353
0,532
0,675
0,'{84
0,853
0,895
- - - _.
-Daar nu de samenstelling van de 7e schotel overeenkomt met die van de sleutelcomponenten in de voeding en met die van de (k - ll)-de schotel, bedraagt dus het aantal theoretische schotels 17, indien inderdaad aan de voorwaarde voldaan is, dat de xylenen en de hogere produkten niet in het topprodukt voorkomen.
Om dit te bewijzen wordt het verloop v~n de vloeistof-samenstellingen op de schotels boven de voedingsschotel
berekend met inbegrip van de xylenen en de hogere produkten. Daartoe worden eerst de molfracties van de xylenen en het "restant" in betrekking tot de molfractie van benzeen over de boven de voedingsschotel liggende schotels berekend op
dezelfde wijze als dit in het voorafgaande is beschreven voor
het stelsel benzeen/tolueen. Ook nu berusten de bij de berekening gebruikte evenwichtsrelaties op een in het betrokken gebied
constante relatieve vluchtigheden van : benzeen t.o.v. de xylenen :o(mcOl: 5,15;
benzeen t.o.v. het "restant" c(BR
=
12,7waarbij derhalve om de berekening mogelijk te maken m-xyleen als vertegenwoordiger van de xylenen en 1,2,4-trimethylbenzeen als vertegenwoordiger van het restant genomen is.
Voor de xylenen wordt dan de evenwichtsbetrekking (y) _ 5,15 • (xB)n
B n 1 + 4,15 • (xB)n; en de eerste werklijn (YB)n + 1
=
0,8,. (xB)n + 0,200.Uitgaande van de molverhouding, waarin benzeen en xyleen in de voeding voorkomen :
(xB)F -
~~!5~
=
0,921 vindt men nu het volgende verloopSchotel (x) (y ) nummer B n B n 67 0,921 0,999 0,983 0,996 5 4 0,995 0,999 0,999 1,000
3
1,000Voor het "restant" wordt de evenwichtsbetrekking : 12,7 • (xB)n
(YB)n Ol:
1
+11,7 .
(xB)n en de eerste werklijn:(YB)n + 1
=
0,8 • (XB)n + 0,200.Uitgaande van de molverhouding, waarin aenzeen en het "restant" in de voeding voorkomen
(xB)F
=
S~'~~
=
0,939 ; vindt men , Schotel nummer~
5 4nu het volgende verloop
(xB)n (YB)n
0,939 0,995
0,994 0,999
0,998 1,000
Met behulp van de verkregen verhoudingsgetallen (xB) is het nu mogelijk de molfracties van de verschillende n
componenten op de boven de voedingsschotel liggende schotels te berekenen. Men vindt dan
Schotel nummer xB
x.r
XX
~~
4
3 2 1O'é
51 0, 78 0,930 0,979 0,988, 0,993 0,995 0,136 0,098 0,063 0,020 0,012 0,007 0,005 0,064 0,049 0,019 0,005 0,005 0,002 0,001 0,000 0,000Men ziet, dat de hoeveelheden JCYlenen en "restant" naar boven snel afnemen. De hoeveelheid xylenen is reeds
verwaarloosbaar klein
d,
de derde schotel en die van het "restant" op de vierde schotel.Hiermede is aan de voorwaarde voldaan, waarop de
\} " ~ geldigheid van de voorafgaande berekening van het aantal
( / ~ \ theoretische schotels berustte.
~\'~.I~~ ~ Nemen we nu een schotelefficien , dan wordt
y\'yI~ i he aan a praktische schotels: 17/0,7 -~, waarvan er zich
' / ' ~ "-- 9 boven de voedingsschotel bevinden en 15 er onder.
/ ~ Bij een schotelafstand van ~ wordt de totale lengte van de
"1 kolom, indien men boven de eerste en onder de laatste schotel
\,! . een vrije ruimte va~eter heeft : .
!\'v.,f' '< 24. 0,5 + 2 • 1,0 :: 14 meter.
\\' \ D .... r de g .. sstroom boven de voe~otel bedraagt I
(R + 1) • TI - 154,4 kmol/h ,
vindt men bij een g~ssnelheid van 0,5 ~ ec en een gemiddelde temperatuur van 8~ C een doorsnede n de kolom van :
1~464
• 358 • 22, m2 , hetgeen overeenkomt met een3
0
·
273 • 0,5 kolomdiameter van 1,82 meter.Verder moet aan de verdamper worden toegevoerd een warmte van (4 • 30,88 + 1,32 . 40,96 - 10,08) • ~ege
=
1.254.000 kcal/hoDe in de condensor vrijkomende warmte bedraagt :
(4 .
30,88 + 30,88) • 94 • 78 :: 1.130.000 kcal/hoTenslotte worden het topprodukt enobodemprogukt
gekoeld van respektievelijk 80 en 125 C tot 25 C in een tweetal koelers.
F. Literatuur. -= = =
1. Van Oss, J.F. en C.J., Warenkennis en Technologie,
Amsterdam (1957) 217-9.
2. Lowry, H.H., Chemistry of Coa1 Utilization (1945), Vol 11 pages 1136-1231.
3. Hopton, G.U., The cooling, washing and purification of
coa1 gas, Fulham (1~53) .
4. Urban, W., Erdö1 und Koh1e ~ 279-82 (1951).
5. Novak, H., und Liebich, H.G., Brennstoff-Chem.
12
308 (1~54).6. Hydrierende Raffination von Rohbenzol ;
Verfahren BASF-Scho1ven, een uitgave van LURGI,
Gesellschaft fnr W~rrnetechnik rVl.B.H., Frankfurt arn Main.
7. Perry, J.H., Chernical Engeneers/ Handbook, New York (1950). 8. International Critica1 Tables of Numerical Dates,
r
,
.
1.
r.
"t
~ \~
. \ \-'
(
~
b
(
\..v~ec
J
1o-,\
\ I..\..t
\y, 6- .' .. t /1.. I l ., .J" \ . \. ~ . : \ 'i f I I~',~C (\I,\....!. CL, '- 'tvV./:\
.
C(
h, t td i l , ,'r ' • '. . ( ( ,. \ ~ \ (-H( ;~'--* I'. , t I_
t
-
(t.U.-) ~t(-fL
'l ( \ \ " ,1'<' \ ( \.1 ~<-t<\,~ ~ \ . , , ,,' , \ (- (t\,l ! -(...
' .. ~ \ \ \. \\
,- i( .
, .1. \,X \:,{'
'.1 (\. ( ' 1-.. ' 1" /'\vG~~J
.
ll\.
,t tiJ I '1 , L (J ... (" (~.!( ~ \ . • (. { 1 •• ( t' t (' \. l -~ . : ['.' l ' t, t .\;f l .\\ vt\ y. r \ ( \ / .-'. ~'-c (l ( f t \Cf '\. ' ..,
" \ . . .-.',-1 (-,
~ .J \ \.., , A",,-,: \ i, . -'., r '. ( ~, 1 I " ' !' ..
6 Biologie, biochemie, landbouw, bosbouw, veeteelt
en visserij
Stuttgart 1956
ENGHUSEN, H. Bodenkundlich-mykologische StudIe an Stuttgarter Steppenschwarzerden im Vergleich mit
Waldböden.
24 cm, 21 blz" l i to opgn, , 1 uitsl. tab.
Overdr. uit: Zentralblatt für Bakteriologie, Paras
i-tenkunde, Infektionskrankheiten und Hygiene, 2 Abt.
Di ss. Stuttgart 1956.
Utrecht 1955
GAIKHORST, G. De werking van chemotherapeutica in combinatie.
2 5 cm, 1 17 b 1 z ., af b n 0' b 1 z. 1 1 5 -1 1 7 1 i t , op gn .
With English summary.
Diss. Utrecht 1955 . ~ 1012 B 76 ~ > ) ) ) " )
HAGA, P.R. van. Bijdrage tot de kennis der
biosyn-these van de alkaloiden bij atropa belladonna L.
24 cm, 64 blz., blz. 63-64 lito opgn.
With English summary.
Diss. Delft 1956.
Liège 1955
HAMOIR, G. Con~ribution à l'étude des protéines musculaires de poisson recherches Gur le muscle
strié de la carpe.
25 cm, 152 blz., blz .. 145-151 l l t. opgn.
Diss. Llège 1955.
Hannover 1956 MF 220
HENTIG, W.U. von. Untersuchungen über den Einfluss
der Ernährung von Chrysanthemen- und Fuchsienm
utter-pflanzen auf die Stecklingsproduktion und -bew
urze-lung.
) . .-.. ~
-. .. ~ . ." \ .,