, I ,
1
l 1VERSLAG OVER HET
PROCESSCHEMA
VOOR DE
BEREIDING VAN DICHLOORETHAAN UIT
ETHEEN EN
CHLOOR
(1 januari 1963).L.Bakker
Oude Langendijk 23 Delft.
L.Bakker
Oude Langendijk 23 Delft..
Verslag over het processchema voor de bereiding van 1,2 dichloorethaan uit
etheen en chloor
§ 1. Algemene inleiding.
1,2 Dichloorethaan is een kleurloze vloeistof, kpt . 83,50C en bekend sinds 1795, het jaar van haar ontdekking door drie
Hollandse scheikundigen, vandaar de naam:"olie der Hollandse scheikundigen". Het is een van de meest stabiele gechloreerde koolwaterstoffen.
Technisch vindt het pas toepassing sinds ongeveer 1923, aan-vankelijk voornamelijk als oplosmiddel maar ook als bestanddeel van antiklop-toevoegingen voor benzine.
Tegenwoordig is het vooral belangrijk als grondstof voor de bereiding van vinylchloride, dat de grondstof is voor P.V.C., één van de belangrijkste plastics.
Het 1,2 dichloorethaan wordt industrieel op twee wijzen verkregen:
1) Door additie van chloor aan etheeen in: a. de gasfase;
b. de vloeistoffase.
2) Als bijproduct bij de fabricage van etheenoxyde via ethyleenchloorhydrine (Litt.l) .
Proces la werd voornamelijk gebruikt voor de afscheiding van etheen uit cokesovengas. Hierbij maakte men gebruik van metaal-chlorides op inerte drager als katalysator.
Proces lb: chloor en etheen worden samen in een oplosmiddel geleid waarin de reactie plaatsvindt.
Proces 2: CH2 : CH2 + HOCl ---'CH20H • CH2Cl;etheen en chloor worden samen in water geleid waarbij de additie van alleen
§ 2. Keuze van het meest aantrekkelijke proces voor de bereiding van 1,2 dichloorethaan.
Het gasfaseproces (Litt.9, 10) werd vroeger gebruikt om 1,2 dichloorethaan te maken uit het etheen dat in cokesovengas voorkomt (1,5-2%). Sinds er echter uit de aardolieraffinage grote hoeveelheden etheen van hogere concentratie beschikbaar zijn, heeft men van de winning uit cokesovengas afgezien. Om,
als men geconcentreerd etheen ter beschikking, het gasfase-procédé toe te passen, is weinig aantrekkelijk, daar de reactie in de gasfase moeilijk te controleren is en vaak explosief kan .
~
gaan verlopen (de reactie is zeer exotherm: 48kca'/mol). Ook \ J.worden er bij het gasfaseproces aanzienlijk meer hoger gechlo -reerde producten gevormd dan bij het vloeistoffaseproces. Rest
dus het vloeistoffaseproces.
De meest gebruikelijke methode was , en is waarschijnlijk nog, die waarbij men chloor en etheen samen leidt in een reactor die een oplosmiddel voor de beide gassen bevat (Litt.4), waarvoor echter het bij de reactie gevormde dichloorethaan dient. In dit oplosmiddel is tevens de katalysator opgelost. Hiervoor gebruikt men chlorides van Fe, Cn of Sb (Litt.7), gewoonlijk FeC1
3•
Deze katalysator is niet zozeer nodig om het proces te
ver-snellen als wel om de vorming van hoger gechloreerde producten te voorkomen, het is dus eigenlijk een inhibitor voor deze verbindingen. De temperatuur voor de reactie blijkt optimaal ongeveer 400C te zijn. Omdat bij de reactie veel warmte
vrij-~
komt: 48 kcal/mol, dient deze door een koelmedium te wordenafgevoerd (bv.Litt.4). Het reactieproduct tapt men af waarna het gereinigd dient te worden. Hiertoe wast men eerst met water het FeC1
3
uit, neutraliseert daarna het als bijproduct ontstane zoutzuur om vervolgens met water azeotroop te destilleren,waarna men het destillaat in dichloorethaan en water scheidt. Doordat hierbij echter naast elkaar aanwezig zijn chloorver-bindingen en water, zodat door hydrolyse zoutzuur ontstaat, heeft men met ernstige corrosieproblemen te kampen. Ook gaat de
katalysator verloren, dit is echter vanwege de geringe hoeveel-heid (0,1%) niet zo erg.
Deze bezwaren nu, kan men als volgt op elegante wijze omzeilen (Litt.5). Als oplosmiddel voor het reagerende chloor en etheen
wordt eveneens dichloorethaan gebruikt, echter nu ais kokende vloeistof. Hoewel in de meeste literatuur gesteld wordt dat de optimale temperatuur bij + 400C ligt, blijkt toch het rendement bij 84°C niet merkbaar lager te zijn (96,5%) (Litt.5). Daar er
geen reden is bij andere druk dan 1 atm. te werken, is de tempe-ratuur in de reactor dus
±
840C. De verdampingswarmte vandichloorethaan : 7,52 kcal/mol is ongeveer het zesde deel van de vormingswarmte.
Men laat nu ongeveer zesmaal de gevormde hoeveelheid verdampen, condenseert de damp en recirculeert 5/6 van het condensaat. Zo
heeft men het voordeel dat het verkregen product al direct vrij zuiver dichloorethaan is daar de reactor tevens de rol van
destillatie-eenheid speelt, terwijl de katalysator in de reactor achterblijft. De verdere zuivering is hierdoor veel eenvoudiger
dan bij de eerder genoemde werkwijzen. Bij de reactie worden zb
weinig bijproducten gevormd (voornamelijk hoger gechloreerde producten als 1,1,2 tri- en 1,1,2,2 tetrachloorethaan) dat de inhoud van de reactor slechts zeer langzaam hierdoor verontrei-nigd wordt. In de practijk blijkt het voldoende om bv. één maal
per 180 dagen de reactorinhoud af te tappen en de reactor weer
te vullen met nieuwe, zuivere dichloorethaan, of men kan continu een kleine fractie spuien (Litt.5) . De activiteit van de kataly -sator blijkt niet te verminderen met de tijd, de concentratie
ervan kan tussen 0,035 en 0,5 gewichts% liggen, meer dan 0,15%
heeft echter geen zin daar dit niet in het resultaat te merken
w
Deze werkwijze werd door mij gekozen ter nadere uitwerking (zie daarvoor § 5) •
§
3
.
De grondstoffen.Ui t het voorafgaande blijkt al dat er geen zeer zuiver', etheen
nodig is voor de reactie met chloor, echter wordt bij het gebruik van sterk verontreinigd etheen de zuivering van het reactieproduct bewerkelijker.
Bronnen van etheen zijn:
1) Cokesovengas. Hierin is de concentratie slechts zeer laag (ca.
1
,
5
%
),
zodat het, indien men over hoger geconcentreerd gas kan beschikken, niet aantrekkelijk is dit gas te gebruiken 2) Raffinaderijgas. Door de ontwikkeling van de kraakprocessenin de aardolie~industrie, in het bijzonder het katalytisch kraken, kan men tegenwoordig beschikken over gasmengsels die
hogere gehalten etheen bevatten: thermisch kraakgas bevat
±
4%, katalytisch kraakgas±
9% etheen. Ook heeft men tegen-woordig kraakprocédé's die speciaal op de productie van
etheen zijn gericht en waarbij men als grondstoffen bv. gebruik~
ethaan, propaan, butaan, licht tops (C
5-C7) of nafta en
paraffineuze gasolie . De etheengehalten in het product van
deze processen is nog weer aanzienlijk hoger dan bij de eerder genoemde en kan tot
±
31
mol.% bedragen.Het etheen uit al deze processen kan uit het product afge-scheiden worden door bv.:
a) Destillatie. Daar etheen een zeer laag kookpunt heeft
(~03,90C) moet men 6f bij zeer lage druk en atmosferische,
6f bij redelijk lage t emperatuur en verhoogde druk destil-leren.
b) Rectificerende absorbtie (met olie). Door de sterke toename van de etheenproductie tengevolge van het grote belang van deze grondstof als bouwsteen voor vele producten, kan men tegenwoordig in ruime mate geconcentreerd etheen kopen
'bv.
98%).
Het ligt dus in de huidge situatie voor de handhiervan uit te gaan.
Het chloor. wordt bereid door electrolyse van NaCl. Vroeger vond het Deacon-proces (oxydatie van HC1) toepassing, maar dit proces is
(
~VerdrOngen
'door de electrolyse.Het (droge) chloor wordt gecomprimeerd tot vloeistof
(damp-spanning bij "kamertemperatuur" :!:. 7 atm.) in ijzeren vaten getransporteerd.
§ 4. De grootte van de te produceren hoeveelheid en de beste plaats voor de te vestigen fabriek.
v~~, 1.b,'c.k100Ye.!:~~
Van de toenemende produciieYKrijgt men een indruk uit de volgende Amerikaanse productiecijfers:
1948: 106.000 ton; 1951: 195.000 ton; 1957: 240.000 ton (Litt.6)
De prijs in Amerika was in 1955: $ 0,10 per lb. (= :!:.
f~.20/kg).
De Nederlandse productie van P.V.C. was in 1960
ong~r
~
2000 ton/jaar (Litt.ll). Indien we aannemen dat het dichloor-ethaan uitsluitend voor de productie van vinylchloride wordt gebruikt, en dit weertiritsluitend voor de productie van P.V.C. en dat men vinylchloride niet langs andere weg maakt (uit ace-tyleen, voor Nederland vooralsnog te duur), dan is voor deze 2000 ton P.V.C. ongeveer 3000 ton dichloorethaan nodig. Het grootste deel van het P.V.C. wordt ingevoerd, in 1960 nl.16.00~
ton. Gaan wij er van uit dat er naar gestreefd zalworden steeds meer door zelf P.V.C. te produceren in onze behoefte te voorzien dan is een redelijke productiecapaciteit voor een dichloorethaanfabriek bv. ruim 3.000 ton/jaar. Hierop baseerde ik de capaciteit van het verder beschreven proces op 3.350 ton/jaar.
Voor de plaats van de fabriek zijn verschillende mogelijkheden.
In de eerste plaats denken wij aan het Botlekgebied, omdat zich
daar de grote raffinaderijen bevinden waarvan het etheen
betrok-ken kan worden, zodat dit dan geen grote vervoerskosten op zou
leveren. Om deze reden zou men zich ook in Limburg bij de
Staatsmijnen kunnen vestigen daar deze, in samenwerking met
Esso, een grote kraakinstallatie hebben gebouwd.
Als laatste mogelijkheid kan men nog te rade gaan bij
overwe-gingen van sociale aard en de fabriek in één van de
probleemge-bieden neerzetten, mits men daar van overheidswege voldoende
financi~l~ privileges verkrijgt, zou het de moeite waard zijn
zich hierover nader te orignteren. Tevens zal men dan minder
moeite hebben de benodigde arbeidskrachten aan te trekken, al
zal dit probleem voor onze fabriek niet zo stringent zijn daar
het proces zeer weinig arbeidsintensief is.
§
5.
Het gekozen proces.De letters en cijfers die in het volgende zullen worden
gebruikt, behoren bij de "flovvsheet" op pag.8
Kolom I is de reactor. Deze is zeer eenvoudig van constructie,
het is nl. een cylinder, gepakt met Raschigringen.
Onderin is een klokroerder gemonteerd om snel een intensief
kontakt van de gassen met de vloeistof te bewerken en verder
bevinden zich daar de inlaten voor het chloor en het ethyleen.
Op een hoogte van 4,8 m bevindt zich een vlotter die het
vloeistofniveau op deze hoogte houdt doordat hij regelafsluiter
R bedient, en helemaal bovenin bevindt zich de dampafvoer.
Boven de niveauregelaar bevindt zich nog
1
m pakking vanRaschigringen die als druppelvanger dient.
De kolom is uit te voeren in normaal constructiestaal, daar
beide gasvormige producten droog zijn (het chloor omdat het
anders nooit in stalen vaten vervoerd had kunnen worden, zoals
gebruikelijk is, en het etheen uit de aard van het
fabricage-proces daarvan). Het weinige chloorwaterstof dat gevormd wordt,
kan zonder water weinig kwaad. De pakking dient om een betere
verdeling van het gas in de kolom te krijgen.
I ~
De vloeistof is in de hele kolom op haar kookpunt, bovenin is
de temperatuur + 84°C, onderin
±
95
0C, wat hoger dus t.g.v. dehydrostatische druk van de vloeistoffen. Daar de kolom dus
overal kookt is zij te beschouwen als een gepakte kolom die
boven het zgn. floodingpoint werkt.
De vloeistofdruppeltjes die in de dampstroom worden meegenomen,
worden tegengehouden in de laag Raschigringen boven de niveau-regelaar.
Het etheen en het chloor worden in ongeveer equimolaire
hoe-veelheden ingeleid, d.w.z. in ieder geval houdt men de
verhou-:~ , ding tussen 0,9 : 1 en 1,2 : 1 mol. etheen per mol. chloor.
l ,
I'
I
I I
/
De uit de reactor tredende damp, die naast het dichloorethaan
nog bevat:kleine hoeveelheden hoger gechloreerde producten,
onomgezet chloor en/of etheen, chloorwaterstof, ethaan en
methaan, wordt gecondenseerd in condensor a. Hierin wordt dus,
in de vorm van condensatiewarmte, de reactiewarmte afgevoerd •
. Zodoende spaart men een koeler voor de reactor uit en daarmede
dus tevens een koelwaterpomp en onderhoudskosten.
Het niet gecondenseerde gas wordt afgevoerd naar koeler c,
waarop verder nog wordt teruggekomen.
Het condensaat wordt nagekoeld tot 430
e
en verdeeld in eenfractie die teruggaat naar de reactor en één die in hoeveelheid
overeenkomt met de in de reactor gevormde hoeveelheid. Deze
wordt in kolom II gepompt.
Dit is een gepakte kolom die als stripper
----_.---
functioneert om hetnog in het dichloorethaan opgeloste gas er uit te halen. Ook
deze kolom werkt onder een druk van I atm. en heeft dus een
temperatuur van + 840C. De topdamp wordt gecondenseerd en al het
I
condensaat dient voor terugvloei!ng. p~~
Bij het niet gecondenseerde gas wordt het zoëven genoemde gas
uit de condensor a gevoegd en dan wordt in koeler c gekoeld tot
oOe.
Zo wordt vrijwel alle dichloorethaan dat nog in het gas zatgecondenseerd. Dit condensaat leidt men terug in kolom II. Het
gas dat uit deze koeler komt, bevat naast wat inerte gassen nog
chloorwaterstof en chloor, berekend als C1 2
±
12 kg/h. Dit isteveel om zonder meer in de atmosfeer te spuien, daarom wordt het
,. nog gewassen met bv. natronloog, in een kleine gepakte kolom IV
(zie bv. Litt.3) en tenslotte gespuid in de lucht.
Het bodemproduct van kolom II bestaat uit dichloorethaan dat
nog verontreinigd is met + 2% hoger kokende producten,
voorname-lijk 1,1,2 trichloorethaan en nog iets 1,1,2,2 tetrachlooretha~
Daar het dichloorethaan zeer zuiver moet zijn voor de productie
van vinylchloride worden deze hoger gechloreerde producten
ten-slotte afgescheiden in kolom III. Dit is weer een gepakte kolom.
Ook hier is de druk 1 atm., de temperatuur dus 84°C. Onder in de
kolom worden de hoger kokende producten afgetapt. De topdamp
wordt gecondenseerd in condensor d. Een restje niet condenserend
koeler c. Het condensaat wordt gedeeltelijk gebr~ikt als reflax,
de rest is ons eindprod~ct. Dit bezit een hoge z~iverheid:
>
99,9
%
en is als zodanig te gebr~iken voor de prod~ctie van vinylchloride.'~ , 7 " ';f I I
r
i , I , I I ! 11 ,..DL i I'l. I Lr--, ID I I IÇ I '~ r ~ ') \ I d I I I ~ L - _ - , - - ' I I r<--~---jl i f '-f ! 11 i I I I II
~- ~LJ
[-!-i~J
- f--
ri
~
r;
-1-/ _.L -I 6~
1
-J
~
"'t',J4/L.-.
k
J/SU>Jl~'t (~
)
{tL~
50-.1)"-'
i
LL
wQA..-k
I,{,1
k1k
1
.
û:cli
LJ,~
ti 1.6 t1
/
~
3~-
()C
À. (J-.
L:H.
I~ 13 ,,-/ tt /1.. 1 2. 1'2 1'1.. 12. /2..-~
fdJ
4J~
~USI1../~.h.-(tZO~
1.;/117
----_._----LI
I
?rodl.<.Gtc", d ~I
-I
?u...C
D~c- ooretL:L~
+ h0t-Jt -1Q.~vlçokt....d~
'
)0 &a.-a..-f
.
kokt....J~FI'"CJd'-<..Gte,...
I dieUoor-e-t;~~,kt~
kt
/
~
kj
~
h
I
kj
/
joo
kIl,
! (12. :37
J
Is-ti
0) (yb t~t.+'t: IY~2
21
tJ
0)770
1t
x) 1.7
§y~
fis
I
-
321bJ
(j)/
1
07
1.117
", tt
L I _'f
t
6
2 1.Lo
() tt
,
g
t
260
Ó62. J
]
soJ
(j /'-il1
5-/ ] " / 'f~ J I7
61
Cl,
t / l1
77°
(J '2/'-1 (j
7
~
/
() 1.t 1-7
ti
() 2./1. 1,
/0S"o3
(!) /,
'-1/söJ
a 11..// I I/9
1
11..(7
17
I~ I Itg
'-/
'-I'1
(b
Y-V/ b
L~ vOL
d ..
d
/.::m re. ti-c...~ kOrULko~(/.p~.I ::, /821. (!) ço b /J"L'2.. () ')0 ~ I I (<-( 1"330 (!)( 3
1°
13,So(7/51°
16
"-{
J /
0,
(
.s
Ic ~r
/
c:J t3 b I-_
.. -._- ----.-1
De.ze.. ( bk1lu/
a.~t
u:..r
UI c9k
t
at
~
0,8
kJ
C.J./'f~
~
kj
L'AlItt
T;Y .D
(..1.~
(f::,k.j
ktttd
~
t
'-11 Ikj
J:"UO?JYe.Htta...
).
ti I 2.kf
fr~~lIlJ7)rcI:Lo..a..-
).
f:LQ.4-I
..s
0-0~t
Cl.r
fa.
rtJ.A.
t
epI.)
=
JaN-.
t~.s fr-~
~
bJ
J~ $tr~
r
~
r
tlta..
t
W-v!.LA
lila.
t
w~t
Stint-.
~
oe.rPA-rVt.a..tw.JI..l.<.~Ua..J.
J~jtr~ ~
tic
k~d(l.~b~r~~ltt~
('M.t~t kJlJ1:r~ ~ Q~
C
...
ra.t~
u.:.tt4..Jkj(s&~
~
'c
~
T
~I
f.;(al.Jdd.
~
~G
t.1
~
7/1M
l,u<.'c
A::
Ul.M'
}s-JLd.l'ruwt~t. ~ ~
1-:;~e~VL ~i~ ~ ~~
rr/~
~'jr ÁM~)(
~rA-taJ. ~ ~i ~
~ ~utd ~,--,'fi v~~ ~'dd.J
k
k~/J<.I..
a.~taJ ri~
rr
w
-L.qk
(]C\-j~
rir-~
~
"
~ta1
r~~
,
\~~
I
'f-a.~tJ
r7~
I
d;
a..-.
a.
~Ot.
ctft
aJw..tUt~ ~
d;G..w..efUL
(hlo..~ ~(TOfoljtr~
~)MAM
I
"
Lc.L'Ua.a..t
"
(LI4.k)i...~
,
~
I1/ld~
lUL)
I. 'A,.u.,
'
L4 (! M..-C v.tI\..J ' "'" AM MIl ""
~
Ua.a..t..
I, I'a.
1.0 $öyJ
boü
JJ
çQ t~)<32. é)1 0fJ~
I 10 1'1..0 ft .32-32.a..'
bx
..
/ett.
'-(IJ../.,b
7.J L../ 11 ~Jt..l~c. .. ~c. diU(cntr~&(4.~ ..I~~~j"",..d~~gl.(
g-(
Ll381.{
waA
u-wa/r:
Ut.2./ I 2r".3'2.
(),07
8:;
2.7
, db
t3 I I.{ 100w
$""0I../J
6
0 0 ~ 1..,31./ tC;"'3'Z.. (J,otJC;
~c:> toc> .32 5'"0gf
(
b
1'1. ft{ 2Q 2.S
ZOj,
f/3 ~ c....~e 1" ... .1" S or~ 13 " vl/AJa...p ...J<.
d'c:,lloor<./;~~'"
8
'1
Lf
b
t
OO 2,3'1 'ZS;x 3'Z. é),°
7SÇ
3c) 3~ ,)( {O,,$c.
•
- 3>0 ~I~ { " -30 / j .3uólb
,
2.5x3'2. tJ, 07&-2 1 ,'-'.I .3 /2 1'2.b
t
to
Ço'18
600
S"Jçg
:Z~x~'2..ö,olgÇ
Ju
I IJ~
J
,
8
1 () 0 (0 2.a S-ot.g
(
60
0I
,,) 6J
2.5"'~32..(),01 8(
5
{),oJ2
(00q
~l
(6
(b
1:)0 13u JvtJa...~ ... Jc. d ,'d/oor«.&!.4A-.34{
g'-('
I...f67°0
S" 2$"',c3Z.c:>,ofJÇ
7°
lr
w-L7°
100 / .... ( 0 '1..60
/1 /1..d,'
~('
~Lt..-.d,--~hq,.lr1'p
JQM....tt.wissJl<t4h.
I , Iy I ''Y
!1, ..
dt
~J
ti:.
~<{3C~;'"
tiL
~
~dj
;",r1..dl
1k,<J~
k/tiL
Lfu,Jzi',"<4Al"-. dL
u...
(J«'c)
-uÁ<>rL/
tfkJ
D:/~dJt~~" ~
~~~#(2/u
...j-e.--U~ kiLn,/L~IIa.d....~t}
~~~~/-<-<O~'
IJ
,Cqw(JkJL
-- ($1'111..
.
(Jf
~
,
~
I
il-.d.
&-....AA
~
-UN.L..!
-U 1kt.Lj
(f1
Alf...
~
0."-.da.-...f
-L... .' A.uJL a.d....
AJ&e..Jkl
j)'/l':.A'1~ÁkJd---Jkx...,;/~~L...
1
.
J)<-~JkAJ~Ä~'s~
~~a4~/~
[~htJûuzJdJ
l'~r~.u:kC{AN4rlJd
(Uls-)
iD"d
I . I • k~
hl
I I0,'~~
:bo~
1-hro1
k
:
6~?ctJJ~'J
:
I'IQ~d;j~r
r~fUl.-~
:
±gl(
C
1:::::.I"t-.-k.
:
:l,a.Á...
û
(·
~~
io..-...hr
:
('-{éJ~~
D:'~k ffX...Ll/~"-U'o-lJL: (b,<....~n~~f-.ut..
U/~y.~~
:
(b~A-..-..
û:a..--t.-k
~
lu..,kLfwd.:
,z
P-t~
HL/.u4tUi :
~L~~,fM
rLrrk~"-LI
:
t)'
!t-~f"1
)
1'-130 ~.:-f f3yO, i
I
.
f~~~;rt~S.."
I~~' ?B
•
è-~:/ . , . ' I+l# I to"tw
I
I
""~~!.
. "..;11
... t ... ,:•
IJ
,'ol",'11
Ii
,. I~.f~
,"
jR
~b ' "I
I~IJ,
Mi
*IJ
11
fI:I:I:I; ~','
I~
~(:, )-PJ
•
" ,-t:·,liD
I
I.t{•
:(!l7
lt .:, r.,'.
;,..
, ~ t.1
~
:sl
•
~; ;i~ Ie~
. .'~Bi
m
'~;; ~ ,:.~(
I .;•
11
I~,
V
I . t•
IW
~.11
'..
!M
lil
10[1
r- " :" !I•
'.,
, ,"i , ',~•
(!)8~
1,'0
l+tl:F11
11
!±Hl tttl±•
0,tdS
"0 iJ.M
••
I ..
1°, ~,"
. 0mi
. -,' I , , . ,.
~t laJ~ u; ~J
lti • 0 3~ (!J,SLf
oSs
I(!),&
b 0(80,88
0lig
6.19~
(9,q8
?,'
~1. (9,~ (9,l( '1\ c:Jbo,J
f,(!),
~ 0û1g
I(9,9
'l.. (!)Ir~ ~9'-( I!Jq -0,9
~D,qq
~t ~'3 r,
,
I S l,bO'1
1 I~,3 I r.>,t ~{
2'1
~,8
~,t /z,v
,ÁH">N.V. Drukkerij "Mercurius" Wormerveer
4 3 1p' D2 I
lil
j. I.,;:J D~ ---~ CP .'
L:k·~fe.A
.'~O~
(~
rk.
:
f,sO t-..-..P"iL[
•
h"
Î1u~ ~
r
~f(./t.1L
~
:
:t 2.<)Oe
D~
:I~
b. /!L.--~k
1
~
~I
if77</L .'b~
"-'
Q<.~f.v..-
lU~~
.'
(U,';f~
"D<~c-t
Vi...~
h!
tM:1--.
cz11lb-UL:
bA
ÄA-ti
a.-~a..d.
.'
~lvi
.I!rLd
Rekenvoorbeeld.
Hiervoor nemen we kolom 111, met condensor d en reboiler f. De kolom werkt bij
±
1 atm. Boveniien is de temperatuQr die van het kookpunt van zuiver dichloorethaan: 83,50C.De temperatuur onderin is als volgt te benaderen:
interpoleren we de kookpunten van 1,2 dichloorethaan en
1,1,2 trichloorethaan lineair (x
k = 0,31) dan vinden we
1040C (hierbij zijn het tetrachloorethaan en de hoger kokende producten buiten beschouwing gelaten daar deze slechts in geringe hoeveelheden aanwezig zijn). Theoretisch zal deze temperatuur lager zijn daar de vloeistoft'ak in de T-x figuur
nooit recht is maar gewoonlijk benedenwaarts gebogen. In de practijk zal de temperatuur onderin de kolom echter weer hoger
zijn daar de kolom niet ideaal is en er dus een drukverval optreedt waardoor de druk onderin hoger is dan 1 atm. en dus de kooktemperatuur van het bodemproduct ook hoger dan die bij 1 atm. Hieruit volgt dat er niet veel nauwkeurigs van te
zeggen valt, maar dit is voor onze berekening ook niet zo ernstig. Men heeft deze temperatuur nl. alleen nodig voor de berekening van ~,
=
Dampspann~ng lichte component N . d(~ DampspaBn~ng zware componeBt • u v~n en
we uit fig.3 voor X bij 84 C: 2,72 en bij 100 C: 2,60. Deze
waarden liggen niet ver uiteen. We gebruiken 2,70.
Hiermee berekenen we de y-x kromme m.b.v. de vergelijking
äfx
y
=
1 _ x-t«x • Zetten we dit uit in een grafiek dan kunnen we hiermee m.b.v. de methode van McCabe en Thiele het aantal"theoretische schotels" bepalen. Hiervoor hebben we verder nog nodig: de terugvloeiverhouding R, de q-lijn, xd en ~. Daar de voeding uit kokende vloeistof bestaat is q
= 1 dus de helling
van de q-lijn is verticaal. Bepalen we m.b.v. de q-lijn de minimale terugvloeiverhouding dan vinden we voor R min: 0,5. De optimale terugvloeiverhouding is gewoonlijk 1,3-5 maal de minimale. We kiezen R hier aan de hoge kant en sluiten ons
daarbij aan bij de literatuur (Litt.5) en kiezen R
=
2,71.Met deze gegevens kunnen wij in het diagram aflezen dat er theoretisch 9 schotels benodigd zijn. Practisch nemen we er dan 12.
Berekenen we de diameter die de kolom zou hebben als
platen-kolom dan vinden we
±
40 cm. Dit is te weinig voor een derge-lijke kolom daar de platen dan niet voldoende klokjes zouden kunnen bevatten. We zouden n~ ' zeefplaten kunnen gebruiken,maar liever richten wij ons tot de gepakte kolom. De berekening van de diameter gaat d~n als volgt:
M.b.v. R en de gegeven hoeveelheid destillaat vinden we voor de grootte van de stromen 13 en
14
resp. 1822 kg/h en 1330 kg/h of, daar wij de berekening uitvoeren in Engelse eenheden:We voeren nu in de grootheden G en L, voorstellende de stromen
per oppervlak van de kolomdoorsnede. Er geldt dus
ft
=t
.
Verder wordt nog gebruikt de grootheid
0
=
V
OPB
7
S
'
•
Er is nuG G '
een empirische relatie tussen L ·
0
en0,
met de maat van deRaschigringen als parameter (Litt.15) .
In ons geval vinden wij zo, bij gebruik van 1" ringen (later zal blijken dat deze maat goed is, nl. minder dan 1/10 van de
kolomdiameter) voor
i :
850. Hieruit volgt de waarde voor G en uitG~ =
F volgt de grootte, Vqn het oppervlak van deeel?dlQ.~~
kolomdoorsnede. Hiervoor vinden we zm ~~,5 cm. Deze berekening
gold voor het gedeelte van de kolom dat zich boven de inlaat van de voeding bevindt. Daaronder wordt de vloeistofstroom: nl.
de som van stroom 14 en 10: de voeding wordt ingeleid als kokende vloeistof terwijl de dampstroom ongewijzigd blijft. Berekenen we wederom de diameter van de kolom dan vinden we
59,5 cm. We nemen nu voor onder zowel als boven 60 cm.
Berekening van de condensor d.
We vonden voor de dampstroom 13: 1822 kg/h
=
0,506 kg/sec. Omdeze te condenseren moet afgevoerd worden: 0,506 • 318 = 161 kW.
Gekoeld wordt met water van 20Ö C waarvan we de temperatuur laten oplopen tot 500C.
T log gemiddelJ
=
480C; U=
600 J/m2 sec. °C.A (het benodigde uitwisselende oppervlak) =
@.:T
= 5,58.We kiezen pijpen van 25 x 32 mm (een gebruikelijke waarde) . Het
oppervlak per m pijp is hiervan: 0,0785 m2/m. Er is dus nodig
O:6~~5 =
±
80 m pijp. Een redelijke verhouding van diameter tot lengte van het apparaat verkrijgt men als men 80 pijpen van 1 m gebruikt. Het aantal passes berekenen we als volgt: er is nodig1~~~~4
,
19
= 1,28 kg/sec. koelwater. Een goede snelheidhiervoor i .v.m. een geschikt getal van Reynolds i .v.m. de
warmte-overdracht is voor pijpen 25 x 32: 600 l/h. Zo vinden
we dat er 8 pijpen per pass nodig zijn en dus 10 passes. Op eenvoudige wijze vinden we verder voor de diameter 65 cm.
Vervolgens kunnen we, indien we als dampsnelheid 11 m/sec. en als vloeistofsnelheid 3 m/sec. aannemen, m.b.v. de bekende stromen de diameters v~n de toe- en afvoerleidineen berekenen.
De berekening van de reboiler is in wezen vrijwel gelijk aan die van de condensor . Het vermogen van reboiler f is gelijk aan dat van condensor d, immers beschouwen we de kolom als geheel dan komt er kokende dichloorethaan binnen en komt er kokende
dichloorethaan uit (en een heel klein beetje hoger kokend
product, dat we in deze, eenvoudigheidshalve, ook maar als dichloorethaan beschouwen) . rjJW is dus eveneens 161 kW.
I
u
=
700 J/m2 sec. oe. We verhitten met condenserende stoom van1300~~ condensatiewarmte hiervan is 519,2 kcal/kg.
6T ~)gemiddelde = 460e. Hieruit volgt voor A: 5 m2• Nemen we
weer pijpen van 25 x 32 dan is er
f
8
5
:c:=±
70 m pijp nodig.0,0 ' .
Dit wordt verdeeld over 70 pijpen van 1 m. Daar het een reboiler is, zijn er uiteraard geen passes. Voor de diameter vinden we dan 50 cm.
,
I
'
1
1.
f~d)M
M-t~
I
D;~teh-":"
AML
~J?c ~
1M I . ( {, 3 1. ( ) 33
{.J 3 '-I6
IJ7("
2/~s-
IQ 2 3,1r~~
(
~t ~
dt.~~jlvl~!~d.,d~ k~
i
of
k.
~~
I
~~
i;"'..LL-
j,
..
/fwiUi,
A!~
UJk-atl./
rl..
fwwl;.
<Ja...dL
!u~
~v:L~ k~
~
ó'fjW~.
r
~k
3~
Jnn.tX..:kt.I!h
tb-d)
~~
~
fJ.r
t2..-.L
cf~
t
~
vfda.f
Al
~
IJ
k.~Yj
lO~!
Al~
~
l i lLU
t r
0 v Q~
f-f-·
?~r
1
~'
I:-:f~
f~f
6il~
~
'I
tJo1)..
...
1;
1;
,,...
ófó7rV1-~k
" \ < ( / ' ~. #r I •
..
.,
\ ~ITERATUURLIJST.1) Goldstein, R.F., The petroleum chemical industry, 2e druk 2) 3) 4)
5)
6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) E. en F.N.Spon, London, 1958.Sherwood, P.W., Pet.Proc., 7, 1809, (1952). Petroleum Refiner, 32 (11), 136, (1953).
B.P. 557720. D.A.S. 1112504.
Van Oss, J., Warenkennis en technologie 111, 6e druk, J.H.de Bussy, Afdam, 1957.
Winnacker-Küchler, Chemische Technologie 111, 2e druk, Carl Hanser Verlag, München, 1959.
Sherman, A., C.S., J.Chem.Phys., 4, 732, (1936). U.S.Pat. 1841279.
U.S.Pat. 1851970.
Chemische Revue,
2
,
71, (1960).Hodgman, C.D., C.S., Handbook of Chemistry and Physics,
37e druk, Chemica1 rubber publishing Co., C1eveland 1955-1956.
Lando1t-Börnstein, 6e druk, Ju1ius Springer, Ber1in, 1960. Int.Crit.Tables, Ie druk, MacGraw-Hill Book Company, Inc.,
New York, 1926. .
15) Perry, J.H., Chemical Engineers' Handbook, 3e druk,
---- N , , , , , I , , , I , , I I I , I , , , " 1 " , , " , I , I I , , I ---- ----[B--, CHLOOR 1. :