• Nie Znaleziono Wyników

Regionalisering van de volkshuisvesting in de regio West-Friesland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regionalisering van de volkshuisvesting in de regio West-Friesland"

Copied!
76
0
0

Pełen tekst

(1)

C)

n

~

I

DTB - WERKDOCUMENT

REGIONALISERING VAN DE VOLKSHUISVESTING

IN DE REGIO WEST-FRIESLAND

R. Raat

98-08

DELFT UNIVERSITY PRESS

(2)
(3)

-10~0R~

CO

'

CL')

W

/

REGIONALISERING V AN DE

VOLKSHUISVES-TING IN DE REGIO WEST-FRIESLAND

Blbliothee~ TU Delfl

1111I1111111

C 302467D

8504

540G

(4)

OTB-WERKDOCUMENT

.

..

,

--

...

Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft Tel. (015) 278 3005

Fax (015) 278 44 22

E-mail mailbox@otb.tudelft.n1 http://www.otb.tudelft.n1

(5)

REGIONALISERING V AN DE

VOLKSHUISVES-TING IN DE REGIO WEST-FRIESLAND

R. Raat

(6)

De serie OTB-werkdocumenten wordt uitgegeven door:

Delft University Press Mekelweg 4

2628 CD Delft Tel. (015) 278 32 54 Fax (015) 278 1661

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Raat, R.

Regionalisering van de volkshuisvesting in de regio West-Friesland / R. Raat - Delft: Delft University Press - (OTB-werkdocument / Onderzoeksinstituut OTB, ISSN 1383-8017 ; 98-08) Met lit. opg.

ISBN 90-407-90-407-1778-8 NUGI 655

Trefw.: regionalisering , volkshuisvesting, West-Friesland © Copyright 1998 by Onderzoeksinstituut OTB

No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher: Delft University Press, Mekelweg 4,2628 CD Delft, The Netherlands.

(7)

INHOUD

VOORWOORD 1 INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 2 DE REGIO WEST-FRIESLAND ... .. . . .. . . 3 2.1 Inleiding . .. .. ... . . .. .. . . .... .. . . 3 2.2 De regionale woningmarkt ... . . ... .. . . .. . . 3 2.3 De regionale volkshuisvestingsproblematiek .. . . ... . .. 5 3 REGIONALE SAMENWERKING . . . . . . . 7 3. 1 Inleiding... . . ... .. . . .. . . . .. . .. . .. .. . .. . 7

3.2 Het ontstaan van de regionale samenwerking . . . ... 8

3.3 Het regionale budgetbeheer . . . . . . . . . . . . . . . 10

3.4 De regionale woomuimteverdeling . .. . . ... . . .. 11

3.5 Het regionale volkshuisvestingsplan. . . . . . . . . .. 12

3.6 Regionale samenwerking met betrekking tot andere taken .. . .. 14

4 DE ORGANISATIE VAN DE REGIONALE SAMENWERKING . .. 17

4.1 Inleiding... . ... . .. . . .. . . 17

4.2 De Regionale Volkshuisvestingscommissie (RVe) . . . . . . .. 17

4.3 De Werkgroep Westfriese Woningcorporaties (WWW) . . . . . .. 19

4.4 Overige regionale overlegstructuren. . . . . . . . . . . . . . . 19

4.5 De regionale woningmarkt .. . . . . . . . 20

5 DE BETROKKEN PARTIJEN . . . . . . . . . . . 23

5.1 Inleiding.. . .. . . ... . . 23

5.2 Doeleinden bij de regionale samenwerking . . . ... 23

5.3 Beoordeling van de inbreng van andere partijen . . . .. 24

5.4 Trekkers van de regionalisering . . . . . . . . . . .. 28

(8)

6 DE REGIONALE SAMENWERKING BEOORDEELD . . ... ... . 31

6.1 Inleiding . . .. . . .. . . . .. . .. . . .. . . 31

6.2 Knelpunten in de regionale samenwerking . . . . . . . .. 31

6.3 Beoordeling van de regionale samenwerking . . . .. 33

6.4 Toekomstverwachtingen over de regionale samenwerking. . . . .. 35

6.5 Verdere aanbevelingen met betrekking tot de regionalisering . . .. 36

7 SAMENVATTING EN CONCLUSIE . .. .. . . .. .. 39

7.1 De regio West-Friesland . . . .. . . .. . . 39

7.2 De volkshuisvestingsproblematiek . . . . . . . . . . . . . . .. 39

7.3 Een regionaal beleid op een regionale woningmarkt . . . . . . . .. 40

7.4 De regionale samenwerking georganiseerd . . . . . . . . . . . . . . . 41

7.5 De inbreng van partijen in de regionale samenwerking . .. .. . . 42

7.6 De regionale samenwerking beoordeeld . . . ... . . 43

7.7 Conclusie . . .. . . .. . .. . . . .. . . . .. 44

LITERATUUR .. ... .. . . .. . ... . . .. . . ... . . .. .. ... .. 51

BIJLAGE 1 LIJST VAN GEÏNTERVIEWDE PERSONEN . . . . . . . . . . . . . . . 53

BIJLAGE 2 VRAGENLIJST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55

BIJLAGE 3 HYPOTHESEN IN HET ONDERZOEK . . . . . . . . . . . .. 59

(9)

VOORWOORD

In het kader van het onderzoek naar de regionalisering van de volkshuisvesting in

opdracht van het ministerie van VROM, wordt onderzoek gedaan naar de wijze

waarop in Nederland vorm is gegeven aan de regionalisering binnen de volkshuisves-ting en welke mogelijkheden dat biedt om tot een oplossing van de regionale

volks-huisvestingsproblematiek te komen.

Het onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en het uitvoeren van een aantal case-studies in een aantal van tevoren geselecteerde regio's. Door middel van deze case-studies kan een beter inzicht worden verkregen in de wijze waarop men in de verschillende regio's de regionalisering oppakt en concretiseert in bepaalde structu-ren van regionale samenwerking. Met deze inzichten dient een antwoord te worden gegeven op de volgende onderzoeksvragen:

1. Hoe wordt vorm gegeven aan de regionale samenwerking tussen de partijen en welke voorwaarden worden daaraan gesteld?

2. Welke factoren stimuleren of belemmeren de regionalisering?

3. Welke resultaten zijn behaald met de regionalisering?

Deze notitie vormt het eindresultaat van één van deze case-studies. Het gaat om de case-studie naar de regio West-Friesland. Een regio gelegen in het noorden van de provincie Noord-Holland die mede door de aanwezigheid van de voormalige

groei-kern Hoorn, valt binnen de invloedssfeer van Amsterdam. Het onderzoek in

West-Friesland is uitgevoerd in de periode maart 1996 tot en met november 1996.

Bij het doen van dit onderzoek naar de regionalisering van de volkshuisvesting in West-Friesland is een selectie gemaakt tussen de aanwezige gemeenten en corpora-ties. Op basis van gesprekken met de heer Hörchner van het Samenwerkingsorgaan West-Friesland is een beeld verkregen van de belangrijkste personen die betrokken waren en zijn bij het tot stand brengen en verder stimuleren van de regionalisering. Hierbij is verder een selectie aangebracht tussen de grote gemeenten en de kleine

gemeenten, de corporaties en de woonconsumenten.

Als representanten voor de steden is gekozen voor Hoorn, Medemblik en Enkhuizen.

(10)

" UUIII " I II!II*d.1 !,j,!I

In West-Friesland zijn negen corporaties werkzaam. De grootste hiervan is Woning-stichting Hoorn. De overige corporaties zijn qua grootte ongeveer gelijk aan elkaar. Van de corporaties zijn die in Hoorn, Enkhuizen, Stede Broec en Medemblik bena-derd. Tenslotte zijn ook interviews gehouden bij de provincie Noord-Holland, de Inspectie Volkshuisvesting Noord-Holland en Flevoland en de regionale vertegen-woordiger van de NVM-makelaars.

Al deze personen (zie bijlage 1), die hun tijd en informatie beschikbaar stelden ten behoeve van dit onderzoek, wil ik hartelijk danken. De vragen die hun zijn gesteld staan vermeld in bijlage 2. Ik hoop dat de betrokken partijen door deze studie meer inzicht in elkaars standpunten en overtuigingen zullen krijgen, hetgeen een verdere stimulans kan betekenen voor de samenwerking binnen de regio.

Roger Raat

Onderzoeksinstituut OTB Delft, 14 september 1998

(11)

1

INLEIDING

De regionalisering is in Nederland vorm gegeven binnen de bestuurlijke regio's die het Rijk op basis van de in 1985 herziene Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr) heeft ingesteld. Het Samenwerkingsorgaan West-Friesland (SOW) is één van deze regio's. Voor het Samenwerkingsorgaan betekende dit slechts een verdere formalisering van de al langer bestaande regionale samenwerking. De volgende ge-meenten nemen aan het SOW deel: Andijk, Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Me-demblik, Noorder-Koggenland, Obdam, Opmeer, Stede Broec, Venhuizen, Wervers-hoof, Wester-Koggenland en Wognum.

Binnen West-Friesland zijn negen corporaties werkzaam. Deze corporaties hebben ongeveer een gelijke grootte, op die van Hoorn na, die ongeveer drie keer groter is dan de overige corporaties. Verder komen er in het westelijke deel van West-Fries-land nog drie gemeentelijke woningbedrijven voor.

Het Samenwerkingsorgaan West-Friesland is een openbaar lichaam met rechts-persoonlijkheid op basis van de Wgr. De bestuurlijke structuur van het Samenwer-kingsverband bestaat uit een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Op het terrein van de volkshuisvesting is in 1985 een regionale volkshuisvestingscommissie (RVe) ingesteld. Dit is een bestuurscommissie die zelfstandig besluiten kan nemen, op het vaststellen van verordeningen en geldzaken die niet op de begroting staan na.

In de RVC zitten de portefeuillehouders volkshuisvesting van de gemeenten, de provincie, de Inspectie volkshuisvesting en een vertegenwoordiger van de corpora-ties.

Het Samenwerkingsorgaan voert op verschillende beleidsterreinen coördinerende en uitvoerende taken uit. Volkshuisvesting vormt één van die terreinen. Nu wordt daar met name gewerkt aan de coördinatie, afstemming en voorlichting op het terrein van het regionale budgetbeheer en duurzaam bouwen. Verder is er ook een beleidsmatige inspanning met betrekking tot de inzet van middelen.

In het Samenwerkingsorgaan West-Friesland werken de dertien gemeenten intensief samen op het terrein van de basisgezondheidsdienst, hulpverlening, sociaal weten-schappelijk onderzoek, aanleg en beheer recreatieprojecten, afvalverwijdering en ongediertebestrijding. Daarnaast poogt men tot onderlinge afstemming te komen op

(12)

verschillende beleidsterreinen, zoals milieu, ruimtelijke ordening en volkshuis-vesting. Voor de volkshuisvesting vindt deze afstemming plaats in de RVC. Aan deze commissie zijn de volgende taken opgedragen:

- Het vaststellen en wijzigen van de subsidieverordening in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS);

- Het toedelen van eenheden en budgetten in het kader van het BWS; - Het opstellen van regionale meerjarenprogramma's;

- Het bevorderen van regionale samenwerking op het gebied van de woonruimtever-deling;

- Het bevorderen van de totstandkoming van een regionaal volkshuisvestingsplan; - Het ontwikkelen van een regionaal beleid voor toezicht op toegelaten instellingen

in samenhang met het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH).

Na deze korte schets van de taken en bevoegdheden van het

saw

zal in hoofdstuk twee een schets worden gegeven van de woningmarkt in de regio West-Friesland. De door de verschillende partijen ervaren regionale volkshuisvestingsproblematiek vormt hierin een belangrijk thema.

Vervolgens wordt in hoofdstuk drie een beschrijving gegeven van de totstandkoming van de regionale samenwerking en de invulling daarvan op het terrein van de volks-huisvesting.

In hoofdstuk vier wordt aandacht besteed aan de organisatie van de regionale samen-werking en de beoordeling daarvan door de verschillende partijen.

In hoofdstuk vijf komt aan de orde wat de verschillende partijen inbrengen in de huidige regionale samenwerking en hoe zij de inbreng van de andere actoren waarde-ren.

Een beschrijving van de oordelen van de verschillende partijen over de resultaten die tot nu toe zijn geboekt met de regionale samenwerking en de aanbevelingen met betrekking tot de toekomst, wordt gegeven in hoofdstuk zes.

In hoofdstuk zeven wordt tenslotte een samenvatting gegeven met enkele conclude

(13)

2

DE REGIO WEST-FRIESLAND

2.1 Inleiding

West-Friesland is een regio in het noorden van de provincie Noord-Holland. Van oudsher vormt deze regio al een sterke geografische eenheid. De basis voor deze

eenheid is gelegen in de strijd tegen het water en de daaruit voorkomende Westfriese Omringdijk die als bescherming tegen het water is gebouwd. Het hierdoor bescherm-de gebied kent zodoenbescherm-de een duibescherm-delijke begrenzing en een lange samenwerkingstradi-tie op in ieder geval het waterstaatkundige terrein.

De regio West-Friesland omvat bijna het gehele gebied dat door de Omringdijk wordt omsloten. Alleen het westelijke deel (rondom Schagen) valt binnen de regio's Kop van Noord-Holland en Noord-Kennemerland.

West-Friesland is van oorsprong een rurale regio, met een drietal 'Zuiderzeestadjes' aan de kust. Het betreft Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Met de komst van de suburbanisatie in de jaren zestig kreeg West-Friesland te maken met een sterke instroom van woningzoekenden uit de Amsterdamse agglomeratie. De dorpen groei

-den snel en van de ste-den kreeg Hoorn de status van groeikern. In het landelijk gebied was het met name Stede Broec dat een grote bevolkingsgroei kende.

Hoorn is de grootste gemeente binnen de regio, op afstand gevolgd door Stede Broec en Enkhuizen. De overige gemeenten kennen nog een erg ruraal karakter en hebben na de gemeentelijke herindeling van 1978 gemiddeld ongeveer 8.000 inwoners.

2.2 De regionale woningmarkt

De regio West-Friesland heeft anno 1994 ongeveer 180.000 inwoners. Uit afbeelding 2.1 blijkt dat Hoorn de grootste gemeente is met ruim 60.000 inwoners. Ruim achter Hoorn volgt Stede Broec met zo'n 20.000 inwoners. De kleinste gemeente is Obdam met iets meer dan 6.000 inwoners.

De woningvoorraad in West-Friesland bedroeg in 1994 ongeveer 68.000 woningen.

Wat betreft de groei van de woningvoorraad valt met name de sterke groei van Stede Broec en Wervershoof op. Verder ligt de groei van de centrumgemeente Hoorn

(14)

boven het regionale gemiddelde. Opvallend is de geringe groei van de woningvoor-raad in Enkhuizen. Het gebrek aan bouwlocaties is daar een oorzaak van. De groei in de meeste rurale gemeenten is gelijk aan het regionaal gemiddelde of ligt daaron

-der, hetgeen overeenstemt met het provinciale beleid. De regionale woningmarkt kan worden getypeerd als ontspannen.

Als wordt gekeken naar de cijfers uit het Woningbehoeftenonderzoek 1993/1994 (WBO 93/94), valt op dat het aandeel goedkope huurwoningen in de totale voorraad slechts gering is (19% tegen 31 % landelijk). Het aandeel goedkope koopwoningen in de totale voorraad is wel groter dan het landelijke gemiddelde (15% tegenover 9%

Tabel 2.1 Enkele kerncijfers Regio West-Friesland op 1 januari 1994

Gemeente Inwoners Woning- Gemiddelde Jaarlijkse groei voorraad woningbezetting woningvoorraad

1989-1994 Andijk 6.165 2.210 2,79 1,23 Drechterland 8.934 3.085 2,90 1,43 Enkhuizen 16.037 6.545 2,45 0,81 Hoorn 60.979 24.360 2,50 1,59 Medemblik 7.248 2.844 2,55 1,64 Noorder- 9.759 3.515 2,78 0,78 Koggenland Obdam 6.145 2.062 2,98 1,63 Opmeer 10.336 3.696 2,80 1,23 Stede Broec 19.079 6.868 2,78 1,89 Venhuizen 7.286 2.694 2,70 0,92 Wervershoof 7.666 2.731 2,81 1,90 Wester- 12.873 4.547 2,83 1,36 Koggenland Wognum 7.439 2.399 3,10 1,01 West-Friesland 179.946 67.556 2,66 1,41

(15)

landelijk). De verhouding tussen huur- en koopwoningen valt binnen West-Friesland duidelijk uit in de richting van de koopwoningen. De verhouding bedraagt 40-60 tegen ongeveer 50-50 landelijk. Het aandeel van de huishoudens die vallen onder de aandachtsgroep is met 32 % relatief laag in vergelijking met de landelijke en provin-ciale getallen. Wat betreft de goedkope en dure scheefheid, ligt de goedkope scheef-heid wat lager dan het landelijk gemiddelde en komt dure scheefscheef-heid nauwelijks voor in deze regio.

2.3 De regionale volkshuisvestingsproblematiek

Volgens zowel ambtenaren als bestuurders van de

gemeenten

is er in West-Friesland sprake van een ontspannen woningmarkt. De problematiek die er ligt op

volkshuis-vestingsterrein is op zich van een geringe aard. Er zijn wel enige aandachtspunten en die betreffen onder andere de ouderen- en jongerenhuisvesting. Dit staat in relatie met het overschot aan grote eengezinswoningen in de regio en het tekort aan kleine woningen. Nu vindt de opvang van één- en tweepersoonshuishoudens vooral plaats in de grotere gemeenten Hoorn, Enkhuizen en Stede Broec.

Verder zien de gemeenten in de toekomst problemen ontstaan in de duurdere huur-sector. Door de concurrentie uit de koopsector wordt het steeds moeilijker om deze woningen te verhuren en in enkele gemeenten zijn de corporaties al begonnen met het verkopen van deze woningen.

De

corporaties

zien binnen West-Friesland drie problemen centraal staan. Ten eerste is er enige bezorgdheid over de nieuwbouwopgave in met name het HES-gebiedl en

de effecten daarvan op de bestaande woningvoorraad. Hiervoor is het nodig om tot een goede onderlinge afstemming te komen tussen gemeenten en corporaties onder-ling.

Ten tweede baart de betaalbaarheid van de huisvesting de meeste corporaties zorgen.

Met name in Hoorn wordt een tekort aan betaalbare woningen geconstateerd, maar ook in andere gemeenten is er een voelbare druk op de goedkope huurwoningmarkt, terwijl er voor de duurdere huurwoningen een ontspannen woningmarkt is. Het blijft dan ook belangrijk om betaalbaar te kunnen bouwen, hetgeen om extra inspanningen zal vragen in deze tijden van subsidieloos bouwen.

Tenslotte ervaren ook de corporaties een slechte aansluiting van vraag en aanbod naar woonruimte op elkaar. Het aanbod bestaat nog grotendeels uit grote eengezins-woningen, terwijl de vraag steeds meer in de richting van kleinere flexibele wonin-gen verschuift.

De

NVM-makelaars

zien ook geen krapte op de woningmarkt. De grote bouwstro-men vorbouwstro-men geen probleem. De markt zal zichzelf corrigeren als dat nodig mocht

Het HES-gebied is de verstedelijkingswne binnen West friesland en loopt van Hoorn naar Enkhuizen via Stede Broec.

(16)

zijn. Wel een probleem vormt het type woningbouw dat wordt gepleegd. Vooral Hool1)." bouwt te stedelijk en dat wordt als weinig aantrekkelijk beschouwd in een ruraal ,gebied als West-Friesland. Dat levert een slechte kwaliteit op van de nieuw-bouwwijken, die als het aanbod verruimt weinig gewild zullen zijn.

Het Samenwerkingsorgaan West-Friesland constateert een rustige woningmarkt binnen haar grenzen, waarin geen sprake is van woningnood. De problemen die er zijn hebben een kleine schaal. Zo is er bijvoorbeeld een trek van jongeren te zien uit deze regio, maar in totaal is er een licht positief migratiesaldo. Ook voor de meeste dorpen en dat is in het verleden wel eens anders geweest.

In West-Friesland is sprake een sterke voorkeur voor koopwoningen en deze liggen goed in de markt door het vrijstaande karakter, de goedkope prijs en de lage rente-stand. Een probleem is dat er in de regio nog wel een teveel gebouwd is, maar in het regionale volkshuisvestingsplan zijn afspraken gemaakt over de woningbouwpro-grammering (zie ook hoofdstuk drie).

Ook de provincie ziet geen echte volkshuisvestingsproblematiek binnen West-Fries-land. Wel wordt een toename van de woningbouw in het landelijk gebied geconsta-teerd, maar de provincie laat het aan de gemeenten in de regio over om gezamenlijk uit de verdeling van de nieuwbouw te komen. In een regionaal volkshuisvestingsplan dient deze verdeling te worden verantwoord.

De Inspectie spreekt ook van een redelijk ontspannen woningmarkt, maar wel één met een relatief dure woningvoorraad en een hoog IHS-gebruik. Problemen doen zich voor in Hoorn en Enkhuizen in met name de duurdere huurwoningvoorraad. Deze gemeenten maken onderdeel uit van de grote woningbouwopgave in het HES-gebied en zullen dan ook goed moeten letten op de gevolgen daarvan voor de be-staande woningvoorraad.

Uit de verschillende visies van de diverse partijen blijkt duidelijk dat er in West-Friesland sprake is van een ontspannen woningmarkt. De problemen die er spelen zijn meer een landelijk verschijnsel in de wat meer rurale regio's, zoals de vergrij-zing, de dreigende leegstand in dure huurwoningen en een tekort aan kleine wonin-gen. Deze ontwikkelingen worden wel in de gaten gehouden om daar in de toekomst goed op in te kunnen spelen. De grootste problematiek doet zich in verhouding nog voor in de grotere gemeenten, waarin ook de grootste nieuwbouwopgave gelegen is. Dit zal om een goede afstemming vragen tussen de gemeenten onderling en een goede afweging nodig maken tussen de verschillende te bouwen woningtypen en prijsklassen.

(17)

3

REGIONALE SAMENWERKING

3.1 Inleiding

De regionalisering van de volkshuisvesting is de laatste jaren steeds meer opgeko-men als belangrijke ontwikkeling in de volkshuisvesting. Het regionaal functioneren van de woningmarkt, de complexiteit van het te voeren beleid en de gemeentegrens-overschrijdende problematiek zijn enkele ontwikkelingen die een meer regionaal volkshuisvestingsbeleid stimuleren. Dit beleid dient tot stand te komen door middel van onderlinge samenwerking tussen de betrokken partijen.

In West-Friesland werkt men al geruime tijd samen op het terrein van de volkshuis-vesting. Welk belang hechten de verschillende partijen aan de regionalisering van de volkshuisvesting?

Het Samenwerkingsorgaan West-Friesland ziet in de regionalisering van de volks-huisvesting voor de gemeenten een ontwikkeling die een positieve inbreng kan hebben op de volkshuisvesting in de regio. Niet voor elk onderwerp is regionalise-ring echter geschikt. Het zal een duidelijke meerwaarde moeten hebben voor de partijen. Dit kan vaak liggen op het terrein van de doelmatigheid, maar vaak ook om onderlinge afstemming te verkrijgen. Regionalisering is dan ook zeker van belang, maar het Samenwerkingsorgaan wil dit alleen sterk ondersteunen als er een duidelijk draagvlak voor te vinden is bij de partijen.

Interessant om te constateren is dat de ambtenaren van de gemeenten niet heel direct en duidelijk een belang van de regionalisering voor hun gemeenten kunnen aange-ven. Er wordt al gauw gedacht aan het regionale budgetbeheer, op welk vlak al geruime tijd samenwerking is. Het zijn met name de stedelijke gemeenten die meer in de regionalisering zien en het een belangrijke ontwikkeling vinden om tot onder-linge afstemming te komen. Verder komt ook min of meer naar voren dat partijen aan de samenwerking op regionaal niveau gewend zijn geraakt en daarin niet al te zeer willen dwarsliggen. In het algemeen staan de gemeenten dan ook welwillend tegenover de regionalisering, al constateert een enkele ambtenaar wel eens teveel een blik op het eigen belang in de onderlinge samenwerking.

(18)

De bestuurders hebben een wat meer uitgesproken mening over het belang van de

regionalisering. De bestuurders van de kleine landelijke gemeenten zien een groot

belang liggen in het doelmatiger en effectiever kunnen oppakken van allerhande taken op het terrein van de volkshuisvesting. Gezien de kleine gemeentegrootte kunnen de meeste gemeenten in de regio niet alles zelf oppakken. Een bestuurder in één van de stedelijke gemeenten ziet wel in dat zijn gemeente zelf ook wel de taken zou kunnen oppakken, maar ziet een duidelijke meerwaarde in regionale samenwer-king waardoor een effectiever beleid kan worden gevoerd en beter tot afstemming

kan worden gekomen.

Voor de corporaties is de regionalisering om een aantal redenen van belang. Ten

eerste ervaren zij een regionaal werkende woningmarkt, zodat het van belang is om in de regio tot onderlinge afstemming te komen. De activiteiten van de ene corpora-tie hebben direct hun neerslag op het bezit van collega-corporacorpora-ties. Ten tweede kan door samenwerking een bepaalde efficiency worden bereikt bij het uitvoeren van meer routinematige activiteiten. Tenslotte zorgde meer indirect de wet- en regelge-ving met duidelijke regionale elementen ervoor dat de corporaties steeds meer aandacht kregen voor het regionale niveau. Daar de gemeenten ook op dit niveau

werkzaam waren, ervoeren. de corporaties een noodzaak tot gezamenlijk optreden op

regionaal niveau.

De makelaars zien nu vooral een belang in de regionalisering bij de keuze van nieuwbouwlocaties. Verder past regionalisering in de huidige tijdsgeest, waarbij men door samen te werken collectief er beter van kan worden.

De provincie was een groot voorstander van de regionalisering, maar nu twijfelt de provincie door de ontwikkelingen in het openbaar bestuur en door de gebleken

broosheid van de regionale samenwerking tussen gemeenten bij proefprojecten

(onder meer de Kop van Noord-Holland), waarbij partijen gezamenlijk een beleid

mochten uitstippelen en daarbij toch veelal het eigen belang lieten prevaleren.

De Inspectie is nog wel een groot voorstander van de regionalisering, maar ziet zich duidelijk geconfronteerd met een kerend tij, waarin de provincie meer beleid dat bij de regio's zou (kunnen) liggen, oppakt, zoals de Vinex-bouwopgave. Veel taken kun je echter het beste op regionaal niveau blijven doen volgens de Inspectie. Dat niveau zit het dichtst op de woningmarkt. Qua uitvoering blijft het regionale niveau dan ook van groot belang, ook al zou de beleidsbepaling door de huidige discussies over het binnenlandse bestuur op een ander niveau komen te liggen.

3.2 Het ontstaan van de regionale samenwerking

In West-Friesland bestaat al tientallen jaren een traditie van regionale samenwerking. Deze traditie begon met de oprichting van een sociaal-wetenschappelijk bureau in de jaren zestig. Er waren toen nog 27 gemeenten in deze regio en die kregen te maken

(19)

ontwikkeling in te spelen is het sociaal-wetenschappelijk bureau opgericht. De persoon die dit bureau leidde was niet alleen dynamisch en energiek, maar ook charismatisch. Hij wist het vertrouwen van de gemeenten te winnen en langzaam maar zeker werden er meer taken opgedragen aan dit regionale bureau. In 1969 is dit meer geformaliseerd en ontstond het Samenwerkingsorgaan West-Friesland (SOW) , dat zich in het begin vooral bezig hield met huisvuil, recreatie, gezondheid en muziek. Het SOW werd steeds krachtiger, had een eigen bestuur en er is een tijd lang gewerkt met een vanuit de gemeenten benoemde voorzitter. De gemeenten vonden deze bestuurlijke invloed echter te ver gaan en later is dit teruggedraaid. Met de komst van de W gr is het SOW bestuurlijk ingericht als openbaar lichaam, dus met een alge meen en een dagelijks bestuur.

Alhoewel ook op het terrein van de volkshuisvesting al langer enig regionaal overleg plaatsvond, is het pas met de introductie van de contingentering, dat sinds 1985 een stem wordt toegekend aan de regionale volkshuisvestingscommissie (RVC) bij de verdeling van de nieuwbouw- en verbeteringsprogramma's over de gemeenten. De provincie Noord-Holland heeft ook de betrokkenen gestimuleerd om dit regionaal op

te pakken. In de RVC zitten de bestuurders van alle betrokken gemeenten. De RVC functioneerde in die tijd als een soort van informeel portefeuillehoudersoverleg. Met de introductie van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) is de RVC per 1993 verder geformaliseerd en als bestuurscommissie gekoppeld aan het openbare lichaam SOW. Sindsdien hebben ook de corporaties, de provincie en de Inspectie zitting in de RVC. In principe worden alle onderwerpen op het terrein van de volks-huisvesting sinds de oprichting ervan besproken in de RVC. In 1992 is er binnen de RVC een werkgroep bezig geweest met het opstellen van de uiteindelijke gemeen-schappelijke regeling en een andere werkgroep met de mogelijk regionaal te onder-nemen activiteiten. Op basis van de resultaten van deze laatste werkgroep is er in 1993 een meer concreet programma van taken opgesteld van onderwerpen die in de RVC zouden dienen te worden geïnitieerd voor de komende jaren. Genoemd worden het regionale budgetbeheer dat verplicht werd, maar ook het komen tot een regionale woonruimteverdeling, een regionaal volkshuisvestingsplan en een regionaal toezicht op de corporaties. Deze onderwerpen vormden sindsdien de leidraad voor de regio-nale samenwerking op het terrein van de volkshuisvesting in de RVC.

De regionale samenwerking tussen de corporaties is van latere oorsprong. De intro-ductie van het regionale budgetbeheer in het BWS zorgde ervoor dat ook de corpora-ties in West-Friesland zich regionaal gingen organiseren. De noodzaak hiervoor ontstond niet alleen doordat de wetgeving een regionaal element bevatte, maar meer concreet ook doordat de corporaties door de gemeenten werden uitgenodigd om zitting te nemen in de ambtelijke en bestuurlijke RVC. Dit maakte het noodzakelijk om gezamenlijk een afgevaardigde aan te wijzen. In 1992 is dan ook het Platform Westfriese Woningcorporaties (PWW) en de Werkgroep Westfriese Woningcorpora-ties (WWW) opgericht. In het Platform kwamen de bestuurders bij elkaar en in de Werkgroep de directeuren. Ten gevolge van recente organisatorische veranderingen bij de corporaties functioneert nu alleen de Werkgroep nog.

(20)

Na deze schets van het ontstaan van de regionale samenwerking en de samenwer-kingsvormen die de verschillende partijen daarbij hebben opgericht, wordt in de

volgende paragraaf bekeken hoe, de verschillende taakvelden binnen de,

volkshuis-vesting op regionaal niveau zijn uitgewerkt.

3.3 Het regionale budgetbeheer

In 1993 is in West-Friesland begonnen met het regionale budgetbeheer. Hoorn was toen al een jaar lang zelfstandig budgethouder geweest. Deze oorspronkelijke

twee-deling tussen Hoorn en de regio werd door het .Samenwerkingsorgaan betreurd, maar

toch is Hoorn zonder al teveel problemen in 1993 toegetreden tot het regionale

budgetbeheer onder voorwaarde dat minimaal 45 % van de te verdelen gelden ten

behoeve van Hoorn wordt geoormerkt. Hiermee hebben de andere gemeenten

inge-stemd.

Omdat Hoorn al kennis en ervaring had opgedaan met het budgetbeheer en over de benodigde apparatuur beschikte, is verder besloten om de regionale administratie te laten uitvoeren door de gemeente Hoorn. Voor deze uitvoerende taken is een

cen-trumgemeenteconstructie ingesteld. De beleidstaken voortvloeiende uit het BWS zijn

wel overgedragen aan het Samenwerkingsorgaan, waarin de deelnemende gemeenten binnen de RVC op basis van unanimiteit besluiten over de te verdelen gelden. De gelden worden verdeeld op basis van een vaste (historische) verdeelsleutel die gebaseerd is op een aantal criteria met betrekking tot de woningvoorraad en

bevol-kingssamenstelling. Deze verdeelsleutel zorgt er voor dat Hoorn minstens 45 %

krij-gt. Ook de andere gemeenten krijgen een redelijk vast aandeel. In de loop van de tijd is in de werkgroep 'Verdeel' wel gediscussieerd over het veranderen van de

ver-deelsleutel en het introduceren van een meer inhoudelijke verdeling van de gelden.

Hierover kon men het echter niet eens worden, omdat er geen criteria konden wor

-den gevon-den die het ene project boven het andere project deed verkiezen. Zo wordt nog steeds uitgegaan van de al lang bestaande verdeelsleutel. Wel worden er enkele kwalitatieve eisen gesteld en de gelden moeten worden aangewend ten behoeve van de doelgroepen van beleid, maar een echte controle hierop ontbreekt. Het staat op

dit moment de gemeenten vrij om per woning minimaal

f

5.000,- en maximaal

f

15.000,- subsidie te verlenen,

Het verminderen van de subsidies door het Rijk wekt veel wrevel in de regio. De regio heeft zich veel moeite moeten getroosten om regionaal het budgetbeheer op te zetten, dat met name ten tijde van de jaarlijkse bijdragen een ingewikkeld systeem

was. Nu lijkt het weer snel door het Rijk te worden afgestoten. Door een aantal

gemeenten wordt door deze ontwikkeling het voortbestaan van de RVC ter discussie gesteld, maar voor de meeste gemeenten blijft er een noodzaak tot regionale samen-werking bestaan.

Het Samenwerkingsorgaan ziet in het afnemen van de subsidies wel een mogelijkheid om tot een meer inhoudelijke verdeling van de gelden te komen, omdat de kleine

(21)

som geld niet door dertien gemeenten kan worden gedeeld. De Inspectie staat hier ook achter en stimuleert de totstandkoming van een meer inhoudelijke verdeling.

De corporaties hebben weinig greep op de regionale budgetverdeling. Zij hadden inspraak bij de regionale subsidieverordening, maar deze inspraak is minimaal geweest. De corporaties ervaren de huidige verdeling als een gegeven feit en zien in de afname van de subsidies een noodzaak tot meer onderlinge samenwerking om toch nog te kunnen bouwen voor de doelgroepen van beleid.

3.4 De regionale woonruimteverdeling

Op het terrein van het woonruimteverdelingsbeleid is in West-Friesland al jaren geleden geprobeerd om tot regionale afstemming te komen. In de periode 1985-1987 gebeurde dat met een uniformering van de inschrijfformulieren en het ontwerpen van een gemeenschappelijke verordening. Dit is toen echter niet gelukt.

Met de komst van de Huisvestingswet (Hvw) in 1993 is er echter een extra druk gelegd op de gemeenten om in het woonruimteverdelingsbeleid tot meer regionale afstemming te komen. De gemeenten en corporaties zijn daarna vrij snel gekomen tot een regionale huisvestingsverordening. Met name de stimulering van het Samen-werkingsorgaan en het enthousiasme bij de corporaties en Hoorn en Enkhuizen hebben ervoor gezorgd dat de huisvestingsverordening per 1 januari 1994 in werking trad.

Er is voor gekozen om door te gaan met de al bestaande distributiemodellen in de regio, omdat met name onder de corporaties onenigheid bestond over de introductie van een aanbodmodel. Alle gemeentelijke verordeningen binnen de gemeenten luiden nu hetzelfde, maar wel zijn er kleine hekjes in opgenomen voor de eigen inwoners.

Zo krijgen de eigen inwoners een puntenvoorsprong van 15 punten op woningzoe-kenden van buiten de gemeente. Verder hebben woningzoewoningzoe-kenden van binnen de regio een puntenvoorsprong van 15 punten op woningzoekenden van buiten de regio.

Deze hekjes in de woonruimteverdeling zijn wettelijk niet toegestaan, maar de regio heeft de provincie verzocht om niet te zwaar te toetsen, omdat de verordening onder tijdsdruk tot stand kwam, waardoor regionale afstemming nog niet optimaal kon worden verwezenlijkt. Alleen op deze wijze was het mogelijk de betrokken partijen snel tot overeenstemming te brengen. Als de provincie die tot stand gebrachte veror-dening vervolgens had afgekeurd, was het onwaarschijnlijk dat er in de regio nog wat had kunnen worden geregeld. De provincie zag dat in en heeft de verordening goedgekeurd. Ook de Inspectie was in feite tegen goedkeuring, maar heeft de regio op dat moment het voordeel van de twijfel gegeven.

Het SOW zou de werking van de woonruimteverdeling in de regio evalueren. De corporaties wilden dit al graag na een jaar uitvoeren, maar het evaluatie-onderzoek liet zo lang op zich wachten dat de corporaties het zelf hebben uitgevoerd. Een voorlopig voorstel op basis van dit onderzoek is de hekjes tussen de gemeenten weg

(22)

• • , .. " " "'111" 1 I"

te halen. Daarover wordt nu in discussie getreden met de gemeenten, want daarvoor is een verandering van de huisvestingsverordening nodig. In bijna alle gemeenten verzorgen de corporaties overigens de toewijzing, behoudens de gemeenten waar een gemeentelijk woningbedrijf aanwezig is.

Verder zijn er ook een regionale urgentie- en klachtencommissie ingesteld. Hieraan doen niet alle gemeenten in de regio mee. Dit vormt op zich geen probleem en het Samenwerkingsorgaan verwacht dat in de loop van de tijd iedereen hierbij zal aan-sluiten. Ook de gemeenten met een gemeentelijk woningbedrijf doen mee aan deze regionale commissies. Er lijken meer politieke achtergronden mee te spelen. De kosten van de commissies worden verdeeld op basis van het gebruik dat ervan wordt gebruikt door de partijen.

De ontwikkelingen overziend is West-Friesland een geliberaliseerde regio, waarin iedereen zich kan inschrijven. Bij de toewijzing worden echter bepaalde, regionaal uniforme, criteria gehanteerd die eigen inwoners van de gemeente en regio bevoor-delen. Dit is in principe in strijd met de wetgeving, maar wordt tot nu toe nog gedoogd door de provincie en de Inspectie. Met de komst van de gewijzigde Hvw zal hierin een verandering dienen te komen. Door de corporaties wordt dit ook al bepleit op basis van een door hen gehouden evaluatie-onderzoek.

3.5 Het regionale volkshuisvestingsplan

In West-Friesland is in 1996 een regionaal volkshuisvestingsplan vastgesteld. De basis voor een dergelijk plan ligt in het beleid van de provincie Noord-Holland, dat de RVC's wilde versterken en ze een functie gaf in de invulling van het streekplan. Voor West-Friesland lag er een provinciale taakstelling van 15.000 nieuwe woningen tot aan 2005, waarvan 10.000 in het HES-gebied. De provincie liet het aan de regio's over om deze woningen onderling te verdelen. Dit zou dienen te geschieden op basis van een gedegen woningbehoeftenonderzoek neergelegd in een regionaal volkshuisvestingsplan. Dit zou dan gelden als uitwerking van het streekplan. Willen de gemeenten dit niet op deze manier tot stand brengen, dan komt de provincie zelf tot een verdeling.

De gemeenten waren het er snel over eens dat men de nieuwbouwprograrnmering liever in eigen hand wilde houden. Al in 1992 wordt er bij de formalisering van de RVC gesproken over het opstellen van een regionaal volkshuis"lestingsplan. Dit wordt echter pas later dan aanvankelijk was gepland opgepakt door een speciale werkgroep. Aan het volkshuisvestingsplan wordt in de regio een zeer pragmatische invulling gegeven. Er wordt geen volledig plan gemaakt dat elk mogelijk onderwerp behandelt, maar er worden hoofdstukken opgesteld al naar gelang het onderwerp dat binnen de regio speelt. Dit zorgt voor draagvlak onder gemeenten en corporaties, die gezamenlijk aan het plan werken onder coördinatie van het Samenwerkingsorgaan.

(23)

Het eerste hoofdstuk betreft de woningbehoefte om zo invulling te geven aan de mogelijkheid die de provincie geeft om de eigen nieuwbouwprogrammering te maken. Op basis van een woningbehoeftenonderzoek zijn de geplande woningbouw-aantallen per gemeente tot 2005 aangegeven. De corporaties hebben dit plan al voor 1 juli 1996 goedgekeurd en de laatste gemeenten hebben dit kort daarna gedaan. Totdat de definitieve tekst is vastgesteld, zijn er de nodige moeilijkheden geweest in het opstellen ervan. Er is veel gediscussieerd over de aantallen woningen per ge-meente. Een aantal gemeenten hadden al meer gebouwd dan eigenlijk was toegestaan door de provincie. Door middel van overleg met de provincie, waardoor een hogere taakstelling werd verkregen, door middel van het in twee perioden van vijf jaar knippen van de nieuwbouwprogrammering, waardoor op korte termijn problemen werden weggepoetst en door middel van toezeggingen van HES-gemeenten aan de overige gemeenten om in geval van nood te zullen schuiven met aantallen, is uitein-delijk toch tot overeenstemming gekomen. Er heerst dan ook tevredenheid bij de gemeenten over wat onderling bereikt is. Slechts één gemeente (Wervershoof) heeft lang tegengestribbeld, maar staat daarin alleen en kan door de provincie gemaand worden zich te schikken in het plan.

Het is niet de bedoeling om het bij dit ene hoofdstuk te houden in het regionale volkshuisvestingsplan. Er zijn werkgroepen ingesteld die zich bezighouden met andere onderwerpen die spelen binnen de regio. Zo heeft de werkgroep over het subsidieloos bouwen recent een rapport uitgebracht. Het betreft hier een inventarisa-tie van mogelijkheden die kunnen worden aangewend om subsidieloos te bouwen. Het betreft hier een soort van gereedschapskist waaruit partijen kunnen putten en geen uniform regionaal voorschrift. De corporaties hadden graag meer dwingende afspraken over subsidieloos bouwen willen maken, maar in de werkgroep werd van gemeentekant geopperd dat dit bestuurlijk moeilijk lag. Toen in de RVC het rapport echter als hamerstuk werd aangenomen, wordt het globale karakter van het rapport door de corporaties wel enigszins betreurd. Het is echter maar de vraag of het rapport dan ook een hamerstuk was geweest. Het is nu meer een soort intentiever-klaring geworden om gezamenlijk te kijken hoe subsidieloos kan worden gebouwd.

Als de partijen daartoe werkelijk willen overgaan, dan zal een keuze moeten worden gemaakt over de te hanteren instrumenten. Deze keuze kan op basis van het huidige rapport nog niet worden gemaakt.

Naast subsidieloos bouwen zijn er ook nog werkgroepen actief op de onderwerpen ouderenhuisvesting en duurzaam bouwen. Bij dit laatste onderwerp gaat het over de opstelling van gemeenten ten opzichte van bouwers en ontwikkelaars om tot een gezamenlijk pakket van eisen te komen. Het Bureau Bouwwijzer assisteert hierbij. Het rijksbeleid met betrekking tot duurzaam bouwen en de stimulering daarvan door de tijdelijke stimuleringsbijdrage heeft ervoor gezorgd dat aandacht is verkregen voor dit onderwerp. De stimuleringsbijdrage wordt niet gelijkmatig verdeeld over de gemeenten maar naar binnenkomst van de projecten.

(24)

3.6 . Regionale samenwerking met betrekking tot andere taken

Binnen West-Friesland hebben de meeste corporaties nog geen regionale toelating. Langzaam maar zeker gaan de corporaties echter wel deze toelating aanvragen. Tot nu toe hebben de corporaties de afspraak dat men elkaar zal informeren als men plannen heeft om binnen het werkterrein van een collega iets te ondernemen. Tot nu toe is dat niet voorgekomen.

Juist doordat de corporaties nog niet echt actief zijn met de regionale toelating zien de gemeenten en het Samenwerkingsorgaan nog geen directe noodzaak om aan een regionale toetsing te gaan werken. Er is wel eens onder ambtenaren wat over gedis-cussieerd. Er zijn op zich meerdere' mogelijkheden. Ten eerste zou de regio de toetsing kunnen doen, maar dit zou het overhevelen van een gemeentelijke bevoegd-heid betekenen en daar zijn de gemeenten niet voor. Daarbij speelt ook mee dat de gemeenten het SOW in bestuurlijke zin niet te sterk wil maken, gezien ervaringen in het verleden met een zwaar opgetuigd samenwerkingsorgaan. In eerste instantie zien bestuurders en ambtenaren dan ook vooral een noodzaak om de toetsing goed op lokaal niveau te regelen en als corporaties binnen meerdere gemeenten werken (hetgeen al deels gebeurt binnen de regio), zouden afspraken kunnen worden ge-maakt tussen de betrokken gemeenten onderling. Dit zijn echter ideeën die spelen binnen de regio. Er is nog niets concreets mee gedaan.

Wel erkennen de gemeenten het belang van een uniforme toetsing binnen de regio, waardoor oneigenlijke concurrentie wordt voorkomen. Voor de corporaties is dit een belangrijk punt.

Verder vinden de corporaties het regionale· voorraadbeheer een belangrijk onder-werp. Tot nu toe is de regionale discussie vooral geleid door de nieuwbouwopgave in met name het HES-gebied. Juist deze bouwopgave zal zijn invloed doen gelden op de bestaande woningvoorraad. De corporaties pleiten dan ook sterk voor de opname van het regionale voorraadbeheer als hoofdstuk in het regionale volkshuisvestings-plan.

De Werkgroep Westfriese Woningcorporaties (WWW) heeft in dit kader een onder-zoek laten uitvoeren met betrekking tot het voorraadbeheer dat de basis moet gaan vormen voor afspraken met de gemeenten. Dit onderzoek is in juni 1996 afgerond en is in september 1996 naar de gemeenten en de regio gestuurd. Het geeft aan welke problemen er liggen binnen de bestaande woningvoorraad en welke inspanningen de corporaties willen ondernemen om hierop in te spelen. Hiervoor is ook ondersteu

-ning van de gemeenten nodig.

Voor dit onderzoek zijn zeer veel gegevens verzameld bij corporaties. In het begin lag de afgifte van dit soort gegevens gevoelig, maar op basis van het onderlinge vertrouwen dat de laatste jaren is gegroeid, besloten de corporaties toch, enigszins onwennig, de gegevens te leveren. Ook de gemeenten zijn benaderd om gegevens te leveren, maar dit verliep moeizamer door veelal problemen met de automatisering van de gegevens.

(25)

Het is de bedoeling deze gegevensverzameling te continueren door middel van een monitoringssysteem van de Nationale Woningraad. De gegevensverstrekking zal in de toekomst dan nog wel verbeterd moeten worden, met name aan gemeentelijke kant, maar op basis hiervan kan dan een belangrijke regionale informatiebron gaan ontstaan op het terrein van de volkshuisvesting.

De meeste gemeenten erkennen ook het belang van de bestaande woningvoorraad en de invloeden daarop door de aanstaande nieuwbouwopgave. Het regionale voorraad-beheer wordt dan ook door velen als het eerstvolgende hoofdstuk van het regionale volkshuisvestingsplan gezien. Hier ligt dan ook een belangrijk volgend onderwerp waaraan aandacht kan gaan worden besteed binnen de regio.

Hiermee is een schets gegeven van de onderwerpen die in West-Friesland op regio-naal niveau gaan of zijn worden uitgevoerd. Door alle partijen wordt daarbij nadruk-kelijk gesteld dat als er op regionaal niveau een praktisch en duidelijk zichtbare meerwaarde is te behalen, dat de regionalisering dan ook wordt opgepakt en veelal

snel gestalte kan krijgen. Van een werkelijk grote volkshuisvestingsproblematiek is namelijk in principe niet echt sprake in deze regio. Veel van deze regionale samen-werking betreft activiteiten die op deze wijze meer doelmatig verlopen of meer gelijkheid scheppen tussen partijen zonder dat de partijen daardoor bevoegdheden verliezen aan het regionale niveau.

Dit laatste blijkt ook in deze regio een belangrijk uitgangspunt. Zo zou het Samen-werkingsorgaan wel wat zien in een regionaal grondbeleid, hetgeen positief zou uitwerken voor de kostenberekening, daar de infrastructurele kosten vooral drukken in de grote gemeenten en nauwelijks in het rurale gebied. Dit is echter meer een wens dan een mogelijke realiteit, want het Samenwerkingsorgaan acht het zeer onwaarschijnlijk dat een dergelijk regionaal grondbeleid er zal komen.

(26)
(27)

4

DE ORGANISATIE VAN DE REGIONALE

SAMENWERKING

4.1 Inleiding

De regionale samenwerking, zoals deze tussen de verschillende partijen tot stand is gekomen in de regio West-Friesland, dient te worden geleid en onderhouden in meer formele structuren om zo de continuïteit en ontwikkeling van de samenwerking te waarborgen.

Deze structuren zorgen voor de spelregels die de partijen onderling afspreken en die bepalen op welke manier men met elkaar omgaat en hoe en welke onderwerpen kunnen worden ingebracht. Deze structuren zijn niet statisch. Aan de hand van gewijzigde omstandigheden en opvattingen van de deelnemende partijen kunnen de structuren veranderen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de overlegstructuren die in de regio West-Fries-land in het leven zijn geroepen, terwijl ook aandacht wordt geschonken aan de ruimtelijke structuur waarbinnen deze overlegstructuren functioneren en waarmee een bepaalde woningmarkt regionaal wordt afgeschermd.

4.2 De Regionale Volkshuisvestingscommissie (RVC)

In 1985 is er in West-Friesland een regionale volkshuisvestingscommissie opgericht. Tot de introductie van het BWS werd in deze commissie gesproken over het lenen en ruilen van contingenten, maar ook over de woonruimteverdeling. Bij het verkrij-gen van de verdeeltaak bij het regionaal budgetbeheer kreeg de RVC per 1 januari 1993 een meer formele structuur. Alle onderwerpen op het terrein van de volkshuis-vesting kunnen in principe in de commissie worden besproken, waarna veelal werk-groepen worden ingesteld die de onderwerpen verder uitwerken.

Formeel gezien is de RVC in West-Friesland een bestuurscommissie wat betreft de verdeling van de BWS-subsidiegelden. De RVC neemt wat dat betreft bindende beslissingen op basis van unanimiteit. Voor de overige onderwerpen functioneert de RVC meer als een soort overlegplatform en kunnen minder zwaarwegende besluiten worden genomen op basis van meerderheid van stemmen.

(28)

De commissie bestaat uit de portefeuillehouders van de verschillende gemeenten en wordt voorgezeten door degene die in het dagelijks bestuur de portefeuille volkshuis-vesting onder zich heeft. De RVC komt ongeveer zes à zeven keer per jaar bijeen. De laatste tijd wat vaker door de besluitvorming over het regionale volkshuis-vestingsplan.

De RVC bestaat uit een bestuurlijke en ambtelijke component. In beide zijn gemeen-ten, corporaties, Inspectie en provincie vertegenwoordigd, al komen deze laatste twee partijen door de afnemende besluitvorming veelal alleen nog naar de ambtelijke RVC. De corporaties zijn vanaf de formalisering van de RVC gevraagd om hierin zitting te nemen en hebben dat gedaan. De corporaties wilden graag twee leden in de RVC en een zetel in de bestuurlijke RVC, maar dit is één lid geworden (waarschijn-lijk mag men binnenkort wel twee leden afvaardigen) en in plaats van een zetel heeft men een toehoorderszetel in de bestuurlijke RVC. De corporaties worden binnen de RVC gezien als adviseurs, maar praten in feite op gelijke voet mee.

Er wordt binnen de RVC met werkgroepen gewerkt waarin gemeenten en corporaties medewerkers afvaardigen die onder coördinatie van het SOW de voorbereiding doen en eventuele onderlinge onenigheden proberen glad strijken. Hoewel er geen offici-ele agenda is voor de RVC, zorgen de verschillende werkgroepen ervoor dat op regionaal niveau voortdurend activiteiten worden ontwikkeld die om besluitvorming vragen. Op dit moment zijn er werkgroepen actief op de onderwerpen: duurzaam bouwen, ouderenhuisvesting, subsidieloos bouwen en de evaluatie woonruimteverde-ling. Wanneer een besluit wordt voorgelegd aan de bestuurlijke RVC, zijn op ambte-lijk niveau de meeste hindernissen opgeruimd en is veelal goed helder gemaakt aan de bestuurders waar het om gaat. De vergaderingen van de bestuurlijke RVC verlo-pen dan ook in het algemeen snel en soepel. Vrijwel altijd worden de aanbevelingen vanuit de ambtelijke RVC opgevolgd, maar bij sommige onderwerpen volgt ook bestuurlijk een stevige discussie, zoals met het regionale volkshuisvestingsplan. De bestuurders zijn tevreden met het huidige functioneren van de RVC. Het is daarin mogelijk om snel en gericht besluiten te nemen, zonder dat teveel over 'klei-ne' dingen dient te worden gediscussieerd. Verder ervaren de bestuurders de contac-ten met collega's als positief en is het een goed platform om ideeën uit te wisselen.

Door het afnemen van de subsidies op basis van het BWS, dreigt de RVC echter haar oorspronkelijke bestaansgrond kwijt te raken. Sommige bestuurders pleiten dan ook voor het opheffen van de sterk geformaliseerde RVC. In 1996 is nog niet duide-lijk hoe deze discussie zich verder zal ontwikkelen. Wel is duidelijk dat de meeste gemeenten de regionale samenwerking op het terrein van de volkshuisvesting belang-rijk vinden. Het wegvallen van de RVC zal dan ook welhaast zeker niet het einde betekenen van de regionale samenwerking. Het ligt meer in de lijn van de ver-wachtingen dat de RVC in naam zal blijven bestaan, maar formeel gezien als porte-feuillehoudersoverleg zal functioneren en niet als bestuurscommissie.

(29)

Op zich zijn de verschillende partijen tevreden over het functioneren van de RVC. Ook de corporaties, die direct zijn betrokken bij de RVC (hetgeen niet vaak voor-komt op regionaal niveau), zijn redelijk tevreden. Ook de Inspectie constateert dat men goed werkt binnen de RVC, maar wel op onderwerpen waarbij men elkaar niet teveel belemmert. Als er gemeentelijke bevoegdheden op het spel staan, wordt het een ander verhaal.

4.3 De Werkgroep Westfriese Woningcorporaties (WWW)

Al in hoofdstuk drie is vermeld dat er naast de WWW nog een PWW bestond waarin de bestuurders van de corporaties bij elkaar kwamen. Door de organisatori-sche veranderingen die de corporaties de laatste jaren hebben ondergaan, kwamen in de voorheen ambtelijke WWW al de feitelijke bestuurders bij elkaar in de vorm van de directeuren. Er is toen besloten om de PWW op te heffen.

Het WWW is in 1992 opgericht in reactie op het toenemende belang van de regiona-lisering in de wet-en regelgeving en de uitnodiging van de gemeenten om zitting te nemen in de RVC. In deze Werkgroep komen zes corporaties bij elkaar, waarvan er vijf worden vertegenwoordigd door directeuren. Verder hebben ook een adviseur van het NCIV en de NWR zitting in deze werkgroep. De WWW komt ongeveer maande-lijks bij elkaar en in principe worden alle onderwerpen op het terrein van de volks-huisvesting er besproken. De gezamenlijke standpuntbepaling in de RVC vormt een belangrijk onderwerp in de vergaderingen.

Ook in de WWW wordt gewerkt met werkgroepen als wordt besloten een bepaald onderwerp verder uit te werken. De uitwerking wordt dan veelal opgedragen aan de betrokken afdelingshoofden.

De gemeenten zijn bekend met het regionale overleg van de corporaties in de WWW, maar hebben geen oordeel over het functioneren daarvan. Dit is een gevolg van het ontbreken van een direct contact met het regionale orgaan van de corpora-ties, omdat dit contact via de afgevaardigde van de corporaties in de RVC verloopt.

4.4 Overige regionale overlegstructuren

De belangrijkste overlegstructuren die verder worden genoemd door de verschillende partijen betreffen meer overkoepelende overlegorganen.

Zo is er een overleg tussen de corporaties in Noord-Holland Noord binnen de corpo-ratiekoepels. Dit ervaren de corporaties als een nuttig overleg waarin veel informatie-uitwisseling plaatsvindt. Op deze wijze krijgen de corporaties inzicht in de wijze waarop corporaties buiten de eigen regio activiteiten uitvoeren en welke oplossingen voor bepaalde problemen worden gevonden.

(30)

Verder is er een provinciaal secretarissenoverleg van de regionale

samenwerkings-verbanden. De secretaris van het SOW heeft hierin zitting voor West-I7riesland. Dit

interregionale overleg heeft een belangrijke functie gehad binnen de budgetverdeling

in het kader van het BWS. West-Friesland heeft door resoluut in te spelen op de

mogelijkheden die het lenen en ·ruilen van contingenten bood, contingenten van

andere regio's binnen de provincie kunnen overnemen en zo de mogelijkheden voor

de eigen gemeenten binnen de regio vergroot.

4.5 De regionale woningmarkt

In de vorige paragrafen werd duidelijk dat er een aantal regionale overlegorganen

functioneren binnen West-Friesland. De regionale samenwerking wordt in de huidige

bestuurlijke constellatie voor de volkshuisvesting veelal gekoppeld aan de Wgr-regio's. Dit geldt ook voor West-Friesland. In hoeverre vormt West-Friesland voor de verschillende partijen echter ook een regionale woningmarkt?

De gemeenten zien West-Friesland als logische regio oin samen te werken op basis van historie, traditie en onderlinge relaties, maar de regio is groter dan de feitelijke regionale woningmarkt. Er wordt vaak een scheiding gemaakt tussen de woning

markt in het westen en in het oosten van West-Friesland. Ook zien enkele gemeenten

een scheiding tussen de woningmarkt langs de spoorlijn en die daarbuiten. Deze

scheiding kan in de toekomst aan belang toenemen met de ontwikkeling van het

HES-gebied dat de spoorlijn als ruggengraat gebruikt.

Ook één van de bestuurders ziet deze scheiding zich steeds meer ontwikkelen en vindt dat een potentieel gevaar voor de samenhang binnen de regio. In het algemeen wordt de regio echter wel als woningmarkt beschouwd, maar dit moet niet al te

absoluut worden gezien, . want overlappingen spelen altijd mee, met name aan de

randen van de regio.

Ook de corporaties vinden dat West-Friesland uit meerdere deelmarkten bestaat

rondom de grotere gemeenten. Het is echter geen probleem dat regionaal wordt

samengewerkt binnen het ruimere verband van West-Friesland. Wel wordt

geconsta-teerd dat de inwoners zelf nog niet erg regionaal kijken. Het liefst zoeken zij toch

een woning in de eigen gemeente, maar het lijkt een proces van tijd en gewenning

dat woningzoekenden steeds meer regionaal gaan kijken.

Het Samenwerkingsorgaan vraagt zich af in hoeverre de woningmarkt werkelijk

regionaal functioneert. Het SOW heeft daar zo zijn twijfels over. Voor de regionale

samenwerking is dit echter een niet al te groot probleem, omdat deze minder is gebaseerd op een regionale sturingsproblematiek en meer op een

draagvlakproblema-tiek tussen de verschillende gemeenten.

De Inspectie en de provincie hebben geen afwijkende mening over het functioneren

(31)

Friesland duidelijk een aparte regionale woningmarkt, maar binnen West-Friesland zelf zijn een aantal deelmarkten te onderscheiden.

Concluderend kan worden gesteld dat alhoewel de regionale woningmarkt niet aansluit bij de regio West-Friesland, dit door de verschillende partijen niet als belemmering wordt gezien. West-Friesland bestaat uit minstens twee woningmark-ten, waarbij de oostkant van de regio binnen de invloedssfeer van met name Heerhu-gowaard en Alkmaar valt.

Daar een regionale sturingsproblematiek ontbreekt, die sterk is gekoppeld aan het functioneren van de regionale woningmarkt, kan iedereen zich vinden in de regionale samenwerking binnen de huidige regio. De draagvlakproblematiek kan binnen deze regio namelijk goed worden aangepakt in de op eeuwenoude tradities gebaseerde, bestaande samenwerkingsstructuren.

(32)
(33)

5

DE BETROKKEN PARTIJEN

5.1 Inleiding

Na de bespreking van het ontstaan van de regionale samenwerking op het terrein van de volkshuisvesting en de organisatie daarvan, wordt in dit hoofdstuk verder inge-gaan op de verschillende partijen die meedoen aan de regionale samenwerking. Wat willen zij bereiken met de regionale samenwerking? Wat brengen zij in bij de regio-nale samenwerking? Wat vindt men van de inbreng van andere partijen en welke partijen ziet men als belangrijk voor de samenwerking? Deze vragen zullen worden behandeld aan de hand van de standpunten van de verschillende betrokken partijen.

5.2 Doeleinden bij de regionale samenwerking

Voor de kleine gemeenten speelt met name het doelmatigheidsargument om te parti-ciperen in de regionale samenwerking een rol. Gezamenlijk kunnen activiteiten efficiënter worden uitgevoerd en kan worden beschikt over meer kennis.

De meer stedelijke gemeenten zien vooral een belang in het verkrijgen van onder-linge afstemming. Er zijn bepaalde lasten en lusten op het terrein van de volkshuis-vesting binnen de regio te verdelen en die zouden zo eerlijk mogelijk verdeeld moeten worden over de gemeenten. Een enkele gemeente stelt ook dat de decentrali-satie van de volkshuisvesting de laatste jaren versneld is doorgezet, maar dat de middelen en de deskundigheid niet gelijktijdig zijn meegegaan naar de gemeenten, zodat regionalisering één van de antwoorden daarop vormt. Een andere gemeente ziet als één van de doelen van de regionalisering ook het kunnen vormen van een machtsblok ten opzichte van de provincie.

De bestuurders van de gemeenten scharen zich achter de voorgaande meningen van de ambtenaren. Een enkele bestuurder noemt ook nog wel de contingentverdeling op regionaal niveau als belangrijke doelstelling. De doelmatigheid die kan worden bereikt door samen te werken wordt in de regio echter als het belangrijkst gezien.

(34)

Voor de corporaties is het belangrijkste doel van de regionale samenwerking het aansluiten bij de ontwikkelingen in de woningmarkt. Deze ontwikkelingen overstij-gen het lokale niveau. De corporaties ervaren een problematiek in de

woningvoor-raad die alleen kan worden opgelost door gezamenlijke afstemming. Dit houdt in dat

rekening moet worden gehouden met de vraag- en aanbodverhoudingen binnen de regio en de nieuwbouw die wordt gepleegd. Verder zien enkele corporaties ook in de doelmatigheid van het samenwerken voordelen en kan tevens gezamenlijk krachtiger onderhandeld worden ten opzichte van de gemeenten.

Voor het Samenwerkingsorgaan is de doelstelling om alle partijen op regionaal

niveau goed met elkaar te laten overleggen, zodat men de doelstellingen kan halen

die gesteld zijn in de RVC en verder zijn uitgewerkt in het regionale volkshuis-vestingsplan. Zelf probeert het Samenwerkingsorgaan daar een coördinerende en niet zozeer een sturende rol in te nemen. Het zou wrevel opwekken als het Samenwer-kingsorgaan te sterk op regionaal niveau gaat bepalen wat er zou moeten gebeuren.

Het

saw

probeert echter via de discussie zinvolle toevoegingen te maken aan het

volkshuisvestingsplan op onderwerpen die ook spelen in de regio. Voor alles geldt dat daarvoor draagvlak dient te worden gevonden bij de partijen in de regio.

De Inspectie heeft vanuit de wetgeving en de beleidsmatige kant een taak om volks-huisvestingsactiviteiten voor een groot deel neer te leggen op het regionale niveau. De provincie heeft dat misschien minder direct als een taak, maar voelt dat wel op dezelfde manier. Gemeenten vullen elkaar goed aan wat betreft de woningsamenstel-ling en het is verdewoningsamenstel-lingstechnisch gezien ook efficiënter om op regionaal niveau te werken.

5.3 Beoordeling van de inbreng van andere partijen

De ambtenaren van de gemeenten zijn in het algemeen tevreden over de inzet van de

andere gemeenten. Iedereen bezoekt de regionale bijeenkomsten en stelt zich daarin redelijk actief op. Toch kan de concrete inbreng per onderwerp verschillen. De ene gemeente is enthousiaster over een onderwerp dan een andere gemeenten. Dit kan tot uitdrukking komen in de werkgroepen die zich op een bepaald onderwerp richten. Hierin hebben steeds een wisselend aantal partijen zitting. Deze roulatie zorgt ervoor dat iedereen een keer aan bod komt en zich ook betrokken blijft voelen bij de regio-nale samenwerking.

Toch ervaren een aantal ambtenaren wel een scheiding tussen de inbreng van

ge-meenten. Er zijn gemeenten die in eerste instantie een wat passieve houding hebben

en ervan uitgaan dat de' regio wel met een voorstel zal komen.. Deze gemeenten

beseffen nog niet dat alle partijen gezamenlijk inhoud geven aan de activiteiten op regionaal niveau. Het verantwoordelijkheidsgevoel voor het regionale beleid zou zich dan ook nog wel wat meer mogen ontwikkelen.

(35)

Op zich is er geen ongezonde spanning tussen de centrumgemeente Hoorn en de overige gemeenten. De inbreng en inzet van Hoorn wordt door vrijwel alle gemeen-ten gezien als coöperatief en waardevol. Als grootste gemeente zit Hoorn in de meeste werkgroepen. Hoorn zelf wil zich positief inzetten voor de regionale samen-werking, maar erkent ook dat bewust en onbewust toch rekening wordt gehouden met het eigen belang.

In het algemeen hebben de ambtenaren de indruk dat de bestuurders onderling wat meer verdeeld zijn over de regionale samenwerking dan de ambtenaren. Bestuurders kijken veelal ook naar de werking van het SOW in het algemeen en hebben daar een negatief beeld van. Op zich is de samenwerking op het terrein van de volkshuis-vesting echter goed te noemen, de inzet is voldoende. Minder actieve toehoorders komen overal wel voor.

De bestuurders spreken van een goede regionale samenwerking. Wel is er een enkele kleine gemeente die zich duidelijk uit tegen de regionalisering, maar op volkshuis-vestingsterrein heeft dit nog niet tot problemen geleid. Er is ook een verschil tussen de gemeenten die met een duidelijke visie de samenwerking instappen en degenen waar een visie ontbreekt. De eerste ervaart de samenwerking veelal positiever en kan er ook meer uithalen voor de eigen gemeente.

Bij de beoordeling van het SOW door de gemeenten moet een onderscheid worden gemaakt tussen het SOW in het algemeen en de functie van het SOW op het terrein van de volkshuisvesting door middel van het sociaal-wetenschappelijk bureau. Over het SOW in het algemeen bestaat niet een al te positief beeld. Het wordt gezien als een vrij log politiek lichaam met een trage besluitvormingscydus. Een enkele gemeente keert zich zelfs fel tegen het SOW en de mogelijkheid bestaat dat het SOW in zijn huidige vorm aan zijn laatste jaren bezig is.

Over het functioneren van de regionale samenwerking op het terrein van de volks-huisvesting binnen het SOW zijn de gemeenten wel erg tevreden. Met name de betrokken persoon, de directeur van het sociaal-wetenschappelijk bureau, wordt als zeer kundig ervaren en als een sterke stimulator van de samenwerking waarbij hij iedereen goed bij elkaar weet te houden. Verder informeert dit bureau de gemeenten goed en onderhandelt het voor de gemeenten met de hogere overheden.

De gemeenten zijn tevreden met de bestaande situatie waarbij ook de corporaties bij het overleg worden betrokken. Hun inbreng wordt in het algemeen echter nog als matig gezien, zeker waar het betreft het uitzetten van algemene beleidslijnen. Het meest effectief is de inbreng van de corporaties bij het werken in de werkgroepen op specifieke onderwerpen, waarbij de kennis en ervaring van de corporaties ten volle kunnen worden benut.

Een aantal bestuurders hebben het idee dat de verhoudingen tussen de corporaties nog niet helemaal zijn uitgekristalliseerd. Zij lijken nog te verkeren in een aftastende fase en al lijkt het erop dat zij kiezen voor samenwerking, het is toch nog afwachten in hoeverre deze ook inhoudelijk wordt doorgezet. Eén van de bestuurders ziet in de regionalisering van de corporaties niet echt een afstemmingsgedachte ten behoeve

Cytaty

Powiązane dokumenty

Method used: the linear regression analysis (the least squares method) of mean central values of the statistically grouped data. set: ( w/t ;

kończenia”, „Bibliografii” oraz skorowi- dzów i streszczeń – trzy rozdziały, poświęcone kolejno: tomizmowi tradycyj- nemu, który stanowił punkt wyjścia lo-

11 Na ostatniej stronie ostatniego num eru „Mariawickiej Myśli Narodowej” - czasopisma, które poprzedzało „Królestwo Boże na ziemi” napotykamy taką notatkę:

As presented in Table 5 and 6, the data concerning outlays on fixed assets spent to protect the environment are consistent with the Polish Statistical Classification of Activities

Celem tej pracy jest próba odpowiedzi na pytanie czy studenci AWF różnią się poziomem empatii i obciążenia stresem od studentów z innych uczelni.. Przedmiotem

Ważne jest to z tego powodu, że problem religii, jako swoistej relacji między- człowiekiem a Bogiem, jest - jak powszechnie wiadomo - w naszych czasach ciągle

Nie chodzi tu jednak o potwierdzenie wszystkich możliwych wniosków z teorii wynikających (teoria, jako twór o wysokim stopniu ogólności, pozwala wygenerować nieskończoną

The notion of object and meaning o f sign does not relate to identified structures either physical or of consciousness but is related to the place and function played by