• Nie Znaleziono Wyników

Verslag van de uitvoering der afsluitingswerken in het Veersegat in de jaren 1958, 1959, 1960 en 1961

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van de uitvoering der afsluitingswerken in het Veersegat in de jaren 1958, 1959, 1960 en 1961"

Copied!
182
0
0

Pełen tekst

(1)

Rijkswaterstaat-Deltadienst Directie Deltawerken-Zuid Werken Drie Eilandenplan Afdamming Veersegat.

~E~",2e.yi

t

v~E;bP1L5!£E.

afsl~.i t.~~i2.werl\:en in_..b:2 t. V.,?:.eEseg~.!...L

in de j~pen 1958, 1953.1-1.2.§.Q_ en 1.2_61 •

I>eindverslag VeersegatH.

1. Inleiding 2. Het ontwerp

3. Algemene aspecten van de uitvoering

4.

Organisatorische aspecten van de uitvoering

5.

Materialen, hoeveelheden en verrekening, tijd-schema's

6. Bedrijven of arbeidsafdelingen

7.

Opbouwmethoden en constructies

8.

De sluiting (april 1961)

9.

Conclusies

'(N.B.: Gedetailleerde inhoudsopgave en lijst van bijlagen op blz 2 t/m

8 )

blz

9

~0

19

32

41

48

88

141

178

samenstelling

met medewerking Van:

ir H.Wiggerts

*

ir F.Roelofsz tha P.J.v.]v]aldegem ta 1. H. Akke r man

*

If A.Bergsma li A.Francke If C.J.v.Rossen 11 C.W.Schippers

"

M.C.Vos opz.B.A.Jansen ii J.F.Ninnik

*

( Afdeling Kostprijsberekening) verwijscode: Gezien en akkoord Zierikz ee, no v , 1 ;3 1e cijfer = hoofdstuk 2e cijfer = paragraaf

(event.onderverdeling in kleine letters) 3e cijfer = bijlage

Vrouwenpolder/Rotterdam, mei/november 1962. (ir.N.Biezeveld)

(2)

-2-INHOUDSOPGAVE. '1. Inleiding. 2. Het ont.~"erE.:. 2.0 Algemeen 2.1 Verzameling basisgegevens 2.2 Het onderzoek

2.3

Bestekken en overeenkomsten

2.4

Hoofdlijnen van het ontwerp

2.3

Kostenbegrip

3.

Al$emene aspecten van de uit~oerin~

3.0

Algemeen

3.1 Arbeidsvoorziening, huisvesting, vervoer

3.2

Ontsluiting en havenaccomodatie

3.3

Gebouwen en personeelsvoorzieningen

3.4

Aanvoer en opslag materialen

3.5

Plaatsbepaling te water

3.6

Uitzetwerk; opmetingen

3.7

Communicatiemiddelen

3.8

Werkbaarheid

4.

Organisatorische aspecten van de uitvoerin~~

4.0

Algemeen

4.1

StruGtuur van de leiding

4.2

Administratie

4.3

Ondersteunings-, samenwerkende- adviserende-en informatiedie~sten

4.4

Bestuurs- en beheersaspecten

4.5

Ordemaatregelen., bez oek, voorlichting

Bladzijde

9

10 10 11 11

13

14

18

19

19

19

21

23

25

27

-29

-30

31

32

32

33

35

5.

lVlaterialen, hoeveelheden en verrekening, tijdschema's.

41

5.0

Algemeen

41

5.1

Ivlaterialen en.grondstoffen

41

5.2

Bestekshoeveelheden

46

5.3

Verrekeningswijzen

47

5.4

Tijdschema's

47

(3)

-6-72

73/75

73/75

73/75

76

a. algemeen b.

1958

c.

1959

d

1960

e.

1961

b. bestortingen langs eenheidscaissons, e.d. c. het uitleggen van de nylonmatten

d. mate1'ieel t.b.v. uitvoe1'ing en di1'ectie

6.7

D1'oog g1'ond~ en transportbedrijf

Blo..lzi"ide

6.

E_E;jr~j.2!_~_~f~~rl~.~,t?:~_~~li:9-Ken.

48

6.0

Algemeen

48

6.1

Overslagbedrijf

48

a. algemeen

48

b. zink- en stortsteen

49

c. mijnsteen en fijn stortmateriaal

51

d. paklaag, klei, z0nd en vulstof

52

6.2

Nat zandbedrijf

52

52

53

54

55

56

6.3

Baggerwerk

59

a. profilering sluitgat

(19

59

b. in havens en to e gang on

60

c. vlak.ken en dr-empe.le

61

6.4

Zinkwerk

62

a.

1958

62

b.

1959

(sluitgat)

63

c.

1960

en

1961

66

6.5

Stortbedrijf

67

a. mijnsteenverwerking met onderlossers.

67

b. grindverwerking met onderlossers

68

c. verwerking zware st o rtat.e en vanaf zo.lderbakken

68

d. ve r-wer-k.i.n g stortsteen met de "et een etort er- IH'

70

6.6

Overige varend bedrijf

72

a. verwerLing van mijnsteen uit e.levatorbakken in depots, kaden, e.d.

a. algemeen; materieel b. grondwerk c. transportbedrijf

76

76

?S'

6.8

(4)

-6.8

Asfaltbedrijf. a. algemeen

b. asfaltmengbedrijf

c. verwerking van de specie

d. vcrdichting en bijkomende werkzaamheden

6.9

Overig droogbedrijf.

7.

9E.E-()~wm(~thod_':J~~_e.~t!: ~~c;_~P-..S~~.Euc!>~~t:.E3.'c.

7.0

Algemeen

7.1

SluitCGtdro,.};01 en Loder'verLledi,::in2;. a. plan en uitvoering b. bagger- en zuigwerk c. nylonmatten en grindbestorting d. zinkwerk e. basaltopstorting Bladzijde

81

81

82

83

85

87

88

88

88

88

90

91

93

96

a. principe b. materiaal teenkade

c. damwand met voorzieningen d. bekleding tijbeloop

1958

e. bekleding tijbeloop

1960

f. voorzieningen i.v.m. aanzanding in westelijke hoek

van het sluitgat

97

7.2 Onderbouw van de damvakken.

98

a. pricipe

98

b. mijnsteendrempels

99

c. mijnsteendammen

100

d. mijnsteenkaden

102

e. eenheidscaissons en opzetstukken

104

f. Phoenix-caissons

107

7.3

Opbouw zandlichaam.

109

, a. opbouw damvakken tot ongeveer G.H.VV.

109

b. opbouw damvakken

111

c. duinverzwaring en strandaanvulling 112 d. profilering

113

7.4

Buitenteenconstructie. 113 113

114

116 en

'59

117

en

'61

119

7.5

Overige teenconstructies. 121 a. binnenteenconstructie 121 - b

(5)

-b. teenconstructie van de basaltglooiing c. hardhoutvlechtingen

7.6

Asfqltbekledingen. a. algemeen b. mengselsamenstelling c. verwerking d. verdichting

e. kleeflagen, werkvoegen en afstrooilaag f. aanvullende opmerkingen

7.7

Overige bekledingen. a. kleibekledingen b. basaltglooiing

c. betonblokkenglooiing

d. betonplatenbekleding langs de damkruin e. rijsbeslag en krammat

7.8

Diverse bijkomende voorzieningen. a. wegen en andere verhardingen

b. voorzieningen t.b.v. de afwerking van de dam c. beplanting en bezaaiing

d. overige terreinvoorzieningen

e. verwijdere~ of slopen van tijdelijk werk

8.

Re"~~~~:i!Ang (april

1961).

8.0

Algemeen

8.1

Voorbereiding

8.2

Tijdschema en volgorde caissonplaatsing

8.3

Organisatorische aspecten van de sluiting

a. inleiding

b. overzicht betrokken instanties c. structuur van de leiding

d. communicatiemiddelen; centrale radarpost e. reserves; veiligheidsmaatregelen

f. ordemaatregelen, bezoek en voorlichting

8.4

Gebruik doorlaatcaissons a. principes b. sleepboothandelingen c. overige handelingen d. uitgevoerde programma's Bladzijde

123

123

123

123

125

126

126

128

130

131

132

133

134

134

1.35

136

136

1,37

138

139

140

141

141

141

144

153

153

154

156

'157

159

160

'161

161

162

164

166

(6)

-0-8.5

Bijkomende werken. a. algemeen b. elektrjciteitsvoorzieningen c. vullingballastbakken d. rijbanen en overbrusgingen e. naadvullingen f. aanstortingen ~ladzi,jde

169

169

170

171

172

'173

176

9.

Conclusies.

178

LIJST VAN BIJLAGillN.

2.0.1

overzicht van publicaties in vakliteratuur

2.2.1

overzicht van waterloopkundige onderzoeken 2~3.1 overzicht van bestekken en overeenkomsten

2.4.1

situatie

1 : 5000j

Veersegatdam

3.1.1/8

grafieken en specificaties arbeidsbezetting

3.5.1

systeem plaatsbepaling te water

3.8.1

werkbaarheid

5.1.1

zeefanalyses zand uit winplaats

5.1.2

mijnst~en

5.2.1

beste£Bgegevens

1958

bedrijfsgegevens werktuigen in overslagbedrijf

netto uurproducties bij overslag zink- en stortsteen mijnsteen en fijn

1959

en volgende jareh en uitvoering

1958

i\ \,

1959

i\ \;

1960

"

1I

1961

i, werkplan ii I, stortmateriaal

netto uurproducties bij overslag paklaag, klei, zand en vulstof

6.1.4

5.5.2

5.4.1

5.4.2

5.4.3

5.4.4

6.1.1

6.1.2

6.1.3

6.1.5

6.2.1

6.2.2

6.2.3

6.2.4

overzicht van gemiddelde netto uurproducties bij overslag van materialen

prestatieoverzicht werktuigen nat zandbedrijf

1958

iI I', i,

1959

11 n iI 11

1960

" It "

1961

(7)

-6.2.5

6.3.1

6.4.1

6.4.2

6.5.1

6.5.2

6,7,1

6.7.2

6.8.1

6.8.2

6.8.3

7.1.1

7.1.2

7.2.1

7.2.2

7.2.3

7.2.4

-7-'

overzicht draaiuren per etmaal continubeCirijf 1961

verloop baggerwerk in het sluitgat (1959)

overzicht en specificatie zinkwerk

verloop sluitgatbezinking 1959

verloop nabestorting zinkstukken 1959

verloop drempelbestorting met basaltstortsteen 10/300

1960

gegevens

~rond-

en transportbedrijf

dagprodulcties mijnsteentransport

bedrijfs- en pr-od

ulc

tLag e gev en s asfaltmengbedrijf

verloop produktie as faIt 1958

produktiegegevens verwerken asfalt met bijkomende

voor-zieningen.

fasen opbouw drempel sluitgat

zinkkaart sluitgatbezinking

onderbouw damvakken

principe sluiting 1960

uitbouwen binnenteenkade 1960

besparing mijnsteen in verbindingsdammen en kaden

:.lijn8t\..;-:nd:~mmen

en -drempels

7.2.6

constructie en afmetingen eenheidscaissons

7.2.7

eenht;idscaissons (naadafdichting, sleepcm.a.strill..tievleugels)

7.2.8

plaatsing Phoenix-AX-caissons

7.3.1

onderwaterbelopen zandlichaarn 1961

7.3.2

opbouw zandlichaam boven water (hoofdzaak 1960)

7.4.1

buitenteenconstructie en tijbeloop (detail nylonslab.)

7.5.1

binnenteenconstructies

7.6.1

bekledingsdikten en werknaden

7.6.2/5 extractieproeven Rijkswegenlaboratorium asfaltbekledingen

7.7.1

7.

'8.1

8.1.1

8.2.1

8.4.1

8.4.2

8.

1+.3

8.4.4

verwerking betonblokkenglooiing

voorzieningen t.b.v. afwerking van de dam

stroomsnelheden in het wintersluitgat (berekenre

getijge-gevens en berekende maximale stroomsnelheid)

tijgegevens bij vastgesteld programma/verloop

waterstan-den bij schuivensluiting

route en programma caissonplaatsing (voorbeeld 4e caisson)

sleepbootopstellingen

plaatsbepaling bij zinken (in fasen)

taak en omvang arbeidsploegen bij caissonplaatsing.

8.4.5

(8)

-8.4.5

8.5.3

8.5.5

8.5.6

-8-overzicht uitgevoerde programma's caissonplaatsing prestatieoverzicht naadvullingen

profiel en hoogte aanstortingen

prestatieoverzicht aanstortingen doorlaatcaissons

LIJS'r VAN IN DE TEKS'r OFG"'::;NOr,ENTADJ..;:LLEN. Kosten per damvak

Netto draaiuren per etmaal van de continu~draaiendezuigers Kleitransport over de verschillende jaren

MijnsteStit~ansportover deverschillende jaren Kleidikten

Gelnstal1eerde communicatiemiddelen

Prestatieoverzicht vul1ing ba11astb~kken Gegevens vo1spuiten ba11astbu}d~en

Hoeveelheden naadvu1lingen . b1z. 18 , 11

57

l! 80 l! 80 11

132

11

158

l!

171

"

172

li

174

1. INLEIDING.

(9)

-9-'1. INLEIDING.·

"De

Delta-Commissie meent er voorts op te moeten wijzen,

"dat de Kostbare ervarirtg, welke zal moeten worden opge ..

"daan bij de bouw van de dl;l.m in het Veeregnt en bij de

"daarbij te verrichten proefnemingen,

volledig~?1;

haar

"recht dient te komen en ten nutte gemaakt moe

t

en worden

iibij de in een later stadium uit te voeren af dammf.ng en in

iihet Bz-ouwez-ahav enec he Gat en de Oosterschelde .• Daar-t oe

lizal deze ervaring te zijner tijd volledig tar beschikking

"moeten zijn zowel van de ontwerpende en bij de u:i,tvoering

"l eiding gevende

instanti~

als van de met de uitvoering

ilzelf belaste instantie uit het bedrijfsleven, die

gezamen-"lijk het tot stand brengen van de genoemde grote afdarnmin ....

"gen

tot hun taak zullen hebben. Een bepaalde continuiteit

lis hier vereist.

(Deltacommissie, vierde interim-advies,

1955).

Het complex van hande:Lingen dat men doorgaans met "

uitvoe-ring" aanduidt, kon op verschillende wijzen beschreven worden.

Een zeer gedetailleerde maar uiterst oppervlakkige beschrij ...

ving werd in chronologisohe volgorde gegeven in het dagboek dat

op

h~t

werk werd bijgehouden; in iets mear systematieohe vorm in

,~e

verzameling weekrapporten. Voor overdracht van ervaring zijn

daze

stu~en

te ontoegankelijk en de beschreven feiten te weinig

gemotiv.eerd. De uitvoeringsgegevens waarover men inliohtingen

wil hebben moeten gemakkelijk en snel te vinden zijn,en niet

a.1-leen geven wat er in het Veersegat gebeurd is maar ook waarom

het zo werd gedaan.

Behalve de wijze van tot standkoming van de definitieve

constructies (hoofdstuk7) zijn daarom in aparte hoofdstukken de

"Al.g emen

e-.'

en "Organisatorische aap ec

t

en ' van de uitvoering

be-schreven (respectievelijk hoofdstukken

3

en

4),

zomede de

"Be-drijven of

ar-b

e.i.daaf

d.e

Ld.n g

en!'

(hoofdstuk

6).

Het lag verder voor

de hand ODe s Lu.it.Lng" (hoofstuk

8:\

apart te behandelen, omda

t

de werkzaamheden in deze periode geheel verschilden van de

nor-male uitvoering. Voor een goed begrip is voorafgaand aan de

fei-telijke uitvoeringshoofdstukkende tot standkoming van l"Het

Qnt werp Qnt

(10)

--10-,

we r p ' (hoofdzaak 2) besprokenI terwijl de omvang en enkele

grond-, slagen van de ui tvoering zijn aangegeven in ;iHat erialengrond-, hoeveel--heden en verrekening; tijdschdfla'sP (hoofdstuk

5).

Het verslag

wordt afgeslot en met iiConclusies" (hoofdstuk

9).

De hoofdstukken zijn zoveel mogelijk zo opgezet dat zij een afzonderlijk leesbaar, afgerond geheel vormen. Waar mogelijlc (in

het bijzonder in de hoofdstukken

6

en

7)

is dit

ook getracht bij de paragrafen. Het verslag heeft dus overwegend het karakter van een naslagwerk.

Het onderscheid tussen de "horizontalei, uitvoering

(mate-rieelsets, samenst elling arbeidsploegenI pr-cdukt ie s) (hoofdstuk 6)

en de livertikalen uitvoering (van .materialen tot constructies (hoofdstuk 7)is te begrijpen uit de analogie met de organisatie-vormen uit de

F.B.a.

(bedrijfsschap en produktieschap).

Het,bleek oUlnogelijk bij bewerking van de gegevens geheel

, ~'

objectief te blijven; selectie en rangschikking moesten geleid worden door bepaalde opvattingen of interpretaties. Ben paging tot overdracht van ervaring gaat verder dan een ~eergave van ge-gevens en tracht met name iets van door deze gege-gevens verworven inzichten mea te gev~n.

Waar enerzijds het gevaar dreigde van een dorre (maar zeer

. . .. ,

objectieve) opsomming, bestond aan de andere kant het gevaar dat ~en soort leerboek ontstond. De samensteller heeft getracht zijn persoonlijke inzicht en slecht s in de ';Conclusiesi; (hoofdstuk 9) weer te gev~n en de oyerige hoofdstukken zo objectief mogelijk te stellen.

2. 2.0

HE'l' ONTVJEHP.

!~.B'el11een.:..

In dit hoofdstuk wordt het tot stand komen van het ont-werp in het kort besproken; tevens wordt op enkele punten de gekozen besteksvorll1 toegelicht. De wijzigingan in het ontwerp (in het algemeentevens bestekswijzigingen) worden genoemd bij de beschrijving van uitvoering, welke meestal ook de aanleiding was tot de wijzigingen. In de vaktijd-schriften zijn belangrijke delen van het ontwerp (en de uitvoering) uitvoerig beschreven. Bijlage 2.0.1 geeft een

(11)

-

-11-overzicht van de belangrijkste publicaties.

2.1

V~rz_a.-E!.el:i-Eg._1J.~.~_~sg~g.~_y~.n.?.:..

Vanaf

1954

werden gegevens verzameld die nodig zouden

zijn voor het maken van het ontwerp en naderhand voor de

uit-voering. Als zodanig kunnen genoemd worden: gegevens over de

waterstanden, stroom?nelheden en golven; kartering van het

oude land en de buitendijkse platen; lodingen ten behoeve

van peilkaarten; grondboringen en sonderingen; toestand van

bestaande zeeweringen; ontwikkeling van Oevers en stranden;

aanwezigheid van oude oeverwerken en

wra~~en;

eigendom,

ge-bruik en eventuele bestemming van gronden (kadaster

enuit-breidingsplannen); ligging van telefoon- en

elektriciteits-kabels, etc.

Het verzamelen van dit soort gegevens is voortgegaan,

ook toen het'ontwerp in hoofdlijnen gereed was en ook toen

de dambouw in hetVeersegat reeds in volle gang was; steeds

bleek weer behoefte aan bepaalde nieuwe gegevens. Zo werd

tijdens de uitvoering (zandwinning) last ondervonden van

on-bekendheid met de aanwezigheid in het Veersegat van een

voor-malige munitiestortplaats op korte afstand van de bouwplaats •

.2.2 fIet -2.t.J:g.:::.rzoek.

Ten behoeve van de

afsluiting~werken

in het Veersegat

heeft door of in opdracht van de VVaterloopkundige Afdeling

omvangrijk waterloopkundig onderzoek plaats gevonden.

Bijla-ge 2.2.1 Bijla-geeft een overzicht van de belangrijkste hiervan.

Daarnaast hOcft do,r dezelfde dienst ook uitgebreid

onder-zoek plaats gevonden op grondmechanisch (en

geologisch)ter-rein, zoals onder andere op de volgende punten: stabiliteit

van de Walcherse

oever, zettingen in ondergrond en klink

van het damlichaam; de mogelijkheden van zettingsvloeiingen

bij ontgrondingen ter weerszijden van het sluitgat. Voor de

uitvoeringsmogelijkheden in algemene zin is een orienterend

werkbaarheidsonderzoek uitgevoerd (rapport

58-16/1958,

Wat.

Afd. )

(12)

-

-12-De grootte van het sluitgat is ten dele afgestemd op de aanname van een toelaatbare stroomsnelheid voar de slui-ting en verder bepaald door de wens een aantal doorlaatcais-sons van een zekere grootte te gebruiken. Bij het waterloop-kundig onderzoek is steeds van deze beids punten uitgegaan.

Dit onderzoek heeft plaatsgevonden ~owel tijdens de

voor-be~eiding als tijdens de uitvoering. In het algemeen kan on-derscheid worden gemaakt tussen deze beide. Bij de voorberei-ding zijn de grote lijnen bekeken van de constructie en van de volgorde van uitvoering. Als voorbeeld kan genoemd worden de ligging van het sluitgat, de drempeltaluds en de vorm van de koppen die het sluitgat begrenzen, terwijl daarnaast werd onderzocht in hoeverre diverse tussenstadia van de uitvoering het stroombeeld en de werkomstandigheden zouden beinvloeden.

Voor een deel zijn hierop gebaseerd d~ in het bestek ge-noemde tijdsbepalingen, voorgeschreven wijze van werken en dergelijke. Lopende de uitvoering is meer gedetailleerd on-derzoek uitgevoerd. In grote trekken is hierbij onderscheid te maken tussen onderzoek naar constructies en dat naar werk-wijzen. Het eerstgenoemde vond plaats, omdat na uitvoering construe ties of onderdelen minder bleken te voldoen of omdat inmiddels nieuwe onderzoekmethoden waren ontwikkeldj die tot betere inzichten leiden. Een voorbeeld van dit laatste is het onderzoek naar de overdrukken onder asfaltbekledingen, dat tijdens de uitvoering van het werk zodanige nieuwe in-zichten opleverde, dat tot wijziging van de bsteksconstruc-tie werd overgegaan.

Het onderzoek naar de uitvoeringsprogramma's heeft als aanvulling op het onderzoek bij de besteksvoorbereiding

jaarlijks plaats gevonden. Het meest uitgebreide voorbeeld is dat naar de volgorde van plaatsing van de doorlaatcais-sons.

Gedurende de gehele duur van de uitvoering zijn twee modellen voor waterloopkundig onderzoek ter beschikking ge-weest, walke tijdens kritieke uitvoeringsfasen zodanig waren ingesteld, dat op ieder ogenblik de in de werkelijkheid

(pro-totype) aanwezige toestand nader kon worden onderzocht.

(13)

-

-13-2.3 Bestekken en overeenkomsten.

Bij het uitwerken V4n de plannen voor de afsluiting is in beginsel onderscheid gemaakt tussen het dijkvak op de Plaat van Onrust en dat in de geul. Op grond hiervan is voor

elk van deze twee delen een afzonderlijke aannemingsovereen-l~omst gemaakt. De omvang en de grote verscheidenheid van

werk-zaamheden van het tweede gedeelte van de afsluiting bracht weliswaar de noodzaak van uitvoering in meerdere seizoenen mede, doch de grote onderlinge samenhang maakte

het

tevens nodig het gehele dijkvak, de afsluiting inbegrepen, in een overeenkomst samen te vatten. De werkverdelingover

3

sei-zoenen is op grond van uitvoeringstechnische en waterloop-kundige overwegingen gemaakt en door het opnemen van enkele tijdsbepalingen in de overeenkomst bindend voorgeschreven.

Naast deze beide aannemingsovereenkomsten,voor de dijks-bouw zijn nog allerlei minder belangrijke contracten opgesteld, zoals voor de leverantie van mate r La.Len (hoofdzakelijk steen). Bijlage 2.3.1 geeft een overzicht van de bestekken en over-eenkomsten, die dienden voor de tot standkoming van de afslui~

ting van het Veersegat.

In het kort is de gang Van zaken bij de besteding van de aanleg van de Veersegatdam de volgende geweest.

Het eerst voor ui tvoering in acnmerking komende, op de Plaat van Onrust gelegen gedeelte van de dam, werd openbaar aanbesteed. Laagste inschrijving was de HCombinatie Veeregat", een combinatie van vier van de grootste nederlandse water-bouwkundige aannemersbedrijven. Deze Combinatie voerde dit eerste gedeelte van de afsluitingswerken met grote voortva-rendheid en bekwaamheid uit, zodat het voor de hand lag dat de leiding van de Deltadienst, die bij de uitvoering van de eerste grote afsluiting in het k.ader- van het Deltaplan ver-zekerd wilde zijn van een ervaren, deskundige aannemer die over ruime materieel- en personeelsreserves beschikte, deze Combinatie uitnodigde een prijsaanbieding te doen voor de aanleg van het tweede gedeelt~ Van He V~ersegatdam, een en ander op basis van de hierboven gegeven beschrijving van

(14)

-

-14-en uitvoeringsvoorwaard-14-en voor het werk.

Deze Combinatie, waarvan de naam korten tijd later werd gewijzigd in "N. V.Dijl:::sbouwtl heeft aan die uitnodiging

ge--hoor gegeven, waarna onafhankelijk van elkaar, door beide partijen een begroting werd gemaakt. Op basis van deze twee ramingen hebben de onderhandelingen plaats govonden, waarbij slechts die onderdelen van het werk in beschouwing werden genomen waarover de inzichten van directie en aannemer stark uiteen liepen. Op enkele punten leidde dit tot een herzie-ningvan de uitvoeringsvoorwaarden en van de omschbijving van de wijze van verrekening.

Hierna we~d wederom de vorenomschreven procedure gevolgd, welke resulteerdein het sluiten van een aannemingsovereen-komst met de IIN.V.Dijksbouw\; voor het maken, van het tweede gedeelte van de afsluitdam in het Veersegat.

2.4 Hoofdlijnen van het ontwerp. Czie tekening, bijlage 2.4.1)

Trace ,en le~~rofielo

De plaats van de dam was in hoofdzaak bepaald door werk-baarheid en bestaande kustvormen (zie ook

4e

interimadvies Deltacommissie). HetCgeknikte) trace voor de Veersegatdam werd voornamelijk bepaald door enerzijds een waterloopkundig modelonderzoek naar plaats en gerichtheid van het sluitgat, anderzijds door de aansluiting op de bestaande dijken, dui-nen en wegen.

Bij het bepalen van het lengteprofiel is rekening gehou-den met de golfreducerende invloed van het aan' de Roompot grenzende gedeelte van de Plaat van Onrust en met de andere orient ering van het damvak op d e z'e plaat. Het d amvak op de Plaat kreeg een kruinshoogte van NAP + 10 m, het op N. VI. ge-orienteerde damvak in de gaul een kruinshoogte van NAP + 13,50

m.

Onderbouw 1958.

Het (tijdelijke) kopeinde van het damvak op de Plaat van Onrust werd omsloten door mijnsteenkaden en bevond zich na-genoeg op de rand van deze Plaat

NAP - 1 m); slechts een

(15)

-

-15-geringe zandvoet behoefde hier te worden aangebracht. De mijnsteenkaden hadden een hoogte van NAP + 2,50 m en ein-digden daar waar de grondslag hoger lag dan NAP + 1 mj aan-sluitend daarop werden perskaden opgeworpen van zand.

Voorts werd aan de zuidzijde van het kopeinde van de dam een havenkom uitgebaggerd in de rand van de Plaat. In deze haven werd van caisson -opzetstukken een loswal gemaakt,lang

±

44

m, hoog .±NAP + 3 m. Onderbouw

1959.

In de aannemingsovereenkomst stond deze als volgt om-schreven (art.3, lid 2): Ten behoeve van de opbouw van het zandlichaam tot boven HW, wor~en de volgende voorzieningen getroffen:

a. aan de zuidzijde, voor zover de bestaande zandbodem is ge-leg~n hoger dan CG\.

5,5

m - NAP, een mijnsteendam;

b. aan de zuidzijde, voar zover de bestaande zandbodem is ge-legen dieper dan ca 5,5 m - NAP, een reeks. caissons, ge-plaatst op een grondslag van mijnsteenj

c. aan de oostzijde een reeks caissons, geplaatst op een grondslag van mijnsteenj

d. aan de noordzijde een kade van mijnsteen op een vpet van zand, welke voet roikt tot 1 m - NAP.

Onderbouw

1960.

In de aannemersovereenkomst stond deze als volgt ornschre-ven (art.3j .Li.d 18): t.b.v.de o}X:D1..IN van het zandlichaam tot bo-ven HW, worden de volgende voorzieningen getroffen~

a. aan de noordzijde een mijnsteenkade zoals beschreven in lid

7

van di t artikel (mijnsteenkade· noordzLjde dijkvak 11.), op een voet van zand, welke reikt tot een peil van 1 m -NAP;

b. aan de westzijde een reeks caissons, geplaatst op een grondslag van mijnsteen, een en ander als beschreven in de leden

4

en

5

van dit artikel (dijkvak A);

c. aan de zUidzijde een mijnsteenkade op een voet van zand,welke voet reikt tot een peil van 1 m - NAPj

(16)

-

-16-d. een hulpdam ter beteugeling van de stroom, als nader beschrevenin art. 20.

Sluitgatdrem~l en bezink~ng.

Ter plaatse van het sluitgat is de zeebodem door mid-del van baggeren en zuigen onder profiel gebracht Bn groten-deels verdedigd met rijshouten zinkstukken. Het bovenvlak van de door genoemde profilering gevormde drempel is ver-dedigd met een gegradeerde steenbestorting, waarin als proef is opgenomen een gesloten laag nylonmatten.

~andb:£ofden.

Voor een goede aansluiting van de dijkskoppen ter weers-zijden van het sluitgat met de later in dit sluitgat te plaatsen doorlaatcaissons warden v~~r deze dijkskoppen

: verticale landhoofden gevorwddoor plaatsing van een Phoenix-caisson type AX. De verbinding tussen de deels uit eenheidscaissons opgebouwde dijkskoppen en de AX-cais-sons werd tot stand gebracht door .een dam op~:;cbouwd ui t mijnstoen, con dubbolc rij oenhoidsc~i6sonsen zand.

12

wa r s pr of i el.

Beschikbaarheid en produktieoverwegingen hebben de mate-riaalkeuze doen vallen op zand voor het dijkslichaamen as-falt voor het overgrote deel van.d~ ~ekleding van dit li-chaam.

Het buitentalud heeft vanaf de buitenteen een helling van 1 : 4 tot NAP + 3

m,

verder een helling van 1 : 6 tot de kruin. De kru:irs.hoogt e bedraagt NAP +

13,5

m voor het dijk-vak in de geul en NAP +

10

m voor het dijkvak op de Plaat van Onrust. De kruiubreedte is

5,7

m Het binv.erttQM. heeft een helling van 1

:3.

De binnenberm ligt op NAP +

3

m en heeft een breedte van

38

m. Hierop is aangelegd een (provinciale) weg van

7

m voor middelzwaar verkeer.

(17)

-

-17-~ekledin~en.=.;

De bekl'eding van het buitentijbeloop bestaat voor de .dijkvakken

1958

en

1959

uit asfaltbeton op grindasfaltbeton

en voor de dijkvakken

1960

en

1961

uit met gietasfalt gepe-netreerde stortsteen. De rest van het buitentalud en de d~ks­ kruin zijn bekleed met asfaltbeton op grindasfaltbeton, ter-wijl het binnentalud en de

3

m brede goot aan de voet hiervan, voor zover gelegen boven de binnenberm,zijn bekleed met grind-asfaltbeton. De binnenberm is behoudens ter plaatse van de

~rpvineiale weg voorzien van een kl~ibekleding. Het binnen-waterbeloop heeft een betonblokkenbekleding op een mijnsteen-laag.

Teeneonstrueties.

In de buitenteen is over de gehele lengte van de dam een 2,5 m hoge damwand aangebraeht. Op de grotendeels boven

G.H.W.

gelegen Plaat van Onrust werd betonnen damwand toegepastj in de lager gelegen teehconstructie werd geereosoteerde houten ,damwand gebruikt. De overgang naar het voorland werd bij de hooggelegen teen gevormd door een gietasfaltslab ter breedte van

5

m,

overigeoodoor kraagstukken van v~chillende breedten met bestorting.

In de damvakken

1958

en ~959 werd tegen de binnenzijde van de damwand een met asfalt'~eeoatenylonslab aangebraeht; , . in de damvakken

1960

en

1961

werd deze nyLon s.Lab aehterwege

gelaten maar werd weL een tijdelijke ,drainering achter de dam-wapd aangelegd.

Op de Beheiding tussen de asfaltbekleding van het binnen-talud en de kleibekleding van de bLnn enb er-m werd een gevloeh-ten azob e seherm geplaatst.De meesteoverige teeneonstrueties en opsluitirigen w~rden gevormd door houten teensehotten met perkoenen, waarvoor zonodig kraagstukken.

Aansluitingen oude land.

Bij de aansluitingen opbeide oevers bleek het nodig zee-wering en weg op de binnenwerm te laten divergeren, enerzijds om een vloeiende kustlijn te verkrijgen, anderzijdsin

(18)

-

-18-band met de aansluiting op bestaande wegennettan. De be-staandc zecweringen zijn intakt gehouden door er de wag bij de aansluitingen op een hoogte van NAP +

7

moverheen te voeren. De binnenberm loopt dnarom bij beide aanslui-tingen onder een helling van 1 :

50

op tot dat pail.

Zowel op Noord-Beveland als op Walcheren zijn de aan-sluitende zeeweringen buitendijks over een lengte van cir-ca

600m

versterkt door het a2ns~uiten van een brede zand-rug (duinverzwaring), terwijl aan de Walcherse zijde bo-vendien een breed Gtrand voor de duinvoet werd gespoten.

2.5

Ko~~enbegriE~

Het is interessant nn te gaan hoe de kosten over de verschillende onderdelen van de afsluitihgswerken verdeeld zijn. Vo o r de te noemen getallen moet enig voorbehoud ge-maakt worden; van sormnige Waterialen is de waarde mooa.Ld jk

te schatten, terwijl het ook vaak moeilijk is een scheidig tussen bepaalde onderdelen te maken. Het totaal wordt be-invloed door de afrondingen. De cijfers dianen dus slechts tar globale vergelijking der ver s c h i.Ll.end e ond er-d e Len ,

Kosten in miljoenen guldens:

---_._----~,_._---5,5

8,5

0,

y.

4,2

2,3

2 '), c: 1,5

r~~vah:

d amv ak damvak damvak samen

_~_~

58

+-1._c)_,

5_9---{ 1960

1961

onderbouw (caissons, , mijnsteen) ~

0,6

3,9

2,7

:1,0

6,0

inrichting sluitgat . dichting sluitgat

7,3

25,0

10,-

14,-ltotaal afdamming

49,-

-~~---~._---,----Aan onderzoek word 1

8.

1,5 miljoen gulden besteed (zie Drie

(19)

-

-19-Drie Maandelijks Bericht nr 17). De kosten van de Rijkswater-staatdiensten die met ontwerp en uitvoering van de afslui-tingswerken waren belast zijn niet in bovenstaande bedragen begrepen.

L2..LGJfctlEj'H~~S:t:',§PTEN_y~~ D~ UITV:2~RIN~ 3.0 Algemeen.

Met inschakeling alleen van een aannemingsbedrijf dat over voldoende materieel en bekwame uitvoerders beschikt, komt een project nog niet 01) de beste wijze tot stand. Bijhet maken van het ontwerp en de directievoering op het werk dient met bepaalde voorwaarden en omstandigheden rekening te worden ge-houdenj terwijl daarnaast, veelal reeds vroegtijdig, voor een

en voorzieningen

aantal bijkomende regelingen dient te word en gezorgd. Verschil-1..ende van deze algemene a ape cten worden in dit hoofdstuk

be-sproken, niet omdat zij bij het Veersegat zo bijzonder of spec-taculair zouden zijn, maar om het belang ervan te onderkennen. Dit belang wordt vaak onderschatj bovendien deinst men in het begin van het werk vaak terug voor de kosten van bepaalde voor-zieningen die later toch moeten worden getroffen en dam moei-lijk,zijn in te passen.

3.1 Arb.eidsvoorzieningj huisvesting en vervoer.

De bijlagen 3.1.1

t/m

3.1.8 geven een overzicht van de personeelsbezetting in de jnrcn 1958

t/m

1961. Van de hoofd-aannemer en dions beide belangrijkste onderhoofd-aannemers is de varintie in personeelssterkte in ieder werkseizoen gegeven met daarnaast een specificatie voor een bepaalde weel( tijdens vol bedrijfr De specificatie bevat ook de totalen per

a.A.O.

en per bedrijfsonderdeel in de zin van hoofdstuk

6

van dit verslag.

Arbeidsintensief bleken vooral te zijn het zinkwerk en de asfaltverwerking.

De verschillende werkzaamheden konden elkaar slechts ten dele overlappen en dianen toch alle binnen een werkseizoen vol-tooid te zijn. De personeelbezetting toont dan ook voor iedere aannemer een duidelijke piek. Dit is een ongunstige omstandig-heid; het vooruitzicht binnen zeer afzienbare tijd weeI' naar

(20)

iets anders te moeten uitzien werkt niet stimulerend. Het asfaltbedrijf dat ieder seizoen het laatste aan bad kwam, kreeg zeker niet de beste arbeiders. De piek van het asfaltbedrijf viel bovendien samen met het oogstseizoen in de landbouw, hetgeen het aantrekken van arbeiders uit de omgeving nog moeilijker maaktB. Juist v60r dit bedrijf is mechanisering van de verwerking dan oak zeer gewenst.

Ten aanzien van de herkomst van het personeel kan men (in g r ot e trekken) stellen dat vrijwel alle rijswerkers nit Werkendam en Slieurecht kwamen en van maandag tot vrijdag op of bij het werk gehuisvest moeston warden; het bagger-en varbagger-end personeel, met uitzondering van de bakkbagger-enschip- bakkenschip-pars, was van verschillende herkomst en werd meestal aan board gehuisvest; grondwerkers en afmakers, hulprijswerkers, zomede hulppersoneel bij de asfaltverwerking

(W.S.W.)

en bakk.en ac h Lpp e r s werden zoveel mogelijk uit de naaste omge-ving aangetrokken; machinisten, chauffeurs e.d. (Zwnrte Corps) moesten veelal uit wijdere omgeving worden aangetrok-ken (pension).

Ten behoeve van de huisvesting van de'rijswerkers werden door de betreffende aannemer volksketen geplaatst.

De geestelijke verzorging werd niet verwaarloosd. Gere-geld werden de arbeiders bezocht·~oor een dom~nee, sen

R.K.

geeet~lijke en een vertegenwoordiger van het Humanistisch Verbond~ Van directiezijde ward gezorgd voor vervoer te

wa-ter van deze functionarissen.

De sociaal-culturele verzorging was in handen van de Regionale Commissie Zuid-West Nederland voar Cultureel werk in Arbeiderskampen.

In de toekomst zal het aantrekken van arbeiders zeker niet gemakkelijker worden. Dagverblijven, cantines en nacht-verblijven zullen daarom zo aantrekkelijk mogelijk moeten worden gemaakt. Dit loont slechts indien de bezetting gedu-rende een reeks van jaren gegarandeerd is;mogelijk kan aan de verblijven te zijnertijd een duurzamer bestemming worden gegeven.

(21)

-

-21-De bereidheid om

5

dagen en

4

nachten van huis te zijn wordt steeds minder. Dit is zelfs te constateren bij de rijs-werkers, een groep die van oudsher de gehele week van huis werkte. Jongere rijswerkers blijven liever bij huis of pen-delen dagelijks naar een werk in de omgeving. Dit noopt er enerzijds toe de werken zo vroeg mogelijk te ontsluiten (zie 3.2), terwijl anderzijds rekening moet word en gehouden met prefabricatie van onderdelen van zinkstukken,

3.2

On~~ting en havenaccomoda~ie.

1n

1956/'57

werd nabij Veere een werkhaven aangelegd.

Het haventerrein besloeg

5

ha, het wateroppervlak

5,5

ha;l~wrulen

en rr.e0rpiLen en dergelijke werden niet van Rijkswege g ema ak't om de toel,omstige aannemer(s) van de afsluitingswerken hierin zoveel mogelijk vrij te latent In

1958

werd een aanvang ge-maakt met de uitvoering van het damvak over de Plaat van Onrust. De besteding van dit werk vond pas in april plaats; een snel begin was gewenst. De eerste overslagkraan (geen spuds) sloeg de eerBte nacht al lOB van zijn provisoriBche afmering en dreef op de glooiing, gevolg: schade aan kraan en glooiing; oponthoud, Ook binnenvaartschepen die mijnsteen-aanvoerden raakten enige malen op drift. Bovendien bleek de toegang tot de haven voor vreemde schippers wat onoverzichte-lijk hetgeen, vooral bij

L.W.

wel eens tot moeilijkheden leidde.

De aannemer (die laag had ingeschreven op dit werk van ca

6

miljoen gulden) beperkte de door hem in deze haven te tr-ef ... fen voorzieningen tot een uiterste minimum. Van Rijkswege zijn in

1959

dan ook alsnog een loswal en een aantal duc-dalven en meerpalen, zomede een betere bebakening van de toegangsgeul aangebracht.

Het in

1958

gemaakte damvak over de Plaat van Onrust werd uitgevoerd vanaf de rand van de Plaat (dus vanaf het water), In het plan was een secundaire werkhaven

(3

ha water) opgenomen waarin een

44

m lange loswal, opgebouwd uit oude caisson-opzetstukken. Deze haven en loswal zijn zeer inten-sief gebruikt; een tweede soortgelijke loswal zou vele

(22)

-

-22-vertragingen hebben voorkomen,

Bij nabeschouwing van de uitvoering van het werk be-staat de indruk dat de werkhaven bij Veere, die toch vrij ver

(4

km) van het werk was gelegenkleiner had kunnen zijn, indien de werkhaven Onrust groter en bater geoutil-leerd was geweest"

Ten behoeve van het overzetten van aannemers- en direc-tiepersoneelis in

1958

een houten voetsteiger op de Wal-cherse oever gebQuwd, waarvan veelvuldig gebruik werd ge-maak't , Medio cktober werd d e z e steig'er tijdens een storm grotendeels weggeslagen; herstel werd pas in het volgend voorjaar(dus na het stormseizoen) verantwoord geacht~ Veel oponthoud tengevolge van de langere en moeilijkere verbinding via de werkhaven was het gevolg.

Vanaf het Noord-Bevelandse wegennet werd een aanslui-ting gemaakt op de (met asfalt beklede) kruin van de dam. Verkeer over de kruin zou dan via het buitentalud van de dam, v66r de tijdelijke k6p l~ngs, op de aan de binnen-zijde gelegen haveR- en werkterreinen kunnen komen. Met het oog op het belang van een goede aanvoerweg is in

1959

reeds een deel van de (toekomstige provinciale) weg over de binnenberm gemaakt.

'ren behoeve van het in

1959

te maken damvak aan de Walcherse oever was een toeg~ngsweg geprojecteerd waarvan

de fundering zou worden gemaakt van het puin van de hier te slopen bunkers. Ddordat de vergunningen voor deze sloop-werken later afkwamen dan was aangenomen, kwam de toegangs-weg enige maanden te laat gereed. Bij de aanpak van het betreffende damvak werd hierdoor hinder ondervonden zowel in de aanvoer van materialen als in het personeelsvervoer.

Tijdens de sluiting

(1961)

bleek het op een bepaald moment gewenst een bepaald terrein aan te duiden als lan-dingsplaats voor helicopters.

Zowel in

1958

al~

1959

kon het directiegebouw, dat vol-gens het bestek ter beschikking moest worden gesteld (zie

3.3)

bij het in uitvoering zijnde damvak pas enige maanden na het begin van de ui tvoering worden op gebouwd, waardoor

(23)

-

-23-het directiepersoneel in de uitoefening van zijn werk werd gehinderd.

Telefoonaansluiting en postbestelling op de aanvanke-lijk snel wisselende en bovendien afgelegen plaatsen van uitvoering gaven meer dan eens moeilijkheden of vertra-gingen. Gebruik van een postbus en zo mogelijk een telefoon-net voor het gehele werk zouden een volgende maal zijn te overwegen.

3. 3

.Gebouwen._£DJ~<:l.~_elsvoorz~ening~E:..:.

Bij de uitvoering werd gebruik gemaakt van dubbelwandige houten gebouwen, meer bekend aIs ketene Met uitzonderingvan het nader te noemen directiegebouw bij de werkhaven op de Plaat van Onrust werden deze ingevolge de bepalingen van de aannemingsovereenkomsten door de aannemer aan de directie ter beschikking gesteld, ingericht, van water en licht voor-zien, schoongehouden en verwarmd. In de gebouwen werd door de aannemer voor koffie en thee gezorgd. Voor het directie-gebouw bij de werkhaven op de Plaat van Onrust golden de-zelfde bepalingen met dien verstande dat het gebouw van el-ders werd overgeplaatst, Rijkseigendom was en bleef.

In 1958 beschikte de directie over:

1. het directiegebauw (130 m2) bij de werkhaven op de Plaat van Onrust;

2. een keet (50 m2) alsmede een magazijn (12 m2) bij de

werkhaven nabij Veere;

3.

een keet (50 m2) bij de aanzet van de dam op de zeedijk van de Onrustpolder opNoord-Beveland.

De ad 1 en 2 genoemde gebouwen bleven de volgende jaren ter" beschiRking; het ad

3

genoemde gebouw werd media 1959 afge-broken en afgevoerd.

In 1959 werd bovendien in gebruik genomen:

4.

het (hoofd)dir~ctiegebouw (280 m2)bij de aanzet van de dam op de Walcherse over, waarin opgenomen een excursie-zaal (55 \112).

Deze gebouwen met uitzondering van het bij 1 genoemde ge-bouw bij de werkhaven op de Plaat van Onrust en het ander 2

(24)

-De

7.

het 8. een

9.

een

genoemde magazijn zullen in 1962 worden afgevoerd.

Deze aeeomodatie bleek vOldoende als kantoor en werk-ruimte, met dien verstande dat bij het hoofdgebouw nader-hand nog een fietsenstalling (15 m2) is geplaatst. Aehter-af besehouwd zou het nuttig zijn geweest als het ad 4 ge-noemde eentrale direetiegebouw een jaar eerder be~ehikbaar

Was gekomen. De aanvankelijk te krappe behuizing van diree-tie en administradiree-tie en het 2x verhuizen hebben arbeidsuren maar ook gegevens verloren doen gaan.

Een tekort in de aeeomodatie was dat geen logiesverblijf besehikbaar was. In het vakantieseizoen Was het vrijwel mogelijk (of zeer kostbaar) pension te vinden voor het on-gehuwde directiepersoneel en de praktikanten. E'en logies-verblijf bij de Veersegatwerken zou (in het werkseizoen)per-manent aan 6 tot 10 man onderd~~ hebben kunnen bieden. Bij een dergelijk logiesverblijf is eehter een vaste verzorger nodig.

De hoofdaannemer besehikte, naast de nodige verplaats-bare schuilketen en wagens over:

1. een hoofdgebouw (105 m2). Dit gebouw stond op korte af-stand van het eentrale direetiegebouw;

2. een logiesverblijf (100 m2), de z.g. bazenkeet, op de Walcherse oever;

3.

een gebouw (100 m2), tevens magazijn bij de werkhaven bij Veere;

4.

(in 1960) een bazenkeet (50 m2) bij de werkhaven op de Plaat van Onrust.

De onderaannemer voor het zinkwerk besehikte (behalve over de volksketen van de rijswerkers) over:

5.

een gebouw (35 m2) bij de werkhaven nabij Veere;

6.

bij de werkhaven op de Plaat van Onrust een gebouw (12 m2) en een magazijn voor touwwerk e.d. (32 m2);

onderaannemer voor het asfaltwerk beschikte over: voor de directie ingerichte veldlaboratorium (28 m2); gebouw (35 m2) bij de werkhaven op de Plaat van Onrust; magazijn (24 m2) alsmede loodseri voor opslag van vulstof en anderB materialen, aggregaatloodsen, schaftketen etc.

(25)

-

-25-bij de asfaltmolens.

De huisvesting van het directiepersoneel leverde aan~

vankelijk moeilijkheden. De technisch hoofdambtenaar werd vanaf

1957

gehuisvest in een houten woning (te Veere). In

1959

konden vijf houten woningen in het dorp Vrouwenpolder worden geplaatst t.b.v. technisch en administratief perso-neel, terwijl een drietal woonarken ligplaats in Veere kre-gen.

, 3.4

Aanvoer e.n_.?pslag van s~E'tma~ri8:l~

De stortmaterialen (stortsteen, grind, mijnsteen) namen een belangrijke plaats in biJ de totstandkoming van het werk. Deze materialen werden, behoudens enkele kleinere partijen, door het Rijk aan de aannemer ter beschikking gesteld. Voor de mijnsteen geschiedde dit bij de Staatsmijnen (in het schip in de haven te Stein); voor de overige materialen op of bij het werk (zie voor leveringscontracten bijlage 2.3.1).

Het bleak onmogelijk de aanvoer nauwkeurig op de verwer-king af te stellen. Zelfs indien de bel~ding van de schepen met een redelijlce regelmaat plaats vond, ontstonden onregel-matigheden in de aankomst op het werk tengevolge van de ver-schillende vaarduur van de schepen. Hierdoor was de aanvoer nu eens hoger dan de loscapaciteit zodat overligdagen ont-stonden, dan weer zo laag dat de overslagwerktuigen stil kwamen te liggen. Bij de mijnsteen was dit een interne zorg voor de aannemerj bij de andere materialen gaf het aanlei-ding tot moeilijkheden tussen directie, aa.nnemer en leveran-cier.

De leveringsovereenkomsten bevatten namelijk wel de be-paling dat ligdagen tengevolge van een te hoge aanvoer ten laste van de leverancier kwamen, doch geen soortgelijke be-palingen voor de kosten van geinstalleerde maar door de te lage aanvoer ongebruikte loscapaciteit.

Oak

de overeenkomst tussen Rijk en aannemer bevat geen clausule voor een derge-lijke vergoeding, terwijl wel de ligdagen, behoudens die door le hoge aanvoer, voor rekening van de aannemer zijn.

(26)

-

-26-Dit lijkt niet geheel redelijk ten opziehte van de aannemer. Een andere moeilijkheid ontstond doordat het Rijk in be-paalde gevallen andere overligregelingen met de leveraneier pvereen kwam dan de gebruikelijke (waarmee veelal een lager vrachttarief kon worden overeengekomen). Naderhand werd over-eengekomen dat dit liggeld tot een bedrag overeenkomde met dat volgens de wettelijke regeling o~ de aannemer verhaald zou worden.

Om de regelmatige voortgang van het overslag- en verwer-kingsbedrijf te garanderen moet gebruik worden gemaakt van bedrijfsbuffers. Ongetwijfeld is eehter het direct uit de aanvoersehepen verw~rken van materialen voordeliger dan met een extra overslagfase via de buffer.

Toen in 1960 het overslaan en verwerken van basaltstort-steen 10/300 uit produetiviteitsoverwegingen, geeombineerd met de eisen van een tijbedrijf, geheel gemeehaniseerd moes-ten worden, is tevens een regeling getroffen voor inriehting en gebruik van een buffer. Geleidelijk werd zodoende een de-pot gevormd waaruit het volgendejaar de aanstortingen van de 4oorlaateaissons zouden kunnen plaatsvinden; de getroffen regeling voldeed goed.

Bij de meehanisehe overslag (pol~grijpers) ontstonden van tijd tot tijd moeilijkheden over sehade aan sehepen. In prineipe is sehade aan het sChip voor rekening van de losser. Het ligt eehter voor de hand dat de indeling en onderhouds-toestand van het sehip meer of minder sehade.in de hand kun-nen werken (bij grote ruimen en stalen buikdenning kan heel weinig gebeuren; bij kleine ruimen en een oude houten buikden-ning kan zeer aanzienlijke sehade aan spanten en buikdenbuikden-ning ontstaan). Bij de bovenbedoelde regeling voor de vorming van het basaltdepot was tevens de verrekening van buikdenning-sehade inbegrepen. Een sluitende regeling waarbij niet al-leen de losser belang heeft bij voorzichtige lossing maar ook de leveraneier belang heeft bij het inzetten van voor de-ze lossing gesehikte sehepen kon niet worden gevonden.

In 1959 werd de gehele binnenseheepvaart ernstig

(27)

-

-27-lijkt door de langdurige lage waterstanden op de Rijn. Ten-gevolge hiervan moest de leverancie en daarmede de verwer-king van een partij grof grind tot het volgende jaar worden

uitgesteld. Mede naar aanleiding van deze ervaring is als voorzorgsmaatregel besloten tot het geruime tijdte \1JrEU :h depot opslaqn van alle voor de sluiting nodige stortmaterialen.

3.5

Pl~atsbeEal_=bEJLtewater.

In

1958

behoefde te water geen andere plaatsbepaling te geschieden dan een glob ale afbakening van de zandwinplaat-sen. Dit kon gebeuren door het uitzetten van raaien op de oevers. De volgende jaren was eehter ten behoeve van zuig-enbaggerwerkj zinkstukken, bestortingen en de daarmee ver-bandhoudende eontrolelodingen, een nauwkeurig systeem van plaatsbepaling tewater nodig.

Theoretiseh zou men een bepaald vast punt te water van-af de wal in kunnen meten met de theodolict door hoekmeting vanuit bekende punten. Voor een niet vast punt (vaartuig of werktuig) is dezelfde methode in prineipe mogelijk door ge-lijktijdige aflezing van 2 theodolieten. Deze methode is eehter omslachtig. Gewenst was een methode waarbij men vanaf de werk- en vaartuigen zelf positie kon bepalen.

Het lag derhalve voor de hand het plaatsbepalingssysteem te water te baseren op het in de navigatie gebruikelijke in-strument, de sextant. In de waterbouwkunde is de vereiste nauwkeurigheidin plaatsbepaling gewoonlijk groter dan bij de navigatie, reden waarom op het werk sextanten geeist wer-den met centesimale randaflezing tot in minuten. Het principe van deze plaatsbepaling is dat alle punten, van waaruit een bepaalde basis onder een bepaalde hoek wordt waargenomen,ge-legen zijn op een cirkelboog waarin de basis een koorde is.

Voor het damvak aan de Walcherse oever en het werk in het sluitgat werden 2 bases uitgezet j de een gevormd door 2 ba-kens ter weerszijden van (250 m uit) de as van de dam, de an-der door het noordelijkst e van deze bakens en de voor de mond van het Veersegat geplaatste golfpaal. Kaarten met 2 bundels

(28)

-

·-28-cirkelbogen (ieder op ~~n basis), corresponderend met be-paalde hoekwaarden, (bijlage

3.5.1)

werden uitgereikt aan alle functionarissen cie met de plaatsbepaling te water te maken hadden. Op deze kaarten was dus door opmeting vin 2 haeken snel positie te bepalen als snijpunt van 2

cirkel-bogen; zonodig ·werd hierbij geinterpoleerd.

Omge-keerd was een bepaalde positie op te zoeken door zodanig te manoeuvrereL dat de gewenste hoekwaarden werden afgele-zen.

Vanaf een (nagenoeg) vastliggend vaartuig kon men deze plaatsbepaling met een sextant door 2 opeenvolgende afle-zingen verrichten. Vanaf een bewegend vaartuig zou men ech-ter 2 sextanten gelijktijdig in moeten instellen. Met name vormde dit een bezwaar bij het verrichten van lodingen. Dit bezwaar werd onde~vangen door ten dele terug te vallen op het gebruik van walraaien; de vletschipper voer zo goed mo-gelijk in een bepaalde raai, terwijl de plaats in de raai bepaald werd door opeenvolgendehoekmetingen (op e&n basis met ~&n sextant). Omdat tijdens het varen bij het achte~­ uitzichten op 2 sparren gemakkelijk een afwijking in de richting kan ontctaan, werd een raaiensysteem ~p beide oe-vers uitgezet.

OOk het damv ak dat aansluit op dat over de Plaat van Onrust

{196o)

moe~~ geheel in het water warden aangelegd. Eenovereenkomstig systeem werd hiervoor opgezet. Door de opbouw der damvakken werd het zicht op sommige basispunten afgeschermd, reden waarom voor bepaalde sectoren een o~er­ eenkomstig hulpsysteem werd ingevoerd.

De bruikbaarheid van dit visuele plaatsbepalingssys-teem werd aanmerkelijk verhoogd door in de basispunten ster~

ke lampen aan te hrengen; ook bij nacht, schemer en lichte mist kon dan doorgewerkt warden.

Opgemerkt wordt dat bij de aanvang der werken de moge-lijkheid beschouwd is voor de plaatsbepaling te water bij het stortbedrijf gebruik te maken van het Decca-survey-systeem. Afgezien van onbekendheid met en een zekere achter-docht bij het personeel tegen dit systeem, werd dit op grand

(29)

--29

van enkele steekproeven (toendertijd) niet aantrekkelijk ge aeht.

3.6

Uitzetwerk;~etingen.

Als basis waarop het werk kon worden uitgezet, werden door de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat enkele punten van de reehte strekkingen van de buitenkruinlijn van de toekomstige dam ingemeten en in het terrein vastgelegd door middel van in cen betonvoet ingestorte stalen buizen. Deze punten werden vastgelegd aan de berekende heetometre-ring van de toekomstige dam (uitgaande van een zelfgekozen O-punt op Waleheren).

Ten behoeve van het dijkvak over de Plaat van Onrust

(1958)

werd bij de aanvang van het werk aan de noordzijde op de Plaat door middel van sparren (om de 100 m) een hulp-basis uitgezet van waaruit tijdens de uitvoering alle uit-zetwerk kon plaats vinden. Dcze hulpbasis was nodig omdat de eehte basispunten al spoedig in de zandophoging zouden verdwijnen.

De opbouw van de overige damvakken vond in het eerste stadium plaats volgens de in vorige paragraaf aangegeven systemen voor plaatsbepaling te water. Was het zandlichaam hoog genoeg boven water opgewerkt dan konden ten behoeve van de afwerking met behulp van sparren en piketten de no-dige meetlijnen en punten warden uitgezet door gebruikmaking van theodoliet en waterpasinstrument.

Het peil voor de werken werd door waterpassing overge-braeht vanaf de op het oude land aanwezige merken.

Het voor een bepaald damvak te gebruiken meetlijnenstel-sel en toe te passen systeem van plaatsbepaling te water

werd steeds in het voorafgaande ~~~oenuitbeRerkt, opdat

bij de uitvoeringen geen vertragingen zouden optreden.

Naast het uitzetwerk dienden lopendede uitvoering vele opmetingen plaats te vinden die logiseherwijze door hetzelf-de personeel (hetzelf-de meetploeg) werhetzelf-den uitgevoerd. Als opme-tingen kunnen genoemd warden: oppervlakte en inhoudsbepaillb~n

(30)

-

-30-ten behoeve van verrekeningen, opmeting van zakbakens met het oog op de aan te brengen overhoogten, e.d.

Het bleek zinvol het meeste meet- en uitzetwerk door directie en aannemer gezamenlijk te doen plaatsvinden. Om latere meningsverschillen te voorkomen moeten de uitzetteke-ningen en uitgewerkte meetresultaten door directie en aan-neffier voor akkoord geparafeerd worden.

3.7

Communicatiemiddelen.

Het belangrijkste communicatiemiddel tussen de dienst-onderdelen in de verschillende gebouwen was de Rijkstele-foon. De aansluitingen vielen onder

3

verschillende netnum-mers; de beschikbare lijnen w~ren overbezet met als gevolg vertragingen in het doorgGien van informatie en opdrachteri en slechte bereikbaarheid van buitenaf (zie ook

3.2).

Slechts enkele vaartuigen (van de Waterloopkundige Afdeling) waren voorzien van mobilofoon. Behalve tijdens de sluiting (zie

8.3)

was de communicatiemogelijkheid beslist onvoldoende.

Als communicatiemiddel dienen ook aangemerkt te worden de verplaatsingsmogelijkheden te land en te water.

Beschikbaar te land waren ~~n Landrover en

4

bromfietsen. Met de Landrover diende de technisch hoofdambtenaar zich op ieder moment te kunnen verplaatsen; de technisch ambtenaren moesten zich dus met de bromfiets of te voe~ verplaatsen hetgeen de controle op de zear verspreide werken niet alt~d

ten goede kwam. De meeste uitvoerders beschikten over een eigen auto; daarnaast had de aannomer een Volkswagenbusje met chauffeur inbedrijf.

Te water werd beschikt over een directieboat (in prin-cipe gereedgehouden voor ingenieur en technisch hoofdambte-naar) en

3

vletten? waarvan een permanent gebruikt werd door de Waterloopkundige Afdeling. De twee overblijvende vletten war en in principe tar beschikking van de technisch ambtenaren die belast waren met zink- en stortwerk, respectievelijk bag-ger- en zuigwerk; vaak moest hiervan worden afgeweken. Een extra vlet zou veel gemak hebben gegeven.

(31)

-

-31-De wekelijkse werkbespraking (zie 4.1) vormde een com-municatiemiddel in dien zin dat hier geregeld informaties en richtlijnen konden worden !lkortgesloten". Daarnaast bleek het voor de communicatie van belang informaties en opdrachtol1 op papier(werk en uitzettekeningen, lodingen) sne1 te re-produceren en te vermenigvuldigen opdat alle belanghebben-den in de kortst mogelijke tijdover de juiste gegevens kon-den beschikken. In 1959 ward machtiging verkregen voor aan-schaf van een lichtdrukapparaat j dat tijdens de uitvoering van zeer veel waarde bleek te zijn.

3.8 ~erkbaarheid.

Een belangrijk argument (zie 4e interimadvies Delta-commissie) voor een ver naar zee geschoven trace van do Veersegatdam was dat hierdoor ervaring kon worden opgedaan met het werken in open z e e , De Deltacommissie do e Ld e hier ken-rclijk zoweL op de voortgangsmogelijkheden van het natte

be-drijf als op de mogelijkheden van opbouw en instandhouding van de verschillende onderdelen van de dam bij windgolven

en deining.

Hoewel van de aanvang van het werk af getracht is in voorkomende gevallen de omstandigheden waarbij tengevolge van deze invloeden werk gestaakt werd dan wel hinder of vertraging ondervond vast te leggen en te analysereri, is het niet gelukt een eenduidige samenhang tussen weersom-standigheden en we;rkbaarheid af to Lei.d en , Bovendien bLe ek reeds spoedig dat voor de verschillende werkonderdelen de maatgevende omstandigheden zeer uiteenliepen, terwijl ook anders weersomstandigheden als neerslagj mist en tempera-tuur op de werkbaarheid van invloed waren.

Inbijlage 3.8.1 is in tabel~orm een aantal ~ekeningen

verzame~d betreffende de wijze waarop bepaalde weersinvloe-den de voortgang van bepaalde wer~z~amhedenbeinvloeden.De bij hoofdstuk

6

gegeven prestatieoverzichten geven .een in-druk van de stagnaties ten gevolge van onwerkbaar we er in verband met stagnaties ten gevolge van andere oorzaken.

(32)

1959 1960

-32-Aan de hand van statistisehe gegevens van de Afdeling van het

K.N.M.I. vaar

de Deltawerken te Zierikzee kon een inzieht warden verkregen over het al dan niet "normaall1 zijn van de weersomstandigheden in de versehillende werk-seizoenen. Kart samengevat kan men stellen:

1958 en 1961 narmaal, eehter zeker niet gunstiger dan nor-maal;

zeer droog, veel maar niet sterke noorden windi zeer nat en veel wind.

De mate van voortgang van het werk onder ongunstige weersomstandigheden wordt mede bepaald door andere omstan-digheden en overwegingen. Genoemd kunnen worden:

- menselijke (psyehologische)faetoren; bijvoorbeeld de dag van de week, bekendheid met de situatie;

- de situatie van de werken; - de nabijheid van vluehthavens;

- de betrouwbaarheid van hclwaarsehuwings- of vluehtsysteem (wacht.boten ) •

Stelt men dat het begrip werkbaarheid duidt op de moge-lijkheid en mate van voortgang van het werk onder ongunstige weersomstandigheden, dan zijn de volgende conelusies naar aanleiding van de afsluitingswerken in het Veersegat te ge-ven:

- wind-, golven en deining vormden geen factor van betekenis; wel werd veel last van zandverstuiving door wind ondervonden; - beperkt zieht (mist-, nevel en neerslag) vormde een

werkbaar-heidsfactor van gelijke grootte-orde;

- voar het asfaltbedrijf bleken neerslag en vocht de doorslag-gevende werkbaarheidsfactoren.

4.

ORGANISATORISCHE ASPECTEN VAN DE UITVOERING.

4.0 .{\..lgemeen.

Het werk werd uitgevoerd door de aannemer(s). Arbeids- en materieelvoorziening behoorden tot hun zorgen, evenzo de ver-dcling hiervan over de versehillende werkonderdelen en het ge-ven van leiding hierbij. lets nauwkeuriger dan de aanduiding

(33)

f1taezieht-

-33-"toezicht op de naleving van de overeenkomst1l kunnen de ta-ken van de directie als volgt worden genoemd: kwaliteits-controle (toezicht op materialen, voorgeschreven dikten,etc.), voortgangscontrole (in het belang van het gehele werk) , coor-dinatie (tussen aannemers e~ leveranciers, zonodig tussen hoofd-en onderaannemers), zorg voor tijdige en juiste verrekeningen tussen aannemer en rijk, zorg voor een aantal (nader in dit hoofdstuk te omschrijven) nevenaspecten van de uitvoering. Daarnaast is het de taak van de directie bindende uitleg of aanvulling op de aannemingsovereenkomst te geven, waar deze niet duidelijk of volledig genoeg is, dan'wel bij de uitvoe~

ring moeilijkheden blijkt op te levoren.

4.1 St!uctuur van d~ leiding.

Op verschillende niveau's diende voor de vervulling van de directietaken rechtstreeks dagelijks contact met de aan-nemer te bestaan. Het lag daarom voor de hand de taakvorde-ling van het directiepersoneel af te stemmen op d e van de aannemer. De organisatievorm die in de loop van de uitvoe-ring geleidelijk groeide, liep bij aannemer en directie dan ook in grote trekken parallel. Op alle niveau's ontstonden daardoor eenduidige contacten.

Het prin~ipe van deze organisatievorm kan gekenmerkt wor-den als lijnorganisatie met vier gezagniveau's (afgezien van ,eperzijds de waterstaatshi~rarchie ~n anderzijds de directie en

rssd'11:"11bEEtuLr.vande a ann emei- ) . Door de keuz e van de l i j no r g a n Ls a ti e werden misverstanden in het doorgeven van opdrathten en be-slissingen voorkomen; door de beperking van bet aantal gezag-niveau's was snelle informatie en beslissing op het juiste ni-veau mogelijk.

De algemene leiding van het werk was bij de directie in handen van een ingenieur (1 e klasse), bij de aannemer een .i.ng e-nieur-hoofduitvoerder. De dagelijkse leiding (2e gezagsniveau) berustte bij een technisch-hoofdambtenaar, respectievelijk hoofduitvoerder. Onder laatstgenoemde functionarissen berustte de directe leiding van de verschillende werk- of bedrijfsonder-delen bij technisch ambtenaren (1e klasse) respectievelijk

(34)

-34-uitvoerders, waaraan waren toegevoegd een of meer opzich-ters en wakers respectievelijk bazen.

De werk- of bedrijfsonderdelen die logischerwijze on-der ~~n hoofd kwamen waren:

1. bagger- en grondwerk, mijnsteen, e.d.; 2. rijs- en zinkwerken, bestortingen;

3.

asfaltwerk, verhardingen, e~d.

De uitvoerders die de 2 laatstgenoemde bedrijfsonderde-len leidden waren tevens degemachtigden van de betreffende onderaannemers; zij hadden gewoonlijk bij hun firma de rang van hoofduitvoerder.

Naast deze onderdelen van het eigenlijke werk.bleek het nuttig te onderscheiden:

4.

basisbedrijf (regeling aanvoer en overslag van materialen, beheer werkhaven, e.d.);

5.

meetploeg (uitzetwerk voor alle onderdelen, opmeting ten behoeve van verrekening).

De uitzetploegen van de directie en de aannemer werkten veelal gecombineerd; de leiding berustte bij een opzichter

B.

Tenslotte bleek er meer dan eens behoefte te bestaan aan een technisch ambtenaar of opzichter die zich uitslui-tend bezig kon houden met wat men zou kunnen noemen:

6.

bijzondere werken (bijvoorbeeld nylonmatten).

In principe berustten de externe contacten (met infor-matie- en ondersteuningsdiensten, overheidsinstanties, e,d,), zomede de regeling van de in paragraaf 4.2 te noemen zaken rechtstreeks bij de algemene leiding, die daartoe werd bij-gestaan door een technisch-ambtenaar (1e klasse).

De uitvoering van een werk als de sluiting van het

Veersegat was typisch seizoenwerk. Van maand op maand bleken dan ook verschuivingen nodig tUBsen de verschillende onder-delen. Zo werden in het begin van het seizoen caissons ge-plaatst, maar er WaS geen asfaltbedrijf gaande. In de winter-maanden werd zelfs in het geheel geen werk uitgevoerd.

(35)

rrechnisch-

-35-Technisch-ambtenaren enopzichters werkten dan ten 1 ehoeve van rle documentatie en aan de werkvoorbcreidingen van h~t

komende seizoen, terwijl de wakers opmetingen en dergelijk werk verrichten. In de wintermaanden

1958/'59

werden door eigen personeel enige maquettes vervaardigd ten dienste van de voorlichting aan bezoekers.

Wekelijks vond een bespreking plaats tussen aannemer en directie waarbij zowel de technisch-ambtenaren als de uit-voerders aanwezig konden zijn; in verband met het buitenwerk waren vooral de uitvoerders nogal sens verhinderd. Behalve dat op de werkbespreking een kortsluiting van informatie

(naar boven) en opdrachten of richtlijnen (naar beneden) mo~ gelijk was, die de kans op misverstanden verkleinden, konden hier suggesties ter tafel worden gebracht en besproken, ter-wijl het nuttig was dat alle betrokkenen in grote lijnen op de hoogte bleven van de ontwikkeling in de totaliteit van het werk.

De omvang van de taken die de leden van het directieper-soneel konden vervullen werd in belangrijke mate bepaald door hun verplaatsingsmogelijkheid en communicatiemiddelen. Behal-ve gedurende de sluiting lieten deze Behal-veel te wensen oBehal-ver. Bo-vendien was van invloed de voorgeschreven vrTekeningswijze C~ de nauwkeurigheid van de opmetingen die hiervoor moesten plaatsvinden (als het zand voor ophoging bij 00rbeeld ver-rekenbaar is in de bakken , dan~jn een of enkele wakers volle-dig ingeschakeld. Stelt men dit zand verrekenbaar in profiel dan bezorgt dit de meetploeg wat extra werk. Stelt men het zand in het geheel niet verrekenbaar dan volstae~ de technisch-ambtenaar ten behoeve van glohale voortgangscontrole met sen opgave van het aantal b akkcn doer de z ui.gbaaa )0

4.2

Administratje i.:::an, de_.~:\:.£.~~,!:iel~

De taakvervuJJing van 'de directie st o e Ld e op een uitgebrei.· de administratie. De basis hiervoor werd gevormd door de gege-yens verzameld in de dagrappor~en van de wakers (verwer~te

(36)

hoeveelheden, personeel, materieel). Daarnaast waren van belang de hoeveelheidsbepalingen die op grond van opme-tingen (profielen, oppervlakten, schepen) plaatsvonden.

Uit deze gegevens was op te maken de hoeveelheid werk die in het achterliggende tijdvak werd verricht. Op basis hiervan vonden de termijnbetalingen aan de aannemer plaats (delen van de aannemingssom). Bovendien konden op basis hiervan de verrekenbare hoeveelheden worden bijgehouden(af-wijkingen van de aannemingssom bij de eindafrekening). Daar-naast maakten deze gegevens (of een bepaalde greep daaruit) controle op de voortgang van ieder werkonderdeel mogelijk (door vergelijking met de plangegevens). Bovendien werd een documentatie van het werk gevormd waarnaar teruggegrepen kan worden, indien later (bij de eindafrekening) menings-verschillen tussen aannemer en directie zouden rijzen. Ook voor de verrekeningen in verband met eventuele wijzigingen in lonen, sociale lasten en grondstofprijzen werd hier een basis gevonden.

In concreto vonden de volgende bewerkingen plaats.DeDag-rapporten van debe<iJakers werden met doorschrijfsysteem op formuller in bloc opgemaakt (wakerboekje) , Dagelijks werd een dagrapport afgedragen aan de directe chef (de technisch ambtenaar belast met de leiding van het betreffende onder-deel), Deze vatte de werkzaamheid in zijn onderdeel samen in een dagrapport met zonodig een toelichtende tekst, Op ba-sis van deze dagrapporten, eventueel gecorrigeerd naar de resul tat en van opmetingen, werd het dagboek samengesteld (do-cumentatie); het weekrapport opgesteld (informatie ten behoe-ve van voortgangscontrole door hogerhand); de staat van ver-bind end 'gestelde hoeveelheden (staat A) bijgehouden en de termijnberekening gema~ct.

In het dagboek werden ook opgenomen alle afspraken die met de aannemer werden gemaakt of opdrachten die aan hem werden gegeven (veelal het verslag van de werkbespreking), Achteraf beschouwd had het dagboek beter opgezet kunnen wor-den als bundeling van de (TA) dagrapporten met dagelijkse toelichting of verbindende opmerkingen van de technisch

(37)

hoofd-

-37-hoofdambtenaar en verslagen Van besprekingen. Een dergelijk losbladig systeem zou veel overschrijfwerk hebben uitge-spaard.

Het weleens geuite bezwaar dat achteraf vervanging van bladen mogelijk is waardoor de betrouwbaarheid van het sys-teem aanvechtbaar zou zijn kan worden ondervangen door alle

blade~ in een doorlopende nummering geregeld te doen waar-merken door aannemer en directie (bijvoorbeeld met een paraaf). Ook het weekrapport had achteraf beschouwd een praktischer vorm kunnen krijgen, ondermeer door dit (op een 2 wekelijkse termijn) te verbinden met de termijnbetalingsrekening.

Het ligt voor de hand dat een aanvoer- en voorraad~dmini­ stratie nodig was. Daar meerdere leveranc~ers waren ingescha-keld en een aantal bedrijfsbuffers en noodvoorraden werden ge-bruikt diende deze centraal plaats te vinden. Deze administra-tie ressorteerde onder het in de vorige paragraaf onder

4

ge-noemde basisbedrijf.

~aast de bovenomschreven normale werkadministratie werk-te een ambwerk-tenaar van de afdeling Eostprijsberekening. Deze verwerkte de gegevens over materieel en personeel uit de wa-kerboekjes iri ov~rzichten per werkonderdeel. Een controle over detotalen was mogelijk aan de hand van de door de aan-nemer overgelegde loonstaten en aan- en afvoermeldingen van materieel (hierdoor werd een materieelstaat bijgehouden). Op basis van deze overzichten kon naderhand een inzicht wor-den verkregen In het kostenaspect per onderdeel zowel als in het fin~ncieel resultaat Van het gehele werk.

Het kosteninzicht per onderdeel is uiteraard van belang met het oog op het ontweip van toekomstige soortgelijke

pro-jecten en de onderhandelingen met de aannemer over uitvoe-ring ervan. Daarnaastis kosteninzicht een wezenlijk en nog te vaak onderschat bestanddeel van de voortgangscontrole; waar het werk financieel niet good zit dreigen er moeilijk-hedeni Het is daarom gewenst do bew8rking van de materieel-en personeelsgegevmaterieel-ens onmiddellijk plaats te domaterieel-en vindmaterieel-en;

(38)

-

-38-de feitBlijke nacalculatie kan dan ver-38-der tot enkele be-werkingenworden teruggebracht.

In de loop van de uitvoering der afsluitingswerken in het Veersegat is tot gedeeltelijke samenvoeging van werk-administratie en kostprijsberekening overgegaan. Dit bleek slechts mogelijk te zijn door de leiding op te dragen aan een technisch ambtenaar met administratief inzicht.

4.3

Ondersteunings-, samenwerkende-, adviserende- en informatie-diensten.

Zowel de aannemer als de directie waren in vele opzich-ten afhankelijk van andere diensopzich-ten. Deze afhankelijkheid varieerde van het incident eel verschaffen van informaties tot de dagelijkse hulpverlening bij bepaalde werk- of be-drijfsonderdelen.

Als interne ondersteuningsdienst bij de aannemer kan vooral genoemd word en de werktuigkundige dienst. Bij aan-nemer en directie de meetploegen. Voorts de tekenkamer met lichtdrukkerij. Een zeer belangrijke (externe) ondersteu-ningr3diunst was de meetdienst te water van de onderafdeling Zierikzee van de Waterloopkundige Afdeling van de Delta-dicnst.

Diensten waarmee incident eel werd samengewerkt waren de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat en de Boor-dienst van de DeltaBoor-dienst. Lopende de uitvooring werd bo-vendien daadwerkelijke steun ontvangen van de dienst van het 100dswezen (verplaatsing van tonnen, bebakening, e.d.), zomede van de

P.T.T.

en de Prov.Zeeuwse Electr.Mij. Ook van de diensten van de Rijkspolitie (te land en te water) werd veel gebruik gemaakt.

De Waterloopkundige Afdeling van de Deltadienst had wen invloedrijke adviserende taak. Met name liepen de contacton met het Waterloopkundig Laboratorium, het Laboratorium voor Grondmechanica en de Geologische Stichting via deze afdeling.

Rechtstreeks advies van het Laboratorium voor Grond-mechanica werd gegeven over de te verwachten zettingen in de

Cytaty

Powiązane dokumenty

Given a certain annual throughput the cost model will calculate the costs per container: specific for the yard and for the entire terminal for the different terminal types (see

Upadek bloku administrowanego przez Moskwę przyniósł rozczarowanie, ponieważ po wielu latach rzekomo znacznie szybszego tempa wzrostu gospo- darek należących do

In so doing, we were seizing the opportunity to respond to the concerns voiced by our Russian colleagues during a conference previously held in Cracow at Ignatianum on the 27ᵗʰ and

Jak już nadmieniano, wśród ogółu mieszkańców gminy, 1555 osób pośrednio lub bezpośrednio związanych z rolnictwem, nie było źródłem utrzymania, przy czym więcej kobiet niż

Trzeba dodać, że sumienie, podnoszące naszą naturę na poziom mo­ ralny dobra i zła dzięki inteligencji i woli, a przez łaskę przemieniające ją w kierunku

1 Qu’il me soit permis de le dire vite : L’État islamique (certes, il n’en est pas un, mais le désigner comme Daesh, à l’instar de l’offensive sémantique de la

Эти задачи, а также необходимость исправного проведения организаторских работ связанных с выполнением плана развития армии в период

Gdy jednak mówi się o różnych kategoriach szlachty, czy mieszczan (posesjonatów, nieposesjonatów, owej dość mitycznej inte­ ligencji mieszczańskiej), chciało by